James de Rijk (1806-1882) Schilder van de Romantiek Piet Timmer
H
et is interessant om na te gaan waardoor een betrekkelijk klein dorp als Hilversum – dat omstreeks het jaar 1800 nog amper 3500 inwoners telde – een zo grote groep van kunstschilders kende. Vrijwel ononderbroken bleef deze groep gedurende de eerste zestig jaren van de vorige eeuw bestaan: een periode die gelijk loopt aan het kunsttijdvak van de Romantiek. Er is, in tegenstelling tot de “Haagse School” en tot wat men noemt de “Larense schildersbent” van de Impressionisten (ontstaan na 1860), in Hilversum nooit sprake geweest van zo’n hechte geestverwantschap onder de “Romantiekers” dat in de kunstwereld kon worden gesproken van een Hilversumse School. Een oorzaak daarvan kan zijn dat de Romantische schilderkunst, zeker in ons land, in het algemeen minder be-
vlogenheid kende. De impressionisten daarentegen trokken veel meer dan de academische ‘Romantiekers’ met elkaar op en vormden een hechte samenleving. Geen Hilversumse School dus, maar wel voldoende reden om zich in de belevenissen en de prestaties van dat artistieke gezelschap te verdiepen. Een aanzet tot beschrijving van Hilversumse kunstschilders van de Romantische stijl heb ik eerder gegeven in een beknopt artikel ‘Kunstschilders in Hilversum’. Het doel van dit artikel is om nu wat uitvoeriger op dit onderwerp in te gaan. Het geeft mij tegelijkertijd de gelegenheid om in deze beschrijving een tijdsbeeld van het dorp Hilversum tussen de jaren 1800 en 1860 te schetsen. Ik wil daarbij een kunstschilder centraal stellen die van de wieg (1806) tot het graf (1882) en van zijn eerste schil-
Het ouderlijk huis van James de Rijk, “Lang Gewenscht”. (coll. Streekarchief Gooi en Vechtstreek)
Eigen Perk 1996/2-3
hht-ep 2006/4
255
James de Rijk, ‘Boerendeel met koestal’ (fragment), ongedateerd. (coll. Gemeente Amsterdam)
derij tot aan het werk van zijn oude dag in ‘zijn’ dorp Hilversum heeft gewoond en gewerkt en uit een aloud Hilversums erfgooiersgeslacht stamde. JAMES DE RIJK – kunstschilder, tekenaar, lithograaf en leermeester in de schilderskunst. Een dorp voor Romantici Voorzeker waart gij meermalen in de gelegenheid, op onze vaderlandsche tentoonstellingen van kunstwerken, de vele uitstekende voortbrengselen te zien uit de beroemde schildersschool, welke hier (Hilversum) gevestigd is. Nog bloeijen hier de Heeren van Ravenswaaij, de Rijk, Bodeman, Esman, Rentink, Bijlard, Zembsch, de jonge van Ravenswaaij en Danekes: thans houdt ook een zoon van den Heer Kruseman zijn verblijf alhier; en vroeger waren mede hier woonachtig de Heeren P.G. van Os, Koekkoek, Dawaille en B. Haanen. Deze fraaie en uitbundige tekst vloeide uit de pen van Jan Bastiaan Christemeijer uit Utrecht. Hij schreef in 1835 brieven die tot doel hadden om als reisgids te dienen voor de uitstapjes van zijn vrienden. Een jaar later werden deze brieven gebundeld in een boekje met de titel Landelijk schoon in ’t Sticht van Utrecht en omgeving. In de promotie van de schilderkunst van zijn tijdgenoten lijkt Christemeijer niet te stuiten. Het doet af en toe denken aan de campagnes waarmee moderne reisbureaus steden en streken trachten te verkopen. Zo noemt hij in één adem maar liefst veertien schilders op die in de jaren dertig van de vorige eeuw in het dorp
256
hht-ep 2006/4
Hilversum de teken- en schilderkunst beoefenden. Als wij Christemeijer in zijn lofrede nog een keer willen volgen dan lezen wij meteen waarom – althans naar zijn opvatting – zoveel kunstschilders Hilversum en omgeving hebben uitverkoren. Het behoeft u wel niet te bevreemden dat hier zoo vele beoefenaars en liefhebbers der schilderkunst woonachtig zijn; gij toch kent nu de landstreek hier, die veel aantrekkelijks voor den beminnaar van natuurschoon heeft; daarbij is men hier in de nabuurschap van het bekoorlijke ’s Gravenland, van Loosdrecht, en op slechts geringen afstand van Baarn, de Eemnessen, Soestdijk en de Vuursche; alle welke plaatsen uitnemend veel schoons voor het penseel van den landschapschilder aanbieden; en daar Hilversum, ook in opzigt tot meerdere welvaart en geestbeschaving, als de kroon der Gooilandsche dorpen mag worden aangemerkt, is het niet zonder reden, dat dit dorp het lievelingsverblijf van vele beoefenaars der schilderkunst is. Een paradijs op aarde dus, en zeker voor kunstschilders. Van der Aa, schrijver van het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, doet voor Christemeijer nauwelijks onder; in de uitgave van 1840 heeft hij over het vlek Hilversum, zeer aangenaam gelegen in een schoon dal, door eenen halven kring van heuvelen omgeven, en in de nabijheid van fraaije boschrijke dreven waardoor het eenen lusthof gelijkt en verder Sedert verscheidene jaren hebben er zich vele Kunstschilders gevestigd. Ongerept natuurschoon in rijke afwisseling, vergezichten vanaf “Trompenbergjen”, een boomrijke heu-
1981-2005
vel de Boomberg, paarse heidevelden en gele boekweitakkers, schapen op drift en melkezels op melkpad naar de weidemeenten, een lommerrijke Kerkbrink, een dal met kleine “behuizinghen” aan de vaart. Belangrijk was, dat het dorp niet alleen dit natuurschoon vertoonde, maar dat ook de welvaart toenam en daarmee de vraag naar uitingen van cultuur. Fabrikanten in goede doen kochten schilderijen en notabelen lieten zich portretteren zoals de stadse regent dat in de 17e eeuw deed. Zwaar goudgerand ingelijst hingen ze daar in pronkkamers en bij kunsthandelaren; het winterlandschap naast het zomerlandschap, de klaterende bosbeek naast de loeiende koe, het morgengloren naast het avondrood. Als in een museum, zo hingen ze daar te kijk; als een symbool van welstand en status tegelijk! In onze wereld van snelheid en dynamiek weten wij met deze droomwereld vol hunkering en nostalgie niet zo goed raad meer. Of toch nog wel? Het oeuvre van deze schilders beleeft juist nu een weer groeiende belangstelling. De Romantici trekken steeds meer bewonderende kijkers op tentoonstellingen en grage kopers op kunstveilingen. Christemeijer, Van der Aa en anderen kunnen over de schoonheid rond Hilversum lyrische verhalen schrijven, de schilders moesten maar zien dat ze met al dat schoons brood op de plank kregen. Het schildersvak was van oudsher een onzekere weg naar rijkdom. In de vorige eeuw vond men het een deftig beroep, dat niet voor iedereen was weggelegd. Leerlingen van bemiddelde en dan ook nog kunstlievende ouders hadden een voorsprong, zoals overigens bij alle studies van toen. Dilettanten en minder gefortuneerden deden er beter aan iets anders als hoofdberoep te kiezen. Voor de hand lag een loopbaan als decoratie-, rijtuig- of huisschilder. Een combinatie met het beroep van postmeester kwam ook nog wel eens voor. Welke weg naar het kunstenaarsschap heeft James de Rijk moeten volgen? Zijn afkomst en jeugdjaren (1806-1828) James de Rijk werd geboren in Hilversum op 17 mei 1806. In het doopboek van de “Roomsch-Catholyke Statie” (parochie) van Sint Vitus Hilversum staat zijn naam: Jacob de Rijk, zoon van Jacob Willems de Rijk en Elisabeth Buchle; even verder staat nog in het register geschreven James; een Engelse voornaam waar-
25 jaar Eigen Perk
Het huis “Lang Gewenscht” in wijk A, nummer 50. Horizontaal gearceerd de aankoop door James de Rijk in 1836, verticaal gearceerd de aankoop in 1875.
mee Jacob door het leven gaat. De doopgetuige van James is een tante van hem, een halfzus van vader Jacob Willems de Rijk, Gebje Perk. En de pastoor die James doopte was Bernardus van der Linden, die vanaf 1803 in de parochie werkzaam was, de derde pastoor die na de reformatie in Hilversum dit ambt weer officieel mocht bekleden. Zijn parochie telde 1800 rooms-katholieken, een aantal dat ongeveer de helft van de dorpsbevolking uitmaakte. Het eenvoudige kerkhuis waarin James de Rijk gedoopt werd dateerde van juli 1786. Van regeringswege mochten de rooms-katholieken hun godsdienst weer uitoefenen in een eigen kerkgebouw mits het gebouw van buiten niet op een kerk leek. Daarom werd het een kerkhuis genoemd. Daarvóór werd eerst nog gekerkt in een schuurkerk die boer Kool in zijn boerderij op de Groest hoek Sint Annastraat beschikbaar stelde. Het gebouw stond aan het begin van het Veeneind, bijna op dezelfde plaats waar nu de statige neogotische Sint Vituskerk van de bouwmeester Cuypers al meer dan een eeuw de Emmastraat siert.
hht-ep 2006/4
257
Portret van James de Rijk uit 1841 door C. Hamburger. (coll. Rijksprentenkabinet)
James was niet de eerste zoon uit het huwelijk van Jacob Willems de Rijk en Elisabeth Buchle. Eerder, op 12 mei 1803, was een zoon James geboren die al voor zijn tweede levensjaar overleed. Het is bekend dat de tantes Gerritje en Gebje Perk, en ook grootmoeder Marritje van Kampen, aan de opvoeding van James veel hebben bijgedragen. Zijn moeder had het gezin voorgoed verlaten toen James 13 jaar was. De vader van James was kleermaker van beroep. Een oud beroepenboek uit de vorige eeuw vermeldt dat de kledermaker in alle stoffen werkt die door de wever vervaardigd worden en dat om goede kledingstukken te maken een langdurige oefening wordt gevorderd in vlijt, opmerkzaamheid, nauwkeurigheid en goede smaak. Ook een kunstschilder zal deze eigenschappen moeilijk kunnen missen. De vaardigheden en ambities van vader Jacob zullen meegeholpen hebben om de kunstzinnige aanleg van zoon James te ontwikkelen. James groeide op in het huis dat de naam “Lang Gewenscht” droeg; op de kaart Hilversum van 1850 met wijkindeling werd dit huis aangegeven in Wijk A, huisnommer 50, aan de noordelijke rand van het toenmalige dorp. Wijken werden administratief aangeduid met letters van het alfabet; dit systeem was tijdens de Ba-
258
hht-ep 2006/4
taafse Republiek door de Franse bezetters ingevoerd. Het huis met erf werd begrensd door het Naardereind (later Schoolstraat), de Vischstaat en de Huizersteeg (later Huizerstraat) op het punt waar de Groest eindigde, het huidige Langgewenst. Op dit terrein wordt nu de markt gehouden. De toegang tot het grote woonhuis lag aan de kant van de Huizersteeg. Het woonhuis werd herenhuis of zelfs hofstede genoemd. Het was omgeven door een tuin en een stuk bouwland met een oppervlakte van 2000 vierkante meter. Dergelijke huizen – met drie kamers en nog een tuinkamer en opkamer en een kleermakersatelier, met keuken en kelders, met bovenslaapkamers, voor- en achterzolders – waren er niet veel in het dorp. Naar buiten toe kwam meteen de welstand van de bewoners tot uiting. Door koop, maar vooral door vererving had Jacob Willems de Rijk nog meer huizen met grond in Hilversum in eigendom. Een burgerwoonhuis met schuin daarachter nog een huis verdeeld in zeven woningen aan de Groest ter hoogte van de Spuisteeg en een huis van vier woningen dat grensde aan de Kampstraat. Bovendien nog 2800 vierkante meter grond met eikenhakhout en bouwland met houtwallen ten zuiden van de Hoge Laarderweg en het Geuzenwe(e)gje, waar later, na 1870, de spoorlijn werd aangelegd. Dan had Jacob Willems nog een kleiner perceel eikenhakhout bij de Hoge Naarderweg. James de Rijk stamde rechtstreeks uit een Hilversumse erfgooiersfamilie, van moeders kant vermengd met eenig engelsch bloed. De moeder van James was afkomstig uit de buurt van het Overijsselse Goor. De officiële registratie van de roepnaam James was voor een Hilversumse dorpeling niet alledaags te noemen. De oudst bekende vermelding van de naam De Rijk staat in het “koptiendenboek” van Hilversum waar in het jaar 1537 Jacob Dirckse Rijks is ingeschreven. In 1566 komt de naam Jacob Willems Rijks in de registers voor. De namen Rijcker, Rijcken, Rijcksen en De Rijck vinden we steeds terug op de Erfgooierslijst van 1708 en ook in de registers van de “Roomsch-Catholijke Statie Sint Vitus” van Hilversum. Zij allen waren landbouwers met erfelijke rechten op het gebruik van Gooise gronden. Het recht om akkers te bebouwen, de heide te gebruiken voor hun schapen, koeien te laten weiden en hout te halen uit de bossen hadden de Gooise boeren al in
1981-2005
de 13e eeuw van de graaf van Holland Floris V of een van zijn directe opvolgers gekregen. Door de eeuwen heen hebben de Gooiers onafgebroken van dit recht gebruik gemaakt. Toen de boeren in 1836 het grootste deel van de gronden in eigendom verkregen, verdeelden zij die niet onder elkaar maar gebruikten de gronden gemeenschappelijk. Later, in 1912, werd voor de afstammelingen van die boeren van vader op zoon en wonende in ’t Gooi hun – voor Nederland unieke – samenwerking vastgelegd in de Erfgooierswet. Een goede scholing voor een kunstzinnige jongen De ouders van James waren in de gelegenheid om hun enig kind en stamhouder een goede scholing en opvoeding te geven. Het toenmalige dorp Hilversum was weliswaar klein, maar telde al een aantal uitstekende onderwijsmogelijkheden. In 1812 werd er een “Instituut voor Jongeheeren” gevestigd en omstreeks 1835 was er een Instituut voor onderwijs in Fransch, Hoogduitsch en Engelsch, dat twintig leerlingen telde. De grootsteedse bewoners van de ’s-Gravelandse buitenplaatsen hadden behoefte aan hoogwaardig onderwijs ter plaatse. Ene Monsieur Baudet leidde in dezelfde jaren een Franse kostschool die op een bepaald moment maar liefst 170 leerlingen telde. In 1831 kreeg zijn zuster, mejuffrouw T.A. Baudet, vergunning voor het houden van een kost- en dagschool voor meisjes aan de deftige ’s-Gravelandseweg. Deftig, want wat eerst een mul zandpad was geweest, hadden ’s-Gravelandse grondbezitters tot een bestrate allee gemaakt omdat zij een goede verbinding van Amsterdam naar Amersfoort wilden. Zonen en dochters uit Hilversumse fabrikeursfamilies en van families uit de handelsstand van Amsterdam en Utrecht werden en pension naar dergelijke scholen gezonden. Een voorbeeld van een Amsterdammertje dat in Hilversum op kostschool ging, was de uit een koopmansfamilie afkomstige Jacobus Abels. Een belangrijk motief daarbij was de mogelijkheid om vooral artistieke gaven aan de scholen hier te laten ontwikkelen. Jacobus Abels had aanleg en werd een verdienstelijk schilder en tekenaar. Vooral omdat hij voor zijn opleiding naar Hilversum werd gezonden, waar het voorbeeld der vele verdienstelijke kunstenaars die toen aldaar gevestigd wa-
25 jaar Eigen Perk
ren, in hem de liefde tot de kunst deed ontwaken en zijne volgende loopbaan bepaalde, zo schreef de kunstcriticus Immerzeel in 1855. Ook James de Rijk kreeg onderwijs op deze kostschool, die tevens dagschool was. Het is geen toeval dat James de Rijk en Jacobus Abels in de jaren 18221824 daarbij hun eerste tekenlessen kregen van de in Hilversum wonende kunstschilder Jan van Ravenswaay, die op zijn beurt een leerling was van de nationaal bekende Pieter van Os. In achtereenvolgende jaren woonden en werkten hier Pieter Gerardus van Os (1819-1830) en Barend Cornelis Koekkoek (1826-1828 en 1833-1834). Zij waren de coryfeeën van de Nederlandse Romantiek. Pieter van Os was vooral bekend door zijn dierschilderingen met als grote voorbeeld Paulus Potter. Barend Koekkoek ontleende zijn faam in het bijzonder aan zijn knoestige boomlandschappen. Jan van Ravenswaay was de eerste leerling van Jordanus Hoorn uit Amersfoort en studeerde daarna bij Pieter van Os, die, voordat hij in 1819 naar Hilversum kwam, nog vijf jaar in ’s-Graveland woonde. In kringen van gegoede families behoorde onderricht in dansen en pianospel, maar vooral in tekenen tot de opvoeding. Deze uitingen van kunstzin gaven luister aan het huiselijke leven. Domineesdochter Keetje Bruins uit ’s-Graveland
Ongedateerd portret van Pieter Gerardus van Os door H.W. Caspari.
hht-ep 2006/4
259
kamer van het woonhuis “Langgewenscht” sierde. De schilder overleed in Hilversum in 1846, een bedroefde weduwe achterlatende, zo meldde de doodstijding. Keetje Bruins vertelde nog dat er in Hilversum een soort van schilderacademie was met vee- en landschapschilders. Zij noemt vervolgens Van Os, Ravenswaay, later Koekkoek en anderen die een school hadden waar jonge lieden onder hun leiding tot artisten werden gevormd. Dat was in het jaar 1826. Wat haar opviel? Zij droegen allen platte fluweelen mutsen en korte jasjes.
Portret van Tijmen de Wit op 82-jarige leeftijd, geschilderd door Johannes Rentinck (1828).
schreef in haar dagboek van 1826 dat zij al heel vroeg met haar zuster les in tekenen kreeg, en wel van zekeren mijnheer Renting. Een man met een houten been, schreef zij er ten overvloede nog bij! Zij vond hem een middelmatig schilder van stillevens, maar een goed en geduldig onderwijzer! Alweer wordt een schilder in het dorp bij naam genoemd: Johannes Rentinck. Nadat hij een opleiding aan de Utrechtse Teken Academie had gevolgd was deze Rentinck omstreeks 1822 naar Hilversum gekomen. Het vak van timmerman en molenmaker, dat hij met zijn vader in Nieuwerbrug bij Bodegraven uitoefende, had hij prijs moeten geven toen hij door een bedrijfsongeval een van zijn benen verloor. Daarom kende onze negenjarige Keetje hem met een houten been. Rentinck begon in Hilversum als decoratie- en rijtuigschilder. Hij nam les van Jan van Ravenswaay en schilderde vooral stillevens en binnenhuizen. Ook tekende hij portretten, zoals in 1828 dat van de tapijtfabrikeur Tijmen de Wit op 82-jarige leeftijd. Ook James de Rijk bezat een werk van Rentinck, een stilleven dat de tuin-
260
hht-ep 2006/4
In 1838 kwam Dr. Van Hengel in het dorp wonen. Als geneesheer zou hij in Hilversum een bijzondere plaats verwerven. Minder bekend is dat hij ook proza schreef en publiceerde. In een letterkundig tijdschrift van 1868 voert hij een student ten tonele die thans hier was om het kunstschilderen te leeren. Na een bezoek aan herberg “De vergulde Peperneut” werd deze student door een overdaad aan drank in geheel bewusteloze staat, vastgebonden op een ladder, voor de deur van zijn optrekje neergelegd. Van Hengel gebruikte in dit verhaal een gefingeerde naam voor het logement van de weduwe Cornwallis in de Schrobbebank, een verdwenen steeg bij het Achterom. Aan het logement, zo verhaalde Van Hengel, hing een uithangbord met de naam “De vergulde Peperneut”. Dit bord was door Piet, de zoon van Hein Esman op den Groes, geschilderd en Piet kreeg deze opdracht vanwege zijn doorslaande proeven van aanleg voor de edele schilderkunst! Uit dit citaat en uit vele andere bronnen van die tijd blijkt dat schilders en studenten duidelijk in Hilversum aanwezig waren, waarbij in de dorpsroddels geducht over dit vreemde volk is gesproken. Jan van Ravenswaay en zijn leerlingen De eerste en voor zover bekend ook enige leermeester van James de Rijk was Jan van Ravenswaay. Deze woonde dicht bij huis, aan het begin van het Moleneind (nu Vaartweg). Nog voor het begin van de Franse tijd, in 1789, zag Jan van Ravenswaay in Hilversum het levenslicht. Zijn vader Cornelis van Ravenswaay was fabrikant van katoenen baai of “Hilversums streept”. De familie was geparenteerd aan de oude Hilversumse geslachten De Blinde, Perk en Vlaanderen. In 1813 keerde hij naar zijn geboortedorp terug. Als schilder
1981-2005
van landschappen met vee had Jan van Ravenswaay toen al landelijke bekendheid verworven. Met enkele onderbrekingen heeft Jan van Ravenswaay tot zijn dood in 1869 in Hilversum gewerkt. In zijn atelier aan het Moleneind bracht hij leerlingen de eerste beginselen van het tekenen bij. Een belangrijke vaardigheid was het doorzicht-(perspectief) tekenen. Daarna kwamen dan de technieken van sapverwen (aquarelleren) en olieverven aan bod. De landschappen met vee in de traditie van de 17e-eeuwse schilders Ruysdael, Potter en Hobbema moesten nauwkeurig worden nagetekend en nageschilderd. Als schilders van vooral landschappen met vee, stillevens en stalinterieurs heeft een aantal leerlingen van Van Ravenswaay later uitstekende prestaties geleverd. In hun oeuvre is heel duidelijk de hand van hun leermeester terug te vinden. Als zijn leerlingen kunnen behalve James de Rijk nog genoemd worden Jacobus Abels uit Amsterdam, die trouwde met een dochter van Pieter G. van Os; Pieter Dubourcq, ook een koopmanszoon uit Amsterdam; Pieter Guise die omdat zijn vader een functie op de domtoren van Utrecht had, geregistreerd staat als gebooren op den Dom te Utrecht. Pieter huwde met de nicht van Jan van Ravenswaay. Verdere leerlingen waren Remigius Haanen uit Oosterhout, Frederik Kruseman uit Haarlem, de neef van Jan van Ravenswaay, Johannes van Ravenswaay Gzn en de zus van Johan, Adriana, dan nog Pieter Plas uit Alkmaar en de al eerder genoemde Johannes Rentinck. In de leerlingtijd bij van Ravenswaay, de jaren 18231825, maakte James kennis niet alleen met de vaardigheden van zijn leermeester maar ook met die van de andere leerlingen. Een van hen was Albert Verhoesen, die even oud was als James. Deze Utrechter ontwikkelde zich tot een verdienstelijk schilder van vee waarbij bijna altijd kleurrijke hoenders aan zijn schilderijen een apart cachet verleenden. Nog een kunstschilder woonde en werkte in Hilversum, Johannes Esman. Hij werd er op 13 december 1793 geboren en leerde tekenen en schilderen van zijn vader Harmen Aertsen Esman, een huis- en letterschilder en een verdienstelijk tekenaar in zijn vrije tijd. (Harmen Esman van de Groes was de schilder van het uithangbord voor “de Peperneut”, waarover dokter Van Hengel schreef). Samen met zijn zoon had Harmen
25 jaar Eigen Perk
Ongedateerd portret van Jan van Ravenswaay, geschilderd door Jan Willem Pieneman. (coll. Drents Museum, Assen)
een winkel in teken- en schildersmaterialen, die voor de hier vertoevende kunstschilders ongetwijfeld een ontmoetingsplaats is geweest. Als zij er hun verf, penselen en lijsten kochten kon een gesprek over het artistieke leven binnen en buiten het dorp niet uitblijven. Johannes Esman had een voorliefde voor het schilderen van stillevens, vooral met wild. Hij verdiende daarmee op wat latere leeftijd in 1837 een bekroning van de Maatschappij Felix Meritis (Gelukkig door Verdiensten) in Amsterdam. Het is deze kleine kunstwereld die zich in Hilversum had samengetrokken waarmee de jonge James de Rijk regelmatig in contact kwam. Hij maakte goede vorderingen. Als 18-jarige mocht hij in 1824 zijn eerste werk in Amsterdam exposeren. Het was op een verkooptentoonstelling die sinds 1808 elke twee jaar bij toerbeurt in Amsterdam en ’s-Gravenhage werd gehouden. Soms waren er wel meer dan 100 inzendingen op deze exposities, waarbij dan een dertigtal dat in aanmerking kwam voor een bekroning, anoniem bleef.
hht-ep 2006/4
261
‘De kippenfamilie’ door Albert Verhoesen (1858), leerling van Jan van Ravenswaay en studiegenoot van James de Rijk.
James de Rijk zal nooit de illusie hebben gehad om Jan Willem Pieneman te evenaren die in datzelfde jaar 1824 zijn magnum opus “De Slag bij Waterloo” voltooide. Op een doek van zes bij acht meter schilderde Pieneman in opdracht van de kunstbevorderende koning Willem I de nederlaag van Napoleon in 1815, een heldhaftige gebeurtenis waarop de Hollanders erg trots waren. De vaderlandsliefde na de Frans-Bataafse tijd tentoongesteld! Pieneman toucheerde de fabelachtige som van veertigduizend gulden voor dit oeuvre, maar hij speelde dan ook handig in op de geest van de tijd. Later kwam daar nog eens vijftigduizend gulden bij uit opbrengst van entreegelden. En dan te bedenken dat een dienstmeid ƒ45 tot ƒ70 per jaar met kost en inwoning verdiende en een Hilversumse wever met hard werken in 66 uren per week ƒ5 tot ƒ7 thuis bracht. In 1818 had Pieneman al een ander historiestuk voltooid: “De Slag bij Quatre-Bras”. Dit werk kreeg een plaats in de Waterloozaal van het paleis Soestdijk. Op Soestdijk hangt overigens ook werk van Jan van Ravenswaay. Het is een schildering uit 1847 van het paviljoen bij Soestdijk met daar omheen afbeeldingen van twaalf landschapjes uit de omgeving van het paviljoen. Om op de verdiensten van kunstschilders uit die tijd
262
hht-ep 2006/4
nog even terug te komen: de beroemde landschapschilder Barend C. Koekkoek ontving voor zijn beste schilderij, een landschap bij winter, ƒ3035 en dat was goed betaald. De mindere vakbroeders waren al blij met een opbrengst van ƒ1000 voor een schilderstuk en ƒ75 tot ƒ100 voor een tekening. Pieneman had het dus gemaakt! Zo’n success-story moet op jong talent indruk hebben gemaakt en zeker ook op James de Rijk. Na zijn succes op de verkooptentoonstelling in Amsterdam nam James met nieuw werk in 1825 deel aan tentoonstellingen in het Paviljoen “Welgelegen” (nu in gebruik als Provinciehuis) en ook in het Teylersmuseum, het oudste museum van Nederland, beide gevestigd in Haarlem. In Willem I had het jonge koninkrijk een overtuigd stimulator van alle kunst van die dagen. Het was de koning zelf die de aanzet gaf tot de stichting in het Paviljoen in Haarlem van een “Kunstgalerij der Werken van Levende Nederlandsche Meesters”. Na 1835 echter diende het Paviljoen alleen nog als bewaarplaats van het Koninklijk Museum van Moderne Kunst. Met moderne kunst werd de stijl van de Romantiek bedoeld. De naam Romantiek kende men niet; deze stamt uit veel latere tijd, waarbij nog komt dat de betekenis en het begrip van land tot land verschilde.
1981-2005
Studiereizen naar Westfalen en de Ardennen In de jaren 1827 en 1828 maakte James de Rijk studiereizen naar het vlak over de Duitse grens gelegen Bentheim. Deze omgeving was bij veel kunstenaars erg in trek. Jacob van Ruysdael, het grote voorbeeld van de Romantici, schilderde al een eeuw eerder het kasteel Bentheim, temidden van een decor van rotsblokken en met een omgevallen boomstam bij een waterval. De natuur in al haar schakeringen en daarbij een burchtruïne moesten ook James de Rijk voldoende inspiratie geven. “Terug naar de natuur!”, dat was het motto. Schoonheid als voornaamste doel van de schilderkunst. Barend Koekkoek had het over “een klap van de natuur krijgen”. De schetsen die de schilder tijdens de reis maakte werden mee naar huis genomen. In het atelier dienden zij als voorbeeld en sjabloon en zo werden in natuurgetrouwe kleuren fantasielandschappen gecomponeerd die een bevallige schijn van de werkelijkheid toonden. Tot in de kleinste details – met ragfijne penselen – werd alles netjes op doek of paneel overgebracht en daarna moest het werkstuk nog glad als een spiegel worden afgelakt. Dat was de doorsnee smaak van die dagen: herkenbaarheid, sfeer en technische perfectie. De schilderkunst bleef een reproductie- en atelierkunst. De naar de natuur gemaakte schetsen werden
Ongedateerd portret van Barend Koekkoek.
goed bewaard in mappen om zo opnieuw voor andere arrangementen dienst te kunnen doen. Een ander geliefd reisdoel was het gebied van de Belgische Ardennen. In 1826 ondernam James een tocht naar België, samen met zijn jongere kunstvriend Pieter
Studieblad met manden door James de Rijk (1823). (coll. F. Renou)
25 jaar Eigen Perk
hht-ep 2006/4
263
Studieblad met koeienkoppen door James de Rijk (1826). (coll. F. Renou)
Fredrik van Os, de zoon van de eerder genoemde Pieter Gerardus. De jonge Van Os moet een meer dynamische aard hebben gehad dan James. Alhoewel Pieter Fredrik een middelmatig schilder was, sloeg hij later een vooruitstrevende richting in de kunst in en vormde hij zo een schakel in de overgang van de romantische stijl naar die van de Impressionisten, de vrije-natuurschilders. In Haarlem werd hij in 1855 de leermeester van Anton(y) Mauve. In december 1828 werd James de Rijk toegelaten tot de Academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam waarvan Jan Willem Pieneman in die tijd directeur was. Op deze “hoge”school werd aan veelbelovende en gevorderde leerlingen les en advies gegeven. Teken- en schilderprestaties werden daar kritisch beoordeeld en de beste werken met medailles bekroond. Op de tekenacademies werd niet van leerlingen maar van leden gesproken. De leden betaalden een jaarlijkse contributie van zo’n honderd gulden. Les en advies halen in Amsterdam bracht overigens
264
hht-ep 2006/4
weer zijn eigen problemen met zich mee. De reis daar naar toe was toen een hele onderneming, waar ruim tijd voor moest worden uitgetrokken. Afstanden binnen het Gooi werden meestal te voet afgelegd, maar voor verdere reisdoelen was men aangewezen op trekschuit of diligence. Omstreeks 1845 reden de gele koetsen van Buwalda vanaf de Hilversumse Kerkbrink dagelijks op Nieuwersluis en Vreeland. Vanaf Nieuwersluis kon men per spoor verder reizen naar Amsterdam of Utrecht. De trekschuit vertrok vanaf het “Gooische gat” bij de Vaart en had om naar Amsterdam te varen zeven uren nodig; een diligence reed de afstand in de helft van deze tijd maar wel met minder comfort en tegen een vier tot vijf maal hogere prijs. Niet alleen het schilderachtige landschap van Hilversum en de omliggende dorpen zal een reden zijn geweest dat kunstschilders er gingen wonen. De bereikbaarheid van de steden Amsterdam, Haarlem, Utrecht en Amersfoort zal daarbij zeker een rol hebben ge-
1981-2005
speeld. In deze steden immers waren de tekenacademies en de kunstgenootschappen gevestigd. Daar ook werden regelmatig tentoonstellingen gehouden waar de kunstschilders gemakkelijker in contact kwamen met kunstverzamelaars en met de kunsthandel. Maar ook Hilversum zelf werd groter en volwassener. In het eerste kwart van de 19e eeuw groeide de bevolking van circa 3500 naar bijna 4400 inwoners. Opgericht werd in die periode onder andere de Maatschappij tot Nut van het Algemeen (1824). Behalve dat deze vereniging zorgde voor enkele sociale voorzieningen zoals het oprichten van een bewaarschool, het geven van kosteloos onderwijs en het lenigen van de armoede, had “Het Nut” ook een culturele taak. Vooral in de wintermaanden werden studieavonden of voorstellingen georganiseerd. Jan van Ravenswaay en Pieter van Os waren bij de oprichting van deze vereniging actief betrokken. Huwelijk en gezin Op 5 augustus 1829 huwde de 23-jarige James de Rijk met de even oude Anna Catharina Magtilda van Delden. De bruid was geboren op 10 juni 1806 in het Overijselse Goor als de dochter van de logementhouder Augustinus van Delden en Anna Elisabeth Schneider. Moeder Anna was ten tijde van het huwelijk van James en Anna al overleden. In kunstzinnige aanleg waren James de Rijk en Anna van Delden twee gelijkgestemde zielen. Anna schilderde en aquarelleerde ook, vooral stillevens met bloemboeketten en vruchten. Ook haar werk ademde de stijl van de Romantiek. Anna werkte veel in het atelier van Jan Willem Pieneman. Van haar hand is onder meer een schilderij waarop Jacoba van Beieren is uitgebeeld terwijl zij uit handen van haar minnaar Frank van Borselen een bloemenruiker, met wilgentwijgen omrankt, krijgt aangeboden. In latere jaren, van 1853 tot 1861, kwam haar werk voor op tentoonstellingen in Amsterdam, ’s-Hertogenbosch, Groningen, Leeuwarden en Rotterdam. Bij het overlijden van Jan Willem Pieneman in 1853 schilderde Anna van Delden een bloemenhulde ter nagedachtenis aan de door haar en James zo bewonderde en alom geëerde kunstenaar. Met de naam Pi(e)neman had de familie de Rijk een bijzondere relatie. Bij de doop in 1779 in Hilversum van een oom van James, Hermannus Bernardus de Rijk, was de doopgetuige ene Johanna Gardina Nijentjank,
25 jaar Eigen Perk
geboren in Deventer, uit welke omgeving ook James’ moeder afkomstig was. Johanna trouwde in 1797 in Hilversum met Hendrik Pineman, een jongeman geboren te Braams (is Bramsche) bij Osnabrugge en woonende binnen de jurisdictie van Hilversum. Ook de vader van Jan Willem, Klaes Pieneman, was volgens een aantekening in het huwelijksregister van Baambrugge (1778) uit Osnabrug afkomstig. Het huwelijk van James en Anna bracht in de jaren van 1830 tot 1846 acht kinderen voort, allen geboren in het ouderlijk huis “Langgewenscht”. Hun eerste kind James, dat ter wereld kwam op 11 mei 1830, overleed binnen een jaar. Spoedig daarna werd op 23 september 1831 een tweede zoon geboren die ook James (Jacobus Augustinus) werd genoemd. Deze oudste zoon en de daarop volgende dochter Anna Francisca (1834) hadden de kunstzinnige aanleg van beide ouders geërfd en zij oefenden zich onder hun bekwame leiding in tekenen en schilderen. Van de overige zonen die James en Anna kregen, overleed Arnoldus Wilhelmus (1836) op jonge leeftijd. Augustinus Wilhelmus (1838), Franciscus Willebrordus (1841) en Alphonsus Gregorius Richardus (1843) vertrokken na hun scholing alle drie naar Soerabaja in Nederlands-Indië. Zoon Franciscus was daar werkzaam voor de Rotterdamse firma A. van Hoboken en Compagnie, welke met schepen op alle landen voer. De jongste dochter Maria Ambrosia Geertruida (1846) bleef in Hilversum. Zij huwde in 1869 met de tapijtfabrikant Hendrik de Wit Tijmenszoon en ging aan de Groest wonen. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren. James de Rijk kocht in mei 1836 een perceel grond (wijk A nr. 48 en 49) met vijf woningen, groot 1650 vierkante meter. De grond sloot aan de zuidkant aan op het huis “Langgewenscht”. In de tuin van deze “hofstee” liet hij een prieel en een duiventil bouwen en een tuinbeeld plaatsen. Zo kreeg de hofstede meer artistiek aanzien. Maar de jonge vader besteedde niet alleen veel aandacht aan zijn behuizing, hij werkte ook gericht aan de kring van zijn vrienden en relaties. Wij zouden heden ten dage zeggen: aan zijn netwerk. Artistieke ontwikkeling In 1838 werd James lid van de Verenigde Tekengenootschappen “Hierdoor tot Hooger” en “Arti Sa-
hht-ep 2006/4
265
... schilderden zowel Jan van Ravenswaay als James de Rijk dezelfde stalinterieurs. Jan van Ravenswaay, ‘Koeien op stal’, 1820. (coll. Rijksmuseum)
crum” in Rotterdam. Steeds vaker trok hij er op uit. In de omgeving van Hilversum maakte hij schetsen en tekeningen die hij vervolgens thuis verder uitwerkte, soms in bruin gepenseelde potloodtekeningen, in aquarellen en soms in pentekeningen. De onderwerpen waren van uiteenlopende aard zoals studies van paarden-, rams- en koeienkoppen, die hij vanaf verschillende kanten uittekende. Een koe bij een drinkbak, spelende kinderen met geitjes, het Laarder Wasmeer, landschappen bij het aloude Larense Sint Janskerkhof, een binnenhuis met bewoners, stallen en landschappen met vee, een pentekening waarop een vogeltje, een liggende bok en hond, rieten manden, ezeltjes met melkjukken en kleine schetsblaadjes met portretten. Met wat kleine varianten schilderden zowel Jan van Ravenswaay als James de Rijk dezelfde stalinterieurs. Zij kenden de boerenhuizen en stallen van nabij want er stonden er in en om het dorp Hilversum nog heel wat. Een stalinterieur met beesten leverde alle elementen op voor een schilderij – een “deel” met lemen bodem en aan weerszijden donkere houten koestallen of “stelten”, bij een pomp blinkende emmers, kruiken en potten, door het door stalraampjes binnenvallende licht
266
hht-ep 2006/4
of door een half openstaande deur diffuus beschenen koperen melkkannen, kippen op stok, goudgeel hooi op de zolder – de hooivork ernaast, alles onder een dak bij elkaar! Dat schilderde James thuis in zijn atelier. Een rijke kunstverzamelaar Wie kochten nu dergelijke schilderwerken? Eén van hen was de zeer vermogende Amsterdamse steenkolenhandelaar en kunstverzamelaar Carel Joseph Fodor. In die tijd inviteerden kunstverzamelaars hun vrienden en bekenden om samen de collectie en de nieuwe aanwinsten te bespreken. Alsof een modern platenboek aan de wand hing zo liep de trotse eigenaar vertellend langs zijn verzameling! Die van Fodor had omstreeks 1840 een grote vermaardheid gekregen en uit binnen- en buitenland kwamen de gasten naar zijn huis aan de Keizersgracht. Hun namen staan in een album: schilders van wie Fodor werk bezat zoals Jozef Israels, Jan Kruseman, Bosboom die met zijn vrouw Anna Bosboom-Toussaint kwam, Jan van Ravenswaay en Barend Koekkoek, maar ook Van Eeghen, J.A. Alberdingk Thijm en J. Viotta. Zelfs koninklijke gasten ontving hij: koningin Sophie, grootvorstin Maria van Rusland en vele anderen. In dit
1981-2005
album vinden we ook de handtekening van Jan van Ravenswaay. Zou hij het werk dat Fodor van zijn leerling De Rijk had aangekocht in 1845 met trots zijn komen bewonderen? Gekocht worden door deze kunstkenner was zonder meer een onderscheiding. Het schilderij betrof, hoe kan het ook anders, een boerendeel met koestal uit zijn dorp Hilversum – klein maar fijn geschilderd op een doek van 58x72 cm. Fodor heeft de collectie vermaakt aan de gemeente Amsterdam. Na zijn overlijden in 1860 is het bezit in bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum. Soms ging de fantasie van James verder; geïnspireerd door een fabel van La Fontaine kwam hij tot het schilderen van twee stieren en een kikvors. Een enkele keer werd zijn werk nog spannender als hij er een dramatische expressie aan gaf, zoals in 1830 toen hij vee uitbeeldde dat door “vijand water” in 1825 bij een overstroming overvallen werd. Boeren joegen hun koeien de hoog- en drooggelegen Zaanse Oostzijderskerk binnen. Wat we zien? Onrustige koeien – kerkstoelen op een hoop – blinkend koperen kroonluchters, om een licht-donker effect te bereiken. Op de kerkpilaar schreef James zijn initialen in sierlijke krulletters: JDR. Vanaf de jaren 1830 bloeide de stijl van de Romantiek
als nooit tevoren. Dat zien we ook aan het aantal kunstschilders en leerlingen dat naar Hilversum kwam. Zo omstreeks de jaren veertig woonden er her en der verspreid over de wijken van het dorp elf kunstschilders. De leerlingen vonden meestal voor de duur van hun praktijkstudie onderdak in het huis van hun leermeester. Daaruit kwam nog wel eens een huwelijk voort met een dochter des huizes. Er ontstonden schildersfamilies die ambitie en interesse in het vak talentvol weer aan hun kinderen overdroegen. De familie Koekkoek bijvoorbeeld heeft het tot een vijfde generatie schilders gebracht! Velen daarvan hebben in Hilversum gewoond en gewerkt. Niet alleen Barend, maar ook zijn jongere broer Marinus Adrianus woonde voor langere tijd, vanaf 1839 tot aan zijn overlijden in 1870, in Hilversum. Hij had een huis op de hoek van de Vaartweg en de Torenlaan, schuin tegenover de Zon en Maanstraat. Twee zoons van Marinus (de derde generatie van de schildersfamilie), Hendrik Pieter en Hendrik Barend Koekkoek, kozen ook voor het kunstschildersvak. James de Rijk en zijn kunstzinnige vrouw hebben hun zoon Jacobus Augustinus en hun dochter Anna ook op het artistieke pad gezet. Het gezin de Rijk bleef lange
Twee bladzijden uit het bezoekersalbum van Fodor. Op de linker bladzijde staan onder andere de handtekeningen van Johannes Bosboom, Viotta en Jan van Ravenswaay.
25 jaar Eigen Perk
hht-ep 2006/4
267
Barend Cornelis was het meest bekende lid van de schildersfamilie Koekkoek. B.C. Koekkoek, ‘Zomerlandschap in de provincie Utrecht’, 1830 of 1839. (coll. Simonis & Buunk)
tijd honkvast bij elkaar. Zij hebben daardoor heel wat kunstbroeders in het dorp zien komen en gaan. Vooral Jan van Ravenswaay had als leermeester landelijke bekendheid verworven en vele begaafde leerlingen naar ons dorp gehaald. Het hoogtepunt voorbij Na 1860 raakt de Romantiek duidelijk over haar hoogtepunt heen. Langzamerhand kwamen de “vrije natuurschilders” aan slag. Zij waren het die voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse schilderkunst naar buiten trokken om in de vrije natuur direct hun impressie sfeervol op doek over te brengen. Impressionisten werden zij later genoemd. Enkele van hen vonden de sfeer die zij zochten in het dorp Laren. De kunst van de afbeelding werd de kunst van de verbeelding. Het fijnharige penseel werd ingeruild voor de brede, ruwe varkensharen kwast. De voor de “Romantiekers” zo kenmerkende stijl van nauwkeurige en precieze uitbeelding van vormen en natuurgetrouwe kleuren was voorbij. Impressies moesten snel en trefzeker
268
hht-ep 2006/4
op doek worden gezet voordat het licht minder werd, de wolk verder afdreef en de verf was opgedroogd. Dat was de kunst. En Hilversum kon hen niet meer bekoren. Het dorp was te snel en te duidelijk in de maalstroom van de opkomende industrialisatie terecht gekomen en had aldus aan de eigenheid van de dorpse idylle en landschapssfeer voor kunstschilders ingeboet. De meest sprekende exponent van de Hilversumse Romantiek, Jan van Ravenswaay, was inmiddels ook een dagje ouder geworden. Zo in de jaren zestig had hij het les geven en het werken met leerlingen eraan gegeven. Maar zijn leerlingen bleven wel zijn kunstvrienden en James de Rijk was één van hen. Wat opvalt is, dat Van Ravenswaay bij de keuze van zijn vrienden en kunstbroeders geen onderscheid maakte naar zaken als afkomst en levensbeschouwing. En zo kon het gebeuren dat de rooms-katholieke James de Rijk deel uit maakte van de kring rond Jan van Ravenswaay die tot een praktiserend gereformeerde familie behoorde. Kunst en kunstgeest overstegen reeds toen de enge begrenzingen van afkomst en geloof.
1981-2005
Van Ravenswaay overleed in 1869. Bij zijn overlijden schreef Albertus Perk in een persoonlijke herinnering: Hij was gezellig, aangenaam en onderhoudend in den omgang, goedwillig en voorkomend; opregt van caracter; bij die hem kenden gezien en geacht genoot hij zoo algemeen en zoo bijzonder van de blijken daarvan als slechts zeldzaam het geval is. Het was James de Rijk die werd aangezocht om de nalatenschap te catalogiseren en te taxeren. Wie kon dat beter doen dan deze oud-leerling en vriend? James de Rijk en zijn leerlingen Veel kunstschilders werden in hun leerlingtijd geholpen door zowel de aanmoediging als ook door de financiële middelen van hun vader of grootvader. Enkelen van hen kwamen uit families voort waarin de vaders en grootvaders de schilderkunst actief beoefenden. James de Rijk behoorde tot de gelukkigen die een welgestelde vader hadden. Hij was niet onmiddellijk van de verdiensten van zijn werken afhankelijk, met als het voordeel dat hij zich geheel aan zijn vak kon wijden. Bovendien was hij tamelijk vrij in de keuze van zijn onderwerpen. Voor schilders die van huis uit minder financiële ruimte hadden, was het bittere noodzaak om naast het schildervak een beroep met een wat bestendiger inkomen te kiezen; hun schilderen werd bijzaak en liefhebberij tot er op den duur door meer naamsbekendheid en aanbeveling wat meer aan te verdienen was. Maar de jonge James heeft zich van de aanvang af geheel aan de schilderkunst kunnen wijden en er na
enige tijd een heel redelijk inkomen mee verdiend. Samen met zijn vrouw Anna van Delden gaf hij thuis in zijn atelier teken- en schilderlessen. Tot hun leerlingen behoorden allereerst hun eigen kinderen. Muziek en schilderen behoorden bij hun opvoeding. De oudste zoon, Jacobus Augustinus, leerde het tekenen van zijn vader en heeft daarin geen andere leermeesters gehad. Hij zou later professor J.A. de Rijk worden, hoogleraar in de wijsbegeerte. Jacobus was kunstzinnig aangelegd, maar schilderde en kleurde tenslotte beter met woorden van poëzie en met orgelspel dan met olieverf. Bovendien had hij een goede tenorstem, schreef teksten en componeerde sonnetten. Tot zijn vriendenkring en die van zijn vader behoorde de musicus-dorpsgenoot Cees Andriessen. In de jaren 1848 tot 1856 lag het accent op het schilderen en nam Jacobus (door zijn vrienden Co genoemd) met zijn oeuvre deel aan tentoonstellingen in Amsterdam, Groningen, ’s-Gravenhage en Zwolle. Zijn favoriete onderwerpen waren zonsondergangen en boomrijke landschappen. Evenals zijn vader verbleef hij enige tijd voor studie in Bentheim, waar hij logeerde bij de pastoor. Uit die tijd stamt Co’s voorliefde voor romantische taferelen met rotspartijen en ruïnes. Als een volbloed romanticus was Co in Hilversum bevriend geraakt met Alberdingk Thijm, die ’s zomers op villa “Heuvelrust” aan de ’s-Gravelandseweg woonde. Hij kwam ook aan huis bij de emeritus-hoogleraar P. Hofman Peerlkamp, die op de Vaartweg woonde en de jeugdige Jacobus onderricht gaf in kunstgeschiede-
Barend C. Koekkoek, ‘De schilder en zijn leerlingen’, 1838. (coll. Rijksprentenkabinet)
25 jaar Eigen Perk
hht-ep 2006/4
269
Stoffage Stoffage, in die tijd staffage genoemd, is het aankleden van het landschap met mensen, dieren en huizen. Het suggereerde levendigheid en diepte in het geschilderde, meestal overheersende landschap. Het waren bekende beelden: mensen op weg, te voet of te paard, mensen in een rijtuig of met een kar, schaatsers in het witte winterlandschap. De maat van zulke figuren moest de beschouwer een idee geven van de grote machtige natuur om de mens heen. De schilder moest een goed figuurtekenaar zijn om dit effect te bereiken. Niet te groot en ook niet te klein, niet te iel noch te zwaar mocht de stoffage uitvallen. Voor deze techniek had Cornelis Bijlard de helpende hand van zijn leermeester James de Rijk nodig.
nis en in de klassieke talen. In 1856 ging de toen 25-jarige Jacobus wijsbegeerte studeren, om zes jaar daarna door de bisschop van Haarlem tot priester te worden gewijd. In de tuinkamer van de familie op het “Langgewenscht” bleef een mooi geschilderd landschap van zijn hand achter. Zijn zus Anna Francisca was ook begiftigd met tekentalenten. Zij werd vooral geïnspireerd en kunstzinnig begeleid door haar moeder in het schilderen van stillevens met bloemen en vruchten. Anna heeft haar schilderijen in Rotterdam tentoongesteld gehad in 1856 en in 1860. Op 28-jarige leeftijd verliet zij Hilversum voorgoed om als non haar intrede te doen in een zusterklooster te Velp (bij Grave). Daar overleed zij in 1889. De drie zonen die tenslotte voor hun loopbaan naar Indië vertrokken, zijn door vader en moeder De Rijk ook ongetwijfeld uitvoerig in de teken- en schilderkunst onderwezen. Kennelijk lagen hun talenten toch meer op het zakelijke vlak, want van enige artistieke successen is niets bekend. Dit geldt ook voor de jongste dochter Maria. Zij heeft waarschijnlijk haar tijd en energie in haar gezin met vier kinderen gestoken. Bovendien is Maria jong gestorven. Er was nog een familielid dat van James de Rijk les kreeg: Cornelis Bijlard, in 1813 geboren in Hilversum en zoon van de tapijtfabrikeur Joannes Bijlard en Anna Reijn. Hun huis stond op de hoek van de Langestraat en de Herenstraat, vlak bij de Kerkbrink. De grootmoeder van deze Cornelis was de al eerder genoemde tante van James, Geertje Perck. Van oma Geertje Gerbert Tijmensdochter Perck is een portret bewaard, getekend door Cornelis Bijlard bij gelegenheid van haar huwe-
270
hht-ep 2006/4
lijksjubileum. Geertje was in 1801 voor de tweede maal in het huwelijk getreden met een tapper en bierbrouwer uit Neuenkirchen, J. Albers. Deze Duitse brouwer was in Hilversum “De Jonge Graef van Buuren” gaan exploiteren. In 1821 werd hij tevens eigenaar van Hilversums enige bierbrouwerij aan de Langestraat. Cornelis Bijlard schilderde boslandschappen die, als het moeilijk werd, door James de Rijk werden gestoffeerd. Van 1830 tot 1852 nam Cornelis Bijlard regelmatig deel aan tentoonstellingen ter verkoop van zijn werk. Zijn klanten waren kunstverzamelaars en kabinetten in Amsterdam en Dordrecht. In 1834 verbleef Cornelis zoals zoveel schilders in die tijd gedurende vele maanden voor studie in Bentheim. In 1836 maakte hij ook voor studie een reis door Drenthe. Hij woonde na 1853 nog kort in Veghel om daarna terug te keren naar Hilversum waar hij, ongehuwd gebleven, overleed in 1855. Een andere leerling van James de Rijk was Jan de Waal Malefijt, ook wel genoemd Jan Malefijt (1812), die in 1836 in Hilversum neerstreek. Hij nam in 1832 en 1840 deel aan tentoonstellingen. Van hem is onder meer een schilderij “Gezicht op Hilversum” bewaard gebleven. In 1851 vertrok hij naar Haarlem, waar hij kort daarop is overleden. Omstreeks 1835 gaf James de Rijk ook les aan de in 1813 in Amsterdam geboren Ferdinand Hendrik Sijpkens. Deze leerling werkte in 1836 in Drenthe en in 1838 in Gelderland. Daarna vestigde hij zich in Haarlem. Sijpkens was vooral een goed tekenaar en aquarellist en schilderde meestal bosgezichten en landschappen. In 1860 overleed hij te Amsterdam. In dezelfde jaren 1835 tot 1838 behoorde G. van Doornik tot de leerlingen van James. Van deze leerling en zijn oeuvre is weinig meer bekend dan dat hij voornamelijk landschappen schilderde. Van 1842 tot 1845 kregen de broers Christianus Hendrikus Hein en Henrik Jan Hein, zonen van een Hervormd predikant te Kampen, van James les en raadgevingen. Waarschijnlijk kwam door deze relatie een schilderij van James de Rijk, voorstellende koeien tijdens het melken terecht in het Gemeentelijk Museum daar ter plaatse. Henrik Jan Hein verbleef al eerder in Hilversum als leerling van Johannes Esman. Toen specialiseerde hij zich in het schilderen van jachtstukken
1981-2005
de hij naar Londen. Deze Hendrik Pieter Koekkoek (Hein) was een zoon van de schilder Marinus Koekkoek. Hij werd in 1843 in Hilversum geboren en bleef tot 1866 in het ouderlijk huis aan het begin van het Moleneind/Vaartweg wonen. Later exploiteerde Lion Schulman in de Leeuwenstraat – en nadien in de Kerkstraat – een winkel in lijsten en schildersartikelen. Hij handelde ook in schilderijen en andere kunstvoorwerpen. Na 1930 woonde Lion in Amersfoort, vanwaar hij in het oorlogsjaar 1942 naar Amsterdam vertrok. Lion, die van joodse afkomst was, werd op 91-jarige leeftijd door de Duitse bezetters opgepakt en naar Duitsland weggevoerd, alwaar hij is overleden. Zijn zoon David Schulman (1881) hielp al jong mee in de winkel van zijn vader. Later verhuisde hij naar Laren waar hij zich ontwikkelde tot een veel gevraagde schilder van de impressionistische stijl.
De Impressionisten bleven de oude onderwerpen trouw. Anton Mauve, ‘De melkbocht’, 1878. (coll. Groninger Museum)
en stillevens met wild. Henrik reisde in 1846 naar Bentheim en ging later naar de tekenacademie van Barend C. Koekkoek in Kleef. Tot de latere leerlingen van James behoorde Helmert Hendrikus van der Flier, in Baarn geboren (1827) en daar overleden (1899). Ook hij schilderde landschappen waarop veelvuldig koeien en andere runderen voorkwamen, “veestukken” genoemd. Een schilderij van Helmert van der Flier was in het bezit van James de Rijk en sierde zijn tuinkamer. Tenslotte kreeg de in 1851 in Hilversum geboren Lion Schulman les van James de Rijk. We praten dan al over de jaren 1866 tot 1873. Hij was de jongste en tevens laatste pupil. Lion Schulman kreeg ook studie-adviezen van de in de Herenstraat, hoek Veerstraat wonende schilder J.H.B. Koekkoek. Als 18-jarige leerling schilderde hij (misschien als studie-opdracht?) het woonhuis “Langgewenscht”. Lion maakte enkele studiereizen in Gelderland en samen met de zeven jaar oudere Hendrik Koekkoek reis-
25 jaar Eigen Perk
James de Rijk in zijn latere jaren (1860-1882) Toen na de jaren zestig de Romantiek langzamerhand plaats ging maken voor het Impressionisme bleef de belangstelling voor de traditionele onderwerpen onveranderd. De landschappen met schapen en vee, de bos-, strand- en zeegezichten, de stillevens en de jachttaferelen waren als voorheen de meest geschilderde thema’s. Een duidelijke representant van deze vernieuwing in stijl die echter de oude onderwerpen trouw bleef was bijvoorbeeld Anton Mauve. Hij vestigde zich in Laren en werkte daar vanaf de jaren tachtig. James de Rijk heeft de omslag naar het Impressionisme niet kunnen of willen maken. Zijn creaties bleven trouw aan de oude en vertrouwde beelden en technieken. De Hilversumse schilder Gerard Koekkoek, een nazaat van de bekende kunstschildersfamilie, stelde in 1923 vast dat de schilders die rond de jaren zestig in Hilversum werkten de nieuwe stromingen van hun dagen kalm aan zich voorbij lieten gaan. Hij laat ons in het ongewisse of dit veroorzaakt werd krachtens hunne aanleg dan wel uit gebrek aan geestdrift, maar zeker is het, zo gaat hij verder, dat zij onbegrijpelijkerwijze gebleeven zijn buiten datgene wat elders de wereld in vlam vermocht te zetten! Koekkoeks uitspraken geven aan dat die kunstuitingen meestal geroemd worden die vernieuwend of revolutionair zijn. De stijl van de Romantiek had daarentegen een conserverende werking in zich. Immers zij bloeide
hht-ep 2006/4
271
... terwijl in Hilversum nog 32 ezels met tonnetjes op de ruggen de melk van de Meent moesten ophalen. T. de Jong, ‘Melkknecht met ezels’. (part. coll.)
bij de gratie van droom en hunkering naar het heroïsche verleden en was een lofprijzing op de ongerepte natuur in al haar verschijningsvormen! De industrialisatie, die in Hilversum sneller toenam dan in de agrarische gemeenschappen van de andere Gooise dorpen, zou het materialisme en individualisme hebben versterkt en het klimaat voor een Romantische schildersschool hebben verslechterd. Hilversum raakte “uit” en dorpen als Blaricum en Laren kwamen op. Toch kan niet ontkend worden dat het aantal in Hilversum gewerkt hebbende kunstschilders opvallend groot geweest is en dat door deze concentratie van gelijkgestemde Romantici best gesproken mag worden van een “Hilversumse School”. Daarmede doen wij recht aan de visie van de kunsthistoricus O.L. van der Aa uit Amsterdam die de Gooise kunst en de cultuur van Hilversum in het bijzonder, van jongsaf, een goed hart toedroeg. Van der Aa was ondermeer één van de oprichters van de Stichting “Tussen Vecht en Eem”. In elk geval blijkt dat nieuwere opvattingen op het gebied van uitbeelding, stijl en techniek die zich in de jaren zeventig duidelijk manifesteerden niet in het oeuvre van de ouder wordende James de Rijk zijn terug te vinden. Zou voor hem de tijd wat te snel zijn gegaan? Reeds in 1839 jakkerde de eerste stoomtrein door de polders tussen Amsterdam en Haarlem en vijf jaar later was de
272
hht-ep 2006/4
reisduur tussen de steden Amsterdam en Utrecht van drie uren tot ruim één uur gereduceerd. En dat terwijl in Hilversum nog 32 ezels met tonnetjes op de ruggen de melk van de Meent moesten ophalen en tien schaapherders dagelijks nog 2300 schapen lieten weiden. Een nieuwe tijd Maar ook ons dorp werd aangeraakt door de nieuwe tijd. In het begin van de zeventiger jaren zag James de Rijk dat er een ijzeren spoorweg vlakbij zijn woonerf en langs zijn akkergrond aan de Larenseweg en het Geuzenwegje werd aangelegd. In juni 1874 kwam daar een op de groei gebouwd stationsgebouw bij. Het helse monster dat spoor heette, deed nu ook Hilversum aan, verbond Amsterdam met Amersfoort en ging verder het land in. Met een tarief dat voorlopig was aangepast aan dat van de diligences kon men – in de derde klas – reizen voor twee en een halve cent per kilometer. Er kwamen niet alleen spoorlijnen bij, maar ook aan de verbetering van het reeds bestaande wegennet werd aandacht gegeven. In 1850 werd de eerste en breedste weg die dwars door het dorp liep, de Groest, voor de somma van ƒ3190 voorzien van een nieuwe stenen bestrating. Er moest later nog wel ƒ 1.000 bij omdat het karwei tegenviel, maar het was een grote verbetering. Modder en slijk konden na regendagen op de laagge-
1981-2005
...en daar Hilversum, ook in opzigt tot meerdere welvaart en geestbeschaving, als de kroon der Gooilandsche dorpen mag worden aangemerkt, is het niet zonder reden, dat dit dorp het lievelingsverblijf van vele beoefenaars der schilderkunst is. Jan van Ravenswaay, ‘Gezicht op Hilversum’, ca. 1850.
legen Groest beter worden afgevoerd zodat de weg niet meer zo gauw een soort riool werd. Reeds in 1860 werd de straatverlichting van olie op gaz omgeschakeld. Dit woord geeft heel goed aan hoe de gewone dorpeling dit wonder van techniek in het begin zal hebben ervaren. Ook de industriële bedrijven omarmden tenslotte de nieuwe tijd. Reeds in het begin van de eeuw had stoom als krachtbron in fabrieken met name in Engeland een belangrijke positie verworven. Ook de Hilversumse fabrikeurs begonnen nu op deze nieuwe krachtbron over te schakelen. Het aantal stoommachines vervijfvoudigde zich in een kort tijdsbestek. Tapijtfabrikant G. de Wit & Co durfde het in 1876 aan om als eerste een stoomwerktuig van acht pk in een tapijtfabriek te plaatsen, voorlopig alleen voor het verven en drogen van de garens. Hilversum werd groter. James zag het inwonertal van zijn dorp uitgroeien van 5000 inwoners en 550 woningen in 1840 naar bijna 10.000 inwoners in 1881. Zijn doopkerk St. Vitus kreeg in 1853 een gevel aangebouwd in de neoklassieke “Waterstaatstijl”. De fabrikeur Veen bouwde in 1860, vanwege de groei van zijn tapijtfabriek, 55 woningen voor wevers en armen aan de Oude Kamp (Schapenkamp). Een vereniging die zich “Theorie en Praktijk” noemde, maakte in 1870 zelfs een toekomstgericht plan om een mooi park met gazons, bomenrijen, paden en een plein aan te leggen
25 jaar Eigen Perk
als het terrein van het “Langgewenscht” ooit braak zou komen te liggen. Maar James de Rijk probeerde de beelden vast te houden van het oude Hilversum dat hij lief had en zo graag in zijn schilderswerk weergaf. Oud Hilversum: schots en scheef, onordelijk en toch niet zonder evenwicht. Zo stonden ze daar, de kleine woninkjes: mooi en lelijk, dof en helder van kleur, door en naast elkaar, geen afgezonderde boerderijen, en overal tuinen en tuintjes, grasvelden, bosjes en houtwalletjes daartussen. Dit alles strekte zich uit tussen akkers en bossen zodat je niet wist waar het dorp eindigde en de natuur begon. In het midden lag de driehoekige brink, de Kerkbrink, een niet al te groot plein waarop kerk, rechthuis, school, posthuis en het koffiehuis van Buwalda (het “Hof van Holland”) overzichtelijk bij elkaar stonden. Een schilderachtige plek die, zeker als er dan ook nog een koemarkt werd gehouden, aan een romanticus voldoende inspiratie moet hebben gegeven om zo’n tafereel uit te beelden. Vee schilderen in een idyllische omgeving, was dat niet altijd zijn ‘specialisme’ geweest? Wat een drukte en bedrijvigheid! De halfjaarlijkse koemarkt was een uitgaansdag voor heel de omtrek. Tussen de bomen stonden witte paaltjes waaraan met touwen de koeien werden vastgemaakt. Bakkers verkochten “kleffe bollen”, zestien in een “scheut”. Dit was het oude Hilversum dat James de Rijk in 1860 heeft geschilderd. Koei-
hht-ep 2006/4
273
James de Rijk, ‘Veemarkt op de Kerkbrink’, 1860. (coll. Goois Museum)
en, kopers en kijkers versperren de weg en achter tegen het hek van de kerk staat een straatkunstenmaker op een paar schragen met een plank die met zijn acrobatische toeren eenige centen uit de zakken der “boeren, burgers en buitenlui” tracht los te krijgen. Zo beschreef zoon Co de Rijk in 1883 het schilderij dat zijn vader had gemaakt. Dit schilderij kwam in het bezit van de heer A. Vlaanderen en is door een schenking nu in bezit van het Goois Museum. Voor de Romanticus James de Rijk bleef op zijnen wandelinge de Boomberg uitlokkend en een even sierlijk als aangenaam wandelpark en al zachtkens voortwandelende ontwaarde hij enen brug met een veerhuis en een bevallig verschiet naar de zijde van ’s-Graveland, van welk landschaps-partijtje onze geachten van Ravenswaay eene schilderij maakte, waarbij een vriend dichtte: Het lagchend landschap waarin de frissche stroom langs effen boorden vliet, denk ik, van Ravenswaay te zien. Ook dat werd een schilderstuk, nu van James’ vriend Jan van Ravenswaay.
274
hht-ep 2006/4
Lief en leed Evenals ieder gezin beleefde ook de familie De Rijk haar lief en leed. Vooral het jaar 1862 bracht deze momenten dicht bij elkaar. Dochter Anna nam in maart voorgoed afscheid en werd kloosterzuster in Velp. In juni van dat jaar overleed de vader van James, in augustus werd zoon Jacobus in Haarlem tot priester gewijd. 1870 was het jaar waarin de eerste kleinzoon Timotheus de Wit werd geboren en uit Soerabaja kondigde zoon Frans de Rijk in 1871 de geboorte aan van een stamhouder, James de Rijk. Vermeldenswaard is nog de aankoop van wat grond bij zijn woonhuis “Langgewenscht” (Wijk A nr 40). Het ging om 450 vierkante meter dat aan het erf van zijn woonhuis grensde. In 1876 – James was zeventig jaar geworden – maakte hij zijn testament. Het laatste jaar waarin hij nog deelnam aan tentoonstellingen was 1877. Na die tijd kwam er weinig werk meer uit zijn handen. Op het culturele vlak bleef hij echter contact houden met enkele dorpsgenoten zoals
1981-2005
de musicus Cees Andriessen (Keesje Tik) van de Kerkbrink, de kerkelijke kunstschilder Antonius Brouwer die op de Groest was komen wonen, en de boekhandelaar en voortvarende drukker en krantenuitgever Johan Geradts. Elke zaterdagavond kwam dit viertal bijeen voor een gezellige “kout”. Op 10 november 1882 is James de Rijk in het ouderlijk huis aan het “Langgewenscht” gestorven. James was 76 jaar geworden. Hij heeft nog moeten meemaken dat zijn jongste dochter Maria de Wit-de Rijk op 36-jarige leeftijd overleed, amper een maand voor zijn eigen dood. Vader en dochter zijn begraven op het kerkhof aan de Sint Annastraat dat in 1851 was aangelegd. De weduwe Anna bleef in het huis “Langgewenscht” wonen. Zij overleefde haar man 13 jaren. Anna Catharina Mechgtilda de Rijk-van Delden overleed op 5 november 1895 na een kortstondige ziekte op 87 jaar en 4 maanden, zo luidde het door haar zoon Co opgestelde overlijdensbericht. Zij die haar gekend hebben weten welk verlies dit is, en verder: Op verlangen der overledene zullen geene uiterlijke teekenen van rouw worden gedragen De nalatenschap Ten overstaan van notaris K.J. Perk werd op 23 april 1896 de artistieke nalatenschap van James de Rijk “publiek en om contant geld” verkocht. Het waren 74 stukken, die in een catalogus omschreven werden als een aanzienlijken partij moderne schilderijen, teekeningen, gravures en etsen, boek- en plaatwerken. De beschrijving en taxatie was gedaan door zijn vroegere leerling en latere kunstvriend Lion Schulman, de kunsthandelaar in de Kerkstraat. Lion verrichtte hier de taak ten aanzien van zijn leermeester zoals James de Rijk dat eerder had gedaan voor diens leermeester en vriend Jan van Ravenswaay. De waarde van de artistieke nalatenschap werd door Schulman geschat op ƒ867. Behalve eigen werk van James de Rijk waren de volgende schilderijen in veiling: twee landschappen (met maneschijn) van Abels, zijn oude jeugdvriend; een landschap met vee van Van der Flier, een leerling van James; een landschap met vee van Pieter Plas; een kerkinterieur van G.G. Haanen; een landschap van Jan van Ravenswaay; een stilleven van Rentinck; drie bloemstillevens van Anna de Rijk en een landschap van zoon Jacobus de Rijk. De stukken werden door een aantal verschillende kopers gekocht.
25 jaar Eigen Perk
Enkele dagen later, op woensdag 29 april 1896, kwam het heerenhuis Langgewenscht met daarin een goed onderhouden inboedel in publieke verkoping. De plaats van handeling was hotel Het Gooiland. Namens het gemeentebestuur van Hilversum kocht wethouder Jacob Peet het huis, het erf en de tuin voor ƒ18.107. Een jaar later werd het woonhuis afgebroken. Het terrein “Langgewenscht” werd een mooi groen park met gazons en paden, beplant met lange rijen bomen, overeenkomstig het plan van 1870. Het overige huizenbezit van de familie De Rijk op de Groest werd volgens de akte deels gekocht door den smidt Hendrikus Johannes van de Weijer voor ƒ5.050 en deels door enkele andere ambachtslieden (een schipper, een huisschilder, een bakker en een metselaar) voor de som van ƒ1.750. Een andere smid, Jan de Gooyer Elbertzoon, kocht de huizen om de hoek, vlakbij de Groest en de Slijksteeg (nu Spuisteeg). De percelen eikenhakhout en bouwland kwamen in handen van makelaar Boudewinus Buwalda. Spoedig daarna werden er al huizen op neergezet, want daar was in het zich uitbreidende Hilversum grote vraag naar. En zo kwam het gehele artistieke en materiële bezit van de familie De Rijk in handen van vreemden. De nazaten Niet lang na zijn moeder overleed ook zoon Jacobus. Hij is een veelzijdig man geweest, die niet alleen als hoogleraar in de wijsbegeerte aan het seminarie Hageveld en als kanunnik van het bisdom Haarlem bekendheid genoot, maar ook als musicus, feestredenaar en als schrijver van sonnetten en lyrische gedichten die nog overvloeiden van romantiek. Hij wandelde in de jaren tachtig veel door het Gooi en Eemland en schreef daarover in een feuilleton van De Gooi- en Eemlander. Het waren wijds-romantische verhalen over de geschiedenis en de natuur en over alles wat in dit landschap nog meer kon bekoren. Deze artikelen werden later gebundeld in een boek en in 1905 uitgegeven onder de titel Wandelingen door Gooi- en Eemland. In 1892 heeft Jacobus de Rijk nog van zich doen spreken toen hij als een veelgevraagd en gevierd redenaar de feestrede uitsprak bij de inwijding van de nieuwe St. Vituskerk. Deze kerk was door de jaren heen de “stam”kerk van de familie geweest. Jacobus overleed in maart 1897. Hij werd niet in Hilver-
hht-ep 2006/4
275
sum begraven, maar op het kloosterkerkhof van de zusters Ursulinnen in Venray. Zuster Anna de Rijk, de religieuze, was al eerder overleden in 1889. Van de andere zonen van James de Rijk in het toenmaals toch verre Nederlands-Indië zijn geen gegevens bekend. Vast staat dat zij hun vader in het kunstvak niet hebben gevolgd. Tot besluit Het is niet onwaarschijnlijk dat met name in het Gooi nog verspreid artistiek werk van James de Rijk in particuliere collectie of in familiebezit bewaard wordt. Informatie daarover zou de auteur zeer op prijs stellen. Aanvullende gegevens zouden de mogelijkheid geven om het overzicht van James de Rijk, zijn werken en zijn tijdgenoten verder te completeren. Het gaat om informatie betreffende tekeningen, schetsen, aquarellen, lithografie en schilderijen. Maar ook gegevens over de lotgevallen van de naar Indië vertrokken zonen en van de kleinkinderen De Wit zouden zeer worden verwelkomd. Het behoeft geen betoog dat alle informatie vertrouwelijk en met discretie zal worden behandeld. Tenslotte willen auteur en redactie hun bijzondere erkentelijkheid betuigen aan de heer Frans Renou te Huizen die niet alleen tekeningen van James de Rijk uit zijn collectie heeft afgestaan ter reproductie maar ook bereid was het concept van dit artikel van zijn kritisch en deskundig commentaar te voorzien. Bronnen Landelijk Schoon in het Sticht van Utrecht en deszelfs omstreken. J.B. Christemeijer, Utrecht 1836 Wandelingen door Gooi- en Eemland en omstreken. Prof. J.A. de Rijk. Hilversum 1905 Katholiek Hilversum, voorheen en thans. L.J. van der Heijden pr. Hilversum 1917 Hilversum anno 1850. Red. Jan J. van Herpen. Hilversum 1990 Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden. A.J. van der Aa. 18361851 De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders. J. Immerzeel. Amsterdam 1855, Christiaan Cramm 1857-1864 Schilderlexicon. R.T.A. Swillens. Spectrum 1957 Catalogus der schilderijen in het Rijksmuseum te Amsterdam. Amsterdam 1912 Dagboek van een domineesdochter. Keetje Hooyer-Bruins. Deel I, ’sGraveland, 1826 Schetsen uit het Hilversumsche volksleven. J.F. Arundinis Piscatorii (J.F. van Hengel). 1868 (heruitgave Hilversum 1985) Gedenkboek Hilversum 1424-1924
276
hht-ep 2006/4
Een eeuw apart – Het Rijksmuseum en de Nederlandse schilderkunst in de 19e eeuw. Red. C. Bunnig. Amsterdam 1993 James de Rijk, Hilversums veeschilder (1806-1882). Carole DenningerSchreuder. Catalogus Goois Museum. Hilversum 1998. Jordanus Hoorn, een Amersfoortse kunstenaar in zijn tijd (1753-1833). Fea Livestro-Nieuwenhuis. Amersfoort 1983 Landschap onder loep. Catalogus Rijksmuseum Twenthe. Zeno Kolks 1988 Tijdschrift Antiek. Iris Hagenbeek-Fey Straatnamenboek van Hilversum. A.H. Meijer. Hilversum 1988 Streekarchief Hilversum Streekarchief Naarden Rijksarchief Utrecht Werken van James de Rijk in openbare collecties Amsterdamschs Historisch Museum: uit de voormalige collectie Fodor roodkrijttekening twee liggende koeien O.l.-inkt tekening herder met geiten en schapen Rijksmuseum Amsterdam: “Boerendeel met koestal” ongedateerd en ongesigneerd olieverf op doek afm. 58 x 72 cm in bruikleen van Gemeente Amsterdam. Rijksprentenkabinet Amsterdam: verzameling tekeningen Teijlersmuseum Haarlem: “Boerenerf te Hilversum” (gesigneerd J.D.R.) verzameling pentekeningen w.o. drie tekeningen landschap met paard Rijksprentenkabinet Leiden: tekening “Jongen met twee koeien” tekening “Herder met vee aan strand” Gemeentemuseum Kampen: schilderij “Melktijd” Rijksmuseum Kröller-Muller Otterlo: studiebladen schapen en rammen Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: landschap met dieren (gemerkt J.D.Rijk) elf tekeningen (landschappen) Oosterkerk Zaandam: “Het vee in de kerk tijdens de watersnood van 1825” (gedateerd 1830) Goois Museum Hilversum: schilderij “Koeiemarkt Kerkbrink” 1860 schilderij “Vee aan zee” studiebladen schapen en rammen
1981-2005
James de Rijk en zijn tijd
Een chronologisch overzicht 1731 23 08
Willem Jacobs de Rij(c)k, grootvader van James de Rijk, geboren te Hilversum 1773 23 04 Willem Jacobs de Rijk, de weduwnaar van Eijfje Berents ook Barentsen, huwt Marritje van Kampen, de weduwe van Gerbert Perk (grootouders van James de Rijk) 1774 01 02 uit dit huwelijk wordt geboren Jacob Willems de Rijk, de vader van James de Rijk, doopgetuige: Marritje Jacobs de Rijk 1777 15 06 geboren Hermannus Bernardus de Rijk (oom van James de Rijk), doopgetuige: Johanna Gardina Nijentjank 1779 11 11 geboren Hermen de Rijk (oom van James), doopgetuige: Kaatje van de Kerckhof 1789 29 11 Jan van Ravenswaay, leermeester van James de Rijk, in Hilversum geboren 1793 13 12 schilder Joannes Esman in Hilversum geboren 1795 28 01 De Fransen komen het dorp Hilversum binnen, de Hilversummers kiezen een nieuw dorpsbestuur, een der gekozenen is Lammert de Rijk. De dominee begint zijn doopregister op een nieuwe bladzijde en schrijft: Eerste Jaar der Batavische Vrijheit 1800 Hilversum telt ca 3500 inwoners 1800 Jacob Willems de Rijk huwt Elisabeth Buchle 1803 05 12 uit dit huwelijk wordt geboren: James de Rijk, doopgetuige: Gerritje (Perk dochter van Marritje van Kampen). Deze James de Rijk overlijdt kort daarna 1806 17 05 James de Rijk geboren in Hilversum, doopgetuige: Gebje Perk, de zuster van Gerritje Perk 1806 Het Koninkrijk Holland wordt uitgeroepen; 23 06 Lodewijk Napoleon houdt intocht in Den Haag 1808 10 06 Anna Catharina Mechtilda van Delden geboren te Goor (echtgenote van James de Rijk) 1808 oprichting Koninklijke Academie te Amsterdam en Koninklijk museum voor Schone Kunsten in het Paleis op de Dam in Amsterdam; een van de eerste werken van P.G. van Os in de collectie werd daar bekroond 1810 01 04 de grootvader van James de Rijk, Willem Jacobs de Rijk, overlijdt te Hilversum. 1813 03 07 Cornelis Bijlard, neef en latere leerling van James de Rijk, geboren in Hilversum 1813 02 12 inhuldiging erfprins van Oranje Koning Willem I in Amsterdam. 1815 28 04 Johannes van Ravenswaay Gijsb.zoon, neef van Jan van Ravenswaay, in Hilversum geboren 1815 mrt/jun de “100 dagen” van Napoleon Bonaparte 1816 musicus en vriend van James de Rijk, Cees Andriessen Sr. geboren in Hilversum 1816 Albertus Perk wordt benoemd tot secretaris en ontvanger van de gemeente Hilversum. 1819 de moeder van James de Rijk heeft het gezin in Hilversum verlaten 1822 James de Rijk krijgt tekenlessen van Jan van Ravenswaay 1824 eerste tentoonstelling van werk van James de Rijk in Amsterdam 1824-1830 Pieter Gerardus van Os en zoon Pieter Frederik van Os wonen in Hilversum 1824 31 05 het departement Hilversum der Maatschappij tot Nut van het Algemeen wordt opgericht, o.a. door P.G. van Os en J. van Ravenswaay 1824 Nicolaas Pieneman heeft te Amsterdam in opdracht van Koning Willem I “De slag bij Waterloo” geschilderd
25 jaar Eigen Perk
1825 1826-1828 1826 1828 1829 05 08 1829 1830 1830 11 05 1830 1831 23 09 1834 20 06 1835 1836 21 05 1836 06 07 1838 18 12 1838 1838 1839 1839 1839 1839 1840 1840 1840 1841 19 02 1841 23 04
1842-1845 1842-1854 1843 13 01 1843 31 05 1844
1846 15 11 1846 1848 03 11 1850 1850
1850
tentoonstelling van werk van James de Rijk in Haarlem Barend Cornelis Koekkoek woont in Hilversum aanleg van de bestrate weg ’s-Graveland-Soestdijk door het dorp Hilversum James de Rijk wordt lid van de Koninklijke Academie in Amsterdam huwelijk van James de Rijk met Anna Catharina Magtilda van Delden gedateerd studieblad van James met koeienkoppen dorp Hilversum telt 4367 inwoners de eerste zoon van James de Rijk en Anna van Delden wordt geboren en overlijdt kort daarna gedateerd schilderij “Koeien in de kerk” (Oosterkerk te Zaandam) zoon James (Jacobus Augustinus) de Rijk geboren dochter Anna Francisca de Rijk geboren schilder G. van Doornik leerling van James tot 1838 James de Rijk koopt stuk grond bij op “Langgewenscht” 1650 m2 (A 49) zoon Arnoldus Wilhelmus de Rijk geboren zoon Augustinus Wilhelmus de Rijk geboren James de Rijk wordt lid van “Arti Sacrum” en het Genootschap “Hierdoor tot hoger” in Rotterdam de arts doctor Van Hengel vestigt zich in Hilversum eerste spoorlijn Amsterdam-Haarlem de kunstschilder Daguerre ontwikkelt fotografie door middel van glasplaten Nicolaas Beets schrijft de Camera Obscura de lithografie (steendrukkunst) wordt uitgevonden economische situatie ondanks krampachtige pogingen nog weinig rooskleurig diligences (gele koetsen) van Buwalda aan de Kerkbrink naar Amsterdam, Utrecht en Vreeland James de Rijk maakt tekening bij Sint Janskerkhof Laren zoon Franciscus Willibrordus geboren Geertje Gerbertsd. Thijmen Perk, de tante en steun en toeverlaat van James de Rijk en de grootmoeder van de schilder Cornelis Bijlard, overlijdt te Hilversum geeft James les aan gebroeders Christiaan en Hendrik Hein Marinus Adrianus Koekkoek, zoon van B.C. Koekkoek, woont in Hilversum Hendrik Pieter Koekkoek, zoon van Marinus A. Koekkoek, in Hilversum geboren; woont tot 1866 in Hilversum zoon Alphonsus Gregorius Richardus geboren de kerkschilder en latere vriend van James de Rijk, Antonius Brouwer, vestigt zich met zijn ouders voorgoed in Hilversum aan de Veerstraat dochter Maria Ambrosia Geertruide de Rijk geboren Hendrik de Wit Tijmenszn geboren (de echtgenoot van dochter Maria de Rijk) afkondiging van de Nieuwe Grondwet met beperkt kiesrecht de Groest voor het eerst geheel bestraat de lithografie wordt pas nu door kunstenaars toegepast; James de Rijk was ook lithograaf, pionier was de kunstschilder Jean Augustin Daiwaille, in 1820 directeur van de Academie te Amsterdam burgemeester Barend Andriessen van Hilversum sterft (was vanaf 1816 burgemeester); opgevolgd door W. de Wit Gzn. (tot 1860)
hht-ep 2006/4
277
1850 1850 1850 24 05
1850 01 01
1851 19 11 1853 maart 1853 1853-1861 1853 08 04
1856
1856
1860 1860 1860 1860 1862 01 03 1862 13 06 1862 15 08 1866-1873 1869 02 03 1869 24 05 1870 1870 06 12 1870 1871 28 07 1874 juni 1875 01 02 1876 1876 14 03 1876 29 07 1877 1878 19 10 1880 04 03
278
Hilversum telt 5454 inwoners de schilder Andreas Danekes woont in Hilversum en krijgt eerste benoeming tot postmeester ingekomen verzoek bij raad Hilversum om kunstwerken in te zenden voor een veiling in Den Bosch t.b.v. slachtoffers overstroming: geen inzending van Hilversumse kunstenaars! gezin van James de Rijk staat op “Langgewenscht” ingeschreven met alle zes kinderen en nog drie inwonenden: de hoefsmid neef Franciscus Bijlard (1828), de dienstbode Elisabeth de Boer (1834) en de leerling-kunstschilder Jan de Waal Malefijt (1828 Haarlem) Jan de Waal Malefijt, schilder en leerling van James de Rijk, sterft (woonde in bij James) herstel Bisschoppelijke Hiërarchie. Kerkgebouw Sint Vitus krijgt nieuwe (Waterstaats)gevel aangebouwd. zoon Jacobus Aug. de Rijk is mede-oprichter van het Hilversumse zangkoor “Crescendo” exposeert Anna de Rijk-van Delden regelmatig in Amsterdam, Den Bosch, Groningen, Leeuwarden en Rotterdam Jan Willem Pieneman overlijdt; Anna van Delden schildert bloemenhulde ter nagedachtenis en Jacob van Lennep houdt de lijkrede James de Rijk en zoon Jacobus tekenen op verzoek van L.F.J. Janssen, conservator aan het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, de door hem gevonden archeologische voorwerpen voor zijn boek Hilversumsche Oudheden Johan Geradts, de oprichter van de krant De Gooi- en Eemlander, vestigt zich in Hilversum en wordt een huisvriend van James de Rijk en zoon Jacob A. de Rijk de stijl van de Romantiek is over haar hoogtepunt heen James de Rijk schildert “Koeiemarkt op de Kerkbrink van Hilversum” fabrikeur Veen schenkt 55 woningen aan de Oude Kamp (Schapenkamp) Hilversum telt 5852 inwoners dochter Anna de Rijk treedt in klooster te Velp de vader van James overlijdt zoon Jacobus Augustinus wordt in Haarlem tot priester gewijd Lion Schulman is de laatste leerling van James de Rijk Jan van Ravenswaay, de leermeester van James, overlijdt in Hilversum; Albertus Perk schrijft een herdenking dochter Maria de Rijk huwt tapijtfabrikantenzoon Hendrik de Wit Tijmenszoon de Haagsche schildersschool komt tot ontwikkeling, gevolgd door de Larense school (Impressionistische stijl) eerste kleinzoon Timotheus de Wit wordt geboren Hilversum telt 6600 inwoners kleinzoon en stamhouder James de Rijk wordt in Soerabaja geboren (vader Franciscus de Rijk) spoorwegstation van Hilversum geopend James de Rijk koop wat grond bij aan het “Langgewenscht” (450 m2) (A. nr. 40) opening van het Noordzeekanaal kleindochter Anna Catharina Petronella Maria de Wit geboren James de Rijk maakt zijn testament; hij is 70 jaar laatste maal dat James de Rijk deelneemt aan tentoonstellingen kleindochter Maria Petronella Anna Catharina de Wit geboren kleinzoon Jacobus Timotheus Joseph Hendrik de Wit geboren
hht-ep 2006/4
1880 31 08 1880 07 12 1881 1882 19 10 1882 10 11 1883 1884 1887 1889 30 08 1891 1895 05 11 1896 23 04 1897 10 03 1897
geboorte prinses Wilhelmina Albertus Perk overlijdt Hilversum telt 9688 inwoners Maria Ambrosia Geertruide de Rijk overlijdt (1846) James de Rijk overlijdt (76 jaar) zoon Jacobus de Rijk schrijft Wandelingen door Gooi- en Eemland kleinzoon James de Rijk (1871) komt uit Soerabaja en krijgt opleiding in Sint Michielsgestel kleinzoon James de Rijk zet studie voort in Amsterdam dochter Anna Francisca de Rijk (1834) overlijdt in klooster te Velp bevolking Hilversum groeit naar een inwonertal van 12.602 Anna Catharina Mechtilda de Rijk-van Delden (1808) overlijdt in huis “Langgewenscht” gemeente Hilversum koopt huis en grond “Langgewenscht” van de erven De Rijk de oudste zoon prof. Jacobus Augustinus de Rijk (1831) overlijdt te Voorhout woonhuis “Langgewenscht” wordt afgebroken en op het terrein wordt een park aangelegd, nadat eerst in de Gemeenteraad werd voorgesteld om de markt van de Groest naar dit terrein te verplaatsen. Eerst in 1930 werd het terrein aangewezen voor het houden van de weekmarkt
Jan van Ravenswaay, ‘Weide met vee’ (fragment), ca. 1830. (coll. Rijksmuseum)
1981-2005
Overzicht van de kunstschilders die in Hilversum woonden en werkten in de periode 1820-1880 (het tijdvak der Romantiek)
* Indien de kunstschilder in Hilversum geboren is, dan is het geboortejaar aangehouden.
25 jaar Eigen Perk
hht-ep 2006/4
279
280
hht-ep 2006/4
1981-2005