Een verzoek om ‘kopje onder’ te gaan. Ik zat op de rand van mijn bed en keek naar het dier dat me had gewekt. Een hond was tegen mijn bed aan gesprongen en likte me speels wakker. Ik knipperde een paar keer en wreef door mijn ogen. Was ik nog aan het slapen? Dit beestje kon toch niet zomaar ons huis binnen zijn geslopen? De hond had een gouden halsband met een klein tekentje in het midden. De ankh, symbool voor het leven. De hond kwispelde en kefte. Ik aaide hem, terwijl ik hoopte dat mijn ouders hem niet hadden gehoord. Ik knipte met mijn vingers en de lamp sprong aan. Dat was een handig trucje. Voor mij was zo’n spreuk simpel om onder de knie te krijgen. Ik was namelijk een Licht-bezweerster, wat betekende dat ik wel vaker met Licht-magie moest werken. Nu mijn kamer werd verlicht door een lamp kon ik de hond die voor mijn bed zat beter bekijken. Hij had een zwarte vacht en om zijn ogen zaten wat blonde haartjes. Zijn snuit was spits en zijn ogen waren bruin en vriendelijk. Hij leek een beetje op zo’n beeld van de god Anubis als een jakhals. Om zijn nek hing niet alleen een gouden halsband maar ook een touw. Aan dit touw hing een papyrusrol. “Wat heb je daar, jochie?”, vroeg ik. De hond hield zijn kop schuin alsof hij me begreep. Hij ging zitten en ik haalde de rol met het touw van zijn hals. Ik ontrolde het papyrus zoals ik dat de laatste maanden zo vaak had gedaan. Het was nu bijna een jaar geleden dat ik
voor het eerst de Per-Djehuti, of ‘het Huis van Thot’, had betreden. Samen met mijn twee vrienden, Naomi en Hassan, volgde ik een opleiding tot priesteres, of HemetNetjer. In mijn geval een priesteres van Ma’at, de godin van de orde, rechtspraak en balans in de wereld. En de draagster van de Veer van de Waarheid. Zo’n veer had ik vorig jaar ook gezocht. Het was een Geschenk, een voorwerp dat de krachten van een leerling (dus priester in opleiding) moest stimuleren. Mijn hand ging automatisch naar het veertje om mijn hals. De veer van de Bennu vogel. Ik las de hiërogliefen die op het papyrus stonden. Dat was een van mijn specialiteiten. Ik was er in het begin van het jaar achter gekomen dat ik gewoon iets had met talen. Volgens mij noemen ze dat een ‘talenknobbel’. We begonnen dit jaar namelijk met onze lessen Oudgrieks en Latijn. Tot nu toe vond ik het nog gemakkelijk. Mijn vingers vlogen over de tekens die woorden en zinnen spelden. ‘Beste Sarah Phoenix’, stond er in de eerste regel. Wat ik verder las, baarde me zorgen. Ik besloot dat ik de rol aan mijn geschiedenislerares, mevrouw Roberts, zou laten zien. Zij was ook mijn Seba. Een Seba is iemand die priesters en priesteressen in opleiding begeleidt. De papyrusrol was een brief van Anubis met een verzoek van hem en Thot. Ik had slechte herinneringen aan de jakhalzengod Anubis. Vorig jaar had hij verscheidene malen geprobeerd mij te vermoorden. Maar op het laatst leek hij toch zijn excuses aan te willen bieden. (En nu stond het op papyrus ge-
schreven dat hij spijt had van zijn daden.) Ook stond er dat hij als bewijs van zijn spijt zijn boodschapper, de hond die nu aan mijn voeten likte, aan mij en aan de verborgen bibliotheek van Winchester cadeau gaf. De verborgen bibliotheek van Winchester was een bibliotheek in mijn school. De Venta Belgarum school om precies te zijn. Om er te komen moest je eerst door het kantoor van mevrouw Roberts. En dan moest je een spreuk gebruiken die de opening naar de Per-Djehuti (dit is de naam van de bibliotheek) zou laten verschijnen. Ik wist dat er een andere reden was waarom Anubis een van zijn volgelingen aan de bibliotheek schonk. We hadden namelijk een nieuwe beschermer nodig. Onze vorige beschermster was de dochter van de kattengodin, Bastet. Ze heette Miewet en ze was verbannen uit de Duat, de Egyptische onderwereld, omdat ze het orakel van Thot had beschadigd. Nadat Miewet ervoor had gezorgd dat Naomi, Hassan en ik een veilige reis door Egypte konden maken, mocht ze terug naar huis. En ik moest toegeven dat ik haar miste. Die lieve, vreemde Miewet die in het lichaam van een kat gevangen had gezeten. Ik keek naar de hond die momenteel zijn eigen staart achterna zat. Volgens mij kon hij niet praten en was hij al helemaal geen god of zo. Wat maakte het ook uit. Ik besloot hem een naam te geven. “Ik noem jou… Chefren”, zei ik. De naam van de zoon van farao Khufu. Zijn troonopvolger en de eigenaar van
een van de piramides van Giza. Ooit kwam ik farao Chefren in hoogsteigen persoon tegen. Toen zijn ba naar de aarde kwam, samen met die van zijn vader en zoon. Ze verschenen alle drie in de vorm van een sfinx om ons te testen. We kregen ieder een raadsel voorgelegd dat we op moesten lossen, zodat we een verborgen bibliotheek mochten betreden. Ik kreeg een wiskundig raadsel voorgelegd. En ik ben eerlijk gezegd niet zo goed in wiskunde. Nu moest ik nog een manier verzinnen waarop ik mijn nieuwe vriend Chefren hier de Per-Djehuti in kon smokkelen. Allereerst moest ik hem ongezien de school in zien te krijgen.
Chefren
Ik weet niet hoe of waarom. Maar Chefren scheen de weg naar de bibliotheek zelf wel te kennen. Toen we eenmaal buiten waren rende hij als een bezetene de straat op en verdween uit het zicht. Terwijl ik het schoolplein op liep zag ik nog net hoe hij de achteringang van de school gebruikte om binnen te komen. Na mijn laatste les ging ik naar het kantoor van mevrouw Roberts om de bibliotheek te betreden. Ik legde mijn hand op een van de ornamenten van de openhaard van het kantoor. Het had de vorm van het hoofd van een ibis, een van de totemdieren van Thot. “Per-Medja sen”, fluisterde ik, waarop de opening naar ‘het Huis van Thot’ verscheen. In de bibliotheek was het zo stil dat ik een speld had kunnen horen vallen. Mevrouw Roberts, Naomi en Hassan waren alle drie druk bezig. Mijn Seba was een rol papyrus aan het lezen en zette even haar bril recht. Hassan en Naomi waren iets aan het vertalen. Waarschijnlijk een of ander verhaal in het Latijn over Cleopatra en een van haar vele liefdes. Al eens geprobeerd een roman te lezen in het Latijn? Nou, het is niet echt een aanrader. Ik liep naar de tafel waar mijn vrienden aan zaten en schoof zelf een stoel naar achteren om te kunnen zitten. Achter me hoorde ik het geluid van vier poten die over de vloer van de bibliotheek renden. Chefren was me achterna gekomen. Ik tilde de kwispelende hond op en zette hem op mijn schoot. Mevrouw Roberts gaf me een vragende blik maar
zei verder niks. “Anubis heeft ons een rol gestuurd”, zei ik, terwijl ik Chefren rustig probeerde te krijgen. Hij kon niet bepaald stil blijven zitten. “Oké, laat eens zien”, zei mevrouw Roberts. Ik stond op en haalde de papyrusrol van Anubis uit mijn tas. Daarna gaf ik hem aan mijn Seba, deze ontrolde hem en begon te lezen. Na een tijdje zei ze: “Aha, ik zie het al. Dus mijn Netjer is weer eens teruggekeerd naar zijn geboorteplaats?” Ik had echt geen idee waar ze het over had. “Wat staat er in?”, vroeg Naomi die intussen nieuwsgierig was geworden naar de inhoud van de rol. “Anubis verzoekt jullie naar Atlantis te gaan”, zei mevrouw Roberts alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. “Thot bezoekt daar de bibliotheek. Anubis dacht dat jullie hem misschien wel zouden willen helpen met het een en ander.” Ik slikte. “De verloren stad Atlantis? Bij de goden, bestaat die plaats echt?!”, vroeg ik. Mevrouw Roberts beet op haar lip. “Heb ik jullie daar nog niks over verteld dan?”, vroeg ze. “Nee”, zeiden Hassan, Naomi en ik in koor. (Dat gebeurde de laatste tijd steeds vaker.) Onze Seba liep weg, waarschijnlijk op zoek naar een boek of rol over Atlantis. Ze kwam met een hele stapel boeken en rollen terug. “De Grieken, de Egyptenaren en de Maya’s… Ze hebben alle drie weleens iets gezegd over een verloren beschaving. Een eiland of continent dat zomaar van de aardbodem verdween”, zei mevrouw Roberts. “Zoiets heeft ook
echt bestaan. Er leefde een beschaving die zich verspreidde over de gehele aardbodem.” Ze opende een groot boek met een kaart. Het boek leek nog niet zo oud, als je naar de kleuren keek.
De kaart
“Dit is een kaart van het continent Mu waarvan de hoofdstad Atlantis is. De plaats lag ooit midden in de Atlantische oceaan, vandaar ook de naam”, legde mevrouw Roberts uit. “Het was verbonden met de rest van de wereld door middel van kristallen bruggen die door de oceanen
liepen. De Atlantiërs maakten op die manier deel uit van veel belangrijke beschavingen.” “Hoe maakten ze deel uit van die beschavingen dan?”, vroeg Hassan. “Laat ik mijn Netjer, Thot of Djehuti, als voorbeeld nemen. Zoals jullie misschien wel weten is zijn vader de zonnegod Ra. Ra heeft nooit echt een vrouw of koningin gehad. Hij werd ooit verliefd op een Atlantiër en daaruit werd Thot geboren. De mensen uit Atlantis hadden veel meer kennis dan de meeste mensen uit die tijd. Het is door hun toedoen dat de Maya’s en de Egyptenaren soortgelijke bouwwerken bouwden. Ze gebruikten de technieken van de Atlantiërs die hun kennis verspreidden over de hele wereld”, zei mevrouw Roberts. “Helaas hield deze grootse beschaving niet voor eeuwig stand…” “Wat is er dan met hen gebeurd?”, vroeg Naomi. “Is het hele boeltje echt gezonken zoals men beweert?” Onze Seba zuchtte. “De stad, en trouwens het hele continent, werd vervloekt. De Atlantiërs aanbeden alleen de Griekse goden. De zeegod Poseidon was de beschermer van hun stad. Maar de Egyptische goden en trouwens alle andere goden van de oude beschavingen van die tijd waren het daar niet mee eens. Ze waren jaloers omdat de belangrijke stad met haar kennis en wijsheid zich niet door hen liet beïnvloeden. De Atlantiërs hadden zich in hun beschavingen vermengd, en wat kregen ze daarvoor terug? Ze kregen hun kennis en wijsheid, dat wel. Maar ze weigerden de goden
en godinnen van de andere beschavingen de vereren”, legde mevrouw Roberts uit. “En dat had zware gevolgen… De Egyptenaren met hun eindeloze kennis van magie die nog beter was dan die van de Atlantiërs, vervloekten de stad. Alle andere beschavingen, behalve de Grieken en de Romeinen, deden daar aan mee. Het continent werd geteisterd door natuurrampen. Uiteindelijk verdween het in de oceaan.” Ik knikte en vroeg: “Dus Atlantis is uiteindelijk toch gezonken?” “Nee, niet helemaal”, zei mevrouw Roberts tot mijn verbazing. “De Griekse en zelfs de Romeinse goden hebben het voor de wereld verborgen. Eeuwenlang hebben de beschavingen ernaar gezocht. Uiteindelijk gaven de Griekse goden toe dat ze zich de stad niet hadden moeten toe eigenen. Daarom is Atlantis nu een multiculturele onderwaterstad waar meerdere godheden worden aanbeden.” Dat was een lang verhaal. We kenden nu zo’n beetje de gehele geschiedenis van Atlantis. Nu moesten we er nog zien te komen. “En waar vinden we de verborgen stad dan?”, vroeg Naomi. Mevrouw Roberts schudde haar hoofd en antwoordde: “Ik houd jullie liever nog een tijdje hier. Dan kan ik Djehuti nog eens het een en ander vragen over dit verzoek.” Dat vond ik niet zo erg. Ik had geen zin om direct weer naar Egypte te gaan. Of Griekenland of waar die zogenaamde ‘bruggen van Atlantis’ heen leidden.
Chefren blafte naar Hassan en vroeg zo om aandacht. Hierop aaide Hassan hem over zijn hoofd. “Wat moeten we met dit ventje hier?”, vroeg hij. “Hij is een geschenk van Anubis. De nieuwe beschermer van de bibliotheek, om precies te zijn”, legde ik uit. Hassan knikte ten teken dat hij me had begrepen. “Het lijkt me een goed idee als jullie een beetje research gaan doen naar Atlantis en Mu”, stelde mevrouw Roberts voor. “De beschrijvingen van Plato zouden bijvoorbeeld van pas kunnen komen…” Onze Seba stond op, waarschijnlijk om de beschrijving waar ze het over had te halen. Ze gaf ieder van ons een stapel rollen om mee naar huis te nemen. Na heel wat aandringen legde mevrouw Roberts eindelijk uit waar de stad verborgen was. “Zoals ik al zei, de stad ligt onderwater. Maar de exacte locatie verandert bijna dagelijks. En daarmee ook de locaties van de bruggen die naar de stad leiden”, zei ze. “Maar hoe komen we er dan achter waar de stad zich momenteel bevindt?”, vroeg Naomi bezorgd. “Er zijn een aantal betoverde kaarten die de locatie van de stad bijhouden. Jullie moeten eerst een van die kaarten zien te vinden”, antwoordde mevrouw Roberts. Ik zuchtte. “Laat me raden”, zei ik. “De bibliotheek van Winchester heeft niet zo’n kaart?” Mevrouw Roberts knikte en schoof haar bril even goed. Waarom moesten we altijd eerst naar een kaart zoeken? Vorig jaar moesten Naomi, Hassan en ik een sterrenkaart zien te vinden. Met behulp van die sterrenkaart en nog een kaart van Egypte zochten we naar de piramide van
Ma’at. De kaart vinden was niet erg moeilijk. Maar de bibliotheek betreden waarin deze zich bevond… Dat was nog niet zo gemakkelijk. Ik ontrolde een papyrusrol met een beschrijving van Atlantis in het Oudgrieks. Ik had er meteen al spijt van dat ik die rol had gepakt. Mijn Oudgrieks was niet zo goed als mijn Oudegyptisch. Maar ik besloot het toch te lezen