Finaal
Advies van de Commissie inzake het verzoek van Bulgarije om toetreding tot de Europese Unie
Inhoud A. INLEIDING a)
Woord vooraf Toetredingsaanvraag Context van het advies Inhoud van het advies
b)
Betrekkingen tussen de Europese Unie en Bulgarije Historische en geopolitieke context Standpunt van Bulgarije inzake de Europese Unie Op overeenkomsten berustende betrekkingen Strategie ter voorbereiding van de toetreding Handelsbetrekkingen Algemene evaluatie B. CRITERIA VOOR HET LIDMAATSCHAP
1.
Politieke criteria
1.1
Democratie en rechtsstaat Organisatie van het Parlement en de wetgevende macht Functioneren van het Parlement Organisatie van de uitvoerende macht Functioneren van de uitvoerende macht Organisatie van de rechterlijke macht Functioneren van de rechterlijke macht
1.2
Mensenrechten en bescherming van minderheden Burgerrechten en politieke rechten Economische, sociale en culturele rechten Rechten en bescherming van minderheden
1.3
Algemene evaluatie
2.
Economische criteria
2.1
Economische situatie Achtergrond Liberalisering Stabilisatie van de economie Structurele verandering Financiële sector Economische en sociale ontwikkeling
2
2.2
De economie in het licht van het lidmaatschap Inleiding Bestaan van een functionerende markteconomie Vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten het hoofd te bieden Vooruitzichten en prioriteiten
2.3
Algemene evaluatie
3.
Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen
3.1
Interne markt zonder grenzen De vier vrijheden - Algemeen kader - Vrij verkeer van goederen - Vrij verkeer van kapitaal - Vrij verkeer van diensten - Vrij verkeer van personen - Algemene evaluatie Mededinging
3.2
Innovatie Informatiemaatschappij Onderwijs, opleiding en jeugdzaken Onderzoek en technologische ontwikkeling Telecommunicatie Audiovisuele sector
3.3. Economische en fiscale aspecten Economische en Monetaire Unie Belastingen Statistiek 3.4
Sectorieel beleid Industrie Landbouw Visserij Energie Vervoer Midden- en kleinbedrijf
3.5. Economische en sociale cohesie Werkgelegenheid en sociale zaken Regionaal beleid en cohesie 3.6
Levenskwaliteit en milieu Milieu Consumentenbescherming
3
3.7
Justitie en Binnenlandse Zaken
3.8
Extern beleid Handel en internationale economische betrekkingen Ontwikkeling Douane Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
3.9
Financiële aspecten Financiële controle Gevolgen voor de begroting
4. 4.1 4.2 4.3
Administratieve mogelijkheden om het acquis toe te passen Administratieve structuren Mogelijkheden op administratief en gerechtelijk vlak Algemene evaluatie C. SAMENVATTING EN CONCLUSIE
Bijlagen Samenstelling van het Parlement Interne markt : maatregelen op grond van het Witboek Statistieken
4
A. INLEIDING a) Woord vooraf Toetredingsaanvraag Bulgarije diende zijn verzoek om toetreding tot de Europese Unie op 14 december 1995 in en de Raad van Ministers besloot op 29 januari 1996 tot de tenuitvoerlegging van de in artikel 0 van het Verdrag vastgestelde procedure, die voorziet in raadpleging van de Commissie. Dat is het kader waarin de Commissie dit advies indient, aldus gehoor gevend aan het verzoek van de Europese Raad van Madrid van december 1995 om zo spoedig mogelijk na de afronding van de Intergouvernementele Conferentie, die in maart 1996 begon en in juni 1997 eindigde, een advies uit te brengen. Context van het advies Het Bulgaarse verzoek om toetreding wordt tegelijk met de aanvragen van negen andere geassocieerde landen onderzocht. De toetreding van Bulgarije moet worden gezien als onderdeel van een historisch proces waarin de landen van Midden- en Oost-Europa de deling van het continent, die meer dan 40 jaar heeft geduurd, achter zich laten en toetreden tot het door de Unie tot stand gebrachte gebied waar vrede, stabiliteit en welvaart heersen. De conclusie van de Europese Raad van Kopenhagen van juni 1993 luidde dat : “De geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa, zo zij dat wensen, lid kunnen worden van de Europese Unie. De toetreding zal plaatsvinden, zodra een geassocieerd land in staat is om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen door te voldoen aan de vereiste economische en politieke voorwaarden. Het lidmaatschap vereist dat de kandidaat-lidstaat zover is gekomen dat : - hij beschikt over stabiele instellingen, die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen; - hij beschikt over een functionerende markteconomie alsook over het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden; - hij in staat is om de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen, hetgeen mede inhoudt dat hij de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie onderschrijft. Het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese integratie, is ook een belangrijke overweging in het algemeen belang van zowel de Unie als de kandidaatlanden”. In deze verklaring worden de politieke en economische criteria gegeven aan de hand waarvan de toetredingsaanvragen van de geassocieerde landen in Midden- en OostEuropa zullen worden onderzocht. 5
De Europese Raad van Madrid van december 1995 had het in het kader van de strategie ter voorbereiding van de toetreding over de noodzaak “van het scheppen van de voorwaarden voor een geleidelijke en harmonische integratie van de toetredingskandidaten, met name door : - de ontwikkeling van de markteconomie, - de aanpassing van hun administratieve structuren, - de schepping van een stabiel economisch en monetair klimaat”. In haar advies beoordeelt de Commissie de Bulgaarse aanvraag op haar verdiensten, maar aan de hand van dezelfde criteria op basis waarvan zij de andere aanvragen, waarover zij tegelijkertijd adviezen uitbrengt, beoordeelt. Deze werkwijze eerbiedigt de door de Europese Raad van Madrid uitgesproken wens dat erop moet worden toegezien dat de kandidaatlanden op gelijke voet worden behandeld. Los van de afzonderlijke adviezen legt de Commissie in het kader van haar mededeling “Agenda 2000” aan de Raad een algemene evaluatie van de toetredingsaanvragen voor en doet zij aanbevelingen voor een strategie ten einde de uitbreiding van de Unie goed te doen verlopen. Terzelfder tijd geeft zij een evaluatie van de gevolgen van de uitbreiding voor het sectorieel beleid van de Unie. Inhoud van het advies In de structuur van het advies wordt rekening gehouden met de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen. Het advies : - beschrijft de betrekkingen tussen Bulgarije en de Unie tot dusver, met name in het kader van de associatieovereenkomst; - analyseert hoe het is gesteld met de door de Europese Raad vermelde politieke voorwaarden (democratie, rechtsstaat, mensenrechten, bescherming van minderheden); - evalueert de situatie en vooruitzichten van Bulgarije op het gebied van de door de Europese Raad vermelde voorwaarden (markteconomie, het vermogen om het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk); - buigt zich over de vraag of Bulgarije in staat is de verplichtingen van het lidmaatschap, dat wil zeggen het acquis van de Unie, zoals vervat in het Verdrag, de afgeleide wetgeving en het sectorieel beleid van de Unie, op zich te nemen; - geeft tenslotte een algemene evaluatie van de situatie van Bulgarije en zijn kansen gezien de voorwaarden voor het lidmaatschap van de Unie, en doet een aanbeveling voor de toetredingsonderhandelingen. In de door de Commissie verrichte beoordeling van Bulgarije op basis van de economische criteria en het vermogen van het land om het acquis op zich te nemen, is eveneens een prognose vervat, waarin zij poogt de vooruitgang te ramen waarvan redelijkerwijs kan 6
worden verwacht dat Bulgarije deze in de komende jaren vóór de toetreding zal maken, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat het acquis zelf zich zal blijven ontwikkelen. Dat is de reden waarom het advies, zonder vooruit te willen lopen op de toetredingsdatum, is gebaseerd op een middellange termijn van ongeveer vijf jaar. Tijdens de opstelling van het advies kreeg de Commissie zeer veel gegevens over de situatie in Bulgarije van de Bulgaarse autoriteiten en deed zij een beroep op vele andere informatiebronnen, zoals de lidstaten en vele internationale organisaties.
7
b) Betrekkingen tussen de Europese Unie en Bulgarije Historische en geopolitieke context Bulgarije, dat in het oosten door de Zwarte Zee wordt begrensd, in het noorden door de Donau en door bergen langs de grenzen met Griekenland en de vroegere Joegoslavische republiek van Macedonië, heeft een oppervlakte van 111.000 km² en 8,3 miljoen inwoners. Het bestaan van een Bulgaarse staat gaat terug tot 681 en Bulgarije heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Slavische cultuur. In 1878 werd het onafhankelijk van het Osmaanse Rijk en tot 1946 was het een constitutionele monarchie. Bulgarije nam deel aan de eerste Balkanoorlog van 1912 tegen het Osmaanse Rijk en het jaar daarop aan de tweede Balkanoorlog, waarin het land een aanzienlijk gedeelte van zijn grondgebied verloor. Bulgarije koos in de eerste wereldoorlog de zijde van Duitsland en verloor in de nasleep daarvan nog meer grondgebied; ook gedurende een groot gedeelte van de tweede wereldoorlog stond Bulgarije aan de zijde van Duitsland, hoewel het zich met succes verzette tegen de deportatie van Joden van zijn grondgebied. In 1944 sloot Bulgarije zich aan bij de geallieerden. In 1946 werden de Bulgaarse grenzen van voor de oorlog herbevestigd. Na de oorlog werd Bulgarije gedurende korte tijd bezet door Sovjettroepen. Na een referendum werd in september 1946 de monarchie afgeschaft en een volksrepubliek uitgeroepen. In 1947 had de communistische partij volledig de macht in handen. In 1956 kwam Todor Zhivkov aan het bewind die gedurende meer dan dertig jaar het land bestuurde. Een sterk gecentraliseerd economisch beleid gaf prioriteit aan de genationaliseerde industrie, waardoor het aandeel van de industrie in de economie snel toenam. In de landbouw werd de collectivisatie opgelegd en de coöperaties werden gereorganiseerd tot grotere agro-industriële complexen. Vanaf de jaren zeventig vertraagde de economische groei en in de tweede helft van de jaren tachtig kwam deze tot stilstand. In november 1989 stortte het communistische bewind in Bulgarije ineen. De overgang naar democratie, die zich spiegelde aan soortgelijke ontwikkelingen in andere vroegere communistische landen, verliep snel en vreedzaam. Todor Zhivkov werd afgezet en een voorlopige regering leidde het land naar de eerste vrije verkiezingen sinds de oorlog. Sedertdien hebben zich herhaaldelijk regeringswisselingen voorgedaan en wordt het Bulgaarse politieke leven gekenmerkt door een sterke polarisatie, maar ook door respect voor de constitutionele orde, met weinig of geen geweld. De verkiezingen in juni 1990 werden gewonnen door de Bulgaarse socialistische partij (BSP), opvolger van de communistische partij, maar de BSP-regering werd door een economische crisis in november 1990 tot ontslag gedwongen en door een “programma”-regering vervangen. Nieuwe verkiezingen in oktober 1991 resulteerden in een coalitieregering die door de Unie van Democratische Krachten (UDK) werd geleid, maar deze werd eveneens het volgende jaar door een partijloze regering vervangen. De verkiezingen in 1994 gaven de meerderheid aan een BSP-regering die echter opnieuw door economische problemen in februari 1997 tot ontslag werd gedwongen en door een voorlopige regering werd vervangen. President Stoyanov, die twee maanden eerder met steun van de UDK tot president was verkozen, loodste het land door de daaropvolgende politieke crisis naar nieuwe verkiezingen in april 1997, die een meerderheid voor de UDK en zijn bondgenoten opleverden. 8
Standpunt van Bulgarije inzake de Europese Unie Sinds 1990 zijn alle regeringen het eens geweest over het strategische doel, integratie in de EU. Het verzoek van Bulgarije om toetreding tot de Unie, dat door een praktisch unanieme nationale vergadering werd gesteund, werd op 14 december 1995 ingediend. Het begeleidende regeringsmemorandum bevat de volgende verklaring: “De toetreding van Bulgarije tot de Europese Unie vormt een strategisch doel en is een zaak van nationaal belang. Daardoor zullen de resultaten van de democratische hervormingen sinds het begin van de jaren negentig worden geconsolideerd en zal het welslagen daarvan politieke erkenning vinden. Toetreding tot de EU vormt een belangrijke factor voor de verdere economische ontwikkeling van het land. De stabilisering van het democratische proces en de totstandbrenging van een markteconomie in Bulgarije beantwoorden aan de belangen van de landen in de naburige regio en van geheel Europa. Zij zullen een positief effect op de veiligheid en de stabiliteit van het continent hebben. Het streven van Bulgarije naar volledig lidmaatschap van de EU geeft de wil en bereidheid weer om deel te nemen aan de verwezenlijking van de droom van een verenigd Europa dat in vrede, voorspoed en sociale rechtvaardigheid leeft”. Op 29 januari 1997 verklaarde president Stoyanov tijdens zijn bezoek aan het Europese Parlement: “Ik wens voor deze hoge vergadering opnieuw onze vastberadenheid te bevestigen om de weg van integratie met de Europese Unie en verwezenlijking van gemeenschappelijke Europese waarden te volgen. Dit is de hoogste prioriteit van het Bulgaarse beleid waarover de politieke krachten het in ruime mate eens zijn. De belangrijkste drijfveren voor de dynamische ontwikkeling van de samenwerking en steeds verdere integratie van ons land met de Europese Unie zijn de consequente tenuitvoerlegging van de Europa-Overeenkomst en de door de EU goedgekeurde strategie van de geassocieerde landen ter voorbereiding van het volledige lidmaatschap alsook de aanbevelingen van het Witboek inzake deelneming aan de gemeenschappelijke markt...”. Op 21 mei 1997 verklaarde de nieuwe eerste minister Kostov in zijn inaugurele rede voor de nationale vergadering: “In de keuze van Bulgarije voor Europa komt een consensus tot uitdrukking die in de loop van een lang en moeizaam proces binnen de Bulgaarse samenleving in de afgelopen zeven jaar tot stand is gekomen”. Op overeenkomsten berustende betrekkingen In 1988 werden diplomatieke betrekkingen tussen de Europese Gemeenschappen en Bulgarije aangeknoopt. Een handels- en samenwerkingsovereenkomst werd in mei 1990 ondertekend. De Europa-Overeenkomst werd op 8 maart 1993 gesloten en is op 1 februari 1995 in werking getreden. Een interimovereenkomst betreffende de handelsaspecten van de Europa-Overeenkomst werd op 31 december 1993 van kracht ter vervanging van de overeenkomst van 1990. De Europa-Overeenkomst vormt thans de juridische grondslag voor de betrekkingen van Bulgarije met de Europese Unie. Deze overeenkomst heeft tot doel een kader voor politieke dialoog te bieden, de expansie van de economische en handelsbetrekkingen tussen partijen te bevorderen, een basis voor de technische en financiële bijstand van de Gemeenschap te vormen alsook een geschikt kader ter ondersteuning van de geleidelijke integratie van Bulgarije in de Unie. Het institutionele kader van de overeenkomst vormt het noodzakelijke mechanisme voor implementatie, beheer en monitoring van alle 9
gebieden waarop betrekkingen worden onderhouden. Subcomités onderzoeken vraagstukken op technisch niveau. Het Associatiecomité, op het niveau van hoge ambtenaren, voert diepgaande besprekingen en vindt vaak oplossingen voor problemen die zich in het kader van de overeenkomst voordoen. De Associatieraad onderzoekt de algemene stand van en de vooruitzichten voor de betrekkingen en biedt gelegenheid de vooruitgang van Bulgarije bij de voorbereiding van de toetreding te bekijken. In maart 1995 heeft de vorige regering een interministerieel coördinatiesysteem ter bevordering van het Europese integratiebeleid opgezet. Het systeem omvat een ministeriële commissie die door de eerste minister wordt voorgezeten, een comité op onderministerniveau onder voorzitterschap van de staatssecretaris voor Europese integratie, verschillende technische werkgroepen en een Europees integratiesecretariaat. De huidige regering overweegt wijzigingen in dit systeem. Strategie ter voorbereiding van de toetreding Implementatie van de Europa-Overeenkomst en het Witboek Het institutionele kader van de Europa-Overeenkomst is volledig operationeel en functioneert volgens het vastgestelde tijdschema. De Associatieraad is driemaal bijeengekomen en het Associatiecomité tweemaal. Er zijn negen multidisciplinaire subcomités opgericht die regelmatig bijeenkomen. Het gemeenschappelijk parlementair comité EU-Bulgarije is driemaal bijeengekomen. Er zijn implementatieproblemen gerezen in verband met de compensatie van Bulgarije voor de late inwerkingtreding van de overeenkomst, de aanpassing van tarieven en quota’s voor de uitvoer van Bulgarije aan die welke voor de Visegrad-landen gelden, en de aanpassing van de Europa-Overeenkomst na de Uruguay-ronde en de meest recente uitbreiding van de Unie. Al deze problemen zijn opgelost. In het Witboek van de Commissie van 1995 over de interne markt is de wetgeving omschreven die de landen die kandidaat zijn voor toetreding moeten omzetten en ten uitvoer leggen om het communautaire acquis toe te passen. Daarin zijn tevens aspecten aangegeven die voor de totstandbrenging van de interne markt essentieel zijn (maatregelen van fase I) en waaraan dus in de eerste plaats aandacht moet worden geschonken. In antwoord op het Witboek heeft de Bulgaarse regering in mei 1996 een “strategie voor uitvoering van de aanbevelingen van het Witboek” vastgesteld. Het document bevat een volledig overzicht van de bestaande Bulgaarse wetgeving in het licht van de uit het communautaire acquis voortvloeiende vereisten. Het bevat tevens een tijdschema voor de aanpassing van de wetgeving en wijst de verantwoordelijke regeringsinstanties aan. Onder auspiciën van het ministerie van justitie (sinds kort het ministerie van justitie en juridische Europese integratie) werd een wetgevende raad belast met het toezicht op de verenigbaarheid van de ontwerp-wetgeving met EU-wetten en praktijken. De nieuwe regering heeft een nationale strategie beloofd ter bespoediging van de voorbereiding van de toetreding tot de EU.
10
Bulgarije schiet goed op met de Europa-Overeenkomst. In verband met handelsvraagstukken hebben zich slechts enkele problemen voorgedaan. De zwakke interne coördinatiestructuur van Bulgarije bemoeilijkt de volledige toepassing van de overeenkomst, maar de nieuwe regering heeft toegezegd daarin verbetering te brengen. Gestructureerde dialoog Bulgarije heeft deelgenomen aan de gestructureerde dialoog en beschouwt het als een instrument voor de voorbereiding van de toetreding. Bulgarije heeft op verschillende vergaderingen rapporten ingediend waarin het zijn standpunten uiteenzet, waaronder een rapport over het beleid van Bulgarije ter voorbereiding van de toetreding. Phare De totale PHARE-begroting voor 1990-1995 bedroeg 476 miljoen ecu en voor 1996 was 62,5 miljoen uitgetrokken. In de laatste twee jaar is het totale aantal contracten met 70% gestegen. Bij de assistentie voor herstructurering van bedrijven, de financiële sector, privatisering en landbouw werd door het trage hervormingsproces minder succes geboekt, maar het hervormingsprogramma van de nieuwe regering brengt hierin verandering. Het grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma met Griekenland ondervindt aanzienlijke vertraging omdat Bulgarije niet in staat blijkt te zijn constructieve regionale rol te combineren met administratieve en managementmaatregelen. Meer dan 40 miljoen ecu werd niet besteed; voor 1996 en 1997 zijn dan ook geen nieuwe middelen uitgetrokken. Deelneming aan programma’s van de Gemeenschap In 1996 begon Bulgarije in aanmerking te komen voor deelneming aan communautaire programma’s in het kader van het aanvullende protocol bij de Europa-Overeenkomst. Er zijn besprekingen aan de gang voor deelneming van Bulgarije aan Youth for Europe en SAVE vanaf 1998. Deelneming aan Socrates en Leonardo wordt eveneens voorbereid. Handelsbetrekkingen De economische betrekkingen tussen Bulgarije en de Unie hebben zich in de afgelopen zes jaar in positieve zin ontwikkeld. De EU-invoer uit Bulgarije steeg in die jaren met 260% tot 1,83 miljard ecu in 1995. De belangrijkste producten zijn ijzer, staal, basismetalen, textiel, chemische en landbouwproducten. De EU-uitvoer steeg in dezelfde periode met 37% tot 2,05 miljard ecu in 1995. De belangrijkste sectoren zijn machines en installaties, landbouwproducten, textiel en chemische producten. De vier belangrijkste handelspartners van Bulgarije in de EU zijn Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Griekenland. Het handelsverkeer tussen Bulgarije en zijn buurlanden die niet tot de EU behoren is bescheiden.
11
Algemene evaluatie Sinds 1989 hebben de betrekkingen tussen Bulgarije en de Unie zich in positieve zin ontwikkeld. Op beleidsgebied behoeven weinig of geen belangrijke hindernissen uit de weg te worden geruimd, hoewel Bulgarije zijn grondwet zal moeten wijzigen zodat burgers uit EU-lidstaten grond kunnen verwerven (anders dan door overerven) en zijn grenscontroles zal moeten verscherpen. De integratie van Bulgarije wordt echter gehinderd door de politieke en economische problemen en door de blijvende zwakheid van de administratieve structuren. De nieuwe regering wil deze problemen aanpakken. 1. Politieke criteria De Europese Raad van Kopenhagen heeft een aantal politieke criteria vastgelegd voor de toetreding van de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa: beschikken over “stabiele instellingen die de democratie, de rechtsorde, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden” garanderen. Voor het uitvoeren van de evaluatie waarmee zij in dit verband is belast, heeft de Europese Commissie zich gesteund op talrijke informatiebronnen: antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten op de vragenlijst die de diensten van de Commissie in april 1996 hebben verzonden, analyses door de lidstaten, evaluaties van internationale organisaties (in het bijzonder de Raad van Europa en de OVSE), rapporten van niet-gouvernementele organisaties, enz. De hier besproken analyse houdt in dat een systematisch onderzoek wordt verricht van de belangrijkste elementen van de organisatie en de werking van de overheidsinstanties en van de mechanismen voor de bescherming van de fundamentele rechten. De analyse blijft niet beperkt tot een formele beschrijving: er wordt naar gestreefd te evalueren hoe de democratie en de rechtsstaat werkelijk functioneren. Deze evaluatie heeft betrekking op de situatie zoals ze in juni 1997 bestaat. Zij gaat niet in detail in op wijzigingen die zich eventueel na de val van het communistisch regime hebben voltrokken of die voor de toekomst worden aangekondigd, ook al wordt er meestal rekening gehouden met het voornemen om een bepaalde sector te hervormen. De toestand in de overheidsdiensten wordt hier slechts terloops vermeld en zal uitvoeriger worden besproken in hoofdstuk 4. 1.1 Democratie en rechtsstaat Bulgarije heeft in juli 1991 een nieuwe grondwet aangenomen, waarmee de overgang naar een parlementaire democratie gestalte kreeg. De Bulgaarse instellingen functioneren naar behoren. De verschillende machten respecteren de beperkingen van hun bevoegdheden en werken samen. Organisatie van het Parlement en de wetgevende macht Het Parlement heeft één enkele kamer - de nationale vergadering - met 240 afgevaardigden die worden gekozen voor een periode van vier jaar volgens een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Er zijn geen specifieke regels voor de 12
vertegenwoordiging van de minderheden in het Parlement. Bij de laatste verkiezingen zijn 15 afgevaardigden gekozen die de Turkse minderheid vertegenwoordigen. Volgens artikel 99.5 van de grondwet kan de president van de republiek de nationale vergadering ontbinden als deze er niet in slaagt een regering te vormen. Hij heeft deze bevoegdheid evenwel niet in de laatste drie maanden van zijn ambtstermijn. Deze bepalingen zijn in januari 1997 toegepast. Voor de parlementariërs geldt een traditioneel stelsel van immuniteiten. Volgens artikel 79.3 van de grondwet kan de nationale vergadering parlementaire enquêtecommissies instellen die over ruime onderzoeksbevoegdheden beschikken. Bulgarije kent een meerpartijenstelsel, hetgeen blijkt uit het feit dat aan de campagne voor de parlementsverkiezingen in april 1997 34 partijen en coalities deelnamen. De partijen ontvangen overheidssubsidie voor de financiering van de verkiezingscampagnes. De Bulgaarse grondwet verbiedt het oprichten van politieke partijen op etnische, raciale of religieuze grondslag. Deze bepaling heeft evenwel de “beweging voor recht en vrijheid” (MRF) die grotendeels de belangen van de Turkse minderheid vertegenwoordigt, niet belet om onbelemmerd aan het politieke leven en de verkiezingen deel te nemen. Het constitutionele hof heeft in december 1996 bevestigd dat de oprichting van deze partij niet in strijd met de grondwet was. De nationale vergadering oefent de wetgevende bevoegdheid uit. Zij deelt het initiatiefrecht met de regering. Deze laatste heeft alleen regelgevende bevoegdheid wanneer deze bij wetgeving is verleend en in verband met de toepassing van de wet. De ministers hebben eveneens op individuele basis een dergelijke bevoegdheid. De nationale vergadering kan besluiten een referendum te houden. Functioneren van het Parlement De parlementsverkiezingen van 1994 en 1997 zijn vrij en eerlijk verlopen en hebben beide keren tot een machtswisseling geleid. Het Parlement functioneert onder bevredigende omstandigheden: de parlementaire bevoegdheden worden gerespecteerd en de oppositie neemt normaal aan de parlementaire werkzaamheden deel. Organisatie van de uitvoerende macht De president van de republiek wordt gekozen door middel van algemene verkiezingen volgens een meerderheidsstelsel met twee verkiezingsronden. De ambtstermijn is vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd. Hij wordt bijgestaan door een vice-president die tegelijkertijd wordt gekozen. Hij heeft de gebruikelijke bevoegdheden van een staatshoofd. Hij kan een door het Parlement aangenomen wet terugverwijzen voor een nieuwe behandeling door het Parlement. De nationale vergadering kan bij meerderheid van stemmen van de afgevaardigden deze terugverwijzing naast zich neerleggen. De president van de republiek kan alleen uit zijn functies worden ontzet in geval van hoogverraad of schending van de grondwet (artikel 103 van de grondwet). De nationale vergadering moet met twee derde meerderheid besluiten de zaak aan het constitutionele 13
hof voor te leggen dat zich uitspreekt over het verzoek de president uit zijn ambt te ontzetten. De regering legt verantwoording af aan het Parlement, dat de regering met meerderheid van stemmen kan omverwerpen. De regering heeft een premier die op voordracht van de president van de republiek door het Parlement wordt benoemd. Het Parlement benoemt en ontslaat de ministers op voordracht van de premier (artikel 84 van de grondwet); zij kunnen individueel op hun politieke verantwoordelijkheid worden aangesproken. Wat de bestuurlijke organisatie van het land betreft, zijn er gedecentraliseerde onderdelen van de centrale overheid op het niveau van de regio’s (negen) waar de regionale gouverneur de maatregelen van de nationale overheidsdiensten coördineert. Bulgarije kent maar één categorie plaatselijke overheden en wel op het niveau van de gemeenten (255) waar de bestuursorganen - burgemeesters en gemeenteraden - worden gekozen voor een termijn van vier jaar. De wet van 1991 verleent de gemeenten de bevoegdheid voor het beheer van de plaatselijke openbare diensten. De Bulgaarse overheid beschikt niet over een ambtenarenreglement, hoewel dit volgens grondwettelijke bepalingen zou moeten bestaan. Het leger, de geheime diensten en de politie staan onder controle van de regering. In 1994 is een nationale veiligheidsraad ingesteld met raadgevende bevoegdheden, die wordt voorgezeten door de president van de republiek. Functioneren van de uitvoerende macht De belangrijkste centrale overheidsorganen functioneren regelmatig, ondanks een zekere instabiliteit op ministerieel niveau die blijkt uit het feit dat er sinds 1990 zeven achtereenvolgende regeringen zijn geweest. De politieke crisis van december 1996 januari 1997 is opgelost volgens de procedures van de grondwet. Hoewel de grondwet voorziet in autonomie van de plaatselijke overheden, is deze nog steeds beperkt, met name op financieel vlak, waar de plaatselijke overheden sterk afhankelijk zijn van de financiële middelen van de nationale overheid. De nieuwe regering heeft zich ertoe verbonden de plaatselijke overheden meer economische en financiële onafhankelijkheid te verlenen. Bulgarije kent een ernstig corruptieprobleem. De nieuwe regering en de nieuwe president van de republiek hebben van de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad de prioriteit van hun actieprogramma gemaakt. Het ontbreken van een ambtenarenreglement heeft politieke controle op de overheidsdiensten in de hand gewerkt, zodat de politieke machtswisselingen gepaard zijn gegaan met veranderingen op alle niveaus van het administratief apparaat. De corruptie is in de hand gewerkt doordat er een grote handelingsbevoegdheid bestaat en doordat bevoegdheden niet duidelijk verdeeld zijn. Bulgarije moet dan ook zorgen voor duidelijke procedures voor de openbare dienst, met name op het gebied van de overheidsopdrachten, en een onpartijdig en professioneel ambtenarenapparaat opzetten. De controle op de geheime diensten lijkt onvoldoende en er is geen parlementaire controle op hun activiteiten. Het enige orgaan dat op dit gebied een positieve rol speelt, is het “nationale auditbureau” dat is belast met de financiële controle van de werkzaamheden 14
van deze diensten. De nieuwe regering heeft laten weten van plan te zijn de civiele controle op de geheime diensten te vergroten. Organisatie van de rechterlijke macht Er is een aantal waarborgen voor de onafhankelijkheid van de Bulgaarse justitie. De rechters worden vast benoemd na een proeftijd van drie jaar en kunnen daarna alleen worden ontslagen op grond van misdadig gedrag of onbekwaamheid om hun functies te vervullen. Voor het beheer wordt grotendeels zorg gedragen door de hoge raad voor de magistratuur, een onafhankelijk orgaan met 25 leden (11 gekozen door de nationale vergadering, 11 voorgedragen door het gerechtelijk korps alsmede de voorzitter van het hoogste hof van beroep, de voorzitter van het hoogste administratieve hof en de procureur-generaal) dat eveneens belast is met het beheer van de begroting voor justitie. De voorzitters van het hoogste hof van beroep en het hoogste administratieve hof worden voor een eenmalige ambtstermijn van zeven jaar op voordracht van de hoge raad voor de magistratuur door de president van de republiek benoemd. Rechters kunnen geen lid zijn van politieke partijen en hebben dezelfde immuniteiten als de parlementariërs. De hoge raad voor de magistratuur heeft voor de officieren van justitie dezelfde functie als voor de rechters. De procureur-generaal wordt voor een eenmalige ambtstermijn van zeven jaar op voordracht van de hoge raad voor de magistratuur door de president van de republiek benoemd. De procureur-generaal is de hoeder van de rechtsstaat en geeft alle officieren van justitie richtlijnen met betrekking tot de te volgen methodes (artikel 126 van de grondwet). De handelingen van de overheid worden gecontroleerd door de gewone rechtbanken. Hun besluiten kunnen worden aangevochten voor het onlangs opgerichte hoogste administratieve hof. Bulgarije heeft geen ombudsman. Het constitutionele hof is samengesteld uit 12 rechters die voor een eenmalige termijn van negen jaar worden benoemd. De nationale vergadering, de president van de republiek en de rechters van het hoogste gerechtshof benoemen elk vier leden van het hof. Dit hof controleert de grondwettigheid van de wetten en verdragen, beoordeelt de presidents- en parlementsverkiezingen, regelt bevoegdheidsgeschillen tussen de verschillende openbare machten en kan juridisch verbindende interpretaties geven aan de bepalingen van de grondwet. Aan het hof kunnen zaken worden voorgelegd door 1/5 van de leden van de nationale vergadering, de president van de republiek, de regering, het hoogste administratieve hof, het hoogste hof van beroep, de procureur-generaal en, in sommige gevallen, de gemeenteraden. Er is geen procedure die het de onderdanen mogelijk maakt zaken rechtstreeks aan het constitutionele hof voor te leggen, wel kunnen geschillen die door het hoogste gerechtshof worden behandeld, op initiatief van dit hof, aan het constitutionele hof worden voorgelegd (artikel 150 van de grondwet). Functioneren van de rechterlijke macht De werking van de Bulgaarse justitie laat nog steeds veel te wensen over. De rechtbanken zijn overbelast en de termijnen waarbinnen uitspraak wordt gedaan, zijn erg lang, hoewel Bulgarije onlangs voor bepaalde delicten een versnelde strafprocedure heeft ingevoerd. Deze situatie is onder meer het gevolg van het tekort aan gekwalificeerde rechters, de lage 15
salarissen, de complexiteit van de procedures en het zeer grote aantal nieuwe regels die moeten worden toegepast. Deze situatie is buitengewoon ernstig wat strafzaken betreft, waar een aantal processen niet wordt voltooid. De nieuwe regering heeft dan ook de hervorming van het gerechtelijk apparaat opgenomen in haar programma voor de periode 1997-2001. Voorts heeft Bulgarije het hoogste hof van beroep, waarin de grondwet voorziet, nog niet geïnstalleerd. In afwachting van de installatie van dit hof vervult het hoogste gerechtshof deze taken. Het is dan ook wenselijk dat Bulgarije de organisatie van zijn gerechtelijk apparaat voltooit om te voorkomen dat deze onbevredigende situatie blijft voortduren. De afgelopen jaren heeft het constitutionele hof een opbouwende rol gespeeld door toe te zien op de naleving van de grondwet en de bevoegdheden van de verschillende instellingen. Sinds 1990 heeft het ongeveer 100 beschikkingen gegeven. 1.2 Mensenrechten en bescherming van minderheden Bulgarije heeft een aantal binnenlandse normen vastgesteld om de naleving van de mensenrechten en de rechten van minderheden te waarborgen. Die naleving kan ook worden gegarandeerd door de toepassing van bepaalde internationale verdragen, met op de eerste plaats het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de aanvullende protocollen. Op grond van artikel F van het Verdrag betreffende de Europese Unie vormt dat geheel een onderdeel van het acquis: ieder land dat tot de Europese Unie wenst toe te treden moet die teksten van tevoren hebben geratificeerd. Bulgarije, dat sinds 1992 lid is van de Raad van Europa, heeft het Europese Verdrag voor de rechten van de mens en de aanvullende protocollen nrs. 1, 2 en 11 in september 1992 geratificeerd. Het land kent ook aan privé-personen de mogelijkheid toe een zaak bij het Europees Hof aanhangig te maken, wanneer zij van oordeel zijn dat de rechten waarover zij krachtens dat verdrag beschikken, zijn geschonden. Van de andere internationale verdragen tot bescherming van de rechten van de mens en van minderheden heeft Bulgarije het Verdrag ter voorkoming van foltering geratificeerd. Daarentegen heeft het land niet het Europees Sociaal Handvest en het Kaderverdrag betreffende minderheden ondertekend. Het heeft de belangrijkste verdragen die op het gebied van de mensenrechten in het kader van de Verenigde Naties zijn gesloten, wel ondertekend, maar nog niet bekrachtigd. Te verifiëren. Krachtens artikel 5 van de grondwet maakt elk internationaal verdrag, dat naar behoren is bekrachtigd, rechtstreeks deel uit van het Bulgaarse nationale recht en heeft het voorrang boven de bepalingen van de nationale wetgeving die hiermee eventueel in strijd zijn. Burgerrechten en politieke rechten De Bulgaarse grondwet erkent het recht van eenieder om zich tot de rechter te wenden om zijn rechten te doen gelden. Om de uitoefening van dit recht kracht bij te zetten, is voorzien in rechtsbijstand; het wetboek van strafrecht voorziet evenwel niet in de toepassing van deze regel tijdens het vooronderzoek, zodat de minst bedeelden in deze fase van de procedure geen bijstand hebben. Bovendien kan een slachtoffer in geval van gewelddaden van de politie geen juridische actie tegen de politie ondernemen als het parket dit weigert. 16
De doodstraf is in Bulgarije niet afgeschaft, maar sinds juli 1990 is er een door de president van de republiek afgekondigd moratorium. Het recht om niet zonder enige vorm van proces te worden opgesloten is in de grondwet vastgelegd. De politie moet over een arrestatiebevel van het parket beschikken voordat zij iemand kan arresteren. In geval van nood kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, maar in dat geval moeten de gerechtelijke instanties binnen 24 uur een uitspraak doen over de wettigheid van de hechtenis. De duur van preventieve hechtenis is beperkt tot twee maanden en kan bij besluit van de procureur-generaal worden verlengd tot zes maanden. Tevens moet worden gewezen op de situatie van jeugddelinquenten die in “labour education schools” worden opgesloten, zonder dat de essentiële regels van de juridische procesvoering, met name het recht van vervoer, in acht wordt genomen. Het kiesrecht is voor alle onderdanen ouder dan 18 jaar gewaarborgd. De vrijheid van vereniging en de vrijheid van betoging worden eveneens door de grondwet gegarandeerd en ondervinden geen problemen. In 1994 waren er in Bulgarije ongeveer 4.800 verenigingen. De belastingregeling voor niet-gouvernementele organisaties zou kunnen worden verbeterd, met name wat betreft de giften die zij ontvangen en hun andere inkomsten. De vrijheid van meningsuiting komt in Bulgarije tot uiting in het pluralisme van de media, zowel de geschreven pers als de audiovisuele media (ongeveer 30 radiozenders, 3 openbare zenders, 1 particuliere nationale zender en verschillende particuliere plaatselijke televisiezenders). De situatie van de audiovisuele media en hun onafhankelijkheid hebben gevaar gelopen toen de nationale vergadering in 1996 een nieuwe wet aannam die de bevoegdheden van de controleorganen in deze sector vergrootte. Het constitutionele hof heeft een groot deel van deze tekst echter verworpen en thans wordt gewerkt aan een nieuw wetsontwerp. Bovendien zijn de onpartijdigheid van de openbare radio- en televisieomroep regelmatig ter discussie gesteld, aangezien de oppositie, zowel bij de presidentsverkiezingen van november 1996 als bij de parlementsverkiezingen van april 1997, veel minder zendtijd heeft gekregen dan de regeringsmeerderheid. Het eigendomsrecht is tegenwoordig gegarandeerd en onteigening kan alleen plaats vinden om redenen van openbaar belang en nadat een billijke schadevergoeding is betaald. De teruggave van goederen of betaling van schadevergoeding aan mensen die hun bezittingen aan het oude communistische regime zijn kwijtgeraakt is gepland voor aanvragen die vóór juni 1993 zijn ingediend. De teruggave van onroerend goed in stedelijke gebieden is voltooid; anderzijds heeft de teruggave van grond een belangrijke achterstand opgelopen die de nieuwe regering wil wegwerken. Het kadaster is nog zeer onnauwkeurig en moet ter gelegenheid van de restituties worden bijgewerkt. De teruggave van in beslag genomen goederen aan de verschillende religieuze gemeenschappen is in 1991 begonnen en verloopt zonder grote problemen. Op grond van artikel 22 van de grondwet kunnen buitenlanders in Bulgarije geen grond bezitten, behalve als deze uit een erfenis is verkregen. De regering heeft laten weten van plan te zijn vóór eind 1997 aan het Parlement een ontwerp voor te leggen voor een 17
grondwetswijziging waardoor onderdanen van staten die Bulgaarse onderdanen hetzelfde recht verlenen, de mogelijkheid wordt geboden om grond te bezitten. Het recht op privacy wordt door de Bulgaarse wetgeving gewaarborgd en huiszoekingen mogen niet zonder huiszoekingsbevel worden uitgevoerd. Het grote aantal uitzonderingen op deze regel en de vele misbruiken door de politie beperken de werkelijke draagwijdte hiervan echter aanzienlijk. Wat de situatie van de asielzoekers betreft, heeft Bulgarije weliswaar het Verdrag van Genève bekrachtigd, maar voldoen de nationale procedures niet aan de internationale normen. Er wordt momenteel gewerkt aan een nieuwe wet om deze problemen op te lossen en de status en rechten van asielzoekers en vluchtelingen beter vast te leggen. Verschillende organisaties maken gewag van talrijke gevallen van onmenselijke en onterende behandelingen door de politie. Naar aanleiding van dergelijke gevallen wordt niet systematisch vervolging ingesteld. De situatie in de gevangenissen is eveneens zeer problematisch, grotendeels vanwege het tekort aan financiële middelen. Wat de kinderrechten betreft, leven kinderen in weeshuizen nog onder moeilijke omstandigheden omdat deze instellingen over onvoldoende geld beschikken. Economische, sociale en culturele rechten Het recht op een minimum voor levensonderhoud en sociale zekerheid is opgenomen in de grondwet. De vakbondsvrijheid is erkend en wordt in de praktijk nageleefd. De organisatiegraad zou 30 tot 50% bedragen. In de arbeidswet van 1992 wordt het stakingsrecht erkend, maar worden stakingen verboden bij instellingen die essentiële diensten aan de bevolking leveren. Ook stakingen uit politieke overwegingen waren oorspronkelijk verboden, maar het constitutionele hof heeft deze bepaling in september 1996 verworpen. De regering legt de uitoefening van het stakingsrecht, dat in Bulgarije effectief is, geen belemmeringen in de weg. Het recht op onderwijs en de vrijheid van godsdienst zijn in Bulgarije gewaarborgd. De grondwet erkent de oosters-orthodoxe kerk als “traditionele” godsdienst van het land, maar er is scheiding tussen kerk en staat (artikel 13 van de grondwet). De staat verleent de belangrijkste godsdiensten in Bulgarije (met name moslims, katholieken en joden) subsidies. Rechten en bescherming van minderheden De minderheden vormen 15 tot 18% van de bevolking van Bulgarije, waarbij de Turken (9,4%) en zigeuners (4 tot 7% van de bevolking volgens schattingen) duidelijk de grootste groep vormen. Tevens moet worden gewezen op de pomaks, een groep Slavisch sprekende mohammedanen. Bulgarije heeft het kaderverdrag inzake minderheden niet ondertekend, maar heeft aangekondigd dit binnenkort te zullen doen. Evenmin heeft het de, juridisch 18
niet-verbindende, aanbeveling 1201 van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa inzake de erkenning van collectieve rechten van minderheden ondertekend. De situatie van de Turkse minderheid, die vóór 1989 onder het communistische bewind sterk werd gediscrimineerd, is de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Ook de betrekkingen met de rest van de bevolking lijken te zijn verbeterd. In het Parlement zitten leden van de Turkse minderheid (15 afgevaardigden van de MRF gekozen in april 1994). Bij de plaatselijke verkiezingen in 1995 heeft de MRF 25 burgemeestersposten en meer dan 1.000 gemeenteraadsleden gekregen. De Turkse minderheid kan onderwijs in de eigen volkstaal volgen. Er zijn echter geen bepalingen die de minderheden de mogelijkheid bieden om hun nationale taal te gebruiken in hun contacten met overheidsdiensten in gebieden waar zij een bepaald percentage van de bevolking vormen. De zigeuners worden in het dagelijks leven nog vaak gediscrimineerd en zijn vaak het slachtoffer van gewelddaden, hetzij rechtstreeks door de politie, hetzij door particulieren, die hiervoor niet altijd worden bestraft. Hun maatschappelijke situatie is moeilijk, hoewel naast de discriminatie die zij van het overige deel van de bevolking kunnen ondervinden ook sociologische factoren een rol spelen. De problemen waarmee deze groep te maken heeft, worden onder andere geïllustreerd door de situatie van de straatkinderen (4.000-5.000 in Sofia) die vrijwel uitsluitend tot deze minderheid behoren. Het is van belang dat de regering passende maatregelen neemt om de specifieke problemen die deze bevolkingsgroep ondervindt, daadwerkelijk aan te pakken. In dit verband zou het al een stap in de goede richting zijn als meer inzicht in de werkelijke situatie werd verkregen en een betrouwbare schatting zou worden gemaakt van het aantal zigeuners in Bulgarije en hun maatschappelijke situatie (werkeloosheid, gezondheidsstatistieken, opleidingsniveau) waarover op dit ogenblik geen nauwkeurige gegevens bekend zijn. 1.3 Algemene evaluatie Bulgarije heeft democratische instellingen in het leven geroepen waarvan de stabiliteit thans gewaarborgd lijkt. Het functioneren van deze instellingen moet worden versterkt door een door meer respect voor de rechtsorde gekenmerkte praktijk op alle niveaus van het overheidsapparaat. De verkiezingen zijn tot nu toe vrij en eerlijk verlopen en hebben in 1994 en 1997 een machtswisseling mogelijk gemaakt. Wat respect voor de grondrechten betreft zijn er nog onvolkomenheden, maar de uit de verkiezingen van april 1997 voortgekomen nieuwe regering heeft een reeks positieve hervormingen aangekondigd. Een aanzienlijke inspanning moet worden gedaan op het gebied van corruptiebestrijding, verbetering van het functioneren van het gerecht en bescherming van de individuele vrijheden, met name vanwege de nog teveel voorkomende gevallen van misbruik door politie en geheime dienst. De Turkse minderheid lijkt goed geïntegreerd, maar dit is niet het geval met de Romas (zigeuners). De huidige verbetering na het aantreden van de nieuwe regering duiden dat Bulgarije op weg is om te voldoen is aan de door de Europese Raad van Kopenhagen opgelegde politieke voorwaarden.
19
2. Economische criteria Bij de analyse van de economische situatie en vooruitzichten van Bulgarije baseert de Commissie zich met name op de conclusies van de Europese Raad van Kopenhagen van juni 1993. Deze stellen dat het lidmaatschap van de Unie "het bestaan vereist van een functionerende markteconomie, alsook het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden". Dit gedeelte van het advies bevat derhalve een beknopte schets van de economische situatie en achtergrond, gevolgd door een overzicht van de vooruitgang die Bulgarije geboekt heeft op belangrijke onderdelen van de economische hervormingen (liberalisering prijzen en handel, stabilisatie van de economie, structurele verandering, hervorming van de financiële sector) en de economische en sociale ontwikkeling. Tot slot volgt een algemene evaluatie van Bulgarije in het licht van de door de Europese Raad genoemde criteria en een korte bespreking van de vooruitzichten en prioriteiten voor verdere hervormingen. 2.1 Economische situatie Achtergrond Bulgarije heeft 8,3 miljoen inwoners. Het bruto binnenlands product (BBP) bedroeg in 1995 35 miljard ecu (uitgedrukt in koopkrachtpariteit) en daalde in het jaar daarop. Het inwonertal van Bulgarije komt overeen met 2 procent van het aantal inwoners van de Unie, maar de economie bedraagt slechts circa 0,5 procent. Het BBP per hoofd van de bevolking bedraagt derhalve circa 24 procent van het EU-gemiddelde. Het gemiddelde maandinkomen was in 1995 laag, ongeveer 80 ecu per maand. Door de ontwikkeling van de wisselkoersen in 1996 en begin 1996 ging de reële waarde van het inkomen drastisch omlaag: op een zeker moment bedroeg het gemiddelde inkomen zelfs niet meer dan 10 ecu per maand. Bulgarije is in 1996 toegetreden tot de Wereldhandelsorganisatie en streeft naar het lidmaatschap van de CEFTA. Vorderingen bij het economisch hervormingsproces Bulgarije is later en onder minder gunstige omstandigheden dan de meeste andere Midden-Europese landen begonnen met de omschakeling op een markteconomie. De economische hervormingen gingen pas in 1991 van start toen het land al in een diepe economische crisis was geraakt. In maart 1990 staakte het land de afbetaling van de schulden in deviezen, waardoor het zichzelf in feite afsneed van internationale financiering. De economie werd bovendien nog getroffen door de ineenstorting van de Comecon, waarop een bijzonder groot deel van de buitenlandse handel van Bulgarije was gericht, en door de Golfoorlog: Bulgarije onderhield belangrijke handelsbetrekkingen met Irak. In de beginfase van het hervormingsprogramma kreeg het land nog een extra klap door het uiteenvallen van Joegoslavië. Het daarop volgende embargo tegen Servië-Montenegro sneed Bulgarije's belangrijkste over-landverbinding met de westerse markten af. Bulgarije maakte een late maar gedurfde start met de economische hervormingen. In februari 1991 werd de prijs van de meeste goederen geliberaliseerd, de subsidiëring sterk 20
teruggedrongen, één enkele zwevende wisselkoers ingevoerd, het staatsmonopolie op buitenlandse handel opgeheven en een duaal bankstelsel ingevoerd. Veel vooruitgang werd ook geboekt bij de invoering van een wettelijke basis voor de markteconomie: medio 1992 was een groot deel van het wettelijke kader al aanwezig, met als opvallende uitzondering evenwel een faillissementswet. Structurele verandering is de zwakke plek van Bulgarije's hervormingen. De aanvankelijke vorderingen bij de afbraak van de monopolies en de herstructurering van de staatsbedrijven liepen vast door een gebrek aan duidelijke politieke steun. De privatisering verliep uiterst traag. Het ontbrak het bedrijfsleven en de financiële sector grotendeels aan marktdiscipline. De centrale planning werd afgeschaft maar hiervoor kwamen niet de basisinstituten van een functionerende vrijemarkteconomie, zoals duidelijke, gemakkelijke te handhaven eigendomsrechten, in de plaats. Na zes jaar van overgang op een markteconomie verkeert de structurele hervorming in Bulgarije nog steeds in een pril stadium. Geconfronteerd met een dreigende binnenlandse en buitenlandse financiële crisis, hebben de autoriteiten medio 1996 geprobeerd de structurele hervorming van de financiële sector en het bedrijfsleven nieuw leven in te blazen. De regering die na de verkiezing van april 1997 aan de macht kwam is vastbesloten in hoog tempo hervormingen door te voeren. Het tempo hiervan zal afhangen van hoe doeltreffend de beperkte overheidsmiddelen kunnen worden aangewend om nog grotendeels niet eerder uitgeprobeerde wettelijke procedures en voorschriften in te voeren. Buitenlandse directe investeringen In overeenstemming met het lage tempo van de privatisering en het instabiele politieke, economische en juridische klimaat was de instroom van buitenlandse directe investeringen (BDI) gering. Tot eind 1996 bedroegen de cumulatieve BDI nog geen 400 miljoen ecu nauwelijks meer dan 40 ecu per hoofd van de bevolking - hetgeen overeenstemt met minder dan 1% van het BBP (bron: EBWO). In de eerste maanden van 1997 trad er een duidelijke groei van de BDI op, vooral in verband met de privatisering van een aantal grote staatsondernemingen. Economische structuur In de periode van centrale planning werd de staat eigenaar van bijna de volledige infrastructuur voor de productie, distributie en handel en nam deze bijna de volledige productie van de economie voor rekening. Vergeleken met de meeste andere overgangseconomieën verliep de groei van de particuliere sector daarna relatief traag. In 1996 werd ongeveer 45% van het BBP door de privé-sector gegenereerd. De enige uitzondering op het gemeenschappelijk bezit was de landbouw. In deze sector produceerden de particuliere, van de staatscollectieven gehuurde grondstukken bijna de helft van de totale opbrengst, ofschoon zij slechts 28% van het landbouwareaal uitmaakten. De landbouw zorgt nu voor ongeveer 12,6% van de bruto toegevoegde waarde, maar voor meer dan één vijfde van de totale werkgelegenheid. De landbouw is een belangrijke bron van harde valuta voor Bulgarije: ongeveer één vijfde van de export bestaat uit landbouwproducten, terwijl dergelijke goederen slechts één tiende van de invoer vormen. 21
De landbouwproductie is in de jaren 1990 aanmerkelijk gedaald. Een aantal factoren heeft hiertoe bijgedragen. Door de asymmetrische prijsliberalisering zijn de prijzen van grondstoffen vrijgelaten maar kan de regering nog steeds ingrijpen in de prijzen van landbouwproducten om een stijging van de consumentenprijzen te beperken. De landhervorming is niet vloeiend verlopen. Het beleid was erop gericht de landbouwgrond terug te geven aan de eigenaren van voor de collectivisatie. Ofschoon de meeste grond snel werd teruggeven, bleven de landbouwmachines eigendom van de collectieve boerderijen, die zich op willekeurige wijze van hun eigendommen ontdeden. Bovendien ontstond er vertraging bij de definitieve toekenning van de eigendomsbewijzen, zodat particulieren niet in staat waren hun land te verkopen of te verhypothekeren. In 1995 werd de verkoop van grond door particulieren met een wijziging op de landrestitutiewet aan banden gelegd en werd prioriteit gegeven aan de heroprichting van coöperaties. Het tekortschieten van het landbouwbeleid in het bijzonder en van de economische hervormingen in het algemeen werd pijnlijk duidelijk in 1996, toen een tekort ontstond. Het huidige beleid is erop gericht de fouten uit het verleden op korte termijn te herstellen. Het tempo van de teruggave van de grond en de privatisering van de voedingsindustrie wordt verhoogd. De meeste voedselprijzen zijn weer vrijgelaten.
Belangrijkste economische indicatoren (gegevens over 1996, tenzij anders aangegeven) Bevolking
miljoen
8,3
KKS-ECU
(1995) procent (1995)
4200 24
Aandeel van de landbouw in: bruto toegevoegde waarde werkgelegenheid
procent (1995) procent (1995)
14 22
Bruto buitenlandse schuld/BBP
procent
99
Export goederen & diensten/BBP
procent
45(1)
Buitenlandse directe investeringen(2)
miljard ECU ECU per capita
0,4 40
BBP
per capita als % van gemiddelde EU-15
Bron: Commissie, nationale bronnen, EBRD (1) 1995 (2) Buitenlandse directe investeringen berekend op basis van de wisselkoers van eind 1996: 1 ECU = USD 1,25299
De Bulgaarse industrie wordt nog steeds gedomineerd door staatsbedrijven; particuliere ondernemingen nemen minder dan een vijfde van de totale productie voor rekening. Over de gehele linie is er slechts weinig vooruitgang geboekt bij de herstructurering en privatisering. Het herstel van de productie dat eind 1994 optrad, verloor eind 1995 vaart. Dit herstel concentreerde zich voornamelijk in industrietakken zoals de chemische industrie en de metaalbewerking, die erg energie-intensief en exportgericht waren: deze industrietakken konden profiteren van de gesubsidieerde energie en van de impuls die de scherpe devaluatie van de nationale munt in het voorjaar van 1994 aan de 22
concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland gaf. Dit prijsvoordeel verdween evenwel weer door de waardestijging van de lev in de loop van 1995. In 1996 was de geringe internationale vraag naar metalen er de oorzaak van dat Bulgarije niet in staat was te profiteren van een nieuwe waardedaling van de lev om de export op te voeren. Bovendien begonnen de prijzen van olie en gas medio 1996 te stijgen tot op het niveau van de wereldmarkt, waardoor het concurrentievoordeel van Bulgarije's energie-intensieve productieapparaat grotendeels afbrokkelde. De kunstmatig lage energieprijzen die tot midden 1996 golden, bevorderden de verspilling. Bulgarije gebruikt naar schatting twee- tot viermaal zoveel energie per eenheid product dan de economieën van de Europese Unie. Door voor energie economisch verantwoorde prijzen vast te stellen, zou deze ongelijkheid verdwijnen, omdat de industrie (en de particuliere verbruikers) energie zouden gaan besparen. De teruggave van bezittingen in de steden werd in een relatief prille fase van de hervormingen voltooid. Dit heeft ertoe geleid dat er een relatief dynamische particuliere detailhandel is ontstaan. De dienstensector (met uitzondering van vervoer en communicatie) heeft een groot deel van de beperkte instroom van buitenlandse directe investeringen in Bulgarije tijdens de overgangsperiode naar zich toe getrokken. De openbare dienstverlening is onvermijdelijk verzwakt als gevolg van de besnoeiingen in de overheidsuitgaven van de afgelopen jaren. De telecommunicatiediensten zijn slecht. Aangekondigd is dat een groot deel van het staatstelecommunicatiebedrijf zal worden verkocht en een modernisering van het systeem na deze verkoop is dringend gewenst. Diverse lopende projecten beginnen hun vruchten af te werpen. De banksector, grotendeels in staatshanden, maakte in 1996 een diepe crisis door. De oorzaken worden hieronder besproken. Liberalisering Prijzen In 1991 werd een begin gemaakt met een verregaande liberalisering van de prijzen, die in 1992 werd voortgezet. In dit jaar werden alle prijzen in principe aan de staatscontrole onttrokken, behalve die voor energie en door de nutsbedrijven geleverde goederen en diensten. De prijzen van 13 fundamentele levensmiddelen werden onder toezicht gesteld, ofschoon dit in de praktijk prijsstijgingen voor deze artikelen niet in de weg bleek te staan. De lijst van goederen waarvoor deze vorm van indirecte controle gold werd uitgebreid tot ongeveer 30 artikelen in 1993 en 1994. De in september door het parlement aanvaarde prijzenwet vertegenwoordigde een stap achteruit vergeleken met de situatie waarin de prijzen door het marktmechanisme worden bepaald, een van de pijlers van een markteconomie. Deze wet gaf de regering de bevoegdheid om de prijzen van goederen en diensten te regelen. Begin 1996 gold voor naar schatting 50% van alle goederen (gewogen naar hun aandeel in de korf die gebruikt wordt voor de berekening van het prijsindexcijfer) een of andere vorm van toezicht op of beïnvloeding van de prijzen. De kunstmatig lage prijs van tarwe droeg bij tot het tekort aan brood in 1996 en 1997. Sinds begin 1997 zijn de prijzen van de meeste goederen en diensten weer vrij. Handel 23
Sinds de afbraak van het staatsmonopolie op de buitenlandse handel in 1990 en 1991 heeft Bulgarije een liberale handelspolitiek gevoerd. Er zijn praktisch geen kwantitatieve handelsbeperkingen, behalve om redenen van gezondheid en veiligheid. Een duidelijke uitzondering is het verbod op de uitvoer van tarwe, dat in 1994 is ingevoerd en nog steeds van kracht is. Een andere oorzaak van het tekort aan brood was dat met dit verbod de hand werd gelicht. Bulgarije is onlangs toegelaten als lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en streeft naar het lidmaatschap van de CEFTA, de Central European Free Trade Association. Naast de vrijhandelsbepalingen van de Europa-Overeenkomst, heeft Bulgarije ook een vrijhandelsakkoord met de EVA gesloten. Geconfronteerd me een steeds diepere economische crisis heeft de regering medio 1996 een extra importheffing aangekondigd als onderdeel van haar mislukte poging om de met het IMF krachtens een stand-by-overeenkomst afgesproken doelstellingen voor het begrotingstekort te halen. Deze extra heffing moet over een periode van vier jaar geleidelijk worden afgeschaft. Wisselkoersen Op 1 juli van dit jaar heeft Bulgarije een vaste wisselkoers ingevoerd in het kader van een currency board-regeling, waarbij de koers van de lev aan die van de Duitse markt werd gekoppeld. Dit trad in de plaats van het stelsel van de zwevende wisselkoers dat bij het begin van de hervormingen van de Bulgaarse economie in 1991 werd geïntroduceerd. Dit initiële besluit om de wisselkoers te laten zweven in plaats van aan een korf van harde valuta's te koppelen werd ingegeven door pragmatische overwegingen: de centrale bank had geen reserves om een vaste wisselkoers te verdedigen. Ondanks dat de markt voor buitenlandse valuta's erg vrij is in de zin dat er bij de aankoop of verkoop van buitenlandse valuta erg weinig formaliteiten gelden, is de omvang ervan tamelijk klein: het dagelijkse transactievolume bedraagt doorgaans ongeveer 20 miljoen dollar of minder. Deels als gevolg hiervan vertoonde de zwevende wisselkoers een patroon dat gekenmerkt werd door periodes van stabiliteit (met als gevolg een stijging van de reële wisselkoers) afgewisseld met plotselinge koersdalingen. Bijzonder uitgesproken veranderingen deden zich voor in het voorjaar van 1994 en daaraan in de periode april/mei 1996 tot februari 1997. Deze instabiliteit van de wisselkoers leverde duidelijk problemen op voor de producenten, consumenten en de beleidsmakers. Bij gebrek aan een economisch beleid waarmee duurzame macro-economische stabiliteit mogelijk was, was een zwevende wisselkoers de enige realistische optie voor Bulgarije. Het welslagen van de currency board-regeling is op korte termijn afhankelijk van de steun uit het fiscaal beleid. Voor economische stabilisatie op middellange en lange termijn is een strenge implementatie van ingrijpende structurele hervormingen onmisbaar. Stabilisatie van de economie Binnenland
24
Na de aanvankelijke stijging van de prijzen na de liberalisering, stabiliseerde de inflatie zich in de periode 1991-1994 op 4 à 6%. Dit patroon werd verstoord door een tijdelijke hogere inflatie als gevolg van de snel dalende wisselkoers in het voorjaar van 1994. In 1995 en de eerste maanden van 1996 daalde de inflatie weer: op jaarbasis zakte de inflatie tot onder de 30% dankzij een lange periode van rust op de wisselmarkt. De afbrokkeling van de wisselkoers die in april/mei 1996 inzette maakte een einde aan deze gunstige ontwikkeling. De consumentenprijzen stegen in 1996 met 310%. Een verdieping van de crisis op de wisselmarkt werd gevolgd door een korte uitbarsting van hyperinflatie begin 1997. Het bruto binnenlands product (BBP) daalde scherp in de eerste jaren van de overgang. De economische groei herstelde zich in 1994, hetgeen duurde tot in de loop van 1995. In de tweede helft van dat jaar tekende zich steeds duidelijker een nieuwe inzinking van de economie af. Dit werd nog duidelijker in 1996, toen het BBP met ongeveer 10% daalde. De recessie in de eerste maanden van 1997 was zo ernstig dat het BBP van Bulgarije dit jaar naar verwachting in reële termen opnieuw zal dalen. Een licht herstel van de productie mag evenwel worden verwacht als gevolg van de stabilisatie van de economie in het tweede kwartaal van 1997. De werkloosheid is na de beëindiging van de centrale planning snel gestegen tot 10% van de beroepsbevolking eind 1991. Plafonds voor de totale personeelsuitgaven van staatsbedrijven leidden tot een scherpe daling van de werkgelegenheid. Het geregistreerd aantal werklozen bereikte begin 1994 een recordhoogte van circa 14% van de beroepsbevolking. Daarna daalde dit cijfer tot ongeveer 10%, waarna het medio 1996 weer begon op te lopen.
Belangrijkste economische gegevens
1994
1995
1996
Reële groei BBP
procent
1,8
2,1
-10,9
Consumentenprijzeninflatie gemiddelde op jaarbasis december t.o.v. december
procent procent
87 122
62 33
123 311
Werkloosheidscijfer
procent ILO-definitie
20,5
14,7
13,7
Begrotingssaldo collectieve sector
procent van het BBP
-4,9
-5,2
-11,5
Saldo lopende rekening
procent van het BBP
-0,3
-0,2
-0,2
Verhouding schuld/export
procent
220
151
159
1,0
0,8
1,6
Inkomende investeringen
buitenlandse
directe procent van het BBP
Bron: Commissie, nationale bronnen, EBRD, IMF
De overheidsfinanciën werden in de jaren negentig gekenmerkt door een scherpe daling van de verhouding tussen overheidsinkomsten en -uitgaven enerzijds en het BBP anderzijds. Voorts waren er steeds aanzienlijke begrotingstekorten, die tussen 1990 en 1993 ruim boven de 10% van het BBP lagen, waarna zij in 1994 en 1995 tot ongeveer 6% 25
daalden. De rentebetalingen op zowel de buitenlandse als de binnenlandse schuld drukken zwaar op de begroting: in 1996 beliepen zij meer dat 20% van het BBP. Het begrotingstekort bleef in 1996 alleen dankzij drastische bezuinigingen steken op circa 10%: zo werden de pensioenen en ambtenarensalarissen niet aangepast in het laatste kwartaal van het jaar, toen de prijzen met meer dan 60% stegen. De goedkeuring van de begroting voor 1997 werd uitgesteld tot het midden van het jaar ten gevolge van de politieke crisis en de verkiezingen in de eerste maanden van het jaar en in verband met de noodzaak om de samenhang tussen de begroting en de werking van de currency boardregeling te garanderen. In de begroting voor 1997 is rekening gehouden met een tekort van 6,2% van het BBP. Buitenland Alleen dankzij steun van de internationale Gemeenschap kon Bulgarije voorkomen dat de afbetaling van de buitenlandse schuld in 1997 moest worden gestaakt. Een tekort aan deviezen had Bulgarije al eens in 1990 genoodzaakt de afbetaling van de buitenlandse schuld op te schorten. Ondanks een akkoord met de club van Londen van particuliere crediteuren over een vermindering van de schuld en de afbetaling van de schuld (DDSR) in 1994, waardoor de buitenlandse schuldenlast aanzienlijk werd verlicht, bleef Bulgarije zwaar in de schulden steken: de verhouding tussen de buitenlandse schuld en het BBP bedroeg eind 1995 ongeveer 80%. De inkrimping van de Bulgaarse economie in 1996 bracht deze verhouding weer op 100%. De afbetaling van de schuld zal Bulgarije op middellange termijn moeilijkheden blijven opleveren, ook als het herstel van de instroom van buitenlandse directe investeringen in de komende jaren doorzet. Structurele verandering Buitenlandse handel Er is een opmerkelijke verandering opgetreden in de koers van de buitenlandse handel van Bulgarije. De handel met de EU vertegenwoordigde in 1990 slechts 5% van de totale uitvoer en minder dan 10% van de totale invoer. In 1996 was het aandeel van Bulgarije's buitenlandse handel met de EU tot ongeveer 35% gegroeid. Bij het begin van de overgang concentreerde het grootste deel van de buitenlandse handel zich op de landen van de Comecon. Volgens sommige ramingen was 80% van de handel gericht op deze landen en maar liefst 60% van de totale handel op de Sovjet-Unie. Bovendien bestond het leeuwendeel van de Bulgaarse uitvoer naar de Comecon-landen uit investeringsgoederen, die in de beginfase van de recessie in de overgangslanden niet goed in markt lagen. De ineenstorting van de Comecon trof Bulgarije daarom bijzonder zwaar en werd nog verergerd door de effecten van het eenzijdig moratorium dat Bulgarije op de afbetaling van de schuld afkondigde. Door deze laatste maatregel bleef Bulgarije verstoken van toegang tot kortlopende handelskredieten. Een bijkomend gevolg was een steile daling van het volume van de handelsstromen met ongeveer 50%. Hoewel veranderingen in de samenstelling van de handelsstromen om statistische redenen moeilijk zijn na te gaan, lijken ook deze dramatisch te zijn geweest. De export van machines is drastisch geslonken in relatieve termen, terwijl chemicaliën en basismetalen 26
ongeveer 40% van de export in 1995 voor rekening namen, vergeleken met niet meer dan 30% in 1992. Een groot deel van de groei van de uitvoer van deze producten was te danken aan tijdelijk factoren, zoals de krachtige daling van de wisselkoers van voorjaar 1994 samen met de constante beschikbaarheid van gesubsidieerde energie. De stijging van de energieprijzen tot wereldniveau van medio 1996 maakte een einde aan dit kunstmatige en niet meer vol te houden voordeel. Ondanks de impuls die de Bulgaarse uitvoer in termen van prijsconcurrentie kreeg door de scherpe daling van de wisselkoers, is de uitvoer toch flink gedaald, misschien wel met 10 à 15%. Een factor die tot deze daling heeft bijgedragen is de verstoring van de economische bedrijvigheid ten gevolge van de ineenstorting van het bankstelsel, die hieronder uitvoerig aan de orde zal komen. Arbeidsmarkt Typisch voor de daling van de werkloosheid in Bulgarije in 1994 en 1995 was dat degenen die werk vonden in het algemeen jonger waren en meer ervaren. Enerzijds is dit bemoedigend, omdat het suggereert dat nieuwe banen worden gecreëerd in de economie. Anderzijds wijst dit op het bestaan van een grote groep van oudere, minder ervaren of onervaren werknemers die, naarmate zij langer werkloos blijven, steeds meer moeite zullen hebben bij het vinden van een baan . De hernieuwde start van de structurele hervormingen in 1997 zal het beleid inzake de beroepsbevolking sterk onder druk zetten. Een grote inspanning is nodig om degenen die hun baan verliezen bij te scholen, anders kan het gebrek aan geschoold personeel een hinderpaal voor de economische groei worden. Ook zou er economische en sociale instabiliteit kunnen ontstaan als belangrijke delen van de maatschappij feitelijk zouden worden uitgesloten van de voordelen van hogere lonen en betere levensomstandigheden. Overheidsfinanciën Het aandeel van de inkomsten en uitgaven van de overheid in het BBP is in recente jaren aanmerkelijk verminderd. De inkomsten daalden van 53% van het BBP in 1990 tot minder dan 35% van het BBP in 1996. De uitgaven daalden van 65,7% van het BBP in 1990 tot minder dan 50% in 1996; twee vijfde hiervan bestond uit rentebetalingen. De primaire begrotingsbalans, d.w.z. zonder rentebetalingen, vertoont sinds 1994 grote overschotten. De val van het door de overheidsinkomsten en -uitgaven gegenereerde deel van het BBP ging samen met een ingrijpende herstructurering van het stelsel van belastingen en uitgaven. De winstbelasting en de niet uit belastingen afkomstige inkomsten zijn relatief minder belangrijk geworden, terwijl de indirecte belastingen (na de invoering van de BTW in 1994) zich tot een belangrijker bron van inkomsten hebben ontwikkeld. Aan uitgavenzijde is er flink gesnoeid in de kapitaalsinvesteringen en in de uitgaven voor onderhoud en exploitatie. Inkomensoverdrachten en rentebetalingen waren, ofschoon zij als percentage van het BBP bij benadering constant zijn gebleven, tot 1995 elk verantwoordelijk voor ongeveer 25-30% van de overheidsuitgaven. Het lage tempo waarin de medio 1996 aangekondigde structurele hervormingsmaatregelen ten uitvoer worden gelegd, lijkt deels toe te schrijven aan de ontoereikende voor het landsbestuur beschikbare middelen, nog versterkt door het ontbreken van een krachtige politieke bereidheid tot economische hervormingen. Bedrijfsleven: privatisering en herstructurering 27
De traag verlopende privatisering en herstructurering liggen aan de oorsprong van de moeilijkheden waarin het bedrijfsleven in Bulgarije verkeert. Bij afwezigheid van voldoende stimulansen voor het management van de staatsbedrijven trad er op grote schaal een dekapitalisering op "privatisering van de winst" van de staatsbedrijven op. Gedeeltelijk daarom waren crediteuren niet genegen om faillissementsprocedures in te leiden: een groot deel van de staatsbedrijven zou waarschijnlijk een erg lage liquidatiewaarde hebben. Vanuit het oogpunt van de crediteur is het interessanter dat het bedrijf het hoofd boven water houdt in de hoop dat de staat de verantwoordelijkheid voor de schulden van het bedrijf op zich neemt. Het lage tempo van de privatisering was deels te wijten aan een overdreven scheiding van verantwoordelijkheden tussen regering, verantwoordelijke ministeries, lokale overheden, het privatiseringsbureau en het centrum voor grootschalige privatisering, en deels ook aan een gebrek aan politieke wil. Het plan voor massaprivatisering dat in oktober 1996 van start is gegaan, heeft de potentie om de achterban te winnen voor de markthervormingen. Een mogelijke zwakte van het plan is dat de staat in de meeste bedrijven een minderheidsbelang houdt. In scherpe tegenstelling met voorgaande jaren heeft de huidige regering beloofd in de eerste helft van haar mandaat alle commerciële bedrijven en de helft van alle nutsbedrijven te privatiseren. In sommige sectoren van de economie is een groot aantal privé-bedrijfjes opgericht. Sectoren zoals de bouw en de detailhandel bestaan nu vooral uit kleine particuliere ondernemingen. De ontwikkeling van de particuliere sector raakt evenwel verstikt door de situatie bij de staatsbedrijven en in de financiële sector en door de behoefte van de staat aan leningen om het gat in de begroting te dichten. Door deze samenloop van omstandigheden was er weinig geld beschikbaar voor leningen aan particuliere bedrijven en bleven de rentetarieven op een te hoog peil steken. Pas in 1996 werd een serieuze poging gewaagd om de problemen ten gevolge van het voortbestaan van grote noodlijdende staatsbedrijven aan te pakken: deze pogingen beginnen nu duidelijk hun vruchten af te werpen. De investeringen zijn gedaald tot op een zeer laag niveau: de investeringen in vaste activa bedroegen in 1996 slechts 15% van het BBP. Deze inzinking moet aan diverse factoren worden toegeschreven: de traag verlopende privatisering gekoppeld aan een gebrek aan stimulansen voor managers om hun staatsbedrijven efficiënt te leiden, onverantwoorde leenpraktijken in het bankwezen, een tekort aan middelen voor particuliere investeringen, besparingen op overheidsinvesteringen en onzekerheid over de economische situatie. Bij een succesvolle tenuitvoerlegging van het programma van de nieuwe regering zouden de meeste van deze obstakels geheel of gedeeltelijk uit de weg worden geruimd. Financiële sector De problemen van de financiële sector in Bulgarije hangen samen met de situatie in het bedrijfsleven. Onverstandige leningen, gebrekkig toezicht en het ontbreken van "harde budgettaire voorwaarden" - het besef dat leningen moeten worden terugbetaald - hebben geleid tot toenemende verliezen in deze sectoren, die geleidelijk de vooruitgang in de richting van macro-economische stabilisatie deden ontsporen. De totale schuld van verliesgevende staatsbedrijven aan de banken werd eind 1995 geraamd op circa 20% van het BBP.
28
Net als in de meeste andere landen met een overgangseconomie bestond de erfenis van de centrale planning onder meer uit een last van niet-invorderbare leningen en een gebrek aan ervaring met de inschatting van de kredietwaardigheid van aspirant-leners. Deze moeilijkheden werden nog verergerd door het lage tempo van de structurele hervormingen en een tekortschietende en slechts gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gestarte hervormingen. Voorgaande herkapitalisaties van banken werden niet gevolgd door maatregelen om het opnieuw ontstaan van niet-invorderbare schulden te voorkomen. Dit schiep de verwachting dat de staat uiteindelijk insolvabele banken en bedrijven de helpende hand zou toesteken - een gedachte die eveneens in de particuliere sector voet aan de grond kreeg. Ook het zwakke toezicht op de banken en de ontoereikende wetgeving hebben bijgedragen tot de problematiek van de niet-invorderbare leningen in de particuliere bankwereld en het bedrijfsleven. De Bulgaarse Nationale Bank (BNB), de centrale bank, hield weliswaar de rentetarieven hoog om de wisselkoers te ondersteunen, maar nam een meegaande houding aan ten aanzien van deze praktijken. Lacunes in het wettelijk kader, ondoeltreffend toezicht op de banken en misschien een zekere weerstand om maatregelen te nemen zonder dat deze vergezeld zouden gaan van structurele maatregelen in andere sectoren van de economie hebben ertoe bijgedragen dat de centrale bank te hoge leningen zonder onderpand aan handelsbanken heeft toegestaan om te voorkomen dat deze failliet zouden gaan. Dit was een van de oorzaken van de instabiliteit van de wisselkoers begin 1996. Toen de BNB vervolgens leningen zonder onderpand niet langer toestond, werd de zwakke positie van banksector en bedrijfsleven snel duidelijk. De activa van diverse banken werden bevroren en hun activiteiten werden opgeschort. Voor een aantal van deze banken werd een liquidatie- of faillissementsprocedures ingeleid. Vertragingen bij de succesvolle afronding van deze procedures hebben de zwakke plekken in het wettelijk kader aan het licht gebracht. De meeste banken die openbleven verkeerden in een kwetsbare positie. Door het gebrek aan vertrouwen in de banken ten gevolge van wanpraktijken bij het verstrekken van leningen, beschikten zij zelfs niet over voldoende middelen voor kortlopende kredieten. Dit had weer gevolgen voor het bedrijfsleven. Ondernemingen waren niet in staat geld te lenen voor de financiering van de invoer van grondstoffen voor de fabricage van uitvoerproducten. Het feit dat het niet mogelijk was grondstoffen in het buitenland te kopen, verklaart voor een groot deel waarom de Bulgaarse export in 1996 ineenzakte. De daling van het inkomen en de productie als gevolg daarvan was een van de factoren die tot de diepe economische crisis leidde. De zeer hoge inflatie in 1996 en de eerste maanden van 1997 leidde tot een aanzienlijke verschuiving van welvaart van crediteuren naar debiteuren. De reële waarde van bedrijfsschulden en niet-invorderbare leningen van banken daalde sterk. De BNB werd in 1991 bij wet onafhankelijk, maar deze positie werd door latere wetswijzigingen enigszins ondermijnd. Eind 1996 en opnieuw in 1997 werd zij wettelijk verplicht om grote leningen te verstrekken ten behoeve van de begroting. Dit leidde tot een toename van de inflatie. Vóór de invoering van de currency board-regeling beschikte de BNB over de gebruikelijke instrumenten van monetair beleid. De doeltreffendheid van het monetair beleid werd evenwel belemmerd door een laks fiscaal beleid, de zwakte van het 29
bankstelsel en vertragingen bij de structurele hervormingen in het algemeen. Op grond van de currency board-regeling die op 1 juli werd ingevoerd, is de ruimte van de BNB voor het voeren van een eigen monetair beleid zeer beperkt, aangezien zij verplicht is ervoor te zorgen dat de hoeveelheid binnenlandse valuta die in omloop is, volledig wordt gedekt door eigen reserves van buitenlandse valuta. Het welslagen van de currency boardregeling is essentieel voor het herstel van de economische stabiliteit. De kapitaalmarkten zijn onderontwikkeld. De aandelenmarkt verkeert in een embryonaal stadium en kan niet worden gezien als een alternatieve financieringsmogelijkheid voor het bedrijfsleven. Verzekeringsmaatschappijen in staatshanden spelen een dominante rol op de markt, ofschoon er enkele particuliere bedrijven zijn ontstaan. Buitenlandse verzekeraars hebben de weg naar de verzekeringsmarkt nog niet gevonden. De markt voor kortetermijninstrumenten blijft beperkt tot de interbankmarkt voor geld. De activiteit is gedaald als gevolg van de huidige problemen in het bankwezen. Economische en sociale ontwikkeling Sociale indicatoren Het bevolkingsaantal in Bulgarije bedraagt ongeveer 8,3 miljoen. Het is de afgelopen jaren licht gedaald. Het geboortecijfer ligt beneden de negen per duizend en daalt nog steeds, terwijl het sterftecijfer tot boven de dertien per duizend is gestegen. Ongeveer een vijfde van de bevolking is jonger dan 15 jaar, terwijl ongeveer 15% 65 jaar of ouder is. In grote lijnen komt dit overeen met de bevolkingsopbouw in de EU. Ongeveer de helft van de bevolking heeft de middelbare school afgemaakt; de gemiddelde volwassene heeft negen tot tien jaar officieel onderwijs gevolgd. Als gevolg van de economische crisis kampt de gezondheidszorg met ernstige financiële problemen, die geleid hebben tot een gebrek aan geneesmiddelen en medische apparatuur. De economische crisis in 1996 en 1997 heeft verstrekkende gevolgen gehad voor de bevolking. De lonen en pensioenen in de openbare sector daalden scherp, hetgeen ernstige gevolgen had voor de levensstandaard. Het deel van het inkomen dat aan voedsel werd besteed nam toe en bedroeg meer dan de helft van de huishoudelijke uitgaven. De huishoudens besteedden relatief meer aan voeding, maar de consumptie daalde: in het derde kwartaal van 1996 lag het verbruik van vlees, eieren, fruit en groenten per hoofd van de bevolking ongeveer 15% lager dan in dezelfde periode in 1995; alleen de genuttigde hoeveelheden melk en aardappelen waren vergeleken met 1995 ongeveer gelijk. Eind 1996 leefde naar schatting 40% van de bevolking beneden de armoedegrens. Sinds het begin van de economische stabilisering in maart 1997 is er enige verbetering in de toestand gekomen. Toch zal de inkomenssituatie van grote delen van de bevolking nog een hele tijd moeilijk blijven. Regionale en sectorale verschillen Ongeveer twee derde van de bevolking leeft in stadsgebieden. De levensstandaard in grote en kleine steden ligt beduidend hoger, dat was tenminste zo tot medio 1996. De hyperinflatie heeft waarschijnlijk wel minder ernstige gevolgen gehad voor de plattelandsbewoners, die tenminste voedsel voor hun eigen levensonderhoud kunnen 30
verbouwen. Het percentage beroepsbevolking is hoger en de werkloosheid lager in de stedelijke gebieden dan op het platteland, zodat een veel groter deel van de stadsbevolking werk heeft. Het opleidingsniveau is in de kleine en grote steden ook aanzienlijk hoger; bijna drie kwart van de volwassen plattelandsbevolking heeft niet meer onderwijs genoten dan lagere school. Voor de stedelingen bedraagt dat cijfer ongeveer 35%. Vrouwen hebben wel minder officieel onderwijs gevolgd en vormen een kleiner deel van de beroepsbevolking dan de mannen, maar de verschillen zijn niet groot. Medio 1996 zijn wat de werkloosheid betreft aanzienlijke regionale verschillen ontstaan, met percentages die variëren van minder dan 10% in de grotere steden tot 20% en meer in enkele plattelands- en bergstreken. De grootschalige industriële herstructurering die nu aan de gang is zal waarschijnlijk scherpe pieken veroorzaken in de regionale werkloosheidscijfers, aangezien veel industriële werkgelegenheid geconcentreerd is op plaatsen met één enkele fabriek. De werkloosheid zal ook sectoraal geconcentreerd zijn, waardoor het vooruitzicht wordt geschapen van regionale concentraties van werknemers met achterhaalde vaardigheden. 2.2 De economie in het perspectief van het lidmaatschap Inleiding De Europese Raad van Kopenhagen bereikte in 1993 overeenstemming over de voorwaarden waaraan de geassocieerde landen in Midden- en Oost-Europa moeten voldoen, willen zij in aanmerking komen voor toetreding. De economische criteria zijn: • het bestaan van een functionerende markteconomie; • het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden. Deze criteria staan niet los van elkaar. Ten eerste is een functionerende markteconomie beter in staat om de concurrentiedruk het hoofd te bieden. Ten tweede ìs de functionerende markt, in de context van het lidmaatschap van de Unie, de interne markt. Zonder integratie in de interne markt verliest het lidmaatschap van de EU zijn economische betekenis, zowel voor ... als voor zijn partners. De overname van het acquis, en met name het acquis van de interne markt, is dan ook essentieel voor de aspirant-lidstaat, die zich er permanent toe moet verbinden de economische verplichtingen van het lidmaatschap na te komen. Deze onherroepelijke verbintenis is noodzakelijk om te garanderen dat elk deel van de zo ontstane, grote EUmarkt volgens gemeenschappelijke regels blijft opereren. Het vermogen om het acquis over te nemen heeft verschillende dimensies. Enerzijds dient Bulgarije in staat te zijn de economische verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen, op een dusdanige wijze dat de interne markt soepel en eerlijk kan functioneren. Wil Bulgarije anderzijds volledig kunnen profiteren van de concurrentiedruk van de interne markt, dan moet het daaraan ten grondslag liggende economische klimaat gunstig zijn, en moet de Bulgaarse economie over de nodige flexibiliteit en voldoende menselijk en fysiek kapitaal, met name infrastructuurvoorzieningen, beschikken. Ontbreken deze, dan is 31
de concurrentiedruk voor bepaalde segmenten van de samenleving waarschijnlijk te groot, en zal als gevolg daarvan de roep om beschermende maatregelen sterker worden, die de interne markt zouden ondermijnen. Het vermogen en de wil van een aspirant-lidstaat om het acquis over te nemen en ten uitvoer te leggen zijn cruciaal, aangezien de kosten en voordelen daarvan mogelijk ongelijk gespreid worden in de tijd en over de verschillende economische sectoren en sociale groepen. Een brede consensus over welke veranderingen in het economisch beleid vereist zijn voor het lidmaatschap van de Unie, en een constant tempo (ondanks de pressie van belangengroepen) bij de implementatie van de economische hervormingen, verminderen het risico dat een land zijn beloftes met betrekking tot de economische verplichtingen van het lidmaatschap niet kan nakomen. Op het niveau van de overheid vereist het lidmaatschap van de Unie dat het bestuurlijke en juridische vermogen aanwezig is voor het omzetten en implementeren van de vele technische wetsvoorschriften die noodzakelijk zijn om de obstakels voor vrij verkeer binnen de Unie op te heffen en aldus te zorgen voor het functioneren van de interne markt. Deze aspecten worden in de volgende hoofdstukken besproken. Voor het bedrijfsleven is het effect van de overname van het acquis op het concurrentievermogen afhankelijk van het vermogen om zich aan de nieuwe economische omstandigheden aan te passen. Bestaan van een functionerende markteconomie Het bestaan van een markteconomie vereist dat het evenwicht tussen vraag en aanbod tot stand komt door de vrije wisselwerking van de marktkrachten. Een markteconomie functioneert wanneer het rechtsstelsel, waaronder ook regelgeving op het gebied van de eigendomsrechten, naar behoren functioneert. Het functioneren van een markteconomie vereist macro-economische stabiliteit en een zekere mate van consensus over de essentiële onderdelen van het economisch beleid. Wanneer de financiële sector goed ontwikkeld is en er geen significante belemmeringen zijn voor de markttoegang, kan een economie efficiënt functioneren. Hoe meer vooruitgang er wordt geboekt met de implementatie van de Europa-Overeenkomst, des te soepeler verloopt de overgang naar het lidmaatschap van de Unie. Omdat men er niet in geslaagd is voort te bouwen op de aanvankelijk veelbelovende start van de markthervormingen, heeft Bulgarije ten opzichte van de situatie bij het begin van de overgang zes jaar geleden weinig vorderingen gemaakt. Veelbetekenend voor de lange weg die Bulgarije nog te gaan heeft naar een markteconomie is dat er onlangs weer lange rijen voor de bakkerswinkels stonden. Wat het vrijlaten van de prijzen betreft zijn de eerste hervormingen in 1995 gedeeltelijk teruggedraaid. Pas zeer kortgeleden zijn de prijzen opnieuw vrijgelaten. De hyperinflatie van begin 1997 heeft geleid tot een massale herverdeling van de welvaart van spaarders naar leners. Een neveneffect was dat het bankwezen en de bedrijfssector gezonder werden, hoewel zij nog steeds zeer zwak zijn. De werking van het financiële systeem is in hoge mate gestoord. Het heeft niet de in een markteconomie essentiële functie van financiële bemiddeling tussen spaarders en investeerders vervuld. De activiteit van de banken is gebleken vooral te bestaan uit het verstrekken van nieuwe leningen om ondernemingen overeind te houden die achter zijn met de betaling van hun uitstaande schulden. 32
Het gedrag van de banken en ondernemingen valt gedeeltelijk te verklaren uit het ontbreken van sterke juridische instellingen. In een markteconomie kunnen de meeste geschillen tussen economische subjecten worden bijgelegd zonder dat het gerecht eraan te pas komt. Dit is mogelijk omdat er een algemeen begrip bestaat van hoe de regels zijn en de zekerheid dat ze zo nodig zullen worden toegepast. In Bulgarije ontbreekt dit element van een markteconomie vaak. Met name de herhaaldelijke kwijtscheldingen door de staat van oninbare schulden wekt de verwachting bij de leners en de geldschieters dat de staat te hulp zal blijven schieten. Dit is misschien de verklaring voor het feit dat de in 1994 ingevoerde faillissementswetgeving pas werd toegepast toen in 1996 de staat ging optreden tegen de meest insolvente banken en ondernemingen. Eigendomsrechten die niet goed waren omschreven als gevolg van vertragingen bij het teruggeven van land belemmerden de ontwikkeling van de Bulgaarse landbouw en maakten in feite het ontstaan van een grondmarkt onmogelijk. De gevolgen van de energieprijsstijgingen in 1996 leren dat de menselijke reactie op prijsveranderingen onvoorspelbaar wordt, wanneer er geen doeltreffende mechanismen zijn om betaling af te dwingen. De institutionele en politieke instabiliteit, met name het ontbreken van een algemene consensus over de elementaire juridische grondslag voor de economische activiteit en over de algemene leiding van het economisch beleid heeft een klimaat van onzekerheid geschapen. Zelfs als er geen officiële obstakels bestaan voor de particuliere ondernemingen zal zo’n economisch klimaat nieuwe initiatieven ontmoedigen, het tekortschieten van de banksector heeft de mogelijkheden voor de binnenlandse ondernemers nog verder beperkt. Wanneer de institutionele instabiliteit nog wordt verergerd door acute economische instabiliteit zoals in Bulgarije in de loop van 1996 en in 1997 gebeurde, houden vele activiteiten die van essentieel belang zijn voor de werking en ontwikkeling van een markteconomie op. De door de zeer hoge en variabele inflatie geschapen onzekerheid nodigt bepaald niet uit tot sparen en investeren en is dus schadelijk voor de toekomst van het land. Door de slechte toestand van de overheidsfinanciën ontbreekt het de overheid aan middelen. De belastinginning is gebrekkig. Het trage tempo van de landteruggave is voor een deel te wijten aan bestuurlijke tekortkomingen. De ministeries lijken niet in staat om afdoende controle uit te oefenen op de managers van de staatsondernemingen. Vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden Het is moeilijk om, enkele jaren vóór de toetreding en nu Bulgarije het grootste deel van de Gemeenschapswetgeving nog moet overnemen en implementeren, een definitief oordeel te vellen over het vermogen van Bulgarije om aan deze voorwaarde te voldoen. Toch kunnen enkele aspecten van de ontwikkeling van Bulgarije worden vermeld die licht werpen op het vermogen van Bulgarije om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden.
33
Dit vereist een stabiel macro-economisch kader waarbinnen de afzonderlijke marktdeelnemers besluiten kunnen nemen met een redelijke mate van voorspelbaarheid. Voorts moet beschikt kunnen worden over voldoende menselijk en fysiek kapitaal, waaronder infrastructuurvoorzieningen, die de ondernemingen moeten ondersteunen bij hun aanpassing aan de grotere concurrentiedruk binnen de interne markt. De ondernemingen moeten investeren om hun efficiency te verbeteren, zodat zij zowel kunnen concurreren op de binnenlandse markt, als kunnen profiteren van de schaalvergroting die voortvloeit uit de toegang tot de interne markt. Het vermogen tot aanpassing is groter naarmate ondernemingen toegang hebben tot investeringskapitaal, beschikken over beter opgeleide arbeidskrachten, en naarmate zij met succes innoveren. Voorts is een economie beter voorbereid op de verplichtingen van het lidmaatschap, wanneer reeds vóór de toetreding een grote mate van integratie in de Unie wordt bereikt. Hoe meer een land geïntegreerd is voordat het lidmaatschap van de Unie een feit is, hoe minder herstructurering achteraf noodzakelijk is. Het niveau van de economische integratie houdt verband met de aard en het volume van de handel met de lidstaten. De directe voordelen van toegang tot de interne markt zijn groter in sectoren waarin veel kleine ondernemingen actief zijn, omdat deze relatief meer hinder ondervinden van handelsbelemmeringen. Door de vertragingen bij de overschakeling van Bulgarije op een markteconomie is het land in een ongunstige concurrentiepositie terechtgekomen. Om de centrale planeconomie van Bulgarije om te vormen tot een markteconomie die binnen de Unie kan gedijen zullen er jarenlang aanzienlijke investeringen in de modernisering van de productiecapaciteit van het land nodig zijn, terwijl ook de materiële infrastructuur grondige verbetering behoeft. Ofschoon Bulgarije werkt aan de ontwikkeling van haar telecommunicatienet, is een groot deel van de apparatuur nog steeds verouderd en moeten er telecommunicatiediensten ontwikkeld worden. Ook de spoorwegen en het wegennet hebben te lijden gehad van gebrek aan investeringen, ondanks de grote investeringsprojecten die vanaf 1991 werden opgezet. Om de bekwaamheidseisen te veranderen en de overheid aan te passen aan de eisen van de interne markt zal er veel in mensen geïnvesteerd moeten worden. Hoewel Bulgarije een traditie heeft van hoge normen op onderwijsgebied, heeft de sector momenteel een acuut gebrek aan de middelen die nodig zijn om een systeem te ontwikkelen waarmee op de behoeften van de maatschappij ingespeeld kan worden. Lage investeringsniveaus, zowel in de particuliere als in de overheidssfeer, zijn kenmerkend geweest voor de overgang van Bulgarije. Zwakke economische prestaties in het algemeen in combinatie met onvoldoende vorderingen van de herstructurering hebben de belastingontvangsten doen teruglopen. Dit en een slap fiscaal beleid hebben geleid tot het ontstaan van een grote nationale overheidsschuld. De voor rente en aflossing benodigde middelen konden niet worden aangewend voor overheidsinvesteringen. De redenen voor de lage investeringen in de particuliere sfeer zijn meer verbreid en fundamenteel, en zijn gelegen in de algemene tekortkomingen wat de voor een markteconomie vereiste essentiële institutionele onderdelen betreft. Potentiële investeerders in Bulgarije werden geconfronteerd met een ongunstig economisch en institutioneel klimaat. Met uitzondering van het grootste deel van 1995 en de eerste maanden van 1996 is de inflatie in Bulgarije steeds hoog geweest, vaak met aanzienlijke schommelingen van maand tot maand. De wetgeving op sommige gebieden is nog al eens gewijzigd, terwijl de uitvoering van die wetgeving te wensen overliet. Over de vertragingen bij de landteruggave en bij de vaststelling en daarna de uitvoering van de 34
faillissementswet is reeds gesproken. De wet op de eigendom en het gebruik van landbouwgrond is meer dan tien keer gewijzigd. De fiscale behandeling van buitenlandse investeringen is gewijzigd. Door de veelvuldige veranderingen zijn de bedrijven onzeker geworden en zijn ze niet in staat hun activiteiten te plannen. Door de onzekerheid over de afdwingbaarheid van eigendomsrechten bleven investeringen uit. Omdat men als gevolg van de tekortkomingen in het bankstelsel en het overheidsbestuur (belastinginning) er niet in slaagde aan bedrijven “harde budgettaire beperkingen” op te leggen, waarbij nog de staatsbemoeienis bij het bepalen van prijzen kwam, kregen de managers van de staatsbedrijven tegenstrijdige signalen. Derhalve is de herstructurering te langzaam verlopen en worden verschillende grote segmenten van de industrie door één bedrijf gedomineerd. De alom heersende onzekerheid, die is veroorzaakt door de voortdurende politieke instabiliteit en de dubbelzinnige houding tegenover de markthervormingen, heeft bijgedragen tot het ontstaan van een klimaat waarin corruptie floreert. De betrokkenheid van ambtenaren bij de leiding van staatsbedrijven en hun verantwoordelijkheden op het gebied van de uitvoering van het regeringsbeleid leiden tot belangenvermenging. Door ontwikkelingen in de economie van Bulgarije in de loop van 1996 blijkt de concurrentiepositie van de industrie ernstige zwakheden te vertonen. De sectoren die het meest hebben bijgedragen tot de positieve exportprestaties in 1995 bleken wat hun concurrentievoordeel betreft afhankelijk te zijn van kunstmatige, niet te handhaven voorwaarden. Ten eerste was dat goedkope energie: de door de Bulgaarse bedrijven voor brandstof en stroom betaalde prijzen werden tot medio 1996 zwaar gesubsidieerd. Het tweede voordeel was te danken aan de sterke ontwaarding van de lev in de lente van 1994. Door de reële waardering van de munt in 1995 werd dit tijdelijk concurrentievoordeel teniet gedaan. Bij gelijkblijvende omstandigheden zou men hebben kunnen verwachten dat de steile koersdaling van de lev in 1996 de export een nieuwe impuls zou geven. Dat dit niet gebeurde, was voor een deel te wijten aan een relatieve afname van de economische activiteit in de Unie. De belangrijkste oorzaak was echter dat de ontwikkeling van een duurzame internationale concurrentiepositie niet gebaseerd kan worden op een voortdurend en snel in waarde dalende munt. Dit is vooral een belangrijk gegeven in de context van het potentieel lidmaatschap van de Unie. De betrekkelijk zwakke concurrentiepositie van Bulgarije houdt ook verband met de smalle industriële basis: de export is sterk geconcentreerd op een klein aantal industriële basisgoederen. Deze situatie is dan weer te wijten aan de reeds ter sprake gekomen lacunes in de omschakeling van het land op een markteconomie. De verbetering van de concurrentiepositie is ook vertraagd door het zeer lage niveau van buitenlandse directe investeringen (BDI). In de landen waar de omschakeling het verst gevorderd is heeft BDI een belangrijke rol gespeeld bij de modernisering van de productiecapaciteit, die gepaard ging met verhoging van de efficiëntie en de concurrentiekracht. En de reeds genoemde factoren zijn niet de enige die in het algemeen investeringen hebben ontmoedigd; ook het lage tempo waarin de privatisering verliep heeft de mogelijkheden om buitenlands kapitaal te investeren beknot. BDI kan een belangrijke bron van technologieoverdracht en innovatie vormen. Dit gegeven is vooral belangrijk voor in een overgangsfase verkerende economie, aangezien 35
de voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) beschikbare middelen beperkt zullen worden door besnoeiingen van de overheidsuitgaven en door de economische herstructurering in het algemeen. Bulgarije heeft maar weinig BDI aangetrokken en volgens de berichten zijn de O&O-uitgaven sinds eind 1980 gedaald met een factor van bijna 3. De O&Oactiviteiten lijken ook geleden te hebben onder een ongecoördineerde beleidsaanpak, plus een gebrek aan stimulansen voor particulier onderzoek. De sector heeft een forse “brain drain” ondergaan. Als gevolg van de ongelijkmatige vorderingen die Bulgarije heeft gemaakt bij de markthervormingen verkeert het land nu in een zwakke economische positie. In 1996 is gebleken dat zelfs ondanks het grote voordeel van concurrerende prijzen de Bulgaarse producten na de scherpe waardedaling van de munt meestal niet konden concurreren op internationale markten. Vooruitzichten en prioriteiten Geconfronteerd met het vooruitzicht van een tweede nationaal bankroet binnen tien jaar hebben de autoriteiten onlangs verklaard dat zij vastbesloten zijn ingrijpende en verstrekkende structurele hervormingen door te voeren. De mislukking van de tijdelijke maatregelen van de afgelopen zes jaar heeft de noodzaak van een duurzame consequente hervormingsinspanning duidelijk gemaakt. Wil Bulgarije lid worden van de Europese Unie, dan zal op de stabiliserende maatregelen op korte termijn die nu worden genomen de krachtige tenuitvoerlegging moeten volgen van een allesomvattende strategie op middellange termijn voor de ontwikkeling van het land. De Commissie is besprekingen begonnen met de Bulgaarse autoriteiten die moeten leiden tot de opstelling van zo’n strategie. Ook goede vorderingen bij de tenuitvoerlegging van de Europa-Overeenkomst moeten bijdragen tot een soepeler overgang naar EUlidmaatschap. Door het gebrek aan vooruitgang bij de doorvoering van marktgerichte economische hervormingen staat Bulgarije voor uitdagingen op allerhande beleidsgebieden. De allerhoogste prioriteit is het scheppen van een degelijke macro-economische stabiliteit. Wanneer dit bereikt is, moet de regering een begin maken met de consequente uitvoering van een op stabiliteit gericht economisch beleid, zowel macro-economisch als structureel. Op het gebied van de landbouw moet prioriteit worden verleend aan de voltooiing van het landteruggaveproces en de opruiming van eventuele bureaucratische belemmeringen voor de werking van de grondmarkt. De landbouwveilingen en de agrovoedingsbedrijven moeten geprivatiseerd en voor concurrentie opengesteld worden. Het handels- en prijsbeleid moet gericht worden op bevordering van investeringen door de landbouwers in toekomstige productie. De tot nu toe mislukte pogingen om de staatsbedrijven en banken discipline op te leggen met andere dan markteconomische middelen zijn een maar al te duidelijk teken dat een snelle privatisering prioriteit moet worden verleend. De privatisering moet gepaard gaan met de voltooiing en versterking van markteconomische instellingen. De procedures die nu moeten worden gevolgd bij de sluiting van banken en ondernemingen zijn te lang. De wetgeving dient te worden bestudeerd om ervoor te zorgen dat zij crediteurs voldoende middelen geeft om hun claims kracht bij te zetten; ook de bevoegdheden van de rechtbanken dienen te worden uitgebreid. 36
Het investeringspeil is zeer laag. Verbetering van de omstandigheden die tot deze situatie hebben geleid - een onstabiel politiek, juridisch en economisch klimaat - is een eerste vereiste, anders zal het niet mogelijk zijn voor Bulgarije om haar productiecapaciteit op te voeren en de industrie op een zodanig peil te brengen dat er enige hoop bestaat dat zij de concurrentie op de interne markt aankan. De investeringen in vervoersinfrastructuur moeten Bulgarije in staat stellen te profiteren van de belangrijke rol die zij als doorvoerland zou kunnen gaan spelen. Een consequente en transparante invoering en toepassing van wetgeving zal het gemakkelijker maken grote buitenlandse directe investeringen aan te trekken. Wat dat betreft zou opheffing van het verbod in de grondwet op buitenlands grondbezit een positief signaal betekenen. BDI zal absoluut noodzakelijk zijn voor de uitgebreide herstructurering die in de meeste industriesectoren vereist is. Afgezien van het gebruikelijke profijt biedt BDI Bulgarije bijzondere voordelen, aangezien de investeerders de door Bulgarije als onderdeel van de schulden en schuldendienstvermindering uitgegeven obligaties als gedeeltelijke betaling bij privatiseringstransacties mogen gebruiken; daardoor wordt de omvang van de uitstaande schulden verminderd en daarmee de schuldendienst in de toekomst beperkt. Een flink deel van de nationale besparingen is weggevloeid door de grote begrotingstekorten van de afgelopen jaren, die de middelen die voor financiering van productieve investeringen konden worden gebruikt hebben opgeslorpt. Een succesvolle tenuitvoerlegging van de currency board zal de speelruimte van de autoriteiten op het gebied van fiscaal beleid beperken. Een betere belasting van de particuliere sector zou de gezondheid van de overheidsfinanciën ten goede komen. Dit betekent dat er meer middelen moeten worden ingezet voor belastinginning. Op korte termijn zal een snelle en succesvolle stabilisering tot lagere rentevoeten leiden met aanzienlijke besparingen op de schuldendienst als gevolg. Om effectief te kunnen concurreren hebben de bedrijven goed opgeleid personeel nodig. De grootschalige herstructurering die de Bulgaarse economie nodig heeft impliceert ingrijpende veranderingen in de aard van de werkgelegenheid en het soort vaardigheden dat door de werkgevers zal worden gevraagd. Dit houdt een grote uitdaging in voor het onderwijsstelsel, waarvan het vermogen om op de behoeften van de economie in te spelen momenteel beperkt is. Het concurrentievermogen zou kunnen worden verhoogd door het ontwikkelen van een O&O-beleid dat technische innovatie en ontwikkeling stimuleert, met name door stimulansen te geven aan de particuliere sector. Voorts zou een actief arbeidsmarktbeleid een belangrijke bijdrage moeten leveren tot de bevordering van de sectorale herstructurering van de werkgelegenheid. Het maken en uitvoeren van beleid dat ervoor moet zorgen dat langdurige werklozen niet het contact met de arbeidsmarkt kwijtraken en dat een verdere toename van hun aantal beperkt blijft dient in een arbeidsmarktbeleid prioriteit te krijgen. Dit is een zeer belangrijke overweging omdat het opnieuw op gang brengen van structurele hervormingen in het begin waarschijnlijk zal resulteren in nog meer werkloosheid. Volledige uitvoering van het economische en structurele hervormingsprogramma van de regering betekent dat deze moeilijke taken krachtig zullen worden aangepakt. 37
2.3 Algemene evaluatie De vooruitgang van Bulgarije bij de totstandbrenging van een markteconomie is beperkt geweest doordat men zich niet heeft willen vastleggen op marktgeoriënteerd economisch beleid. De vroege liberalisatie van handel en prijzen is voor een deel ongedaan gemaakt en er werd pas dit jaar een einde gemaakt aan de prijsbeheersing. Pas sedert de crisis eind vorig jaar en de recente regeringswissel begint er een consensus over de wenselijkheid van economische hervormingen tot stand te komen. Bulgarije kan op de middellange termijn niet in staat worden geacht tegen de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie bestand te zijn. Wanneer de Bulgaarse autoriteiten er in slagen hun hernieuwde wil tot economische vernieuwing in de praktijk met succes en duurzaam om te zetten, is een snelle ommekeer inzake deze vooruitzichten wel mogelijk. Bulgarije heeft echter te lijden van zes zo goed als verloren jaren. Een onvolledige hervorming heeft de opkomst van een moderne landbouwsector belemmerd. Trage privatiseringen en een gebrek aan economische stabiliteit hebben de staatsbedrijven verzwakt en de ontwikkeling van een dynamische particuliere sector vertraagd.
Conclusie Aangezien de liberalisering slechts aarzelend ter hand is genomen en het BBP per capita een van de laagste van de regio is, valt te verwachten dat de voordelen van de informatiemaatschappij later dan in de meeste andere LMOE zullen worden gerealiseerd.
38
3. Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen Op de Europese Raad in Kopenhagen is bevestigd dat een van de criteria voor toetreding van een land tot de EU "het vermogen is om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen, met inbegrip van het onderschrijven van de doelstellingen van de politieke, economische en monetaire unie". Door zijn kandidatuur te stellen op basis van het Verdrag heeft Bulgarije aanvaard om zonder reserves de basisdoelstellingen van de Unie, inclusief het gevoerde beleid en de gebruikte instrumenten, over te nemen. In dit hoofdstuk wordt het vermogen geëvalueerd van Bulgarije om te voldoen aan de verplichtingen van het lidmaatschap, wat wil zeggen het wettelijke en institutionele kader - bekend als het acquis - waarmee de Unie haar doelstellingen wil bereiken. Met de verdere ontwikkeling van de Unie zal dit acquis geleidelijk groeien en zal het voor nieuwe kandidaten moeilijker worden om eraan te voldoen dan in het verleden het geval was. De capaciteit van Bulgarije om het acquis ten uitvoer te leggen is een cruciaal element om met succes in de Unie te kunnen functioneren. In de volgende secties worden, voor alle belangrijke gebieden van de communautaire activiteit, de huidige situatie en de prognoses voor Bulgarije geschetst. Het startpunt van de beschrijving en de analyse is telkens een kleine samenvatting van het acquis, met waar relevant de vermelding van de bepalingen van de Europa-Overeenkomst en het Witboek. Tenslotte volgt er voor elk activiteitsgebied een korte evaluatie van het vermogen van Bulgarije om de verplichtingen van het lidmaatschap op middellange termijn na te komen.
3.1 Interne markt zonder grenzen De interne markt van de Unie wordt in artikel 7 A van het Verdrag gedefinieerd als een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. De interne markt, die een centrale rol speelt bij het communautaire eenwordingsproces, is gebaseerd op een open-markteconomie waarin de mededinging en de economische en sociale cohesie zich optimaal moeten kunnen ontwikkelen. De feitelijke tenuitvoerlegging van de vrijheden die in het Verdrag zijn neergelegd, veronderstelt niet alleen dat belangrijke beginselen zoals non-discriminatie of de wederzijdse erkenning van nationale voorschriften worden nageleefd - overeenkomstig de wijze waarop deze beginselen door de jurisprudentie van het Hof van Justitie zijn uitgelegd - maar ook dat tegelijkertijd een geheel van specifieke gezamenlijke beginselen doeltreffend wordt toegepast. Deze specifieke beginselen zijn bedoeld, met name in termen van openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu- en consumentenbescherming, om ervoor te zorgen dat het publiek vertrouwen kan hebben in de dienstensector en dat de personen die bepaalde gespecialiseerde beroepen uitoefenen passende kwalificaties hebben. Voorts beogen zij eventueel een aantal regelgevings- en controlemechanismen in te voeren of te coördineren. Alle systematische controles en verificaties die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de regels correct worden toegepast, dienen op de interne markt en niet bij het overschrijden van de grenzen plaats te vinden. 39
De communautaire wetgeving dient metterdaad in het nationale recht van de lidstaten te worden omgezet. Nog belangrijker evenwel is dat zij in de praktijk op de juiste wijze door de aangewezen administratieve en gerechtelijke diensten van de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd en dat zij door het bedrijfsleven wordt nageleefd. Dit is een basisvoorwaarde voor de totstandbrenging van het wederzijds vertrouwen dat onmisbaar is voor de goede werking van de interne markt. Dit hoofdstuk dient te worden gelezen in samenhang met de hoofdstukken over het sociaal beleid, het milieu, de consumentenbescherming en het sectorieel beleid. De vier vrijheden De overneming van het acquis door de kandidaatlanden berust op een geleidelijke aanpak: De Europa-Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en Bulgarije anderzijds, is op 1 februari 1995 in werking getreden. Uit hoofde van de vier vrijheden en de onderlinge aanpassing van de wetgevingen voorziet de Overeenkomst met name in de onmiddellijke of geleidelijke toepassing van een aantal al dan niet wederzijdse verplichtingen, die in het bijzonder betrekking hebben op het recht van vestiging, nationale behandeling, vrijhandel, intellectuele-eigendomsrechten en overheidsopdrachten. In het Witboek (COM(95) 163 def.) dat de Commissie in 1995 heeft ingediend om de kandidaatlanden te helpen bij hun voorbereiding op de integratie in de interne markt, wordt de relevante wetgeving verder afgebakend. Daartoe worden de onderwerpen en de "voornaamste maatregelen" vastgesteld die rechtstreeks van invloed zijn op het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal. Voorts worden de nodige voorwaarden voor de toepassing van deze maatregelen vastgesteld, met inbegrip van de gerechtelijke en organisatorische structuren. In het Witboek worden drieëntwintig communautaire beleidsterreinen onder de loep genomen, waarbij de betrokken maatregelen naar gelang van hun mate van prioriteit in twee fasen worden ingedeeld. Aldus wordt een werkprogramma vastgesteld voor de periode voorafgaande aan de toetreding. Het Bureau voor de uitwisseling van informatie over technische bijstand (TAIEX) werd opgericht met het oog op de verstrekking van aanvullende gerichte technische bijstand op de wetgevingsterreinen die door het Witboek worden bestreken. Het bureau heeft recentelijk een databank met wetgeving opgezet. De toetreding tot de Europese Unie betekent voor de kandidaatlanden dat zij het volledige acquis ten uitvoer moeten leggen. In dit verband zij erop gewezen dat het "Actieplan voor de interne markt" dat aan de Europese Raad van Amsterdam is voorgelegd, de nodige prioritaire acties bevat om de werking van de interne markt van het Europa van Vijftien te verbeteren, rekening houdend met de invoering van de gemeenschappelijke munt. Dit zal noodzakelijkerwijs wijzigingen van het acquis tot gevolg hebben.
40
- Algemeen kader Ondernemingen dienen hun activiteiten te kunnen verrichten op basis van gezamenlijke regels, ongeacht hun werkterrein. Deze gezamenlijke regels zijn belangrijk omdat zij het algemene werkkader van de economieën en bijgevolg de algemene mededingingsvoorwaarden vaststellen. Naast de mededingingsregels (inzake overheidsbedrijven en staatssteun) en de fiscale bepalingen die in andere delen van dit advies worden behandeld, gaat het in dit verband om voorschriften met betrekking tot de openstelling van de aanbesteding van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, de harmonisatie van de voorschriften inzake intellectuele-eigendomsrechten (met inbegrip van het Europees octrooi), de harmonisatie van de voorschriften inzake vennootschapsrecht en vennootschaps-boekhouding, de bescherming van persoonsgegevens, alsook de overneming van strafvervolging en de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken (artikel 220- overeenkomsten). Situatieschets Overheidsopdrachten zijn in Bulgarije gereguleerd door een nieuwe Wet betreffende het gunnen van gemeentelijke en overheidsopdrachten. Concessies worden verleend op basis van een wet van 1996. De controle gebeurt door de ministerraad, terwijl het toezicht wordt uitgeoefend door een Nationale Rekenkamer. Na zijn toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie op 1 december 1996 is Bulgarije overleg begonnen over toetreding tot de overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie betreffende overheidsopdrachten. Bulgarije heeft wetgeving vastgesteld over de bescherming van de intellectuele en industriële eigendomsrechten, met name octrooien (1993) en auteursrechten (1993), en is toegetreden tot haast alle relevante internationale overeenkomsten. Bulgarije is onmiddellijk na zijn toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie in december 1996 begonnen met de tenuitvoerlegging van de TRIPS-akkoorden (Trade Related aspects of Intellectual Property Rights). Het vennootschapsrecht wordt in hoofdzaak gereguleerd op basis van het in 1991 ingevoerde en sedertdien gewijzigde Wetboek van Koophandel. De Bulgaarse wetgeving erkent verschillende soorten ondernemingen die in twee grote categorieën kunnen worden ingedeeld, personenvennootschappen en kapitaalvennootschappen. In juni 1996 waren er ongeveer 45.000 vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid geregistreerd. Ondernemingen kunnen aandelen uitgeven om kapitaal bijeen te brengen. De aandeelhouders worden door de wet beschermd. De wet legt minimum-kapitaalvereisten op. De schuldeisers worden afdoende beschermd. Op de arrondissementsrechtbanken worden registers bijgehouden met de voornaamste gegevens van elke onderneming. Deze gegevens zijn publiek toegankelijk. De jaarverslagen worden in het Staatsblad gepubliceerd. Op het gebied van de vennootschapsboekhouding zijn de voorschriften voor de jaarrekeningen en geconsolideerde rekeningen neergelegd in de Wet op de vennootschapsboekhouding (1991, laatstelijk gewijzigd in 1996), het nationaal model voor de vennootschapsboekhouding en 31 nationale standaarden voor de vennootschapsboekhouding. De volledige regelgeving is gebaseerd op EG-richtlijnen en internationale standaarden voor de vennootschapsboekhouding. Zowel de Wet op de 41
vennootschapsboekhouding als een toepassingsbesluit bevat regels voor de controlerende accountants. Sinds de laatste wijziging van de Wet op de vennootschapsboekhouding vertegenwoordigt het Instituut van officieel erkende accountants de Bulgaarse controlerende accountants. De supervisie wordt uitgeoefend door een Toezichtscommissie die door het Ministerie van Financiën wordt samengesteld. De bescherming van persoonsgegevens wordt geregeld bij artikel 32 van de Bulgaarse grondwet waarin is opgenomen dat de privacy van de burgers onschendbaar is en dat zij recht hebben op bescherming tegen illegale tussenkomst in hun persoonlijk en familieleven. Evaluatie en prognose Er is nog enig werk vereist om het geheel van het acquis op het gebied van overheidsopdrachten over te nemen. In het algemeen volstaat de wetgeving niet om te beoordelen of het geheel van de verschillende richtlijnen is gevolgd, met name wat opdrachten voor diensten en nutsbedrijven betreft. Voorts is de wetgeving niet erg gedetailleerd inzake de technische eisen en de technisch/financiële capaciteit. Tot dusver verkrijgen Bulgaarse vennootschappen (of EU-vennootschappen met in Bulgarije gevestigde dochterondernemingen) een voorkeursbehandeling bij de gunning van overheidsopdrachten. In de EU gevestigde vennootschappen krijgen slechts gelijke toegang na een in de Europa-Overeenkomst vastgelegde overgangsperiode (uiterlijk 31 januari 2005). Bovendien lijken de rechtsmiddelen en de evaluatieprocedures niet volledig verenigbaar met de EG-eisen. Terwijl in 1997 nieuwe wijzigingen van de Wet op de overheidsopdrachten zouden moeten worden aangebracht, wordt de huidige toepassing nog steeds gehinderd door het ontbreken van tenuitvoerleggingsprocedures en door het lage publieke bewustzijn op het gebied van overheidsopdrachten. Een volledige harmonisatie wordt verwacht op middellange termijn. Er is een bijzondere inspanning nodig om de bescherming van de intellectuele en industriële eigendomsrechten te verbeteren. Op het gebied van de octrooiwetgeving is enige vooruitgang geboekt, maar inzake handelsbenamingen, auteursrecht en naburige rechten ligt er nog heel wat werk voor de boeg. Er zijn reeds een aantal controlemaatregelen getroffen, met name wat de grenscontrole inzake auteursrechten betreft. Ook op dit gebied is echter nog veel werk te verrichten, met name gezien de zwakte van de interne en grenscontroles op de industriële-eigendomsrechten. Krachtens de Europa-Overeenkomst (art. 67) moet Bulgarije zijn wetgeving tegen einde 1997 aanpassen. Piraterij blijft een groot probleem. Wat het vennootschapsrecht betreft, lijkt de Bulgaarse wetgeving in ruime mate, zo niet geheel, in overeenstemming te zijn met de eerste, tweede en derde richtlijn. De overeenstemming met de elfde en twaalfde richtlijn is nog niet volmaakt. Bij de tenuitvoerlegging rijzen er problemen ten gevolge van een gebrek aan kennis en ervaring op het gebied van vennootschaps- en handelsrecht. Dit geldt in het bijzonder voor de faillissementsprocedures onder de handelswetgeving, die nieuwe procedures omvat waarbij het gerecht curatoren selecteert en aanwijst. De toepassing van de wetgeving wordt ook bemoeilijkt door een gebrekkige privatiserings- en concessiewetgeving. 42
Op het gebied van de vennootschapsboekhouding is reeds een grote mate van overeenstemming met de richtlijnen bereikt, maar de tenuitvoerlegging van de wetgeving binnen de relevante beroepsgroep moet worden verbeterd. Wat de controle van de jaarrekeningen betreft zijn wijzigingen gepland om het opleidingsniveau te verbeteren. Bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe regels doen zich een aantal overgangsproblemen voor, zoals een tekort aan gekwalificeerde boekhouders en controlererende accountants, een probleem dat slechts op middellange termijn en mits grote inspanningen zal kunnen worden opgelost. Wat de bescherming van persoonsgegevens betreft, zijn een ontwerp-wet en een nieuwe wet betreffende de telecommunicatiesector aangenomen, die zijn bedoeld om overeenstemming te bereiken met Richtlijn 95/46/EEG. De oprichting van een onafhankelijke toezichtsinstantie is gepland. De toetreding tot Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa kan pas worden ondertekend na vaststelling van deze regelgeving. Conclusie Op de boven aangegeven gebieden heeft Bulgarije verscheidene belangrijke wetgevingsbesluiten vastgesteld en ontwerp-wetgeving aangenomen. Wat de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het Witboek betreft is er nog heel wat werk te verrichten. Om zijn wetgeving en procedures op het gebied van overheidsopdrachten en intellectuele en industriële eigendom af te stemmen op die van de EU zal Bulgarije nog een grote inspanning moeten leveren. Wat het vennootschapsrecht betreft lijkt Bulgarije geen grote problemen te hebben met de tenuitvoerlegging van het acquis. Op het gebied van de boekhoudkundige en financiële controle is er een grote inspanning vereist om de daadwerkelijke toepassing van de bestaande wetgeving te waarborgen. Op het gebied van de vaststelling en toepassing van maatregelen met het oog op overeenstemming met de communautaire eisen inzake de bescherming van persoonsgegevens is nog een hele weg af te leggen. - Vrij verkeer van goederen Het vrije verkeer van goederen veronderstelt de opheffing van alle maatregelen die het handelsverkeer belemmeren. Hierbij gaat het dus het niet alleen om de douanerechten en de kwantitatieve beperkingen in het onderlinge handelsverkeer, maar ook om alle maatregelen van gelijke werking, dat wil zeggen de maatregelen die specifiek of zonder onderscheid van toepassing zijn op nationale of ingevoerde producten en die een protectionistische werking hebben. Voor zover de technische normen niet worden geharmoniseerd, zijn de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van de nationale voorschriften en de aanvaarding van het beginsel dat de nationale eisen beperkt moeten blijven tot die eisen welke evenredig zijn met de nagestreefde doelstellingen, van essentieel belang om het vrije verkeer van goederen te waarborgen. Deze regel is vastgesteld overeenkomstig de jurisprudentie van het arrest Cassis de Dijon. Ten behoeve van de harmonisatie heeft de Europese Gemeenschap de "nieuwe aanpak" ontwikkeld, waarbij een zorgvuldig afgewogen taakverdeling tussen regeringsinstanties en 43
particuliere zelfstandige organisaties wordt geïntroduceerd en waarin communautaire wetgeving en Europese normen een afzonderlijke, maar complementaire rol spelen. In plaats van technische oplossingen op te leggen, wordt de communautaire wetgeving derhalve beperkt tot de vaststelling van de minimumvereisten waaraan producten moeten voldoen. Producten die in overeenstemming met de Europese normen zijn vervaardigd, worden geacht aan dergelijke minimumvoorschriften te voldoen, maar Europese normen zijn niet de enige mogelijkheid om een dergelijke conformiteit aan te tonen. De tenuitvoerlegging van de "nieuwe aanpak" wordt gecombineerd met de "globale aanpak" inzake productcertificatie, die de aanbrenging van het "EG-merkteken" op het product regelt. Voor andere producten, zoals farmaceutische en chemische producten, motorvoertuigen en voedingsmiddelen, volgen de EG-richtlijnen het traditionele reglementeringspatroon waarbij volledig uitgewerkte regels worden vastgesteld. Het vrije verkeer van goederen berust tevens op de omzetting van een aantal communautaire harmonisatiemaatregelen in nationale wetgeving. In dat verband dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de toepassing van de harmonisatievoorschriften in verband met de bescherming van de veiligheid en de volksgezondheid, waarvoor passende mechanismen en organisaties in het leven moeten worden geroepen zowel voor ondernemingen als voor overheidsinstellingen. Tot de "horizontale" richtlijnen die onmisbaar zijn voor de goede werking van de interne markt, behoren met name de richtlijn inzake algemene productveiligheid en de richtlijn inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken. De bepalingen inzake de algemene productveiligheid worden behandeld in het deel over de consumentenbescherming. De specifieke bepalingen voor landbouwproducten (naleving van veterinaire en fytosanitaire normen) komen gedetailleerd aan de orde in het deel over de landbouw. Situatieschets Met ingang van 1990 heeft Bulgarije een algemeen beleid van handelsliberalisatie gevolgd en onlangs is het begonnen de prijzen volledig vrij te laten. De voorwaarden voor de totstandbrenging van een stevig en transparant wetgevend kader voor de particuliere economische krachten worden geleidelijk vervuld. Er zijn momenteel nog nauwelijks discriminerende maatregelen van kracht. Er bestaan geen belangrijke problemen op het gebied van de tenuitvoerlegging van de voorwaarden voor het vrije verkeer van goederen in de zin van artikel 8 t/m 37 van de Europa-Overeenkomst. Talrijke kwantitatieve beperkingen en maatregelen met soortgelijk effect zijn door Bulgarije vóór de vastgestelde termijn afgeschaft. De rechten voor aanbieding bij de douane worden met ingang van 1 januari 1998 afgeschaft. Er blijft enige zorg heersen over de doelmatigheid van de overheidsinstellingen die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de met de Europa-Overeenkomst en het acquis overeenstemmende wetten en voorschriften. Normalisatie en conformiteitsbeoordeling vallen onder de verantwoordelijkheid van het Comité voor normalisatie en metrologie, een onder de ministerraad ressorterende 44
staatsinstelling met zowel beleids- als uitvoerende taken op het gebied van normalisatie, certificatie, erkenning en metrologie. Het Comité is een geaffilieerd lid van de Europese Commissie voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC). Evaluatie en prognose Ondanks het algemeen goede resultaat van Bulgarije op het gebied van handelskwesties, moeten er nog inspanningen worden geleverd voor de volledige overname en uitvoering van het acquis in verband met het vrije verkeer van goederen binnen de interne markt. De harmonisatie van de technische wetgeving is traag van start gegaan, hoewel overeenkomstig het Strategie-document van mei 1996 een harmonisatie van de voornaamste bepalingen is gepland tegen 1998. Hoewel de vooruitgang op het gebied van de "nieuwe benadering"-richtlijnen en de chemie-sector traag is, zijn er stappen voorwaarts gezet inzake levensmiddelen en auto's. Voor deze laatste sector wordt volledige harmonisatie verwacht tegen 2000. De technische wetgeving inzake geneesmiddelen is nu goed in overeenstemming. Er moet nog afgeleide wetgeving worden vastgesteld om de algemene kaderwet ten uitvoer te leggen. Er zijn ook nog extra inspanningen vereist voor de volledige harmonisatie van de handelsbenamingswetgeving, het kenmerken, de etikettering en de veiligheid van producten. De huidige wetgeving op het gebied van normalisatie is niet in overeenstemming met het EU-stelsel. Er is ontwerp-wetgeving uitgewerkt op het gebied van normalisatie en conformiteitsbeoordeling. Zodra deze is vastgesteld, zal de Bulgaarse wetgeving veel meer in overeenstemming zijn met de EU-stelsel en zal het vrijwillige karakter van de normen duidelijker zijn omschreven. Met het oog op de tenuitvoerlegging van de toekomstige wetgeving moeten de administratieve structuren voor normalisatie en conformiteitsbeoordeling worden versterkt. Er moet meer duidelijkheid komen over de toekomstige rol van het Comité voor normalisatie en metrologie, met name wat zijn onafhankelijkheid bij de uitvoering van normalisatiemetingen betreft. De moeilijkheden ten gevolge van tijdrovende procedures zijn in het kader van de Europa-Overeenkomst opgelost. Het begrip van civielrechtelijke aansprakelijkheid voor door defecte producten veroorzaakte schade is momenteel afwezig in het burgerlijk wetboek van Bulgarije, dat dus niet overeenstemt met de relevante communautaire eisen. Op de terreinen die op nationaal niveau worden geregeld, maar die geen voorwerp zijn van een communautaire harmonisatie, ontbreekt het evenwel aan informatie over de mate waarin Bulgarije de communautaire rechtsbeginselen die specifiek betrekking hebben op het vrije verkeer van goederen, metterdaad toepast. Een verklaring van bovengenoemde situatie is met name dat de rapportageprocedures, die een onderdeel vormen van de organisatie van de interne markt, ontbreken en dus niet als zodanig in een context voorafgaand aan de toetreding kunnen worden gebruikt. Het gaat in het bijzonder om Richtlijn 83/189/EEG die voorziet in een informatieprocedure op het gebied van nationale normen en technische voorschriften, om Beschikking 3052/95/EG tot vaststelling van een procedure voor uitwisseling van informatie over nationale 45
maatregelen waarbij wordt afgeweken van het beginsel van het vrije verkeer van goederen binnen de Gemeenschap, om de procedures voor de indiening van een klacht bij de Commissie en om de mogelijkheid van een verzoek om een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie, zoals bedoeld in artikel 177 van het Verdrag. Ook voor de beoordeling van de vraag of Bulgarije het beginsel van wederzijdse erkenning toepast, is gedetailleerdere informatie nodig over de nationale reglementeringen en over de nationale administratieve praktijken die gevolgen kunnen hebben voor het in de handel brengen van de producten. Conclusie De staat van dienst van Bulgarije op het gebied van de uitvoering van zijn in de EuropaOvereenkomst aangegane verbintenissen inzake het vrije verkeer van goederen is door de band goed. De Bulgaarse overheid moeten er echter voor zorgen dat haar wetgeving op de niet onder de Europese harmonisatieregels vallende gebieden geen handelsbelemmeringen veroorzaakt, meer bepaald door na te gaan of de genomen maatregelen in verhouding staan tot het beoogde doel. Hoewel er positieve indicaties zijn, moet er nog een hele weg worden afgelegd alvorens het acquis volledig en effectief door Bulgarije ten uitvoer is gelegd. - Vrij verkeer van kapitaal In de Europa-Overeenkomst is het beginsel van vrij verkeer van kapitaal tussen Bulgarije en de EU neergelegd. Wat de verplichtingen van Bulgarije betreft is dit beginsel vanaf de inwerkingtreding van de Europa-Overeenkomst van toepassing op directe investeringen door ondernemingen die reeds in Bulgarije gevestigd zijn, en gedurende een overgangsperiode geleidelijk van toepassing op investeringen van dochtermaatschappijen en agentschappen van ondernemingen uit de Gemeenschap (alsmede op EU-onderdanen die als zelfstandige werkzaam zijn). Krachtens de Overeenkomst zullen de partijen elkaar consulteren teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bulgarije te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst. In het Witboek wordt de aandacht gevestigd op het verband tussen het vrije verkeer van kapitaal en het vrije verkeer van financiële diensten. Het Witboek bevat een reeks voorstellen voor de liberalisatie van het kapitaalverkeer, te beginnen met het langetermijnkapitaal en handelstransacties, en eindigend met het korte-termijnkapitaal. Situatieschets De Bulgaarse grondwet bepaalt dat buitenlands kapitaal dezelfde rechtsbescherming geniet als kapitaal van onderdanen. Het internationale kapitaalverkeer tussen Bulgarije en de Unie is nog vrij bescheiden. Tot eind 1996 waren de buitenlandse investeringen in Bulgarije gering, maar sindsdien valt een toename te bespeuren. Over de periode 1989-1996 worden de totale directe buitenlandse investeringen geraamd op 400 miljoen ecu. Om buitenlandse investeringen aan te trekken zijn belangrijke wettelijke regelingen ingevoerd en is er een agentschap voor buitenlandse investeringen opgericht. De lev is convertibel voor gangbare financiële transacties. Wat kapitaalverkeer betreft, zijn rechtstreekse buitenlandse investeringen over het algemeen vrij. Als het gaat om investeringen in sectoren die als gevoelig worden beschouwd, is goedkeuring vereist. 46
Winsten en geïnvesteerd kapitaal kunnen in convertibele valuta aan de buitenlandse investeerders worden uitgekeerd. Voor de verwerving van onroerend goed in Bulgarije door buitenlandse natuurlijke of rechtspersonen gelden beperkingen, behalve als dit uit een wettelijke erfenis wordt verkregen. Niet ingezetenen hebben de mogelijkheid om grond te verwerven (met uitzondering van landbouwgrond) door in het land een onderneming op te richten. Niet-ingezetenen kunnen rekeningen in leva en vreemde valuta hebben. Er gelden geen beperkingen voor het crediteren en debiteren van rekeningen in vreemde valuta en voor overboekingen vanaf deze rekeningen naar het buitenland. Banken met een vergunning kunnen zonder toestemming van de nationale bank in het buitenland lenen en ingezetenen kunnen in Bulgarije deposito in vreemde valuta bezitten. Kapitaalverkeer naar het buitenland moet van tevoren door de Bulgaarse nationale bank worden goedgekeurd. Tot dusverre zijn er geen regels voor de vestiging van bijkantoren van beleggingsmaatschappijen uit de EU en voor de toegang van emitterende instellingen uit de EU tot de officiële noteringen. Voor de toelating van buitenlandse filialen van beleggingsmaatschappijen uit de EU gelden de algemene bepalingen van de Wet op effecten, effectenbeurzen en investeringsmaatschappijen. Evaluatie en prognose De regering streeft ernaar dat de opheffing van belemmeringen voor het kapitaalverkeer plaatsvindt volgens de benadering die wordt gevolgd in de Europa-Overeenkomst en volgens de daarin neergelegde verbintenissen. De Europa-Overeenkomst voorziet in de mogelijkheid om gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding beperkingen te handhaven op rechtstreekse investeringen in het buitenland en in de geleidelijke liberalisering van de overige kapitaaltransacties. De verwerving van onroerend goed door buitenlanders is aan beperkingen onderworpen, met name als gevolg van het grondwettelijke verbod op het grondbezit door buitenlanders. Hoewel deze bepalingen verenigbaar zijn met de Europa-Overeenkomst, belemmeren zij het vrije verkeer van kapitaal. Bovendien zijn er administratieve en procedurele problemen in verband met de registratie van ondernemingen. Conclusie Bulgarije heeft zijn munt convertibel gemaakt voor de meeste gangbare financiële transacties, maar heeft het kapitaalverkeer slechts in beperkte mate geliberaliseerd. De geliberaliseerde kapitaaltransacties hebben uitsluitend betrekking op kapitaaltoestromingen. Een versoepeling van de beperkingen, met name op kapitaalverkeer naar het buitenland, valt pas te verwachten als de financiële situatie en de prestaties van de banksector duurzaam zijn verbeterd en wordt ook bepaald door het verloop van de economische stabilisering en structurele hervorming.
47
- Vrij verkeer van diensten Het vrije verkeer van diensten heeft als grondslag, enerzijds het verbod van discriminatie, in het bijzonder op grond van nationaliteit, en anderzijds de regels voor de harmonisatie van de verschillende nationale regelgevingen. Deze regels hebben vaak betrekking op het recht van vestiging, dat onder het beginsel van het vrije verkeer van personen valt, alsook op het vrij verrichten van diensten. Om deze regels ten uitvoer te leggen, moeten administratieve structuren worden opgezet (commissies voor bancair toezicht, autoriteiten voor de controle van de audiovisuele sector, autoriteiten met regelgevende bevoegdheid) en moet de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de controles worden geïntensifieerd (stelsels van wederzijdse erkenning). Een aanzienlijk gedeelte van de wetgeving die van toepassing is op het vrije verkeer van diensten, heeft betrekking op de financiële diensten. Andere onderwerpen die in de wetgeving op dit terrein worden behandeld, betreffen de problemen in verband met de openstelling van de nationale markten in de sectoren die van oudsher door monopolies worden beheerst, zoals telecommunicatie en, ten dele, energie en vervoer. De laatstgenoemde onderwerpen worden behandeld in de specifieke rubrieken van dit advies. Situatieschets De Bulgaarse banksector is tamelijk versnipperd. Zeven staatsbanken vertegenwoordigen meer dan tweederde van de totale activa. Zestien banken zijn onder speciaal toezicht geplaatst of verwikkeld in door de Nationale Bank gevraagde faillissementsprocedure. Het grootste deel van de wetgeving voor maatregelingen van fase I wordt in overeenstemming geacht met de voorschriften van de desbetreffende EG-richtlijnen. De belangrijkste regelgeving wordt gevormd door de Wet op banken en kredietactiviteiten, de Reglementen van de nationale bank nr. 2 inzake vergunningverlening aan banken en nr. 8 inzake de kapitaaltoereikendheid van banken alsmede de Wet op overheidsbescherming van deposito’s en rekeningen, gecombineerd met het Reglement van de nationale bank nr. 1 inzake depositoverzekering van banken. Maatregelen van fase II zijn slechts gedeeltelijk vastgesteld. In 1996 is een Wet inzake maatregelen tegen het witwassen van geld aangenomen, maar deze is niet volledig verenigbaar met de communautaire wetgeving. Het bedrijfseconomisch toezicht wordt uitgeoefend door de afdeling banktoezicht van de nationale bank. De belangrijkste Bulgaarse wetgeving inzake de effectenmarkten wordt gevormd door de Wet op effecten, effectenbeurzen en investeringsmaatschappijen en de Wet op economische activiteiten van buitenlanders en buitenlandse investeringsmaatschappijen, die in 1996 in werking zijn getreden. Er is een wetsontwerp gereed inzake goederenmarkten en markthandel. De levering van professionele beleggingsdiensten is onderworpen aan een vergunningsprocedure. Met het oog op de stabiliteit van de markt en de belangen van de beleggers moeten beleggingsmakelaars aan bepaalde eisen voldoen. Kredietinstellingen kunnen op basis van hun “universele vergunning” eveneens als beleggingstussenpersonen optreden. De banken spelen een belangrijke rol op deze markt, aangezien het beroep van makelaar/handelaar nog nieuw is. 48
De vestiging van filialen van beleggingsmaatschappijen uit de EU en de toegang van emittenten uit de EU tot de officiële noteringen zijn tot dusverre niet gereguleerd. Voor de vestiging van kantoren van beleggingsmaatschappijen uit de EU gelden de algemene bepalingen van de Wet effecten, effectenbeurzen en beleggingsmaatschappijen. De Commissie Effecten en effectenbeurzen, die is opgericht onder de Wet effecten, effectenbeurzen en beleggingsmaatschappijen van 1996, houdt toezicht op de transacties op de effectenmarkt. In 1989 is de wetgeving zo veranderd dat de vestiging van verzekeringsmaatschappijen in de particuliere sector mogelijk is geworden. In 1997 zijn een Verzekeringswet en een Verordening inzake verplichte verzekeringen in werking getreden. De Verzekeringswet reguleert, samen met de Wet bescherming buitenlandse investeringen, Bulgaarse en buitenlandse verzekeringsmaatschappijen. De Verzekeringswet bepaalt dat "een buitenlandse verzekeraar uitsluitend verzekeringen mag afsluiten via een filiaal dat officieel in Bulgarije is gevestigd", is geregistreerd overeenkomstig de Handelswet en een vergunning heeft van het Departement Verzekeringstoezicht, de toezichthoudende instantie van het Ministerie van Financiën. Buitenlanders kunnen ook deelnemen in ondernemingen en aandelen verwerven nadat zij toestemming van het Departement Verzekeringstoezicht hebben gekregen. Buitenlandse verzekeraars kunnen een meerderheid verwerven na een periode van zeven jaar. Deze maatregelen maken deel uit van het beleid om de verzekeringsmarkt geleidelijk te liberaliseren. De activiteiten van buitenlandse verzekeraars zijn tot dusverre beperkt geweest. Evaluatie en prognose In de periode 1991-1993 zijn voor de banksector een aantal wetten en voorschriften inzake het toezicht aangenomen, waarin strikte normen voor de sector zijn vastgesteld. Hoewel deze wetten en voorschriften tot op zekere hoogte in overeenstemming zijn met het systeem van de Unie, zijn de erin neergelegde criteria voor solvabiliteit en voorzieningen voor dubieuze debiteuren niet gerealiseerd, voornamelijk als gevolg van de economische en bankcrisis. Wat de maatregelen van het Witboek betreft, moet de wetgeving voor twee van de vier maatregelen voor kredietinstellingen van fase I worden gewijzigd, terwijl voor alle maatregelen van fase II nieuwe wetgeving nodig is. De regering werkt aan een volledige herstructurering van de financiële sector, met ondermeer de oprichting van een valutacommissie, rationalisering van de vergunningverlening aan banken, aanscherping van de voorschriften inzake boekhouding en externe controle, een nieuwe wet inzake de insolvabiliteit van banken, bepalingen om het departement banktoezicht van de Nationale Bank uit te breiden en een herziening van de regels van de Nationale Bank betreffende kapitaaltoereikendheid, kredietnotering en liquiditeit. In dit verband mag in 1997 snelle vooruitgang worden verwacht bij de aanpassing van de wetgeving op gebieden als faillissementsprocedures, depositoverzekering en banktoezicht. De aanscherping van de bankwetgeving en voorschriften inzake toezicht door de Bulgaarse Nationale Bank vereist een grote inspanning, ondermeer met betrekking tot de opleiding van personeel. De uitvoering van de richtlijnen van het Witboek inzake de effectenmarkten is nog onvolledig, met name wat betreft de meeste maatregelen van fase II. De Bulgaarse autoriteiten hebben echter ontwerp-verordeningen opgesteld die de lacunes grotendeels, 49
zo niet volledig, moeten vullen. De Bulgaarse effectenmarkt staat nog in zijn kinderschoenen en kampt met tekortkomingen op het vlak van de organisatie en reglementering van de markt en de transparantie van de financiële markt. De bestaande privatiseringsfondsen moeten worden omgevormd tot nog op te richten beleggingsmaatschappijen of collectieve beleggingsmaatschappijen. Voor het eind van het jaar zal een officiële Bulgaarse effectenbeurs worden opgericht. Vorig jaar waren ongeveer 15 ongeregelde effectenbeurzen actief, die door de Commissie Effecten en effectenbeurzen zijn gesloten. Hoewel het wettelijk monopolie van de staatsverzekeringsmaatschappijen is beëindigd, moet een particuliere verzekeringsmarkt met een redelijke mate van concurrentie zich nog ontwikkelen. De overheid zal moeten zorgen voor maatregelen om de transparantie van de particuliere verzekeringsmarkt te waarborgen. Daarom heeft de regering in juni 1997 een ontwerp-wijziging van de Verzekeringswet goedgekeurd inzake de oprichting van een nationale Verzekeringswet met als doel een stabiel en transparant verzekeringsstelsel in te voeren en klanten en burgers zekerheid te verschaffen. Het departement Verzekeringstoezicht van het Ministerie van Financiën zal de vereiste bevoegdheden moeten krijgen. In voorkomend geval moet worden gezorgd voor de nodige follow-up door de juridische en gerechtelijke instanties. Conclusie Hoewel er op het gebied van de financiële diensten een zekere vooruitgang is en de overheid duidelijk het voornemen heeft verdere stappen te nemen, is een volledige overname van het acquis afhankelijk van de uitvoering van het economisch en structureel hervormingsprogramma, onder meer de uitbreiding van het toezicht, waarvoor onlangs verschillende maatregelen zijn getroffen. Er zal nog een aantal jaren een krachtige inspanning moeten worden geleverd voordat het Bulgaarse financiële systeem bestand zal zijn tegen de schok van de integratie in de interne markt. - Vrij verkeer van personen Het vrije verkeer van personen omsluit twee concepten die niet tot dezelfde logica van het Verdrag behoren. Enerzijds houdt artikel 7 A, dat in deel één van het Verdrag over de "beginselen" is opgenomen, verband met de totstandbrenging van de interne markt; het behelst de opheffing van de controles aan de binnengrenzen van de Unie. Anderzijds kent artikel 8 A, dat in deel twee van het Verdrag over "het burgerschap van de Unie" is opgenomen, iedere burger van de Unie het recht toe om onder bepaalde voorwaarden vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. De opheffing van de grenscontroles geldt voor eenieder, ongeacht zijn nationaliteit, omdat anders de doeltreffende werking van artikel 7 A in het geding komt. Terwijl de uit artikel 8 A voortvloeiende rechten in alle lidstaten van toepassing zijn, is de tenuitvoerlegging van de aan artikel 7 A verbonden rechten nog niet ten volle op het niveau van de Unie gerealiseerd. a) Vrij verkeer van burgers van de Unie, vrijheid van vestiging en wederzijdse erkenning van diploma's en kwalificaties De Europa-Overeenkomst bepaalt dat werknemers die wettig op het grondgebied van een lidstaat zijn tewerkgesteld (alsook hun gezinsleden), niet mogen worden gediscrimineerd. Voorts voorziet zij in de mogelijkheid om sociale-zekerheidsrechten bijeen te tellen of 50
over te dragen, en moedigt zij de lidstaten aan bilaterale overeenkomsten met Bulgarije te sluiten betreffende de toegang tot de arbeidsmarkt. Gedurende de tweede etappe van de overgangsperiode onderzoekt de Associatieraad verdere mogelijkheden om het verkeer van werknemers te verbeteren. In het Witboek wordt aandacht besteed aan de wetgevingsvereisten om een harmonieuze ontwikkeling van de arbeidsmarkt te verwezenlijken en tegelijkertijd mededingingsdistorsies te voorkomen. Het vrije verkeer van werknemers is één van de fundamentele vrijheden die in het Verdrag worden erkend. De toegang tot bepaalde beroepen (bijvoorbeeld in de juridische of de medische sector) kan evenwel aan bepaalde voorwaarden worden onderworpen, in het bijzonder wat de benodigde kwalificaties betreft. Afhankelijk van het geval worden deze voorwaarden gecoördineerd of onderworpen aan de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. De vrijheid van vestiging wordt eveneens door het Verdrag gewaarborgd en omvat voor zelfstandige natuurlijke personen en ondernemingen de toegang tot economische activiteit. Voor de vrije keuze van woonplaats kan als voorwaarde worden gesteld dat de betrokken persoon, indien hij geen beroepsactiviteit in het betrokken land uitoefent, over voldoende inkomsten en een ziektekostenverzekering beschikt. Situatieschets De grondwet verleent alle buitenlanders die in Bulgarije verblijven, dezelfde rechten en plichten als Bulgaarse onderdanen, met uitzondering van een paar specifieke gebieden waarvoor de Bulgaarse nationaliteit vereist is. Hoewel de grondwet gelijke behandeling waarborgt, voert Bulgarije in de praktijk een tamelijk restrictief immigratiebeleid. Over het algemeen worden arbeidsvergunningen op basis van fulltime-werk verleend voor een periode van één jaar die met nog eens twee jaar kan worden verlengd. Het Ministerie van Onderwijs is de bevoegde instantie voor de erkenning van diploma’s van het hoger en universitair onderwijs. Wat het acquis op het vlak van de onderlinge erkenning van diploma’s betreft, heeft Bulgarije maatregelen getroffen om zich aan te passen aan de betrokken richtlijnen.
51
Evaluatie en prognose Er zijn geen specifieke wettelijke bepalingen inzake de rechten van binnenkomst en verblijf van de familieleden van een werknemer, bepalingen die de verblijfsrechten waarborgen in geval van al dan niet vrijwillige beëindiging van de arbeid en bepalingen inzake het aannemen van een andere baan in geval van werkloosheid (al dan niet vrijwillig). De mogelijke redenen voor het weigeren van een arbeidsvergunning zijn nog niet in overeenstemming met de EU-voorschriften van artikel 48 inzake de mobiliteit van werknemers. De arbeidsrechten voor familieleden lijken overdreven restrictief. Elk recht van beroep moet worden behandeld op administratief niveau en niet door een rechtbank. Er zijn slechts weinig maatregelen om de professionele en maatschappelijke integratie van de werknemer en zijn/haar familieleden te bevorderen. Dit komt tot uiting in de beperkende bepalingen voor de toegang tot het nationale onderwijssysteem. Er is nog maar weinig ervaring met de samenwerking tussen Bulgarije en lidstaten van de EU op het gebied van de onderlinge erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties. Voor kwalificaties van hoger onderwijs is in 1995 een Nationaal Bureau voor erkenning en beoordeling opgericht dat de nodige maatregelen treft om universitaire opleidingen wederzijds te erkennen. Voor beroepskwalificaties bestaat een dergelijke instantie niet. Een systematische analyse van de gelijkwaardigheid van Bulgaarse beroepsopleiding en beroepsopleidingen in de lidstaten moet worden uitgevoerd zodra de door Bulgarije te verstrekken informatie hierover is onderzocht. Er zal nog een grote inspanning moeten worden geleverd om het acquis op middellange termijn over te nemen en ervoor te zorgen dat dit effectief wordt toegepast. Conclusie De omzetting en toepassing van het acquis is nog erg beperkt. Ondanks de vooruitgang die op verschillende gebieden in enkele jaren is bereikt, zijn nog belangrijke wettelijke, beleidsmatige en administratieve hervormingen nodig om ervoor te zorgen dat Bulgarije op middellange termijn het volledige acquis op het gebied van het vrije verkeer van personen kan overnemen. b)
Opheffing van alle personencontroles aan de binnengrenzen
Het vrije verkeer in de zin van artikel 7 A van het EG-Verdrag, te weten de opheffing van alle personencontroles aan de binnengrenzen, ongeacht de nationaliteit van de betrokken persoon, is op het niveau van de Europese Unie nog niet volledig gerealiseerd. Voorwaarde voor de afschaffing van de personencontroles is namelijk de tenuitvoerlegging van een groot aantal begeleidende maatregelen, waarvan er enkele nog niet door de lidstaten zijn goedgekeurd en ten uitvoer gelegd (zie de sectie over Justitie en Binnenlandse Zaken). Daarentegen heeft een beperkt aantal lidstaten deze doelstelling verwezenlijkt door middel van het Schengen-Akkoord (zeven lidstaten passen dit akkoord reeds toe en zes andere bereiden de tenuitvoerlegging ervan). Het ontwerp-Verdrag is bedoeld om de verwezenlijking van deze doelstelling in het kader van de Unie te vergemakkelijken, door de invoering van een hoofdstuk over "vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" en door de opneming van het Schengen-acquis in de EU.
52
Bulgarije heeft verklaard dat het aan de bepalingen van het Schengen-acquis wenst te voldoen. Te dien einde heeft het voorbereidingsmaatregelen getroffen en de lidstaten om bijstand op dit vlak verzocht, in het bijzonder inzake de versterking van de grenscontroles. - Algemene evaluatie 1. De voortgang die Bulgarije heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van de in het Witboek besproken wetgeving, wordt samengevat in de bijlage. Daaruit blijkt dat Bulgarije op 30 juni 1997 naar eigen zeggen 126 van de 899 in het Witboek opgenomen richtlijnen of verordeningen in zijn nationale wetgeving heeft overgenomen. Deze gegevens betreffen de wetgeving die Bulgarije reeds heeft omgezet of waarvan het de verenigbaarheid met de communautaire voorschriften heeft gecontroleerd. In hoeverre de betrokken teksten werkelijk in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften, kan de Commissie in dit stadium nog niet beoordelen. 2. Op alle gebieden van de interne markt is het acquis slechts zeer gedeeltelijk in de Bulgaarse wetgeving overgenomen. Gezien de omvang van de problemen zijn er nog buitengewoon krachtige, onafgebroken inspanningen nodig, zowel inzake de aanpassing van de wetgeving, als inzake het opzetten van de structuren voor de uitvoering ervan. De volledige herstructurering van de financiële sector om het onmisbare vertrouwen van het publiek en de beleggers te behouden, behoort tot de eerste prioriteiten. De noodzaak hiervan wordt door de regering ingezien. 3. Over het algemeen vormt de zwakheid van de Bulgaarse overheidsdiensten een groot probleem dat afbreuk doet aan het tempo en de kwaliteit van de aanpassing van de wetgeving. De verschillende structuren die essentieel zijn voor de uitvoering van de wetgeving op het gebied van de interne markt, hebben momenteel nog niet de nodige capaciteit om hun taak te vervullen. Dezelfde kanttekeningen moeten worden geplaatst bij het vermogen van de ondernemingen, met name van het Midden- en Kleinbedrijf, om het acquis toe te passen. 4. Afgezien van de aspecten die specifiek verband houden met de landbouw, is de opheffing van de controles aan de binnengrenzen van de Unie pas mogelijk zodra een toereikende harmonisatiegraad van de wetgevingen is verwezenlijkt. Dit veronderstelt wederzijds vertrouwen, waarbij in het bijzonder kan worden gesteund op overheidsdiensten van goede kwaliteit (men denke meer bepaald aan het belang van veiligheidscontroles die voor bepaalde producten op de plaats van vertrek worden verricht). In dit verband zij erop gewezen dat voor het goederenverkeer de totstandbrenging van de interne markt op 1 januari 1993 slechts mogelijk was door de afschaffing van alle formaliteiten en controles die door de lidstaten werden opgelegd en uitgevoerd bij de overschrijding van de territoriale grenzen tussen de lidstaten van de Unie. Het betrof met name technische inspecties (in het bijzonder met betrekking tot de productveiligheid), veterinaire, sanitaire, fytosanitaire, economische en commerciële controles (bijvoorbeeld ter opsporing van namaakgoederen), en controles in verband met de veiligheid (wapens, enz.) en het milieu (afvalstoffen, enz.). In de meeste gevallen konden deze controles slechts worden afgeschaft dank zij de vaststelling en tenuitvoerlegging van communautaire maatregelen waardoor de voorschriften voor het verkeer en het in de handel brengen van producten (vooral inzake productveiligheid) konden worden geharmoniseerd en de controles en formaliteiten naar het grondgebied of 53
de markt van de lidstaten konden worden verlegd (in het bijzonder wat BTW en accijnzen, veterinaire en fytosanitaire controles, en het verzamelen van statistieken betreft). Een deel van de huidige grenzen van Bulgarije wordt buitengrens van de Unie. Dit betekent dat de grenscontroles moeten worden aangescherpt (zie het gedeelte over de douane). Rekening houdend met de algemene balans ten aanzien van de voortgang en het tempo van de werkzaamheden op de verschillende betrokken terreinen, is het thans moeilijk om een tijdschema te geven in verband met het vermogen van Bulgarije om alle instrumenten over te nemen en ten uitvoer te leggen die nodig zijn voor de opheffing van de controles aan de binnengrenzen en voor het verleggen van deze controles naar de buitengrens van de Unie. 5. Bulgarije heeft de fundamentele elementen van het acquis op het gebied van de interne markt nog niet overgenomen. Het land zal een aanzienlijke inspanning moeten leveren om de wetgeving inzake de interne markt te kunnen overnemen en uitvoeren en zich de nodige instrumenten voor de toepassing ervan te verschaffen. Het lijkt momenteel niet haalbaar dat Bulgarije op middellange termijn in staat zal zijn volledig aan de interne markt deel te nemen. Mededinging Het mededingingsbeleid van de Europese Gemeenschap is gebaseerd op artikel 3, onder g), van het Verdrag waarin is bepaald dat de Gemeenschap moet beschikken over een regime waardoor het verzekert dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. De voornaamste toepassingsgebieden zijn antitrustwetgeving en overheidssteun. De Europa-Overeenkomst behelst mededingingsregels die van toepassing zijn op de handelsbetrekkingen tussen de Gemeenschap en Bulgarije en die gebaseerd zijn op de criteria van de artikelen 85 en 86 van het EG-Verdrag (overeenkomsten tussen ondernemingen/misbruik van machtspositie) en van artikel 92 (steunmaatregelen van de staten) alsook tenuitvoerlegging van regels op deze gebieden die binnen drie jaar na inwerkingtreding van de overeenkomst moeten worden vastgesteld. Voorts is daarin bepaald dat Bulgarije zijn wetgeving verenigbaar zal maken met die van de Gemeenschap op het gebied van mededinging. In het Witboek is er sprake van de geleidelijke toepassing van de bovenstaande bepalingen en die van de Fusieverordening (4064/89) en van de artikelen 37 en 90 (monopolies en bijzondere rechten). Situatieschets De huidige juridische grondslag voor wetgeving inzake concurrentie is de Wet Concurrentiebescherming (mei 1991) die de basisclausules inzake restrictieve praktijken, misbruik van machtspositie, fusiecontrole en rudimentaire bepalingen inzake procedureregels bevat. Een nieuwe ontwerp-wet concurrentiebescherming heeft tot doel nauwkeuriger de voorwaarden vast te leggen voor vrije onderneming in alle sectoren, vrije prijsbepaling en bescherming van de consumentenbelangen. De wet moet tevens bescherming bieden tegen misbruik van een dominerende marktpositie alsook tegen 54
oneerlijke concurrentie en andere maatregelen die een restrictief effect op binnenlandse markten kunnen hebben. Bij de wet van 1991 werd het Comité voor concurrentiebescherming ingesteld, dat is belast met tenuitvoerlegging van het Bulgaarse concurrentiebeleid. Op 25 oktober 1996 werd binnen het Ministerie van Financiën de controle-instantie voor overheidssteun opgericht, zonder evenwel regels voor de werking daarvan vast te stellen. De inventaris van bestaande overheidssteun vormt een stap in de richting van transparantie. Er is evenwel meer informatie nodig over het in totaal verleende bedrag, de verdeling over de sectoren, de doelstellingen, de vorm waarin de steun is verleend en meer in het bijzonder de financiële betrekkingen tussen de staat en staatsondernemingen. Evaluatie en prognose De voorwaarden voor economische concurrentie zijn op dit ogenblik niet helemaal vervuld. Het comité voor concurrentiebescherming komt slechts langzaam tot stand; zijn opdracht als toezichthoudende instantie moet worden versterkt en het moet over meer middelen beschikken. Wat de openbare bedrijven en ondernemingen met bijzondere of uitsluitende rechten betreft gaat het in bepaalde sectoren sneller dan in andere. De liberalisering van de telecommunicatie is aan de gang, terwijl in andere sectoren, zoals vervoer, posterijen en energie, een daartoe strekkend beleid is uitgestippeld. De elektriciteitssector, alcohol, olie, zout en steenkoolmijnen zijn nog steeds staatsmonopolies met een commercieel karakter. Op het gebied van overheidssteun voldoet Bulgarije in dit stadium niet aan de eisen inzake betrouwbare controle op overheidssteun. Voorlopig bestaan geen regels voor toezicht op overheidssteun en de vereiste transparantie bij het verlenen van overheidssteun is nog niet bewerkstelligd. Het is derhalve niet mogelijk te onderzoeken of de verleende overheidssteun verenigbaar is met de regels van de Gemeenschap inzake steunmaatregelen van de staten. Sinds 1996 is vooruitgang geboekt. Overheidssteun aan de 135 belangrijkste verliesgevende genationaliseerde ondernemingen en openbare bedrijven (die ongeveer 78% van de totale verliezen van door de staat gecontroleerde bedrijven in 1995 vertegenwoordigt) is aanzienlijk verminderd en, waar deze nog wordt verleend, transparant gemaakt. Prijzen van diensten die door openbare nutsbedrijven voor elektriciteit, gas, vloeibare brandstoffen, water en telecommunicatie worden verleend, zijn opgetrokken tot het kostendekkingsniveau; voor stadsverwarming en openbaar vervoer bestaan nog overheidssubsidies. Er zal een controle-instantie met duidelijk omschreven taken en bevoegdheden moeten worden opgericht. Voorts dient werk te worden gemaakt van een inventaris van de steunmaatregelen van de staat, in overeenstemming met de communautaire praktijken. Behalve voor de vaststelling van wetgeving die voldoende in overeenstemming is met die van de EG, is het voor een betrouwbare toepassing van de mededingingsregels noodzakelijk dat goed functionerende controle-instanties worden opgericht die toezicht uitoefenen op concentraties en overeenkomsten alsook op overheidssteun. Daartoe is het bovendien noodzakelijk dat het gerechtelijk apparaat, de overheidsdiensten en de betrokken economische actoren voldoende inzicht hebben in de mededingingsregels en het mededingingsbeleid. 55
Conclusie Op het gebied van antitrustwetgeving voldoet Bulgarije al een beetje meer aan de institutionele en wetgevende vereisten. Voor de tenuitvoerlegging en controle van de wetgeving zullen evenwel langdurige structurele hervormingen moeten plaatsvinden. Op het gebied van overheidssteun is de vooruitgang in alle aspecten gering, ondanks verbeteringen sinds medio 1996. Er zullen aanzienlijke inspanningen moeten worden geleverd om aan de eisen van een betrouwbare controle op overheidssteun te voldoen, met name met betrekking tot de transparantie bij het verlenen van overheidssteun en de oprichting van een goed functionerende controle-instantie voor overheidssteun met voldoende bevoegdheden om toe te zien op overheidssteun en met voldoende bevoegd personeel. Bovendien blijken in bepaalde sectoren uitsluitende of bijzondere rechten te bestaan die niet verenigbaar zijn met het communautaire acquis. Deze problemen moeten in de nabije toekomst worden aangepakt. Daartoe zal nauw met de Commissie moeten worden samengewerkt. 3.2 Innovatie Informatiemaatschappij Huidige situatie De potentiële economische en maatschappelijke voordelen van de combinatie van informatietechnologie en telecommunicatie zijn groot. Ofschoon Bulgarije een prominente rol speelde bij de productie van informatietechnologie in de Comecon, bleken de mogelijkheden door een gebrek aan technologische en productietechnische innovatie niet bijzonder doeltreffend. Niettemin was vóór 1989 algemene opleiding een prioriteit. Het resultaat is dat de vraag naar computers de, gezien het niveau van het BBP per capita, gebruikelijke verwachtingen heeft overtroffen. Uit het aantal hostcomputers op het Internet (25 000 oftewel 0,4 per 1000 inwoners), een relatieve maat voor de ontwikkeling in de richting van de informatiemaatschappij, blijkt dat Bulgarije nog niet het niveau heeft bereikt waarop het gemiddelde EU-land al twee jaar geleden zat. Als de groei van het aantal Internet-aansluitingen hetzelfde patroon vertoont, zou de telecommunicatieinfrastructuur, die momenteel ongeveer 7 jaar achterstand op het EU-gemiddelde heeft, een remmende factor kunnen blijven voor de ontwikkeling van de informatiemaatschappij.
56
Conclusie Aangezien de liberalisering slechts aarzelend ter hand is genomen en het BBP per capita een van de laagste van de regio is, valt te verwachten dat de voordelen van de informatiemaatschappij later dan in de meeste andere LMOE zullen worden gerealiseerd. Onderwijs, beroepsopleiding en jeugd In de artikelen 126 en 127 van het EG-Verdrag is bepaald dat de Gemeenschap bijdraagt tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte en inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer legt waarmee de Europese dimensie in het onderwijs tot ontwikkeling wordt gebracht en het aanpassingsvermogen van de industrie en het reactievermogen van de arbeidsmarkt worden vergroot. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking bij de verbetering van het niveau van het onderwijs en de beroepskwalificaties. Het Witboek omvat geen maatregelen op dit gebied. Situatieschets Bulgarije’s uitgaven voor onderwijs belopen 1,6% van het BBP. 4,0% wordt gefourneerd door de rijksbegroting. Er zijn in Bulgarije 190.000 leerlingen, 240.000 studenten en 105.000 docenten. Een van de grote problemen waarvoor het onderwijs- en opleidingsstelsel zich geplaatst ziet houdt verband met Bulgarije’s ernstige economische moeilijkheden waardoor de begrotingstoewijzingen geleidelijk zijn gedaald (van 6,1% van het BBP in 1992 tot 4,5% in 1995) en bij gelegenheid zelfs tot acuut geldgebrek hebben geleid voor het in bedrijf houden van de scholen, het leveren van studieboeken en de betaling van de salarissen van de leerkrachten. Het begrotingsprobleem heeft echter niet verhinderd dat er op alle niveaus stappen zijn ondernomen om het onderwijsstelsel te hervormen. De voornaamste wettelijke instrumenten waren de Nota inzake de vereisten van het staatsonderwijs van 1991 (doelstellingen en rechten in het onderwijs), de Wet op de academische autonomie van 1990 en de Wet op het hoger onderwijs van 1995. Deze laatste vormde de aanzet voor de oprichting in 1996 van het Nationale Bureau voor evaluatie en accreditatie voor het hoger onderwijs en voor de omzetting van instellingen voor semi-hoger onderwijs in instellingen voor hoger onderwijs alsmede voor de rationalisatie van die instellingen. Leerplanveranderingen bij het middelbaar en post-middelbaar onderwijs zijn erop gericht de beroepsopleiding meer centraal te stellen, onder toezicht van regionale onderwijsinspecties. Een van de uitdagingen is hoe de beroepsopleiding gaande te houden, nu opleidingscentra bij de staatsbedrijven worden gesloten en de werkloosheid toeneemt. Er zijn programma’s opgesteld om jongeren op te nemen op de arbeidsmarkt en het verschijnsel van het voortijdig schoolverlaten en sociale uitsluiting te bestrijden.
57
Het Tempus-programma heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de hervorming van het hoger onderwijs en heeft de basis gelegd voor samenwerking met instellingen voor hoger onderwijs in de EU. Ongeveer 14% van de totale Bulgaarse bevolking is tussen 15 en 25 jaar oud. Bulgaarse jongerenorganisaties zijn sedert 1990 betrokken geweest bij Europese jeugdactiviteiten. Vanaf 1995 was samenwerking met Midden-Europa opgenomen in het programma Jeugd voor Europa. Evaluatie en prognose De belangrijkste uitdagingen voor het onderwijs- en opleidingsstelsel zijn de voortzetting van de positieve initiatieven op het stuk van structurele, financiële en leerplanhervorming die over de afgelopen jaren zijn ontplooid, dit niettegenstaande de zeer ongunstige budgettaire en economische situatie. Specifieke aandachtsgebieden zijn de verdere hervorming van de financiering van onderwijs en opleiding, pogingen om de kennis en vaardigheden van de docenten te verbeteren, alsmede investeringen in onderwijsinfrastructuur. Wil het systeem voor beroepsopleiding doeltreffend zijn, dan moeten de trends van de economische situatie en de arbeidsmarkt in kaart worden gebracht en dient er een actief arbeidsmarktbeleid te worden gevoerd dat uitgaat van de beginselen van levenslang leren. Er blijft een speciale inspanning nodig om via beroepsopleiding de sociale uitsluiting tegen te gaan van jongeren en recent werkloos geworden personen. De sociale dialoog over onderwijs en beroepsopleiding dient te worden versterkt. Of Bulgarije in staat zal zijn volledig te profiteren van de relevante communautaire programma’s zal afhangen van de situatie op het gebied van economische ontwikkeling: indien deze in gunstige zin evolueert zal ook de financiële positie van de sector onderwijs en beroepsopleiding verbeteren. Conclusie Met het oog op de toetreding zijn er op deze gebieden geen grote problemen te verwachten. Onderzoek en technologische ontwikkeling De communautaire activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling waarin het Verdrag en het kaderprogramma voorzien, zijn erop gericht het concurrentievermogen van de Europese industrie en de kwaliteit van het leven te verbeteren en duurzame ontwikkeling, milieubescherming en andere gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen te ondersteunen. De Europa-Overeenkomst en het aanvullend protocol daarbij voorzien in samenwerking op deze gebieden, met name via deelneming aan het kaderprogramma. Het Witboek omvat geen directe maatregelen op dit gebied. Situatieschets
58
De door de overheid verstrekte steun gaat naar de instituten van de academie van wetenschappen en instellingen voor hoger onderwijs, alsook naar door het Ministerie van Onderwijs, wetenschap en technologie en het Ministerie van Industrie beheerde financieringsregelingen. De totale uitgaven op dit gebied bedroegen 0,62% van het BBP in 1995 (tegen 1,13% in 1993) en het personeelsbestand is in de periode 1990-1995 met circa 18% teruggelopen. Met name in het industriële onderzoek liep het aantal wetenschappers sterk terug. In de particuliere sector worden slechts op beperkte schaal initiatieven ontwikkeld en het fundamentele en toegepaste onderzoek vindt hoofdzakelijk plaats binnen de academies voor wetenschappen van het land, openbare onderzoekinstituten of -eenheden en staatsbedrijven. Samenwerking op regelmatige basis met de Europese Gemeenschap begon in 1992 met het derde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Tot dusver lag het zwaartepunt van de samenwerking bij COPERNICUS (specifiek programma voor samenwerking met LMOE en NOS), terwijl er voor deelname aan het vierde kaderprogramma weinig samenwerkingsactiviteiten worden ontwikkeld. De statistieken met betrekking tot dit gebied voldoen nog niet aan de OESO-normen. Evaluatie en prognose Het ontbrak het beleid tot dusver aan een strategische oriëntatie. De bestaande infrastructuur en onderzoekinstituten hebben sterk te lijden gehad van het uitblijven van economische hervormingen. Er moeten beleidsinitiatieven worden ontwikkeld om innovatie en de oprichting van kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren, en om een fiscale omgeving te creëren die bevorderlijk is voor technologische innovatie en ontwikkeling. Bulgarije moet zich bezinnen op de organisatie van deze sector, die thans sterk gecentraliseerd is, en de nodige administratieve en financiële maatregelen nemen om deelname aan EU-programma’s te bevorderen en te ondersteunen. Ook dient aandacht te worden besteed aan de criteria voor de toekenning van subsidies door de centrale overheid, adequate evaluatie en coördinatie van projecten binnen zowel de openbare als de particuliere sector, alsook de opstelling van relevante statistieken. De grootste uitdaging waarmee Bulgarije geconfronteerd wordt is het terugdringen van de overheidsbemoeienis met alle geledingen van de economie. Tenzij drastische economische hervormingen worden ondernomen, zullen de structuren afhankelijk blijven van de besluitvorming en financiële steun van de overheid. De concurrentiekracht van het systeem als geheel blijft gering en is dan ook onvoldoende om Bulgaarse wetenschappers in staat te stellen volwaardig aan internationale samenwerkingsactiviteiten deel te nemen.
59
Conclusie Om onderzoek en technologische ontwikkeling in Bulgarije efficiënt en op Europees niveau concurrerend te maken zal een extra inspanning vereist zijn. Wat de toetreding betreft, worden op dit gebied echter geen grote problemen verwacht. Telecommunicatie Het telecommunicatiebeleid van de EG is erop gericht belemmeringen voor een doeltreffende werking van de interne markt voor telecommunicatieapparatuur, -diensten en -netwerken uit de weg te ruimen, buitenlandse markten toegankelijk te maken voor bedrijven uit de EU en de burgers en bedrijven in de Europese Unie universeel beschikbare moderne diensten te bieden. Deze doelstellingen moeten worden bereikt door de harmonisatie van de normen en voorwaarden voor de aangeboden diensten, de liberalisering van de markten voor eindapparatuur, diensten en netwerken, alsmede door de vaststelling van de vereiste regelgevingsinstrumenten. De hiervoor noodzakelijke richtlijnen en beleidslijnen zijn inmiddels vastgesteld maar de liberalisering van de openbare spraaktelefonie en van de exploitatie van de infrastructuur daarvoor zal in een aantal lidstaten tot circa twee jaar na 1998 worden uitgesteld. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking om de normen en praktijken op het gebied van telecommunicatie en post, standaardisatie, regelgeving en modernisering van de infrastructuur op EG-niveau te brengen. Het Witboek legt de nadruk op de onderlinge afstemming van de voorschriften, netwerken en diensten, gevolgd door nieuwe stappen om tot een geleidelijke liberalisering van de sector te komen. Situatieschets Er zijn twee staatsbedrijven, de Bulgaarse Telecommunicatiemaatschappij (BTC) en de Bulgaarse Post (BPC). Deze bedrijven staan onder toezicht van het Comité voor Post en Telecommunicatie (CPT), een overheidsinstelling die vergelijkbaar is met een ministerie maar zonder vertegenwoordiging in het kabinet. BTC heeft tot 1 januari 2005 uitsluitende rechten op de toegang tot het telecommunicatienet en tot 1 januari 2003 op de exploitatie van spraaktelefoondiensten. Er zijn twee exploitanten met een vergunning voor mobiele telefoondiensten (een analoog en een digitaal netwerk met circa 40 000 abonnees) die zijn aangewezen op de infrastructuur van BTC; de aanbestedingsprocedure voor een tweede GSM-netwerk is in voorbereiding. Drie nationale en vijf regionale semafonie-exploitanten en drie datatransmissie-exploitanten hebben na een aanbestedingsprocedure een vergunning gekregen. Bulgarije heeft een relatief goed ontwikkeld telecommunicatienet met een penetratiegraad voor telefoonaansluitingen van 37,5% in januari 1997 (volgens de planning 40% in het jaar 2000). De gemiddelde wachttijd voor een telefoonaansluiting is 18 maanden. Een groot deel van de apparatuur is van een elektromechanisch en ouderwets type dat inmiddels aan vervanging toe is. Met de digitalisering van het net is inmiddels een begin gemaakt (2,8% van het net was in maart 1997 gedigitaliseerd), maar de tariefopbrengsten zijn onvoldoende voor een snelle vooruitgang. De regering is van plan binnen een termijn van 15 jaar de huidige EU-penetratie- en digitaliseringsgraad te bereiken. Dit is alleen 60
mogelijk wanneer de tarieven worden herzien en de liberalisering, de introductie van concurrentie en de investeringen doorgaan. De regering heeft besloten BTC in het voorjaar van 1998 voor een groot deel, waarschijnlijk meer dan 50%, te privatiseren. BPC is wettelijk verplicht tot de bezorging van briefpost, pakketpost, postwissels, kranten en tijdschriften. Diverse nationale en internationale exploitanten maken evenwel winst op internationale koeriersdiensten en de bezorging van periodieken in de grote steden, zonder dat voor hen enige verplichting geldt. Deze situatie leidt tot verliezen voor de nationale exploitant. De concurrentievoorwaarden behoeven verbetering. BPC zal haar inkomsten moeten verhogen om een universele dienstverlening in stand te kunnen houden en effectief te kunnen concurreren. Evaluatie en prognose Mate van liberalisering Volgens de afspraken die bij de onderhandelingen met de Wereldhandelsorganisatie in 1997 zijn gemaakt, zal de regering de uitsluitende rechten van de Bulgaarse Telecommunicatiemaatschappij (BTC) voor de toegang tot het telecommunicatienetwerk met ingang van 1 januari 2005 en voor de exploitatie van spraaktelefonie met ingang van 1 januari 2003 afschaffen. Twee exploitanten hebben een vergunning gekregen voor mobiele telefonie, de één voor een analoog en de ander voor een digitaal netwerk (GSM). Er zal een tweede vergunning voor een GSM-netwerk worden verleend, maar hiervoor is nog geen tijdschema vastgesteld. Drie nationale en vijf regionale semafonie-exploitanten, alsmede drie datatransmissie-exploitanten hebben een vergunning gekregen. Voorts zijn er drie bedrijven die openbare telefooncellen exploiteren en zijn er zes exploitanten die VSAT-diensten aanbieden. De regering heeft besloten BTC voor meer dan de helft te privatiseren. Aanpassing aan de EG-wetgeving In juli 1997 zal een ontwerp van een nieuwe telecommunicatiewet aan het nieuwe parlement worden voorgelegd. De goedkeuring hiervan wordt later dit jaar verwacht. Het ontwerp voorziet in een nieuwe regelgevingsinstantie die onder toezicht van het comité voor Post en Telecommunicatie (CPT) staat. Met de nieuwe wet zullen een vergunningsstelsel en de beginselen van de universele dienst en interconnectie worden geïntroduceerd. Nadat de definitieve versie van het ontwerp aan het parlement zal zijn voorgelegd zal worden nagegaan of de voorschriften niet in strijd zijn met de EUregelgeving. Voorlopig worden licenties verleend op basis van de twee besluiten van de vorige interim-regering die het CPT een tijdelijke bevoegdheid tot de afgifte van vergunningen heeft gegeven. Onder de huidige voorwaarden is het niet toegestaan huurlijncapaciteit door te verkopen en spraaktelefoniediensten aan gesloten gebruikersgroepen aan te bieden. De bestuurscapaciteit die nodig is voor de invoering van nieuwe voorschriften inzake de aanpassing aan het acquis en voor de uitvoering van de nieuwe wetgeving in de praktijk, met name het toezicht op de eerlijke concurrentie, lijkt onvoldoende. Het is evenwel mogelijk dat de oprichting van een nieuwe regelgevingsinstantie na de goedkeuring van de wet tot een hogere efficiency bij de regelgeving zal leiden. Infrastructuur 61
Tussen 1991 en 1996 is de penetratiegraad voor telefonie toegenomen van 25 tot 37 aansluitingen per 100 inwoners. Voor eind 2000 zijn 40 aansluitingen per 100 inwoners gepland. De digitalisering van het net vordert traag en lag eind 1996 op slechts 2,27%. Een groot deel van de apparatuur is van een verouderd elektromechanisch type dat inmiddels aan vervanging toe is. Het aantal abonnees op de mobiele-telefoondienst bedroeg eind 1995 20 500, ofwel een penetratiegraad van 0,23%. Er zijn 75 000 abonnees op kabeltelevisienetten, die in handen zijn van 87 regionale exploitanten met vergunning. Dit komt overeen met 1,28 kabelaansluiting per 100 inwoners. De buitenlandse investeringen in deze sector zijn tamelijk gering en concentreren zich op de volgende bedrijven: BETKOM (voor 50,9% van BTC en 49,1% van een Brits bedrijf) en BULFON (voor 34% van BTC en 66% van een Grieks bedrijf) die openbare telefooncellen exploiteren; Sprint Business Telecommunications Company voor datatransmissiediensten (voor 40% van BTC en 60% van een Amerikaanse onderneming) en Radio Telecommunications Company (voor 51% in Bulgaarse en 49% in Britse handen). Concurrentievermogen In 1995 waren er in de telecommunicatie 9,4 werknemers per 1000 aansluitingen (voor Ierland, Portugal en Griekenland ligt het gemiddelde op circa 6,2). In 1996 werd een groot deel van de aanvragen voor een telefoonlijn niet gehonoreerd en bedroeg de gemiddelde wachttijd 18 maanden). Het tarief voor een standaardaansluiting voor zakelijk gebruik (252 ecu) is laag vergeleken met ander landen in de regio. De opbrengst per aansluiting eind 1995 (70 ecu) is een van de laagste in de regio en staat de modernisering en uitbreiding van het net in de weg. Sinds aanvang 1997 worden de tarieven afgestemd op volledige kostendekking en worden zij maandelijks aangepast. Dit moet een adequaat niveau van de investeringen mogelijk maken en de te lage benutting van het systeem opvangen. Toch is het twijfelachtig of BTC's doelstellingen inzake de verhoging van de penetratiegraad voor telefonie en de netwerkdigitalisering kunnen worden gehaald, Dit maakt deze exploitant ook zeer kwetsbaar voor de introductie van concurrentie bij het aanbieden van infrastructuur en spraaktelefoniediensten. Conclusie Bulgarije zou moeite hebben met de aanpassing aan het EU-model voor de liberalisering van de telecommunicatie als gevolg van de langzame ontwikkeling van deze sector en vertragingen bij de aanpassing van de regelgeving. Het concurrentievermogen van de openbare netwerkexploitant is sterk afhankelijk van een belangrijke verhoging van het niveau van de buitenlandse investeringen en van een ingrijpende interne reorganisatie die in het bijzonder de commerciële flexibiliteit van het bedrijf moet verhogen. De audiovisuele sector Het acquis in de audiovisuele sector is er, in de context van de interne markt, op gericht de levering en het vrije verkeer van audiovisuele diensten binnen de EU te bewerkstelligen en de Europese programmaindustrie te bevorderen. De richtlijn “Televisie zonder grenzen”, die van toepassing is op alle omroepen, ongeacht de wijze van transmissie (terrestrisch, per satelliet of per kabel) of de particuliere dan wel openbare aard ervan, bevat dit acquis en legt de basisregels voor grensoverschrijdende omroep vast. De 62
hoofdpunten daarvan zijn: garanderen van het vrije verkeer van televisieomroep in alle lidstaten; bevorderen van de productie en distributie van Europese audiovisuele werken (door het vastleggen van een minimumaandeel van Europese werken en werken van onafhankelijke producenten in de omroeptijd); vaststellen van basisnormen op het gebied van televisiereclame; voorzien in de bescherming van minderjarigen en het recht van antwoord. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking op het gebied van bevordering en modernisering van de audiovisuele industrie en de harmonisatie van regelgevingsaspecten van het audiovisueel beleid. De richtlijn “Televisie zonder grenzen” is een Fase I-maatregel in het Witboek. Situatieschets Het wettelijk kader voor de audiovisuele sector wordt bepaald door de Telecommunicatiewet van 1975, de Wet betreffende concessies van 1995 en de Radio- en televisiewet van 1996. In de eerste twee wetten worden de voorwaarden en procedures vastgelegd voor de toewijzing van frequenties en voor radiodistributie, terwijl de laatste wet ingaat op de vestiging en exploitatie van elektronische media. Er wordt thans gewerkt aan een nieuwe telecommunicatiewet, die ook radiodistributie omvat. De Radio- en televisiewet werd in september 1996 door de nationale vergadering goedgekeurd, waarna echter een aantal van haar bepalingen door het constitutionele hof ongrondwettelijk werden verklaard. Derhalve wordt deze wet thans herzien en zal compleet worden herschreven of aanzienlijk worden gewijzigd. Tot dan vallen de elektronische media onder de onvolledige versie van de in september 1996 goedgekeurde wet. De grootste televisieomroep is de Bulgaarse nationale televisie, de enige binnenlandse, heel het land bestrijkende omroep. Er zijn echter steeds meer lokale particuliere zenders. Het staatsmonopolie inzake filmproductie werd eind jaren tachtig opgeheven. Het Nationaal filmcentrum (NFC) is thans belast met de bevordering van de Bulgaarse filmproductie en -distributie. In 1996 ontving het NFC 547.000 ecu staatssteun. De filmdistributiesector wordt gedomineerd door een aantal kleine onafhankelijke bedrijven; Amerikaans en Europese filmdistributeurs hebben nog geen lokale kantoren in Bulgarije. Evaluatie en prognose Na een aantal grote omwentelingen in het recente verleden tracht de audiovisuele sector in Bulgarije thans een wederopleving te bewerkstelligen en de sector kenmerkt zich door snelle groei en continue veranderingen. Om op adequate wijze te kunnen voldoen aan het acquis zal de capaciteit van de programmamakende industrie moeten worden uitgebreid, zodat zij de grote uitdagingen van een aangepast regelgevend kader aankan. De Bulgaarse audiovisuele wetgeving is niet volledig verenigbaar met de EU-eisen; er bestaan gebreken ten aanzien van jurisdictie, de bevordering van Europese werken en bepaalde aspecten met betrekking tot reclame. Conclusie
63
Op voorwaarde dat de noodzakelijke wetgevende maatregelen met voldoende spoed worden aangenomen en dat zij worden begeleid door de noodzakelijke structurele aanpassing van de industrie, mag in alle redelijkheid worden verwacht dat Bulgarije op de middellange termijn kan voldoen aan de EU-eisen voor de audiovisuele sector. 3.3 Economische en fiscale aspecten Economische en Monetaire Unie Bij de toetreding van Bulgarije zal de derde fase van de EMU begonnen zijn. Deze fase houdt belangrijke veranderingen in voor alle lidstaten, ook die welke niet zullen deelnemen aan de euro-zone. Alle lidstaten, ook de nieuwe, zullen ten volle aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen. Hun economisch beleid wordt een gemeenschappelijke aangelegenheid en zij zullen worden betrokken bij de coördinatie van de economische politiek (nationale convergentieprogramma’s, algemene economische richtlijnen, multilateraal toezicht, procedure van het buitensporige tekort). Zij moeten dan het stabiliteits- en groeipact respecteren, afzien van rechtstreekse financiering van het overheidstekort door de centrale bank, de bevoorrechte toegang van de overheid tot de financiële instellingen afschaffen en de liberalisatie van het kapitaalverkeer voltooid hebben. Toetreding houdt nauwere monetaire samenwerking en samenwerking op het gebied van de wisselkoersen met de Europese Unie in. Dit zal een versterking van de structurele hervormingen op deze gebieden vereisen. Lidstaten die niet aan de euro-zone deelnemen, zullen een zelfstandige monetaire politiek mogen voeren en op beperkte basis aan het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) deelnemen. Hun centrale bank moet zelfstandig zijn en prijsstabiliteit als primaire doelstelling nastreven. Het monetaire beleid moet met marktinstrumenten worden gevoerd en op “doeltreffende” wijze impulsen doorgeven aan de reële economie. Hervormingen zijn dus nodig om de factoren aan te pakken die de doelmatigheid van de monetaire politiek verminderen, zoals een gebrek aan concurrentie in de banksector, een gebrekkige ontwikkeling van de geld- en kapitaalmarkt en het probleem van de “dubieuze leningen” in de banksector. Tenslotte zullen alle lidstaten hun wisselkoersbeleid als een aangelegenheid van gezamenlijk belang moeten beschouwen en in staat moeten zijn hun wisselkoers te stabiliseren in het kader van een mechanisme dat nog moet worden vastgesteld. Daar lidmaatschap van de Europese Unie impliceert dat het doel van de EMU wordt aanvaard, zal Bulgarije aan de convergentiecriteria moeten voldoen, zij het niet noodzakelijk onmiddellijk bij de toetreding. Naleving van de convergentiecriteria is geen eerste vereiste voor het lidmaatschap van de EU, maar deze criteria blijven de referentiepunten voor een op stabiliteit gerichte macro-economische politiek en moeten uiteindelijk door de nieuwe lidstaten op bestendige wijze worden nageleefd. Een geslaagde afsluiting van de systeemhervorming en de marktgerichte structurele hervormingen is dus van essentieel belang. De economische situatie en de vorderingen van Bulgarije zijn reeds onderzocht in de voorafgaande hoofdstukken van dit advies. Evaluatie en prognose Wat betreft de procedure voor de benoeming van de president en het gevoerde monetaire beleid is de Bulgaarse nationale bank formeel onafhankelijk van de overheid. In het verleden deed die overheid evenwel haar invloed gelden op het beleid van de nationale 64
bank inzake herfinanciering van handelsbanken en begrotingsdeficitfinanciering. Het land heeft thans een “currency board” ingevoerd. De “currency board”-regeling houdt in dat de hoeveelheid leva’s die in omloop is, wordt bepaald door de vreemde-valuta- en goudreserves van de nationale bank, waardoor de randvoorwaarden voor Bulgarije’s monetaire politiek worden vastgelegd. Formele doelstelling van de nationale bank is de stabiliteit van de Bulgaarse nationale munt, maar door de invoering van de “currency board”-regeling beschikt de centrale bank over geen enkele speelruimte om een monetair beleid te voeren. Tenslotte was de nationale bank in het verleden systematisch betrokken bij de financiering van het begrotingsdeficit, maar de “currency board” zal paal en perk stellen aan deze praktijk. In juni 1997 werd de wet op de nationale bank gewijzigd om de onafhankelijkheid en de superviserende rol van de bank te versterken en haar activiteiten aan te passen aan de “currency board”-regeling. De resultaten van het gevoerde monetaire beleid zijn in het verleden nogal bedroevend gebleken. Vanaf het begin van de overgang heeft de nationale bank het moeilijk gehad om het prijspeil te stabiliseren, en wel vooral omdat het beleidsmaatregelenpakket nooit op de totstandbrenging van een duurzaam anti-inflatieproces was gericht. Sedert de regering in maart 1997 een programma van structurele hervormingen heeft goedgekeurd dat met het IMF was overeengekomen, is de inflatie echter gestabiliseerd. Het bedoelde programma beoogt het voeren van een strenger monetair en begrotingsbeleid en de privatisering van de zes staatsbanken binnen een termijn van twee jaar. Dit programma heeft de weg geëffend voor de invoering van de “currency board”-regeling in juli 1997. De faillissementswetgeving werd niet doeltreffend ten uitvoer gelegd, hoewel recentelijk, na de sluiting van een belangrijke bank, steeds vaker vorderingen in rechte worden ingesteld. In juni is de wet op de banken gewijzigd teneinde de regeling inzake banklicenties te rationaliseren, verbeteringen in de bepalingen inzake boekhouding en audits aan te brengen en striktere maatregelen inzake insolventie van banken in te voeren. De nationale bank heeft ook een nieuw voorschrift uitgevaardigd waardoor internationaal aanvaarde minimumnormen voor de toereikendheid van het totale kapitaal van banken worden ingevoerd. De financiële markten zijn nog steeds onderontwikkeld en gefragmenteerd. Dubieuze leningen vormen nog steeds een probleem voor de zwakke banksector, hoewel de hyperinflatie het belang daarvan heeft doen afnemen. De “currency board” zal dit probleem uit de wereld helpen, omdat de banken niet langer zullen kunnen profiteren van grootschalige herfinanciering door de nationale bank. Bulgarije heeft sedert 1991 een zwevende wisselkoers. Door een gebrek aan buitenlandse reserves beschikte de nationale bank vaak over weinig mogelijkheden om op de wisselmarkt te interveniëren. In het verleden zijn de diverse valutacrisissen dan ook vaak bestreden door het verhogen van de binnenlandse rentevoeten en reserveverplichtingen. De ondeugdelijke, expansieve mix van beleidsmaatregelen heeft ertoe geleid dat Bulgarije is terechtgekomen in een neerwaartse spiraal van dalende wisselkoersen en recurrente ernstige crisissen. Door de invoering van de “currency board” zal de wisselkoers worden gestabiliseerd. Conclusie Het valt nog niet te zeggen of Bulgarije bij zijn toetreding in staat zal zijn aan de euro-zone deel te nemen; dit is afhankelijk van het succes van zijn structurele hervormingsproces en of het de convergentiecriteria zal bereiken en duurzaam naleven. Dit is evenwel geen voorwaarde voor toetreding. 65
Deelname van Bulgarije aan de derde fase van de EMU als niet-lid van de euro-zone kan zelfs op middellange termijn ernstige problemen opleveren. Het land heeft nog maar zeer beperkte resultaten bereikt in zijn overschakeling op een markteconomie. Wel laat het zich aanzien dat het programma van economische en structurele hervormingen van de Bulgaarse overheid een aanzienlijke stap in deze richting zal betekenen. Daarom valt op dit moment moeilijk te voorspellen of Bulgarije, ook na de beëindiging van de “currency board”-regeling, over een onafhankelijke centrale bank zal beschikken die in staat is prijsstabiliteit in de hand te werken door een doeltreffend, op marktinstrumenten gebaseerd monetair beleid. Belastingen Het acquis op het gebied van de directe belastingen heeft in hoofdzaak betrekking op een aantal elementen van de vennootschapsbelasting en de kapitaalsbelasting. De vier vrijheden van het EG-Verdrag hebben verder strekkende gevolgen voor de nationale belastingstelsels. Het acquis in verband met de indirecte belastingen bestaat in hoofdzaak uit geharmoniseerde wetgeving op het gebied van de BTW en de accijnzen. Deze voorziet in de toepassing van een niet-cumulatieve algemene verbruiksbelasting (BTW) die in alle stadia van de productie en de distributie van goederen en diensten wordt geheven. Dit veronderstelt een gelijke fiscale behandeling van binnenlandse en niet-binnenlandse (invoer) transacties. Het acquis op het gebied van de BTW omvat bovendien overgangsregelingen voor de belastingheffing van transacties tussen belastingplichtigen binnen de Europese Unie. Op het gebied van de accijnzen omvat het acquis geharmoniseerde belastingstructuren en minimumtarieven, evenals gemeenschappelijke regels betreffende het voorhanden hebben en het vervoer van goederen waarvoor de accijns geharmoniseerd is (met inbegrip van het gebruik van belastingentrepots). In het kader van de interne markt werden in januari 1993 alle fiscale controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap afgeschaft. De wederzijdse bijstand tussen de belastinginstanties van de lidstaten is een belangrijk element van de administratieve samenwerking in het kader van de interne markt. De desbetreffende richtlijn heeft zowel betrekking op de directe als op de indirecte belastingen. De Europa-Overeenkomst bevat een aantal bepalingen betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen op het gebied van de indirecte belastingen. De maatregelen waarin Fase I van het Witboek voorziet, omvatten de belangrijkste eisen van het acquis in verband met de indirecte belastingen (in wezen zijn dit de maatregelen die tot 1993 in de Gemeenschap van toepassing waren), terwijl de Fase II-maatregelen aanvullende voorschriften zijn voor de toepassing van het volledige acquis op het gebied van de indirecte belastingen. Situatieschets Directe belastingen De twee richtlijnen betreffende de vennootschapsbelasting en de overeenkomst inzake geschillenbeslechting voorzien in een mechanisme dat op wederkerigheid gebaseerd is. De 66
desbetreffende bepalingen kunnen derhalve uiteraard niet voor de toetreding worden vastgesteld. Indirecte belastingen De totale bijdrage van BTW en accijnzen aan de Bulgaarse staatsbegroting bedroeg in 1995 respectievelijk ongeveer 23% en 9%. Alvorens de begroting voor 1998 in te dienen, is de regering van plan een omvangrijk plan van fiscale hervormingen in te dienen, waarvan de tenuitvoerlegging voor deze cijfers significante verschillen kan inhouden. Belasting op de toegevoegde waarde Het huidige Bulgaarse BTW-stelsel werd op 1 januari 1994 ingevoerd ter vervanging van de voorgaande omzetbelasting. Bulgarije kent slechts één BTW-tarief van 22% dat van toepassing is op alle aan de belasting onderworpen transacties, met inbegrip van de invoer. De levering van bepaalde goederen en diensten is uitgezonderd van BTW, zonder dat de voorafgaande afdracht over de input kan worden teruggevorderd. Een aantal specifieke leveringen is echter slechts vrijgesteld van BTW voor een periode van vijf jaar die ingaat op de datum van invoering van de BTW, en dus tot eind 1998. Aan de BTW onderworpen personen kunnen in beginsel de in hun inkopen voor zakelijke doeleinden van goederen en diensten opgenomen BTW aftrekken, op voorwaarde dat de belastingbetaler hiervoor het bewijs levert door middel van een correcte BTW-factuur en dergelijke. De Bulgaarse BTW-wet bevat echter geen bepalingen voor het terugbetalen van BTW aan belastingplichtigen die niet in het land zijn gevestigd. Accijnzen Het huidige systeem van accijnzen in Bulgarije werd op 1 april 1994 ingevoerd. Accijnzen worden geheven van een brede reeks producten, ook van producten die daar binnen de Gemeenschap niet onder vallen (minerale oliën, alcohol en alcoholische dranken en tabaksfabrikaten). De tarieven ad valorem op de meeste producten werden vanaf 1 juli 1996 ingevoerd om te zorgen voor een bescherming van de belastingopbrengsten ondanks de periode van hoge inflatie.
67
Wederzijdse bijstand De belastingadministratie heeft tot op heden nog geen instrumenten voor de wederzijdse bijstand aan de belastinginstanties van de lidstaten vastgesteld omdat deze pas na de toetreding van toepassing wordt. Evaluatie en Prognose Belasting over de toegevoegde waarde Het huidige Bulgaarse BTW-stelsel is op dezelfde algemene beginselen gebaseerd als dat van de Gemeenschap. De Bulgaarse BTW-voorschriften zijn echter zeer algemeen van aard en worden niet consequent toegepast. Het is voor buitenlandse handelaren niet mogelijk zich voor de BTW te laten registreren in Bulgarije. Aangezien Bulgarije geen regeling kent voor de terugbetaling van BTW aan niet-geregistreerde buitenlandse belastingplichtigen, houdt de BTW voor dergelijke handelaren dus een extra kostenpost in. Wat betreft de vrijgestelde transacties is de Bulgaarse aanpak sterk verschillend van die in de Gemeenschap, die erop is gebaseerd bepaalde transacties in het algemeen belang vrij te stellen. Indien Bulgarije lid wordt van de Europese Unie dan dient de BTW-wetgeving op een aantal punten sterk te worden gewijzigd en in overeenstemming te worden gebracht met het communautair acquis. De Bulgaarse BTW-regeling dient niet alleen in overeenstemming te zijn met de algemene bepalingen van de communautaire BTWwetgeving maar dient als belastingsstelsel ook aan de vereisten van een interne markt zonder binnengrenzen te voldoen. In 1997 kondigde de huidige regering belangrijke herzieningen van het Bulgaarse nationale strategische plan aan, die gericht zijn op een vroege tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het Witboek met betrekking tot BTW. Accijnzen Er zijn grote verschillen tussen het Bulgaarse accijnsstelsel en de EU-verplichtingen. Ten eerste is er geen daadwerkelijk systeem voor het opschorten van de accijns op goederen die zonder betaling van rechten tussen erkende belastingentrepots worden vervoerd. Ten tweede geldt dat het tarief ad valorem, zoals dat thans in Bulgarije wordt toegepast op de meeste aan accijns onderworpen producten, ertoe neigt de prijsverschillen tussen producten te overdrijven en zou kunnen worden aangevochten als discriminerend ten opzichte van de duurdere invoer. In het geval van toetreding kunnen de accijnzen op producten die niet onder de hierboven vermelde categorieën vallen, verder worden toegepast, op voorwaarde echter dat dit niet leidt tot grensoverschrijdende formaliteiten in de handel tussen lidstaten, en dat wordt voldaan aan het beginsel van niet-discriminatie tussen nationale producten en producten afkomstig uit andere lidstaten. 68
Om te zorgen voor een correcte toepassing van de communautaire accijnswetgeving is het essentieel dat Bulgarije zo snel mogelijk een entrepotstelsel opzet dat is gebaseerd op het communautaire model, de controleprocedures verscherpt en de structuur en het niveau van accijnstarieven zodanig aanpast dat wordt voldaan aan het communautaire beginsel van niet-discriminatie tussen nationale producten en producten afkomstig uit andere lidstaten. Het Bulgaarse nationale strategische plan voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van het Witboek voorziet niet in een duidelijke en gedetailleerde agenda voor toekomstige aanpassingen van de Bulgaarse accijnswetgeving. Er is voorzien naar specifieke tarieven terug te keren wanneer de prijzen zich weer gestabiliseerd hebben. De bestaande douaneentrepots zouden zo nodig kunnen worden omgezet in belastingentrepots, maar bepalingen daarover en betreffende het instellen van een categorie van geregistreerde handelaren zijn nog niet in de ontwerp-wet opgenomen. De huidige Bulgaarse regering is echter wel van plan te zijner tijd over te gaan tot een volledige harmonisatie van de wetgeving. Wederzijdse bijstand Voorts dienen bij toetreding passende regelingen voor de administratieve samenwerking en de wederzijdse bijstand tussen lidstaten te worden vastgesteld. Deze zijn onontbeerlijk voor het functioneren van de interne markt. Conclusie Het acquis op het gebied van de directe belastingen zal naar verwachting geen grote moeilijkheden doen rijzen. Wat de directe belastingen betreft, zal Bulgarije, hoewel reeds enige stappen in de goede richting zijn gedaan, zich nog aanzienlijke inspanningen moeten getroosten om op middellange termijn aan het acquis terzake van de BTW en de accijnzen te voldoen. Het verdient aanbeveling dat de belastingdiensten geleidelijk aan de wederzijdse bijstand deelnemen naarmate zij meer deskundigheid verwerven op dit gebied. Statistieken Het acquis communautaire heeft in hoofdzaak betrekking op de neutraliteit, betrouwbaarheid, transparantie, vertrouwelijkheid (van persoonsgegevens) en verspreiding van de officiële statistieken. Tevens omvat het beginselen en praktische regels voor het gebruik van Europese en internationale indelingssystemen, de nationale rekeningen, ondernemingenregisters en verschillende categorieën statistieken. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking om doelmatige en betrouwbare statistieken te ontwikkelen die in overeenstemming zijn met de internationale normen en indelingssystemen. Het Witboek bevat geen bepalingen op dit gebied. Situatieschets 69
Het Nationaal Instituut voor de statistiek (NSI) is de instantie die belast is met het opstellen en verspreiden van de officiële statistieken in Bulgarije. Voor methodologisch en operationeel advies gaat het instituut te rade bij de Hoge Raad voor de statistiek. De rechtsgrond voor de officiële statistieken van Bulgarije vormt de Statistiekwet van 1991. Evaluatie en prognose De Bulgaarse wetgeving op dit gebied is in grote lijnen verenigbaar met normen die momenteel in de Europese Unie worden toegepast. Bepaalde aspecten in samenhang met de neutraliteit, de transparantie en de vertrouwelijkheid behoeven nadere verduidelijking. Voorts zijn er lacunes wat betreft de statistieken inzake buitenlandse handel en vervoer, de regionale statistieken, de financiële rekeningen en de dekkingsgraad van het ondernemingenregister en daarop gebaseerde statistische onderzoeken van de bedrijven. Tenslotte moet ervoor worden gezorgd dat indelingssystemen worden gebruikt die volledig vergelijkbaar zijn met die welke internationaal worden gehanteerd. Conclusie Bulgarije zal een volgehouden inspanning moeten leveren, wil het op middellange termijn aan de eisen van de EU op het gebied van officiële statistieken kunnen voldoen. 3.4 Sectoraal beleid Industrie Het industriebeleid van de EG is erop gericht het concurrentievermogen te verbeteren, hetgeen moet leiden tot een hogere levensstandaard en meer werkgelegenheid. Dit beleid wil zorgen voor een snellere aanpassing aan structurele veranderingen en een omgeving stimuleren die gunstig is voor het ontplooien van initiatieven, voor het ontwikkelen van ondernemingen in heel de Gemeenschap en voor industriële samenwerking, en wil tevens een betere benutting bevorderen van het industriële potentieel van beleidsinitiatieven inzake innovatie en onderzoek en technologische ontwikkeling. Het industriebeleid van de EG is van nature horizontaal. In sectorale mededelingen worden horizontale concepten op specifieke sectoren toegepast. Het industriebeleid van de EG bestaat in het gecoördineerd inzetten van de instrumenten van een aantal andere communautaire beleidslijnen; het omvat zowel instrumenten met betrekking tot het functioneren van markten (productspecificaties en markttoegang, handelsbeleid, staatssteun en mededingingsbeleid) als maatregelen die zijn gericht op het verhogen van het potentieel van de industrie om zich aan veranderingen aan te passen (een stabiele macro-economische omgeving, technologie, opleiding enz.). Om te zijn opgewassen tegen de concurrentiedruk en de marktkrachten in de Unie, moet de industrie van de kandidaat-landen reeds op het tijdstip van toetreding een bepaald concurrentievermogen hebben bereikt. Verder moet duidelijk blijken dat die landen een beleid nastreven dat is gericht op open en aan concurrentie onderworpen markten, volgens de in artikel 130 (“Industrie”) van het Verdrag uiteengezette lijnen. Samenwerking tussen de EG en de kandidaat-landen op het gebied van industriële samenwerking, investeringen, 70
industriële normalisatie en conformiteitsbeoordeling, zoals voorzien in de EuropaOvereenkomst, is ook een belangrijke indicator voor een ontwikkeling in de goede richting. Situatieschets De economische overgang ging vergezeld van een zeer onstabiele macro-economische omgeving, het verlies van traditionele markten en verhoogde concurrentie, zodat de productie afnam en het aandeel in het BBP zakte van 33% in 1991 naar 28% in 1995, overeenkomend met 3,3 miljard ecu, ongeveer gelijk aan de industriële productie van Luxemburg. De totale werkgelegenheid in de industrie bedraagt ongeveer 1 miljoen of 33% van de totale arbeidsbevolking. Het midden- en kleinbedrijf vertegenwoordigt driekwart van alle industriële bedrijven en 16% van de industriële werkgelegenheid, terwijl de grote (meestal staats-) bedrijven het grootste aandeel in de werkgelegenheid hebben. De situatie in de Bulgaarse industrie wordt gekenmerkt door een significante rol van het staatseigendom, onderbenutte capaciteiten, grote verliezen en schulden, afnemende investeringen en productie, alsmede een algemeen gebrek aan internationaal concurrentievermogen. Bulgarije, belangrijkste industriesectoren in 1995 Sector Chemische industrie en olieraffinaderijen Voedselindustrie Mechanische en metaalverwerkende industrie Ferro- en non-ferro-metallurgie Textiel en kleding Elektrische en elektronische industrie Hout, pulp en papier Bouwmaterialen Glas, porselein Leder, schoenen Totaal Overige (inclusief bouwsector)
Aandeel in industriële waarde (in %) 17,0 16,5 13,6 9,8 6,1 5,2 5,0 2,6 1,8 1,2
toegevoegde
78,8 21,2
%-aandeel van de industrie (zonder de bouwsector) in het totale BBP
28
De chemische industrie en olieraffinaderijen hebben niet zoveel te lijden gehad als andere sectoren, ten gevolge van verhoogde exporten van chemische basisproducten op traditionele internationale markten, en bleven ondanks de crisis bepaalde subsectoren (b.v. farmaceutica) winstgevend. De belangrijkste markten zijn Rusland en andere GOS-landen. De uitvoer van soda-as is voornamelijk voor de EU bestemd. Er worden nieuwe markten ontwikkeld in Azië (Zuid-Korea). Bedrijven die goed presteren in de export, zoals twee wereldklasseproducenten van gebrande soda en carbamide, worden thans geprivatiseerd. Bulgarije heeft een sterke landbouwtraditie (vooral op het gebied van fruit en groenten) en de voedselindustrie kon zich dan ook goed ontwikkelen. Hierdoor werd een aantal 71
buitenlandse investeerders aangetrokken om het exportpotentieel te ontwikkelen, gebruikmakend van de goedkope lokale productiemogelijkheden. De mechanische en metaalverwerkende industrie was gericht op productie voor de landen in Midden- en Oost-Europa. Een algemeen herstel zal zeer moeilijk zijn. De sector heeft zich als geheel op zeer laag niveau gestabiliseerd, maar veel bedrijven hebben zwaar te lijden gehad onder de crisis. Hier worden de zwaarste verliezen geleden. Anderzijds is er een aantal sterke punten zoals goed opgeleide vakkrachten en, in een aantal subsectoren, kapitaalgoederen van goede kwaliteit, hetgeen enige directe buitenlandse investeringen heeft aangetrokken. Op het gebied van de ferro-metalen valt een zekere stabilisatie van de staaloutput waar te nemen. Vergeleken met andere landen in Midden- en Oost-Europa is de staalindustrie van middelgrote omvang. Zwakke binnenlandse vraag en export alsmede kwaliteitsproblemen zijn de oorzaak van de teruggang, samen met de dringend noodzakelijke modernisering, privatisering en herstructurering. Hetzelfde geldt voor de non-ferro-sector, waar de meeste exporten bestemd zijn voor de EU en voor andere landen in Midden- en Oost-Europa en het Midden-Oosten. De groei zal niet snel terugkeren: de striktere aanpak door de regering van de prijzen van energie neemt een van de hoofdvoordelen van deze sector nu weg. De positie van de textiel- en kledingindustrie is onstabiel en dit is een van de sectoren die het zwaarst werd getroffen door de overgang. De industrie ondervindt sterke concurrentie van Aziatische producenten. De combinatie van lage arbeidskosten, goed opgeleide arbeidskrachten en hoge kwaliteitsnormen kunnen echter aantrekkelijk zijn voor buitenlandse investeerders. De situatie in de elektriciteits- en elektronicasector is kritiek en er moet dringend worden geherstructureerd. Vrijwel alle output was bestemd voor de voormalige Sovjetunie en afgezien van een aantal bedrijven die reeds in het verleden een positie op de Westerse markten hadden veroverd, slaagden de bedrijven in deze sector er niet in zich te herstructureren en aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Ten gevolge van vertragingen bij de privatisering van grote bedrijven is er tot nu toe weinig vooruitgang geboekt bij de privatisering in de industrie, en de particuliere sector vertegenwoordigt slechts zo’n 14% van de industriële productie. Tegen midden 1996 waren privatiseringsprocedures op gang gebracht voor zo’n 14.000 staatsbedrijven, die ongeveer 20% van de staatsactiva vertegenwoordigen, en ongeveer 370 bedrijven zijn voor meer dan tweederde geprivatiseerd. Het aandeel buitenlandse investeringen wordt geschat op een kwart van de privatiseringsinkomsten.
72
Evaluatie en prognose Tot voor kort bevond Bulgarije zich in een uitzonderlijk moeilijke macro-economische situatie. De oprichting van de Valutaraad zou snel tot financiële stabiliteit moeten leiden, maar voor het oplossen van de onderliggende oorzaken van de crisis zullen fundamentele en continue hervormingen nodig zijn. Vorige pogingen tot stabilisatie faalden ten gevolge van een combinatie van grote verliezen in de staatsbedrijven en een zwakke banksector. Er zal tijd nodig zijn om deze problemen op te lossen. De privatisering van sommige zeer energie-intensieve bedrijven zal moeilijk zijn. Een privatisering kan in een eerste fase leiden tot een inkrimpen van de zware industrie. De staalsector dient door te gaan met structurele veranderingen, en de grootste producent moet nog steeds grondig financieel worden geherstructureerd. De prijs van energie blijft een probleem. Verder kan het banksysteem vanwege de slechte schuldensituatie slechts moeilijk kapitaal leveren. Gezien deze omgeving mag het geen verwondering wekken dat de investeringen laag zijn (11% van het BBP) en dat de directe buitenlandse investeringen bescheiden zijn gebleven. En juist dit gebrek aan kapitaalinvesteringen kan een belangrijke belemmering inhouden voor de herstructurerings- en diversifiëringsinspanningen. De vrij zwakke concurrentiepositie van Bulgarije houdt verband met de smalle industriële basis, waarvan de exporten zijn geconcentreerd in een klein aantal basisindustrieën. Een aantal van de belangrijkste exportsectoren is op de lange termijn wellicht niet levensvatbaar en concurrerend. Een groot aantal industriële sectoren ziet zich voor grote problemen geplaatst bij het herstructureren en aanpassen aan de marktvoorwaarden, zoals textiel, machines en metaalbewerking, mijnbouw, elektriciteit en elektronica, en scheepsbouw. De zwakte van de industrie en het trage herstructureringsproces worden nog eens onderstreept door de zware verliezen die worden geleden in de bedrijven uit de openbare sector. De totale verliezen van de industrie bedroegen naar schatting 4% van de totale omzet in 1995, al is dit een verbetering ten opzichte van de 15% in 1993. Directe steun uit de begroting aan grote verlieslatende bedrijven is drastisch verminderd en ook de praktijk van bankleningen zonder onderpand (hetgeen heeft bijgedragen tot de bankcrisis) en het doorschuiven van achterstallen naar de begroting is sterk verminderd. Nu er steeds minder binnenlandse middelen beschikbaar zijn - de investeringen in de industrie namen af van 11% van het BBP in 1990-93 tot 6% in 1994 - is het van het allergrootste belang buitenlands kapitaal te kunnen aantrekken. Daarvoor is een aanzienlijke verbetering van het algemene investeringsklimaat vereist. Het structurele hervormingsprogramma van de regering voor 1997 voorziet in aanzienlijke privatiseringen en herstructureringen in de meeste industriële sectoren, in overeenstemming met een strikte agenda die met internationale financiële instellingen is overeengekomen. Deze agenda houdt privatisering binnen twee jaar in van alle staatsbedrijven die in een commerciële omgeving opereren, alsmede van een aanzienlijk deel van de nutsbedrijven. De tenuitvoerlegging van het programma is een voorwaarde vooraf voor het op middellange termijn tot stand brengen van een duurzame en concurrerende industriële structuur.
73
Conclusies betreffende het industrieel concurrentievermogen Ondanks de recente positieve beleidsveranderingen zou de integratie in de Europese markt voor de Bulgaarse industrie op de middellange termijn aanzienlijke moeilijkheden inhouden. Veel sectoren moeten eerst in aanzienlijke mate worden geherstructureerd en geprivatiseerd. Een belangrijke potentiële belemmering voor de herstructurerings- en diversifiëringsinspanningen is het gebrek aan investeringskapitaal, vanwege de geringe buitenlandse investeringen en de slechte schuldensituatie, die de capaciteit van het banksysteem om in kapitaal te voorzien beperkt. Een evaluatie van het acquis die specifiek betrekking heeft op het vrije verkeer van industriële goederen is opgenomen in een apart hoofdstuk over de interne markt. Landbouw Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft ten doel een moderne landbouw te ontwikkelen of in stand te houden die de agrarische gemeenschap een billijke levensstandaard en de consument de levering van landbouwproducten tegen redelijke prijzen garandeert, met, binnen de EG, vrij verkeer van landbouwproducten. Daarbij wordt speciaal aandacht geschonken aan milieu en plattelandsontwikkeling. Instrumenten voor het beheer van het GLB zijn de gemeenschappelijke marktordeningen, aangevuld met wetgeving op veterinair en fytosanitair gebied en met voorschriften inzake diervoeding en levensmiddelenhygiëne. Er zijn ook structuurmaatregelen vastgesteld, die aanvankelijk vooral gericht waren op modernisering en schaalvergroting, maar die nu steeds meer de nadruk leggen op milieu en een regionaal gedifferentieerde aanpak. Sinds de hervorming van 1992 wordt een steeds groter deel van de steun voor de landbouw toegekend in de vorm van toeslagen ter compensatie van de verlaging van de interventieprijzen. De Europa-Overeenkomst verschaft de basis voor handel in landbouwproducten tussen Bulgarije en de Gemeenschap en is erop gericht samenwerking op het gebied van modernisering, herstructurering en privatisering van de Bulgaarse landbouwsector, alsook de ontwikkeling van de agro-industriesector en fytosanitaire normen te bevorderen. Het Witboek heeft betrekking op de veterinaire en fytosanitaire controles, de controle op diervoeding en de afzetvoorschriften voor bepaalde producten. Deze regelgeving heeft ten doel de consument, de volksgezondheid en de gezondheid van dieren en planten te beschermen. Situatieschets Situatie in de landbouw In 1995 vertegenwoordigde de waarde van de landbouwproductie circa 1,29% van die van de Unie. In 1995 was de landbouwproductie goed voor 12,6% van het BBP en circa 22% van de werkgelegenheid. Het totale landbouwareaal omvat 6,2 miljoen hectare, waarvan 4,0 miljoen hectare akkerland, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de graanteelt (55%), en weiland (18%). Een aanzienlijk deel van de landbouwgrond is de afgelopen jaren echter braak blijven liggen door de aan de gang zijnde teruggave van land en de lage producentenprijzen. 74
Van ongeveer 5,1 miljoen hectare (82% van het totale Bulgaarse landbouwareaal) is door de erfgenamen van de voormalige particuliere eigenaars (ongeveer 1,7 miljoen personen) teruggave geëist op grond van de ingrijpend gewijzigde Wet Landbouwgrond van 1991. In april 1997 waren reeds eigendomscertificaten afgegeven voor 50% van de totale voor teruggave in aanmerking komende oppervlakte (2,4 miljoen hectare) en de regering heeft maatregelen aangekondigd om de afgifte van deze certificaten te versnellen en deze operatie vóór 30 juni 1998 af te ronden. Deze certificaten maken het mogelijk grond te kopen en te verkopen, maar tot dusver heeft slechts 8% van de eigenaars een officiële notariële akte ontvangen. Het ontbreken van deze akten is een belangrijke belemmering voor investeringen en voor de ontwikkeling van een actieve grondmarkt. In september 1996 is de Pachtwet goedgekeurd; deze bevat de algemene voorwaarden voor het pachten van land en biedt betere vooruitzichten voor langlopende pachtovereenkomsten. De meerderheid van de particuliere landbouwbedrijven heeft een areaal van minder dan 2 hectare, dat vaak ook nog verdeeld is over verschillende kavels; dit is over het algemeen te weinig voor de economisch levensvatbare uitoefening van de landbouw als hoofdberoep, maar deze grond vormt wel een belangrijke sociale buffer tijdens de overgangsperiode. 1.600.000 gezinspercelen hebben een oppervlakte van minder dan 1 hectare en vertegenwoordigen samen 15% van het totale areaal; 400.000 gezinsbedrijven beschikken over 1 à 10 hectare en slechts een zeer beperkt aantal gezinsbedrijven komt boven de 10 hectare uit. Het merendeel van de geprivatiseerde grond wordt verpacht aan groepen landbouwers (3.000 particuliere coöperaties met een gemiddeld areaal van 700 à 800 hectare) of andere collectieve structuren, vaak op jaarbasis. 2.000 staatsboerderijen en door de staat erkende ondernemingen zijn nog steeds in bedrijf. Ruwweg 33% van de landbouwgrond is in het bezit van coöperaties, 12% wordt geëxploiteerd door individuele landbouwbedrijven en 10% staat onder staatsbeheer. Zowel de akkerbouw als de veehouderij zijn sinds 1990 sterk in omvang teruggelopen (met circa 50%), en bovendien heeft zich in 1996 vergeleken met 1995 nog een aanzienlijke verdere daling voorgedaan in de productie van voerdergranen (gerst, maïs) en tarwe (53% minder tarwe, namelijk 1,8 miljoen ton in 1996 tegen 3,4 miljoen ton in 1995) en van zonnebloemen (30% minder, namelijk 530.000 ton in 1996 tegen 760.000 ton in 1995), door een combinatie van een kleinere ingezaaide oppervlakte en zeer lage opbrengsten. De graantekorten hebben geleid tot het versneld aanspreken van de voorraden, de noodzaak graan te importeren, verdere inkrimping van het rundvee- en varkensbestand en aanzienlijke prijsstijgingen. Ook blijvende teelten (boomgaarden, wijngaarden) hebben een forse daling van de productie te zien gegeven, als gevolg van de moeilijkheden op de markt tijdens de eerste overgangsjaren en vervolgens door een gebrek aan zorg tijdens het proces van landteruggave. In 1995 heeft Bulgarije 78.000 ton rundvlees, 257.000 ton varkensvlees, 74.000 ton kippenvlees en 1.128.000 ton koemelk (1985: 2.135.000 ton) geproduceerd. De veeteelt liep in 1996 niet met hetzelfde percentage terug als de akkerbouw; voor melkvee en gevogelte was er zelfs sprake van een geringe stijging ten opzicht van 1995. Het varkensen het schapenbestand daalde met 11,5%; voor varkens gaat achter dit cijfer een toeneming van het aantal varkens in particuliere eigendom met 13% schuil die meer dan tenietgedaan werd door de daling van het aantal varkens op de staatsboerderijen. In de 75
periode januari-september 1996 nam de melkproductie met 6% toe vergeleken met 1995 en de vleesproductie met bijna 70% (vooral als gevolg van door voedergebrek noodzakelijk gemaakte slachtingen). In de sectoren toelevering en afzet en verwerking is het privatiseringsproces uiterst langzaam verlopen. Eind 1995 was minder dan 10% van het totale aantal agrovoedingsbedrijven geprivatiseerd. De meeste staatsbedrijven bevinden zich in een kritieke financiële situatie. De regering heeft ambitieuze privatiseringsdoelstellingen afgesproken met de internationale financiële instellingen: van de 45 agrobedrijven van de staat die eind mei moesten zijn geprivatiseerd was op die datum 50% daadwerkelijk geprivatiseerd of opgeheven en waren voor nog eens 13 bedrijven aanbestedingen uitgeschreven. Voor eind 1997 staan nog eens 60 agrobedrijven op de nominatie voor privatisering. Bulgarije is al vele jaren een voedselexporteur en landbouwproducten namen tot voor kort een aanzienlijk deel van de totale uitvoer, die hoofdzakelijk bestemd was voor de COMECON en het Midden-Oosten, voor hun rekening. De omvang van de handel in landbouwproducten liep sterk terug, met name als gevolg van het uiteenvallen van de Sovjetunie en de oorlog in het voormalige Joegoslavië. Intussen is de handel met de EG van grote betekenis geworden. In 1995 was de export van landbouwproducten met 779 miljoen ecu (218 miljoen voor de export naar de EU) goed voor 21% van de totale uitvoer. De import van landbouwproducten vertegenwoordigde 7,5% van de totale import en bereikte een peil van 291 miljoen ecu (226 miljoen ecu voor de invoer uit de EU). De belangrijkste exportproducten (65%) zijn tabak, wijn, verwerkte groenten, fruit en levende dieren. De gegevens voor 1996 zullen waarschijnlijk minder gunstig zijn dan die voor 1995, als gevolg van de lagere productie van deze artikelen. Landbouwbeleid Sinds de aanvang van de overgangsperiode wordt het landbouwbeleid gekenmerkt door kortetermijnmaatregelen zoals gesubsidieerd kortlopend seizoenskrediet om de productie in de woelige periode van de landhervorming op peil te houden, alsook tijdelijke ad hocmaatregelen aan de grenzen om de interne markt te stabiliseren. De liberalisering van de prijzen is in februari 1990 van start gegaan, maar op de prijzen van 13 basislevensmiddelen werd toezicht gehouden via een mechanisme van streefprijzen die in 1993 werden vervangen door maximumprijzen. Dit beleid en de daarmee samenhangende maatregelen hebben de producentenprijzen gedrukt, die daardoor beneden de wereldmarktprijzen bleven, maar hadden geen remmende invloed op de prijzen van de inputs en evenmin op de detailhandelsprijzen; dit was aanleiding voor de boeren om over te schakelen op niet onder de prijscontrole vallende teelten. Sinds maart 1997 zijn de prijzen voor alle producten behalve tarwe, tarwemeel, brood en spijsolie, geliberaliseerd. In 1996 bedroegen de totale begrotingsuitgaven voor landbouw 17,3 miljard leva (100 miljoen ecu), waarvan 13% bestemd was om de minimumaankoopprijzen (voor tarwe, tabak, maïs en suikerbieten) te ondersteunen; 23% werd gebruikt als rentesubsidie ten behoeve van het Landbouwfonds en het resterende bedrag werd verdeeld over “standaarduitgavenposten” van de overheid zoals opleidingen in de landbouw, veterinaire en andere overheidsdiensten, rasverbetering, irrigatie, onderzoek en ontwikkeling, enz. 76
In 1996 heeft de regering een document aangenomen met een strategie voor de landbouw en de levensmiddelenindustrie, waarvan de uitvoering zeer langzaam op gang kwam. De strategie voorzag in ingrijpende wijzigingen in het beleid voor de buitenlandse handel, namelijk afschaffing van staatsmonopolies en liberalisering van de buitenlandse handel. De algemene vergunningsregeling voor producten werd afgeschaft, en export en import vinden thans plaats op basis van douane-aangiften. Voor landbouwproducten en levensmiddelen blijven uiteenlopende regelingen gelden, waaronder tijdelijke uitvoerverboden, kwantitatieve uitvoer- en invoerbeperkingen, uitvoer- en invoerheffingen, vrijstellingen van invoerrechten en, in een aantal gevallen, minimumexportprijzen; al deze maatregelen hebben ertoe bijgedragen dat de producentenprijzen onder druk bleven staan, en dat de Bulgaarse economie nog meer uit de pas liep met de internationale prijs- en concurrentiestructuur. In 1997 zijn verdere wijzigingen in de steunregeling voor de landbouw aangebracht om een verdere daling van de productie tegen te gaan. De regering heeft verklaard dat de minimumaankoopprijzen voor tarwe niet beneden 80% van de wereldmarktprijs zullen dalen voor producenten die werkkapitaal lenen van het Landbouwfonds met een rentesubsidie van 50% en die instemmen met het sluiten van leveringscontracten op termijn voor de productie van 1997. Vergelijkbare steun zal worden verleend voor de zonnebloemteelt. Het aantal producten waarvoor winstmargebeperkingen gelden is verlaagd. De uitvoerbeperkingen zullen worden versoepeld en de invoertarieven zullen worden verlaagd. De producentenprijzen zijn over het algemeen lager dan de wereldmarktprijzen. Het verschil tussen de Bulgaarse en de EG-prijzen is aanzienlijk. In 1995 bedroegen de Bulgaarse prijzen ongeveer 50% van de gangbare EG-prijzen. Achter dit gemiddelde gingen echter aanzienlijke variaties schuil; zo bedroeg dit percentage voor tomaten 11%, voor tarwe (onder prijscontrole) 44%, voor maïs (zonder prijscontrole) 57% en voor varkensvlees en vlees van pluimvee (import) 80%. De meeste in het kader van de Europa-Overeenkomst toegewezen preferentiële quota, die gebaseerd waren op historische handelspatronen, zijn niet volledig benut. Er zijn onderhandelingen aan de gang om de laatste hand te leggen aan de aanpassing van de overeenkomsten voor primaire en verwerkte landbouwproducten en om economisch significante handelsproducten, zoals wijn- en visproducten, in de formele overeenkomsten op te nemen. De toetreding van Bulgarije tot de wereldhandelsorganisatie werd begin 1997 gevolgd door de invoering van een nieuw douanetarief. Van de tariefposten met betrekking tot voedsel en landbouw werd 23% gewijzigd: het netto-effect op de hoogte van de tarieven als geheel lijkt neutraal te zijn. De meeste invoerrechten liggen nog steeds aanzienlijk beneden het niveau van de consolidaties, behalve voor boter, suiker en verse druiven. De bij de Wereldhandelsorganisatie geregistreerde regeling voor het handelsverkeer biedt dan ook mogelijkheden voor tariefbescherming door Bulgarije op aanzienlijk hogere niveaus dan het door de EG gehanteerde beschermingsniveau. Er zijn onderhandelingen gaande met het oog op de toetreding tot de CEFTA in 1997. Met de invoering van de voor Fase I in het Witboek genoemde wetgeving is pas een begin gemaakt. Evaluatie en prognose 77
Het nodige potentieel voor een verhoging van de landbouwproductie is aanwezig, maar het is in dit stadium nog erg moeilijk te voorspellen in welk tempo het herstel de komende jaren zal verlopen. De landhervorming en de privatisering zijn nog lang niet afgerond, er is nog geen actieve grondmarkt gecreëerd en er moeten nog financiële en bankfaciliteiten ten behoeve van het platteland worden ontwikkeld. De Bulgaarse levensmiddelenindustrie moet ingrijpend worden geherstructureerd en er moeten enorme investeringen worden gedaan om deze sector in staat te stellen niet alleen op de EG-markt, maar eerst en vooral op de binnenlandse markt te concurreren. Zonder privatisering zullen de sectoren toelevering en afzet en verwerking verder tegen concurrentie worden afgeschermd, met vervalsing van de prijsvorming tot gevolg. De belangrijkste uitdaging waarmee de regering zich op korte termijn geconfronteerd ziet is de liberalisering van de landbouwprijzen op alle niveaus, samen met het in versneld tempo afwikkelen van het hervormingsproces, onder andere wat betreft de privatisering van de grond en van de agrovoedingssector. De consequenties voor de consumenten zijn bepalend voor het tempo waarin dit kan worden gerealiseerd. De belangrijkste instrumenten van het marktbeleid van de EG worden in Bulgarije niet toegepast. Daartoe behoren fundamentele instrumenten zoals de zuivelquota, basiselementen van de regelingen voor akkerbouwgewassen (basisareaal, braakleggingsregeling en compensatiebedragen) en voor de veehouderij (premies per dier), alsook bepaalde programma’s voor plattelands- en structuurontwikkeling. Het beheer van en het toezicht op deze maatregelen zou relatief complexe administratieve systemen vereisen, waaronder een adequaat kadaster en een identificatie- en registratiesysteem voor rundvee. Bij wijze van algemene opmerking kan worden gesteld dat de administratieve capaciteit op deze gebieden aanzienlijk moet worden ontwikkeld wil men deze maatregelen in Bulgarije toepassen. In dit stadium is moeilijk te voorspellen hoe de prijsondersteuning in de landbouw zich in de periode vóór de toetreding in Bulgarije zal ontwikkelen; dit zal afhangen van een aantal factoren, waaronder de binnenlandse economie, de situatie op de exportmarkten en de ontwikkeling van het niveau van de prijsondersteuning in de Unie. In 1996 en daarvoor werd een aantal prijsondersteunende en daarmee samenhangende maatregelen toegepast die onverenigbaar leken met het EG-beleid. Met betrekking tot andere belangrijke EG-maatregelen, zoals beleidsinitiatieven en maatregelen voor plattelandsontwikkeling, moet nog wetgeving worden vastgesteld en moeten passende middelen op de nationale begroting worden uitgetrokken. Bulgarije past de bepalingen van de Europa-Overeenkomst inzake de handel in landbouwproducten met de Unie correct toe. De harmonisatie van de wetgeving als onderdeel van Fase I van de overname van het acquis, zoals aangegeven in het Witboek, bevindt zich nog in het beginstadium. De onderhandelingen over een veterinaire en fytosanitaire overeenkomst zijn begonnen. Op enkele uitzonderingen na beantwoordt de wetgeving op veterinair gebied niet aan de EGvoorschriften, maar Bulgarije heeft een ambitieus tijdschema ingediend dat erin voorziet vóór eind 1998 het merendeel van de wetgeving op één lijn met de EG-eisen te brengen. 78
Bulgarije beschikt over een infrastructuur voor veterinaire controles en inspecties. De veranderingen in de structuur van de veterinaire diensten, in combinatie met de toenemende versnippering binnen de sector veehouderij, bemoeilijken inspecties en de algemene controle op dierziekten. Door zijn geografische ligging en de ontoereikende grenscontroles loopt Bulgarije een groot risico dat dierziekten het land worden binnengebracht. Ook wordt in Bulgarije ingeënt tegen klassieke varkenspest; er moet dus worden overgeschakeld op een non-vaccinatiebeleid, maar dit zal een moeilijke zaak worden. De faciliteiten bij grensovergangen zijn nog steeds ontoereikend voor veterinaire controles volgens communautaire normen. Bij de grensposten zijn nog geen complete voorzieningen voor het keuren van levende dieren en dierlijke producten beschikbaar en men beperkt zich dan ook meestal tot het controleren van certificaten en andere documenten; de meeste materiële controles worden op de plaats van bestemming uitgevoerd. Wat interne regelgeving betreft, moeten de Bulgaarse autoriteiten ervoor zorgen dat de gezondheidstoestand van de dieren in het land aan bepaalde eisen voldoet. Het systeem voor de registratie van bedrijven en de identificatie van dieren zal aan de EG-systemen moeten worden aangepast. Test- en diagnosefaciliteiten beschikken niet over adequate uitrusting om de door de EG-wetgeving voorgeschreven tests uit te voeren, en de wetgeving inzake dierenwelzijn moet verder worden ontwikkeld. Bepaalde voedselverwerkende bedrijven zullen moeten worden gemoderniseerd, met name die welke werken voor de nationale markt; tevens moeten aanvaardbare procedures worden ontwikkeld voor veterinaire controle en certificering, zowel voor import als export, en moet worden gezorgd voor een goed opgezette veterinaire sector die beschikt over adequate middelen en over het nodige goed opgeleide personeel. De recente wetgeving inzake zaai- en pootgoed en teeltmateriaal zullen waarschijnlijk secundaire wetgeving en uitvoerings- en controlemaatregelen vereisen. Aangezien verschillende belangrijke soorten uit Bulgarije als gelijkwaardig met die uit de Gemeenschap zijn erkend, kan ervan worden uitgegaan dat tenminste een deel van de nationale productie van een niveau is dat vergelijkbaar is met dat van de EU. Op fytosanitair gebied heeft Bulgarije ontwerp-wetgeving opgesteld voor harmonisatie met de EG-wetgeving. Voor deze operatie is geen tijdschema vastgesteld. De administratieve structuren en controle- en inspectieregelingen lijken ontoereikend om een passend beschermingsniveau te garanderen. De wetgeving op het gebied van diervoeding is beperkt van opzet en is niet in overeenstemming met de EG-wetgeving. De Bulgaarse autoriteiten hebben nog geen tijdschema meegedeeld voor de voltooiing van de werkzaamheden op dit gebied. Wat de wetgeving inzake gewasbeschermingsmiddelen aangaat, lijkt er in dit stadium sprake te zijn van weinig, zoniet geen, toenadering tot de communautaire wetgeving. Conclusie Met de aanpassing aan het communautaire acquis is zeer weinig voortgang gemaakt en er zal een aanzienlijke en aanhoudende inspanning moeten worden gedaan om de landbouwen agrovoedingssector te herstructureren en Bulgarije via een hervorming van het landbouwbeleid voor te bereiden op de toepassing van het acquis. 79
Er is nog een bijzondere inspanning vereist op het gebied van: -
implementering van de voorschriften op veterinair en fytosanitair gebied en toezicht op de naleving ervan, en modernisering van de inrichtingen om aan de EG-normen te voldoen; dit is vooral belangrijk voor de inspectie- en controleregelingen die bescherming aan de buitengrenzen van de EU moeten bieden;
-
versterking van het administratief apparaat om de instrumenten van het GLB te kunnen toepassen en toezicht te kunnen houden op de naleving van de voorschriften;
-
verdere ingrijpende herstructurering van de landbouw- en agrovoedingssector om het concurrentievermogen van deze sector te verbeteren.
Er zullen fundamentele hervormingen moeten worden uitgevoerd voordat Bulgarije in staat zal zijn aan de met het lidmaatschap samenhangende verplichtingen te voldoen. Visserij Het gemeenschappelijk visserijbeleid omvat gemeenschappelijke marktordeningen, structuurbeleid, overeenkomsten met derde landen, beheer en instandhouding van visbestanden en wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van deze activiteiten. In de Europa-Overeenkomst zijn bepalingen inzake de handel in visserijproducten met de Gemeenschap opgenomen. Het Witboek voorziet niet in maatregelen op dit gebied. Situatieschets In 1995 bedroeg de totale vangst, die integraal afkomstig was uit de Zwarte Zee, 2.500 ton. De vloot voor de visserij in volle zee bestond uit 6 vriestrawlers voor de verre zeevisserij en 16 vaartuigen voor de zeevisserij in de Zwarte Zee, waarvan er vijf particulier eigendom waren. In 1995 werden voor de verre zeevisserij geen vangsten geregistreerd, tegen 5.000 ton in 1994. In 1995 waren er slechts twee vaartuigen voor de verre zeevisserij fulltime in de vaart, op basis van een kostendelingsregeling met buitenlandse reders die op niet-Bulgaarse quota visten. De binnenvisserij leverde in 1994 een hoeveelheid van 4.000 ton op (hoofdzakelijk karper en forel), met een geschatte waarde van 4 miljoen ecu, die afkomstig was van 20 staatsvisteeltbedrijven met in totaal 500 man personeel, en daarnaast nog een niet nader genoemde hoeveelheid afkomstig van zes particuliere aquacultuurbedrijven. De Bulgaarse autoriteiten hebben voor 1995 geen statistische gegevens verstrekt over eigendom, productie en werkgelegenheid in de sector, maar hebben te kennen gegeven dat volgens hen de productie is teruggelopen door de financiële problemen van de staatsbedrijven en een gebrek aan investeringen door de nieuwe particuliere bedrijven. Als handelspartner van de Gemeenschap is Bulgarije goed voor 0,08% van de totale EG-import (ongeacht de oorsprong) van visserijproducten en 3,2% van de EG-import van visserijproducten uit de kandidaat-landen voor toetreding alleen (in procent van de waarde). Van de totale export van visserijproducten van de EG gaat 0,34% naar 80
Bulgarije; deze hoeveelheid vertegenwoordigt 4,1% van de EG-export van deze producten naar de kandidaat-landen (in procent van de waarde). Bulgarije heeft visserijovereenkomsten gesloten met Mauritanië (1971), Canada (1978), Mozambique (1971) en Oekraïne (1993). De visserijovereenkomsten met de voormalige Sovjet-Unie voor de Zwarte Zee (1959 - algemeen en 1978 - ansjovis en garnaal) en de Barentszzee (1978) zijn, naar is medegedeeld, nog steeds van kracht. Een samenwerkingsovereenkomst met de Russische federatie is opgeschort. Evaluatie en prognose De productie en de buitenlandse handel van Bulgarije zijn van geringe omvang vergeleken met de EG-cijfers en zullen dus waarschijnlijk geen significant effect hebben voor de Gemeenschap als geheel. Volgens de informatie die is verstrekt over door Bulgarije gesloten visserijovereenkomsten en over het lidmaatschap van dat land van internationale en regionale visserijregelingen, worden geen belangrijke compatibiliteitsproblemen met het EG-lidmaatschap verwacht. Uit recente Bulgaarse gegevens blijkt dat het land thans minder goed in staat is quota te doen naleven en onderzoek te verrichten en dit zou kunnen leiden tot moeilijkheden bij het nakomen van EG- en internationale verplichtingen. Aanpassing van de capaciteit van de vloot voor de verre zeevisserij aan de beschikbare visbestanden en modernisering van de sector zullen de belangrijkste kwestie worden. Waarschijnlijk zullen de nationale economische moeilijkheden ertoe leiden dat de verre zeevisserij volledig wordt opgedoekt en de meeste door de staat geleide aquacultuur-, zeevisserij- en visverwerkingsbedrijven in de periode 1997-1998 worden geprivatiseerd. In de toekomst zal het zwaartepunt van de ontwikkeling waarschijnlijk liggen bij zoetwateraquacultuur en eventueel zeevisteelt in de Zwarte Zee. Of de beschikbare kansen worden benut en efficiënte particuliere visverwerkingsbedrijven worden opgericht zal in hoge mate afhangen van de exportopbrengsten. De sector is verouderd en moet worden gemoderniseerd. Bulgarije moet een visserijadministratie in het leven roepen die in staat is het gemeenschappelijk visserijbeleid toe te passen - met name wat betreft het beheer van de visbestanden, het bijhouden van een register van de vissersvloot, de toepassing van het structuurbeleid voor de sector, het beheer van de marktordening en het verzamelen van alle nodige statistische gegevens alsook het EG-beleid inzake gezondheid, hygiëne en milieuzorg. Conclusie Modernisering en de overname van het acquis zullen een aanzienlijke inspanning vergen. Op middellange termijn lijkt de visserijsector echter geen groot probleem te zullen vormen. Energie De hoofddoelstellingen van de EU op het gebied van het energiebeleid, zoals aangegeven in het Witboek van de Commissie “Een energiebeleid voor de Europese Unie”, zijn vergroting van de concurrentiekracht, een betrouwbare energievoorziening en milieuzorg. De kernelementen van het acquis op energiegebied omvatten Verdragsbepalingen en afgeleid recht, met name met betrekking tot mededinging en steunmaatregelen van de 81
staten, de interne energiemarkt (met inbegrip van de richtlijnen inzake elektriciteit, doorzichtigheid van de prijzen, doorvoer van gas en elektriciteit, koolwaterstoffen, verlening van vergunningen, noodvoorzieningen waaronder verplichte buffervoorraden, enz.), kernenergie, alsook energie-efficiëntie en milieuvoorschriften. Andere belangrijke onderdelen van het energiebeleid zijn de ontwikkeling van Trans-Europese energienetwerken en de ondersteuning van O&O op energiegebied. Nog aan de gang zijnde ontwikkelingen zijn onder andere de liberalisering van de gassector, de overname van het acquis inzake energie-efficiëntie en de uitvoering van het programma “Auto oil”. Op kernenergiegebied heeft het communautaire acquis zich ontwikkeld van het oorspronkelijke EGA-Verdrag tot een breed kader van juridische en politieke instrumenten, waaronder internationale overeenkomsten. Tot het toepassingsgebied daarvan behoren thans vraagstukken met betrekking tot veiligheid en gezondheid, inclusief stralingsbescherming, veiligheid van kerninstallaties, beheer van radioactief afval, investeringen, onder andere via financiële instrumenten van Euratom, bevordering van onderzoek, de gemeenschappelijke markt voor kernenergie, voorziening, veiligheidscontrole en internationale betrekkingen. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking met het oog op een geleidelijke integratie van de energiemarkten in Europa en bevat bepalingen inzake het verlenen van steun op de desbetreffende beleidsterreinen. In het Witboek waarin de LMOE worden voorbereid op de interne energiemarkt wordt benadrukt dat de basisrichtlijnen met betrekking tot de interne markt integraal moeten worden toegepast in combinatie met de EG-wetgeving inzake mededinging. Wat de kernenergiesector betreft, worden in het Witboek de aspecten voorziening, veiligheidscontrole en verzending van radioactief afval vermeld. Situatieschets Bulgarije is voor meer dan 70% afhankelijk van externe energiebronnen. Olie, gas (26% resp. 17% van de energiebalans) en kernbrandstof worden integraal geïmporteerd, hoofdzakelijk uit Rusland, en ook de beperkte steenkoolimport is hoofdzakelijk uit Rusland afkomstig. Inheemse vaste brandstoffen, met name laagwaardige bruinkool, worden op oneconomische wijze gewonnen en zijn een belangrijke bron van milieuverontreiniging. Waterkracht speelt slechts een beperkte rol in de energievoorziening; de winning van uranium werd in 1990 stopgezet. De Bulgaarse energiesector neemt 17% van het BBP voor zijn rekening. De sector is twee- tot viermaal minder efficiënt dan het EU-gemiddelde en is een bron van verontreiniging. Deze situatie is het resultaat van traditioneel lage prijzen, het ontbreken van een op energie-efficiëntie gericht beleid en verouderde technologie. Bulgarije is een belangrijk doorvoerland, met name voor gas, in een gebied waartoe ook Griekenland behoort. De regionale rol van Bulgarije kan op langere termijn aan belang winnen door de invoer van olie via de haven van Burgas aan de Zwarte Zee en de toekomstige import van gas uit Centraal-Azië en Iran. Het is technisch mogelijk Bulgarije aan te sluiten op het West-Europese koppelnet voor elektriciteit van de UCPTE, maar dit zal aanzienlijke investeringen vereisen en zal dus naar verwachting niet op korte termijn worden gerealiseerd. De recente synchrone koppeling, bij wijze van test, van het Roemeense, Bulgaarse, Griekse, Servische en Albanese elektriciteitsnet is een eerste stap in de richting van aansluiting op het UCPTE-net. 82
Bulgarije exploiteert een kerncentrale in Kozloduy, die in ongeveer 40% van de Bulgaarse elektriciteitsbehoefte voorziet. Zij bestaat uit zes reactoren naar Sovjet-ontwerp: de reactoren 1 tot en met 4 zijn van het type VVER 440-230 en de reactoren 5 en 6 van het type VVER 1000-320. Het ontwerp en de constructie van de VVER 440-230-reactoren worden als niet in overeenstemming met de in de EU algemeen gangbare veiligheidsdoelstellingen beschouwd. De VVER 1000-320-reactoren zijn van een recenter type dat kan worden verbeterd. Sinds 1990 zijn aanzienlijke bedragen in deze reactoren geïnvesteerd om deze veiliger te laten draaien tijdens de rest van hun levenscyclus. In het kader van de in 1993 gesloten overeenkomst inzake de rekening “Nucleaire Veiligheid”, die door de EBRD wordt beheerd, heeft Bulgarije zich ertoe verbonden de reactoren 1 tot en met 4 stil te leggen zodra alternatieven voor de energievoorziening beschikbaar komen. In 1993 werd verwacht dat deze vier reactoren op vrij korte termijn zouden kunnen worden gesloten. De Bulgaarse regering heeft echter nog geen standpunt ingenomen over een herziening van het tijdschema voor de ontmanteling. Tot dusver zijn er geen plannen bekend voor de sluiting van de reactoren 1 tot en met 4 vóór het einde van hun nominale levenscyclus (2004, 2011). Het ontwerp en de constructie van de twee VVER 1000-320-reactoren worden geacht het algemeen wenselijke veiligheidsniveau dichter te benaderen. Met de investeringen in de modernisering van deze reactoren zal naar verwachting in 1998 een begin worden gemaakt. De bouw van twee nieuwe VVER 1000-reactoren in Belene werd in 1990 opgeschort bij gebrek aan middelen. De Bulgaarse regering heeft verklaard dat de voltooiing van de centrale in Belene definitief van de baan is. In het land is ook nog een onderzoekreactor in bedrijf. De kernenergiesector staat onder toezicht van het Comité voor het gebruik van atoomenergie voor vreedzame doeleinden (CUAEPP), waarvan de taakomschrijving is vastgesteld in de wet op het gebruik van atoomenergie voor vreedzame doeleinden. In de afgelopen jaren heeft het CUAEPP aanzienlijke technische bijstand ontvangen, onder andere van de Unie, voor de verbetering van zijn werkmethodes en voor de ontwikkeling van zijn personele middelen. Splijtstof wordt geleverd door Rusland. In het verleden werd deze voor een deel uit inheems uranium vervaardigd en vervolgens voor verdere bewerking naar de Sovjet-Unie overgebracht. Bulgarije beschikt zelf niet over een installatie voor het verrijken van uranium of de productie van splijtstof. De afgewerkte splijtstof wordt tegenwoordig niet meer teruggestuurd naar Rusland, maar wordt ter plaatse in een bassin opgeslagen. Er bestaan plannen voor de bouw van een installatie voor tijdelijke droge opslag. Er moet een beleid worden ontwikkeld voor de definitieve verwijdering van afgewerkte splijtstof. De kosten van de verwerking van afgewerkte splijtstof en de ontmanteling van kerncentrales worden thans niet doorberekend in de elektriciteitstarieven. Voor het dekken van deze kosten is een fonds gevormd, maar begin 1997 waren er nog geen middelen in gestort. Er is behoefte aan een nieuwe nationale faciliteit voor de verwijdering van radioactief afval afkomstig van Kozloduy en andere producenten. Evaluatie en prognose
83
Een samenhangend en allesomvattend energiebeleid moet nog worden uitgewerkt. De in 1995 door de regering opgestelde “strategie voor de ontwikkeling van de energiesector” voor de periode 1995-2010/2020 is toegespitst op uitbreiding van de capaciteit voor elektriciteitsproductie, maar besteedt slechts weinig aandacht aan de ontwikkeling van andere deelgebieden van de energiesector en bevat geen inventaris van mogelijke financieringsbronnen voor de benodigde investeringen. In haar werkprogramma omschrijft de huidige regering de energiesector als een nationale prioriteit. In dit programma wordt aangekondigd dat de regering zich zal concentreren op versterking van het juridische kader voor de energiesector, verbetering van de energie-efficiëntie, herstructurering en geleidelijke privatisering van de energiebedrijven en diversifiëring van de energievoorziening en het energiegebruik. Het huidige regelgevingskader voor de concurrentie in de energiesector voldoet nog niet aan de combinatie van richtlijnen betreffende de interne energiemarkt en EG-wetgeving inzake mededinging. Hoewel de wet inzake bescherming van de concurrentie van 1991 in principe van toepassing is op de energiesector, is er momenteel geen wetgeving die specifiek betrekking heeft op energiezaken. Het is daarom van cruciaal belang dat energiewetgeving wordt vastgesteld en uitgevoerd. De wet inzake het verlenen van concessies voorziet in toegang tot de koolwaterstofreserves op niet-discriminatoire basis en is in dit opzicht een flinke stap in de richting van overeenstemming met de EU-regelgeving. De grote ondernemingen die zich bezighouden met energieproductie, -transport en -distributie zijn verticaal geïntegreerde staatsmonopolies; de regering heeft aangekondigd dat zij zullen worden geprivatiseerd. Van belang is ook de aanstaande liberalisering van de oliehandel. De energieprijzen zijn in de afgelopen periode aanzienlijk gestegen. Sinds april 1997 ziet het ernaar uit dat de gasprijzen kostendekkend zijn en dat de elektriciteitsprijzen wel de exploitatiekosten dekken, maar nog niet de investerings- en milieukosten, inclusief die welke verband houden met de ontmanteling van kerncentrales en met het beheer van kernafval. Stadsverwarming wordt om sociale redenen nog steeds gesubsidieerd. Het ontbreken van adequate tarieven heeft in het verleden de herstructurering van de elektriciteitssector belemmerd, en dit is, zij het in mindere mate, nog steeds het geval. Er zijn geen gedetailleerde plannen bekend om in de toekomst te gaan voldoen aan de EU-eisen inzake voorzorgsmaatregelen voor noodsituaties, inclusief het verplicht aanhouden van een voorraad olie die overeenkomt met het verbruik van 90 dagen. De moeilijke financiële situatie waarin het land verkeert zal hoogst waarschijnlijk verhinderen dat een dergelijke voorraad op korte tot middellange termijn wordt opgebouwd. In de sector vaste brandstoffen is in 1996 nagedacht over een herstructureringsbeleid: dit zal ook de sociale en regionale consequenties moeten opvangen. Overheidsinterventies zullen aan de EG-regels moeten worden getoetst. Bulgarije moet een aanzienlijke inspanning doen om zich aan te passen aan de EG-normen inzake energie-efficiëntie (energie-etikettering van huishoudelijke apparaten, minimumefficiëntienormen) en milieuzorg (bijvoorbeeld brandstofkwaliteit). De aanpassing van de in het land gevestigde raffinaderijen kan een probleem worden, aangezien deze zullen moeten concurreren binnen een verzadigde Europese markt. 84
Door de toetreding van Bulgarije kan de afhankelijkheid van de EU van Russisch uranium en Russische verrijkingscapaciteit toenemen. Het op een betrouwbare voorziening door diversifiëring van de bronnen gerichte beleid inzake kernmateriaal zou echter van toepassing zijn op na de toetreding gesloten leveringscontracten. Bij toetreding zou Bulgarije moeten voldoen aan de bepalingen van het Euratom-Verdrag, met name die welke betrekking hebben op de levering van kernmateriaal, de gemeenschappelijke markt voor kernenergie, veiligheidscontrole, gezondheid en veiligheid en internationale overeenkomsten. Hoewel Bulgarije partij is bij alle internationale regelingen die in verband met kernenergie op deze gebieden gelden, heeft het deze nog niet allemaal verwerkt in zijn nationaal recht. Een aantal wetsaanpassingen zou noodzakelijk zijn om Bulgarije in staat te stellen te voldoen aan de bepalingen van het Euratom-Verdrag die betrekking hebben op levering en eigendom. Aangezien Bulgarije een alle aspecten bestrijkende overeenkomst inzake veiligheidscontrole met de IAEA heeft gesloten, worden geen grote moeilijkheden bij de toepassing van de communautaire wetgeving op dit gebied verwacht. Het probleem van de nucleaire veiligheid moet worden aangepakt en te zijner tijd moeten realistische programma’s, die waar nodig ook voorzien in de sluiting van faciliteiten, worden overeengekomen en uitgevoerd. De veiligheidsinstantie, die een aanzienlijke taak moet vervullen, dient in de komende jaren verder te worden ondersteund. Conclusie Bulgarije dient zijn inspanningen in de energiesector ter voorbereiding op integratie aanzienlijk op te voeren. Met name aan de volgende aspecten dient de nodige aandacht te worden besteed: herziening van monopolies, ook op het gebied van import en export; toegang tot netwerken; energietarieven; voorzorgsmaatregelen voor noodsituaties, inclusief het verplicht aanleggen van olievoorraden; herstructurering en overheidsinterventies in de sector vaste brandstoffen; ontwikkeling van normen voor energie-efficiëntie en brandstofkwaliteit. Bulgarije moet bepaalde internationale kernenergieregelingen ten uitvoer leggen en een aantal aanpassingen in de wetgeving aanbrengen om te voldoen aan het Euratom-Verdrag. Op nucleaire veiligheid moet verder nauwlettend worden toegezien. Realistische actieplannen, die waar nodig voorzien in de sluiting van faciliteiten, moeten voortvarend worden uitgevoerd. Voor de langere termijn moeten oplossingen voor het afval worden ontwikkeld. Vervoer Het vervoerbeleid van de Gemeenschap omvat beleidsmaatregelen en initiatieven op drie hoofdgebieden: -
-
kwaliteitsverbetering door de ontwikkeling van geïntegreerde en concurrerende vervoersystemen op basis van geavanceerde technologieën die ook bijdragen tot het realiseren van milieu- en veiligheidsdoelstellingen; verbetering van het functioneren van de interne markt ter bevordering van de efficiency van, keuzemogelijkheden voor en een gebruikersvriendelijk aanbod van vervoersdiensten, met inachtneming van de sociale normen; 85
-
verruiming van de externe dimensie door verbetering van vervoersverbindingen met derde landen en bevordering van de toegang van ondernemers uit de EU tot andere vervoersmarkten (het gemeenschappelijk vervoerbeleidactieprogramma 1995-2000).
De Europa-Overeenkomst voorziet in harmonisatie van de wetgeving met het Gemeenschapsrecht en in samenwerking met het doel de vervoersector te herstructureren en te moderniseren, de toegang tot de vervoersmarkt te verbeteren, het transitvervoer te vergemakkelijken en de exploitatie op een niveau te brengen dat vergelijkbaar is met dat in de Gemeenschap. Het Witboek is toegespitst op maatregelen om de vervoersector te laten functioneren volgens de voor de interne markt geldende voorwaarden, onder andere wat concurrentie, harmonisatie van de wetgeving en normalisatie betreft. Situatieschets Bulgarije heeft een lange gemeenschappelijke grens met Griekenland en ligt op de traditionele route van het Midden-Oosten naar Centraal- en West-Europa. Drie TransEuropese vervoercorridors die zijn vastgesteld tijdens de pan-Europese conferentie van Kreta doorkruisen het Bulgaarse grondgebied; een vierde corridor is de Donau, die het grootste deel van de grens van Bulgarije met Roemenië vormt. Door de oorlog in het voormalige Joegoslavië nam het transitvervoer naar en van Griekenland toe en werd ook het transitvervoer naar en van het Midden-Oosten via Bulgarije omgeleid; door deze ontwikkeling raakten de Bulgaarse hoofdwegen overbelast en liep het verkeer ook vast bij grensovergangen en bij Donau-oeververbindingen. De economische problemen van Bulgarije veroorzaakten voor alle vervoerstakken een scherpe daling van de vraag naar vracht- en passagiersvervoer. Uitzonderingen waren het vrachtvervoer over zee als gevolg van een verlegging van de activiteiten van de Bulgaarse vloot naar gebieden buiten de Zwarte Zee, en het passagiersvervoer door de lucht. Als geheel is de vervoervraag nog niet terug op het oude niveau, maar zij gaat wel weer in stijgende lijn. Een forse verandering in de verdeling over de verschillende vervoerwijzen vond plaats in het vrachtvervoer, waar het aandeel van het wegvervoer aanzienlijk toenam vergeleken met andere vervoerstakken. Bulgarije ziet zich genoodzaakt om te investeren in een ingrijpende verbetering van zijn wegennet en daarnaast moet ook de zeer beperkte infrastructuur bij de grensovergangen worden ontwikkeld. Het feit dat er in de afgelopen tien jaar te weinig is geïnvesteerd in vervoerinfrastructuur en -uitrusting levert aanzienlijke problemen op, met name in het openbaar vervoer, waarvoor het materieel grotendeels zal moeten worden geïmporteerd. Aangezien een groot deel van het huidige materieel afkomstig is uit de voormalige Sovjet-Unie, zullen aanzienlijke investeringen moeten worden gedaan om niet gestandaardiseerd en verouderd materieel te vervangen. Evaluatie en prognose Wat de totstandbrenging van de interne markt betreft, heeft Bulgarije zich aanzienlijke inspanningen getroost met betrekking tot de overname van het acquis. In de Bulgaarse sector van het internationaal vervoer worden reeds regels toegepast die vergelijkbaar zijn met die van de EG, met name voor de binnenvaart en het gecombineerde vervoer. Wat het luchtvervoer betreft, wordt de ontwerp-luchtvaartwetgeving thans aangepast om deze volledig in overeenstemming te brengen met de EG-regels. Toch moet nog fors worden 86
geïnvesteerd en nog hard aan de tenuitvoerlegging van de regelgeving worden gewerkt, met name op veiligheidsgebied. De wetgeving inzake veiligheid moet worden aangescherpt en de toepassing daarvan moet worden geïntensiveerd. Ook de noodzakelijke vernieuwing van de luchtvloot zou aanzienlijke financieringsproblemen kunnen opleveren. In de zeescheepvaart is de veiligheidssituatie de belangrijkste bron van achterstand ten aanzien van het communautaire acquis; wat dit aspect betreft blijft Bulgarije nog enigszins achter bij de in de Unie geldende normen. Het Bulgaarse vrachtvervoer over de weg is niet volledig in overeenstemming met de huidige communautaire wetgeving. In de periode vóór de toetreding moet in dit verband aandacht worden besteed aan de aspecten verkeersveiligheid, massa’s en afmetingen en heffingen ten laste van de gebruikers. Volledige overeenstemming met de communautaire regelgeving inzake massa’s en afmetingen moet worden gerealiseerd om de mogelijkheden voor voertuigen uit de EU om gebruik te maken van het Bulgaarse wegennet niet te beperken. Het reizigersvervoer per spoor en over de weg zijn elk op zich minder problematisch dan de overige sectoren wat de overname van het acquis betreft, zij het dat voor het spoor nog wat meer duidelijkheid zal moeten worden verschaft en een extra inspanning zal moeten worden gedaan. Daarentegen lijkt ten aanzien van het functioneren zelf van deze twee markten meer voorzichtigheid geboden, daar met de noodzakelijke structurele wijzigingen (geprivatiseerd beheer, vrije concurrentie, enz.) nog maar pas een begin is gemaakt. De ontwikkeling van een geïntegreerd en concurrerend vervoersysteem is een doelstelling die door de Bulgaarse autoriteiten wordt onderschreven; de twee belangrijkste randvoorwaarden zullen waarschijnlijk zijn dat het vervoer op een behoorlijk veiligheidsniveau moet worden gebracht en dat het vervoersysteem optimaal moet worden gebruikt. Wat veiligheid betreft, heeft Bulgarije reeds bemoedigende resultaten geboekt, maar worden de communautaire normen, met name voor de luchtvaart, de zeevaart en het wegvervoer, nog lang niet gehaald. Ten aanzien van de beoogde samenhang van het vervoersysteem zal Bulgarije waarschijnlijk te maken krijgen met een permanent stijgende tendens van het wegvervoer en zal het land, gezien de geringe ontwikkeling van het wegennet vergeleken met het spoorwegnet en de waterwegen, het spoorvervoer en de binnenvaart moeten stimuleren. De overgang van een geleide staatseconomie met een voorkeur voor spoorvervoer en binnenvaart naar een markteconomie met vrije keuze van de vervoerwijze door de gebruiker heeft een heroriëntering van de vervoerstromen naar de weg tot gevolg. Deze ontwikkeling heeft zich in Bulgarije nog maar gedeeltelijk voltrokken. In dit verband wordt in het programma van de regering prioriteit gegeven aan een zoveel mogelijk op vrije marktprincipes gebaseerde vormgeving van de vervoerssector, inclusief de herstructurering en privatisering van de Bulgaarse staatsspoorwegen (BTZ) en Balkan Air als onderdeel van het algemene terugtreden van de overheid als eigenaar en beheerder van vervoerbedrijven. Wat de verbetering van de verbindingen met de lidstaten en de buurlanden aangaat, is Bulgarije voornemens om tussen 1995 en 1999 ongeveer 0,6 miljard ecu uit de eigen begroting te investeren in infrastructuur voor het internationaal vervoer, met name panEuropese corridors. Dit bedrag komt overeen met circa 1,2% van het BNP, maar waarschijnlijk niet zal volstaan om in de behoeften te voorzien, gezien de toestand van het wegennet en met name het feit dat het niet goed is afgestemd op de technische kenmerken 87
van de voertuigen voor goederenvervoer over de weg uit de Gemeenschap; mocht dit bedrag bij gebrek aan begrotingsmiddelen nog worden verlaagd, dan zou de zwakke positie van de vervoersinfrastructuur nog worden verergerd. Conclusie Bulgarije heeft vooruitgang geboekt bij de overname van het communautaire acquis inzake vervoer. Een snelle aanpassing aan het acquis is noodzakelijk; met name de zeevaartsector en de sector goederenvervoer over de weg kunnen in dit opzicht problemen veroorzaken, vooral wat het aspect veiligheid betreft. Voor de overige vervoersectoren, met name spoorvervoer, zal erop moeten worden toegezien dat het acquis daadwerkelijk wordt geïmplementeerd. Ook zal erop moeten worden toegezien dat de nodige middelen beschikbaar worden gesteld voor de totstandbrenging van de basis van het toekomstige tot de nieuwe lidstaten uitgebreide Trans-Europese vervoersnetwerk en dat het wegennet in hoog tempo op peil wordt gebracht en de consequenties van de overname van het acquis voor de vernieuwing van het wagenpark snel worden opgevangen. Ook zullen de Bulgaarse administratieve structuren, inclusief de controle-instanties, zoals die welke bevoegd zijn voor de veiligheid, snel en op consequente wijze moeten worden versterkt. Midden- en kleinbedrijf Het ondernemingsbeleid van de EU beoogt het stimuleren van een klimaat dat gunstig is voor de ontwikkeling van het MKB in de hele EU, het vergroten van zijn concurrentievermogen en het aanmoedigen van zijn europeanisering en internationalisering. Het wordt gekenmerkt door een hoge graad van subsidiariteit. De aanvullende rol van de Gemeenschap wordt omschreven en ten uitvoer gelegd door middel van een meerjarenprogramma voor het MKB in de EU. Dit programma bevat de juridische en budgettaire grondslag voor de specifieke beleidsmaatregelen van de Gemeenschap voor het MKB. Het acquis bleef tot dusverre beperkt tot aanbevelingen op specifieke gebieden, hoewel wetgeving in andere sectoren ook van invloed is op het MKB (b.v. mededinging, milieu, vennootschapsrecht). De Europa-Overeenkomst behelst samenwerking voor het ontwikkelen en versterken van het MKB, in het bijzonder in de particuliere sector, onder meer door middel van voorlichting en bijstand in verband met de juridische, administratieve en fiscale voorwaarden. Het Witboek bevat geen specifieke maatregelen. Situatieschets De particuliere sector, die aan het eind van de jaren tachtig zo goed als niet bestond, nam in 1995 38% van de toegevoegde waarde voor zijn rekening en ongeveer 41% van de totale werkgelegenheid. Eind 1996 waren 321.000 particuliere ondernemingen geregistreerd (een aanzienlijke toename tegenover de drie vorige jaren) vergeleken met 20.000 overheidsondernemingen. Er worden geen gegevens over de omvang van particuliere ondernemingen verzameld, maar alle beschikbare bronnen wijzen erop dat het voor het grootste gedeelte micro-ondernemingen met minder dan 5 werknemers zijn. Het merendeel van de particuliere ondernemingen houdt zich bezig met handel en dienstverlening aan personen en bedrijven. 88
Particuliere ondernemingen worden geconfronteerd met een onstabiel economisch klimaat, hoge rentevoeten, hoge en onstabiele belastingen en rechtsonzekerheid als de belangrijkste beperking voor de expansie van hun activiteiten. In Bulgarije is niet voorzien in een speciaal juridisch kader voor het MKB. In 1991 werd onder auspiciën van het ministerie van industrie een MKB-fonds ingesteld om de oprichting van kleine particuliere ondernemingen te steunen door het verstrekken van leningen tegen een gunstige rentevoet. Met steun van PHARE zijn regionale ontwikkelingsbureaus, ondersteuningscentra voor het bedrijfsleven en een MKB-kredietlijn tot stand gebracht. Ondersteuning van het MKB is tot op zekere hoogte eveneens beschikbaar via nietgouvernementele organisaties, zoals de kamer van koophandel en industrie. Opeenvolgende regeringen hebben herhaaldelijk hun steun toegezegd voor de oprichting van een nationaal MKB-bureau; naar verluidt zal binnenkort een regeringsdecreet worden aangenomen. De thans geleverde inspanningen om het MKB te versterken in de voorbereidingsperiode voor de toetreding zullen derhalve moeten worden voortgezet. Evaluatie en prognose Voor het overwinnen van de belemmeringen voor de groei van de particuliere sector in Bulgarije zal vastberaden moeten worden gestreefd naar stabilisering van het macroeconomische klimaat, vereenvoudiging van wetgeving en administratieve routines, versterking van de ondersteuningsinfrastructuur, verbetering van het belastingklimaat en ontwikkeling van de toegang van het MKB tot financiering. Deze taak zal niet in één jaar zijn volbracht. Het vroegere economische beleid en het wettelijke, fiscale en administratieve klimaat waren niet gunstig voor de ontwikkeling van het MKB. Naast de herstructurering die de grotere overheidsondernemingen in Bulgarije moeten ondergaan, dient te worden voorzien in passende stimuleringsmaatregelen en ondersteuningsstructuren voor het MKB. Recente regeringsinitiatieven zijn in dat verband bemoedigend. Conclusie Voor de integratie van Bulgarije doen zich op dit gebied geen bijzondere problemen voor. 3.5 Economische en sociale cohesie Werkgelegenheid en sociale zaken Het sociale beleid van de Gemeenschap heeft vaste vorm gekregen via diverse instrumenten, zoals wettelijke bepalingen, het Europees Sociaal Fonds en de specifieke maatregelen met betrekking tot, onder andere, volksgezondheid, armoede en gehandicapten. Er is een juridisch acquis op de gebieden veiligheid en gezondheid op het werk, arbeidsrecht en arbeidsvoorwaarden, gelijke kansen voor mannen en vrouwen, sociale zekerheid van migrerende werknemers en tabaksproducten. Kenmerkend voor de sociale wetgeving in de Unie is de vaststelling van minimumvoorschriften. Voorts is in het EU-Verdrag (artikel 118) een bepaling opgenomen inzake de dialoog tussen de sociale partners op Europees niveau en wordt in het Protocol betreffende het sociale beleid verwezen naar de raadpleging van de sociale partners en maatregelen om de sociale dialoog te vergemakkelijken. 89
De Europa-Overeenkomst voorziet in aanpassing van de wetgeving aan het Gemeenschapsrecht, in samenwerking voor de verbetering van het peil van de bescherming van gezondheid en veiligheid van de werknemers, en in samenwerking op het gebied van beleidsmaatregelen voor de arbeidsmarkt en dat van de modernisering van het stelsel van sociale zekerheid. Tevens is bepaald dat werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die wettig in Bulgarije zijn tewerkgesteld, wat betreft de arbeidsvoorwaarden vrij van discriminatie op grond van de nationaliteit dienen te worden behandeld. Het Witboek omvat maatregelen met het oog op convergentie op alle deelgebieden van het acquis. Situatieschets In Bulgarije verkeren de structuren voor overleg tussen de sociale partners over sociaaleconomische problemen nog in een embryonaal stadium. De sociale dialoog neemt in hoofdzaak de vorm aan van driepartijenoverleg tussen de vakbonden, de werkgevers en de staat, waarbij de definitieve beslissing een zaak is van de bevoegde overheidsinstantie. Het overleg vindt plaats in het kader van de “Nationale Raad voor trilaterale samenwerking”. Gezien de overheersende rol van de overheid stonden de vakbonden tot voor kort weigerachtig ten opzichte van deelneming aan de trilaterale samenwerkingsstructuren. Er zijn twee grote vakbonden die lid zijn van het Europees Verbond van Vakverenigingen (EVV) en vier andere erkende vakbonden; de werkgevers worden vertegenwoordigd door een aantal organisaties die de belangen van de openbare en de particuliere sector verdedigen. Naarmate de privatisering veld wint, kunnen de grondslagen worden gelegd voor een evenwichtiger sociaal overleg. Sedert de overgang kent de bedrijvigheid in de overheidssector een steile afname en die in de particuliere sector een matige groei; de werkloosheid is dan ook pijlsnel gestegen. Volgens de berekeningswijze van de ILO bedroeg de werkloosheid 13,7% in 1996 - een afname ten opzichte van 20,5% in 1994. Bulgarije heeft een begin gemaakt met de ontwikkeling van moderne beleidsmaatregelen, regels en instellingen voor de arbeidsmarkt. Dit proces zal in het kader van het op structurele hervormingen gerichte regeringsbeleid moeten worden voortgezet. Hoewel het stelsel van de sociale zekerheid de meeste maatschappelijke risico’s dekt en regelingen inzake ziekteverzekering, ongevallenverzekering, gezondheidszorg en sociale bijstand omvat, is het niveau van de werkelijk uitgekeerde bedragen te laag om de betrokkenen voor armoede te behoeden: eind 1996 leefde meer dan 40% van de bevolking beneden de officiële armoedegrens. Het aantal tegen maatschappelijke risico’s verzekerde burgers is afgenomen van meer dan vier miljoen in 1990 tot minder dan drie miljoen in 1994, al gaan de cijfers thans weer in stijgende lijn. Het aandeel van het BBP dat aan de sociale zekerheid wordt besteed, is relatief laag: het bedroeg ca. 10% in 1995 (een vermindering ten opzichte van 12% in 1990). Er blijft een volgehouden inspanning nodig om de voorzieningen op het stuk van de sociale zekerheid verder te ontwikkelen. De algemene toestand van de volksgezondheid in Bulgarije is zorgwekkend. Het stelsel van de gezondheidszorg ziet zich met grote problemen geconfronteerd, met inbegrip van occasionele tekorten aan geneesmiddelen en medisch basisinstrumentarium. Evaluatie en prognose 90
Bulgarije is weliswaar begonnen met de aanpassing van zijn wetgeving aan de specifieke EU-praktijk op het gebied van gezondheid en veiligheid van werknemers, maar aan de eisen en beginselen van de kaderrichtlijn van 1989 wordt nog niet voldaan. Vooralsnog blijft onduidelijk in welke mate het land beschikt over een onafhankelijke inspectiestructuur die op de uniforme en correcte toepassing van de gezondheids- en veiligheidsnormen kan toezien. De bestaande structuur heeft noch de bevoegdheid, noch de middelen om een correcte handhaving van de normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk te garanderen. Fundamentele aanpassingen zijn ook nodig op het gebied van het arbeidsrecht, en zulks zowel op het niveau van de wetgeving als op dat van de structuren voor het toezicht op de naleving daarvan. De wetgeving die de werknemers en hun vertegenwoordigers een passende rol moet garanderen bij het overleg in situaties zoals collectief ontslag of de overbrenging van ondernemingen, vertoont lacunes. Voorts ontbreken ook specifieke bepalingen ter bescherming van de werknemers bij faillissement van de werkgever of bij collectief ontslag. De wet- en regelgeving met betrekking tot de voorwaarden van het dienstverband, bijvoorbeeld arbeidsovereenkomsten, de bescherming van jonge werknemers en de arbeidstijd, moeten worden aangevuld en er moet worden voorzien in controle op de correcte naleving ervan. Wat gelijke kansen voor mannen en vrouwen betreft, wordt door de Bulgaarse wetgeving aan de basisbepalingen van de EG-wetgeving voldaan. De wetgeving ten gunste van de vrouwen wordt in de praktijk echter niet altijd toegepast, en de situatie van de vrouw lijkt erop achteruit te zijn gegaan. Arbeidsrechtbanken zijn er niet, en het is niet duidelijk of gevallen van discriminatie voor gewone rechtbanken kunnen worden gebracht. Wat het recht op vrij verkeer voor werknemers betreft, lijken er geen redenen te zijn waarom Bulgarije de relevante bepalingen van het acquis niet zou kunnen toepassen. De invoering van het recht op vrij verkeer zal echter een aanpassing van de nationale wetgeving vereisen, met name wat betreft de toegang tot het arbeidsproces en de gelijke behandeling, ongeacht de nationaliteit. Op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers zal de toetreding in beginsel geen wezenlijke problemen scheppen. Wel zullen bepaalde technische aanpassingen nodig zijn. Van groter belang is het vermogen van de administratie om bij samenwerking met andere landen de gedetailleerde coördinatieprocedures toe te passen. Bulgarije zal de nodige administratieve structuren tot stand moeten brengen die vereist zijn om in het coördinatiesysteem te kunnen functioneren. Bulgarije heeft wetgeving ingevoerd ter omzetting van de EG-richtlijnen inzake de op sigarettenverpakkingen aan te brengen waarschuwing en het maximale teergehalte. Conclusie Bulgarije vindt slechts moeizaam aansluiting bij de EG-normen, en de bestaande maatregelen worden niet steeds overeenkomstig de EG-praktijk toegepast. Het sociale stelsel is aan hervorming toe en de sociale dialoog moet worden verbeterd. Voor een doeltreffende tenuitvoerlegging zijn nog zeer aanzienlijke inspanningen vereist. Alvorens Bulgarije de verplichtingen van het lidmaatschap van de Unie op zich kan nemen, zal nog 91
serieuze vooruitgang moeten worden geboekt op het stuk van de aanpassing van de wetgeving en de tenuitvoerlegging van het communautaire acquis. Regionaal beleid en samenhang Overeenkomstig titel XIV van het Verdrag draagt de Gemeenschap bij aan de versterking van de samenhang, voornamelijk via de structuurfondsen. Bulgarije moet deze instrumenten op doeltreffende wijze ten uitvoer leggen met inachtneming van de op het moment van de toetreding geldende beginselen, doelstellingen en procedures. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking op het gebied van regionale ontwikkeling en ruimtelijke ordening, met name door de uitwisseling van informatie tussen lokale, regionale en nationale instanties en de uitwisseling van overheidspersoneel en deskundigen. Het Witboek bevat geen specifieke bepalingen terzake. Situatieschets In 1995 was Bulgarije’s BBP per hoofd omstreeks 24% van het EU-gemiddelde terwijl de reële werkloosheid 14% bedroeg. Het zwaarst getroffen gebied, Montana (19,6%), heeft een geregistreerde werkloosheid die bijna 15% hoger ligt dan in Sofia (4,5%). Het huidige proces van structurele aanpassing op regionaal niveau wordt voornamelijk door twee factoren beïnvloed: - een regionaal gedifferentieerde achteruitgang van de industriële en agrarische activiteiten. Het meest significant is het verval van de verwerkende industrie in de regio’s Haskovo, Russe en Varna. Wat de landbouw betreft zijn Bourgas, Varna en Plovdiv de zwaarst getroffen regio’s. - regionale dispariteiten in de basisvoorwaarden voor economische ontwikkeling, als gevolg van kwalitatieve verschillen in onder meer infrastructuur en menselijk potentieel. Ook is er enige bezorgdheid over de grensgebieden omdat zich daar verschijnselen van ontvolking en isolement voordoen. Bulgarije is verdeeld in negen regio’s die elk een administratieve eenheid vormen en door de staat worden bestuurd. 255 autonome gemeentebesturen vormen de administratieve en territoriale basiseenheden voor zelfbestuur. Bulgarije werkt momenteel aan een bestuurlijke hervorming waarbij wordt beoogd de negen regio’s te vervangen door 12 à 21 districten waaraan eventueel het recht van zelfbestuur kan worden toegekend. Ingevolge de in 1994 goedgekeurde nationale richtlijnen voor regionale ontwikkeling wordt het beleid van structurele aanpassing in nationaal verband sectorgericht ontwikkeld waarbij regionale problemen specifiek in aanmerking kunnen worden genomen. Er is ontwerp-wetgeving in voorbereiding voor regionale beleidslijnen op basis van EGpraktijken en er zijn plannen voor de oprichting van een regionaal ontwikkelingsfonds. Het Ministerie van Regionale Ontwikkeling en Opbouw is op dit gebied de leidende regeringsinstelling. Traditioneel was de rol van dit ministerie gericht op de ontwikkeling van infrastructuur, speciaal waterreserves en nutsbedrijven, de bouw, energieverbindingen en ruimtelijke ordening.
92
Er werd een adviserende raad voor grensoverschrijdend beleid, infrastructuur en lokale overheden opgericht voor de coördinatie van regionale ontwikkelingsinitiatieven die via het sectorbeleid ten uitvoer worden gelegd. Bulgarije’s belangrijkste maatregel op het stuk van regionale ontwikkeling bestaat in financiële steun aan gemeenten in een crisissituatie. Maar het aandeel van Bulgarije’s ontwikkelingsuitgaven dat een mogelijke tegenhanger voor de financiële bijstand in het kader van het structuurbeleid van de EG zou kunnen vormen, valt nog niet te bepalen. Het cofinancieringsvermogen van Bulgarije kan momenteel dan ook niet met voldoende betrouwbaarheid worden beoordeeld. Evaluatie en prognose Bulgarije’s initiatieven op het gebied van regionale ontwikkeling worden ten uitvoer gelegd in het kader van het sectorbeleid. Desalniettemin wint het besef steeds meer veld dat er groeiende regionale dispariteiten zijn en dat er een actief regionaal beleid nodig is waarbij alle bestuurlijke niveaus moeten worden betrokken. Op het ogenblik is er echter geen samenhangend geheel van strategieën en ontbreekt het aan een administratief kader en aan begrotingsinstrumenten voor een regionaal ontwikkelingsbeleid, terwijl het Regionaal Ontwikkelingsfonds dat in januari 1997 in werking had moeten zijn nog niet is opgericht. Conclusie De Bulgaarse instanties lijken er steeds meer van doordrongen dat de groeiende regionale verschillen moeten worden gecompenseerd met een efficiënt regionaal beleid. Het bestuurlijk vermogen van het land om gïntegreerde regionale ontwikkelingsprogramma’s uit te voeren moet echter worden verbeterd. In het bijzonder dienen de administratieve en budgettaire procedures te worden versterkt. Er zijn nog significante hervormingen nodig waaronder de totstandbrenging van een efficiënte interdepartementale coördinatie en de introductie van de nodige financiële middelen als tegenhanger voor de EU-steun voordat Bulgarije in staat zal zijn om de communautaire regels toe te passen en de middelen uit het structuurbeleid van de EG naar de juiste bestemming te leiden. 3.6 Levenskwaliteit en milieu Milieu Het milieubeleid van de Unie, dat is afgeleid van het Verdrag, is gericht op een duurzame ontwikkeling op basis van de integratie van milieubescherming in sectoraal beleid van de EU, preventieve maatregelen, het beginsel dat de vervuiler betaalt, bestrijden van milieuschade bij de bron en gedeelde verantwoordelijkheid. Het acquis omvat ongeveer 200 wettelijke maatregelen die een brede waaier van onderwerpen beslaan, zoals wateren luchtvervuiling, beheer van afvalstoffen en chemische stoffen, biotechnologie, stralingsbescherming en bescherming van de natuur. De lidstaten moeten erop toezien dat een milieueffectenbeoordeling wordt uitgevoerd voordat voor bepaalde openbare en particuliere projecten een ontwikkelingsvergunning wordt afgegeven. De Europa-Overeenkomst bepaalt dat het Bulgaarse ontwikkelingsbeleid moet worden onderworpen aan het beginsel van duurzame ontwikkeling en ten volle rekening moet 93
houden met milieuoverwegingen. Zij wijst milieuaangelegenheden aan als prioriteit voor bilaterale samenwerking en als gebied voor onderlinge aanpassing van de wetgevingen met die van de Gemeenschap. Het Witboek beslaat slechts een klein deel van het acquis op milieugebied, namelijk wetgeving met betrekking tot producten, hetgeen rechtstreeks verband houdt met het vrije verkeer van goederen. Situatieschets Bulgarije heeft zeer ernstige milieuproblemen die nog onvoldoende worden aangepakt. Bulgarije kent hoge emissies van vervuilende stoffen in de lucht, met name zwaveldioxide en deeltjes afkomstig van thermische energiecentrales, zware industrie, huishoudelijke verwarming en motorvoertuigen. De lokale kwaliteit van de lucht houdt significante risico’s in voor de volksgezondheid. Afval is ook een zeer zorgwekkend onderwerp: de afvalbeheerspraktijken zijn rudimentair, met name wat betreft verwijderingsactiviteiten, en afvalverbranding is niet aan regelgeving onderworpen. Bodemverontreiniging en -erosie zijn ook ernstige problemen. De kwaliteit van het grondwater is in het algemeen goed genoeg voor de drinkwaterbevoorrading. In bepaalde gebieden zijn er echter problemen met de vervuiling door metalen en door sulfaten en nitraten, afkomstig van meststoffen. Bulgarije kent een indrukwekkende biodiversiteit en de bescherming van het natuurlijk erfgoed is traditioneel een prioriteit geweest. In 1990 werd een milieuministerie opgericht en werd een milieukaderwet goedgekeurd (1990, later gewijzigd), waarmee onder andere het beginsel dat de vervuiler betaalt en de milieueffectenbeoordeling werden ingevoerd. In 1992 werd een milieustrategie opgesteld, die in 1994 werd bijgewerkt. In die strategie wordt de verdere ontwikkeling vastgelegd voor het institutionele, juridische en regelgevende kader en worden gebieden aangegeven waarvoor prioritaire maatregelen noodzakelijk zijn, namelijk (onder andere) emissies in de lucht van lood en andere zware metalen en eventuele verontreiniging van drinkwater en voedsel. Het in 1995 opgezette nationale milieubeschermingsfonds, dat voornamelijk wordt gefinancierd uit boetes en belastingen voor industriële vervuiling en brandstoffen, verleent subsidies en leningen aan gemeenten en bedrijven voor milieumaatregelen. Tot nu toe wordt er in Bulgarije weinig uitgegeven voor het milieu. De wetgeving, met inbegrip van regelgeving inzake milieueffectenbeoordeling, blijft onvoldoende. Lucht-emissienormen zijn onvoldoende voor bepaalde stoffen en de bestaande normen worden niet uniform toegepast. Er is echter een luchtverontreinigingswet opgesteld waarmee de invoering van een vergunningenstelsel wordt voorgesteld. Emissienormen betreffende het water zijn onvoldoende, ook al is er een nieuwe waterwet opgesteld. Afgezien van het gebied gevaarlijke afvalstoffen, waarvoor enige regelgeving bestaat, is er geen samenhangend nationaal beleid of wetgeving inzake afvalbeheer. Er is geen officiële controle van afvalbeheerspraktijken en geen specifieke wetgeving inzake de verbranding van afvalstoffen. Niet alle soorten afvalstoffen komen voor in de onlangs opgestelde afvalwet. Regelgeving inzake chemische stoffen en vervuiling door de landbouw ontbreken of moeten worden bijgewerkt. Hetzelfde geldt voor stralingsbescherming, waarvoor tevens geldt dat er niet van een “veiligheidscultuur” kan worden gesproken. De opslagplaats voor radioactief afval van Rovi Han voldoet niet aan de veiligheidsnormen die vandaag in de EU algemeen worden aanvaard.. 94
In haar programma kondigt de regering een nieuwe milieustrategie en nieuwe wetgeving aan, met wetten betreffende water- en natuurbescherming, alsmede fiscale stimulansen voor milieu-investeringen. Evaluatie en prognose Ook al wordt de hele Bulgaarse milieuwetgeving thans herzien en neigt nieuwe wetgeving ernaar EG-normen over te nemen of te benaderen (bijvoorbeeld de ontwerp-waterwet), toch is de mate van aanpassing op de meeste gebieden gebrekkig; bijvoorbeeld lucht- en waterkwaliteit, afvalbeheer, chemische stoffen, stralingsbescherming en natuurbescherming. De regelgeving inzake milieueffectenbeoordeling moet verder worden ontwikkeld, aangezien recente amendementen het effect ervan aanzienlijk hebben afgezwakt. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar de snelle omzetting van kaderrichtlijnen betreffende lucht, afvalstoffen, water en de IPPC-richtlijn (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging), alsmede het opstellen van financieringsstrategieën voor wetgeving in de water-, lucht- en afvalsectoren, waarvoor grote investeringen vereist zijn. Om daadwerkelijk te voldoen aan de milieunormen van de EG, moet Bulgarije zelfs een nog grotere achterstand inhalen. Het nationale milieutoezichtsnetwerk is in de afgelopen jaren wel versterkt, maar voor een doeltreffende toepassing van de wetgeving is ook politieke wil vereist, alsmede een adequate personeelsbezetting van de nationale en gemeentelijke instellingen. Er zullen grote investeringen nodig zijn voor daadwerkelijke omzetting van de EG-normen op de meeste gebieden, met name wat betreft waterkwaliteit, stedelijk afval en voor de modernisering van de industrie. Er zullen ook aanzienlijke inspanningen nodig zijn om de administratieve capaciteit op te bouwen waarmee Bulgarije de EG-wetgeving volledig kan goedkeuren, toepassen en doen naleven. De toetredingsstrategie van Bulgarije op milieugebied dient tenuitvoerleggingsagenda’s te bevatten om te voldoen aan het milieu-acquis van de EG, waarbij onder andere moet worden begonnen met de tenuitvoerlegging van de hierboven vermelde kaderrichtlijn en de IPPC-richtlijn. Conclusie Om te voldoen aan het acquis van de EG is een positieve ontwikkeling van de economische situatie nodig en zal meer en op samenhangender wijze nadruk moeten worden gelegd op milieukwesties, grootschalige investeringen en de ontwikkeling van een omvangrijke, kosteneffectieve en goed gerichte milieustrategie, alsmede een adequate tenuitvoerlegging en toezichtsstructuren. Wanneer een dergelijke strategie wordt toegepast kan een volledige omzetting van het acquis op de middellange tot lange termijn worden bereikt. Daadwerkelijk voldoen aan een aantal elementen van de wetgeving, waarvoor een voortdurende hoge mate van investeringen en aanzienlijke administratieve inspanningen vereist zijn (bijvoorbeeld behandeling van stedelijk afvalwater, drinkwater, aspecten van afvalbeheer en luchtvervuilingswetgeving) kan echter slechts op de zeer lange termijn worden bereikt. Consumentenbeleid Het acquis communautaire omvat de bescherming van de economische belangen van consumenten (o.a. wat betreft misleidende reclame, prijsaanduiding, consumentenkrediet, oneerlijke contractvoorwaarden, televerkoop, pakketreizen, verkoop buiten normale 95
verkoopruimten en timesharing), evenals de algemene veiligheid van producten en de specifieke sectoren cosmetica, textieletiketten en speelgoed. De Europa-Overeenkomst voorziet in harmonisatie van de wetgeving met het Gemeenschapsrecht en in samenwerking met het oog op het tot stand brengen van volledige overeenstemming tussen de systemen voor consumentenbescherming in Bulgarije en de Gemeenschap. Fase-I-maatregelen van het Witboek richten zich op verbetering van de productveiligheid, o.a. wat betreft cosmetica, textieletiketten en speelgoed, en op de bescherming van de economische belangen van de consument, vooral op het gebied van misleidende reclame, consumentenkrediet, oneerlijke contractvoorwaarden en prijsaanduiding. Fase-II-maatregelen houden verband met pakketreizen, verkoop buiten normale verkoopruimten, en timesharing. Ook moet rekening worden gehouden met nieuwe EG-wetgeving die onlangs is vastgesteld (televerkoop) of binnenkort zal worden vastgesteld (vergelijkende reclame, prijsaanduiding).
96
Situatieschets In de grondwet worden consumentenbescherming en vrije concurrentie genoemd als fundamentele economische principes. Een ontwerp-wet inzake consumentenbescherming is al enige tijd in behandeling. In afwachting dat deze wordt goedgekeurd wordt ter regulering van dit aspect een aantal specifieke wetten toegepast. Er is geen specifieke instantie die belast is met de ontwikkeling van consumentenbeleid en het toezicht op de naleving van de wetgeving inzake consumentenbescherming. Bij de opstelling en de controle op de naleving van consumentenwetgeving zijn verschillende ministeries betrokken, maar er is geen centrale coördinerende instantie. De in 1990 opgerichte consumentenbond is de enige organisatie in Bulgarije die zich specifiek bezighoudt met consumentenbelangen. Het is een onafhankelijke bond van consumentenverenigingen en -clubs die adviezen en informatie aan consumenten verstrekt en tevens actie voert en lobbyt bij de overheid. Evaluatie en prognose Er is behoefte aan een onafhankelijk instantie met een toezichthoudende functie op het gebied van consumentenzaken. Door de vaststelling van de geplande wet consumentenbescherming zouden weliswaar veel onvolkomenheden kunnen worden verholpen, maar toch zal er nog een aantal leemten in de regelgeving overblijven. Wat de bescherming van de economische belangen van de consumenten betreft, zullen ingrijpende wijzigingen moeten worden aangebracht in de bestaande wetgeving inzake prijsaanduiding, misleidende reclame, oneerlijke contractvoorwaarden en consumentenkrediet. Nieuwe wetgeving zal moeten worden vastgesteld op gebieden zoals verkoop buiten normale verkoopruimten, televerkoop en pakketreizen. Aangezien de Bulgaarse wetgeving geen algemene bepalingen inzake productveiligheidsnormen bevat, zal de vaststelling van de wet consumentenbescherming een nieuwe stap in de richting van de harmonisatie van de wetgeving met de Europese regelgeving betekenen. Er is geen wetgeving bekend die voorschriften inzake de etikettering van kleding en textielproducten bevat, en de bestaande wetgeving inzake de veiligheid van speelgoed zal moeten worden aangepast. De wetgeving op het gebied van cosmetica staat over het algemeen dicht bij de Europese regelgeving, maar moet op een aantal punten worden gewijzigd om daarmee volledig in overeenstemming te worden gebracht. In hun document over de nationale strategie voor de tenuitvoerlegging van het Witboek kondigen de Bulgaarse autoriteiten aan dat de omzetting van de richtlijnen inzake consumentenbescherming in nationale wetgeving normaal eind 1998 zal zijn afgerond. De overname van het acquis zal gepaard moeten gaan met de ontwikkeling van een sterke en onafhankelijke consumentenbeweging die wordt gesteund door de overheid. Conclusie Wil Bulgarije voldoen aan de EG-normen inzake bescherming van consumentenbelangen zal het land het tempo van de voorbereiding van zijn consumentenwetgeving aanzienlijk moeten opvoeren. Hoewel een begin is gemaakt met het harmonisatieproces in het kader 97
van de Europa-Overeenkomsten, zijn de basisbeginselen van het acquis nog niet verwerkt in het Bulgaarse recht. Om op middellange termijn tot volledige overeenstemming met de EU-wetgeving te komen zal met volledige inzet een aanzienlijke inspanning moeten worden gedaan. 3.7 Justitie en Binnenlandse Zaken Huidige bepalingen Het acquis betreffende justitie en binnenlandse zaken (JBZ) steunt hoofdzakelijk op het kader voor samenwerking omschreven in Titel VI (artikel K) van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) (de “derde pijler”), ofschoon het eveneens aansluit bij een aantal voorschriften en wettelijke bepalingen van de “eerste pijler” (het EG-Verdrag). Het JBZ-kader van de EG heeft hoofdzakelijk betrekking op asiel, controle aan de buitengrenzen en immigratie, douanesamenwerking en politiële samenwerking ter bestrijding van zware criminaliteit met inbegrip van de illegale drugshandel, en justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en strafzaken. In het VEU wordt aangegeven van welke basisbeginselen voor die samenwerking wordt uitgegaan, te weten de beginselen vervat in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen. Impliciet wordt eveneens uitgegaan van een aantal internationale overeenkomsten op de genoemde gebieden, met name die van de Raad van Europa, van de Verenigde Naties en van de Conferentie van Den Haag. De wetgevingsaspecten van het acquis van de derde pijler verschillen van die van de eerste pijler. Het acquis van de derde pijler bestaat namelijk uit overeenkomsten, gemeenschappelijke optredens, gemeenschappelijke standpunten en resoluties (waaronder eveneens de reeds goedgekeurde gedeelten van ontwerp-besluiten waarover nog wordt onderhandeld). Een aantal EU-overeenkomsten (met inbegrip van de Overeenkomst van Dublin van 1990 en overeenkomsten inzake uitlevering, fraude en EUROPOL) zijn door de Raad goedgekeurd en worden thans in het kader van de bekrachtigingsprocedures behandeld door de nationale parlementen. Verschillende andere overeenkomsten, met inbegrip van een overeenkomst betreffende de buitengrenzen, bevinden zich in diverse onderhandelingsstadia bij de Raad. Het JBZ-acquis impliceert zowel een hoge graad van praktische samenwerking als wetgeving en de daarmee verband houdende effectieve tenuitvoerlegging. Het nieuwe Verdrag Voor verschillende van de bovenvermelde materies zal bij het in werking treden van het uit de Intergouvernementele Conferentie van Amsterdam voortgekomen Verdrag het huidige samenwerkingskader ver zijn voorbijgestreefd. In het nieuwe Verdrag worden namelijk, via de bevestiging van het streven naar de ontwikkeling van de Unie als “een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid”, bedoelde materies, en met name het vrije verkeer van personen, asiel en immigratie, in de communautaire sfeer geplaatst. Met betrekking tot het vrije verkeer van personen in het bijzonder voorziet het nieuwe Verdrag in de opneming van het Schengen-acquis in het kader van de Europese Unie, alsook in de volledige overname van dat acquis door elke kandidaat voor het EUlidmaatschap. 98
Met betrekking tot de materies welke in de samenwerkingssfeer blijven, te weten de politiële en strafrechtelijke aangelegenheden, voorziet het nieuwe Verdrag in een versterking van het samenwerkingssysteem. De Europa-Overeenkomst en het Witboek De Europa-Overeenkomst voorziet eveneens in samenwerking met betrekking tot de bestrijding van drugsmisbruik en het witwassen van geld. In het Witboek worden geen derdepijlerthema’s expliciet behandeld maar wordt verwezen naar eerstepijlermateries, zoals het witwassen van geld en het vrije verkeer van personen, welke nauw verband houden met belangrijke onderwerpen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Het bevat eveneens verwijzingen naar de overeenkomsten van Brussel en Rome. Situatieschets Eerste vereisten voor de JBZ-samenwerking Bulgarije is in 1992 toegetreden tot de Raad van Europa en heeft in oktober 1996 de belangrijkste instrumenten op het gebied van de mensenrechten, met uitzondering van dat betreffende de minderheden, geratificeerd. Er is voorzien in een rechterlijke macht die, in overeenstemming met de beginselen van de rechtsstaat, onafhankelijk is. Met betrekking tot de JBZ-instellingen zijn hervormingen aan de gang, maar er valt nog een lange weg af te leggen wat betreft, bijvoorbeeld, het consolideren van het respect voor de beginselen van de rechtsstaat en het aanpakken van de structurele lacunes, de ontoereikendheid van de personele middelen en de corruptie in overheidsdiensten. De Bulgaarse wetgeving biedt slechts minimale waarborgen inzake gegevensbescherming. Bulgarije heeft een begin gemaakt met de voorbereiding van een veelomvattend gegevensbeschermingssysteem en laat zich daarbij adviseren door de Raad van Europa. (Zie eveneens onder “Interne markt”.) Asiel Bulgarije is in 1992 toegetreden tot het Verdrag van Genève van 1951 en het desbetreffende protocol van 1967. Dat verdrag is nu rechtstreeks toepasselijk; de uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld bij een verordening inzake de status van vluchtelingen en de asielprocedures, en vallen onder het beheer van het nationaal bureau voor territoriaal asiel en vluchtelingen. In 1995 werden circa 850 aanvragen voor het verlenen van de status van vluchteling ingediend. De momenteel toegepaste procedures zijn op een aantal punten niet in overeenstemming met de internationale normen, met name wat betreft de ondervragings- en uitwijzingsprocedures. De bevoegde ambtenaren en het NGO-personeel zijn niet goed op de hoogte van de situatie in en de wetgeving van vreemde landen; voorts schieten de middelen schromelijk tekort. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe ontwerp-wet die een meer doeltreffende regelgeving inzake asielprocedures moet garanderen. Immigratie en grenscontroles 99
Sedert 1989 zoeken vele Bulgaren werk in landen van de EU, met name Duitsland en Griekenland. Momenteel is Bulgarije een doorvoerland aan het worden voor migranten uit derde landen, met name uit Azië, Afrika en de NOS, die zich in de EU willen vestigen. De zorgwekkende emigratietrend, misbruiken van het immigratiesysteem en andere hiermee samenhangende problemen zoals de drugssmokkel via de Balkanroute, hebben de EU ertoe aangezet Bulgarije en Roemenië te plaatsen op de lijst van derde landen waarvoor een visumplicht geldt. De Bulgaarse autoriteiten maken thans werk van maatregelen die moeten garanderen dat de visumregeling feitelijk strenger wordt toegepast. Ook de toelating tot het Bulgaarse grondgebied wordt strenger gereguleerd; er gaan strakkere regels gelden voor verblijfs- en werkvergunningen en naturalisatie, vooral ten aanzien van risicolanden. In maart 1997 heeft de Bulgaarse regering besloten de visumplicht op te heffen voor burgers van EU/EER-landen. Bulgarije maakt ook werk van strengere procedures ter handhaving van de wet, uitwijzingsprocedures en bestraffing van illegale immigratie, en heeft voorzien in straffen voor mensensmokkelaars. Bulgarije heeft terugnameovereenkomsten met Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Spanje, Polen, Slowakije, Slovenië en Litouwen en werkt aan de voorbereiding van dergelijke overeenkomsten met Portugal, de landen van de Benelux, Denemarken, Tsjechië en Roemenië. Met Turkije bestaat een dergelijke overeenkomst niet. Wat de bescherming van de Bulgaarse grenzen betreft, worden thans hervormingen op het stuk van gemeenschappelijke informatiesystemen, controle van documenten en versterkte bewaking tot stand gebracht. De bevoegdheid terzake wordt gedeeld door de strijdkrachten (langs de Turkse grens - een overblijfsel van de situatie ten tijde van het Warschau-pact) en de grenswacht, maar er wordt momenteel gewerkt aan de totstandbrenging van één civiele nationale grenswacht. Politiële samenwerking Sedert 1990 is de georganiseerde misdaad in Bulgarije sterk toegenomen op zeer diverse gebieden: vrouwenhandel, “bescherming” en andere vormen van afdreiging, afpersing, economische misdrijven en smokkel van diverse goederen, waaronder drugs. De meeste misdadige organisaties zijn in het land zelf ontstaan, maar zij hebben nauwe banden met buitenlandse groepen. De overheid werkt aan de ontwikkeling van een nationaal gecoördineerd programma ter bestrijding van de georganiseerde misdaad en aan een herziening van het strafwetboek om dat soort misdrijven doeltreffender aan te pakken. De instantie die hier het voortouw neemt, is het Centraal Bureau ter bestrijding van de georganiseerde misdaad van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De coördinatie met andere betrokken diensten (Belastingen, Financiën, Justitie) verloopt slecht maar de overheid spant zich in om een en ander te verbeteren. Bulgarije is partij bij de overeenkomst van 1990 inzake het witwassen van geld en heeft in mei 1996 een witwaswet aangenomen. Er dient echter nog een lange weg te worden afgelegd eer het systeem in de praktijk doeltreffend zal werken. (Zie ook onder “Interne markt”.) Bulgarije heeft de belangrijkste overeenkomsten inzake terrorisme geratificeerd. Het officiële standpunt luidt dat er in het land geen terroristische activiteiten plaatsvinden, maar er zijn aanwijzingen dat terroristen Bulgarije als transitland gebruiken.
100
Drugs Bulgarije is een belangrijk doorvoerland voor de drugssmokkel en de binnenlandse vraag neemt toe. De voornaamste drug die via Bulgarije wordt doorgevoerd, is heroïne, maar de statistieken in verband met inbeslagnemingen wijzen uit dat de doorvoer van cannabis toeneemt. De teelt van de slaapbol ligt aan de basis van enige inlandse opiumproductie. Bulgarije is partij bij de belangrijkste internationale overeenkomsten inzake drugs. De overheid werkt aan de instelling van een nationale raad die met een geïntegreerde strategie de strijd tegen druggebruik en drugshandel moet aanbinden. Zij heeft ontwerp-wetten opgesteld om de bestrijding van narcotica, synthetische drugs en uitgangstoffen te intensiveren, en zij heeft bij de politie en bij de douanediensten speciale antidrugseenheden in het leven geroepen. Justitiële samenwerking Bulgarije heeft de belangrijkste overeenkomsten inzake misdaadbestrijding geratificeerd en het wetboek van strafvordering voorziet in de mogelijkheid van justitiële samenwerking, maar de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot die overeenkomsten zijn niet vastgesteld. Het wetboek van burgerlijke rechtsvordering voorziet in bepaalde procedures voor justitiële samenwerking en Bulgarije heeft de Overeenkomst inzake de internationale handelsarbitrage geratificeerd maar nog geen werk gemaakt van de overeenkomsten van Den Haag. In het algemeen heeft het Bulgaarse gerechtelijk apparaat te kampen met een ernstig gebrek aan middelen, een tekort aan ervaring op het stuk van justitiële samenwerking en onvoldoende vertrouwdheid met buitenlandse rechtssystemen. Het institutionele wordingsproces is op gang gebracht en er worden regels ontwikkeld voor het functioneren van het gerechtelijk apparaat. In december 1996 is een programma voor de hervorming van het Bulgaarse gerechtelijk apparaat goedgekeurd. Evaluatie en prognose Bulgarije heeft op alle belangrijke gebieden van JBZ de eerste schreden gezet op de weg naar afstemming op de eisen van de EU. Op wetgevingsgebied zijn de meeste (maar niet alle) belangrijke maatregelen hetzij reeds getroffen, hetzij in voorbereiding. De moeilijkheden die Bulgarije in zijn relaties met de EU in de kwestie van de visa ondervindt, hebben reeds geresulteerd in aanzienlijke inspanningen van de Bulgaarse overheid om het visumsysteem en de procedure voor toelating tot het Bulgaarse grondgebied beter te doen functioneren en beter af te stemmen op de EU-systemen; toch moet er nog een hele weg worden afgelegd vooraleer de overeenstemming met het acquis een feit zal zijn. De georganiseerde misdaad en de drugshandel vormen in Bulgarije een ernstig probleem. De overheid doet reële inspanningen die tot op zekere hoogte effect sorteren, maar zij staat voor een kolossale taak. De meeste Bulgaarse ambtenaren beschikken over weinig of geen praktische ervaring wat betreft samenwerking met hun collega’s in de EU en met de instellingen aldaar. Gezien het grensoverschrijdende karakter van de JBZ-problemen (immigratiebeleid, drugs, georganiseerde misdaad) waarmee zowel Bulgarije als zijn buurlanden in de Balkan zich geconfronteerd zien, moeten ook meer doeltreffende regionale samenwerkingsmechanismen op deze gebieden worden ontwikkeld.
101
Conclusie Gezien de omvang van de problemen waarmee Bulgarije op het stuk van JBZ te kampen heeft, zal het voor dit land moeilijk zijn op middellange termijn tegemoet te komen aan de eisen van het huidige en toekomstige acquis. Daartoe is een grote en volgehouden inspanning vereist, met name ter verbetering van de slagvaardigheid en doeltreffendheid van de JBZ-instellingen. 3.8 Extern beleid Handel en internationale economische betrekkingen Het acquis op dit gebied bestaat hoofdzakelijk uit de multilaterale en bilaterale verplichtingen inzake handelsbeleid en de autonome protectie-instrumenten van de Gemeenschap. De Europa-Overeenkomst bevat bepalingen op verschillende terreinen die de partijen verplichten in overeenstemming met de beginselen van de WTO/GATT of andere relevante internationale verplichtingen te handelen. Het Witboek bevat geen bepalingen op dit gebied. Situatieschets Bulgarije is lid van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en heeft de status van waarnemer bij de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten. Bij toetreding zal het de verplichtingen moeten naleven van de plurilaterale WTO-overeenkomsten waarbij de Gemeenschap partij is. Momenteel past Bulgarije nog kwantitatieve restricties toe op de invoer van textiel en kleding. Bij de toetreding zal het textielbeleid van de Gemeenschap tot Bulgarije worden uitgebreid; de communautaire beperkingen die dan nog gelden zullen moeten worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Bulgarije. Bulgarije handhaaft betalingsbalansbeperkingen die vóór de toetreding geleidelijk zullen moeten worden afgeschaft. De Bulgaarse autoriteiten hebben toegezegd daarmee te beginnen zodra de toestand van de betalingsbalans verbetert. Evaluatie en prognose Bij zijn toetreding zal Bulgarije het gemeenschappelijk douanetarief moeten toepassen, alsook de buitenlandsehandelsbepalingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het gewogen gemiddelde van de douanetarieven op industrieproducten voor de meest begunstigde naties van na de Uruguay-Ronde bedraagt 16,4% voor Bulgarije en 3,6% voor de Gemeenschap. Door de geleidelijke invoering van vrijhandel tussen Bulgarije en de Gemeenschap bij de toetreding zal het effect van de toepassing van het Gemeenschappelijk Douanetarief, dat in lagere rechten voorziet, op de binnenlandse industrie worden afgezwakt.
102
In zijn betrekkingen met internationale organisaties zal Bulgarije erop toe moeten zien dat zijn handelingen en verbintenissen in overeenstemming zijn met de Europa-Overeenkomst en harmonisch aansluiten bij zijn toekomstige verplichtingen als lid van de Gemeenschap. Als lidstaat wordt Bulgarije partij bij de verschillende preferentiële overeenkomsten van de Gemeenschap. De preferentiële overeenkomsten tussen Bulgarije en derde landen daarentegen zullen als regel moeten worden beëindigd. De Bulgaarse beperkingen op de uitvoer van ijzerschroot moeten normaal eind 1997 afgeschaft worden. Op het gebied van de handel in diensten en de vestigingsvoorwaarden neemt Bulgarije maatregelen die ervoor moeten zorgen dat zijn multilaterale verbintenissen waar nodig meer in overeenstemming met die van de Gemeenschap worden gebracht. Bij de toetreding zal Bulgarije zijn nationale wetgeving op het gebied van handelsbescherming moeten intrekken en de EG-wetgeving toepassen. Bij vroegere toetredingen is gebleken dat een automatische uitbreiding van de bestaande antidumpingmaatregelen tot de nieuwe lidstaten bij derde landen vragen doet rijzen over de verenigbaarheid van deze aanpak met de desbetreffende WTO-voorschriften. Voorts is gebleken dat de toetreding mogelijkheden schept om maatregelen die de Gemeenschap inzake handelsbescherming heeft genomen, te omzeilen. Dit doet zich voor wanneer vóór de toetreding grote hoeveelheden van aan deze maatregelen onderworpen producten naar het grondgebied van de toekomstige lidstaat worden uitgevoerd en dan na de toetreding automatisch worden vrijgegeven voor het vrije verkeer in het uitgebreide douanegebied. Deze twee problemen moeten in de pre-toetredingsfase worden aangepakt. Bulgarije is partij bij twee van de vier bestaande regelingen inzake niet-verspreiding van massavernietigingswapens, is kandidaat voor toetreding tot een derde en heeft belangstelling getoond voor het lidmaatschap van de vierde. Bulgarije zal naar verwachting binnenkort de EU-controlelijst van producten voor dubbel gebruik goedkeuren. Tevens wordt de uitvoer van wapens gecontroleerd. Het is moeilijk te zeggen in hoeverre de controle op de uitvoer correct wordt uitgevoerd en of bepaalde reserves terecht zijn, maar Bulgarije lijkt in ieder geval geen grote problemen met de toepassing van de EG-wetgeving op dit gebied te ondervinden. Conclusie Bulgarije bevindt zich in een goede positie om op middellange termijn aan de eisen van de Gemeenschap op dit gebied te voldoen. Ontwikkeling Het acquis in de ontwikkelingssector bestaat hoofdzakelijk uit de Overeenkomst van Lomé, die tot begin 2000 geldig is. Noch de Europa-Overeenkomst, noch het Witboek, behelzen bepalingen over dit onderwerp. Situatieschets 103
Bulgarije heeft een aantal handelsovereenkomsten met ACS-landen, die gebaseerd zijn op de toekenning van de status van “meest begunstigde natie”. Voorts kent Bulgarije een aantal ACS-landen krachtens zijn SAP-regeling een zekere mate van preferentiële behandeling toe in de vorm van verminderde rechten, terwijl het ook de ACS-landen die als de minst ontwikkelde landen worden beschouwd toegang met vrijdom van rechten tot zijn markt verleent. Bulgarije heeft geen budget voor ontwikkelingshulp, maar heeft wel deelgenomen aan internationale acties ter ondersteuning van ontwikkelingslanden, ook via het verlenen van humanitaire hulp. Evaluatie en prognose Mocht Bulgarije toetreden, dan zou het zijn preferentiële handelsregeling op de ACSstaten moeten toepassen en, samen met de andere lidstaten, moeten deelnemen aan de financiering van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat financiële hulp verleent krachtens de Overeenkomst van Lomé. De toepassing van de Lomé-handelsregeling zou in het algemeen geen bron van moeilijkheden moeten zijn voor Bulgarije. Normalerwijze treden nieuwe lidstaten op de datum van hun toetreding tot de EU ook, door middel van een Protocol, tot de Overeenkomst van Lomé toe. Conclusie Bulgarije verkeert in een goede positie om in de komende jaren aan de EU-vereisten op dit gebied te voldoen. Douane Het acquis in deze sector bestaat uit het Communautair Douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen van dit wetboek; de gecombineerde nomenclatuur van de EG; het gemeenschappelijk douanetarief met inbegrip van preferentiële tarieven, tariefcontingenten en geschorste douanerechten; en andere wetgeving op douanegebied buiten het toepassingsgebied van het douanewetboek. De Europa-Overeenkomst voorziet in de totstandbrenging van een vrijhandelszone met de Gemeenschap en de geleidelijke afschaffing van de douanerechten op een groot aantal producten, volgens duidelijke tijdschema’s die aanvangen op de dag van inwerkingtreding van de overeenkomst. Volgens het Witboek worden in fase I maatregelen genomen om het bij de EuropaOvereenkomst tot stand gebrachte vrijhandelsverkeer te consolideren en te stroomlijnen, met inbegrip van wetgeving die in overeenstemming is met het Douanewetboek, de gecombineerde nomenclatuur enz.. In fase II dient de gehele EU-wetgeving te worden overgenomen, zodat het land bij toetreding deel van de Douane-unie kan uitmaken. Situatieschets 104
Bij toetreding dienen de douaneautoriteiten van Bulgarije alle verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de bescherming van en het toezicht op hun deel van de buitengrens van de EU. Deze douaneautoriteiten zullen verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging en handhaving van het gemeenschappelijke handelsbeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, het gemeenschappelijke visserijbeleid enz.. aan de buitengrens van de Gemeenschap. Daarnaast dienen ze de voorschriften inzake indirecte belastingen toe te passen. Om het acquis volledig te kunnen toepassen, dient Bulgarije in staat te zijn de EUwetgeving over te nemen en ten uitvoer te leggen en dient het land over een toereikende infrastructuur en voldoende uitrusting te beschikken (met name computers en opsporingsmiddelen) en over een efficiënte douane-organisatie met voldoende personeel dat zowel gekwalificeerd als gemotiveerd is en een hoge mate van integriteit bezit. De Bulgaarse douanewetgeving dateert van 1960. Met de technische bijstand in het kader van de douaneprogramma’s, is Bulgarije thans bezig met de opstelling van wetgeving die geharmoniseerd is met het Communautair Douanewetboek. Bulgarije heeft in 1996 zijn nationale goederennomenclatuur aangepast aan de Gecombineerde Nomenclatuur van de Gemeenschap. De Bulgaarse administratie beschikt nog niet over een Geïntegreerd Tarief. Dit zal een vergelijking van de Bulgaarse douanetarieven met de tarieven van het gemeenschappelijk douanetarief bemoeilijken. Voorts is Bulgarije nog niet vertrouwd met het in de EG gebruikte systeem van de bindende tariefinlichtingen. Bulgarije heeft op 1 april 1997 het nieuwe systeem van de cumulatie van de oorsprong tussen Europese landen aangenomen. Bulgarije heeft gevraagd te mogen toetreden tot de EG/EVA-Overeenkomst inzake Gemeenschappelijk Douanevervoer en de Overeenkomst inzake het Enig Document. Een task force van de Gemeenschap verleent Bulgarije hulp op dit gebied, maar stuit op moeilijkheden in verband met waarborgen. Voor de toetreding tot de Overeenkomst inzake douanevervoer zullen nog aanzienlijke voorbereidingen moeten worden getroffen. . Evaluatie en prognose Bulgarije zal zijn nationale procedures moeten aanpassen aan de EU-wetgeving inzake schorsende en economische douaneregelingen. Bij toetreding zullen overgangsregelingen getroffen moeten worden, met name voor transacties waarmee voor de datum van toetreding een aanvang is gemaakt, maar die eerst na die datum worden beëindigd. In zijn handelsbetrekkingen met de Europese Gemeenschap dient Bulgarije de resterende heffingen van gelijke werking als douanerechten volledig af te schaffen; het betreft onder andere de inklaringsvergoeding die nog steeds wordt toegepast ondanks het feit dat zij in strijd is met de Europa-Overeenkomst. Het is van groot belang dat de douaneautoriteiten van Bulgarije leren met de verschillende computersystemen om te gaan die in het kader van de douane-unie/interne markt nodig zijn voor de toepassing van de voorschriften inzake douane en indirecte belastingen en met de computersystemen voor de wederzijdse administratieve bijstand op het gebied van douane, landbouw en indirecte belastingen. 105
Bij toetreding zou Bulgarije de douanecontroles aan de grenzen met de lidstaten van de EU en de andere toetredende landen moeten afschaffen. Bij het bepalen van de douanestrategie moet rekening worden gehouden met de middelen die nodig zijn voor de versterking van de grensposten aan de grenzen met andere staten dan de lidstaten van de EU. Er zijn moeilijkheden gerezen in verband met de mogelijke niet-naleving van de EuropaOvereenkomst wat betreft de wederuitvoer van gevoelige producten buiten de EU. Conclusie De Bulgaarse douaneadministratie is aan het reorganiseren. De organisatie moet worden aangepast aan de taken die moeten worden vervuld door een moderne douanedienst. Door de lage salarissen kan moeilijk personeel worden aangetrokken. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Bulgarije de komende jaren in staat zal zijn zich van de taken van een communautaire douaneadministratie te kwijten. Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid Sedert 1989 heeft Bulgarije zijn buitenlands en veiligheidsbeleid een nieuwe wending gegeven en op Europese en Euro-Atlantische integratie georiënteerd. Ook aan de verbetering van de relaties met de naburige landen hebben de opeenvolgende regeringen van Bulgarije prioriteit verleend. Bulgarije neemt actief deel aan de dialoog die wordt georganiseerd in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie en heeft, wanneer het daarom werd verzocht, de acties van de EU in dat kader gesteund. Bulgarije is lid van de VN, de OVSE, de Raad van Europa en talrijke andere internationale organisaties. Het is een geassocieerde partner van de WEU en neemt deel aan de NASR en het Partnerschap voor Vrede, en heeft de wens geuit zo snel mogelijk lid te worden van de WEU en de NAVO. Het heeft bijgedragen aan de inspanningen om Bosnië herop te bouwen en met 50 politiewaarnemers deelgenomen aan de multinationale VN-macht in Bosnië. Het is ook partij bij een aantal regionale overeenkomsten zoals het Zwarte-Zeepact voor economische samenwerking, de trilaterale overeenkomsten met Roemenië en Griekenland en het CEI. Op Bulgaars initiatief werd in 1996 te Sofia een ministersbijeenkomst gehouden waarop een verklaring inzake regionale samenwerking werd aangenomen. Er bestaan geen territoriale betwistingen tussen Bulgarije en enige lidstaat van de Unie, en evenmin tussen Bulgarije en Roemenië. In de relaties met Turkije heeft zich de voorbije jaren een aanzienlijke verbetering voorgedaan als gevolg van de democratische hervormingen in Bulgarije en een vermindering van de etnische spanningen. Een aantal kwesties is niettemin onopgelost gebleven, zoals de afbakening van de grenzen en het continentaal plat, de omschrijving van de regio’s voor de informatie ten behoeve van het luchtverkeer, de regeling van de scheepvaart door de Bosporus en culturele aangelegenheden. Al deze kwesties vormen momenteel het voorwerp van onderhandelingen en er lijkt weinig gevaar te bestaan dat zij een ernstige hinderpaal vormen voor bilaterale betrekkingen.
106
Bulgarije was op 15 januari 1992 het eerste land dat de onafhankelijkheid van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM) erkende. Sedertdien zijn de relaties met FYROM intenser geworden en is dit land een belangrijke handelspartner van Bulgarije geworden. Hoewel er wegens het “taalgeschil” (Bulgarije erkent het Macedonisch niet als een afzonderlijke taal) geen basisverdrag is ondertekend, heeft de regering onlangs te kennen gegeven deze kwestie te willen regelen. De relaties met de Federatieve Republiek Joegoslavië (FRJ) zijn bevroren gedurende het gewapend conflict in voormalig Joegoslavië, toen Bulgarije de door de Veiligheidsraad van de VN ingestelde sancties heeft toegepast. Sedert de sluiting van de overeenkomst inzake handel en economische samenwerking in 1995 zijn de relaties tussen Bulgarije en de FRJ geleidelijk toegenomen, maar de grens is nog niet definitief afgebakend en Bulgarije maakt zich zorgen over de behandeling van de Bulgaarse minderheid in de FRJ. Bulgarije beschikt over een omvangrijk corps diplomatique dat het land als lid van de Unie in staat zou stellen een volwaardige rol te spelen. Het heeft 87 vertegenwoordigingen in het buitenland en 588 personen in diplomatieke dienst. Bulgarije is een voorstander van de non-proliferatie van biologische, chemische en kernwapens en heeft alle relevante internationale overeenkomsten ter beheersing van de wapenwedloop ondertekend. Het ziet nauwlettend toe op technologie die voor dubbel gebruik in aanmerking komt en is partij of kandidaat-partij bij alle belangrijke regelingen ter beheersing van de uitvoer van dat soort technologie. Momenteel worden maatregelen getroffen om de Bulgaarse strijdkrachten aan democratisch toezicht te onderwerpen en te reorganiseren overeenkomstig de normen van de NAVO. De militair-industriële basis is in recente jaren flink geslonken en wordt eveneens gereorganiseerd met de bedoeling aansluiting te vinden bij de normen van de NAVO. In het memorandum dat zijn aanvraag tot lidmaatschap van de Unie vergezelt, bevestigt Bulgarije dat het bereid en in staat is om als volwaardige partij actief deel te nemen aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Een evaluatie van het buitenlands en veiligheidsbeleid van Bulgarije tot op heden wettigt de verwachting dat dit land als lid in staat zal zijn, zijn verplichtingen op dit gebied daadwerkelijk na te leven. 3.9 Financiële kwesties Financiële controle Voor de tenuitvoerlegging van het communautair beleid, met name inzake landbouw en de structuurfondsen, zijn efficiënte systemen voor beheer en controle van de overheidsbestedingen vereist, die tevens in fraudebestrijding voorzien. Voorts is aanpassing van de wetgevingen noodzakelijk om het systeem van “eigen middelen” te kunnen invoeren, en moet worden voorzien in een voldoende mate van boekhouding. De Europa-Overeenkomst voorziet in samenwerking inzake audit en financiële controle, met inbegrip van technische bijstand van de Gemeenschap, voorzover nodig. Het Witboek bevat geen bepalingen op dit gebied. Situatieschets 107
Het nationaal auditbureau (NAO) is de hoogste externe controle-instantie; dit in 1880 opgerichte maar in 1947 opgeschorte bureau werd in 1995 bij wet opnieuw in werking gesteld; het is een rechtspersoon die uit de begroting wordt betaald, onafhankelijk van de uitvoerende macht en rechtstreeks verantwoording afleggend aan het Parlement. Het directoraat-generaal van het NAO is in Sofia gevestigd. De negen regionale territoriale bureaus, die 28 sectoren omvatten, zijn gevestigd in de andere hoofdgemeenten. Het NAO controleert de staatsbegroting en de gemeentebegrotingen, en alle uit de begroting gesteunde organisaties, stichtingen en fondsen die zijn opgericht met middelen uit de begroting of die door de regering worden gegarandeerd. De resultaten van de controleinspecties zijn juridisch bindend voor de onderzochte organisaties. Binnen de regeringsstructuren is de financiële staatscontrole een rechtspersoon met een eigen begroting in het Ministerie van Financiën, en voorziet in preventieve en a posteriori controle. Het bestaat uit een directoraat-generaal en 28 regionale bureaus. Het oefent controle uit over de algemene activiteiten en ziet toe op de interne controle-eenheden in de ministeries en andere openbare instellingen. Interne en externe financiële controle-instanties oefenen documentaire controle en daadwerkelijke controle uit, met inbegrip van inspectie ter plaatse. De belastingadministratie en douaneadministratie zijn beide rechtspersonen met een eigen begroting binnen het Ministerie van Financiën. De belastingadministratie voert preventieve, lopende en a posteriori controle uit en bestaat uit een directoraat-generaal en regionale en lokale belastingkantoren. De douaneadministratie oefent preventieve controle uit op invoer, uitvoer en waarden in vreemde valuta die de staatsgrens overschrijden. Zij is verantwoordelijk voor het instellen en innen van invoerrechten. Het gerechtelijk apparaat omvat rechtbanken, het openbaar ministerie en de politie, en is verantwoordelijk voor de fraudebestrijding. Ook de financiële controle van de staat onderzoekt dergelijke gevallen. Het centraal bureau voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad opereert onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Evaluatie en prognose In de juridische grondslag van het NAO wordt de onafhankelijkheid van deze instelling gegarandeerd en wordt een goede basis gelegd voor de autonome ontwikkeling en uitvoering van haar activiteiten, maar de tenuitvoerlegging is ten gevolge van budgettaire en logistieke beperkingen traag geweest. De interne financiële controle van de regering ziet zich voor dezelfde problemen gesteld als de overheid als geheel. Er bestaat behoefte aan een grondige evaluatie en reorganisatie. Het opstellen van methodologische richtsnoeren voor financiële controle is eveneens noodzakelijk. Er is geen centrale autoriteit die verantwoordelijk is voor de fraudebestrijding. Er zal verdere samenwerking met de Commissie nodig zijn om vast te stellen of de boekhoudkundige procedures volledig voldoen aan de eisen van Verordening nr. 1552/89. De belasting- en douanediensten moeten worden geherstructureerd om te zorgen voor een doeltreffender belastinginning. 108
Er is slechts onlangs begonnen met het toekennen van middelen aan het landbouwbeleid. Het betalingsmechanisme is reeds ingesteld, maar de nodige stappen met betrekking tot controle inzake de betalingen zijn niet in overeenstemming met de EG-regelgeving. Gezien de afwezigheid van een regionaal beleid dat vergelijkbaar is met dat van de EUlidstaten, is het moeilijk een beoordeling te geven van de middelen voor financiële controle op het gebied van regionale ontwikkeling en financiering daarvan. Op dit gebied dienen efficiënte toezichts-, controle- en auditstructuren te worden opgezet. Conclusie Wanneer in de huidige richting wordt verdergewerkt kan het NAO op de middellange termijn in overeenstemming met de EG-normen functioneren. Er zijn grote inspanningen vereist om de interne financiële controlefuncties te versterken. Gevolgen voor de begroting De mededeling “Agenda 2000” bevat het algemene financiële kader waarbinnen de gevolgen voor de begroting van toekomstige uitbreidingen in de loop van de komende middellange-termijnperiode zouden moeten worden gekanaliseerd, zodat de samenhang ervan met de voorgestelde krachtlijnen van het communautair beleid binnen redelijke begrotingsgrenzen wordt gewaarborgd. In het huidige stadium zou het moeilijk en zeker voorbarig zijn te willen overgaan tot een nauwkeurige raming van de gevolgen voor de begroting van de toetreding van elk kandidaat-land afzonderlijk. Een en ander zal immers grotendeels afhangen van een geheel van factoren : -
de datum waarop de toetreding van elk kandidaat-land plaatsvindt;
-
de ontwikkeling tot dan van het communautair beleid, in het bijzonder van de besluiten die zullen worden genomen inzake de voortzetting van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de nieuwe beleidslijnen inzake structurele maatregelen;
-
de vooruitgang die door de kandidaat-landen zal worden geboekt op het gebied van groei, verhoging van hun concurrentievermogen en hun productiviteit, vermogen om het acquis over te nemen;
-
de overgangsmaatregelen die uit de onderhandelingen kunnen voortkomen.
Slechts enkele ordes van grootte voor enkele begrotingscategorieën alsmede een globale raming kunnen, louter ter illustratie, worden gegeven. Uitgaven Bij een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid volgens de door de Commissie uitgestippelde krachtlijnen zou de toetreding van Bulgarije, in een jaar van volledige toepassing van deze hervorming en uitsluitend voor de interventiemaatregelen 109
voor de markten, extra uitgaven meebrengen die 1% zouden bedragen van de overeenkomstige uitgaven die voor de huidige vijftien lidstaten te verwachten zijn. Na een mogelijke geleidelijke toeneming zouden de voor Bulgarije nodige toewijzingen in het kader van structurele maatregelen kunnen tenderen naar ten hoogste 4% van het BNP van dat land. De toepassing van het overige interne communautaire beleid op de pas toegetreden landen zou vermoedelijk een extra uitgave meebrengen die hoger ligt dan hun relatieve gewicht binnen het BNP van de Unie, aangezien voor een aantal van de betrokken beleidsterreinen de extra kosten in verband met de tenuitvoerlegging ten dele ook afhangen van de doelpopulatie, de geografische uitgestrektheid en het aantal lidstaten waarmee coördinatie- en harmonisatieacties worden gevoerd. Ter illustratie zij vermeld dat het BNP van Bulgarije momenteel 0,2 % bedraagt van dat van de Unie. De toetreding van Bulgarije zou daarentegen geen aanzienlijke extra uitgaven mogen meebrengen wat het externe optreden van de Unie betreft. Tenslotte moet men rekening houden met het feit dat de toetreding van elk kandidaat-land zal leiden tot het wegvallen van de uitgaven voor dat kandidaat-land uit de communautaire begroting uit hoofde van de aan de toetreding voorafgaande programma’s, bijvoorbeeld het PHARE-programma. Rekening houdend met wat voorafgaat, kunnen de uitgaven die op de drie genoemde gebieden met de toetreding van Bulgarije samenhangen, in totaal worden geraamd op een jaarlijks bedrag van 1,0 tot 1,2 miljard ecu tegen de jaren 2005-2006 (tegen constante prijzen van 1997). Ontvangsten Het aandeel van de bijdragen aan de communautaire begroting dat van de pas toegetreden landen mag worden verwacht, zou, in geval van volledige toepassing van het stelsel van de eigen middelen, wat het geheel van de BNP- en de BTW-middelen betreft - voor deze laatste rekening houdend met de aftoppingsregels -, dicht moeten liggen bij hun aandeel in het BNP van de Unie (voor Bulgarije ca. 0,2 %). Het aandeel van Bulgarije binnen de traditionele eigen middelen zal afhangen van de structuur van zijn handelsstromen op het ogenblik van de toetreding. Om te garanderen dat de traditionele eigen middelen volgens de communautaire voorschriften worden vastgesteld, gecontroleerd en ter beschikking gesteld, zullen aanpassingen van het huidige douanestelsel van Bulgarije nodig zijn. Voorts zal de juiste berekening van de BNP-middelenbron belangrijke verbeteringen vereisen op het gebied van de betrouwbaarheid, homogeniteit en volledigheid van de nationale rekeningen. Deze statistische verbeteringen zijn eveneens vereist voor het vaststellen van de grondslag van de eigen-middelenbron BTW, waarvoor het bovendien noodzakelijk zal zijn het BTW-stelsel van Bulgarije volledig met de communautaire richtlijnen in overeenstemming te brengen.
110
4. Administratieve mogelijkheden om het acquis toe te passen Op de in december 1995 te Madrid gehouden Europese Raad kwam men tot de conclusie dat het voor een harmonieuze integratie in de EU van de landen uit Midden- en Oost-Europa die kandidaat zijn voor toetreding, met name nodig zou zijn dat hun administratieve structuren worden aangepast. In dit hoofdstuk wordt de stand van zaken bij de overheidsadministratie in Bulgarije onderzocht, met inbegrip van de relevante aspecten van het gerechtelijk apparaat, en worden de huidige en toekomstige mogelijkheden geëvalueerd die deze heeft om de taken uit te voeren die van haar in een moderne democratische staat worden verwacht, met bijzondere nadruk op de behoefte om de aangelegenheden te beheren die met het acquis in verband staan. 4.1 Administratieve structuren Een omschrijving van de constitutionele structuren van Bulgarije, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden, met inbegrip van die van de regering op regionaal en lokaal vlak, is te vinden in hoofdstuk 1. Op centraal niveau zijn er 16 ministeries, een coördinerende Raad van Ministers en een hele reeks gespecialiseerde instellingen die belast zijn met het formuleren van het beleid en de tenuitvoerlegging op de specifieke terreinen. Door het departement voor Europese integratie bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken worden de aangelegenheden gecoördineerd welke met de toetreding tot de EU verband houden. De belangrijkste wettelijke grondslagen voor het ambtenarenapparaat zijn de grondwet en de arbeidswetgeving terzake. In de grondwet zou een wet betreffende het ambtenarenapparaat worden opgenomen, doch deze is nog niet bij de Nationale Vergadering ingediend. Hoewel het ambtenarenapparaat in beginsel politiek onafhankelijk is vinden er tot aan het middenkader bij de ministeries en de plaatselijke besturen vele nieuwe benoemingen plaats wanneer een nieuwe regering of een nieuwe minister aantreedt. In 1996 had de centrale administratie ongeveer 128.000 personeelsleden; sindsdien zijn er in het kader van het structurele hervormingsprogramma van de regering vele personeelsleden ontslagen en deze trend zal zich in 1997 voortzetten. De salarissen in de privé-sector liggen veel hoger dan bij het ambtenarenapparaat. Ambtenaren zijn veelvuldig afhankelijk van een tweede inkomen. De huidige regering heeft de hervorming van de overheidsdienst tot één van haar prioriteiten gemaakt. Naast de invoering van een wet betreffende het ambtenarenapparaat streeft zij ernaar de overheidsadministratie te hervormen en naar de burgers toe een klimaat te creëren van vrije voorlichting. Gesteund door een in mei 1997 unaniem goedgekeurde verklaring van de Nationale Vergadering heeft de regering zich er tevens toe verbonden om op alle fronten de strijd tegen corruptie te gaan voeren. Wat de lokale administratie betreft wil de regering tegen het eind van 1997 een nieuwe wetgevende grondslag hebben geschapen voor plaatselijk zelfbestuur waarbij de gemeenten een grotere economische en financiële onafhankelijkheid krijgen.
111
Voor een betere coördinatie van het Europese integratiebeleid overweegt de regering een speciaal orgaan in het leven te roepen dat verder zal gaan dan de bestaande regelingen. (Zie ook het gedeelte van de inleiding waarin de betrekkingen worden besproken tussen de Europese Unie en Bulgarije). 4.2 Mogelijkheden op administratief en gerechtelijk vlak Bulgarije werd gedurende de communistische periode geleid volgens een centraal plan. Door het communistische systeem werd de rechtsstaat veronachtzaamd en werden wetten en administratie ondergeschikt gemaakt aan het beleid van de Partij. Tegen deze achtergrond werden zowel de administratie als de rechtsstaat zelf in toenemende mate door het publiek gezien als instrumenten waarmee politieke controle kon worden uitgeoefend. Het bestaande administratieve kader is in het algemeen toereikend. In de praktijk functioneert de administratie evenwel niet zonder grote problemen. Er is behoefte aan een reorganisatie en de invoering van efficiënte management- en opleidingsmethoden. De besluitvorming is gecentraliseerd en de coördinatie en de uitwisseling van informatie binnen en tussen de ministeries vindt slechts op beperkte schaal plaats. Bij veel van de belangrijkste ministeries zullen er in de loop van de periode waarin Bulgarije zich voorbereidt op het lidmaatschap van de EU belangrijke hervormingen en reorganisaties moeten worden doorgevoerd. De instanties voor interne en externe financiële controle zullen verder moeten worden ontwikkeld. Het zal nodig zijn om de verdeling van de verantwoordelijkheden over de verschillende regeringsinstellingen te herzien en individuele instellingen intern te hervormen, om het uitgestippelde beleid op efficiënte wijze te kunnen uitvoeren. Met deze problemen wordt het belang van de belofte van de regering om de administratie te hervormen nog eens extra benadrukt. Het ontbreken van een duidelijke juridische grondslag voor het ambtenarenapparaat wordt als een ernstige tekortkoming gezien. Met de invoering van een wet terzake kan de positie van de overheidsadministratie worden gestabiliseerd en de politieke onafhankelijkheid ervan worden bevorderd. Men kan niet zeggen dat het ambtenarenapparaat als zodanig onderbezet is. Doch het grote verschil tussen de salarissen bij de overheid en in de privé-sector, het ontbreken van carrièrevooruitzichten en de lage waardering en het gebrek aan vertrouwen dat de bevolking in de overheidsadministratie heeft, heeft ertoe geleid dat een carrière als ambtenaar weinig attractief is voor eventuele jonge kandidaten en voor vele van de meer getalenteerde leden van het reeds aanwezige personeel. Bij de aanwerving zal men vernieuwend te werk moeten gaan, terwijl ook een beleid van carrièreplanning vereist is. Een soortgelijk beleid zal nodig zijn om de thans te beperkte basis te verbreden van het hoog gekwalificeerde personeel dat in staat zal moeten zijn om de complexe vraagstukken van de Europese integratie te lijf te gaan en in het algemeen het probleem van de “brain drain” naar de privé-sector tegen te gaan. Het vertrouwen van het publiek in het ambtenarenapparaat heeft te lijden van de erfenis uit het verleden en tevens van het feit dat er wijdverspreide misbruiken zijn voorgekomen. Door de Nationale Vergadering en de regering wordt de ernst van het corruptieprobleem onderkend. Om deze plaag te bestrijden zal er een uitgebreid programma nodig zijn, dat onder meer een vereenvoudiging van de wetgeving en de administratieve procedures zal 112
moeten omvatten, een versnelde privatisering van staatseigendommen alsmede andere maatregelen waardoor de rol van manager die de staat nog steeds speelt en die de overheidsadministratie vatbaar maakt voor ondoorzichtige en ongepaste praktijken, sterk zal worden gereduceerd. De hervormingsplannen van de regering voor de overheid wijzen in de juiste richting. Het zal een belangrijke uitdaging zijn voor haar beleid om de radicale verbeteringen op het gebied van management, opleiding en algehele deskundigheid bij de overheidsdiensten in Bulgarije aan te brengen. Niettemin zou hier een opmerkelijke vooruitgang kunnen worden geboekt wanneer er een gezamenlijke en langdurige krachtsinspanning wordt geleverd. Dit alles dient te gebeuren tegen de achtergrond van het economische en structurele hervormingsprogramma van de regering, waarmee men onder meer de administratieve uitgaven sterk wil terugsnoeien. De mogelijkheden van de administratie in Bulgarije om de wetgeving welke verenigbaar is met het acquis ten uitvoer te leggen en te doen naleven wordt beperkt door de eerder genoemde moeilijkheden. Bulgarije’s beleid op het gebied van de Europese integratie vereist een sterkere structuur van de instellingen. De huidige coördinatiestructuren zijn te zeer gefragmenteerd. Er zijn te weinig middelen voor beschikbaar, met name wat de personeelsbezetting betreft en er is op regeringsniveau op het ogenblik geen permanente vertegenwoordiging. Er zijn verschillende instellingen opgericht of in gereedheid gebracht om de naleving van het acquis mogelijk te maken. Tegelijkertijd dienen er in verschillende sectoren specifieke instanties voor de tenuitvoerlegging van het acquis te worden versterkt dan wel opgericht. Voornaamste gebieden waarop het acquis ten uitvoer moet worden gelegd De uniforme toepassing van de EG-wetgeving: bij een daadwerkelijke toepassing van het acquis wordt verondersteld dat de gerechtelijke autoriteiten in de lidstaten in staat zijn om de bepalingen van het Verdrag welke betrekking hebben op het waarborgen van de eenheid en de toepassing van het acquis toe te passen, en de goede werking van de gemeenschappelijke markt en het communautaire beleid in het algemeen kunnen garanderen. Een efficiënt, goed opgeleid en goed toegerust gerechtelijk apparaat is noodzakelijk voor de toepassing door de rechtbanken van de EG-wetgeving, met inbegrip van zaken waarbij het om de rechtstreekse werking van het Gemeenschapsrecht gaat, en van zaken die uit hoofde van artikel 177 van het EG-Verdrag voor een prejudiciële beslissing aan het Europees Hof van Justitie worden voorgelegd. Het gerechtelijk apparaat in Bulgarije heeft een groot aantal zwakke punten, met name op het gebied van de middelen en de vereiste bekwaamheden. Om deze reden twijfelt de Commissie er ten sterkste aan of het apparaat in staat is een efficiënte toepassing van het acquis te garanderen. Gemeenschappelijke markt: de mogelijkheden welke Bulgarije heeft om de correcte toepassing van de communautaire voorschriften in de gemeenschappelijke markt, met name met betrekking tot het vrije verkeer van goederen en diensten, te waarborgen veronderstelt het bestaan van een goed ontwikkelde en efficiënt werkende overheid op het gebied van regelgeving, normalisering, certificering en het houden van toezicht, die in staat is om volledig in overeenstemming met de EG-regels te handelen. Een analyse van deze punten is gemaakt in hoofdstuk 3.1 (zie “De Vier Vrijheden”). 113
Met betrekking tot de administratieve mogelijkheden om een vrij verkeer van goederen te garanderen is de situatie in Bulgarije ondanks dat recentelijk enige vooruitgang werd geboekt, in een aantal opzichten nog onbevredigend. De administratieve structuren voor de beoordeling van de normalisering en de conformiteit dienen te worden uitgebreid zodat de toekomstige wetgeving op dit gebied ten uitvoer kan worden gelegd. Het toekomstige statuut van het Comité voor normalisering en metrologie (met een totale personeelsbezetting van 1.350 man) dient duidelijker te worden, met name wat betreft de onafhankelijkheid ervan bij het nemen van normaliseringsmaatregelen. De opleiding van het personeel dient te worden voortgezet. Bij het vrije verkeer van diensten is de situatie er beter op geworden, doch er dient nog een zekere weg te worden afgelegd. Het personeelsbestand van het departement voor de toezicht op het bankwezen is toereikend (90 personen) en groeit bovendien nog; er is een commissie voor het toezicht op de handel op de effectenbeurs (met 150 personeelsleden) en het ligt in de bedoeling dat er binnenkort een regelgevende instantie wordt gecreëerd in de verzekeringssector. Sommige instellingen die voor de naleving van bepaalde regels moeten zorgen dienen ondanks een aantal recente verbeteringen, nog aanzienlijk te worden versterkt, zoals die welke zich bezighoudt met intellectuele eigendomsrechten. Om aan de vereisten van de EU op dit gebied te voldoen zullen er meer middelen moeten worden besteed voor de verschillende functies op toezichthoudend en regelgevend gebied. Mededinging: zoals in hoofdstuk 3.1 (onder het hoofd “Mededinging”) is uitgelegd vereist de naleving van de mededingingsregels de vestiging van instanties welke toezicht houden op de antitrustwetgeving en de staatssteun, terwijl bovendien vereist is dat het gerechtelijk apparaat, de overheidsdiensten en de desbetreffende economische operatoren de wetten en het beleid op het gebied van de mededinging in voldoende mate begrijpen. In Bulgarije is het Comité voor de bescherming van de mededinging de centrale instantie, die 50 personeelsleden telt; het deskundigheidsniveau dient te worden verbeterd, met name omdat het hier slechts om een betrekkelijk klein aantal personeelsleden gaat. Om de desbetreffende wetgeving van de EG op een efficiënte wijze ten uitvoer te kunnen leggen is een uitbreiding vereist van het mandaat terzake (dat op zichzelf al neerkomt op grotere bevoegdheden van de instellingen) en dienen nieuwe financiële en menselijke hulpbronnen te worden aangeboord. Telecommunicatie: om de talrijke in het acquis opgenomen verordeningen die de liberalisering op dit gebied ten doel hebben te kunnen formuleren en ten uitvoer te kunnen leggen dient men de beschikking te hebben over een regelgevend en beleidsbepalend lichaam dat geen echte banden heeft met een van de maatschappijen die zich met de exploitatie bezig houden. In Bulgarije is dit lichaam het Comité voor post en telecommunicatie (CPT) dat 120 personeelsleden telt. Dit aantal lijkt voldoende. Om ervoor te zorgen dat het acquis op dit gebied op een efficiënte wijze wordt beheerd dienen de regelgevende functies van het CPT volledig onafhankelijk te worden gemaakt van de maatschappijen die zich met de exploitatie bezighouden, terwijl ook dient te worden gewaarborgd dat de vergunningsprocedures op een eerlijke wijze verlopen. Indirecte belasting: een efficiënt beheer van het acquis op het gebied van de indirecte belasting veronderstelt structuren waarmee uitvoering kan worden gegeven aan de EGwetgeving betreffende de harmonisering van de belasting op de toegevoegde waarde en de 114
accijnzen waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat de fiscale controles aan de interne grenzen van de EU zijn afgeschaft; het stelsel van accijnzen is gebaseerd op de belasting-entrepots, waarbij de rechten tegen het plaatselijke tarief moeten worden betaald in de lidstaat op het moment waarop de goederen verbruikt worden. Dit vereist een goed ontwikkelde, goed opgeleide en goed toegeruste dienst, die een grote mate aan integriteit aan de dag weet te leggen. De desbetreffende autoriteit in Bulgarije is het Ministerie van Financiën. Het aantal personeelsleden van dit ministerie bedraagt 11.000 (met inbegrip van de algemene administratie voor belastingen en accijnzen). Als gevolg van een sterk personeelsverloop, dat gedeeltelijk veroorzaakt wordt door het feit dat goed opgeleid personeel door de privé-sector wordt aangeworven is het moeilijk om de mogelijkheden van het huidige personeelsbestand op zijn juiste waarde te schatten. Om ervoor te zorgen dat het acquis op dit gebied op efficiënte wijze wordt beheerd zal het noodzakelijk zijn om de algehele professionele standaard van het personeel te verbeteren; dit houdt onder meer in dat er maatregelen op het gebied van opleiding moeten worden genomen en dat de salarissen moeten worden verhoogd. Landbouw: de administratieve eisen op het gebied van de landbouw hebben in de eerste plaats betrekking op de veterinaire en fytosanitaire controles, waardoor de volksgezondheid wordt beschermd en het vrij verkeer van landbouwproducten wordt verzekerd; verder dient ook te worden nagegaan of men in staat is de mechanismen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te beheren en aan de voorwaarden daarvan te voldoen, hetgeen onder meer het verrichten van een hoogwaardige financiële controle inhoudt en het opmaken van officiële statistieken. Deze punten worden behandeld in hoofdstuk 3.4 (onder het hoofd “Landbouw”); de algemene normen op statistisch gebied komen verder aan bod in hoofdstuk 3.3 (onder het hoofd “Statistieken”). Wat betreft de administratieve mogelijkheden van veterinaire en fytosanitaire controles uit te voeren is de situatie in Bulgarije onbevredigend. Hoewel Bulgarije een bepaalde infrastructuur op dit gebied bezit maken structurele veranderingen bij de veterinaire diensten, tezamen met een sterkere fragmentering van de veestapel, inspectie en controle in verband met ziektes problematisch. Tevens zijn er vanwege ontoereikende controles aan de grenzen verschillende gevallen geconstateerd waarbij ziektes als het waren zijn geïmporteerd, hetgeen een groot risico inhoudt voor de betrokken sector. De veterinaire en sanitaire dienst van de overheid en het onder het Ministerie van Landbouw vallende departement voor veterinaire controle aan de landsgrenzen tellen in totaal 4.900 personeelsleden, dat op dit ogenblik voldoende is. De huidige administratieve structuur is niet toereikend om aan de algemene door het gemeenschappelijk landbouwbeleid gestelde voorwaarden te kunnen voldoen. Om aan de door de EG gestelde eisen op dit gebied te voldoen zullen er over de hele linie belangrijke verbeteringen moeten worden doorgevoerd. Vervoer: de toepassing van de vereisten die op het gebied van de interne markt de mededinging in de EG aan de vervoerssector worden gesteld, de ontwikkeling van relevante infrastructuurproducten en een aantal andere aspecten van het acquis op het gebied van het vervoer vormen uit administratief oogpunt een uitdaging voor de nieuwe lidstaten.
115
De verantwoordelijke regeringsautoriteit in Bulgarije is het Ministerie van Vervoer met in totaal 1.380 personeelsleden. Hierdoor worden er met name problemen veroorzaakt met betrekking tot het doorvoeren van veiligheidscontroles, waarbij bedacht moet worden dat de veiligheid in het algemeen reeds de nodige zorgen baart. Werkgelegenheid en sociaal beleid: een belangrijke administratieve vereiste ten aanzien van het acquis op dit gebied is dat er voldoende inspectiecapaciteit beschikbaar dient te zijn, met name betreffende gezondheid en veiligheid op de werkvloer. In Bulgarije heeft de arbeidsinspectie de beschikking over ongeveer 530 personeelsleden. Zowel dit aantal als de deskundigheid ervan zullen sterk moeten worden opgevoerd, terwijl de betrokken dienst zich in de toekomst veel onafhankelijker moet gaan opstellen. Regionaal beleid en cohesie: de voornaamste administratieve vereisten op dit gebied zijn het bestaan van passende en efficiënte administratieve lichamen, waarbij met name bij de administratie van de fondsen van de Gemeenschap een hoge mate van competentie en integriteit wordt gevraagd. De voornaamste administratieve instantie in Bulgarije is hier het Ministerie voor Regionale ontwikkeling en woningbouw, dat ongeveer 150 personeelsleden telt. Dit ministerie staat niet bekend om zijn hoge prestaties, bijvoorbeeld wat het beheer van de steunprogramma’s van de EU betreft. De situatie met betrekking tot de financiële controle is niet bevredigend (zie het hoofdstuk hierna over de “financiële controle”). Voor een efficiënte administratie van het acquis op dit gebied zullen er essentiële verbeteringen moeten worden doorgevoerd, met name betreffende de coördinatie tussen de verschillende ministeries en de verschillende regeringsniveaus. Milieu: omdat het milieubeleid van de EG de integratie van de milieubescherming in het sectoriële beleid van de EG met zich meebrengt kunnen de administratieve eisen hier heel ver gaan, waardoor er tal van instanties bij betrokken worden die zich normaal niet met milieubescherming bezighouden. De voornaamste verantwoordelijkheid ligt evenwel bij de Ministeries van Milieu en de verschillende daarvan afhangende instanties. In Bulgarije werken er bij het Ministerie voor Milieu 140 personeelsleden. De milieubewaking wordt uitgevoerd door het Nationaal centrum voor milieu en duurzame ontwikkeling, terwijl het toezicht op de handhaving van de wetgeving berust bij het ministerie en 16 regionale inspectiediensten, die in totaal 2.800 man personeel hebben. Dit betekent wel een bepaalde garantie voor de tenuitvoerlegging van het acquis, doch het mandaat voor het toezicht op de naleving van die wetgeving dient aanzienlijk te worden uitgebreid. Consumentenbescherming: op dit gebied vereist een efficiënt beheer van het acquis dat de algehele verantwoordelijkheid wordt toevertrouwd aan een specifiek staatsorgaan dat zich bezig kan houden met het formuleren, het ten uitvoer leggen en het doen naleven van de wetgeving inzake het consumentenbeleid en de consumentenbescherming. In Bulgarije heeft de Commissie voor de bescherming van de mededinging, een instantie die zich derhalve met concurrentie bezighoudt, een horizontale doch niet exclusieve verantwoordelijkheid voor consumentenvraagstukken. De niet van de regering afhangende instanties voor consumentenbescherming hebben veel te weinig bevoegdheden. Er is nog altijd verwarring over de exacte draagwijdte en de doelstellingen van het 116
consumentenbeleid. Dit verklaart voor een gedeelte de problemen bij het daadwerkelijk doen naleven van de consumentenwetgeving; andere knelpunten die ook moeten worden aangepakt zijn onder meer een gebrek aan deskundigheid en organisatievermogen, terwijl het gerechtelijk apparaat weinig gevoelig is voor consumentenvraagstukken. Justitie en binnenlandse zaken: de bevoegdheid voor vraagstukken van justitie en binnenlandse zaken berust bij de desbetreffende ministeries. De administratieve structuren moeten op een efficiënte manier kunnen omgaan met asiel- en migratievraagstukken, grensbewaking, samenwerking op het vlak van politie en gerecht. Er is een grote behoefte aan personeel dat goed is opgeleid en een hoge mate aan integriteit bezit. Het Nationaal bureau voor territoriaal asiel en vluchtelingen heeft op het ogenblik niet de administratieve mogelijkheden om aan de normen van de EU te voldoen, bijvoorbeeld ten aanzien van de uitwijzingsprocedures. De verantwoordelijkheid voor de grensbewaking is thans verdeeld over het leger en de grenspolitie, hetgeen tot coördinatieproblemen aanleiding kan geven. De samenwerking van de politie met andere instanties die de naleving van de wetten controleren (zowel binnen als buiten Bulgarije) dient te worden verbeterd. Voor een efficiënt beheer van het acquis op dit gebied zal het nodig zijn dat de bestaande administratieve structuren worden versterkt en fijnmaziger worden gemaakt, terwijl er een kader in het leven moet worden geroepen om de coördinatie te verbeteren, er een uitvoerig opleidingsprogramma moet worden gemaakt en alle krachten dienen te worden gebundeld om de corruptie uit te roeien. Douane: toepassing van het acquis vereist een adequaat niveau van infrastructuur en uitrusting, waaronder de invoering van computers en de nodige middelen voor de opsporingsdiensten, terwijl er een efficiënte douane-organisatie op touw moet worden gezet met een voldoende aantal gekwalificeerde en gemotiveerde personeelsleden die een hoge mate van integriteit bezitten. In Bulgarije zijn bij de douanediensten ongeveer 4.100 man personeel in dienst. Vanwege het grote personeelsverloop is het moeilijk om te schatten hoe doeltreffend gewerkt wordt en is het dus ook moeilijk om te beoordelen of de verschillende niveaus voldoende bemand zijn. Voor een efficiënt beheer van het acquis op dit gebied zullen er in elk geval fundamentele hervormingen op het gebied van organisatie en financiën nodig zijn. Het corruptieprobleem dient dringend te worden aangepakt. Financiële controle: om de financiële belangen van de Gemeenschap te beschermen is het nodig dat er diensten worden opgezet die fraude moeten bestrijden en dat er gespecialiseerd personeel wordt opgeleid (opsporingsambtenaren en magistraten), terwijl de specifieke samenwerkingssystemen moeten worden uitgebreid. De tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk beleid, en dan met name op het gebied van de landbouw en de structuurfondsen, vereist efficiënte beheers- en controlesystemen met betrekking tot de overheidsuitgaven, en regelingen om fraude te bestrijden. Administratief gezien is het van wezenlijk belang dat externe en interne controle streng van elkaar worden gescheiden. Politie en gerechtelijke autoriteiten dienen in staat te zijn om complexe gevallen van grensoverschrijdende vermogenscriminaliteit aan te pakken (met inbegrip van fraude, corruptie en het witwassen van geld) waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap zouden kunnen worden geschaad. Het belangrijkste externe controleorgaan in Bulgarije is de Rekenkamer. Het personeel daarvan wordt thans uitgebreid tot 440 man. Dit lijkt op het ogenblik voldoende te zijn, 117
doch een efficiënt beheer van het acquis op dit gebied vereist een degelijk onderzoek en een grondige reorganisatie van de instellingen, waaronder de opstelling van methodologische richtsnoeren. 4.3 Algemene evaluatie De administratieve structuren van Bulgarije zullen op grote schaal, via een gezamenlijke en langdurige krachtsinspanning moeten worden hervormd wanneer men op middellange termijn de nodige mogelijkheden wenst te krijgen om het acquis op efficiënte wijze te beheren. De mogelijkheden van het gerechtelijk apparaat om de communautaire wetgeving op efficiënte wijze toe te passen, kunnen in dit stadium moeilijk definitief worden geëvalueerd.
118
C. SAMENVATTING EN CONCLUSIE Bulgarije heeft op 14 december 1995 een aanvraag tot toetreding tot de Europese Unie ingediend. Deze aanvraag past in het historisch proces dat een einde maakt aan de verdeling van Europa en toont aan dat de democratie in dit land vaste voet heeft gekregen. Op grond van artikel O van het Verdrag heeft de Commissie, op verzoek van de Raad een advies uitgewerkt inzake de toetredingsaanvraag van Bulgarije. De voorbereiding van Bulgarije op de toetreding heeft met name plaatsgevonden op basis van de Europa-Overeenkomst die in februari 1995 van kracht is geworden. De autoriteiten hebben belang gehecht aan de toepassing van de maatregelen die in het Witboek over de interne markt van mei 1995 worden aanbevolen, maatregelen die mede een belangrijk onderdeel vormen van de strategie ter voorbereiding van de toetreding. De nieuwe regering heeft zopas het daarmee samenhangende programma voor harmonisatie van de wetgeving herzien. Ook heeft zij de nationale coördinatiestructuren versterkt die belast zijn met de uitvoering van het beleid inzake Europese integratie. De toetredingsaanvraag is getoetst aan de criteria die door de Europese Raad van Kopenhagen op de bijeenkomst van juni 1993 waren opgesteld. Volgens de conclusies van deze Raad zullen de landen in Midden- en Oost-Europa desgewenst lid kunnen worden van de Europese Unie indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen: - stabiele instellingen die democratie waarborgen, het primaat van het recht, de rechten van de mens, respect voor minderheden en bescherming daarvan; - het bestaan van een levensvatbare markteconomie en het vermogen weerstand te bieden aan de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie; - het vermogen om de verplichtingen van de toetreding op zich te nemen, met name onderschrijving van de doelstellingen van de Politieke, Economische en Monetaire Unie. Bij de beoordeling aan de hand van deze drie groepen criteria - politieke en economische criteria en het vermogen om het acquis over te nemen - wordt ook gelet op het vermogen van administratie en justitie om de beginselen van de democratie en de markteconomie toe te passen en het communautaire acquis in de praktijk toepassing te geven en te doen naleven. De daarbij gevolgde methode bestond uit een middellange-termijnanalyse van de situatie van iedere aspirant-lidstaat, waarbij rekening werd gehouden met de reeds geboekte vooruitgang en de reeds begonnen hervormingen. Aangezien het om politieke voorwaarden gaat, heeft de Commissie bij haar beoordeling van de huidige situatie geen formele beschrijving gegeven van de instellingen, maar heeft zij de feitelijke werking van de democratie geëvalueerd.
119
1) Politieke criteria Bulgarije beschikt thans over democratische instellingen die stabiel lijken. Deze instellingen moeten worden versterkt door een correcte rechtsbeoefening op alle niveaus van het staatsapparaat. De verkiezingen zijn vrij en eerlijk en hebben in 1994 en 1997 een machtswisseling mogelijk gemaakt. De eerbiediging van de fundamentele rechten vertoont nog steeds een aantal leemten, ook al zijn de sinds november 1996 door de Bulgaarse autoriteiten getroffen maatregelen en aangegane verbintenissen positief. Zo moeten nog aanzienlijke inspanningen worden geleverd op het stuk van bestrijding van corruptie, verbetering van de werking van het gerecht en bescherming van de persoonlijke vrijheden bij het optreden van de politie en de geheime diensten en bij de strafrechtspleging. De Turkse minderheid lijkt goed geïntegreerd te zijn, mede gezien de recente verbetering van haar positie, maar dit lijkt niet het geval voor de Romas (zigeuners), die een belangrijke minderheid in het land vormen. Nu een nieuwe regering aan de macht is lijkt de huidige verbetering ertoe te leiden dat Bulgarije weldra zal voldoen aan de politieke criteria die de Europese Raad van Kopenhagen heeft gesteld. 2) Economische criteria Ondanks enkele eerste maatregelen in 1991 is Bulgarije nog steeds aan het begin van het hervormingsproces. De nieuwe regering heeft zich thans gecommitteerd tegenover het IMF, de Wereldbank en de Europese Commissie snelle hervormingen in gang te zetten, de prijzen los te laten en privatiseringen te initiëren. Deze politiek moet de situatie herstellen die ontstaan is door de crisis van de afgelopen maanden met een negatieve groei (-10,9 % van het BNP in 1996), verslechtering van de overheidstekorten, hyper-inflatie (311 % in 1996) en een depreciatie van de munt. Bulgarije heeft 8,3 miljoen inwoners en het BNP per persoon vertegenwoordigt 24% van het gemiddelde van de Europese Unie. Meer dan 20 % van de beroepsbevolking is actief in de landbouwsector, die voor 13 % van de toegevoegde waarde zorgt; ondanks de recente privatisering ondervindt deze sector nog steeds grote structurele moeilijkheden. De handel met de Unie vertegenwoordigt thans 35 % van de uitvoer. De situatie van Bulgarije met betrekking tot de economische criteria die de Europese Raad van Kopenhagen heeft gesteld, ziet er als volgt uit: De vooruitgang van Bulgarije bij de totstandbrenging van een markteconomie is aanzienlijk. De heroriëntering van het economisch beleid sinds de recente regeringswisseling heeft tot een verbetering geleid, maar er is nog veel te doen. De prijzen zijn vrijwel volledig geliberaliseerd, maar de eigendomsrechten op grond zijn nog niet geheel gewaarborgd, het juridische systeem is nog kwetsbaar en de politieke besluitvorming over economische aangelegenheden is niet altijd samenhangend geweest. Er moet een extra inspanning worden gedaan om het administratieve en rechterlijke apparaat te versterken en de hardnekkige macro-economische onevenwichtigheden uit de weg te ruimen, zodat een stabiele omgeving kan worden gecreëerd. 120
Bulgarije zou grote moeite hebben om op middellange termijn het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie. Het land heeft onlangs het concurrentievermogen van zijn economie weten te verbeteren, met name door maatregelen te treffen ten aanzien van tot belangrijke distorsies leidende factoren zoals de lage eniergieprijzen, door de privatisering te versnellen en door een begin te maken met de opheffing van de sterk verliesgevende staatsbedrijven. De Bulgaars industrie is echter grotendeels verouderd en de landbouw moet worden gemoderniseerd. Ook het lage niveau van de sector onderzoek en ontwikkeling en de geringe kwalificaties van de arbeidskrachten wijzen erop dat de economie nog een aantal jaren behoefte zal hebben aan constante structurele hervormingen.
3) Vermogen om de verplichtingen van het lidmaatschap na te komen De overname van het communautaire acquis werd beoordeeld aan de hand van verschillende indicatoren: - de Europa-Overeenkomst die met name verplichtingen behelst inzake vrije vestiging, nationale behandeling, vrij handelsverkeer, intellectuele eigendom en overheidsopdrachten; - tenuitvoerlegging van essentiële maatregelen voor de totstandbrenging van de interne markt, zoals vermeld in het Witboek; - geleidelijke omzetting van andere delen van het communautaire acquis.
Bulgarije heeft aanzienlijke inspanningen geleverd om zijn verplichtingen uit hoofde van de Europa-Overeenkomst na te komen. De overeenkomst is zonder grote problemen en volgens de erin opgenomen agenda ten uitvoer gelegd. De meeste op de omzetting betrekking hebbende kwesties zijn opgelost. De zwakte van de nationale coördinatiemechanismen heeft echter een volledige benutting van het potentieel verhinderd. De nieuwe regering heeft besloten deze structuren te versterken. Bulgarije heeft de regels en richtlijnen van het Witboek in onvoldoende mate omgezet. Voor alle fundamentele onderdelen van de interne markt, met inbegrip van de mededinging, neemt de Bulgaarse wetgeving slechts zeer gedeeltelijk het communautaire acquis over, behalve op het gebied van industriële en intellectuele eigendom. De nog vereiste vooruitgang is zo groot dat bijzonder zware en constante inspanningen moeten worden geleverd, zowel op het gebied van de aanpassing van de wetgevingen als voor de totstandbrenging van structuren die de tenuitvoerlegging daarvan mogelijk maken. De volledige herstructurering van de financiële sector om het vertrouwen bij het publiek en de investeerders te herstellen, vormt een van de eerste prioriteiten. In het algemeen vormt de zwakheid van de overheidsdiensten een belangrijk probleem, waardoor zowel het tempo van de aanpassing van de wetgevingen als de kwaliteit ervan in twijfel kan worden getrokken. De verschillende structuren die voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving op het gebied van de interne markt onmisbaar zijn, zijn momenteel niet in staat hun taak te volbrengen. 121
Wat de overige elementen van het acquis betreft, zal Bulgarije, als het zijn inspanningen op het stuk van de omzetting van de Gemeenschapswetgeving en de modernisering voortzet, allicht weinig moeilijkheden ondervinden bij de toepassing op middellange termijn van de volgende onderdelen van het acquis: onderwijs, opleiding en jeugdzaken, onderzoek en technologische ontwikkeling, visserij, midden- en kleinbedrijf, buitenlandse handel en ontwikkeling. Er valt voor Bulgarije daarentegen nog een lange weg af te leggen op het gebied van telecommunicatie, de audiovisuele sector, belastingen en douane. Bulgarije heeft nog niet de juiste omstandigheden gecreëerd voor een dynamische en concurrerende particuliere sector. De industrie zal dus pas op langere termijn het hoofd kunnen bieden aan de concurrentiedruk binnen de interne markt Op milieugebied zijn nog zeer grote inspanningen vereist, met name grootschalige investeringen en maatregelen die garanderen dat de overheidsdiensten bij machte zijn de wetgeving daadwerkelijk toe te passen. De integrale overname van het acquis zal wellicht slechts op zeer lange termijn kunnen worden gerealiseerd en vereist een verhoging van de overheidsuitgaven op dit gebied. Bulgarije heeft een zekere vooruitgang geboekt wat betreft de toepassing van het acquis in de sector vervoer. Bulgarije moet zijn inspanningen vooral in de sector goederenvervoer over de weg en de sectoren maritiem en spoorvervoer intensiveren. Bulgarije dient ook de nodige investeringen te doen voor de totstandbrenging van de TEN, die essentieel zijn om de interne markt naar behoren te laten functioneren. Bulgarije zal nog behoorlijk inspanningen moeten leveren om zijn normen op het stuk van werkgelegenheid en sociale zaken op die van de Europese Unie af te stemmen. Met name moet vooruitgang worden geboekt inzake de bescherming van personen in loondienst en de veiligheid en gezondheid van werknemers. Tevens moet een volwaardiger arbeidsinspectie worden opgezet. Wat betreft regionaal beleid en cohesie heeft Bulgarije pas een begin gemaakt met het opzetten van een operationeel kader dat het mogelijk moet maken de door de structuurfondsen van de Unie geboden middelen te gebruiken. Ook moet het land zorgen voor een volwaardige financiële controle. Om aan zijn verplichtingen met het oog op de toetreding te voldoen, zal Bulgarije zijn landbouwsector grondig moeten hervormen. Er valt nog zeer veel te doen op het stuk van de landbouwstructuren, de agro-voedingsindustrie, het landbouwbeleid en de sanitaire en kwaliteitscontroles. Ook zijn bijzondere inspanningen vereist met betrekking tot de administratieve structuren die het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten uitvoer zullen moeten leggen. Op het gebied van energie moeten nog inspanningen worden gedaan, vooral wat betreft de rol van monopolies, de prijsvorming en de overheidsinterventies in de sector vaste brandstoffen en uranium. Bulgarije beschikt over een kerncentrale in Cernavoda die in ongeveer 8% van de elektriciteitsbehoefte van het land voorziet; deze is gebouwd met gebruikmaking van Westerse technologie. Voor kernafval moet nog een oplossing worden gevonden. 122
Gelet op het totaalbeeld dat uit de beoordeling op de diverse gebieden naar voren komt, is op dit moment moeilijk te bepalen op welke termijn Bulgarije in staat zal zijn alle maatregelen over te nemen en ten uitvoer te leggen die nodig zijn voor de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen en de verlegging van deze controles naar de buitengrens van de Unie. Bulgarije lijkt niet in staat deel te nemen aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, die een coördinatie van het economisch beleid en een volledige liberalisering van het verkeer van kapitaal vereist. Of Bulgarije op het moment van zijn toetreding in staat zal zijn deel uit te maken van de euro-zone, valt momenteel nog niet te zeggen: aan de convergentiecriteria kan slechts worden voldaan indien de momenteel ten uitvoer gelegde structurele hervormingen met succes worden bekroond. Voldoen aan deze criteria is evenwel geen voorwaarde voor toetreding. Op het stuk van justitie en binnenlandse zaken ziet Bulgarije zich met een grote uitdaging geconfronteerd. Het land heeft nog slechts beperkte vorderingen gemaakt met de overname van het acquis op dit gebied. De nieuwe regering heeft echter een grootscheeps programma opgezet om de nodige institutionele hervormingen tot een goed einde te brengen. Bulgarije kan in principe zonder moeite zijn verplichtingen inzake gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid nakomen. Het land heeft de betrekkingen met zijn buurlanden, met name Hongarije en Oekraïne, onlangs aanzienlijk verbeterd en heeft bijna alle geschillen met die landen bijgelegd. 4) Capaciteiten op administratief en gerechtelijk vlak Er is een grote en constante inspanning nodig om de administratieve structuren van Bulgarije te hervormen, wil het land ervoor zorgen dat het bij machte is het acquis daadwerkelijk toe te passen. Het vermogen van het gerechtelijk apparaat om te garanderen dat het Gemeenschapsrecht op uniforme wijze wordt toegepast, vormt een cruciale voorwaarde voor de totstandbrenging van de interne markt. Een beoordeling van deze sector valt op dit moment moeilijk te geven. Conclusie De conclusie die de Commissie ter afsluiting van haar analyse trekt luidt als volgt: - uit de huidige verbetering die is opgetreden na het aan de macht komen van een nieuwe regering mag men opmaken dat Bulgarije op weg is om aan de politieke criteria te voldoen; - de vooruitgang die Bulgarije bij het tot stand brengen van een markteconomie heeft geboekt zijn beperkt gebleven, omdat er geen duielijke verbintenis is tot een op dat doel gericht economisch beleid; Bulgarije zal niet in staat zijn weerstand te bieden tegen de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie op middellange termijn; 123
- hoewel er vooruitgang is geboekt, heeft Bulgarije de essentiële onderdelen van het acquis, met name die met betrekking tot de interne markt, noch omgezet noch doorgevoerd; er bestaat dan ook gerede twijfel of zij in staat is aan de verplichtingen van de toetreding op middellange termijn te voldoen; bovendien moeten aanzienlijke inspannningen, zeg maar investeringen, worden gedaan op het gebied van milieu, vervoer, energie, binnenlandse zaken, justitie en landbouw; in het algemeen zijn grootscheepse hervormingen nodig om het land structuren te kunnen geven die in staat zijn het acquis concreet toe te passen. Op grond van deze overwegingen beveelt de Commissie aan dat onderhandelingen met Bulgarije voor toetreding tot de Europese Unie zouden dienen te beginnen zodra het voldoende vooruitgang heeft geboekt in het voldoen aan de voorwaarden voor lidmaatschap die de Europese Raad in Kopenhagen heeft gesteld. Een versterkte pre toetredingsstrategie zal ertoe bijdragen dat Bulgarije zich sneller kan voorbereiden op de verplichtingen die aan een toetreding zijn verbonden, waarbij vooral aandacht zal worden besteed aan de zwakke punten die in het advies zijn vermeld. De Commissie zal uiterlijk einde 1998 verslag uitbrengen over de vorderingen die Bulgarije heeft gemaakt.
124
BIJLAGE
Huidige samenstelling van het Parlement
38e nationale vergadering (na de algemene verkiezingen van 19 april 1997)
Partij
Zetels
Stemmenpercentage
137
57,1
Linkse democraten (belangrijkste partij: Bulgaarse socialistische partij)
58
24,2
Front voor nationale redding
19
7,9
Eurolinks
14
5,8
Bulgaars zakenblok
12
5,0
240
100,0
Verenigde democratische krachten
125
Interne markt : Maatregelen op grond van het Witboek Deze tabel is gebaseerd op de door de Bulgaarse autoriteiten meegedeelde en door hen bevestigde gegevens betreffende de situatie per eind juni 1997. De Commissie is het niet noodzakelijk met deze gegevens eens. De tabel bevat verwijzingen naar de in het Witboek genoemde richtlijnen en verordeningen (899 in totaal). Bij de indeling is uitgegaan van de in het Witboek aangehouden indeling op basis van de beleidssectoren. Uit de tabel kan telkens worden afgelezen voor hoeveel maatregelen de Bulgaarse autoriteiten wetgeving hebben gemeld die in zekere mate verenigbaar is met de overeenkomstige in het Witboek aangegeven maatregelen. Richtlijnen Verordeningen Totaal
Hoofdstukken in het Witboek 1. Vrij verkeer van kapitaal 2. Vrij verkeer en veiligheid van industrieproducten 3. Concurrentiebeleid 4. Sociaal beleid 5. Landbouw
Fase I
Fase II/III
Bulgarije
3
1
0
0
Aantal maatregelen Witboek Bulgarije
3
1
0
0
4
17
1
0
1
19
Aantal maatregelen Witboek Bulgarije
56
104
4
1
165
0
0
0
0
0
Aantal maatregelen Witboek
3
0
1
0
7. Audiovisuele sector 8. Milieu 9. Telecommunicatie 10. Directe belastingen 11. Vrij verkeer van goederen 12. Overheidsopdrachten 13. Financiële diensten 14. Bescherming van persoonsgegevens 15. Vennootschapsrecht 16. Accountantscontrole 17. Civiel recht 18. Wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties. 19. Intellectuele eigendom 20. Energie
Fase II/III
4
11
4
Bulgarije
3
6
2
0
Aantal maatregelen Witboek Bulgarije
12
15
0
2
29
18
7
16
0
41
93
46
62
2
203
Aantal maatregelen Witboek
6. Vervoer
Fase I
Bulgarije
1
0
0
0
1
Aantal maatregelen Witboek
19
15
8
13
55
Bulgarije
1
0
0
0
1
Aantal maatregelen Witboek
1
0
0
0
1
Bulgarije
1
0
1
0
2
Aantal maatregelen Witboek
31
7
7
0
45
Bulgarije
1
0
0
0
1
Aantal maatregelen Witboek
9
7
0
0
16
Bulgarije
2
0
0
0
2
Aantal maatregelen Witboek
2
2
0
0
4
Bulgarije
0
0
0
0
0
Aantal maatregelen Witboek
0
0
0
0
0
Bulgarije
4
0
0
0
4
Aantal maatregelen Witboek
5
1
0
0
6
Bulgarije
6
3
0
0
9
Aantal maatregelen Witboek
13
8
0
0
21
Bulgarije
0
0
0
0
0
Aantal maatregelen Witboek
0
2
0
0
2
Bulgarije
2
2
0
0
4
Aantal maatregelen Witboek
2
3
0
1
6
Bulgarije
3
2
0
0
5
Aantal maatregelen Witboek
3
2
0
0
5
Bulgarije
0
1
0
0
1
Aantal maatregelen Witboek
1
1
0
0
2
Bulgarije
2
0
0
0
2
Aantal maatregelen Witboek
2
16
0
0
18
Bulgarije
3
2
0
1
6
Aantal maatregelen Witboek
5
3
0
3
11
Bulgarije
2
0
0
0
2
126
21. Douane 22. Indirecte belastingen 23. Consumentenbescherming Totaal
Aantal maatregelen Witboek
10
2
3
0
15
Bulgarije
0
0
0
0
0
Aantal maatregelen Witboek
2
1
14
184
201
Bulgarije
8
2
0
0
10
Aantal maatregelen Witboek
15
54
0
6
75
Bulgarije
1
0
0
0
1
Aantal maatregelen Witboek
8
3
0
0
11
Bulgarije
78
27
19
2
126
Aantal maatregelen Witboek
295
293
99
212
899
127
Statistische gegevens Indien niet uitdrukkelijk anderszins wordt vermeld, zijn de gegevens in deze bijlage verzameld bij het "Nationaal Instituut voor de Statistiek", waarmee Eurostat en de bureaus voor de statistiek van de lidstaten in het kader van het Phare-programma al een aantal jaar samenwerken. In het kader van deze samenwerking worden regelmatig gegevens verzameld en verspreid teneinde de wetgeving en de praktijken van de EU op statistisch gebied te kunnen toepassen. Onderstaande gegevens zijn waar mogelijk samengesteld aan de hand van de definities en standaarden van de EU, die soms afwijken van de nationale praktijken. Hierdoor zijn er verschillen mogelijk tussen de hier gepresenteerde gegevens en die welke elders in het advies te vinden zijn, want die zijn in het algemeen gebaseerd op de bijgewerkte antwoorden die de kandidaat-lidstaten zelf hebben verstrekt in reactie op de vragenlijst die zij in april 1996 toegestuurd hebben gekregen. Een volledige compatibiliteit met de statistische standaarden van de EU en dus ook de vergelijkbaarheid met EU-cijfers kunnen nog niet worden gegarandeerd, met name ten aanzien van statistieken die niet via Eurostat, maar rechtstreeks door de betrokken landen zijn geleverd. Indien informatie beschikbaar is, worden in methodologische aantekeningen de inhoud van en bijzonderheden over de statistische gegevens in deze bijlage beschreven. Bij de gegevens gaat het om informatie die in mei 1997 beschikbaar was.
128
BASISGEGEVENS 1990
1993
1994
1995
1996
11099,0
11099,0
8340,0
1000 ha
11099,0
Totale oppervlakte
11099,0 x 1000
Bevolking (eind van de periode) - Totaal
8460,0
8427,0
8385,0
- Vrouwen
4308,0
4297,0
4281,0
- Mannen
4152,0
4130,0
4104,0
per km2
78,1
Bevolkingsdichtheid
75,5
75,1
% van totale bevolking
67,1
Stadsbevolking
67,8 per 1000 personen
Sterftecijfer
12,9
13,2
13,6
14,0
Geboortecijfer
10,0
9,4
8,6
8,7
ecu
Inkomen en BBP per hoofd van de bevolking -Gemiddeld maandloon per werknemer
76
-BBP per hoofd van de bevolking % van totale bruto toegevoegde waarde
Productiestructuur: aandeel sector in bruto toegevoegde waarde -landbouw
14,4
13,9
-industrie
32,9
28,4
-bouwnijverheid -diensten Aandeel van sector in bruto toegevoegde waarde in 1990 1995
4,5
5,2
48,2
52,5
Aandeel van sector in bruto toegevoegde waarde in
share of branch GVA in 1990
share of branch GVA in 1995
0.0
0.0 13.9
14.4
48.2
-agriculture
-agriculture
-industry
-industry
-construction 32.9
-construction
52.5
28.4
-services - Others
-services - Others
5.2
4.5
landbouw, industrie, bouwnijverheid, diensten, overige
landbouw, industrie, bouwnijverheid, diensten, overige
Productiestructuur: aandeel sector in bruto toegevoegde waarde: De gegevens voor 1990 hebben betrekking op 1991.
129
NATIONALE REKENINGEN 1991
1992
1993
1994
1995
mln. nationale valuta
135711
Bruto binnenlands product (lopende prijzen)
200832
298934
548015
867691
8,5
9,9
4129,5
4209,8
mld. ecu
5,8
Bruto binnenlands product (lopende prijzen)
6,6
9,2
koopkrachtstandaard per hoofd van de bevolking
3886,8
Bruto binnenlands product
verandering in % t.o.v. het voorgaande jaar
Bruto binnenlands product
-7,3
-1,5
1,8
2,1
Consumptieve bestedingen
-3,1
-3,6
-4,5
-2,9
-van huishoudens en van IZW's t.b.v. huishoudens -van de overheid
1,0
-0,8
-2,6
-1,6
-14,9
-12,5
-11,9
-8,2
-7,3
-17,5
1,1
8,8
Investeringen in vaste activa (bruto) Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten
% van het bruto binnenlands product
73,1
85,9
92,3
91,2
85,8
-van huishoudens en van IZW's t.b.v. huishoudens
54,1
65,6
73,5
74,0
70,3
-van de overheid
19,0
20,3
18,9
17,2
15,5
Investeringen in vaste activa (bruto)
18,2
16,2
13,0
13,8
14,2
Uitvoer van goederen en diensten
43,5
47,1
38,2
45,1
44,7
Invoer van goederen en diensten
39,2
52,9
45,8
45,7
44,9
Consumptieve bestedingen
BBP (verandering in % t.o.v. het voorgaande jaar) 4.0 2.0 0.0 -2.0
1991
1992
1993
-4.0 -6.0 -8.0
130
1994
1995
BELANGRIJKSTE ECONOMISCHE INDICATOREN 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
verandering in % t.o.v. het voorgaande jaar
23,8
Inflatiecijfer
338,5
79,4
56,1
87,1
62,1
123
voorgaand jaar = 100
Volume-indexcijfers van de industriële productie
89,1
108,5
105
99,0
Volume-indexcijfers van de bruto landbouwproductie
80,6
107,1
116
86,7
21,4
20,5
14,7
13,7
47
44,9
37,7
33,5
17,3
16,8
11,6
11,3
% van de arbeidskrachten
Werkloosheidscijfer (ILO-methode) - Totaal - tot 25 jaar - 25 jaar en ouder
mld. USD
Bruto buitenlandse schuld mln. USD
Betalingsbalans - Uitvoer van goederen
6113
3737
3956
3727
3935
5345
- Invoer van goederen
-7427
-3769
-4169
-4612
-3952
-5224
- Handelsbalans
121
-1314
-32
-212
-885
-17
- Diensten (netto)
237
-86
-95
-57
11
153
- Inkomen (netto)
-758
-28
-96
-192
-193
-432
-1710
-77
-360
-1098
-32
-26
- Lopende rekening van de betalingsbalans - Kapitaalrekening en financiële rekening (excl. reserves)
762
157
981
834
303
120
- Reserves
878
-311
-591
247
-344
-234
Inflatiecijfer: Procentuele verandering van het jaarlijks gemiddelde ten opzichte van het voorgaande jaar - algemeen prijsindexcijfer (de gegevens zijn gebaseerd op nationale ICP's die niet volledig vergelijkbaar zijn). Volume-indexcijfers van de industriële productie: De industriële productie bestrijkt de winning van delfstoffen, de industrie en de productie en distributie van elektriciteit, gas en water (secties C, D en E van de NACE-classificatie). Het indexcijfer van de industriële productie wordt ieder jaar gebaseerd op een volledige telling van de staatsbedrijven en particuliere ondernemingen die tot de industriesector worden gerekend. Volume-indexcijfers van de brutolandbouwproductie: Gegevens gebaseerd op de methodiek van het System of National Accounts (SNA). Herziene gegevens en voor 1996 voorlopige gegevens. Werkloosheidscijfer (ILO-methode): Aandeel van de werklozen in de arbeidskrachten. Ontleend aan de arbeidskrachtenenquête waarbij de volgende ILO-definities en -aanbevelingen in acht zijn genomen: Arbeidskrachten: werkzame personen en werklozen in de zin van onderstaande ILO-definities: Werkzame personen: alle personen van 15 jaar en ouder die gedurende de referentieperiode ten minste 1 uur hebben gewerkt voor loon of een andere beloning, als werknemer, ondernemer, lid van een coöperatie of medewerkend gezinslid. Leden van de strijdkrachten en vrouwen met verlof voor kinderverzorging zijn inbegrepen. Werklozen: alle personen van 15 jaar en ouder die gelijktijdig voldoen aan alle drie voorwaarden van de ILO-definitie om als werkloze te worden geclassificeerd: zij moeten (a) zonder baan zijn, (b) actief werk zoeken en (c) beschikbaar zijn om binnen twee weken met werken te beginnen. De gegevens hebben betrekking op werknemers met een arbeidscontract in de overheidssector (volledige enquête). Bruto buitenlandse schuld: De schuld is ontleend aan de desbetreffende statistiek van de OESO (External Debt Statistics). Betalingsbalans: De gegevens zijn ontleend aan de gegevensbank van het IMF. Vergelijkbaarheid met de respectieve EU-statistieken is niet gegarandeerd, maar de betalingsbalans is grotendeels overeenkomstig de standaarden van het IMF opgesteld. De balans van het goederenverkeer is in overeenstemming met de beginselen van de betalingsbalans. Zowel de uitvoer als de invoer in fob-waarde. Het netto-inkomen omvat inkomen uit directe investeringen, uit beleggingsportefeuilles en uit andere beleggingen, alsmede de beloning van werknemers. De lopende rekening van de betalingsbalans is in overeenstemming met de definitie van het 5e Handboek van het IMF; kapitaaloverdrachten worden niet in aanmerking genomen. Reserves: dit betreft veranderingen in de reserves gedurende het jaar; (+) betekent een toename en (-) betekent een afname van de reserves.
131
BUITENLANDSE HANDEL 1993
1994
1995
1996
mln. nationale valuta
In- en uitvoer (lopende prijzen) - Invoer
131523,1
227010,3
380012,1
- Uitvoer
102877,4
216194,4
359663,6
- Handelsbalans
-28645,7
-10815,9
-20348,5
voorgaand jaar = 100
Volume-indexcijfers van de buitenlandse handel - Invoer
114,3
160,9
152,6
- Uitvoer
94,6
181,9
148
% van totale invoer
Structuur van de invoer volgens de SITC (lopende prijzen) - (0+1) voedingswaren en levende dieren, dranken en tabak
8,8
9,8
7,3
- 2 niet-eetbare grondstoffen
4,4
5,6
6,2
- 3 minerale brandstoffen en smeermiddelen
37,4
28,3
27
- 4 dierlijke en plantaardige oliën en vetten
0,3
0,3
0,2
- 5 chemische producten
10,1
10,4
12,8
- 6 fabrikaten, hoofdzakelijk naar grondstof ingedeeld
13,2
16,9
18,1
- 7 machines en vervoermaterieel
19,6
20,3
19,3
5,9
5,4
5,8
- 8 diverse fabrikaten
% van totale uitvoer
Structuur van de uitvoer volgens de SITC (lopende prijzen) - (0+1) voedingswaren en levende dieren, dranken en tabak
18,1
19,5
- 2 niet-eetbare grondstoffen
5,7
5,6
5
- 3 minerale brandstoffen en smeermiddelen
8,7
7,1
6,1
- 4 dierlijke en plantaardige oliën en vetten
19,8
0,8
0,5
0,9
- 5 chemische producten
14,8
14,7
16,9
- 6 fabrikaten, hoofdzakelijk naar grondstof ingedeeld
25,1
27,2
28
- 7 machines en vervoermaterieel
17,2
12,2
11,3
9,4
9,3
- 8 diverse fabrikaten
9,5
voorgaand jaar = 100
Prijsindexcijfers van de buitenlandse handel - Invoer
96,5
164,4
149,1
- Uitvoer
105
165,7
145,5
In- en uitvoer (lopende prijzen), volume-indexcijfers van de buitenlandse handel en structuur van de buitenlandse handel volgens de SITC (lopende prijzen): De handelsgegevens omvatten niet de rechtstreekse wederuitvoer, de handel in diensten en de handel met vrije zones en evenmin de handel in licenties, knowhow en octrooien. De gegevens hebben betrekking op de speciale handel en worden regelmatig bijgewerkt. Handelsclassificaties: De goederenverkeersstromen worden opgetekend overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur (GN) en het enig document. De invoer wordt op cif-basis opgetekend en de uitvoer op fob-basis. De douanestatistiek wordt gebruikt voor het toezicht op de gegevens over de buitenlandse handel. Eurostat heeft de nationale valuta omgerekend in US-dollars aan de hand van de jaarlijkse gemiddelde wisselkoersen van het Internationaal Monetair Fonds. Prijsindexcijfers van de buitenlandse handel: Sinds 1995 worden er aan de hand van de "unit value"-methode Laspeyres-prijsindexcijfers berekend. Tot en met 1994 werden er Paasche-indexcijfers berekend op basis van een steekproef van goederen, bestaande uit alle uitsluitend voor finaal gebruik uit- of ingevoerde goederen, m.u.v. speciale zendingen, veredeling en wederuitvoer.
132
BUITENLANDSE HANDEL 1993 Structuur van de invoer naar belangrijkste handelspartners (lopende prijzen) 1e handelspartner
1994
1995
1996
% van totale invoer
RU
29,3
RU
26,4
RU
28,1
2e handelspartner
DE
11,6
DE
12,8
DE
12,4
3e handelspartner
UA
5,3
IT
5,4
IT
5,8
4e handelspartner
IT
4,6
GR
4,8
GR
4,4
5e handelspartner
US
3,9
UA
4,2
UA
3,3
overige
45,3
Structuur van de uitvoer naar belangrijkste handelspartners (lopende prijzen) 1e handelspartner
46,4
46
% van totale uitvoer
RU
13,6
RU
13,5
RU
10
DE
6,6
MK
10,3
DE
8,6
3e handelspartner
GR
6,2
DE
8,9
IT
8,1
4e handelspartner
MK
6,1
GR
7,8
MK
8,1
5e handelspartner
IT
5,9
IT
7,6
GR
2e handelspartner
overige
61,6
Structuur van de uitvoer naar belangrijkste handelspartners in 1995
Structuur van de handelspartners in 1995
Structure of export by main partners in 1995 RU 10.0%
invoer
58,3
naar
belangrijkste
Structure of import by main partners in 1995 RU 28.1%
DE 8.6% IT 8.1%
58.3%
6,9
51,9
46.0%
MK 8.1% GR 6.9%
IT UAGR 5.8% 3.3% 4.4%
DE
Duitsland
RU
Russische Federatie
IT
Italië
UA
Oekraïne
GR
Griekenland
US
Verenigde Staten
MK
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
133
DE 12.4%
1.
SOCIALE INDICATOREN 1991
1992
1993
1994
1995
x 1000
Bevolking op 1 januari 8669,3
8595,5
8484,9
8459,7
8427
% van totale bevolking
Indeling van de bevolking naar leeftijd (1 januari 1995) 0-14 jaar 15-24 jaar 25-44 jaar 45-64 jaar 65 jaar en ouder
18,6 14,6 27,2 25,0 14,6 totaal aantal
Levendgeborenen Overledenen Zuigelingensterfte - Tot 1 jaar - Doodgeborenen Huwelijken Echtscheidingen
95910 110423
89134 107998
84400 109540
1624 612 48820 11044
1420 654 44806 9465
1310 587 40022 7104 per 1000 personen
Brutohuwelijkscijfer
5,44
5,26
4,7
4,5
4,4
Bruto-echtscheidingscijfer
1,23
1,11
0,8
0,9
1,3
-1,68 -6,87 -8,55 1,57 16,93 6,34
-2,21 -10,74 -12,95 1,53 15,93 7,28
-2,96 -0,01 -2,97 1,46 15,52 6,91
16,3
14,8
Natuurlijke groei Nettomigratie Totale bevolkingsgroei Totale vruchtbaarheid Zuigelingensterfte Doodgeborenen (late fase zwangerschap) Levensverwachting - Mannen - Vrouwen
bij de geboorte
67,1 74,9 met 65 jaar
Levensverwachting - Mannen - Vrouwen
12,6 15,5
Bevolking op 1 januari: De cijfers voor 1989-1992 zijn omgerekend aan de hand van de resultaten van de volkstelling van 1992. Indeling van de bevolking naar leeftijd (1 januari 1995): Alleen voor 1994 zijn gegevens beschikbaar. Nettomigratie: Er is geen volledige migratie-enquête gehouden: restcategorie die ook statistische verschillen omvat. De cijfers voor 1989-1992 zijn omgerekend aan de hand van de resultaten van de volkstelling van 1992. Totale bevolkingsgroei: De nettomigratie- en de bevolkingscijfers voor 1989-1992 zijn omgerekend aan de hand van de resultaten van de volkstelling van 1992
134
ARBEIDSMARKT 1993
1994
1995
1996
% van de bevolking van 15 jaar en ouder
Beroepsbevolking (ILO-methode) 55,4
52,4
51,5
51,8
3282,2
3279,5
x 1000
Gemiddeld aantal werkzame personen 3221,8
3241,6
% van de arbeidskrachten
Werkloosheidscijfer (ILO-methode) - Totaal - tot 25 jaar - 25 jaar en ouder
21,4 47 17,3
20,5 44,9 16,8
14,7 37,7 11,6
13,7 33,5 11,3
11,1
12,5
% van de beroepsbevolking
Ingeschreven werklozen (eind van de periode) 16,4
1993 Indexcijfers van het gemiddeld aantal werkzame personen in loondienst naar NACE-klasse - Landbouw, jacht, bosbouw en visserij - Winning van delfstoffen - Industrie - Productie en distributie van elektriciteit, gas en water - Bouwnijverheid - Vervoer, opslag en communicatie Indexcijfers van de maandlonen - reëel - nominaal
12,8
1994
1995
1996
voorgaand jaar = 100
60,8 96,6 86,8 104,6 75,8 92,4
68,1 93,9 90,7 101,3 81,4 93,3
76,1 95,6 94 101 85,2 93,3
94,2 100,2 87,7 102 94,7 100,3
157,8
153,5
153,2
174,7
Beroepsbevolking (ILO-methode): Aandeel van de arbeidskrachten in de totale bevolking van 15 jaar en ouder. Ontleend aan de arbeidskrachtenenquête waarbij de volgende ILO-definities en -aanbevelingen in acht zijn genomen: Arbeidskrachten: werkzame personen en werklozen in de zin van onderstaande ILO-definities: Werkzame personen: alle personen van 15 jaar en ouder die gedurende de referentieperiode ten minste 1 uur hebben gewerkt voor loon of een andere beloning, als werknemer, ondernemer, lid van een coöperatie of medewerkend gezinslid. Leden van de strijdkrachten en vrouwen met verlof voor kinderverzorging zijn inbegrepen. Werklozen: alle personen van 15 jaar en ouder die gelijktijdig voldoen aan alle drie voorwaarden van de ILO-definitie om als werkloze te worden geclassificeerd: zij moeten (a) zonder baan zijn, (b) actief werk zoeken en (c) beschikbaar zijn om binnen twee weken met werken te beginnen. De gegevens overeenkomstig de ILO-methode hebben betrekking op september 1993, oktober 1994, oktober 1995 en november 1996. Werkloosheidscijfer (ILO-methode): Aandeel van de werklozen in de arbeidskrachten. Ontleend aan de arbeidskrachtenenquête waarbij de ILO-definities en -aanbevelingen in acht zijn genomen (zie bovenstaande ILO-definities). De gegevens hebben betrekking op werknemers met een arbeidscontract in de overheidssector (volledige enquête). Gemiddeld aantal werkzame personen: Alleen jaarcijfers (volledige enquête, bestrijkt alle werknemers bij de overheid en in de particuliere sector) Indexcijfers van het gemiddeld aantal werkzame personen in loondienst naar NACE-klasse: De gegevens hebben betrekking op werknemers met een arbeidscontract in de overheidssector (volledige enquête). De nationale bedrijfsclassificatie wijkt af van de NACEclassificatie, waardoor het bij de cijfers om schattingen gaat. Ingeschreven werklozen (eind van de periode): Aandeel van de ingeschreven werklozen in de civiele beroepsbevolking, gebaseerd op de steekproefenquête naar de arbeidskrachten.
135
OPENBARE FINANCIËN 1990 Overheidsbegroting -Inkomsten van de overheid -Bijdragen -Geconsolideerde uitgaven van de centrale overheid -Geconsolideerde uitgaven van de overheid -Geconsolideerd tekort/overschot van de centrale overheid -Tekort/overschot van de overheid
1991
1992
1993
1994
1995
mln. nationale valuta
22265 471 25028 29228 -2292
49497 450 54497 65052 -4550
71554 209 81591 98315 -9828
99875 92 133877 152181 -33910
209321 117 235905 261775 -26467
314624 920 360607 398725 -45063
-2040
-4156
-11454
-33652
-27066
-44951
% van het bruto binnenlands product
Overheidsbegroting -Geconsolideerde uitgaven van de centrale overheid -Geconsolideerde uitgaven van de overheid -Geconsolideerd tekort/overschot van de centrale overheid -Tekort/overschot van de overheid
40,2 47,9 -3,4
40,6 49,0 -4,9
44,8 50,9 -11,3
43,0 47,8 -4,8
41,4 45,8 -5,2
-3,1
-5,7
-11,3
-4,9
-5,2
Overheidsbegroting: Deze gegevens hebben betrekking op de centrale overheid en de overheid in het algemeen, als gepubliceerd in het Government Finance Statistics Yearbook (1996) (GFSY) van het IMF; inbegrepen is ook de presentatie van het land in het GFSY. Omdat het GFSY geen statistieken voor de overheid in het algemeen geeft, maar alleen voor de verschillende niveaus van de overheid afzonderlijk, zijn de hier gepresenteerde geconsolideerde reeksen berekend op basis van gegevens voor de centrale en de lokale overheid en gecorrigeerd voor geïdentificeerde overdrachten binnen de overheid. Ook al komen de statistieken overeen met de in het GFSY gepubliceerde gegevens over de centrale en lokale overheid, toch is de dekking wellicht niet volledig als bepaalde eenheden van de centrale of lokale overheid niet in deze dekking zijn begrepen. De volledigheid van de dekking kan worden gemeten door in het GFSY de voetnoot over de dekking van de gegevens voor elk van de landen te vergelijken met de lijst van eenheden van de centrale en lokale overheid waarvoor gegevens worden verstrekt. Opgemerkt zij dat het tekort/overschot in deze publicatie gelijk is aan inkomsten en bijdragen minus uitgaven, en dat geen rekening wordt gehouden met leningen minus terugbetalingen (zie hieronder). De saldering van overdrachten binnen de overheid in de bijgevoegde tabellen is beperkt tot de inkomens- en kapitaaloverdrachten die bestaan uit geïdentificeerde bijdragen en vermogens- en kapitaalsubsidies tussen de verschillende niveaus van de overheid. Andere soorten transacties tussen deze niveaus, zoals de betaling van belastingen en sociale premies ten laste van werkgevers of de aankopen van goederen en diensten bij elkaar, worden gewoonlijk niet als overdrachten binnen de overheid geclassificeerd en zijn er bij de consolidatie dan ook niet uitgefilterd. Of het ontbreken van gegevens over vermogensen kapitaaloverdrachten moet worden toegeschreven aan het ontbreken van overdrachten of aan het gebrek aan gegevens is onduidelijk; in alle gevallen is bij het ontbreken van informatie over overdrachten gehandeld alsof er geen overdrachten waren. a. Overheidsuitgaven bestaan uit lopende en investeringsuitgaven van de overheid in geld, rentebetalingen en inkomens- en kapitaaloverdrachten; overdrachten die niet in geld luiden, blijven buiten beschouwing. b. Het tekort/overschot is gelijk aan de inkomsten in geld en de bijdragen in geld minus de uitgaven in geld. Deze meting van het tekort/overschot wijkt af van die van het GFSY, waar het gelijk is aan de inkomsten in geld en de bijdragen in geld, minus de uitgaven in geld, minus het vorderingenoverschot. Deze uitsluiting van het vorderingenoverschot (die in de GFSY-methodologie bestaat in transacties in vorderingen en schulden voor specifieke beleidsdoeleinden en niet met het oog op de liquiditeit) zorgt ervoor dat deze meting van het tekort/overschot dichter bij het begrip vorderingenoverschot (+) c.q. -tekort (-) uit de nationale rekeningen ligt. Als gevolg van deze uitsluiting blijven de ontvangsten uit de privatisering (in de GFSY-methodologie geclassificeerd als terugbetalingen) bij de vaststelling van het tekort/overschot in de bijgevoegde tabellen buiten beschouwing (en verminderen het tekort dus niet).
136
FINANCIËLE SECTOR 1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
mld. nationale valuta
Monetaire aggregaten - Monetair aggregaat M1 - Quasi-geld
48,30 181,62
75,13 333,98
107,89 463,42
177,28 787,33
72
34
180
mln. US-dollars
Totale reserves (excl. goud, eind van de periode)
% per jaar
Gemiddelde korte rente - op leningen - op deposito's Officieel disconto (eind van de periode) Wisselkoersen met USD
52 1 USD = ...BGL
Gemiddelde voor de periode Eind van de periode 1 ECU = ...BGL
Wisselkoersen met ECU Gemiddelde voor de periode Eind van de periode
Monetaire aggregaten (eind van de periode): Geld (M1): omvat zichtdeposito's en chartaal geld buiten banken. Quasi-geld: omvat termijn- en spaardeposito's en deposito's in vreemde valuta. De gegevens voor 1996 hebben betrekking op november 1996. Officieel disconto (eind van de periode): De gegevens voor 1996 hebben betrekking op november 1996. Vanaf december 1996 stelt de Bulgaarse Nationale Bank iedere maand het rentepercentage vast. Wisselkoersen met USD: Wisselkoersen van het Internationaal Monetair Fonds, opgenomen in de publicatie: "International Financial Statistics".
137
INFLATIE (ontwikkeling over 12 maanden) Verandering in % van het ICP tussen de desbetreffende maand en dezelfde maand een jaar eerder (t/t-12)
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
1993
83,1
81,3
84,1
85,3
74,4
71,6
68,5
70,8
71,6
68,3
64,9
63,9
1994
59,1
58,8
61,6
89,3
93,9
94,0
93,3
98,4
112,1
117,6
119,7
122,0
1995
122,1
120,4
112,1
76,1
66,2
60,5
61,9
54,7
46,0
40,0
36,0
32,9
1996
30,9
28,5
26,4
28,8
42,2
70,2
106,7
140,7
172,9
210,5
232,0
310,8
Inflatie (verandering in % van het ICP)
Inflation (% change of CPI)
jan 93, mrt, mei, jul, sep, nov, jan 94 enz.
Inflatie (ontwikkeling over 12 maanden): Bij het inflatiecijfer (ontwikkeling over 12 maanden) gaat het om de verandering in % van het ICP tussen de desbetreffende maand en dezelfde maand een jaar eerder. De inflatiecijfers zijn gebaseerd op nationale ICP's die niet altijd volkomen vergelijkbaar zijn tussen de kandidaat-landen onderling of met de GICP's van de EU (verschillende methoden, begrippen en praktijken bij de berekening van de ICP's).
138
Nov
Sep
Jul
May
Mar
Jan-96
Nov
Sep
Jul
May
Mar
Jan-95
Nov
Sep
Jul
May
Mar
Jan-94
Nov
Sep
Jul
May
Mar
Jan-93
350.0 300.0 250.0 200.0 150.0 100.0 50.0 0.0
INDUSTRIE 1993
1994
1995
voorgaand jaar = 100
Volume-indexcijfers van de industriële productie naar NACE-klasse - Totaal - Winning van delfstoffen - Industrie - Productie en distributie van elektriciteit, gas en water
89,1 104,5 86,8 100,8
108,5 101,6 111 92,9
105 103 105,1 105,4
Volume-indexcijfers van de industriële productie naar NACE-klasse: De industriële productie bestrijkt de winning van delfstoffen, de industrie en de productie en distributie van elektriciteit, gas en water (secties C, D en E van de NACE-classificatie). Het indexcijfer van de industriële productie wordt ieder jaar gebaseerd op een volledige telling van de staatsbedrijven en particuliere ondernemingen die tot de industriesector worden gerekend. Gegevens voor 1996 voorlopig.
INFRASTRUCTUUR 1985
1990
1995
1996
km per 1000 km2
Spoorwegnet
38,7
38,7
38,7
38,7
314
314
km
Autosnelwegen
221
273 inwoners
Aantal inwoners per personenauto
8,4
6,6
139
1996
% van het bruto binnenlands product
Structuur van het BBP naar economische activiteit (NACE, lopende prijzen) - Winning van delfstoffen - Industrie - Productie en distributie van elektriciteit, gas en water
5,1
99
LANDBOUW 1992
1993
1994
1995
1996
1000 ha
Bodemgebruik - oppervlakte land - landbouwgrond - bos - bouwland - blijvend grasland
11099 6159 3873 4047 1833
11099 6159 3877 4063 1852
11099 6159 3876 4001 1942
11099 6164 3876 3998 1962
11099 6164 4203 1761
% van de landbouwgrond
Landbouwgrond naar wettelijke status - staatsonderneming - coöperatieven - overige
69 8 23
1992
1993
45 21 34
1994
28 33 39
1995
21 79
1996
% van het bruto binnenlands product
Aandeel in BBP - Landbouw, jacht, bosbouw en visserij (Nace A+B)
voorgaand jaar = 100
80,6
Volume-indexcijfers van de bruto landbouwproductie
107,1
116
86,7
2185,8 1181,1 56 9
1841,2 957,7 40 8
30,2 29,1 115,9 174,4
18,8 18,7 80,7 108,9
1000 ha
Belangrijkste teelten, oppervlakte - Granen - waarvan: tarwe - Aardappelen - Suikerbieten - Voederhakvruchten
2182 1108 48 18 5
2315 1266 39 11
2341,3 1319,8 47 8 100 kg/ha
Belangrijkste gewassen, opbrengst - Granen - waarvan: tarwe - Aardappelen - Suikerbieten - Voederhakvruchten
29,8 31,1 117,9 168,9 342,0
1992
24,7 28,6 91,5 86,4
1993
27,6 28,5 105,6 140,0
1994
1995
1996
1000 ton levend gewicht
Verkoop of aankoop van slachtdieren - varkens - rundvee - gevogelte
stuks per 1000 ha landbouwgrond
Veebezetting (eind van de periode) - rundvee - waarvan: koeien - schapen
158,1 79,4 781,7
121,8 68 611
103,5 56,9 551,2
102,5 60,2 548,8
stuks per 1000 ha bouwland
- varkens
659,6
517,7
496,8
509,2
Volume-indexcijfers van de brutolandbouwproductie: Gegevens gebaseerd op de methodiek van het System of National Accounts (SNA).
140