C-163/09 - 1
Vertaling
Zaak C-163/09 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 8 mei 2009
Verwijzende rechter: VAT and Duties Tribunal te Londen / Verenigd Koninkrijk
Datum van de verwijzingsbeschikking: 24 april 2009
Verzoekende partij: Repertoire Culinaire Ltd
Verwerende partij: The Commissioners
for Her Majesty's
Revenu and Customs (Excise Duty)
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
(Omissis) FIRST -TIER TRIBUNAL TAX REPERTOIRE CULINAIRE LTD verzoekende partij tegen THE COMMISSIONERS FOR HER MAJESTY'S REVENU AND CUSTOMS (Excise Duty) verwerende partij (Omissis) VERZOEK AAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING
(Omissis) Dit Tribunal beslist: 1.
(Omissis)
2
De vier vragen als vermeld in bijlage 2 bij de beschikking van het Tribunal te verwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen voor een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG
REPERTOIRE
CULINAIRE
(Omissis) ACCIJNZEN - Kookwijn en kookcognac - accijnsplichtigheid van kookwijn en kookcognac als ethylacohol - vrijstelling van accijns op grond van artikel 27, lid 1, van richtlijn 92/83/EEG - correcte uitvoering van artikel 27, lid 1, sub f, van de richtlijn door Section 4 van de Finance Act 1995 - verzoek aan het Hof om een prejudiciële beslissing - arrest Skatteverket/Gourmet Classic Ltd (zaak C-458/06) - vragen die aan het Hof worden voorgelegd FIRST -TIER TRIBUNAL TAX REPERTOIRE CULINAIRE LTD verzoekende partij tegen THE COMMISSIONERS FOR HER MAJESTY'S REVENU AND CUSTOMS (Excise Duty) verwerende partij (Omissis) In openbare zitting (als VAT and Duties Tribunal) te Londen op 10 en 11 december 2008 (Omissis)
3
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
BESCHIKKING Inleiding en feiten 1. Deze zaak betreft een beroep tegen een besluit van G.A. Murray, Review Officer van verweerders, de Commissioners (hierna: "HMRC"), dat aan Dechert, indertijd vertegenwoordiger van Repertoire Culinaire Ltd (hierna: "verzoekster"), is meegedeeld bij brief van 17 oktober 2002 (hierna: "brief houdende het besluit"). Het besluit van Murray strekte tot weigering van de teruggave van bepaalde goederen, namelijk 2 800 liter witte wijn, 2 800 liter rode wijn, 160 liter port en 80 liter cognac. 2. De witte wijn en de rode wijn hadden een a1coholpercentage van 11 %, de port 19 % en de cognac 40 %. 3. In de brief houdende het besluit werd verklaard: "Het is evident dat aan de wijn, port en cognac zout en peper waren toegevoegd, de producten waren ,ondrinkbaar' en bestemd voor culinair gebruik". 4. In het bij de goederen behorende CMR-document (vrachtbrief) werden deze omschreven als ,vin de cuisine'. Op de aan verzoekster gerichte factuur van de leverancier van de goederen, Ravel S.A. te St-Galmier, Frankrijk, staat als aanvullende omschrijving ,salé-poivré' bij elk van de goederen en de douanecode 2103909089. In deze beschikking zullen wij de goederen aanduiden als "kookwijn", "kookport" en "kookcognac", en in het algemeen als "kookvloeistoffen" . 5. De teruggave van de kookvloeistoffen werd in wezen geweigerd op grond dat volgens HMRC daarop "een Britse accijns van toepassing was tegen de normale tarieven voor alcohol". 6. Als bijlage 1 bij deze beschikking gaat de tekst van een door partijen overgelegd "Overzicht van de tussen partijen vaststaande feiten". Uit dit overzicht blijkt (zie punt 18 ervan) dat op 19 juli 2007 binnen de Gemeenschap geen consensus bestond over de behandeling van de kookvloeistoffen waar het in dit beroep om gaat. Sommige lidstaten waren van mening dat kookwijn buiten de werkingssfeer van de accijns ingevolge richtlijn 92/83/EEG (hierna: "richtlijn") valt en derhalve vrij, zonder begeleidend document binnen de EU kan circuleren. 7. Kennelijk zijn door het Accijnscomité tegenstrijdige opvattingen geuit over de vraag of voor kookvloeistoffen volgens de richtlijn accijns verschuldigd is. De raadsman van verzoekster, Mercer, verwijst naar CED nr. 234 van 1997, die steun lijkt te bieden voor de uitlegging die hij verdedigt, terwijl Singh namens HMRC voor zijn (tegengestelde) stelling steun ziet in CED nr. 365 van 2001 en CED nr. 372 def. van 2002. Het Tribunal merkt evenwel op dat de onder referentie CED nr. 373 def. van 2002 gegeven richtsnoeren niet unaniem zijn goedgekeurd. 4
REPERTOIRE
CUUNAIRE
8. Het Tribunal heeft een getuigenverklaring ontvangen van Alberto Allo, Chef de Bureau F/3, Contributions indirectes, Direction Générale des Douanes et Droits indirectes van het Franse ministerie van Economie, Financiën en Industrie, waartegen HMRC geen bezwaar hebben gemaakt. Wij gaan uit van de feitelijke uiteenzettingen in die getuigenverklaring en in de andere getuigenverklaringen waarnaar wij nog zullen verwijzen. 9. Volgens Allo heeft de Commissie tijdens de vergadering van het Accijnscomité van 22 november 2004 een voorstel ter tafel gebracht voor nieuwe richtsnoeren (CED nr. 497 van 2004), waardoor de richtsnoeren van CED nr. 372 def. van 2002 zouden komen te vervallen en kookwijn en kookcognac zouden worden aangemerkt als aroma 's die onder de vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 27, lid 1, sub e, van de richtlijn vallen, in plaats van artikel 27, lid 1, sub f. 10. Allo stelt verder dat de opvatting van de lidstaten op dat moment niet helder was, zoals is vermeld in de notulen van het Accijnscomité van 24 en 25 november 2005 (CED nr. 505 van 2005). 11. Uit de verklaringen van Allo leidt het Tribunal het volgende af. 12. Het standpunt van Frankrijk en Ierland is dat kookvloeistoffen geen producten zijn die onder de accijnsrichtlijn vallen en vrij binnen de Europese Unie kunnen circuleren zonder dat daarvoor een begeleidend document is vereist. 13. Frankrijk is blijkbaar de enige producent van kookwijn en heeft een reeds lang gevestigde praktijk wat de behandeling van kookwijn betreft. De Franse douane is terdege bekend met de aard van kookvloeistoffen, die zijn getest in een onafhankelijk laboratorium. Op basis van deze tests is geconcludeerd dat kookvloeistoffen uitsluitend voor de bereiding van levensmiddelen kunnen worden gebruikt. De Franse douane is uitgerust met geschikte middelen voor de controle van het verkeer van kookvloeistoffen en heeft niet te maken gehad met fraude of misbruik bij het gebruik ervan. 14. Het is niet mogelijk (althans vanuit praktisch-economisch oogpunt) het mengproces terug te draaien om de alcoholhoudende drank van peper en zout te scheiden of het alcoholgehalte van de wijn in zijn geheel te isoleren. 15. Allo verklaart voorts dat gezien de mate van verwarring onder de lidstaten op dit punt, een beslissing van het Hof welkom zou zijn en de Franse regering interventie in een procedure voor het Hof zou overwegen. (Opgemerkt moet worden dat de verklaring van Allo dateert van 3 april 2007 en derhalve van voor het arrest in de zaak Gourmet Classic - zie hierna, punt 21 - alsook dat de Franse regering in die zaak kennelijk niet in de procedure voor het Hof heeft geïntervenieerd. )
5
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESUSSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
16. Volgens Allo heeft het Accijnscomité overwogen kookvloeistoffen te classificeren als aroma's die onder de vrijstelling van accijns als bedoeld in artikel 27, lid 1, sub e, van richtlijn vallen, in plaats van artikel 27, lid 1, sub f. 17. Het Tribunal heeft voorts een getuigenverklaring ontvangen van Alain Imola, voorzitter van het Syndicat National des Producteurs d' Alcools et produits dérivés pour metiers de bouche en directeur van Bardinet Gastronomie, waartegen HMRC geen bezwaar hebben gemaakt. Imola verklaart dat hij in beide functies aanzienlijke kennis heeft vergaard over het functioneren van de exporthandel van kookvloeistoffen binnen de Europese Unie. Hij heeft zijn opvatting dat op kookvloeistoffen geen accijns van toepassing is, onderbouwd. 18. Het Tribunal heeft ook een getuigenverklaring ontvangen van M. d 'Espous, directeur van verzoekster, waartegen HMRC evenmin bezwaar hebben gemaakt. D'Espous geeft aan dat verzoekster kookvloeistof heeft verkocht aan 59 restaurants, 3 externe cateraars, 3 hotels en een groothandelaar, die uitsluitend restaurants als afnemers heeft. Hij bevestigt dat de afnemers van verzoekster de van haar gekochte kookvloeistof gebruiken als een ingrediënt voor levensmiddelen. Hij bevestigt dat het alcoholgehalte van kookwijn, zelfs voordat deze aan een saus of gerecht wordt toegevoegd, nooit meer is dan 5 %. Na toevoeging neemt het alcoholgehalte door het kookproces verder af. 19. Tussen het tijdstip dat het beroep is ingesteld (op 4 november 2002) en de inhoudelijke behandeling van de zaak (10 en 11 december 2008) zijn de kwesties waarover tussen partijen geschil bestaat genuanceerd. Ter terechtzitting is het Tribunal verzocht een uitspraak te doen over de volgende twee punten: 1)
Zijn kookvloeistoffen accijnsproducten in de zin van de richtlijn?; en
2)
Zo ja, zijn kookvloeistoffen vrijgesteld van accijns door toepassing van artikel 27 van de richtlijn?
20. Verzoekster heeft verzocht om verwijzing van vragen over deze kwesties naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Hof"). HMRC hebben zich hiertegen verzet. 21. Over het eerste punt heeft het Hof reeds geoordeeld in het kader van de verwijzing in de zaak Skatteverket/Gourmet Classic Limited (C-458/06). Op 12 juni 2008 heeft het Hof in die zaak een arrest gewezen, waarin het vaststelde: ,,[d]e alcohol in kookwijn moet, indien hij een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, worden ingedeeld als ethylalcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van [de richtlijn]". 22. In het licht van het arrest van het Hof in de zaak Gourmet Classic stellen HMRC dat op het eerste punt thans in hun voordeel is beslist en dat er geen redelijke grond is op basis waarvan dezelfde vraag opnieuw aan het Hof kan worden voorgelegd. Wat het tweede punt aangaat, stellen HMRC dat zij de 6
REPERTOIRE
CULINAIRE
vrijstelling van artikel 27, lid 1, sub f, van de richtlijn op een rationele en redelijke wijze hebben toegepast, in overeenstemming met de ruime beslissingsvrijheid die de richtlijn hen toekent, en dat over het tweede punt kan worden beslist zonder verwijzing naar het Hof. 23. Mercer heeft bij de stelling dat beide vragen aan het Hof moeten worden voorgelegd, opgemerkt dat gezien de bijzonderheden van de zaak Gourmet Classic een verwijzing met betrekking tot het - in die zaak in geding zijnde eerste punt aangewezen en zinvol is. Hij geeft nog andere argumenten, die zijn ontleend aan het vermeende nadeel dat verzoekster zou leiden indien geen verwijzing met betrekking tot de eerste kwestie zou volgen. Volgens Mercer dient eveneens een vraag over de tweede kwestie te worden gesteld. (Omissis) 25. In deze beschikking bespreken wij om te beginnen de argumenten met betrekking tot de twee vastgestelde kwesties, en geven wij vervolgens (onder het opschrift ,Gourmet Classic') de standpunten van partijen weer over de vraag of in deze zaak al dan niet een verwijzing naar het Hof moet volgen. Tot slot vermelden wij onze redenen voor het besluit tot verwijzing. Eerste kwestie: zijn kookvloeistoffen accijnsproducten in de zin van de richtlijn? 26. Wat de eerste kwestie betreft, zijn partijen het erover eens dat indien kookvloeistoffen accijnsproducten zijn, dit voortvloeit uit de toepassing van artikel 20 van de accijnsrichtlijn (definitie van "ethyla1cohol"). 27. Artikel 19 van de accijnsrichtlijn bepaalt dat lidstaten accijns heffen op ethylalcohol overeenkomstig de richtlijn, en artikel 20 definieert het begrip "ethyla1cohol" in de zin van de richtlijn. 28. De definitie in artikel 20 luidt als volgt: "In deze richtlijn wordt onder "ethyla1cohol" verstaan: alle producten van de GN-codes 2207 en 2208 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol, ook wanneer deze producten bestanddeel zijn van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur; producten van de GN-codes 2204, 2205 en 2206 met een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 22 % vol; drinkbare gedistilleerde dranken die producten al dan niet in oplossing bevatten. " 7
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
29. Voor een goed begrip van deze definitie moet worden verwezen naar de daarin genoemde GN-codes (en in de GN-codes zelf). De codes zijn opgenomen in hoofdstuk 22 van de Gecombineerde Nomenclatuur (Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn). Het gaat meer bepaald om: GN-code 2207 Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcohol-volumegehaIte van 80 % vol of meer; ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte: GN-code 2208 - Ethylalcohol, niet gedenatureerd, volumegehalte van minder dan 80 %
met een alcohol-
vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten: samengestelde alcoholhoudende preparaten van de soort gebruikt voor de vervaardiging van dranken GN-code 2204 - Wijn van verse druiven, wijn waaraan alcohol is toegevoegd daaronder begrepen; druivenmost, andere dan bedoeld bij post 2009: GN-code 2205 - Vermout en andere wijn van verse druiven, bereid met aromatische planten of met aromatische stoffen: GN-code 2206 - Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen: GN-code 2209 - Tafelazijn, natuurlijke of verkregen uit azijnzuur: Eerste kwestie - argumenten van verzoekster 30. Verzoekster stelt zich met betrekking tot deze kwestie op het standpunt, dat bij de beoordeling van de toepasselijkheid van artikel 20 van de richtlijn in dit geval de "producten" gelet op de feiten a) de kookwijn, b) de kookport en c) de kookcognac zijn. 31. Aldus begrepen, vallen de "producten" niet onder een van de codes van hoofdstuk 22 van de GN, maar binnen hoofdstuk 21 van de GN (Diverse producten voor menselijke consumptie) en meer bepaald onder GN-code 2103, die luidt als volgt: GN-code 2203 - Sausen en preparaten voor sausen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten; mosterdmeel en bereide mosterd: 32. Mercer verwijst naar aantekening 1 a) bij hoofdstuk 22 van de GN (een algemene aantekening), waarin is bepaald: Dit hoofdstuk omvat niet "producten bedoeld bij dit hoofdstuk (andere dan die bedoeld bij post 2209) bereid voor
8
REPERTOIRE
CULINAIRE
keukengebruik, waardoor zij ongeschikt zijn geworden om als drank te worden gebruikt (in het algemeen post 2103)". 33. Mercer wijst op de overeenstemmende opvatting van Murray dat de kookvloeistoffen niet onder hoofdstuk 22 van de GN vallen, zoals weergegeven in de brief houdende het besluit, waar hij (Murray) stelt: "De factuur van Ravel S.A, waarvan ik een kopie bijvoeg, vermeldt als douanetariefcode 2103909089. Over het classificatiesysteem bestaat internationaal overeenstemming en deze code is naar mijn mening de juiste code voor de goederen." 34. Volgens Mercer worden alcoholhoudende dranken in de opzet van de richtlijn onderverdeeld in 5 categorieën, ondergebracht in de afdelingen I tot en met V (waarbij artikel 20 valt onder afdeling V: ethylalcohol). De categorieën zijn: bier, wijn, andere gegiste dranken dan wijn en bier, tussenproducten en ethylalcohol. 35. Hij stelt dat de definitie van "ethylalcohol" in artikel 20 van de richtlijn kookwijn en kookport uitsluit, omdat deze producten niet onder een van de drie streepjes van het artikel vallen. 36. Meer bepaald, is het eerste streepje van artikel 20 niet van toepassing omdat kookwijn en kookport geen producten zijn die onder de GN-codes 2207 of 2208 vallen (welke codes volgens hem alleen gedistilleerde dranken omvatten, geen wijn). 37. Het tweede streepje van artikel 20 is niet van toepassing omdat, hoewel de GN-codes 2204, 2205 en 2206 respectievelijk wijn, wijn waaraan alcohol is toegevoegd en andere gegiste dranken omvatten, moeten de producten volgens de bepaling een effectief alcoholvolumegehalte hebben van meer dan 22 %. Zoals gezegd, had de kookwijn een alcoholvolumegehalte van 11 % en de kookport 19 %. 38. Het derde streepje van artikel 20 is niet van toepassing omdat noch de kookwijn noch de kookport "drinkbare gedistilleerde dranken" waren, en geen van beide producten bevatten, al dan niet in oplossing. 39. Hij verwijst ter ondersteuning naar het standpunt van het Accijnscomité van de Europese Commissie (hierna: "Accijnscomité") met betrekking tot wijnmoer en druivenmoer in CED nr. 234 van 1997. Het Accijnscomité was van mening dat wijnmoer en druivenmoer op zichzelf niet onder de GN-codes 2207 of 2208 zouden vallen, maar wijn zouden blijven. 40. Mercer erkent dat cognac is geclassificeerd onder GN-code 2208 (als gedistilleerde drank) en dat kookcognac derhalve, althans op het eerste gezicht, onder de uitgebreide definitie van ethylalcohol in het eerste streepje van artikel 20 van de richtlijn zou kunnen vallen, ook al is het een bestanddeel van een product, kookcognac, dat onder hoofdstuk 21 van de GN (en niet hoofdstuk 22) valt. Volgens hem valt kookcognac evenwel niet onder die definitie, omdat het door 9
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C- I 63/09
aantekening 1 a) van hoofdstuk 22 van de GN (zie hierboven, punt 14) van classificatie onder GN-code 2208 is uitgesloten, op grond dat het is bereid voor keukengebruik en derhalve ongeschikt is geworden om als drank te worden gebruikt. Hij stelt dat kookcognac hoe dan ook van accijns moet worden vrijgesteld op grond van artikel 27, lid 1, sub f, dat hierna wordt besproken (tweede kwestie). Eerste kwestie - argumenten van HMRC 41. Volgens Sarabjit Singh moet het alcoholgehalte van de kookwijn, de kookport en de kookcognac voor de toepassing van het eerste streepje worden bezien als het "product" waarvan de aard wordt onderzocht om te bepalen of het onder de definitie van "ethylalcohol" in de zin van het artikel valt. Het alcoholgehalte is een product dat een "bestanddeel [is] van een product uit een ander hoofdstuk van de gecombineerde nomenclatuur" voor de toepassing van de definitie, te weten GN-code 2103. 42. Hij heeft verwezen naar het standpunt van het Accijnscomité ten aanzien van de fiscale behandeling van kookwijn en kookcognac in CED nr. 365 van 2001. Het Accijnscomité was van mening dat ethylalcohol als bedoeld in de posten 2207 en 2208 zich niet uitsluitend beperkt tot ethylalcohol die is verkregen door gisting gevolgd door distillatie. Hij heeft eveneens verwezen naar de door het Accijnscomité op 11 november 2002 gegeven richtsnoeren met referentie CED no. 372 def., waarin werd opgemerkt dat de delegaties "vrijwel unaniem" hadden vastgesteld dat "aangezien de classificatie in GN-codes 2207 en 2208 niet uitsluitend is voorbehouden aan ethylalcohol verkregen door distillatie, kookwijn en kookcognac, die een alcoholvolumegehalte hebben van meer dan 1,2 %, worden geacht "ethylalcohol" te zijn in de zin van artikel 20 van richtlijn". Volgens hem is de kwestie in de door HMRC verdedigde zin beslecht in het arrest van het Hof in de zaak Gourmet Classic. Tweede kwestie: indien kookvloeistotTen accijnsproducten zijn in de zin van artikel 20 van de richtlijn, zijn zij niettemin vrijgesteld van accijns door toepassing van artikel 27, lid 1, van de richtlijn? 43. Artikel 27 van de richtlijn is vervat in afdeling VII: Vrijstellingen. 44. Artikel 27 bepaalt, voor zover van belang, het volgende: 1. De lidstaten verlenen voor de onder deze richtlijn vallende producten vrijstelling van de geharmoniseerde accijns op de voorwaarden die zij vaststellen voor de juiste en eenvoudige toepassing van deze vrijstellingen en ter voorkoming van fraude, ontwijking of misbruik:
[...] 10
REPERTOIRE
CULINAIRE
e) wanneer zij gebruikt worden voor de productie van aroma's voor de bereiding van levensmiddelen en niet-alcoholhoudende dranken met een alcoholvolumegehalte van niet meer dan 1,2 % vol; 1) wanneer zij rechtstreeks of als bestanddeel van een halffabricaat worden
aangewend voor de productie van levensmiddelen, gevuld of anderszins, waarvan het alcoholgehalte niet meer bedraagt dan 8,5 liter absolute alcohol per 100 kilogram product voor chocola, en 5 liter absolute alcohol per 100 kilogram product voor andere producten." 45. Het Verenigd Koninkrijk heeft artikel 27, lid 1, sub f, van de richtlijn kennelijk omgezet door de vaststelling van Section 4, Finance Act 1995. (Omissis) 47. Section 4 van de Finance Act 1995 (omissis) voorziet onder andere in een mechanisme voor de teruggaaf van accijns op belastbare alcoholhoudende drank die is gebruikt bij de productie of vervaardiging van levensmiddelen met een alcoholgehalte van ten hoogste 5 liter alcohol per 100 kilogram van het levensmiddel. De teruggaaf gebeurt op een verzoek daartoe van een groothandelsleverancier die tevens de producent of fabrikant van het levensmiddel is. Verzoeken om teruggaaf van bedragen van minder dan 250 pond (een limiet die door de Commissioners kan worden verhoogd) worden niet gehonoreerd. Tweede kwestie - argumenten van verzoekster 48. Volgens verzoekster vallen kookwijn, kookport en kookcognac onder de vrijstelling van artikel 27, lid 1, sub f, ongeacht of zij rechtstreeks voor de productie van levensmiddelen worden gebruikt, dan wel indirect voor de productie van levensmiddelen als een bestanddeel van een halffabricaat (een saus), mits het alcoholgehalte van het resulterende voedingsproduct (Mercer noemt als voorbeeld boeuf bourguignon) niet meer dan 5 liter zuivere alcohol per 100 kilogram van het voedingsproduct bedraagt. 49. Mercer maakt ter ondersteuning van zijn stelling dat het relevante levensmiddel voor de toepassing van artikel 27, lid 1, sub f, het resulterende gerecht is, een vergelijking met de in het artikel neergelegde regeling voor chocolade, waar duidelijk is, zo stelt hij, dat het relevante "levensmiddel" de chocolade is (hij noemt met Cointreau likeur gevulde chocolade als voorbeeld). Tweede kwestie - argumenten van HMRC 50. Singh stelt dat een mogelijke uitlegging van artikel 27, lid 1, sub f, is dat het bedoelde "product" (gelet op de feiten) de kookwijn, kookport en kookcognac betreft, en dat de vrijstelling uitsluitend van toepassing is indien het
11
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESUSSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
alcoholgehalte van die producten niet hoger is dan 5 %. In alle drie de gevallen is dat wel zo. 51. Hij wijst erop dat deze uitlegging "vrijwel unaniem" is aanvaard door de delegaties die deel uitmaakten van het Accijnscomité dat de richtsnoeren in CED nr. 372 def. van 11 november 2002 heeft vastgesteld. 52. Zijn voornaamste argument is evenwel dat artikel 27 de lidstaten de discretie toekent om voorwaarden aan de vrijstelling te verbinden. Het Verenigd Koninkrijk stelt bij de uitvoering van artikel 27, lid 1, sub f, in Section 4, Finance Act 1995, weliswaar voorwaarden, maar deze kunnen gunstiger uitwerken dan de door het Accijnscomité CED nr. 372 def. voorgestane uitlegging. Hij wijst erop dat het de lidstaten volgens artikel 27, lid 6, uitdrukkelijk vrij staat de vrijstellingen van artikel 27 te effectueren via de teruggaaf van betaalde accijns, en dat Section 4, Finance Act 1995 zo is opgezet dat op die wijze uitvoering wordt gegeven aan de vrijstelling van artikel 27, lid 1, sub f. 53. Hij merkt op dat volgens de bepalingen van Section 4, Finance Act 1995, teruggaaf van accijns op kookwijn, kookport en kookcognac mogelijk is, zelfs in een geval waarin het alcoholgehalte van de kookwijn, kookport of kookcognac hoger is dan 5 % (zoals in casu het geval is) zolang de kookwijn, kookport of kookcognac wordt gebruikt in de productie of vervaardiging van een levensmiddel dat niet meer dan 5 liter alcohol per 100 kilogram bevat. Gezien deze ruime uitlegging heeft het Verenigd Koninkrijk het recht om aan de toepassing ervan strikte grenzen stellen. 54. Volgens Singh heeft verzoekster geen recht op vrijstelling van accijns op grond van artikel 27, lid 1, sub f, zoals omgezet bij Section 4, Finance Act 1995, omdat zij de kookvloeistoffen niet heeft gebruikt als een ingrediënt voor levensmiddelen [Section 4(3), Finance Act 1995], maar in plaats daarvan als groothandel voor de kookvloeistoffen zelf heeft gehandeld. 55. Door de vrijstelling te beperken tot onder meer de personen die kookvloeistoffen als een ingrediënt in een product gebruiken of handelen als groothandelaars van het product waarin de kookvloeistoffen als een ingrediënt zijn gebruikt, heeft het Verenigd Koninkrijk de juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstelling bevorderd, nu het product zelf gemakkelijk kan worden geïnspecteerd om te verzekeren dat 100 kilogram van het eigenlijke product niet meer dan 5 liter alcohol bevat. Hij laakt verzoeksters uitlegging van de vrijstelling, omdat zij is ontleend aan een gebruik van de kookvloeistoffen in de productie van levensmiddelen die moeten worden geproduceerd nadat de vrijstelling is toegepast, waardoor niet meer kan worden gecontroleerd of aan de voorwaarde van 5 liter per 100 kilogram is voldaan en aldus misbruik van de vrijstelling in de hand wordt gewerkt.
12
REPERTOIRE
CULINAIRE
Gourmet Classic (Omissis) 69. Het Hof heeft uitgemaakt dat de alcohol in kookwijn, indien hij een effectief alcoholvolumegehalte van meer dan 1,2 % vol heeft, moet worden ingedeeld als ethyl alcohol in de zin van artikel 20, eerste streepje, van de richtlijn. 70. Hierbij geldt evenwel uitdrukkelijk onverminderd de vrijstelling waann artikel 27, lid 1, sub f, van de richtlijn voorziet - zie punt 39 van het arrest. Gourmet Classic - argumenten van verzoekster 71. Mercer stelt dat het Hof in het arrest Gourmet Classic niet is ingegaan en geen antwoord heeft gegeven op de stellingen van verzoekster met betrekking tot de eerste (artikel 20) kwestie. Hij stelt voorts dat dit Tribunal het recht heeft om prejudiciële vragen voor te leggen teneinde de kwestie van artikel 20 nader door het Hof te laten verduidelijken. 72. Volgens Mercer heeft het Hof in het arrest Gourmet Classic eenvoudigweg zijn conclusie op het punt van artikel 20 gegeven ("maar bevat dit product voor menselijke consumptie niettemin ethylalcohol die onder de posten 2207 en 2208 van die nomenclatuur valt" - punt 35 van het arrest), zonder haar te motiveren en zeker zonder daarbij de - hierboven geresumeerde - argumenten van verzoekster in aanmerking te nemen, volgens welke kookvloeistoffen niet onder de definitie van "ethylalcohol" vallen in de zin van artikel 20 van richtlijn. Het Hof heeft zich evenmin gebogen over de stelling dat kookvloeistoffen onder geen van de definities van de door de richtlijn omvatten producten vallen, geen accijnsproducten zijn en vrij binnen de EU kunnen circuleren, omdat de kookvloeistoffen waar het in dit beroep om gaat, in Frankrijk in het vrije verkeer waren voorafgaand aan hun invoer in het Verenigd Koninkrijk. 73. Mercer stelt dat de tweede kwestie (artikel 27, lid 1) eveneens door het Hof zou moeten worden beoordeeld, en merkt (terecht) op dat de kwestie in de zaak Gourmet Classic niet aan het Hof is voorgelegd. Volgens hem is Section 4, Finance Act 1995, geen toelaatbare omzetting van artikel 27, lid 1, sub f, van de richtlijn op grond van de hierboven samengevatte redenen. De afwijking die Section 4, Finance Act 1995 inhoudt ten opzichte van wat volgens hem de juiste uitlegging is van artikel 27, lid 1, sub f, zou door het Verenigd Koninkrijk moeten worden gemotiveerd, en een dergelijke motivering kan enkel zijn gebaseerd op concrete aanwijzingen voor het bestaan van een ernstig gevaar voor fraude, ontduiking of misbruik. Hij wijst op de verklaring van Allo dat van een dergelijk gevaar geen sprake is. Mercer verwijst naar het arrest Italië/Commissie (zaak C-482/98).
13
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
74. 's Hofs arrest in de zaak Gourmet Classic staat er volgens hem niet aan in de weg dat dit Tribunal (of enige andere instantie) een verzoek om een prejudiciële beslissing met betrekking tot artikel 20 doet. Hij verwijst naar het arrest België/Spanje (zaak C-388/95, Jurispr. blz. 1-3123, punt 52) en het arrest Keck en Mithouard (zaken C-267/91 en C-268/91, Jurispr. blz. 1-6097, punt 16). Gourmet Classic - argumenten van HMRC 75. Singh betoogt dat er geen redelijke grond is op basis waarvan dezelfde (artikel 20) vraag opnieuw aan het Hof kan worden voorgelegd, nadat het een gezaghebbende, bindende en zeer recente uitspraak over de vraag heeft gedaan in het arrest Gourmet Classic. 76. Hij meent dat er niet zo "veel bijzonders" was aan de zaak Gourmet Classic of de omstandigheden van het arrest van het Hof in die zaak, dat een tweede prejudiciële verwijzing gerechtvaardigd zou zijn. Debat 77. Daar tussen de lidstaten tegenstrijdige opvattingen bestaan over de vragen die in dit beroep zijn gerezen, is het Tribunal van mening dat een gezaghebbende uitspraak van het Hof over de (eventuele) toepassing van de accijnsrichtlijn op kookvloeistoffen is vereist om tot een uitspraak in het beroep te kunnen komen. 78. Hoewel het Tribunal erkent dat het arrest van het Hof in de zaak Gourmet Classic zowel rechtstreeks van belang is als zeer recent, meent het niettemin dat het Hof de vragen die in deze zaak zijn gerezen wellicht opnieuw wil bekijken in het licht van de argumenten van verzoekster over de eerste (artikel 20) kwestie, die naar de mening van het Tribunal overtuigend lijken te zijn en in de zaak Gourmet Classic kennelijk niet aan de orde zijn geweest. Het Hof heeft zich in die zaak, zo komt het het Tribunal voor, voornamelijk gebogen over de daarin gerezen bevoegdheidskwestie, welke kwestie in dit beroep niet in geding is. 79. Bovendien kan dit beroep (afhankelijk van het antwoord op het punt ten aanzien van de eerste - artikel 20 - kwestie) resulteren in een andere vraag van gemeenschapsrecht, die in de zaak Gourmet Classic niet speelde, namelijk de tweede (vrijstelling ingevolge artikel 27, lid 1) kwestie. Indien de tweede kwestie moet worden beoordeeld, wenst het Tribunal verduidelijking van het Hof over de vraag of de vrijstelling van artikel 27, lid 1, sub f, naar behoren in het recht van het Verenigd Koninkrijk is omgezet bij Section 4, Finance Act 1995. 80. Verzoekster heeft ondanks het arrest van het Hof in de zaak Gourmet Classic aangedrongen op een prejudiciële verwijzing, en HMRC hebben dat voorstel weliswaar afgewezen maar aanvaard dat het Tribunal in deze omstandigheden volgens het gemeenschapsrecht mag overgaan tot verwijzing. Het arrest van het 14
REPERTOIRE
CULINAIRE
Hof in de zaak SpA International Chemical Corporation/ Amministrazione delle finanze dello Stato (zaak C-66/80) vormt een precedent voor de stelling dat dit Tribunal volgens het gemeenschapsrecht niet (vanwege een eerdere uitspraak van het Hot) de bevoegdheid tot verwijzing verliest, en dat dit Tribunal moet beoordelen of er belang bestaat bij het opnieuw opwerpen van een vraag die het Hof reeds heeft beslist. Uit dat arrest blijkt dat een dergelijk belang er met name zou kunnen zijn, indien er nog twijfels bestaan over de redenen, de omvang en eventueel de gevolgen van een eerdere uitspraak. 81. Naar de mening van het Tribunal leiden de genoemde conflicterende opvattingen van de lidstaten, en de door verzoekster naar voren gebrachte argumenten met betrekking tot het arrest Gourmet Classic, die hierboven zijn weergegeven, tot voldoende vragen ten aanzien van de redenen, omvang en gevolgen van het arrest in de zaak Gourmet Classic, om bij wijze van uitzondering een tweede prejudiciële verwijzing over de opgeworpen kwesties te rechtvaardigen. 82. Het Tribunal schorst bijgevolg de verdere behandeling met betrekking tot dit beroep totdat het Hof een prejudiciële beslissing heeft gegeven over de in bijlage 2 bij deze beschikking voorgelegde vragen, dan wel tot nadere kennisgeving. (Omissis)
15
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESUSSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
BIJLAGE 1 OVERZICHT VAN TUSSEN PARTIJEN VASTSTAANDE FEITEN (vastgelegd op 19 juli 2007) 1.
Repertoire Culinaire Limited (hierna: "verzoekster") handelt als groothandel in levensmiddelen (omissis).
2.
Op 10 juli 2002 (omissis) is een Renault trekker (omissis) (hierna: "voertuig") met oplegger door functionarissen van HMRC tegengehouden bij de douanecontrolezone van het Verenigd Koninkrijk, Coquelles, Frankrijk. De bestuurder van het voertuig identificeerde zichzelf als Aleksanor Smirnov uit Estland.
3.
Smirnov overlegde een CMR-document voor de lading, referentienummer N 242323, waarop 11 pallets ,vin de cuisine' waren aangegeven. Op het CMRdocument was verzoekster als ontvangster vermeld.
4.
De lading is vervolgens geïnspecteerd door een functionaris, die 5 pallets aantrof met elk 70 dozen witte wijn met een a1coholvolumegehalte van 11 %. Elke doos bevatte 8 liter wijn, wat in totaal neerkomt op 2800 liter witte wijn. Voorts waren er 5 pallets met dezelfde hoeveelheid rode wijn. Een van de pallets bevatte 20 dozen port met een alcoholvolumegehalte van 19 %. Elke doos bevatte 8 liter port, wat in totaal neerkomt op 160 liter. Tenslotte waren er 10 dozen met elk 8 liter cognac, met een a1coholvolumegehalte van 40 %, hetgeen neerkomt op een totaal van 80 liter.
5.
De goederen zijn vastgehouden op grond dat zij niet vergezeld gingen van een AGD (administratief geleidedocument) en er geen bewijs was dat in het Verenigd Koninkrijk accijns was voldaan.
6.
Daarop is door het National Discreditation Team (hierna: "NDT") van verweerders een nader onderzoek ingesteld, waarbij het volgende is vastgesteld:
16
a)
Op de verpakking van de cognac stond "niet drinkbaar", en I % ingrediënten (waarschijnlijk zout en peper).
b)
De wijn had 2 % ingrediënten.
c)
De port had geen label waarop ingrediënten waren aangegeven.
d)
Op de aan verzoekster gerichte factuur van de leverancier Ravel S.A., St. Galmier, Frankrijk, de dato 8 juli 2002, stond dat de goederen
REPERTOIRE
CUUNAIRE
hoofdzakelijk ,vin de cuisine' douanecode 2103909089.
betroffen, met als toepasselijke
e)
J. Gill-Abbate van RH Freight Services te Nottingham heeft bevestigd dat RH Group distributiediensten in het VK verzorgde en optrad als expediteur, en dat de lading deel uitmaakte van een groepagezending.
t)
Gill-Abbate meende dat de goederen voor culinair gebruik waren bestemd en derhalve vrijgesteld van accijns. Hij gaf als douanetariefcode 2103909059.
g)
Volgens het NDT was de correcte douanetariefcode die op de factuur van Ravel S.A., 2103909089. De code 2103909059 bestaat niet.
t)
Chalopin heeft een fax de dato 11 juli 2002 aan het NTD overgelegd, met begeleidende documenten in het Frans van de Franse douane en Ravel Distillerie Saint Galmier. Een van de documenten van Ravel Distillerie benoemde de wijn als vin cuisine met productcode 2103909089, en vermeldde dat de wijn ondrinkbaar was gemaakt door de toevoeging van 10 gram zout en 10 gram peper per liter.
(Omissis) 8.
Naar aanleiding van de ingewonnen inlichtingen strekte het advies van het NTD tot inbeslagneming van de op 10 juli 2002 te Dover vastgehouden accijnsgoederen. De goederen werden op 16 juli 2002 in beslag genomen en verbeurd verklaard (omissis).
9.
Verzoekster werd bij brief van 16 juli 2002 van de inbeslagneming in kennis gesteld. De vertegenwoordigers van verzoekster verzochten op 2 augustus 2002 om teruggave van de accijnsgoederen.
10.
Bij brief van 28 augustus 2002 deelden verweerders de vertegenwoordigers van verzoekster mee dat geen teruggave van de accijnsgoederen zou plaatsvinden. Op 2 september 2002 verzochten de vertegenwoordigers van verzoekster om herziening van dit besluit.
11.
Op 17 oktober 2002 deelden verweerders de vertegenwoordigers van verzoekster schriftelijk mee dat een formele herziening van het besluit had plaatsgevonden, waarbij het oorspronkelijke besluit houdende weigering van de teruggave van de accijnsgoederen werd bekrachtigd op grond dat: "Een doorslaggevende factor in deze zaak is of de accijnsgoederen onderworpen waren aan accijns ... Ik ben tot de conclusie gekomen dat de accijnsgoederen inderdaad onderworpen waren aan de Britse accijns."
(Omissis) 17
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESUSSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163f09
12.
Op 18 juli 2002 werden twee aanslagen voor accijns afgegeven - 53 853 pond voor verkochte voorraad en 5 884 pond voor aanwezige voorraad. Deze aanslagen werden op 27 september 2002 gehandhaafd door het London Appeals and Reconsideration Team.
13.
In het beroepschrift van 4 november 2002 betwistte verzoekster de beslissing op herziening van 17 oktober 2002, dat wil zeggen de brief van verweerders aangaande de herziening met betrekking tot de niet teruggave van de goederen, waarbij werd vastgesteld dat geen teruggave van de goederen zou plaatsvinden omdat daarover accijns verschuldigd was.
14.
De aard van de producten waar het in dit beroep om gaat, is als volgt: a)
De kookwijn is wijn en is een product dat uitsluitend ontstaat door een gistingsproces.
b)
De kookwijn, kookport en kookcognac komen alle tot stand door de toevoeging van zout en peper.
c)
Door de toevoeging van zout en peper worden de producten ongeschikt als dranken, maar blijven zij wel geschikt voor consumptie wanneer zij als culinaire producten worden aangewend.
d)
Nadat zout en peper aan de producten zijn toegevoegd, kan het alcoholgehalte van de producten niet meer in zijn geheel worden geïsoleerd.
e)
De producten zijn geclassificeerd onder de douanenomenclatuur GN 2103909089 als sauzen (levensmiddelen).
15.
In werkdocument CED 234 van 1997 heeft de Europese Commissie de opvatting geuit dat, daar het alcoholhoudende product in wijnmoer en druivenmoer geen product is dat, indien het geen deel uitmaakt van moer, binnen GN 2207 of 2208 zou vallen, het eerste streepje van artikel 20 daarop niet van toepassing is.
16.
Nagenoeg alle lidstaten hebben de richtsnoer van de Commissie eED 372 def. aanvaard, volgens welke kookwijn en kookcognac accijnsproducten zijn, tenzij de voorwaarden voor het verkrijgen van de vrijstelling van artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83/EEG van toepassing zijn. De basis voor deze richtsnoer is dat kookwijn onder het eerste streepje van artikel 20 valt ongeacht de wijze waarop het ethylalcoholgehalte is verkregen, hetzij door gisting of door distillatie, en of het alcoholhoudende ingrediënt van kookwijn al dan niet onder GN-posten 2207 en 2208 valt.
17.
In CED 475, houdende notulen van de vergadering van 1 en 2 april 2004, heeft de voorzitter van het comité uitdrukkelijk opgemerkt dat de
18
REPERTOIRE
CUUNAIRE
richtsnoeren van de Commissie niet bindend zijn voor de Commissie en dat het aan de lidstaten staat of zij deze onder eigen verantwoordelijkheid willen publiceren. 18.
De huidige stand van zaken is dat er binnen de Gemeenschap geen consensus bestaat over de behandeling van de producten waar het in dit beroep om gaat. Veel lidstaten stellen zich op het standpunt dat kookwijn niet onder de toepassing van accijns op grond van richtlijn 92/83 valt en derhalve vrij binnen de EU mag worden vervoerd zonder begeleidend document.
19.
Wanneer kookwijn via om het even welk erkend recept als een ingrediënt in een eindproduct wordt gebruikt, geeft dit altijd een eindproduct met een alcoholgehalte van minder dan 5 %.
19
VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE
BESLISSING
VAN 24. 4. 2009 - ZAAK C-163/09
BIJLAGE 2 VRAGEN DIE IN HET KADER VAN EEN VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING WORDEN VOORGELEGD AAN HET HOF VAN JUSTITIE 1)
Zijn kookwijn en kookport accijnsgoederen in de zin van richtlijn 92/83/EEG in de lidstaat van invoer, op grond dat zij onder de definitie van "ethylalcohol" van het eerste streepje van artikel 20 van richtlijn 92/83 vallen?
2)
Is het verenigbaar met de verplichting van de lidstaat om uitvoering te geven aan de vrijstelling die is voorzien in artikel 27, lid 1, sub f, van richtlijn 92/83, gelezen in samenhang met artikel 27, lid 6, en/of met artikel 28 EG en/of met de rechtstreekse werking van de verplichtingen en/of met de beginselen van gelijke behandeling en evenredigheid, dat de vrijstelling voor kookwijn, kookport en kookcognac wordt beperkt tot gevallen waarin alcoholhoudende dranken zijn gebruikt als een ingrediënt, en dat alleen die personen om vrijstelling kunnen verzoeken die de alcoholhoudende dranken hebben gebruikt als een ingrediënt in producten, en/of die personen die als groothandelaar van dergelijke producten actief zijn en/of dergelijke producten voor die groothandel hebben geproduceerd of vervaardigd, en mits aan de verdere voorwaarden is voldaan, dat verzoeken worden ingediend binnen een totale termijn van vier maanden vanaf de betaling van de accijns en dat het bedrag van de teruggaaf niet minder dan 250 GBP bedraagt?
3)
Moeten de kookwijn en kookport, indien zij op grond van het eerste streepje van artikel 20 van richtlijn 92/83 accijnsgoederen zijn, en/of de kookcognac, waar het in het onderhavige beroep om gaat, worden behandeld als waren zij vrijgesteld van accijns op de plaats van vervaardiging op grond van artikel 27, lid 1, sub f, subsidiair artikel 27, lid 1, sub e, van richtlijn 92/83?
4)
Zijn er in het licht van de artikelen 10 EG en 28 EG consequenties - en zo ja, welke - voor de verplichtingen van een lidstaat uit hoofde van de artikelen 20 en 27, lid 1, sub f, subsidiair artikel 27, lid 1, sub e, van richtlijn 92/83 indien kookwijn, kookport en kookcognac door de lidstaat van vervaardiging uit het systeem voor het verkeer van accijnsgoederen volgens richtlijn 92/12 zijn vrijgegeven voor het vrije verkeer binnen de Europese Unie?
20