Verslagen van de statencommissies van 23 mei 2007 (Dag van de Verantwoording)
1
Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid Verslag van de vergadering van de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid, gehouden op woensdag 23 mei 2007 van 11.40 uur tot 12.45 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: mw. L. Veenstra (voorzitter, SP), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mw. A.A.H. Hazenkamp (PvdD), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), dhr. S.J. Krajenbrink (CDA), mw. W.J. Mansveld (PvdA), mw. F. Mete (PvdA), mw. O.G. Hartman-Togtema (VVD), dhr. R. Sangers (SP), mw. K.R. Schraagen (VVD), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H.J.B. Spoeltman (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. P. G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. J.D de Vries (D66), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Niet aanwezig: dhr. H.J. Flokstra (SP), mw. F. Stavast (GroenLinks). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. B. Mensema (Verslagbureau Groningen). Opening De voorzitter opent de vergadering. 1.
Regeling van werkzaamheden.
A-stukken: A.1
*
Voordracht van 17 april 2007, nr. 2007-07.519, FC, betreffende de provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2006 en de jaarlijkse overboeking naar 2007 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2007 waren geraamd (2e wijziging begroting 2007) (nummer 9/2007) en het rapport van bevindingen (controle Jaarrekening 2006) van Ernst & Young Accountants en de reactie van het College hierop van 27 april 2007, nr. 2007-08.080/17/A.22, FC. De volgende stukken zijn hierbij ook aan de orde: Onderzoeksrapportage (met bijlage) naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Programma Wonen over 2005, met begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-07.375a/16/A.17, FC
*
Sociaal jaarverslag 2006
*
Jaarverslag van de commissaris van de koningin in de provincie Groningen 2006
*
Burgerjaarverslag 2006 en de reactie van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-06.635/16/A.19, GMO
* Verslag van het door Gedeputeerde Staten uitgeoefende toezicht op de begrotingen het jaar 2007 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen
voor
*
Rapportage Provinciaal Veiligheidsbeleid 2006 met de begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 maart 2007, nr. 2007-04.931/13/A.7, CK + bijlage
*
Beantwoording Statenvragen door GS
Ter informatie: de Productenrekening 2006
2
De voorzitter drukt iedereen in de commissie op het hart heel kort en bondig te zijn in de bijdrage. Dat is de enige manier waarop we alle fracties het woord kunnen geven en hun recht kunnen doen in hun bijdrage, maar ook nog reacties uit het College kunnen krijgen voor eventuele vragen die opduiken. Van tevoren wil de voorzitter bij iedereen één opmerking onder de aandacht brengen. De leden hebben allen een mail ontvangen over het provinciaal studiefonds. We zoeken twee Statenleden om daar zitting in te nemen. Inmiddels heeft de voorzitter drie namen ontvangen, maar ze heeft nog niet met alle fracties gesproken. Zij stelt voor dat iedereen die zich beschikbaar stelt voor het provinciaal studiefonds zich na afloop van de vergadering meldt bij de secretaris. Hoe het nader moet worden ingevuld, wordt later bezien. Vandaag behandelt de commissie het eigen onderdeel vanuit de programmajaarrekening. De voorzitter geeft het woord aan de fracties, van boven naar beneden, op basis van grootte. Mw. Mansveld (PvdA) merkt op hoeveel er toch weer elke keer in een jaar wordt gedaan, wanneer je de Programmarekening leest. Tegelijkertijd lijkt het nooit genoeg. Het is verleidelijk allerlei vragen te stellen over 2007, maar het betreft hier 2006. Dus ook die verleiding wordt weerstaan. De PvdA heeft een aantal korte punten. De voortgang van de maatschappelijke effecten is niet altijd even duidelijk en concreet omschreven. Bijvoorbeeld het vergroten van de invloed van zorgvragers door Patiënten en Consumenten Beleid op pagina 176. De provincie heeft daarvoor in 2006 subsidie verleend, maar wat is het effect ervan? Bij het afgelopen vrijdag besproken armoedebeleid is gekeken naar het effect van de subsidiëring van de platforms binnen armoedebeleid en uit de evaluatie bleek dat die effecten nihil waren. De zorgvraag staat binnenkort op de agenda, temeer omdat de PvdA Patiënten en Consumenten Beleid een zeer belangrijk punt vindt in de breedte. De PvdA wil meer horen dan alleen subsidieverlening, niet alleen in de Programmarekening, maar ook in de beleidsverantwoording verderop. Voor wat betreft jeugdzorg heeft mw. Mansveld een korte vraag met betrekking tot pagina 189. Daar staan uitdrukkingen als “een goede aansluiting” en “een genoegzaam aanbod”. Wat is dan genoegzaam? Deze omschrijvingen zijn niet altijd even concreet en juist bij jeugdzorg zouden we daar toch verder in kunnen gaan, omdat we Samen Sterk hebben vastgesteld dit jaar en er ook hele concrete plannen van aanpak liggen. Woorden als “genoegzaam” zijn dan toch te vaag. Op pagina 189 wordt ook gezegd dat het in het kader van procesmanagement in gang is gezet in 2006. Er is een procesmanager aangetrokken. Wat wordt hier precies bedoeld met procesmanagement? Dan de vraag van integraliteit van beleid als het gaat om jeugdzorg richting jeugdbeleid, maar ook jeugdzorg richting onderwijs. Dat vindt de fractie nog niet terug in de verantwoording bij de Programmarekening. Hoe ziet de gedeputeerde dat soort integraliteit van beleid in de toekomst? Dhr. Spoeltman (PvdA) heeft twee opmerkingen over cultuur. De eerste sluit aan op wat mw. Mansveld al zei: vaak wordt vermeld dat iets gerealiseerd is, omdat subsidie is verleend. Op pagina 200 staat dat er talenten worden gestimuleerd. Er staat letterlijk dat er zoveel subsidie is verleend aan een aantal instellingen, dus het aantal talenten is blijkbaar gerealiseerd. Er staat niet bij wat voor een talent. Het moet nog geïnventariseerd worden hoe zo’n talent zich verder gaat ontwikkelen. Het tweede punt gaat over de Kunstraad. In 2006 zou de Kunstraad moeten functioneren. Hoe is het daarmee? In principe zouden we al een verslag van de Kunstraad moeten hebben ontvangen. Dhr. Spoeltman maakt zich hier zorgen over. De Kunstraad zou niet alleen subsidie moeten verdelen aan allerlei projecten, maar zou ook moeten begeleiden, initiëren en stimuleren. Buiten de mededeling dat de Kunstraad subsidie gekregen heeft staat hier niets over in. Hoe staat het met de Kunstraad en hoe moet het daarmee verder? Mw. Mete (PvdA) gaat als vervolg op het betoog van mw. Mansveld over jeugdzorg in op de aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs. Waar zijn de effecten van aansluiting en het integreren van arbeidsmarktbeleid en onderwijs terug te zien? De fractie is van mening dat de effecten duidelijker in de Programmarekening moeten staan. Op pagina 180 staat bijvoorbeeld dat er ter versterking van de relatie onderwijs-bedrijfsleven drie themabijeenkomsten zijn geweest, waarbij onderwijs en arbeidsmarkt elkaar hebben ontmoet, maar er staan verder geen effecten, conclusies of aanbevelingen bij.
3
Mw. De Winter-Wijffels (CDA) verklaart als volksvertegenwoordiger een politiek oordeel te mogen vellen over de jaarstukken over 2006 en de vruchten die het vorige College in 2006 afgeworpen hebben. Volgens het CDA zijn dat er heel veel, wanneer het gaat om welzijnsbeleid. Er is veel in gang gezet als we kijken naar de sociale infrastructuur en zijn we tot hele mooie resultaten gekomen. Eén daarvan is het gebiedsgericht werken, met daarin de speerpunten wonen, welzijn en zorg. De lokale loketten zijn aardig vormgegeven. Er is veel aandacht voor huiselijk geweld. Jeugd en veiligheid stonden bovenop de agenda. Vrijwilligerswerk en armoede. Allemaal een hele dikke voldoende. De investeringsregeling voor de multifunctionele gebouwen is ronduit een groot succes. Er is niet alleen veel gebeurd, maar er zit ook nog een hoop aanvragen in de pijplijn. Wat dat betreft een groot compliment. De fractie vindt echter dat de vruchten wrang zijn als het gaat om jeugdbeleid. Aangezien de jeugd een hoge prioriteit heeft voor het CDA, had de fractie hier graag een lovend geluid laten horen. Helaas. In de productbegroting leest mw. De Winter-Wijffels op pagina 186 iets over het recht op buitenspelen. Daarover is een motie aangenomen. Volgens het CDA wordt het steeds urgenter dat kinderen volop de ruimte hebben om buiten te spelen en te bewegen. Waarom is er van de omschreven prestatie-indicatoren niet één uitgevoerd? Het CDA stelt net als vele anderen dat kinderen recht hebben op een stabiele, veilige en liefdevolle omgeving om in op te groeien, als het gaat om de jeugdzorg. Maar voor (te) veel kinderen is dit nog steeds geen realiteit. Integendeel, op dit terrein doen negen provincies in het land het beter dan de provincie Groningen. Dat is droevig, omdat het gaat om kinderen en zeker voor nieuwe situaties. Droevig ook, omdat we al heel veel geld en tijd gespendeerd hebben aan een reeks onderzoeken, omdat we veel financiële middelen hebben ingezet om de wachtlijsten weg te werken, een extra ambtenaar, een procesmanager. En wederom moeten we toch in de krant lezen dat jeugdzorg met wachtlijsten kampt en wederom moeten we de vraag stellen om weer geld in te zetten. Het gaat dus nog steeds niet de goede kant op. Mw. Mansveld (PvdA) vraagt mw. De Winter-Wijffels of deze het nu wil hebben over de ontstane wachtlijsten. Vanzelfsprekend deelt de PvdA de zorgen van mw. De Winter-Wijffels over de jeugdzorg, maar 31 januari 2007 hebben de Staten een enorm beleidstuk aangenomen als hopelijke oplossing voor wat nu wordt genoemd. Mw. Mansveld wil weten of mw. De Winter-Wijffels nu 2007 wil bespreken. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) ontkent dit. Zij beoordeelt 2006. Van datgene dat in 2006 in gang is gezet moeten nu geconstateerd worden dat de krant kopt dat er weer wachtlijsten zijn. Voor het CDA wordt de vraag steeds prangender of het geld op de juiste manier wordt besteed. Met een bedrag van € 38 miljoen lukt het nog steeds niet om die neerwaartse spiraal om te buigen. Het CDA is ervan overtuigd dat we hier met z’n allen het allerbeste voor onze jeugd willen en dat we daarom ook het lef moeten hebben elkaar kritische vragen voor te leggen. De vraag zou kunnen zijn of we niet bouwen aan de dakconstructie van een huis, waarvan fundament en muren nog maar nauwelijks overeind staan. De tweede vraag gaat over pagina 131 van de Programmabegroting. Waarom is de doelstelling om meer cliënten met dezelfde middelen te helpen niet gehaald? Wat is er al zichtbaar van de verschuiving van curatief naar preventief beleid? Wat is de huidige stand van zaken als het gaat om het elektronisch kinddossier? Er is al veel over gesproken en er zou in IPO verband hard aan gewerkt worden, maar er is niets meer over te lezen. Wat betreft de convenanten met de gemeentes: het CMO was daarmee aan de slag. Vervolgens is de opdracht neergelegd bij de procesmanager. Mw. Mansveld (PvdA) interrumpeert nogmaals. Zelf had zij ook al graag over 2007 willen beginnen, maar de stand van zaken is dat de deadline voor de convenanten 1 juli 2007 is. Die hebben we met z’n allen gewijzigd. Het zijn allemaal vragen die de PvdA ook heel graag zou willen stellen, maar die betreffen 2007. In de volgende commissievergadering staat jeugdzorg op de agenda. Het is voor mw. Mansveld onduidelijk of we nu die discussie ingaan of niet. Mw. De Winter-Wijffels (CDA) vraagt niet om die discussie, maar het is een punt die de fractie aangeeft. Er is heel veel beleid ingezet en de fractie had heel graag gezien dat ze op een heleboel punten wat positiever had kunnen zijn, maar dit is haar politieke beoordeling. De fractie heeft in die zin met de achterban en het veld heel veel gesprekken gehad en dit is wat de fractie aan oordeel velt. De laatste vraag betreft de aanbeveling van de rekenkamer om afspraken om te zetten van niet willen doen in gewoon doen. De fractie heeft het rapport van de rekenkamer er nog eens op nagelezen en dat hoort tot de aanbevelingen.
4
In hoeverre kan er wat strakker richting de uitvoerende organen gekeken worden om het in versnelling te brengen. Niet blijven steken in verwachtingen, maar meer voorwaarts. Dat waren wat het CDA betreft de punten die zij hier neer wil leggen. Dhr. Krajenbrink (CDA) geeft allereerst een positieve reactie aangaande de opgestelde cultuurnota en de uitvoering daarvan. Complimenten daarvoor. Maar is er ook een visie op het gebied van Groningen als culturele hoofdstad? Welke ambitie is daar nog van over en op welke termijn wil men dat eventueel realiseren? Daar kon dhr. Krajenbrink niet zo heel veel over terug vinden. Een andere zorg die het CDA heeft is de achterstand in restauraties van minimaal € 63 miljoen, zoals aangegeven op pagina 65. Gelet op de ambities die men heeft op het gebied van recreatie en toerisme, welke relatie kan daarin worden gelegd en welke ambitie heeft de provincie zelf om die achterstand weg te werken, naast het aankaarten bij de landelijke overheid? Op het gebied van sport is het CDA buitengewoon positief als het gaat om de uitvoering daarvan. 25 gemeentes die een bijdrage geleverd hebben aan de Bos-regeling, dat geeft duidelijk aan dat het breed gedragen wordt. Dat geldt ook voor het Huis van Sport in de richting van de gemeentes toe. Dhr. Sangers (SP) beperkt zich tot een aantal hoofdlijnen, ook gezien de tijd, en concentreert zich met name op de WMO en de jeugdzorg. Vooraf nog even een opmerking, net zoals mw. Mansveld, als het gaat om de vaagheid in de bewoordingen als het gaat om de gerealiseerde prestaties, om het verschil tussen de kwantitatieve prestaties en de kwalitatieve prestaties. De SP zal dat straks meenemen in algemene zin, want het speelt niet alleen hier maar ook op andere terreinen, in de commissie Bestuur & Financiën. De WMO. De invoering ervan is een majeure operatie geweest voor de gemeentes. In het algemeen kun je stellen dat de provincie een positieve rol gespeeld heeft bij het ondersteunen van de gemeentes bij de invoering van de WMO, met name via het projectbureau WWZ (Wonen, Welzijn & Zorg) – waarin de provincie mede initiatiefnemer is geweest en deels de financiering heeft bijgedragen – is veel geïnvesteerd in het samen met de gemeentes ontwikkelen van beleidsinstrumenten en de noodzakelijke regelgeving op dat gebied. Daarvoor complimenten. Maar we moeten vaststellen dat we het dan vooral hebben over de instrumentele kant van de invoering van de WMO. Los daarvan staan de effecten van de WMO: waar heeft het nu toe geleid voor degenen die aangewezen zijn op hulp en ondersteuning? Dat raakt op zich niet direct de verantwoordelijkheid van de provincie, maar het is toch goed om de negatieve effecten zoals die zich nu enigermate aandienen te onderkennen. Het eerste negatieve effect zat er vanaf het begin al in en dat was ook de reden waarom de SP principieel tegen de invoering van de WMO heeft gestemd. Het betreft het omzetten van een (afdwingbaar) verzekerd recht op thuiszorg in een toch wat vage compensatieplicht van de gemeente. Een ander te verwachten probleem zijn de mogelijk budgettaire tekorten bij de gemeentes om de WMO goed uit te kunnen voeren. Wat verder recentelijk naar voren komt en ook door de staatssecretaris is gesignaleerd, alsmede via de WMO-meldpunten van de SP, is het dreigende kwaliteitsverlies in de zorg, met name de omzetting, wat her en der en op grotere schaal gebeurt, van de huishoudelijke verzorging naar de schoonmaakgroep. Daaraan gekoppeld is er ook het dreigende verlies aan arbeidsplaatsen en gekwalificeerd personeel in de thuiszorg. Juist gezien de negatieve tendensen die zich nu aftekenen als het gaat om de effecten van de invoering, zou het goed zijn wanneer we die effecten hier op provinciaal niveau gaan monitoren en op grond daarvan gaan kijken hoe we de ondersteunende rol van de provincie verder zouden moeten invullen richting gemeentes, richting cliëntenorganisaties en met name richting lokale uitvoeringorganisaties. Dan denkt dhr. Sangers in het bijzonder aan het hele terrein van vrijwillige thuiszorg en mantelzorg ondersteuning. Daarmee komt hij op het punt dat in het kader van de WMO in formele zin de provincie één verantwoordelijkheid heeft en dat is invulling geven aan de steunfunctie. Hij zou graag een notitie van het College tegemoet zien waarin verdere uitwerking wordt gegeven aan die steunfunctie. Hoe denkt het College die steunfunctie verder in te gaan vullen op al die verschillende onderdelen? Dat zou wat dhr. Sangers betreft vanaf 2008 mogen. De jeugdzorg. In de kern moeten we vaststellen dat de doelstellingen met betrekking tot de jeugdzorg in de afgelopen periode niet gehaald zijn. Wat dat betreft is het goed nog eens te wijzen op de niet malse kritiek die destijds ook vanuit de Noordelijke Rekenkamer is geformuleerd, waarvan de kernpunten waren: geen of onvoldoende beleidsregie door de provincie, geen vraaggestuurde indicering en zorgaanbiedingen, wachtlijsten op alle fronten (zowel qua toegang als met betrekking tot het aanbod), de hulpverlening, een onvoldoende rapportage door Bureau Jeugdzorg en ook een gebrekkig functioneren van Bureau Jeugdzorg.
5
Daarnaast is er ook de constatering dat de doelstelling om een sluitende keten te realiseren nog niet gerealiseerd is in 2006. We moeten zeggen dat GS die kritiek hebben onderschreven. Er is ook van alles in gang gezet, onder andere het plan van aanpak voor procesmanagement. Dat heeft de SP ook gesteund. Maar als het puntje bij het paaltje komt, dan moet je constateren dat in essentie de beoogde resultaten niet gehaald zijn en dat het afgelopen jaar in die zin geen succes is geweest. Daar komt nog bij dat het aanvalsplan voor het terugdringen van de wachtlijsten in feite maar heel even heeft gewerkt en dat er nu dus sprake is van oplopende wachtlijsten. We ondersteunen de recente noodkreet van de gedeputeerde om meer geld, maar we vinden het wel vreemd dat we tegelijkertijd een voorstel van het College hebben gekregen om te bezuinigen op de jeugdzorg, met als enige argument dat de jeugdzorg nu 7% meer subsidie heeft dan het landelijk gemiddelde. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt of dhr. Sangers het nu heeft over 2007. Dhr. Sangers (SP) bevestigt dit, maar hij bespreekt het in samenhang. Het heden kan niet zonder het verleden. Bij de komende halfjaarrapportage wenst de SP een nadere analyse van de huidige situatie, de wachtlijstproblematiek en wat dat betekent voor een eventuele bijstelling van het plan van aanpak. Tot slot een detail wat betreft de Kindertelefoon, op pagina 328. Daar staat dat voor 2006 voor de Kindertelefoon een bedrag beschikbaar was van € 14.000, dat niet besteed is en aan het einde van het jaar vrij valt. Betekent dit dat er geen subsidiëring meer plaatsvindt voor de Kindertelefoon? Mw. Schraagen (VVD) bedankt het College voor de snelle beantwoording van schriftelijke vragen die de fractie heeft gesteld over verrekening. Men heeft gezien waaraan de VVD, maar ook het CDA, haar tijd aan heeft besteed in de meivakantie. Bij de beantwoording van de derde schriftelijke vraag geeft het College aan dat bij de productgroep Ontwikkeling Welzijnsbeleid bijna € 800.000 wordt overgeboekt. GS geven hiervoor de verklaring dat het gaat om de restante van de lasten van de onderdelen gebieden, speerpunten en integrale aanpak jeugdzorg en jeugdbeleid. Welke werkzaamheden waren er wel geraamd voor 2006, maar zijn niet uitgevoerd? Aangezien er zo’n groot bedrag mee gemoeid is, zullen dat er verschillende zijn. Mw. Schraagen merkt verder op dat de leesbaarheid van de financiële stukken de laatste jaren sterk is verbeterd. Zij begrijpt dat het even duurt voordat je alle zaken goed en helder kunt omschrijven. Toch moet het College kritisch blijven kijken naar de indicatoren. Er is tussen de verschillende beleidsonderdelen een verschil in de concreetheid hiervan. Als het heldere, concrete en meetbare indicatoren zijn, dan komt dat de controlerende taak van de Staten ten goede. Die taak wordt immers aanzienlijk bemoeilijkt als je bijvoorbeeld bij het sportbeleid vaagheden tegenkomt als “er lopen deelprojecten” of “projecten zijn gerealiseerd”. Dan rijzen immers onmiddellijk vragen. Welke deelprojecten zijn dat dan wel? Wat was het doel? Wat heeft het gekost en wat heeft het opgeleverd? Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) begint graag met een positief woord. Er is net heel veel gezegd over de situatie in de jeugdzorg. Vorige week mochten we er een kijkje nemen. We hebben gezien dat er heel veel werk nodig is, maar dat er ook al heel veel verzet wordt. Daar spreekt de ChristenUnie haar waardering over uit, ook richting de gedeputeerde. Toch zijn er nog een paar vragen naar aanleiding van de Programmarekening. Op 23 mei 2005 bereikten de gemeentes overeenstemming over de uitvoering van een verbeterprogramma de komende jaren. Is er in 2006 ook overleg geweest met de gemeentes over jeugdzorg? De tweede vraag grenst aan het nieuws dat vorige week naar buiten is gekomen door middel van een persbericht van het IPO. In de Programmarekening staat dat er veel extra geld ter beschikking is gesteld aan de jeugdzorg. Zijn alle aan jeugdzorg ter beschikking gestelde middelen – zowel de incidentele als de structurele – in 2006 ook daadwerkelijk ingezet? Dhr. Hilverts (ChristenUnie) wijst op pagina 39, armoedebeleid in samenwerking met de gemeentes, en dan met betrekking tot het provinciaal studiefonds. Hier staat dat er vanwege extra publiciteit meer aanvragen zijn binnengekomen en er meer mensen kunnen worden ondersteund dan voorheen. Maar op pagina 206 staat dat het bedrag dat aan het provinciaal studiefonds wordt besteed weer is afgenomen. Daarin bespeurt dhr. Hilverts een tegenstrijdigheid, die hij graag uitgelegd wil zien. Sport. Op pagina 178 mist dhr. Hilverts bewegen voor ouderen. In 2006 is er met het Huis van de Sport gesproken in verband met vergrijzing. Men zou zich gaan inzetten voor het bewegen voor ouderen. In de jaarrekening is daar niets over terug te vinden. Maar ouderen zitten niet stil, die bewegen ook. Het is goed hier qua sport ook op in te zetten.
6
De loverboys. De ChristenUnie heeft daar al eerder aandacht voor gevraagd en ook in 2006 zijn daar zaken voor ingezet, zoals het lespakket dat naar de scholen is gegaan. Ook dit punt is niet terug te vinden in de jaarrekening. Mw. Siersema-Venema (GroenLinks) heeft op zich niet zo heel veel vragen. Bovendien zijn een heleboel vragen die GroenLinks had al gesteld, met name over jeugdzorg. Toch heeft de fractie nog een paar aanvullende vragen. De inventarisatie van monumenten op pagina 65 heeft een aantal knelpunten, in elk geval € 5 miljoen. Hoe ver staat het de aan het Rijk gevraagde ondersteuning daarvoor? Sport. Men wenst het potentiële kader van vrouwen en culturele minderheden van sportverenigingen te verhogen. Nou moet het waarschijnlijk nog nader bepaald worden waaraan het ligt dat deze mensen niet echt openstaan voor het deelnemen aan sport. Gebeurt dat inmiddels of laten we dat achterwege? Dhr. Zanen (PvhN) dacht dat hij gepasseerd was, maar hij begrijpt dat de voorzitter de fracties naar grootte aan het woord laat. Je zou ook kunnen kijken naar het aantal leden dat de partijen in de commissie hebben. Dat is twee, drie of vier, waardoor je weer een andere volgorde krijgt. De voorzitter stelt dat zij toch heel duidelijk gezegd had dat zij de volgorde van groot naar klein zou hanteren. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat je daar verschillend over kunt denken. Daar komt bij dat zijn naam ook nog eens met een Z begint, dus hij komt sowieso vaak pas als laatste aan de beurt. Dhr. Zanen wil nog een punt toevoegen aan de jeugdzorg verwarring. Een aantal mensen heeft er al over gesproken, maar het gaat over de wachtlijsten die er vorig jaar lagen en die met extra middelen zijn weggewerkt. Zo heette het, maar als hij het goed begrijpt, dan is er – net zoals toen – toch sprake van een soort geaccepteerde periode van een aantal weken, dat niet tot de wachtlijst werd gerekend. Nou is de commissie onlangs op bezoek geweest bij jeugdzorg. Het was weer zeer indringend om die problematiek heel direct met de medewerkers te bespreken. Maar daar bleek dat sommige gevallen geen uitstel kunnen vergen. De problematiek is dan zo ernstig dat er een acute oplossing moet komen. Naar ons idee was de mogelijkheid om door te verwijzen naar instanties te beperkt omdat daar dan een wachtlijst zit. Dit heeft natuurlijk allemaal te maken met hoe je het afgelopen beleid waardeert. Wat is vervolgens de verwachting met geld dat je er extra instopt of is dat een andere problematiek? Op pagina 198 staat onder andere het Huis van de Groninger Cultuur genoemd. Dhr. Zanen heeft tevergeefs gezocht naar het kleine fonds dat als het ware in beheer is gegeven aan het Huis van de Groninger Cultuur om subsidie te verlenen aan bepaalde projecten namens de provincie. Hoe is dat vorig jaar precies afgelopen? Op pagina 204 staat nog iets over de synagoge. Daar hebben we het al eerder over gehad. Er staat nu met zoveel woorden dat er nog niet helemaal overeenstemming is bereikt met zowel de gemeente Groningen als de nieuwe eigenaar van de synagoge over wat daar precies aan nieuwe activiteiten zal gaan plaatsvinden. Wellicht kan de gedeputeerde daar ook nog iets over zeggen. Dhr. De Vries (D66) stelt dat er over de Programmarekening vrij veel te zeggen is, ondanks het feit dat er een paar hele goede dingen natuurlijk wel gehaald zijn afgelopen jaar en dat er heel veel goeds gedaan is. Om te beginnen bij het onderwijs. Het wordt nadrukkelijk gezegd dat de startkwalificaties een belangrijk onderdeel vormen. Daarvoor is ook het Waddenmodel ontwikkeld, dat ook landelijk wordt gezien als een voorbeeldtraject. Tegelijkertijd leest dhr. De Vries in deel 1 dat er nog een heleboel dingen niet gedaan zijn en dat de cijfers daar in feite uit de Jeugd & Onderwijs Monitor komen. Hij mist het feit dat wij die hier al hebben gezien. Er missen onderdelen aan gegevens met name voor de niet-leerplichtigen die wel onder RMC wetgeving vallen. Als we de Jeugd & Onderwijs Monitor lezen, dan is daar wel het één en ander uit te halen en hier staat ook het één en ander in. Waarom staat dat hier wel in de Programmarekening, als wij de Jeugd & Onderwijs Monitor niet eens hebben gekregen. Dhr. De Vries hoopt die binnenkort te krijgen, zodat het ook met spoed kan worden behandeld. De aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt. In de Programmarekening staat dat er een viertal trajecten zijn samengevoegd in het EQUAL project. Als dhr. De Vries de Programmarekening goed leest, dan wordt dit eind 2007 afgerond en dan krijgen we er een reactie op. Maar het is vorig jaar gestart. Is er nu echt niets over te zeggen?
7
Dhr. De Vries mag hopen van wel en graag zou hij daar wat meer informatie over willen hebben dan wat hier staat te lezen, dat onder andere de wet- en regelgeving bestudeerd wordt en de inventarisatie van de rebound, schakel en spijbel voorzieningen heeft plaatsgevonden. Hier is toch meer over te zeggen en dat had hij ook verwacht. Technasium. Er staat bij het stukje kwalitatieve informatie als terugkoppeling: geen. Dhr. De Vries kan zich dat niet voorstellen. Er zijn wel degelijk trajecten gestart en ook uit de krant haalt hij meer dan uit de Programmarekening. Dat is een omissie. Cultuur en educatie. Dhr. De Vries heeft het gevoel dat we hier iets achterliggen op schema, als hij de Programmarekening goed leest. Zo zijn er niet 24 maar 21 gemeentes die participeren. Slechts 65% van de cultuureducatieplannen is in de uitvoeringsfase. Lopen we voor de andere 35% dan absoluut achter? En is het aantal leerlingen dat bereikt zou moeten worden nog niet bereikt? Hoe moet men dit lezen? IVAK. In deel 1 wordt uitgebreid gerept over Cultuurstation C, maar het IVAK wordt helemaal niet genoemd, terwijl dat wel in deel 2 naar voren komt. Is het IVAK vergeten? In dat geval is het een verzuim richting het IVAK en de deelnemende gemeentes daarin. Of zit er een andere boodschap achter? Dat we langzaam maar zeker het IVAK gaan afstoten en de cultuureducatie bij Cultuurstation C gaan onderbrengen. Dat laatste hoopt dhr. De Vries toch niet. Jeugdzorg. D66 is daar positief kritisch in. Er is nog heel veel te doen, maar we zijn er nog lang niet. Vorig jaar hebben wij meerdere malen gezegd dat de provincie het voortouw moet nemen. Wij zijn in de lead als provincie en niet iemand anders. Wij hopen dat er nu er een procesmanager is wij dat ook daadwerkelijk worden, maar dat straks ook blijven. Tegelijkertijd staat in de Programmarekening dat een aantal indicatoren dat gehaald zou moeten worden nu is ondergebracht in het programma van de programmamanager. Het is niet anders, maar in feite wordt hiermee opnieuw aangegeven dat we een half jaar lang niet in de lead zijn geweest. Als we niet oppassen, lopen we straks alleen maar verder achter. Dat is gezien de kwetsbaarheid van deze groep mensen absoluut niet verantwoord. Als dhr. De Vries vervolgens kijkt naar de doelmatigheid, dan haalt hij uit de Programmarekening dat de verhoging van doelmatigheid waarnaar gestreefd is niet is gehaald. Klopt dat? Op pagina 192 staat ook nog een belangrijk puntje over de jeugdzorg. Daar staat nadrukkelijk het één en ander over de jeugdmishandeling en crisisopvang. De kindermishandeling wordt blijkbaar eind 2007 geëvalueerd en de crisisopvang is helemaal verdwenen. Als we over 2006 iets moeten realiseren, dan wil dhr. De Vries niet eind 2007 pas de evaluatie hebben. Dan had er in 2006 iets moeten staan als gerealiseerd. Tot slot het sportbeleid. Van een aantal indicatoren wordt nadrukkelijk gezegd dat er deelprojecten lopen en meer wordt er niet over gezegd, terwijl er wel degelijk concretere doelstellingen stonden beschreven. Als dat zo concreet is beschreven, zeg dan gewoon wat niet wordt gehaald, wat nu in de deelprojecten zit en wat is doorgeschoven. Daar kunnen we duidelijker over antwoorden en een afweging over maken, dan zoals het er nu staat. Mw. Hazenkamp (PvdD) had een aantal vragen, dat haar zorgen baarde, met name op het gebied van jeugdzorg en de invoering van de WMO, maar alle vragen zijn al gesteld. Zij heeft daar niets meer aan toe te voegen. Mw. Mulder (gedeputeerde) merkt op dat het één en ander is gezegd over de manier waarop GS de einddoelen heeft geformuleerd. Zou het niet wat meer in maatschappelijke effecten beschreven kunnen worden? Daar is zij het mee eens. Er is nog een slag te slaan en GS zullen volgend jaar het op die manier ook wat duidelijker formuleren, zodat de Staten ook kunnen zien wat de maatschappelijke resultaten zijn geweest van wat is ingezet in 2006. Jeugdzorg. 2006 is een bewogen jaar geweest op het gebied van jeugdzorg. We zijn vele malen ook in commissie bij elkaar geweest en we hebben ook in dit huis hard gewerkt aan dit thema. Er lag natuurlijk een aantal rapporten, dat in 2006 naar voren is gekomen: het BMC rapport (waarin wijzelf initiatief hebben genomen om onderzoek te doen naar de doelmatigheid in de jeugdzorg en ons eigen functioneren daarin), het rapport van de Noordelijke Rekenkamer en de rondetafelgesprekken die er geweest zijn vanuit de Staten. Dat heeft allemaal geleid tot een aantal rapporten, waarin een visie is geschreven – Samen Sterk – die ook is onderschreven door de commissie. Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in een concreet plan van aanpak. Wat is er nu precies gebeurt in 2006? Als we kijken naar een aantal projecten dat gelopen heeft waar het gaat om effectiviteit en efficiëntie, dan is er een hoop in gang gezet. De Doorbraakmethode – een methode om doorlooptijden versneld bij Bureau Jeugdzorg voor elkaar te krijgen – heeft tot resultaten geleid.
8
De samenwerking Beter Beschermd tussen de Raad van Kinderbescherming en het onderdeel Jeugdbescherming van Bureau Jeugdzorg om gezamenlijk effectief en versneld dingen niet dubbel te doen, maar kinderen door te leiden van de ene organisatie naar de andere, zodat er ook snel gehandeld kan worden. Er is een convenant met betrekking tot kindermishandeling afgesloten. De Eigen Kracht conferenties zijn ingezet door Bureau Jeugdzorg als nieuwe methode van hulp. Het project Doen Wat Werkt is uiteindelijk ook van start gegaan. Er waren nieuwe perspectieven, waarin bijvoorbeeld duidelijke afspraken gemaakt zijn tussen de gemeentes, de Basegroep en Bureau Jeugdzorg. In het plan van aanpak hebben we vijf deelprojecten: sturing (dat heeft voornamelijk met onze eigen rol te maken), het veranderprogramma Bureau Jeugdzorg (daarvan is men op de hoogte, want het is een heel traject dat ingezet is), vraaggerichte zorg, de aansluiting met voorliggende voorzieningen en de samenwerking in de keten. Dat is geaccordeerd en in gang gezet. Het moet zijn effect nog hebben, want het is niet van vandaag op morgen voor elkaar. Er is ook een ander probleem in Groningen. Mw. De Winter-Wijffels gaf aan dat het resultaat wat slecht was. In 2006 zijn er 1.142 cliënten in de zorg genomen. In 2005 waren dat er 762. Dat is er nogal wat meer en er is veel gedaan. Gelet op de verdere cijfers moeten wij ons beter presenteren in de resultaten en daar zullen we volgend jaar ook goed naar kijken. Wat betreft de toegang is het aantal indicaties 22% hoger dan de prognose. Vergeleken met 2005 is er in 2006 76% meer geïndiceerd. Weliswaar zijn de doorlooptijden gemiddeld nog langer, maar als je kijkt naar de toegepaste methode kom je op een doorlooptijd van 48 dagen. De wachtlijsten bij de toegang zijn weggewerkt. Uiteindelijk heeft dat – met meer middelen van het ministerie – ook geleid tot weggewerkte wachtlijsten bij de zorg. Het ministerie had wel iets gezegd over de tijd van wachten: kinderen die langer dan negen weken op de wachtlijst stonden mochten wij helpen. Daar hebben we geld voor gehad, niet voor degenen die twee of vier weken of de wachtlijst stonden. Daar kun je wat van vinden – zelf vindt mw. Mulder dat kinderen zo snel mogelijk geholpen moeten worden – maar daar was het geld voor bestemd. Als je kijkt naar die extra inspanning, dan was er eigenlijk gepland dat we 273 jongeren in zorg zouden nemen. Dat werden er uiteindelijk 390. In 2005 waren er 330 kinderen bij de reclassering aangemeld. In 2006 waren dat er 370. Er is dus een structurele toename in de zorgvraag en dus ook in de indiceringsvraag. Het is niet helemaal zeker, maar je kunt langzamerhand zeggen dat vanuit de vrije vraag aan de toegang van Bureau Jeugdzorg wat stabiliseert op dit moment. Maar ook vanuit de Jeugdbescherming en de OTS zie je nog steeds een toename. Dat betekent dat de voogdij geregeld moet worden en dat er misschien 24-uursopvang gecreëerd moet worden. Mw. Mulder stelt dat wij een structureel capaciteitstekort hebben in de zorg. Zolang dat niet opgelost wordt, krijgen we elk jaar te maken met wachtlijsten, hoe effectief en efficiënt we ook met elkaar werken. Daar ligt uiteindelijk het grote probleem. Dan kan men zeggen dat GS in de voorliggende voorzieningen versneld moeten komen tot convenanten met de gemeentes en kijken of die hulp op gang kan komen. Dat doen GS ook. In 2006 zijn GS daar ook mee aan de gang gegaan. Wij hebben elkaar toen ook ontmoet en deze thema’s steeds bij de gemeentes onder de loep genomen, maar dat doe je niet van vandaag op morgen. Het zijn trajecten die goed met elkaar moeten worden neergezet. Dan gaat het niet om een half jaar, maar om jaren. Het ministerie zal uiteindelijk de gemeentes tegemoet moeten treden om hun taken op orde te krijgen, maar ook de provincies, anders blijven wij met wachtlijsten zitten. Dat was 2006. Voor 2007 krijgen we binnenkort krijgen de halfjaarlijkse rapportages, daar nemen we de getallen in op en dan zullen we het daar in de commissie weer over hebben. Buitenspelen. CO heeft de opdracht gemeentes daarin te ondersteunen en vanuit ruimtelijke plannen nemen GS dit als aandachtspunt steeds mee om te laten toetsen of deze ook voldoende zijn. Het is dus een continu aandachtspunt voor RO. We kunnen het de gemeentes niet opleggen, want daar gaan wij nou net niet over. Maar bij het toetsen kunnen we wel vragen of er genoeg ruimte is en of er rekening gehouden is met speelruimte voor de kinderen. Provinciaal studiefonds. In 2006 zijn er meer aanvragen geweest dan in andere jaren. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) vraagt of het genoemde bedrag dan wel klopt. Mw. Mulder (gedeputeerde) weet dat niet 100% zeker, maar het kan zijn dat er minder is uitbetaald. In ieder geval is het aantal aanvragen meer geweest. Bewegen voor ouderen. Dat krijgt een aandachtspunt in 2007. Er is een nieuw sportbeleid en daarin is het bewegen voor ouderen meegenomen. Vrouwen en culturele minderheden. Er was extra aandacht voor de asielzoekers om die aan sportactiviteiten te laten meedoen. Een aantal clubs in Groningen hebben zich daarover ontfermd en is er actief mee aan de gang gegaan, maar wij weten ook dat het aantal asielzoekers teruggelopen is.
9
We gaan dat evalueren en kijken hoe we het aan elkaar kunnen linken, als straks misschien een aantal mensen een generaal pardon krijgt. Het Waddenmodel en de effecten daarvan. Het Waddenmodel is ingezet. In fases is dat heel verschillend geweest bij de clusters in Groningen. Met het Waddenmodel is het zo dat je aanvankelijk vreselijk teleurgesteld raakt, want er komt een heleboel boven water, omdat je de zaken namelijk sluit. Uit de monitor komen een heleboel leerlingen die eigenlijk op school hadden moeten zitten, maar waarvan de school niet wist of het CWI ze wel gemeld had of niet. Als je dat gaat doen, dan krijg je in eerste instantie veel pupillen boven water. Dan lijkt het net of je een groter probleem hebt. Maar dat probleem was er al, alleen onder water. Daarna kan je ermee aan de slag gaan en dan levert het veel resultaten op, omdat je ze dan ook in the picture hebt. School for job. Dat zijn de EQUAL projecten die we gedaan hebben in het kader van de ESFgelden. We hebben er de laatste (internationale) bijeenkomsten van gehad en de commissie krijgt van dit hele project (het zijn eigenlijk vier deeltrajecten) een uitgebreid verslag, waarin ook de resultaten die het opgeleverd heeft. WMO. We hebben hier natuurlijk goed op ingezet, met name ook vanuit de wettelijke rol die wij hierin hebben: de ondersteuningsfunctie richting de gemeentes als het gaat om het ontwikkelen van de wet en de daarbij behorende instrumenten. Op cliënten en patiënten niveau zijn wij bezig met de provinciale koepel hoe wij daar ook invulling van die steun bij de WMO en de inmiddels opgerichte WMO raden kunnen geven. Hoe je daarmee verder gaat en welke rol je daarin zou kunnen krijgen, dat is een punt voor de sociale agenda die het komende jaar naar de toekomst toe gaat opzetten, omdat het beleid in 2008 ook gaat aflopen. Kindertelefoon. Dat komt elk jaar terug. Hoe zit dat nu met die gelden met Drenthe en Groningen? Uiteindelijk hebben we besloten hoe we dat goed kunnen verdelen en daar kwamen wij gunstig uit. We hielden daar geld aan over. De Kindertelefoon is nog steeds volledig in werking, maar we hebben wat minder geld dat we daarvoor inzetten en we hebben ook nog wat teruggekregen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) merkt op dat zij nog een vraag had gesteld over de incidentele en structurele middelen die door het Rijk ter beschikking zijn gesteld voor de Jeugdzorg en of die volledig zijn gebruikt waarvoor ze bedoeld waren. Mw. Mulder (gedeputeerde) antwoordt dat de € 6 miljoen aan ontvangen middelen verdeeld zijn op basis van prognoses. Wat zijn de schattingen nu? Dan kom je tot een planning van wat je zou moeten inkopen en wat geholpen zou moeten worden. Dat heeft verschuivingen gekend. Er is meer ambulant geholpen. Er is dus een lichtere vorm van hulp gegeven dan in eerste instantie was voorzien. Maar dat betekent niet dat we die € 900.000 mogen houden. We hebben er iedere keer brieven over geschreven, maar we zijn ook verplicht een eindafrekening te geven voor het soort zorg dat wij voor dat geld hebben geleverd. Dat betekent dat wat er over is gewoon teruggestort moet worden naar VWS. Dhr.Sangers (SP) vraagt of hij het goed begrepen heeft dat er € 900.000 niet is gebruikt ten aanzien van de jeugdzorg? Mw. Mulder (gedeputeerde) bevestigt dit. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) brengt in herinnering dat hij nog een vraag had gesteld over loverboys. Mw. Mulder (gedeputeerde) zegt dat er heel veel gedaan is op het gebied van loverboys en dat had moeten worden opgeschreven. Mw. Schraagen (VVD) wil nog een antwoord op haar vraag: welke activiteiten zijn er niet uitgevoerd voor de € 800.000 die worden overgeboekt op het terrein van de productgroep Ontwikkeling Welzijnsbeleid? Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het niet één onderdeel betreft. Het gaat over meerdere speerpunten, waarbij je bijvoorbeeld met andere partners samen projecten moet neerzetten. Soms vertraagt dat wat en dan wordt die zaak later weer ingezet. Het is niet precies te zeggen uit welke pot het komt. Het is gewoon breed welzijnsbeleid dat niet gerealiseerd is, omdat je met andere partners – gemeentes of organisaties – afhankelijk bent om dat te kunnen inzetten. Wij doen veel aan coproducties en cofinanciering. Je wilt een hoop, maar soms loopt dat allemaal wat achter op de plannen en komen die plannen wat moeizaam op gang.
10
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) loopt een aantal door de fracties gestelde vragen bij langs. Het is terecht wat de PvdA zegt: als een subsidie aan een instelling is gegeven op basis van ontwikkeling van talent, dan is het daarmee nog niet helder wat er nou precies mee gebeurt. GS zullen er aandacht aan besteden wat er dan concreet gebeurt en dat zichtbaarder maken in de verslaglegging. Kunstraad. Het gaat op zich wel goed met de Kunstraad maar nog niet goed genoeg. Voor juli komt er een jaarverslag. Dat krijgt de commissie zo spoedig mogelijk toegezonden. GS houden zich er samen met de stad al een tijd intensief mee bezig. Het bestuur functioneert en men heeft de hele organisatie op de rit. Het is één integrale organisatie voor de podiumkunsten en de beeldende kunsten. Er is een commissie samengesteld. Er zijn veel meer aanvragen dan verwacht. Het is wel in het veld bekend, maar de proactieve functie is nog onvoldoende ontwikkeld. Daar heeft dhr. Spoeltman gelijk in. We kijken hoe we dat nu een extra stimulans kunnen geven, maar misschien is er wel wat meer nodig dan wat wij op dit moment doen. Daar hebben we binnenkort met de stad overleg over en ook met de Kunstraad zelf. We liggen wel op koers, maar het moet er nog wel verder uitkomen, met name de actieve rol. Culturele hoofdstad. Dat initiatief ondersteunen wij als College. Het speelt in IPO verband en we hebben het ook bij de minister aangekaart. Die heeft er positief op gereageerd in de Kamer. Maar dat moet wel wat gaan voorstellen. Er moeten dus ook middelen voor zijn, want straks zijn we culturele hoofdstad, maar dan lijkt het alsof het gewoon doorgaat zoals het al was. De inzet zal, ook in IPO verband, zijn om daar middelen voor te verkrijgen van het Rijk. Daar zal de provincie ook wat voor moeten doen en de gemeente in kwestie ook. Het is een mooie gedachte om Groningen als eerste culturele hoofdstad te lanceren. Daar zetten wij op in. De synagoge. De overdracht is nog niet helemaal rond. Er wordt nog over onderhandeld. Dat heeft ook te maken met bestaande subsidies en met de stichting Oude Groninger Kerken. We zijn met de gemeente in gesprek, maar we proberen het wel rond te krijgen. Maar het heel zorgvuldig en heel precies. Men blijft op de hoogte. Het gaat dhr. Zanen (PvhN) ook om de programmatische invulling van wat er daar gebeurt. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat dat vooral aan de stichting Folkingestraat Synagoge zelf is. Het is een cultureel programma, dat gehandhaafd moet blijven. Het is erg belangrijk dat die dingen niet gaan vervallen en dat het alleen maar het beheer van het gebouw wordt. Dat kan natuurlijk niet. Huis van de Groninger Cultuur. Het activiteitenbudget van het Huis van de Groninger Cultuur bestaat uit 25 activiteitenbudgetten en 50 actieprogramma's. Dat loopt heel erg goed. Er zijn erg veel aanvragen, zodanig dat wij als College het besluit hebben genomen in de Voorjaarsnota een aanzienlijk groot bedrag voor het Huis van de Groninger Cultuur op te nemen. Die verruiming mocht ook plaatsvinden, omdat er veel behoefte en vraag naar is. Het gaat heel goed met die activiteiten. Restauraties. Daar ligt een fors probleem op tafel, op landelijk niveau. Ook dat is een punt voor het overleg van de provincies met de minister. De minister is nog niet teruggekomen op die brief. Daar begint het natuurlijk wel. Vooralsnog zijn wij als provincies niet voornemens iets te doen. Het gaat hier om hele grote bedragen. Met € 1 of 2 miljoen doe je nog heel weinig, maar het moet wel eerst beginnen bij het Rijk. Dat gaat om de evaluatie van de huidige regeling: de BRIM. Dat is de instandhouding, maar die werkt niet, want de restauraties blijven buiten het zicht. Dat moet dus geëvalueerd en veranderd worden. Er is inmiddels wel door minister Van der Hoeven, in haar rol die zij toen bij Cultuur had, meer geld gekomen voor een incidentele regeling. Dat gaat dan landelijk om € 50 miljoen en er is ook nog eens € 125 miljoen algemeen ter beschikking was gesteld, maar dat zijn allemaal druppels op de gloeiende plaat. Daar moet nog wel wat aan gebeuren en het staat hoog op het lijstje van het IPO, dat regelmatig in overleg is met minister Plassterk. Dat is de inzet. Regionaal cultuurplan. Een aantal gemeentes heeft gezegd geen bijdrage te doen. Volgens de gedeputeerde zijn dat Loppersum, Slochteren en Haren. Ze zijn nog wel betrokken bij het amateurclubbeleid, zodat we niet achterlopen. Het is meer zo dat GS ze er weer bij proberen te betrekken. IVAK. Dhr. Gerritsen weet dat het IVAK de belangstelling van D66 heeft en houdt. Maar dat geldt ook voor het College: op pagina 197 staat het IVAK namelijk nadrukkelijk vermeld en het is ook absoluut de intentie om met het IVAK door te gaan. Dhr. De Vries (D66) merkt op dat hij gezegd heeft dat het in deel 1 ontbreekt, waar Cultuurstation C meerdere malen wordt genoemd, maar in deel 2 komt het IVAK inderdaad wel terug.
11
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat men nu hoort, voelt en ziet dat het IVAK een zeer centrale speler is op het punt van cultuureducatie en dat ook blijft. Het IVAK doet het gewoon heel erg goed. De bijeenkomsten met betrekking tot arbeidsmarkt en onderwijs. De vraag van mw. Mete was of dat wat meer kwantitatief kon. Wij doen een poging om alles wat gaat over onderwijs en arbeidsmarktbeleid zowel in de onderwijsportefeuille als in de EZ portefeuille zo kwantitatief mogelijk te doen, maar bij die bijeenkomsten is dat wat lastig. Deze bijeenkomsten hebben meer een draagvlakverhogende werking om daarmee daarna vervolgprojecten in te zetten. Het gaat om het realiseren van stageplaatsen in de administratieve sector en in de bouw. Dat doen we om steeds meer met die sectoren gezamenlijk plannen te maken en daar ook draagvlak voor te verwerven. Dat werkt. De pilot Leren & Werken gebeurt bijvoorbeeld met een groot aantal instanties dat daar aanwezig is. Onderwijsinstellingen zijn daar heel erg van belang. De voorzitter rondt de vergadering af. Iedereen wist van tevoren dat het bij één termijn zou blijven. Wat blijft hangen is aan de aanwezigen om daarmee te doen wat men goeddunkt voor vanavond. Er zijn een heleboel vragen gesteld over Jeugdzorg, en eigenlijk ook al over 2007. 6 juni 2007 spreken we in deze commissie uitgebreid met elkaar opnieuw over Jeugdzorg. Houdt voor dat moment de vragen vast die voor dit jaar gelden. Zij wenst de aanwezigen veel wijsheid toe vanmiddag en sluit de vergadering om 12:45 uur.
12
Statencommissie Economie en Mobiliteit Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 23 mei 2007 van 10.20 uur tot 11.30 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. J. Oosterhaven (plaatsvervangend lid PvhN), dhr. M.L.J. Out (VVD), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. J. Rijploeg (PvdA), dhr. Schroor (plaatsvervangend lid, D66), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. H.T Stavenga (PvdA), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Afwezig: mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. Hollenga (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Er is bericht van verhindering binnen gekomen van mw. Van der Tuin. Zij wordt vervangen door dhr. Brouns. 1.
Regeling van werkzaamheden.
Het voornemen is om in elk geval de helft in te lopen van de tijdsoverschrijding van de vorige commissie. Er heeft zich niemand gemeld om in te spreken. A-stukken: A.1
Voordracht van 17 april 2007, nr. 2007-07.519, FC, betreffende de provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2006 en de jaarlijkse overboeking naar 2007 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2007 waren geraamd (2e wijziging begroting 2007) (nummer 9/2007) en het rapport van bevindingen (controle Jaarrekening 2006) van Ernst & Young Accountants en de reactie van het College hierop van 27 april 2007, nr. 2007-08.080/17/A.22, FC.
De volgende stukken zijn hierbij ook aan de orde: Onderzoeksrapportage (met bijlage) naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Programma Wonen over 2005, met begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-07.375a/16/A.17, FC Sociaal jaarverslag 2006 Jaarverslag van de commissaris van de koningin in de provincie Groningen 2006 Burgerjaarverslag 2006 en de reactie van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-06.635/16/A.19, GMO Verslag van het door Gedeputeerde Staten uitgeoefende toezicht op de begrotingen voor het jaar 2007 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen Rapportage Provinciaal Veiligheidsbeleid 2006 met de begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 maart 2007, nr. 2007-04.931/13/A.7, CK + bijlage Beantwoording Statenvragen door GS
-
Ter informatie: de Productenrekening 2006
13
De voorzitter wenst de Programmarekening 2006 aan de orde te stellen. Dhr. Bultje (PvdA) stelt dat vandaag woensdag-gehaktdag is. Dat moet er wel wat te hakken zijn. Wat de PvdA betreft valt dat op deze onderwerpen heel erg mee. Er is goed inzichtelijk gemaakt wat er op de verschillende onderdelen gepland is en hoe daar vervolgens invulling aan is gegeven. Dan kan men nog punten maken als bij het tweede maatschappelijke effect van 1.1 Bedrijvigheid, waarin wordt gezegd dat men beter wil draaien dan het landelijk gemiddelde als het om werkgelegenheid gaat. Als vervolgens wordt gekeken hoe het staat met die ontwikkeling, wordt gezegd dat er wel groei is van werkgelegenheid, maar dat wordt dan vervolgens niet gerelateerd aan het landelijk gemiddelde. Dat zijn kleine details die nog iets beter kunnen. Op blz. 93 staat: “Met het voorbereiden van het landinrichtingsproject Binnen A wordt gewacht totdat er meer duidelijkheid is verkregen over de voor de uitvoering van werken benodigde grond. Dhr. Bultje wenst te vernemen wat daar precies aan de hand is. Waar loopt het op vast? Kan het College op korte termijn aangeven hoe er zal worden voorzien in de realisatie en op welke termijn? Dhr. Brouns (CDA) verklaart dat hij een tweetal opmerkingen heeft die ook te maken hebben met de vragen die het CDA in de schriftelijke ronde heeft gesteld, waarop uitvoerig antwoord is ontvangen en waarvoor dhr. Brouns zijn dank uitspreekt. Hij heeft twee vragen naar aanleiding van die beantwoording. De eerste betreft de scheepsbouw, een prioriteit binnen de provincie als het gaat om de economische sector en werkgelegenheid, maar ook een heel kwetsbare. Te zien is dat de orderportefeuilles goed gevuld zijn. Dat wordt in de beantwoording ook aangegeven. Dat is in het verleden ook al eens zo geweest, maar met het omslaan van de economie is dit de sector waar zich dat heel hard laat voelen. Juist daarom zijn die regelingen van belang. Als dhr. Brouns een antwoord leest als: “Er is goed gebruik gemaakt van de TROS-regeling”, dan is dhr. Brouns benieuwd wat het goede gebruik nu is. Wat heeft men daadwerkelijk hier in het Noorden binnen gehaald en ermee gedaan en hoe ziet het er de komende jaren uit als het om die regeling gaat? Het andere punt betreft de agrarische sector. Het is heel positief om te zien dat er bij de biolandbouw een toename van 25% is. Dat stemt het CDA in dat opzicht tevreden, want dat is een behoorlijke relatieve toename. Wel moet men daar de kanttekening bij plaatsen dat het nog steeds maar 2,5% is van het areaal. In die zin valt er nog steeds een heleboel op dat terrein te doen. Een beetje zorgwekkend vindt dhr. Brouns de beantwoording van de vragen als het gaat om de werkgelegenheid in de agrarische sector. De geconstateerde daling daarvan wordt afgedaan met het feit dat er een andere tellingmethode is gebruikt. Dat mag wel zo zijn, maar desondanks is er wel iets met die werkgelegenheid aan de hand. Dhr. Brouns zou hier heel graag de mening van het College over willen horen. Mw. Van Kleef (CDA) dankt het College voor de beantwoording van de vragen die gesteld zijn. Het gaf het CDA weinig aanleiding om hierop door te gaan. Over de rapportage van het provinciaal veiligheidsbeleid wil mw. Van Kleef enkele vragen stellen. Veiligheid is wat betreft het CDA een basisvoorziening. In de rapportage van het provinciaal veiligheidsbeleid is te lezen dat de doelstellingen geformuleerd zijn en bestuurlijke afspraken gemaakt zijn over verkeersslachtoffers. In 2006 was er alweer een stijging van dodelijke verkeersslachtoffers. Het besef is natuurlijk aanwezig dat ernstige verkeersongelukken niet altijd te wijten zijn aan de inrichting van de wegen, maar dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij de weggebruikers. De gemaakte bestuurlijke afspraken hebben onder andere betrekking op verkeerseducatie en in het werkplan 2006 van het Verkeers- en Vervoersberaad staat een aantal doelstellingen welke betrekking hebben op educatie, en dan met name op het stimuleren van scholen voor het behalen van verkeersveiligheidslabels van zowel het voortgezet onderwijs als het basisonderwijs. Graag zou het CDA hier de resultaten over willen vernemen. Hoeveel scholen doen hieraan mee? Preventie en bewustwording bij zowel de ouders als de kinderen door middel van verkeerseducatie is een belangrijk uitgangspunt voor het reduceren van verkeersongelukken. Daarnaast is het CDA benieuwd of het College voornemens is om extra aandacht te willen schenken aan met name het fietsverkeer hier in de provincie Groningen, met name ook voor de kwetsbare doelgroepen. Verder leest men in de rapportage dat men in 2006 geconstateerd heeft dat de veiligheid buiten de bus verbeterd kan worden. Het CDA verneemt hier graag het een en ander over wat betreft de aanpak en de resultaten. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat de SP constateert dat er als kwantitieve prestatie-indicatoren voor innovatie en speerpuntenbeleid – en dan ook in het kader van Energy Valley – vijf projecten worden genoemd. Aangegeven is dat er zeventien projecten zijn gecommitteerd. Dan gaat het om Energy Valley, Life Science, ICT, scheepsbouw. Binnen Energy Valley staat ook dat vijf projecten gerealiseerd moeten zijn. Ook daarvan zijn er negen gecommitteerd en drie lopend.
14
De SP is enigszins in de war gebracht door het taalgebruik, want realiseren en gecommitteerd zijn, zijn volgens de SP twee verschillende begrippen. Dus als dhr. Swagerman constateert dat er drie lopende trajecten Energy Valley zijn en dat zouden er vijf moeten zijn, dan komt men daar twee tekort. Dat geldt voor de andere projecten ook. De SP-fractie vraagt zich ook af wat een goed functionerende arbeidsmarkt zou moeten betekenen als er staat: “Mede door de aantrekkende economie wordt het steeds moeilijker om tot een goede afstemming tussen vraag en aanbod te komen”. Het is een beetje een nietszeggende opmerking, want als de economie niet aantrekt, heeft men volgens dhr. Swagerman hetzelfde probleem. Wat de SP zich ook nog afvraagt als men kijkt naar de kwantitatieve prestatie-indicatoren met betrekking tot de ESF-pilot die wordt genoemd, 1500 werknemers. Er wordt gesproken over 648 duaal zij-instroom in de bouw en 870 ECV. Moet worden geconcludeerd dat dit opgeteld mag worden en dat aan de doelstelling van de 1500 werknemers is voldaan? Net als het CDA heeft de SP geconstateerd dat de werkgelegenheid in de landbouw afneemt en dat de methode waarnaar verwezen wordt hoe men erachter komt, wat de SP betreft ook wel wat discutabel is. Voorts wordt geconstateerd dat de biologische landbouwsector sneller groeit dan in de rest van het land. De SP denkt dat de provincie daar wat meer aan zou moeten doen, omdat dit ook meer arbeidsplaatsen oplevert. Zo heeft men twee vliegen in één klap. Als men kijkt naar de marktpositie van de landbouw, dan gaat het over € 312 miljoen in 2002 en € 327 miljoen in 2003 en daar houdt het op. De SP vraagt zich af of het niet mogelijk is om 2004 en 2005 en misschien ook wel 2006 aan te geven. Loopt men zo achter met de cijfers? Is dat onmogelijk? Dan heeft dhr. Swagerman nog een puntje betreffende landinrichting. Daar is sprake over de uitvoering pilotproject inplaatsing melkveehouderij. Volgens dhr. Swagerman is die pilot nu al jaren aan de gang. Volgens hem is nog steeds die ene gerealiseerd. Hij heeft ook ergens gelezen dat er nog steeds geen andere vraag is. Dus misschien moet dat plan maar eens verlaten worden. Toerisme en recreatie. Er wordt melding gemaakt dat er veel banen zijn bijgekomen sinds 1998. Dat is natuurlijk wel mooi, maar het gaat over slechts 5% en de laatste cijfers in 2005 laten zien dat er een afname is in de werkgelegenheid. Misschien moet er naar worden gekeken zo snel dat mogelijk is, als ook cijfers van 2006 bekend worden, of dat misschien een trend is. Want wat is te zien? De bestedingen nemen wel toe, maar de banen niet. Dan is het natuurlijk wel heel interessant om te weten of daar enig verband is en om dan vervolgens te kijken of je daar iets mee moet en waar je daar iets mee zou kunnen doen. De SP denkt dat bij Energy Valley, maar ook bij het andere verhaal, niet voldoende projecten gerealiseerd zijn, aangezien er wel committeringen zijn maar geen echt lopende opdrachten. Voorts denkt de SP dat er een aantal projecten is die pas in 2007 blijkbaar terecht gaan komen – en dan gaat het met name over projecten toeristische sector, landbouw en de realisering van de EHS, want die hebben om verscheidene redenen blijkbaar vertraging opgelopen waardoor 2006 de doelstellingen niet haalt. Mw. Beckerman (SP) verklaart dat de Programmarekening voor haar als nieuw Statenlid een mooi overzicht geeft van alle plannen die zijn gemaakt en deels zijn uitgevoerd. Het Kolibri-project, garanderen van OV in landelijk gebied, zorgen voor veilige wegen, aanleg van de regiotram, dat zijn onderdelen die mw. Beckerman zeker kan toejuichen. Helaas heeft zij – en dat gebeurt haar als reiziger ook helaas veel te vaak – moeten constateren dat er veel vertragingen worden opgelopen bij deze projecten. Daar zou zij enkele vragen over willen stellen. Het betreft hier zowel OV-projecten, vervoer over water en vervoer over weg. De bushaltes hadden moeten worden opgewaardeerd, maar vooral het starten van het Kolibri-project. Hierover zou mw. Beckerman enkele vragen willen stellen aan de gedeputeerde. Zij vindt het een heel mooi project dat ervoor kan zorgen dat Stad en Ommeland beter bereikbaar zijn, alleen nu is al te zien dat bij de beginfase van dit project met de aanleg van de transferia al vertraging wordt opgelopen. Het blijkt lastig te zijn om geld binnen te krijgen van het Rijk. De SP vraagt zich af of de gedeputeerde haar zorg over de uitvoering van dit project deelt en wat er gaat gebeuren als er niet meer dan de € 10 miljoen binnenkomt van het Rijk, of het dan bij zo’n mooi project op papier blijft. Wat mogen de Staten hiervan verwachten? Enkele projecten die worden genoemd met wegvervoer hebben vertraging opgelopen, zelfs projecten die als prioriteit van 2006 zijn aangegeven: de aanpak van de knoop westelijke en noordelijke ringweg, de kruising noordelijke ringweg en de Bedumerweg zijn beide projecten die als prioriteit worden gezien en die niet zijn gerealiseerd binnen de planperiode. Graag zou de SP willen weten of dit komt omdat er een te krappe planperiode wordt aangehouden of dat er andere oorzaken aan ten grondslag liggen. Over vervoer over het water wordt genoemd de opwaardering van de vaarweg Lemmer-Delfzijl, dat de brug Eijbersburen te laat gereed komt en dat voor de brug bij Aduard, die eveneens gepland stond voor 2006, op basis van inspraak en aantal extra varianten worden onderzocht.
15
De SP zou dit niet eens zo’n slechte reden vinden voor vertraging maar zij vraagt zich af, na de berichten in de vorige commissie, wat deze inspraak nu werkelijk inhoudt, aangezien de betrokken toch spreken van een farce. Hier zou de SP-fractie zeker op terug willen komen. De SP is sterk voorstander van inspraak en zeggenschap, maar vindt dat daar bij dit project niet echt sprake van is. Verder wordt een mooi overzicht gegeven over de Zuiderzeelijn. De SP is zeer benieuwd wat daar uitgekomen is. Dhr. Zanen (PvhN) wenst allereerst een opmerking te maken over de introductie van het hoofdstuk bedrijvigheid. Daar worden de zes speerpuntensectoren waar de provincie zich op concentreert. Er is intertijd een discussie over gevoerd of daar niet eventueel een zevende bij zou passen. Dat zou dan kunst en cultuur zijn, omdat dit toch bewezen positieve invloed heeft op economische ontwikkeling, zo heeft onderzoek uitgewezen. In dit rapport wordt dit verderop bij recreatie eigenlijk ook een beetje aangeduid. Er staat alleen geen invulling. Amusement staat daar als een categorie van werkgelegenheid die recreatie naar voren brengt. Daar staat verder helemaal niets. Dhr. Zanen weet niet of dat zo is. Een partijgenoot van dhr. Zanen in Friesland heeft in Oldebekoop op het platteland een theatertje in een oude school. Daar komen bussen toeristen op af, die daar een dag verblijven. Dat is een bepaalde inleg, dat kost geld. Daar wordt dus geld verdiend aan recreatie, aan cultuur, Het is een heel interessante zaak. Het is niet inzichtelijk of zulke dingen in Groningen ook gebeuren, maar dhr. Zanen maakt zich sterk dat dit wel zo is. Men zou het ook moeten stimuleren. Dan zou men het bij een van die speerpunten kunnen betrekken. Een vraag over een goed functionerende arbeidsmarkt. Er wordt hier het scholingsproject De Eendracht in Appingedam genoemd. Dhr. Zanen is benieuwd wat daarvan is geworden. Hebben de mensen daar die het betreft een andere baan weten te vinden dankzij die scholing? Als dat zo is, dan is dit een succesvol project. Hier zou dhr. Zanen graag iets van horen. De inplaatsing van melkveehouderij in het Veenkoloniaal gebied. Er staat hier dat dit inderdaad niet echt goed loopt, dat er één bedrijf feitelijk is verplaatst en dat er nog met een paar andere gesprekken worden gevoerd. Hoe staat het op dit moment? Op een of andere manier lukt het dus niet. Dat is toch wel jammer, want er is nogal wat energie aan besteed door de provincie om dat wel te doen lukken. Toeristische promotie. Dhr. Zanen hoorde toevallig vanochtend voor Radio Noord een verhaal over het bekendmaken van Groningen als watersportprovincie en waar men eigenlijk zelfs de loef van Friesland wilde afsteken. Dat vond dhr. Zanen wat erg enthousiast. Hij vindt wel dat men als NoordNederland samen – hij zegt te weten van het NNBT –… Dat men toch samen met elkaar optrekt, ook op het gebied van watersport. Men moet niet alleen de provincie Groningen… Als men dat onderwerp kiest, moet men de provincie Groningen samen doen. Daar kan men niet omheen. Er werd gesproken over projecten die meer tijd kosten dan voorzien. Dat klopt. Dhr. Zanen heeft dat ook bij Energy Valley… Iemand anders heeft dat ook al opgemerkt. Het lijkt erop dat concrete projecten wat traag en moeizaam van de grond komen. Dat geldt soms ook voor uitvoeringsprojecten zoals de vaarverbinding Oldambt-Nieuw-Beerta. Daar zijn vast ook argumenten voor te vinden. Het is natuurlijk wel zo dat, als de provincie echt met beleid inzet, het toch gerealiseerd zou moeten worden. Dan zou men niet achteraf moeten zeggen dat het om die of die reden niet kan. Mobiliteit. De N33. Ziet het ernaar uit dat die weg niet een autosnelweg wordt maar iets anders, misschien een met drie stroken, met één baan? Wordt er vanwege de beschikbare middelen van het Rijk en de provincie bezuinigd op de uitvoering van die weg? Het is dhr. Zanen niet meer duidelijk, maar het is zijns inziens wel een heel belangrijk punt, omdat het ook hier als een heel belangrijke verbinding wordt gezien, zowel economisch als qua veiligheid worden beide argumenten genoemd. Dhr. Schroor (D66) wenst twee complimenten te maken, één naar het College voor de wat hem betreft behoorlijke prestatie en de geleverde uitgevoerde projecten, het tweede aan het CDA voor de 73 vragen die heel wat gras voor de voeten hebben weg gemaaid. Op blz. 88 heeft men het over herstructurering bedrijventerreinen, de maatschappelijke effecten daarvan. Op blz. 90 staat er bij kwalitatieve informatie geen nadere informatie over, en dan met name over de vraag hoe duurzaamheid wordt ingevuld bij herstructurering. Dhr. Schroor vraagt of de gedeputeerde aan kan geven welke feitelijke maatregelen er zijn genomen op het gebied van verduurzaming en of iets aangegeven kan worden over de effecten hiervan die de provincie heeft kunnen meten.
16
Toerisme in relatie tot werkgelegenheid. Dhr. Schroor sluit zich graag aan bij de vraag van de SP en de PvhN. Wat betreft verkeersveiligheid sluit hij zich aan bij de opmerking van het CDA. Voorts heeft dhr. Schroor nog een vraag over blz. 133, opwaarderen bushaltes langs de N976. Zijn de werkzaamheden op dit moment ook daadwerkelijk gestart? In de beantwoording op een vraag van het CDA, vraag 9, geven GS als antwoord dat de studies – het gaat over het Kolibri-project – ten behoeve van de uitvoering zijn afgerond, inclusief de studie HOV-as hoofdstation-Zernike, de tram. Vervolgens geeft u daarop – daar lijkt het in elk geval op – in de beantwoording aan dat de eerste tramverbinding hoofdstation-Zernike in de periode 2008-2015 zal worden gerealiseerd. In de commissie van 9 mei jl. heeft de gedeputeerde Bleker aangegeven dat een projectorganisatie wordt geïnstalleerd, waarbij er in principe een aantal zaken worden uitgezocht, namelijk de mogelijke exploitatie, kosten/baten-analyse, alternatieven en vervolgens een aantal scenario’s waarbij zelfs de doelstelling van de projectgroep hier in de commissie zal worden ingebracht. De vraag van dhr. Schroor is tweeledig. Het antwoord van het College in de commissie laat voldoende ruimte om op basis van feiten een goede afweging te kunnen maken. Kan het College helderheid verschaffen in de ogenschijnlijke tegenstelling tussen het feitelijk gaan realiseren van het project en het opgestart hebben daarvan en de toezegging die de gedeputeerde in de commissie heeft gedaan. Het College spreekt over afgeronde onderzoeken in de beantwoording. Kunnen de onderzoeken die afgerond zijn ook in de statenkast ter inzage worden gelegd, zodat men daar nader kennis van kan nemen? Dhr. Out (VVD) verzoekt de gedeputeerde nog een keer uit te leggen waarom het veranderen van de bestuurlijke situatie bij Seaports nog niet gelukt is. Voor de rest herkent dhr. Out zich heel goed in het verhaal van de SP, die vooral over het gedeelte Ondernemend Groningen aangaf dat er toch af en toe wat met woorden gespeeld lijkt te worden. Een heel duidelijk voorbeeld als het gaat over het committeren versus het realiseren van projecten wat naar voren kwam, maar er zitten meer voorbeelden in die het heel lastig maken om te kijken of het nu echt goed is gegaan of dat men echt achter ligt op schema. En aanbesteding versus aanbesteding in voorbereiding, dat soort woordspelingen moet men aan denken. Dan kun je dus eigenlijk zeggen dat het niet goed is, dat het niet gehaald is, alleen blijkt dat wel wat eufemistisch uit de notitie. Een punt van zorg vindt de VVD vooral – en dat is ook aangestipt door een aantal andere partijen – de dalende trend die er in het aantal arbeidsplaatsen in de toeristische sector lijkt te zijn, want in elk geval een paar jaar achter elkaar is te zien dat het aantal mensen daar terug loopt. De vraag die men daaraan kan verbinden is of de gedeputeerde het afgelopen jaar echt alles uit de kast heeft getrokken om die trend te keren en ervoor te zorgen dat men binnen de mogelijkheden van de provincie wel nagestreeft heeft dat de ambitieuze aantallen van 15.500 werknemers in die sector wel wordt gehaald. Een stuk helderder was Bereikbaar Groningen, want daar waren doelstellingen heel duidelijk wel of niet gerealiseerd. Dat was heel duidelijk uit de tekst te halen. Als het wel gelukt is, gefeliciteerd! Als het niet gelukt is, ligt het dan aan het College of ligt het ergens anders aan? Als het niet aan het College ligt, dan valt het College weinig te verwijten, waarschijnlijk. Als het wel aan het College ligt, dan is dat wellicht anders. Daarbij kan men bijvoorbeeld denken aan de uitvoering van de N366 die langer duurt dan gepland, dan valt te denken aan de aansluiting westelijke ringweg, noordelijke ringweg, wat langer duurt dan gepland, dan valt te denken aan de bushaltes tussen Vlagtwedde en Ter Apel op de N976 wat nog niet van de grond gekomen is en in elk geval niet in het jaar dat het College zelf had aangegeven. Nu kondigt het College zelfs een eventuele vertraging aan voor de kruising noordelijke ringweg, Bedumerweg in verband met de grondverwerving. Ligt dat aan het College of ligt dat niet aan het College? Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen dat de PvdD niet zo gecharmeerd is van de term ‘gehaktdag’, Zij complimenteert het College met de groei van het aandeel biologische landbouw met 1%. Helaas blijft dit nog een beetje achter bij het landelijk gemiddelde, maar de PvdD hoopt dat het College er alles aan zal doen om ook in de toekomst deze groei door te laten zetten. De keerzijde daarvan is dat door de schaalvergroting aan de andere kant in de landbouw het aantal arbeidsplaatsen in de provincie de afgelopen jaren met zo’n 20% is gedaald. Daar maakt ook de PvdD zich zorgen over, niet alleen vanwege het aantal arbeidsplaatsen, maar ook omdat het gecombineerd gaat met een toename in het aantal dieren. Uiteindelijk zal dat zijn weerslag hebben op de leefbaarheid van het platteland, op het landschap en bijvoorbeeld op recreatie. De PvdD zou dan ook graag zien dat het College ook in de toekomst vooral gaat inzetten op stimulering van biologische landbouw om daarmee het aantal arbeidsplaatsen en de leefbaarheid goed te houden.
17
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat als hij naar het OV en het hele wegenpakket kijkt, hij een ongelofelijk actieve provincie ziet waar heel veel werk wordt verzet. Die indruk blijkt ook uit de stukken. Er staat veel op stapel. Er wordt op een keurige manier wordt er ook richting burgers geopereerd. Dhr. Van der Ploeg verklaart er zelf als autorijder ook profijt van te hebben. Als hij kijkt naar de manier waarop de westelijke ringweg en de parallelstructuur, dan vindt hij dat echt een genot als autorijder. Zijn dochter rijdt er als fietser vaak langs naar het korfbalveld. Op het moment dat ze onder de tunnel vandaan komt, is er echter nauwelijks zicht op de auto’s aan de rechterkant. Het verkeersveiligheidsbeleid. In de antwoorden op de vragen van het CDA wordt gewezen op het feit dat men een meerjarenuitvoeringsplan voorgeschoteld gaat krijgen. Er staat bij ‘ter kennisname’, terwijl de discussie nog moet gaan over wat nu de doelstellingen moeten gaan worden. Als het daar om gaat, zijn de Staten kaderstellend. Over die doelstellingen zou nog een discussie moeten plaatsvinden. Er is sprake van een verdeling uit de landelijke plannen, maar dhr. Van der Ploeg zou dit punt toch naar voren willen halen. Hij las in het Burgerjaarverslag dat er weinig klachten waren gekomen ten aanzien van het OV, 35 of iets dergelijks. GroenLinks heeft zelf heel veel klachten gekregen als het om OV gaat. Er is een hele website opgezet. Het liep in de duizenden. Dhr. Van der Ploeg vraagt zich af hoe dat nu zit. Het Burgerjaarverslag is de Staten aangeboden en het College aangeboden. Wellicht dat het College daar een verklaring voor heeft. De verdubbeling van het spoor naar Leeuwarden, een van de punten waar dhr. Musschenga continu op zat te hameren. Het gaat dhr. Van der Ploeg om de terugkoppeling naar de burgers. Er is net een discussie in Zuidhorn geweest. In de week daarvoor, bij bezoeken die dhr. Van der Ploeg daar aflegde, bleek dat een aantal inwoners erg bezorgd was, juist over de vraag hoe zij geïnformeerd worden over die verdubbeling. Er waren ook allemaal geruchten over hoe dat zou gaan. Men zit echt naar een zwart gat te kijken. Nu heeft de commissie het hier intensief gehad over dit soort infrastructurele projecten en ingrepen en wat voor gevolgen dat kan hebben. Dhr. Van der Ploeg zou het College op dit specifieke punt willen oproepen om heel goed na te gaan met betrekking tot de verdubbeling in Zuidhorn van het spoor hoe een en ander opgepakt moet worden. Lijn 65, het gratis OV, een klein onderdeel wellicht. Het gaat om € 20.000, althans dat staat in het antwoord op een vraag van het CDA. Als men dat wil uitbreiden – de manier van werken met het gratis OV – dan is het handig om te weten hoe die € 20.000 is opgebouwd. Om hoeveel mensen gaat het die daar feitelijk gebruik van hebben gemaakt op die lijn? Zou men dit niet moeten evalueren om te kijken hoe men daar een vervolg aan kan geven? Mw. Siersema (GroenLinks) wenst te beginnen met de inplaatsing van de melkveehouderij, met name in de Veenkoloniën. Het is bekend dat dit al jaren niet loopt. Mw. Siersema wil dit linken aan de biologische landbouw. Dat groeit gelukkig gestaag. Zij vroeg zich af of het niet mogelijk zou zijn om de biologische landbouw in te plaatsen in plaats van de melkveehouderijen, want dat laatste loopt niet. De arbeidsmarkt. In de Arbeidsmarkt op blz. 98 in de Programmarekening 2006 zit een behoorlijk verschil in elk geval ook bij de arbeidsmarkt voor de lasten en dan gerealiseerd en geraamd. Dit verschil keer terug in de baten. Mw. Siersema vraagt zich af waar dat in zit. Zij kan niet zien in welke projecten dat zit of waar dat grote verschil vandaan komt. De arbeidsmarkt voor de jeugd en het onderwijs. Er staat op een gegeven moment in dat er een uniforme informatie moet komen van de gemeenten. Mw. Siersema wenst te vernemen hoe ver het daarmee staat. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) snijdt allereerst de bedrijvigheid en de bedrijventerreinen aan. Er wordt gesproken over maatregelen. Er zou gewerkt worden aan de verduurzaming van bedrijventerreinen. De ChristenUnie wenst te vernemen wat het resultaat daarvan het afgelopen jaar is. Er is in het verleden een onderzoek geweest naar de bedrijventerreinen. Dhr. Staghouwer heeft die onderzoeken gezien. Wordt daar ook weer aan gewerkt? Wat wordt er uiteindelijk concreet aan gedaan? De verkeersveiligheid. Er was een staatje met het aantal slachtoffers dat in een aantal jaren fors is terug gedrongen. De ChristenUnie is daar natuurlijk erg content mee. Het is echter een heel abstract gebeuren. Zou er niet meer nadruk gelegd moeten worden op risico-oplossend vermogen in plaats van alleen maar kille cijfers en daarop actie ondernemen? De ChristenUnie heeft ook de vraag die door dhr. Van der Ploeg gesteld is ten aanzien van de rapportage lijn 65. Verdient dit navolging, ook kijkend naar de samenstelling van het collegeprogramma waarin daar iets over gezegd is? Is daar al voorbereiding voor getroffen? Hoe gaat men daarmee om?
18
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat er belangrijke vragen worden gesteld die nadere toelichting behoeven. Hij vindt het frustrerend om dat kort te moeten doen. Toerisme. Daar zit het punt in het aantal arbeidsplaatsen. Dat baart het College ook wat zorgen, maar men ziet dat de bestedingen toch behoorlijk oplopen, dat het goed gaat. Het College gaat goed bekijken hoe zich dat verder gaat ontwikkelen. In antwoord op de vraag van dhr. Out of het College niet alles uit de kast haalt, bevestigt de gedeputeerde dat dit het geval is. Men is met de mediacampagne bezig, ook succesvol. Onlangs zijn er cijfers gepubliceerd van het Nederlands Bureau van Toerisme, waaruit blijkt dat Groningen nu qua dagtoerisme de vijfde stad van Nederland is. Men is Maastricht en Den Bosch voorbij. Het gaat qua dagtoerisme dus heel erg goed. De vraag is of het een incidentele dip is. Het College wil hier namelijk wel fors op inzetten en dat gaat ook gebeuren. Het programma Koers Noord voorziet in een uitvoerige paragraaf over toerisme. Het zal ook terugkomen in EFRO, dus op Noord-Nederlands niveau speelt dat nadrukkelijk een rol. De commissie kan nadere berichtgeving tegemoet zien als het gaat om die ontwikkeling. De vraag van de SP of de scholing van die 1500 werkenden kan worden opgeteld, die 648 duaal en 870 EVC. Het antwoord is “ja”. Het project ‘Leren werkt’. Het is een pilot van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en wordt met een groot aantal partners uitgevoerd waar de provincie voorzitter is. Dat ligt op schema. Het voorziet in een centraal informatiepunt, maar ook in heel concrete resultaten waar een groot aantal organisaties aan meedoen. De inzet van het College is om dat voort te zetten. Er is een goede samenwerking met de projectdirectie Leren en Werken, de verwachting is dat dit kabinet ook doorgaat met dit op zichzelf heel concrete en zeer goede beleid om daarmee mensen, ook jongeren, nadrukkelijk aan het werk te krijgen. Werkgelegenheidscijfers – een vraag van dhr. Bultje. Dat is een heel belangrijk punt waar men in het vervolg preciezer kan laten zien hoe dat loopt. Het gaat er natuurlijk om dat de provincie het beter doet dat landelijk. CBS-cijfers en CWI-cijfers wijzen wel in die richting. Dit zal het College de 1 volgende keer graag meenemen . De vraag over de scheepsbouw van dhr. Brouns. Er is inderdaad buitengewoon goed gebruik gemaakt van de regeling. Het gaat heel erg goed met de sector, maar de gedeputeerde deelt de analyse van dhr. Brouns dat men moet uitkijken dat men nu niet achterover gaat hangen. Dit is het moment om structuurversterkend iets te gaan doen. Het College heeft geprobeerd om dat binnen het Pieken in de Delta-programma geagendeerd te krijgen. Dat is niet helemaal gelukt, het staat als een soort pro memorie-post daar in dat er wel mogelijkheden zijn om daar iets aan te doen als landelijke regelingen tekortschieten. Landelijke regelingen zijn er, de TROS-regeling is afgelopen, maar er is nu een subsidieregeling innovaties in de zeescheepsbouw waarna er nieuwe mogelijkheden zijn. Het gekke is nu dat er heel weinig nieuwe opdrachten komen, omdat er heel veel al in uitvoering is. De regeling is er, dat is wel heel erg belangrijk. Er is ook een borgstellingsregeling. De vraag werd gesteld hoeveel er van die TROS-regeling gebruik is gemaakt. Het antwoord is dat het College dit zal 2 aangeven. Dit kan de commissie tegemoet zien . De vraag van dhr. Schroor en dhr. Staghouwer over de bedrijventerreinen. In de vorige periode heeft het College in Kompas sterk ingezet op nieuwe bedrijventerreinen. Dat is nu afgelopen om dat te doen, maar het gaat vooral over revitalisering van bedrijventerreinen. Er is een groot aantal projecten in uitvoering. Wat is dan die duurzaamheid? Dat is niet alleen een heel mooi woord, maar ook heel concreet beter omgaan met de ruimtewinst en te zorgen dat het bedrijventerrein ook op peil blijft. Er wordt dus altijd iets aan ‘parkmanagement’ gedaan, er wordt geëist dat bedrijven daaraan meedoen, zodat die bedrijventerreinen niet weer in verval raken. Als je nu ziet welke bedrijventerreinen nu worden opgeknapt, dan krijg je af en toe de tranen in je ogen. Dat moet niet weer opnieuw het geval zijn. De bedrijventerreinen moeten echt op peil blijven. Het zou kunnen zijn dat gedeputeerde Bleker iets preciezer ingaat op de vraag van dhr. Swagerman. Daar gaat het over gecommitteerde projecten. Er ligt een groot aantal gecommitteerde projecten. Die worden direct in uitvoering genomen. De PvhN over het scholingsproject De Eendracht. Het was een heel nare ontwikkeling die daar heeft plaatsgevonden. Het College heeft alles uit de kast gehaald om veel in te zetten op scholing, zodat mensen goed toegerust zijn voor een nieuwe baan. In elk geval kan men nu zeggen dat mede door het scholingsproject – er is natuurlijk ook een goede economie die er nu is – het nu zo is dat driekwart van de mensen daar een andere baan heeft gekregen. 1
Toezegging zal worden toegevoegd aan de toezeggingenlijst van de Statencommissie Economie en Mobiliteit tijdens vergadering van 5 september 2007. 2 Toezegging zal worden toegevoegd aan de toezeggingenlijst van de Statencommissie Economie en Mobiliteit tijdens vergadering van 5 september 2007.
19
De watersport. Het College heeft geleerd van het verleden. Het College gaat absoluut geen Noord-Nederlandse avonturen aan als het gaat om promotie van toerisme. Het is ook zo dat dit inhoudelijk weinig voor de hand ligt, omdat al die drie provincies een heel eigen profiel hebben. Friesland heeft een heel herkenbaar profiel als het gaat om watersport, die is daar natuurlijk ook heel fors mee bezig, met het Friese merenproject maar ook met promotie en de marketing. In de provincie Groningen zit het anders in elkaar, daar gaat het om toervaart. Het is helemaal niet de bedoeling om Friesland de loef af te steken, het is gewoon om dit goed duidelijk op de kaart te zetten. Het College heeft de afgelopen periode veel gedaan, een aantal vaarverbindingen gerealiseerd. Die zijn ook in uitvoering. Dat is voor een ander soort publiek dan het Friese publiek of het publiek dat naar Friesland getrokken wordt. Dat is het doel van die campagne. De kunst- en cultuursector. De gedeputeerde is ervan overtuigd – maar dat geldt ook voor de Staten, die destijds een motie hebben aanvaard – dat de investering cultuur economisch van groot belang is. Vanuit het noordelijk cultuurconvenant zal het College ook fors inzetten om meer middelen en mogelijkheden te hebben, zodat die culturele infrastructuur die er is in Noord-Nederland zich goed kan ontwikkelen. Dat heeft een gunstig effect op het vestigingsklimaat, maar ook als zodanig, in de creatieve bedrijvigheid. In de cultuurprogramma’s zet het College ook in op creatieve bedrijvigheid. De speerpunten zoals die hier staan, zijn met name stuwend van aard. In die speerpunten zit toerisme en daar speelt een aantal zaken die gerelateerd zijn aan deze sector nadrukkelijk een rol, zo ziet het College dat in elk geval wel. De vraag van dhr. Out of uitgelegd kan worden waarom het zo moeilijk is om overeenstemming te krijgen over Seaports. Het vorige College had in het collegeprogramma de verzelfstandiging van Seaports staan. Dat is nu gewoon niet een feit, dat komt omdat het zo moeilijk is. Het College hier heeft ingezet op die verzelfstandiging omdat daarmee financiële risico’s beter kunnen worden beheerst en de deskundigheid en expertise gerealiseerd kunnen worden in een bestuur. Dan moet men denken bijvoorbeeld een NV, zoals de NV Waterbedrijf, zoals de NV Groningen Airport Eelde. De gemeenten zien wel de inhoudelijke zorgen, maar wensen Groningen Seaports zelf te besturen, want die vinden dat zo belangrijk qua werkgelegenheid. Dat is het punt van de discussie. Het College heeft daar een aantal gesprekken over gevoerd en heeft een beeld hoe dat zou kunnen worden opgelost, maar het is nog niet door het College bekrachtigd en er is nog discussie over. Het College blijft inzetten – en de gedeputeerde denkt dat dit erg belangrijk is – op het beheersen van de financiële risico’s. Daar zal het College alles voor uit de kast halen. Het College is daar overigens de afgelopen periode behoorlijk goed in geslaagd, omdat de verantwoording en de maatregelen die worden genomen om die risico’s te beheersen sterk beter worden bij Seaports. Die financiële organisatie is helemaal onder controle gebracht. Het tweede is dat het College natuurlijk daar waar men expertise tekort komt – want het is natuurlijk zo dat men allemaal politici/bestuurder is en natuurlijk met heel veel bagage, maar dat is de bagage die bestuurders dan hebben, maar die zijn niet op profielen geselecteerd of aangebracht in het bestuur – men niet zal aarzelen om expertise in te huren. Maar die discussie is nog gaande en de commissie mag verwachten dat het College haar hierover zal blijven informeren. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt of ze er nu wel uit zijn met de Colleges of niet. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) antwoordt dat de Colleges er nog niet uit zijn. Er zijn gesprekken geweest met onderhandelaars en die hebben een compromis voor ogen. Dat is wat hier staat. De Colleges moeten dat nog bekrachtigen. De vraag van mw. Siersema betreffende de lasten/baten. De gedeputeerde verwijst naar een passage onderaan blz. 99. Daar zit een grote afwijking. Dat heeft te maken met de afhandeling van de BOA Equal-projecten. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op de biologische landbouw. Meerdere partijen hebben geconstateerd dat dit de goede kant op is gegaan. Het College heeft datgene gerealiseerd wat men een aantal jaren geleden afgesproken heeft, namelijk dat men met biologische landbouw het Nederlands gemiddelde wilde halen, omdat de provincie Groningen behoorlijk achter lag. Afgelopen jaren is er een stijging in hectares geweest van om en nabij de 25%. Nu zit de provincie exact op de 2,5% die men toen voor ogen had en die op dit moment – in afwijking van wat mw. Hazekamp zei – ook het landelijk gemiddelde is, althans volgens de monitor van 2006. Het is verder kenmerkend voor Groningen dat hier ook te zien is dat – en daarom is het waarschijnlijk in het begin ook wat lastiger geworden – men het met name moet hebben van de wat grotere bedrijven.
20
De gemiddelde bedrijfsoppervlakte die in Groningen biologisch is, ligt boven het landelijk gemiddelde, omdat een aantal grotere bedrijven er ingestapt is. De markt voor biologische landbouw ontwikkelt zich positief. Dat betekent dat men mag verwachten dat er de komende jaren ook een toename zal zijn. Maar dat is wel erg afhankelijk van hoe die markt zich ontwikkelt, want op dit moment lijkt het voor de melkveehouderij dusdanig gunstig dat er zelfs ingevoerd wordt. Op het moment dat ondernemers zien dat daar een boterham te verdienen is, dan zullen ze daar ook wel instappen, want het zijn en blijven ondernemers die hun afwegingen maken om dat wel of niet te doen. GroenLinks legde een relatie met de inplaatsing van melkveehouderij in de Veenkoloniën. Kan men dan geen biologische bedrijven inplaatsen? Dat is natuurlijk zeer lastig. Ondernemers moeten er zelf voor kiezen, en die keuze is op zich al een grote drempel, want de eerste paar jaar dat je daarvoor kiest, moet je geweldig investeren in verband met het op orde brengen van de grond, want die moet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Waarom heeft Flevoland het grootste aandeel biologische landbouw? Omdat men daar kon beginnen met relatief schone grond. Alleen, als daar dan een aantal ondernemers wegvalt – het afgelopen jaar zijn in Flevoland een paar grote ondernemers weggevallen, er is een daling van 8% geweest –… Dus inplaatsing: a) de ondernemers moeten zelf kiezen, bovendien: als de provincie het zou willen stimuleren, zou zij eigenlijk eerst grond moeten aankopen, die twee jaar braak moeten laten liggen. Dat gaat de pet van de provincie behoorlijk te boven. Mw. Siersema (GroenLinks) verduidelijkt dat zij inplaatsing van biologische landbouw bedoelt in plaats van de melkveehouderij. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat dhr. Bleker hier op in zal gaan. Er is ook nog een relatie gelegd met werkgelegenheid. Over het algemeen is er sprake van een iets hogere werkgelegenheid bij biologische landbouw, maar ook daar is een ontwikkeling dat men ook daar steeds verder gaat in de mechanisatie om zo veel mogelijk arbeidskrachten uit te sparen in verband met de hoge kosten die daarmee gemoeid zijn. De PvdD legde nog een relatie met de schaalvergroting. Het is niet zo dat de schaalvergroting de biologische landbouw in de weg hoeft te zitten. Ook grotere bedrijven maken op een gegeven moment de overstap. Het standpunt van de PvdD dat schaalvergroting invloed heeft op het welzijn van dieren bestrijdt de gedeputeerde. Bedrijven die vergroten in de veehouderijsector, kunnen juist beter en verantwoorder investeren in dierenwelzijn dan bedrijven die niet die omvang hebben. Op een gegeven moment heb je een bepaalde omvang nodig om maximaal te kunnen investeren in dierenwelzijn. De cijfers. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat daar wat verwarring over bestaat. Dat heeft te maken met het feit dat er een overstap is gemaakt van CBS-cijfers – dan gaat het om de cijfers voor de primaire sector, en de bedragen van 8900 die genoemd staan, is de werkgelegenheid in de primaire sector, gebaseerd op het provinciaal register. Dat is een eigen enquête die de provincie uitvoert bij alle bedrijven omdat de cijfers van de Kamer van Koophandel onvoldoende zekerheid boden, zeker voor de landbouwsector, want die staan niet eens geregistreerd, en omdat de cijfers van het CBS later komen. Daarom heeft men gekozen voor deze cijfers. Als men kijkt naar het verleden, dan is de trend van het provinciaal register wel hetzelfde als van het CBS, maar de gedeputeerde denkt wel dat het College meer duidelijkheid – en bij de verantwoording 2007 zal het College betere cijfers opnemen en desnoods de vergelijking van beide cijfers, want bij het CBS zitten bijvoorbeeld ook meer werknemers in, in verband met het feit dat het gebaseerd is op een telling van alle bedrijven, inclusief gezinsleden, inclusief vakantiewerkers, en die zitten niet in de cijfers van het provinciaal register, dus die kun je niet in alle gevallen vergelijken, maar de trend is wel hetzelfde… De laatste paar jaren valt die terugloop van werkgelegenheid in de primaire sector in Groningen nog wel mee. In de jaren 2000/2003 was dat aanzienlijk meer. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vragen die onder andere door dhr. Swagerman zijn gesteld met betrekking tot de projecten Energy Valley. De formulering die het College in de rapportage heeft gebruikt, kan tot misverstanden leiden en heeft dat ook gedaan. Die misverstanden liggen aan het College, om in de termen van dhr. Out te spreken. Wat is namelijk het geval? Als het College over lopende projecten praat, dan gaat het over projecten waar nog niet eens het geld voor beschikbaar is. Dat is niet een project dat loopt, maar een project dat nog in aanloop is. Het moet eigenlijk ‘aanlopende projecten’ zijn. Dan zijn er gecommitteerde projecten, te weten negen projecten. Dat zijn projecten waar het geld voor beschikbaar is gesteld aan de aanvrager, aan de initiatiefnemer. De praktijk is ook dat de initiatiefnemer vaak al voordat het geld er is met de werkzaamheden is begonnen. Als het College de formuleringen op deze manier had gepresenteerd, was het beeld anders geweest. Dan gaat het in 2006 om vijf voorgenomen projecten en negen projecten die gecommitteerd zijn en daarmee in actie zijn.
21
De gedeputeerde geeft aan bij het verslag te kunnen voegen om welke projecten het gaat. Het gaat bijvoorbeeld om het ZEP-project (Zero Emission Powerplants), een project dat in Drachten speelt, kleinschalige energiecentrales die klimaatneutraal kunnen worden ontwikkeld. De kosten zijn € 500.000 en de bijdrage van de provincie is dan iets van € 180.000 of € 175.000. Het College heeft door die terminologie een verkeerd beeld bij de Staten 3 gecreëerd. In het verslag zal dat worden verduidelijkt . De Binnen A, blz. 93. Landinrichting. Daar wordt gezegd dat men eerst wil weten hoe het met de grondverwerving is, voordat het College beslist over landinrichting. Daar is inmiddels volledige duidelijkheid over. De provincie heeft in dat gebied een behoorlijke grondpositie kunnen verwerven, hetgeen betekent dat de provincie niet via het instrument van landinrichting gedwongen functieverandering of kavelruiloperaties hoeft door te zetten. De provincie kan dit op basis van de gronden die zij nu bezit, in overleg met de andere eigenaren doen. De melkveehouderij. In het verslag staat één, het zijn er inmiddels twee, dus het is een gigantische toename. Dat ligt geheel aan het College, die verdubbeling. De gedeputeerde zal het verduidelijken. Het gaat om een tijdelijke proef die er in bestaat dat de provincie in gebieden waar melkveehouders geneigd zijn te vertrekken het Veenkoloniale gebied promoot als vestigingsgebied. Dat is een tijdelijke actie, omdat men aanneemt dat als er zo’n zes of zeven zich hebben geplaatst in die Veenkoloniën, het verhaal verder vanzelf gaat, bijvoorbeeld via promotie aan de keukentafel, etc. Daarvoor heeft de provincie promotieactiviteiten verricht. Daarvoor heeft de provincie tijdelijk financiële ondersteuning ter beschikking gesteld waar het gaat om bijvoorbeeld het aanleggen van nutsvoorzieningen, daar zijn extra mogelijkheden waar het gaat om de ruimtelijke ordening en het duurt een paar jaar. Het is niet zo dat er een ‘batterij ambtenaren’ dagelijks het land afstruint om melkveehouders richting de Veenkoloniën te krijgen, het is een project met enige promotie en dat moet na verloop van tijd self supporting worden, als genoeg mensen weten dat er reële kansen zijn. Je moet echter een paar goede voorbeelden hebben. Dhr. Swagerman (SP) vraagt of er sprake is van een begrenzing. Dhr. Bleker (gedeputeerde) denkt dat de provincie er nog een jaar of drie mee door moet gaan. Dan moet men ermee stoppen. De gedeputeerde denkt dat er de komende jaren nog wel twee of drie bijkomen, dan zijn er genoeg voorbeeldbedrijven of diverse reconstructiegebieden die hier naartoe zijn gekomen. Dhr. Bleker wil er nog een kanttekening bij plaatsen. In de grenzen van de Veenkoloniën vestigen zich ook melkveehouderijbedrijven. Er ligt op dit moment een plan voor een vestiging van een bedrijf met meer dan 750 melkveekoeien op een bouwblok van om en nabij de 4 tot 5 hectare. Dat is niet in het echte Veenkoloniale gebied, maar wel aan de randen van de Veenkoloniën. Dat is mede te danken aan het feit dat Oost-Groningen als melkveehouderijgebied via die Veenkoloniën wordt gepromoot. Het College vindt dat een goede ontwikkeling, omdat dit een bedrijf is dat zich in een gebied wil plaatsen dat zich daar ook echt voor leent. De verkeersveiligheid. Mw. Van Kleef heeft daar een aantal vragen over gesteld. Er doen 48 scholen mee aan het project waarover zij sprak. Twaalf scholen hebben inmiddels dat label waarover zij sprak. De deelname van de scholen is vanzelfsprekend op basis van vrijwilligheid. De provincie doet wel wat acquisitie, maar dit is de stand van zaken tot nu toe. Het College probeert zo veel mogelijk scholen te laten deelnemen, maar ook daar geldt een beetje het adagium `vertelt het voort´. Dan de vraag van mw. Van Kleef betreffende de veiligheid buiten de bus en de trein. Dan moet worden gedacht aan haltes en stationsvoorzieningen waar verbeteringen zijn aangebracht door de eigenaren en beheerders van die voorzieningen. De gedeputeerde denkt dat het College al jaren een heel gericht beleid voert voor maatregelen voor de kwetsbare fietsers. Dat is in een aantal gevallen scheiding van verkeersstromen. Het punt van de dochter van dhr. Van der Ploeg bij de westelijke ringweg. De gedeputeerde wil het punt bilateraal van dhr. Van der Ploeg of zijn dochter vernemen. Dhr. Bleker stelt dat het een wonderbaarlijke portefeuille is waar men in terecht komt, Verkeer en Vervoer. Hij werd tien dagen nadat hij het mocht beginnen gebeld door de wethouder, mw. Dekker, van de stad Groningen. Zij zei dat zij op werkbezoek was bij Ruischerbrug-Ruischerwaard en dat de Dorpsstraat problemen heeft met het oversteken van de provinciale weg naar Delfzijl, want de VRI… men moet binnen acht seconden de weg oversteken. Dat is voor veel mensen te kort. Zij smste dit aan de gedeputeerde. In zijn – naar eigen zeggen – naïviteit en optimisme smste de gedeputeerde terug dat hij dacht dat dit wel te regelen was. 3
Toezegging zal worden toegevoegd aan de toezeggingenlijst van de Statencommissie Economie en Mobiliteit tijdens vergadering van 5 september 2007.
22
Vervolgens heeft hij dat in het stafoverleg gebracht en gevraagd of het niet naar zestien seconden kon. Toen werd dhr. Bleker verteld dat het verkeer dan geheel ontregeld werd. Er is een compromis bedacht, het is naar twaalf seconden gegaan. Dat is toch een aanmerkelijke verbetering, zo heeft men inmiddels van de dorpsraad vernomen. Dus wellicht kan het College ook iets betekenen voor de dochter van dhr. Van der Ploeg. De gedeputeerde doet echter geen toezeggingen. Er wordt een meerjarenuitvoeringsprogramma verkeersveiligheid gestuurd naar de commissie. Dat past in de landelijke nota Mobiliteit. Daarin zijn harde doelen opgenomen, die worden vertaald voor de provincie. Dat is ter kennisname. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat de commissie daar echt discussie over wil voeren, over die doelen en over de maatregelen en de middelen. Daar speelt ook de vraag of men het altijd moet kwantificeren naar slachtoffers of dat men zich moet richten op locatiekenmerken. Mw. Beckerman en enkele anderen over de vertragingen in de realisatie van infrastructuur. Mw. Beckerman heeft gewoon gelijk en de gedeputeerde denkt dat dit de komende jaren ook zo zal blijven, dat het College soms vertragingen rapporteert in de stukken of soms apart. Er zijn meerdere oorzaken voor en per geval is het verschillend. Soms is er misschien sprake van een te krappe planperiode. Soms praat men als overheden – vooral als er meerdere overheden bij betrokken zijn – nogal lang over het program van eisen, het kwaliteitsniveau. Gemeenten en provincie hebben nogal lang gepraat over hoe mooi de transferia precies moeten worden. Iedereen wil het graag mooi, maar dat duurt dan wel weer langer voordat men daar duidelijkheid over krijgt. Vervolgens zit men dan weer met een financieel probleem. Dat is ook een oorzaak die speelt. Er zitten soms ook planologische beperkingen, bezwaarprocedures, kabels die men ineens aantreft die niet in het kliksysteem werden geconstateerd maar die er wel waren. Dat betekent dat het weer zes maanden stil ligt. Grondverwerving. Binnen enkele dagen moet het College melden dat men bij de Noordzeebrug uitging van een realisatieplanning waarbij men in 2007 begint, maar dat het nu 2010 wordt. Drie jaar vertraging, omdat er drie eigenaren zijn die niet op basis van vrijwilligheid zaken met de provincie wilden doen, maar waar de onteigeningsprocedure geldt. Dat is al gauw twee tot tweeënhalf jaar. Moet je nu in je planning op gaan nemen de situatie dat grondverwerving in een of meer gevallen via onteigening plaatsvindt, dan moet je die planning dus altijd met tweeënhalf jaar verlengen. Of moet je toch in je planning opnemen dat je uitgaat van de mogelijkheid om het op vrijwillige basis te verkrijgen. Al dit soort zaken spelen. De provincie heeft afgesproken – ook met de stad Groningen – dat zij met name de voortgang van de projecten rond de Stad veel gerichter gaat monitoren. In antwoord op de vraag van dhr. Out aan wie het ligt, stelt de gedeputeerde dat waar het gaat om provinciale projecten of primair provinciale projecten het de verantwoordelijkheid is van het College dat ze op tijd worden gerealiseerd en het is ook de verantwoordelijkheid van het College als ze later dan gepland worden gerealiseerd. Dan is het aan de Staten om te beoordelen of het College er voldoende aan heeft gedaan om de vertraging zo veel mogelijk te beperken dan wel dat het College het op zijn beloop heeft gelaten. De N33. Dat is een misverstand. De N33 wordt – zoals dit gezamenlijk is afgesproken tussen mw. Peijs en de noordelijke provincies – twee keer twee, autoweg, 100 km/u, ongelijkvloerse kruisingen met middengeleider. Het wordt als de weg tussen Emmen en Hoogeveen. Kolibri. Wat de gedeputeerde heeft gezegd in de commissie, geldt. Het College krijgt alleen de klachten of omdat de provincie als overheid zaken nalaat en mensen er niet tevreden over zijn, of in tweede instantie, wanneer mensen bij Arriva dan wel het OV-bureau niet tevreden zijn bij de eerste klacht en dan bij de provincie terugkomen. De gedeputeerde is ervan overtuigd dat er vele malen meer klachten zijn geweest over het OV dan de 36 waar in het Burgerjaarverslag over wordt gesproken. Dat kunnen soms heel grote klachten zijn en soms kleine klachtjes. Het zijn dan ook tweedelijnsklachten die bij de provincie terechtkomen. Gratis OV. Het werkt als volgt op lijn 65. De gemeenten betalen de 20.000 euro. De kosten van de reizigers die eigenlijk zijn aangewezen het doelgroepenvervoer en nu met de gewone bus meegaan, worden betaald door de gemeenten. Dat betekent geen inkomstenderving voor het OVbureau en de exploitatie van de bussen. Hoeveel reizigers? Er bestaan op dit moment verschillende beelden over. De provincie zal het in de loop van dit jaar evalueren. Experimenten met gratis OV. Het IPO heeft overleg met de verantwoordelijke bewindspersonen. Daarin zullen de provincies afspraken proberen te maken over hoe de passage in het regeerakkoord over experimenten met gratis OV ingevuld kunnen worden door provincies zoals de provincie Groningen. In dat kader zal de provincie eventuele experimenten met gratis OV aan de commissie ter beoordeling voorleggen.
23
De N976. Dat is de weg tussen Vlagtwedde en Sellingen/Ter Apel. De gedeputeerde vertelt dat hij daar vanochtend nog is langs gekomen. Ze waren er nog niet begonnen, maar ambtelijk heeft men aangegeven dat het wel zo is. Men is wel begonnen, waarschijnlijk net op het stuk waarover de gedeputeerde niet gereden heeft, waarschijnlijk het zuidelijke deel van Jipsinghuizen naar Ter Apel. Het werk is besteed, het geld is in de Voorjaarsnota 2006 beschikbaar gekomen, het zou in elk geval in dit jaar tot besteding moeten komen en dat gaat ook gebeuren. Zuidhorn, verdubbeling spoor. Dit is nog niet aan de orde. Als het aan de orde komt, als het reëel wordt binnen een redelijke termijn, dan gaat het College daar natuurlijk met de omwonenden op een zorgvuldige manier over spreken. Er werd gezegd over het Beter Bruggen-plan dat dit volgens sommigen geen echte, reële, goede burgerparticipatie zou zijn. Daar bestaan verschillende beelden over. De gedeputeerde heeft een brief gehad namens negen verenigingen. Hij heeft nog deze maand overleg met alle negen verenigingen om hun gevoelens te horen over hoe zij dan wel in dit proces beter zouden kunnen participeren en wat de wensen zijn in de richting van de provincie. Knooppunt noordelijke/westelijke ringweg. Dat is iets later geworden, omdat men met de aansluiting bij het Hoendiep eerder is begonnen en men geen twee grote projecten tegelijkertijd in uitvoering wil hebben. Het kan soms ook een aanbestedingtechnische en prijstechnische overweging zijn om dingen niet in een keer te doen maar achtereenvolgens. De voorzitter wenst dat per fractie een item wordt aangegeven dat vanuit deze commissie vanavond terug zal komen. Dhr. Brouns (CDA) noemt veiligheid. Dhr. Swagerman (SP) noemt alles wat besproken is. Er komen meerdere punten terug. Dhr. Zanen (PvhN) noemt recreatie. Dhr. Schroor (D66) noemt bedrijventerreinen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) noemt inplaatsing boerenbedrijven Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om 11. 30 uur.
24
Statencommissie Omgeving en Milieu Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu, gehouden op woensdag 23 mei 2007 van 09.00 uur tot 10.15 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. B.P.A. Blom (SP), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. W. Haasken (VVD), mw. A.A. Hazekamp (PvdD), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), C. Swagerman (SP), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN) Niet aanwezig: dhr. H. van der Molen (SP), mw. F. Stavast (GroenLinks), de heer Hoiting (PvhN) Voorts aanwezig: dhr. J.G.M. Alders (CdK), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris); dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). Opening De voorzitter opent de vergadering, heet iedereen welkom en kondigt een drukke dag aan. Mw. Stavast (GroenLinks) en dhr. Van der Molen (SP) zijn afwezig en dhr. Blom (SP) komt kennelijk wat later. 1.
Regeling van werkzaamheden.
De voorzitter verklaart dat er een inspreker is en geeft hem de gelegenheid het woord te voeren. Zijn betoog wordt hier integraal weergegeven. Dhr. De Muinck: “Geachte leden van de commissie Omgeving en Milieu, zondagochtend las ik in het Dagblad van het Noorden de aankondiging van deze vergadering. Op dat moment realiseerde ik mij ook dat er een uitzending was op Nederland 1 voor de tv, het programma Buitenhof. Ik schakelde tegelijkertijd over van de regionale krant naar de tv, want in die uitzending sprak de inmiddels bekende landschapsarchitect Adriaan Geuzen. Hij was in gesprek met Margreet de Boer, oud minister van VROM. Ze hadden beide dit gemeen, ze maakten zich ernstige zorgen over de verrommeling van Nederland, een thema dat mij aanspreekt omdat ik dat in mijn eigen directe omgeving, het dorp Slochteren, herken. De uitgezonden boodschap van beide personen naar het huidige kabinet was duidelijk. We moeten gaan nadenken waar we naartoe willen met het bouwen in Nederland, we moeten niet overal willen bouwen. Het is tijd voor bezinning. Na deze boeiende tv-uitzending van Buitenhof pakte ik de krant op en ging verder met de aankondiging van deze vergadering. Daarin werd verwezen voor meer informatie naar de website van de provincie Groningen, aldus de website opgezocht en binnen de kortste tijd zat ik midden in uw grote uitgebreide nota´s van programmarekening 2006 en vond het wel boeiend worden, want op pagina 24 van hoofdstuk 3 uit strategische afspraken las ik toch wel de volgende zinnen met veel belangstelling. `Woningbouw in kleinere dorpen staan wij toe als het bijvoorbeeld gaat om het opvullen van een gat of verbetering van de bestaande situatie. Het plan moet dan wel goed worden ingepast in het landschap, want dat willen wij zo mooi en zo open mogelijk houden.´ Ik heb die zinnen wel twee keer herlezen. Dat is ook de reden dat ik hier vanmorgen gebruik maak van het spreekrecht voor burgers van de provincie Groningen, want ik wens de volgende zaak onder uw aandacht te brengen. Het betreft een door de gemeente Slochteren aangewezen bouwlocatie voor een nieuwe gemeentewerf in het open buitengebied van het dorp Slochteren. Enkele korte feiten op een rij. De provincie heeft de gemeente Slochteren meerdere keren geadviseerd om voor de bouw van een nieuwe gemeentewerf samen te gaan werken met de gemeente Hoogezand-Sappemeer, mijns inziens een logische stap, want je kunt mensen beter en efficiënter inzetten, je kunt beter en efficiënter omgaan met middelen en je kunt de bedrijfshulpverlening, die toch steeds meer geprofessionaliseerd wordt – ik denk aan de brandweer – dan ook een kans van slagen geven, zeker voor kleinere gemeenten. De provincie heeft bij monde van gedeputeerde Calon ook gezegd dat het bedrijventerrein Rengerspark eigenlijk een zeer geschikte locatie zou zijn voor de nieuwe gemeentewerf. Een tweede optie – en dat was van de provincie ook een logische stap in mijn ogen – zou dichter bij het te ontwikkelen gebied Meerstad moeten zijn in plaats van het dorp Slochteren, mede in verband met de toch wel grote toename aan woningen, aan bewoning, enzovoorts.
25
Er is op het ogenblik het volgende gebeurd. Er zijn bezwaren ingediend door betrokken inwoners in het buitengebied. De zaak is bij een commissie van bezwaarschriften aan de orde geweest. De commissie heeft die bezwaren gegrond verklaard. De gemeente heeft het advies naast zich neer gelegd. De zaak is bij de voorzieningenrechter aangeklopt. Ook de voorzieningenrechter heeft die zaak gegrond verklaard en nu ligt die zaak op 14 juni bij de Raad van State. Waar het mij om gaat, is dat ik u zou willen oproepen, als burger van Slochteren, om wakker te worden als provinciaal bestuur en de regie van ruimtelijke ordening – zeker in de provincie – meer in eigen handen te nemen. Ga deze zaak nog eens goed tegen het licht houden met de gemeente Slochteren. Ik dank u voor uw aandacht en ik heb de zaken verder uitgewerkt wat ik tot dusverre heb gedaan. Ik heb goede gesprekken gehad, mag ik zeggen, met gedeputeerde Calon. Ik hoop dat de provincie toch wat meer regie gaat nemen over dit soort zaken. Dank u wel.´
De voorzitter dankt de inspreker. A-stukken: A.1
*
Voordracht van 17 april 2007, nr. 2007-07.519, FC, betreffende de provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2006 en de jaarlijkse overboeking naar 2007 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2007 waren geraamd (2e wijziging begroting 2007) (nummer 9/2007) en het rapport van bevindingen (controle Jaarrekening 2006) van Ernst & Young Accountants en de reactie van het College hierop van 27 april 2007, nr. 2007-08.080/17/A.22, FC. De volgende stukken zijn hierbij ook aan de orde: Onderzoeksrapportage (met bijlage) naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Programma Wonen over 2005, met begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-07.375a/16/A.17, FC
*
Sociaal jaarverslag 2006
*
Jaarverslag van de commissaris van de koningin in de provincie Groningen 2006
*
Burgerjaarverslag 2006 en de reactie van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-06.635/16/A.19, GMO
*
Verslag van het door Gedeputeerde Staten uitgeoefende toezicht op de begrotingen voor het jaar 2007 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen
*
Rapportage Provinciaal Veiligheidsbeleid 2006 met de begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 maart 2007, nr. 2007-04.931/13/A.7, CK + bijlage
*
Beantwoording Statenvragen door GS
Ter informatie: de Productenrekening 2006 De voorzitter verklaart dat het agendapunt in één termijn aan de orde komt. Dhr. Stevens (ChristenUnie) wil de gelegenheid te baat nemen om op een paar punten terug te kijken. Het College en ook de ChristenUnie zijn positief over het uitvoeren van een aantal punten in het verleden. Daarbij wordt niet alleen het afgelopen jaar maar ook de afgelopen vier jaar in ogenschouw genomen. Positieve punten die de ChristenUnie positief duidt als een gezonde financiële situatie, het realiseren van de EHS, het realiseren van de waterberging en de ontwikkelingen op dat punt, voorbereidingen voor het POP en de ontwikkelingen met betrekking tot het gebiedsgericht werken. Een ander belangrijk punt voor de ChristenUnie is de manier waarop de burgers betrokken worden bij de onderwerpen die in de afgelopen vier jaar gespeeld hebben. Dit duidt de ChristenUnie eveneens als positief. Met name in de commissie zijn twee onderwerpen waar de burgers goed bij betrokken zijn, de manier waarop de waterberging is gerealiseerd en hoe de rioolpersleiding naar Delfzijl is aangepakt.
26
Met betrekking tot water wil de ChristenUnie verder nog opmerken dat het College ten aanzien van de plannen met betrekking tot de Watervisie Lauwersmeer en hoe zich dat ontwikkeld heeft, een realistische koers heeft gevaren. Een ander in het oog springend punt met betrekking tot water in het afgelopen jaar is de toespraak van Hans Alders geweest op het symposium, De Waterkolom, een onderschatte veiligheidspartner. Die toespraak heeft nogal wat aandacht getrokken in de media, met name het onderdeel extra rij waddeneilanden heeft de aandacht getrokken. De ChristenUnie duidt het positief dat dit onderwerp zo veel aandacht heeft getrokken. Het gaat de ChristenUnie niet zozeer om de inhoud van de voorstellen die gedaan zijn, maar om het feit dat dit onderwerp nog weer eens op de agenda is gezet. Dat is nodig om de problemen op te lossen ten aanzien van de zeespiegelrijzing als ten aanzien van de problemen van de afvoer van het zoete water. Ten aanzien van windenergie constateert de ChristenUnie dat de initiatieven van 2006 om in Delfzijl en de Emmapolder windmolens te plaatsen, lijken te stranden in 2007. Overwogen moet worden of de provincie de taakstelling van 165 MW niet moet verhogen, verdubbelen. Dit geeft meer mogelijkheden in het voeren van procedures zoals bij de Raad van State en bij het aantonen van de noodzaak van het investeren en de noodzaak om een inbreuk te maken op de bestaande belangen. Los daarvan, de huidige doelstelling van 165 MW voor windmolens is bepaald niet ambitieus. Tot slot het Waddenfonds. De ChristenUnie vraagt wat de stand van zaken is in het Groninger overleg tussen de vier waddengemeenten, de twee waterschappen en de provincie Groningen. De commissie heeft op dit punt al een tijdje niet zo veel vernomen. Dhr. Haasken (VVD) snijdt allereerst het bouwprogramma aan. De VVD constateert dat de provincie andermaal niet de planning haalt. Dat is nu al jaren achtereen. Dhr. Haasken vindt dit erg verontrustend. Er is het nodige aan inzet gepleegd met vliegende brigades en bouwheerschappen, etc. Wat dhr. Haasken leest, met name met betrekking tot bouwheerschappen, heeft niet alleen een kwalitatieve inzet, het heeft ook een kwantitatieve inzet. In de rekening leest hij alleen opmerkingen met betrekking tot de kwalitatieve inzet. Dhr. Haasken is hier erg verontrust over, temeer omdat de provincie daarmee bij lange na niet de planning haalt. Er worden wel opmerkingen gemaakt naar andere overheden toe, in dit geval gemeenten, en er wordt nadrukkelijk de vraag gesteld met betrekking tot de taakvolwassenheid van gemeenten. Dit beschouwt dhr. Haasken als opmerkingen die de provincie niet past. Hij zou zich daar verre van willen houden. De Wadden. Er wordt gesproken over verruiging van de kwelders. Dhr. Haasken roept het College op om er wat aan te doen, want men weet wel wat daaraan zou moeten gebeuren. In het Lauwersmeer wil het College zelfs zout water inbrengen om daar de verruiging tegen te gaan. Men heeft het hier over de kwelders, daar is zout water en daar lukt het ook niet. Het College zal daar meer moeten doen en volgens dhr. Haasken weet het College heel goed wat daar moet gebeuren. Daarbij wordt het beleidsplan voor de Waddenzee doorgeschoven. Dhr. Haasken vraagt waarom dit gebeurt. Daarnaast informeert hij of het nog noodzakelijk is en of het bestuurlijk zo langzamerhand niet een beetje erg druk wordt. De gebiedsvisie Lauwersmeer op blz. 168. Er is vorig jaar in een motie gevraagd om een structuurvisie. Gaat het om hetzelfde als een gebiedsvisie? Er is toen nadrukkelijk om gevraagd in een motie ingebracht door de PvdA. Er is ook al een stuurgroep. Had dit ook niet in de Staten aan de orde kunnen komen? Hoe loopt dit nu? De muskusrattenbestrijding. Dat loopt succesvol, gelukkig, maar een aantal jaren geleden is door de gedeputeerde een onderzoek ingezet om via isolatie van bepaalde gebieden de muskusratten te bestrijden. De VVD heeft daarbij toen al aangegeven dat dit een onzinnige gedachte zou zijn. Inmiddels loopt de populatie inderdaad terug door het vangbeleid dat al jaren gaande was. Dhr. Haasken denkt dat dit beleid ook doorgezet moet worden en dat opgehouden moet worden met dat onderzoek dat indertijd is ingezet om via isolatie van bepaalde gebieden die muskusratten te lijf te gaan. Het beleid moet er blijvend op zijn gericht om de muskusratten ook concreet uit te roeien. Mw. Hazekamp (PvdD) verklaart dat de PvdD de afgelopen jaren geen deel heeft uitgemaakt van de Staten. Toch heeft de PvdD enkele vragen over het gevoerde beleid, zeker ten aanzien van dieren en natuur. Allereerst wil mw. Hazekamp beginnen met de intensieve veehouderij. Er wordt opgemerkt in de Programmarekening dat ten gevolge van strengere milieuregels een roze invasie en uitbreiding van intensieve veehouderij niet kan voorkomen. Dat is onjuist. Sinds die tijd is de milieuwetgeving juist versoepeld. Het College stelt dan ook ten onrechte dat vestiging van nieuwe agrarische bedrijven in de provincie is uitgesloten. Veel Groningers hebben dat inmiddels in hun omgeving kunnen zien. In het zuidelijk Westerkwartier bijvoorbeeld zijn inmiddels meer kippenschuren dan houtwallen te zien en in het noordoosten van Groningen komt de ene na de andere aanvraag voor varkensstallen binnen.
27
Het is inmiddels ook erg zichtbaar geworden op provinciale wegen waar vrachtwagens vol met varkens een triest, maar steeds algemener fenomeen worden. Mw. Hazekamp vraagt of het College het eens is met de stelling dat het beleid niet heeft voldaan en dat de toezegging dat er geen intensieve veehouderij bij zou kunnen komen, onjuist is gebleken. Is het College bereid om in de toekomst de ruimtelijke beperkingen weer in ere te herstellen? De muskusrattenbestrijding. In de Rekening is te zien dat in totaal ruim € 2.000.000 is uitgegeven aan muskusrattenbestrijding. Dat komt neer op een bedrag van bijna € 82 per rat. Overigens, als wordt gekeken naar de ene beverrat die gedood is, dan heeft die zelfs € 12.000 gekost. Het zijn uitermate dieronvriendelijke bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden en de PvdD zou willen voorstellen om de beschikbare middelen in te zetten voor bescherming van waterkeringen op een adequate manier en preventieve maatregelen in te zetten. Vervolgens heeft mw. Hazekamp nog een vraag over de kosten die daarmee gemoeid waren. Gaan deze kosten alleen over de apparaatkosten, want dat neemt toch het grootste deel van het bedrag in beslag, of zijn daar ook personeelskosten bij inbegrepen? Zo nee, kan het College dan aangeven wat de personeelskosten dan nog extra zijn? Ten aanzien van de EHS maakt de PvdD zich nog steeds grote zorgen, zeker wanneer wordt gekeken naar de realisatie daarvan en de combinatie met agrarisch en particulier natuurbeheer. Dat hoeft natuurlijk niet per definitie slecht te zijn, maar wat nu te zien is, is dat onder invloed van kleine percelen particulier natuurbeheer grootschalige natuurgebieden niet aan de orde zijn en dat het tevens leidt tot het niet realiseren van een aantal natuurdoelen die gesteld worden. Het Faunabeheerbeleid wordt in de Rekening ten onrechte Faunabeheersbeleid genoemd. Deze schrijffout geeft misschien wel precies aan waar de prioriteiten van de provincie in de afgelopen periode lagen. De PvdD vindt het jammer dat de evaluatie op dit moment nog niet klaar is. De PvdD hoopt dan ook dat die evaluatie voor de behandeling van de Voorjaarsnota toch naar de Staten toegestuurd kan worden. Naar de inhoud van de evaluatie kan op dit moment slechts worden gegist en naar de effecten van het beleid dat in de afgelopen jaren is gevoerd. Alle wijzigingen die men de afgelopen jaren heeft gezien, waren gericht op het behartigen van de belangen van jagers, niet de belangen van boeren en al helemaal niet de belangen van dieren. Dat betreurt de PvdD ten zeerste. Mw. Hazekamp noemt bijvoorbeeld de wijziging van beleid ten aanzien van knobbelzwanen, het onlangs verruimde beleid voor het verjagen en doden van ganzen. Mw. Hazekamp vraagt of het College in staat is om nog voor de behandeling van de Voorjaarsnota de evaluatie Faunabeheer naar de Staten te sturen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft er niet voor gekozen om heel intensief dit stuk door te nemen, ook omdat de evaluatie van het collegebeleid al in september is geweest. Het is een beetje een nabrander. Desalniettemin is het toch belangrijk om stil te staan bij een aantal aspecten. Dhr. Van der Ploeg concentreert zich in eerste instantie op het deel volkshuisvesting/woning, waarbij een aantal constateringen staan waar men, politiek gezien, anders over kan denken. Feitelijk gaat het er natuurlijk om of men doelstellingen haalt of niet. Ten aanzien van de herstructurering kan men zien dat er behoorlijk op wordt ingezet en dat het op zich goed loopt, zeker in macrozin. Als het gaat om de nieuwbouw duidelijk niet. Vervolgens wordt er ook gezegd dat er zo’n effectief beleid is. Het gaat dan even om de effectiviteit van het beleid. Als dhr. Van der Ploeg dan bijvoorbeeld ziet dat er een voorstel komt om in Oost-Groningen een bouwregisseur of aanjager aan te stellen, wordt er vanuit de gemeenten zelf gezegd: “Provincie, even pas op de plaats, we hebben zelf wel een idee hoe dat zou moeten, accepteer ons daarbij”. De interactie tussen gemeenten en provincie op dit punt is heel belangrijk. Toevallig dat ook de commissaris in zijn jaarverslag op dat aspect wijst. Het gaat over de werkzaamheid in het Huis van Thorbecke. In dit punt vindt dhr. Van der Ploeg dat terug. Wellicht moet er minder worden gestuurd op kwantiteit, dat het toch meer van onderaf moet komen en vanuit de markt gedragen moet worden. Ruimtelijke ordening moet men natuurlijk wel zodanig voorbereiden dat men ook voort kan en er zullen ook keuzen in gemaakt moeten worden. Het College heeft sterk gestuurd vanuit het principe dat er doorstroming zou ontstaan. De GroenLinks-fractie constateert dat voor zover er doorstroming is, dit in de Stad leidt tot een andersoortige vorm van wonen van met name jongeren en studenten die de plek innemen waar vroeger gezinnen woonden die dan de Stad uittrekken. De vraag is of je op die manier de interactie tussen Stad en omgeving actief moet betrekken in je beleid. In de visie van GroenLinks is dat het geval. Dat betekent dat je meer specifiek voor die doelgroep jongeren zou moeten bouwen in de Stad. Dat zou consequenties moeten hebben buiten de Stad. Gespecificeerd betekent dat het gebied Leek/Roden, omdat daar ook een combinatie is met vernieling van het landschap. Dat zijn nog discussies die komen, maar dhr. Van der Ploeg wil dit element toch even noemen, omdat ook hier weer de werkwijze van het College staat, namelijk de doorstroming waar het op gericht is, zodat er ruimte ontstaat aan de onderkant van de markt. Daar kan men zo zijn twijfels bij hebben.
28
Op blz. 43 wordt nog steeds gezegd: “Vooral in het gebied van de Regiovisie waar de behoefte groot is en de tekorten snel oplopen”. In de laatste Monitor was het juist aan het verminderen en de druk kwam er iets van af. Er waren wat voorlopige signalen maar het waren signalen die niet kloppen met dit statement. Dhr. Van der Ploeg wil ten aanzien van de effectiviteit even terug naar het onderzoeksrapport Doelmatigheid en doeltreffendheid. Hij heeft gezien dat het College daar zelf een reactie op heeft gegeven dat het Groninger model nog geëvalueerd moet worden. Hij heeft gekeken naar de methodiek. In de doeltreffendheid en de doelmatigheid worden de gemeenten eigenlijk helemaal niet betrokken, noch de interactie tussen de gemeenten en de provincie in dat onderzoek. Dat is heel gek als je het over je eigen beleid hebt. Dhr. Van der Ploeg denkt dat dit in de onderzoekssystematiek, ook als het om andere velden gaat, terug zou moeten komen. Voor de rest ziet hij ook vooral een opdracht aan de Staten zelf, samen met het College, om nog eens naar de maatschappelijke effecten te kijken. Dat staat op de eerste pagina’s. Het betreft feitelijk het werk van deze commissie. De intensieve veehouderij. GroenLinks heeft daar op het laatst mondelinge vragen over gesteld. De commissie heeft ook gezegd het gebied in te gaan. Het is wel terecht om het College – en specifiek dhr. Calon – te vragen wat nu de hulp is geweest richting de gemeente, want dat heeft hij in die vergadering toegezegd. Dhr. Van der Ploeg heeft ook gelezen dat het College ten aanzien van het grondbedrijf in feite al een voorbesluit heeft genomen waarvan de kwaliteit dhr. Van der Ploeg nog niet bekend was. Bekend was dat de provincie iets zou gaan doen, hier staat ook al een duidelijke richting aangegeven. Voor dhr. Van der Ploeg was dat nieuw. Kan dit nog nader worden toegelicht? Wat betreft de taakstelling windenergie had dhr. Stevens het over verdubbeling van 165 MW naar 320 of 330 MW. De provincie zit al tegen die 300 MW aan. Heeft dhr. Stevens een verdubbeling naar 500 of 600 MW voor ogen, zoals de suggestie van de GroenLinks-fractie twee weken geleden? Als het op 300 MW blijft staan, hoeft er niet zo veel te gebeuren. Dhr. Stevens (ChristenUnie) legt uit dat het om een verdubbeling gaat ten opzichte van het huidige bestand. Wat dat betreft zit de ChristenUnie heel dicht bij GroenLinks: het moet een ambitieuze doelstelling zijn die de provincie zich moet stellen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart dat D66 precies dezelfde onderwerpen had geselecteerd als GroenLinks. De woningbouw blijft inderdaad toch kwantitatief behoorlijk achter, 3600 ongeveer als men het extrapoleert over vier jaar, te weinig nieuwbouwwoningen. Ook D66 zat in een spagaat dat de notitie Ruimte op orde van de provincie Groningen aangeeft dat het heel goed gaat met de doelmatigheid en de effectiviteit van het beleid. Dat lijkt een merkwaardige spagaat waar je dan in zit als je toch vervolgens je doelstellingen niet haalt. Daar zou D66 graag een nadere toelichting van het College op willen hebben. Slopen gebeurt extra en dat wordt dan in evenwicht gehouden met die 200 woningen die ook extra gebouwd worden, dus bij tekorten bouwt de provincie ook wat meer. Men zou zich daarnaast kunnen afvragen – ook mede gezien het feit dat de wachtlijsten opdrogen, wat aangekondigd wordt en wat als merkwaardig fenomeen wordt gezien bij een tekort aan woningen – of de woningen wel op de goede plaats staan. Misschien moet men in de toekomst op een bepaalde plaats gaan slopen en elders gaan bouwen. Met betrekking tot de vraag over de intensieve veehouderij en de taakstelling tot windenergie heeft D66 daar in voorgaande commissievergaderingen uitgebreid haar mening over geventileerd en zelfs vorige week daarover nog een discussie met dhr. Calon gevoerd. Dhr. Zanen (PvhN) merkt op dat dhr. Hoiting helaas afwezig is. Hij heeft dhr. Zanen een punt nadrukkelijk meegegeven voor deze vergadering, te weten duurzaamheid binnen het milieu. Een punt dat eigenlijk al langer de aandacht van de PvhN heeft, is de vraag of de provincie niet zelf het goede voorbeeld zou kunnen geven als het gaat om het gebruik van duurzame brandstoffen voor het wagenpark van de provincie zelf. Een aantal vergaderingen is de PvhN daarmee gekomen. Op de een of andere manier zit dat ergens vast. Dhr. Zanen heeft zich laten vertellen dat er wel mogelijkheden liggen. Hij zou graag willen dat het College dat zich op dit onderwerp vrij tevreden toont over resultaten – er wordt gesproken over quick scans, ook met anderen samen, maar daar ziet men toch weinig van –… Vandaar deze kritische opmerking. Dhr. Zanen vraagt om een reactie van het College. Dhr. Blom (SP) geeft te kennen wat opmerkingen te hebben over het onderwerp landbouw. Daarbij is het verheugend te zien dat de toename van de biologische landbouw groter is dan voorzien. Blijkbaar heeft het College en de aangestelde promotor een positieve invloed gehad.
29
De voorzitter vraagt dhr. Blom zich ten aanzien van landbouw te beperken tot de onderwerpen die deze commissie regarderen. Dhr. Blom (SP) legt uit dat het enige samenhang heeft met de volgende opmerking. De voorzitter vraagt op welk onderdeel van de Rekening het slaat. Dhr. Blom (SP) verklaart dat het betrekking heeft op hoofdstuk 3. Hij kan het zo gauw niet vinden en laat landbouw achterwege. Verder op staat over natuur te lezen dat door de agrarische ontwikkelingen zoals schaalvergroting, vermesting, verzuring en verdroging de natuur nog steeds onder druk staat. De biodiversiteit gaat nog steeds gestaag achteruit in de agrarische gebieden en dhr. Blom heeft begrepen dat het zelfs in de EHS-gebieden het geval is. Er is slechts een positieve ontwikkeling in het EHS-gedeelte van de Waddenzee en enkele moerassen. Dit vraagt volgens de SP om een betere en een integralere aanpak van de achteruitgang van de biodiversiteit. Dan komt men er duidelijk niet met wat akkerrandenbeheer en wat weidevogelbeheerpakketten. In hoofdstuk 5 staat dat in 2020 12.000 ha verdroogd gebied hersteld moet zijn, waarvan 6000 ha in 2010. Dat is de komende periode 1500 ha per jaar. Daar staat het op zich lovenswaardig resultaat van 2006, namelijk 231 ha dan wat schril tegenover. Zelfs het gestelde doel is in 2006 niet gehaald. Misschien kan de gedeputeerde duidelijkheid geven hoe de gestelde doelen de komende jaren dan wel gehaald kunnen worden. Over de Lauwersmeervisie heeft men in 2006 veel gesproken. De SP vindt het jammer dat het College niet in staat is geweest om het benodigde geld bij het Rijk los te peuteren. Dan had de provincie nu wellicht kunnen werken aan een mooi plan voor structurele verbetering van de natuur in de Lauwersmeer. Het is nu maar afwachten hoe dat balletje de komende jaren gaat rollen. Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt dhr. Blom zijn vraag iets te verscherpen. Hij wenst te vernemen welk geld niet is gelukt om binnen te krijgen. Dhr. Blom (SP) neemt aan dat dhr. Hollenga het nu in zijn portefeuille heeft. Dhr. Calon (gedeputeerde) herhaalt zijn vraag. Dhr. Blom (SP) legt uit dat het gaat om het geld voor de voorstellen in de Watervisie Lauwersmeer. Hij vervolgt zijn betoog. Positieve geluiden zijn te vernemen over de ambities van het College over de ontwikkeling van de productie van biobrandstoffen. Dhr. Blom heeft zich laatst op een symposium door de LTO laten voorlichten over de teelt van koolzaad. Hij heeft begrepen dat de overheid hier de kans heeft om een hoog energetisch product te stimuleren dat bovendien als wisselteelt prima in een agrarische keten past. Daarvoor moet er dan wel naar gestreefd worden om de accijns op olie op te heffen of te verlagen. Wat dhr. Blom verbaast, is dat overal in de Rekening mooie woorden te vinden zijn over duurzaamheid en streven naar een beter milieu, bezorgdheid voor het klimaatprobleem. Hoe kan men echter met droge ogen beweren dat de Eemshaven een groene energiehaven gaat worden als iedereen weet dat die nieuwe kolencentrales toch verantwoordelijk gaan zijn voor een enorme toename van de CO2-uitstoot? Daarmee worden in een klap al die positieve doelen bijzonder marginaal. De CO2 poets je daar niet mee weg. Tot slot wenst dhr. Blom aan te geven dat hij het toch wel jammer vindt dat als hier gepraat wordt over dieren of over intensieve veehouderij, het bij het College vooral wat gegrinnik oplevert. Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat de SP constateert dat er nogal wat misgaat in de woningbouw, met name in het halen van allerlei doelstellingen. Hij vindt dan ook dat er in de papieren wat vreemde opmerkingen staan. Er wordt gezegd dat er beduidend meer gesloopt is dan gepland en dat dit illustreert dat er veel aandacht is voor de kwaliteit van de woningbouw en tegelijkertijd wordt er ook geconstateerd dat er veel te weinig gebouwd wordt. Volgens dhr. Swagerman botsen deze beide zaken enigszins. Je kunt wel veel slopen, maar als je niet terug bouwt, ziet hij dat niet terug. Als iedereen tot nu toe constateert dat de doeltreffendheid en doelmatigheid hier niet zo gehaald wordt, wil dhr. Swagerman een oproep doen om – aangezien het College zegt dat het wel goed geregeld is en de sprekers voor dhr. Swagerman zich afvroegen of dat wel zo was – de Noordelijke Rekenkamer het onderzoek laten uitvoeren wat bij hen in het programma staat, zodat de provincie een onafhankelijk oordeel krijgt over ditzelfde onderwerp. Dat lijkt dhr. Swagerman met name voor de Staten erg belangrijk.
30
De voorzitter verzoekt dhr. Swagerman af te ronden. Dhr. Swagerman (SP) geeft te kennen dat er een groot gebrek is aan sociale woningbouw en starterswoningbouw tot nu toe in de realisatie. Ook dat in de opmerkingen. De SP vindt dat ook niet terug in de Regiovisie Assen-Groningen. Naar de mening van de SP is dat de enige plek zo langzamerhand in de provincie waar dat nog zou kunnen. Het lijkt erop dat met de doelstelling van windenergie, die opgevoerd gaat worden, mede met instemming van een van de collegepartijen, naar misschien wel 500 MW, dat er ook meerdere locaties aangewezen zullen moeten worden. De SP is blij met de steun voor het standpunt van de SP dat het mogelijk nu ook zal gaan gebeuren. Dhr. Abbes (CDA) wenst zijn dank uit te spreken voor de beantwoording van technische vragen. De meeste antwoorden strekten tot tevredenheid, maar er blijven nog een paar kleine puntjes over. Dhr. Abbes heeft een vraag gerelateerd aan het onderzoeksrapport Wonen. Het gaat dan om antwoord 61 dat er procesmatige en inhoudelijke aanbevelingen gedaan worden. Dan komt het antwoord dat het College niet voornemens is om een separaat verbeterplan op te stellen. De vraag is wat het College dan wel concreet gaat doen om de aanbevelingen te realiseren. De invoering van de EHS. Dhr. Abbes heeft hier een vraag over, die hij een beetje breder trekt dan de Programmabegroting. In februari is men geconfronteerd met het feit dat een discrepantie te zien is tussen beoogde ambitie en tussen beschikbare middelen, € 27 miljoen. Het heeft te maken met de invoering van het ILG, etc. Dat heeft in 2006 goeddeels zijn beslag gekregen. Dhr. Abbes relateert het ook nog even aan het collegeprogramma van 2003/2007. Hij zou graag willen weten wat de inzet van het College is geweest in dezen, dat de provincie nu om vijf voor twaalf aan het eind van de hele rit met dit tekort van € 27 miljoen geconfronteerd wordt. Dhr. Keurentjes (CDA) heeft twee aanvullende opmerkingen ten aanzien van pagina 121 over de bescherming van natuur en landschap in de Waddenzee. Hij mist in het geheel een verwijzing naar de inzet van het College op het gebied van de plaatsing van de Waddenzee op de UNESCO-lijst als werelderfgoed. Dhr. Keurentjes is heel benieuwd wat de stand van zaken is en wat de inzet is van het College in dezen. De bestrijding van de muskusratten en de beverratten. Er wordt aangegeven dat het doel was de beverrat geen kans te geven. Er is maar één beverrat gesignaleerd. De PvdD gaf aan dat het € 12.000 heeft gekost en dat die ene beverrat ook is gevangen. Wat is nu de inzet om dat zo te houden en wat is de ontwikkeling op dat gebied? Dhr. Keurentjes wenst de visie te vernemen aangaande de aanpak om het beleid inhoud te geven. Dhr. Dieters (PvdA) stelt dat, de fracties beluisterende, er nogal een aantal punten zijn die zeker terugkomen in de POP-discussie, zoals woningbouw. Hij hoorde een aantal opmerkingen maken over het programma van de woningbouw. Je kunt het goed plannen, en als je de achterliggende stukken leest, zie je dat ook. De externe factoren spelen echter nog steeds een grote rol wat de uitvoer betreft. De PvdA-fractie heeft de indruk dat daar toch heel hard aan wordt gewerkt met allerlei afspraken, zowel met corporaties als met besturen. Het blijft echter een zorgelijk punt en daar moet men goed naar blijven kijken. Daar komt men later nog zeker op terug. Pagina 26, tiende regel van boven. Ecologische verbindingszones. Er staat in de Rekening: “Wel verviel eerder de rijksbijdrage voor de ecologische verbindingszones”. De PvdA denkt dat dit niet helemaal juist is zoals die zin daar staat. Volgens haar had er moeten staan: “Eerder viel de rijksbijdrage voor een deel van de ecologische verbindingszones”. De PvdA heeft toen in elk geval begrepen dat in elk geval die zones waar men al aan is begonnen, nog worden afgemaakt en gefinancierd. Pagina 26, tweede alinea van onderen, het landschap. Als men dit leest, kan men in de war gaan raken. Waarom? De provincie heeft het landschap toch niet hersteld en beschermd door houtsingels te kappen, zoals hier staat? Het kappen van singels bedreigt juist het landschap. Daarom is in het zuidelijk Westerkwartier de houtsingelhoofdstructuur vastgesteld. Is die houtsingelhoofdstructuur al opgenomen in de gemeentelijke bestemmingsplannen? Pagina 25-27, natuurbeleid algemeen. Er wordt niets over de robuuste verbindingszones gezegd. Hoe staat het daarmee? De PvdA kan het niet terugvinden in de kwantitatieve prestatieindicatoren. Op pagina 120 wordt namelijk gesproken over verwerving en inrichting van de EHS en robuuste verbindingszones, maar de verschillen daarin. Pagina 30, regio oost, inplaatsing melkveehouderij. Van de oorspronkelijke doelstelling in nog maar steeds één gerealiseerd volgens de stukken.
31
Een mager resultaat. Uit de tekst moet men opmaken dat het om een moeizaam proces gaat. Eerder werd gewag gemaakt van belangstellenden, rond tien bedrijven als men goed is geïnformeerd. Zijn deze allen afgehaakt? Wat is de insteek van het College, de motor draaiende te houden, of heeft men het gevoel dat men aan een dood rund zit te trekken? Meerstad. De PvdA-fractie heeft aangedrongen op een informatiecentrum te realiseren, vergelijkbaar met die van de Blauwe Stad. Hij staat er, de complimenten van de PvdA. Pagina 58, landschap en natuur, laatste regel. “Ook in het natuurbeleid dat wij in de komende collegeperiode zullen vaststellen, vormen de natuur en het landschap buiten de door het Rijk aangewezen zones een belangrijk aandachtspunt”. Een goede gedachte, maar enigszins vrijblijvend geformuleerd. Het gaat niet alleen om buiten, maar ook om binnen de aangewezen zones. Te denken valt aan het Middag-Humsterland. Als men, om het taalgebruik te handhaven, naar een buitenzone kijkt, vindt het College dan dat het dicht gooien uit economische overwegingen van het Rietdal kan? Is dat in de terminologie van het College een belangrijk aandachtspunt? Pagina 119, punt 2. Graag een begrijpelijke vergelijking tussen de beoogde en de gerealiseerde EHS-hectares. Daar heeft de PvdA vorig jaar ook om gevraagd. Pagina 145, tweede alinea. Zijn lucht, water en grond in Groningen werkelijk al zo schoon zoals daar staat vermeld? Men heeft een brief gekregen over de afhandeling van een toezegging. De PvdA heeft in 2005 gevraagd een tabel te leveren van aanvaard beleid gelijk aan de tabel van nieuw beleid zoals weergegeven op bladzijde 328. Het College was bereid – daarvoor dank – te kijken of dit mogelijk was. Het staat trouwens allang op de toezeggingenlijst van de commissie. De brief lezend, constateert de PvdA een lastig en intensief proces, mede gelet op het groot aantal posten. Zij deelt de opvatting dat de inzichtelijkheid die het College beoogt niet leesbaar in een dergelijke tabel is te vangen. Als men achtergrondinformatie wil, dan weet men de weg wel te vinden, anders gezegd: de PvdA wil het College nadrukkelijk dank zeggen voor de geleverde inspanning. Wat de PvdA betreft mag dit punt van de toezeggingenlijst. Mw. Mulder (gedeputeerde) geeft aan dat het inderdaad zo is dat, als men kijkt naar de opgave bouwen nieuwe woningen, dit enigszins achter loopt. Het is natuurlijk niet alleen maar in 2006 ontstaan, maar al daarvoor. Oorzaak was onder andere dat er bij de gemeenten in het verleden te weinig bouwplannen waren en dat de provincie getracht heeft ook in 2006 daar een aantal instrumenten op in te zetten: de vliegende brigade en de woningbouwregisseur regio GroningenAssen. Dat is niet het bouwheerschap, maar een regisseur die de corporaties en de gemeenten aanjaagt om te bouwen. Men ziet nu langzamerhand een versnelling komen. Het College heeft de taakstelling niet gehaald, dat moet worden onderkend. Te zien is echter dat er een versnelling komt in de bouw. Als men goed om zich heen kijkt in Groningen, ziet men ook dat er wat meer gebouwd gaat worden. Daarnaast heeft het College de sloopopgave kunnen verwezenlijken. Dat is niet altijd ten koste gegaan van een vraag naar woningen, want het Gronings landschap ziet er heel verschillend uit. Als men kijkt naar Oost-Groningen en Delfzijl ligt daar een totaal andere opgave met krimp dan in de Regiovisie Groningen-Assen. De gedeputeerde denkt dat men in 2007 de nota Bouwen en Wonen gaat herijken. Het zal ook een onderdeel zijn van het nieuwe POP 3. POP 2 is in de analysefase en een van de onderdelen is dat de herijking een paragraaf wordt in die analyse en dat men uiteindelijk in POP 3 ook een aantal zaken die met name in het onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid meenemen. Dat zijn een aantal aanbevelingen die gedaan worden die het College niet naast zich neer wil leggen, maar mee wil nemen in het hele verhaal van de herijking, maar ook in het hele verhaal van POP 3. Doeltreffendheid wil zeggen of de prestaties zijn gerealiseerd met een aantal middelen. Daar zijn ook aanbevelingen over gegeven. Die zijn vaak heel praktisch van aard. Daar doet het College ook wat mee, die worden opgepakt en gaat het College uitvoeren waar dat direct mogelijk is. Hoe staat het nu met Leek/Roden en die opgave die daar is? Leek/Roden valt in de Regiovisie Groningen-Assen. Er is nog eens een keer gekeken naar de opgave die de verschillende gemeenten hebben gehad en er is opnieuw een afspraak gemaakt dat met name Hoogezand wat meer zal gaan bouwen en dat in verhouding de totale opgave Groningen-Assen gelijk blijft. Dus Hoogezand krijgt een wat grotere opgave daarin. Onlangs heeft de gedeputeerde nog met de gemeente Leek om de tafel gezeten. Je ziet daar nu ook weer vaart in het bouwen van woningen. De kwaliteit, waarover dhr. Van der Ploeg sprak. De gedeputeerde is het helemaal met hem eens. Zij denkt ook dat bij de herijking van de nota Bouwen en Wonen ook met name gekeken moet worden voor wie er gebouwd wordt, wat de vraag is en hoe de kwaliteit moet zijn.
32
Er is in de Regiovisie Groningen-Assen een onderzoek gedaan, met name bijvoorbeeld van zorgvraag, dus wat voor soort woningen die nodig hadden. De gedeputeerde vindt het een heel goed gegeven dat ook de studenten en jongeren apart onder de loep worden genomen, welke behoefte zij kwalitatief hebben met betrekking tot de vraag die er ligt. Dat zal het College zeker meenemen. De wachtlijsten ten aanzien van de Regiovisie Groningen-Assen en de vraag met name als het gaat om goedkope sector voor huurwoningen. Men kan zeggen dat de vraag wat minder gespannen is, maar het blijft zaak om daar goed op te letten en met name die bouwregisseur daar goed op in te zetten. De gedeputeerde is niet van mening dat gemeenten in Oost-Groningen niet de steun van de bouwregisseur wilden hebben. Ze hebben de provincie daar zelf om gevraagd. Onlangs heeft de gedeputeerde met de gemeenten in Oost-Groningen gezamenlijk gekeken hoe de opgaven met betrekking tot de krimp en in de toekomst opgepakt zouden kunnen worden. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat alle vragen met betrekking tot windenergie vorige week in de commissie zijn gesteld en beantwoord. De gedeputeerde verwijst naar het verslag van die vergadering. De gebiedsvisie Lauwersmeer, de vraag van dhr. Haasken waarom de provincie er niet bij is betrokken en hoe ver men ermee is. Het is geen gebiedsvisie in de zin van een streekplanuitwerking, maar het is in het kader van de gebiedsopgave. Het College heeft de intentie om het Lauwersmeer aan te pakken, samen met de provincie Fryslân als ze nog bezig zijn met een College en de gemeenten die er omheen liggen. Men moet dus even wachten tot er een nieuw College in Friesland is. De Staten zijn er wel bij betrokken, want in de startnotitie POP die de Staten hebben aangenomen, staat die gebiedsopgave Lauwersmeer en het is ook de intentie van het College om in het kader van de POP-discussie de Staten daarbij te betrekken. Wordt dit nu een visie met een streekplanuitwerking? De gedeputeerde zegt geen idee te hebben. Hij denkt dat men dat niet moet willen, want de driving force erachter was: er gebeuren nu op verschillende hoeken van het Lauwersmeer van die ad hoc-initiatieven, men is jaren met Zoutkamp bezig, men is jaren met Lauwersoog bezig geweest, Friesland is bezig met zo’n stad, Lauwershage en Lauwerszee, het zou nu eens gecombineerd moeten worden in een plan van aanpak. Daarnaast zou men stenen moeten stapelen, dus niet papier produceren. In overleg met Friesland en LNV en het maatschappelijk middenveld is gesteld dat men toch een visie moet hebben, omdat wanneer men gaat ingrijpen in natuur of gaat bouwen, men anderen moet overtuigen dat het wel kan. Daar heeft men een visie voor nodig. Het is dus niet de bedoeling van het College om daar een zwaar en dik stuk papier voor een boekenkast van te maken, maar ‘de handjes te laten wapperen’. Men heeft gelijk als men zegt dat men daar verder mee had kunnen zijn. Er zitten twee remmen op: de samenwerking met Friesland. Het College hecht eraan om het samen met de provincie Friesland te doen. Het tweede is dat het College niet vooruit wil lopen op de POP-discussie. Daar zit die gebiedsopgave in. Dat had wat de gedeputeerde betreft ook wel sneller gekund, maar samenwerken is ook samen tempo bepalen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt naar de stuurgroep. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat de stuurgroep nog niet bij elkaar is geweest. Dat zit puur op agenda’s vast en op bemensing, in dit geval Friesland. De gedeputeerde weet bijvoorbeeld niet wie de portefeuille in Friesland krijgt. Ze zijn nog niet klaar, daar heeft de gedeputeerde gisteravond nog over gebeld. Dhr. Haasken (VVD) zegt dat het hem niet te doen is om het concrete ´poppetje´. Hij wenst te vernemen welke partijen er in zijn vertegenwoordigd. Dhr. Calon (gedeputeerde) legt uit dat het gaat om de provincie Friesland, de provincie Groningen, en de drie gemeenten die daar omheen zitten en het ministerie van LNV als toehoorder. Het is ook in overleg met het gebied daar gebeurd. Er is een oploop geweest, dat heeft het College met hen overlegd. Het College wil het niet helemaal uitdijen tot alles en nog wat, wat er is. Er is al een watervisie. Er moet niet alles bij worden betrokken, want dan schiet men niet op. Er moet daar doelgericht worden gewerkt. Intensieve veehouderij. Het is niet zo dat het College gezegd heeft dat er geen uitbreiding intensieve veehouderij kan zijn. Het College heeft gezegd dat er geen nieuwe vestigingen in het buitengebied meer mogelijk zijn. Het staat gewoon in het vorige POP, het staat ook in het geactualiseerde POP. De milieuwetgeving stelt belemmeringen aan de intensieve veehouderij. Het College is niet van plan om de ruimtelijke beperkingen weer in te stellen.
33
Daar is een uitvoerig debat over geweest bij het POP. Het College denkt dat het juridisch niet haalbaar is, dat het landschappelijk geen effect heeft, want een varkensstal is niet anders dan een aardappelstal of een koeienstal. Als men vindt dat ruimtelijke implicaties niet kunnen, dan moet men het hebben over het object en over de stank. Dat moet men via de milieuwetgeving regelen. De ethische kant is een zaak die op landelijk niveau geregeld wordt. Er zijn wel dilemma´s. Bij de POPdiscussie zal het College ingaan op de vraag van Reiderland of de provincie de uitbreiding per bedrijf wil toestaan of gaan clusteren. Dat betrekt het College nu in de overleggen met de gemeenten. Het College heeft inderdaad Reiderland geholpen. Alle bestemmingsplannen in deze provincie zijn geïnventariseerd, die zaten allemaal dicht, behalve die van Reiderland. In goede samenwerking met Reiderland is die hier gemaakt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat er twee opmerkingen zijn gemaakt over het Lauwersmeer. Dhr. Haasken stelde dat als zout water op de kwelders al niet helpt om verruiging tegen te gaan, wat moet een beetje zout water in het Lauwersmeer dan helpen om verruiging tegen te gaan. Dhr. Haasken is een begaafd spreker en past zo nu en dan de methode van de overdrijving toe. Op de kwelders heeft de gedeputeerde tot nu toe geen bossen aangetroffen. Er is wel verruiging, maar dat zijn graspollen en dergelijke. Het gaat het College in het Lauwersmeer om de vraag of men een Lauwersmeer wil dat open is, met weidegebieden, met open gebieden of een Lauwersmeer dat in het bos ligt. Dat laatste wil het College waar het kan voorkomen. Dat helpt wel met wat hoger water en soms ook wat zout water. Dhr. Blom vroeg of het geld er al is. De visie is er nog maar net, in de laatste statenvergadering in oude samenstelling hebben de Staten een bepaalde lijn bekrachtigd. Dat houdt in het versneld realiseren van een groot gemaal bij Lauwersoog om op een goede manier voor natuur en waterhuishouding te kunnen fluctueren met het peil. De ecologische effecten worden nu nog wat nader bekeken. Op 19 juni aanstaande heeft de gedeputeerde een overleg met mw. Verburg om te bezien of zij inderdaad bereid is om daar ook geld voor dat nieuwe grote gemaal beschikbaar te stellen. Zodra daar duidelijkheid over is, hoort de commissie meer. De ratten. Dhr. Blom gaf aan dat hij bij het College lacherig gedoe zag als het over dieren gaat. Hij heeft er gelijk in dat dit niet hoort. Sinds Blijdorp weet men echter ook dat lachen naar dieren niet zonder gevaar is. Het College dient derhalve sowieso op zijn tellen te passen. Als het aan het College ligt en er zou een goede andere methode zijn die de schade kan voorkomen die muskusratten aanbrengen en daar zou men geen muskusratten meer voor hoeven te doden, dan zou het College daarvoor kiezen. De 82 euro per gevangen rat lijkt veel, maar men moet dit relateren aan de schade die is voorkomen aan dijken, waterlichamen, etc. door de totale vangst van ratten. De stelling van de gedeputeerde is dat zolang het bestrijden of het beheren van de rattenpopulatie minder geld kost dan het vergoeden of het nemen van maatregelen die het gevolg zijn van schade om die te compenseren, men aan beheer moet werken. Ook als het 150 euro zou zijn en je voorkomt er meer schade mee, dan moet je het doen. Het College gaat niet op dezelfde voet voort. In de tweede helft van 2007 zal het College rapporteren over de landelijk in uitvoering zijnde evaluatie van de muskusrattenbestrijding. In de provincie Groningen is bij GS en bij PS meer drive om daar eens goed naar te kijken dan in vele andere provincies en bij vele andere waterschappen. Er is een grotere neiging om er kritisch naar te kijken, zowel vanuit het oogpunt van dierenwelzijn als zakelijk, of men het ook slimmer op een andere manier kan doen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft aan dat mw. Bos de gedeputeerde dankbaar is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat ten slotte in op de beverrat. Dat is een grote rat. Een beverrat kan aanzienlijke schade veroorzaken en een familie beverratten nog grotere schade. In 2006 heeft de provincie 1 beverrat gesignaleerd en gevangen. De afgelopen weken is er een handvol beverratten geconstateerd en de vangst is ingezet. De gedeputeerde denkt dat het College een keer met de Duitse vrienden om tafel moet, want een ding is duidelijk, het zijn Duitse beverratten die in OostGroningen bij Westerwolde en Nieuweschans deze kant op komen. Maar ze zijn al grotendeels aangepakt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op de EHS. Dhr. Stevens was positief over het realiseren van de EHS: Het College ook. De cijfers die men op pagina 119 aantreft, getuigen daar ook van. Het is natuurlijk wel zo dat het College steeds kijkt naar het eindplaatje 2018. Als men daar naar kijkt, dan heeft men nog een behoorlijke weg te gaan. Tot 2013 zijn er in het kader van het PMJP gelden beschikbaar. Die zijn gebaseerd op datgene wat de provincie nog moest realiseren en aankopen.
34
Daardoor krijgt de provincie minder middelen dan het College had willen hebben, omdat men altijd probeert te versnellen, want hoe eerder men aankoopt, hoe eerder je ook kunt gaan inrichten. Er is nog gevraagd naar cijfers van EHS. Dan krijg je tussenstanden, natuurlijk. Het is best mogelijk dat de provincie een keer een lijstje produceert en de commissie doet toekomen over aangekochte hectares voor de EHS en gerealiseerde of ingerichte hectares, want daar gaat het uiteindelijk om. Die tweede is nog veel moeilijker te realiseren, want dan heb je afgeronde eenheden nodig. Landschap. Dhr. Abbes had het over een tekort aan middelen. Toen had hij het over de EHS, maar hij bedoelt waarschijnlijk de landschapsmiddelen. Dat klopt, dat is onlangs in de commissie genoemd aan de hand van de brief van het College. Het College heeft er op dit moment nog geen zicht op hoe dit aangepakt zal worden. Het is wel zo dat er overleg is met het kabinet over de afroming die het kabinet wil plegen bij de provincies waarvan het dan weer… het heet trap af, trap op… dat het weer ingezet gaat worden. In het collegeprogramma is te lezen dat landschap een prioriteit is voor dit College om daar invulling aan te geven. Vanuit zijn portefeuille is de gedeputeerde zich aan het oriënteren op de discussie die momenteel ook landelijk loopt in verband met de discussie aangezwengeld in de Volkskrant van dhr. Dirk Maat. Die heeft ook contact met het College gehad. Binnenkort heeft de gedeputeerde een gesprek met hem om van zijn kant te horen welke visie hij heeft, gerelateerd aan Groningen. Dhr. Hollenga zal daar het komende jaar op terugkomen hoe men daarmee om zou kunnen gaan. Op een gegeven moment gaat het toch om de vraag hoe je geld binnen kunt halen en hoe je de meest noodzakelijke dingen kunt doen ten behoeve van het landschap. De vraag van dhr. Dieters ging over houtsingels en sloten die daar ook alles mee te maken hebben. Die zijn soms beeldbepalend in sommige gebieden als het gaat om het landschap. Ten aanzien van de sloten heeft het College bijvoorbeeld in het Middag-Humsterland een convenant afgesloten om karakteristieke sloten te behouden. Er waren ook ‘vrije’ sloten. Te zien was dat het aantal vrije sloten dat gedempt was, meer was dan alle partijen in het convenant hadden voorzien. Dat betekent dat er afgelopen najaar over dat convenant een nieuwe afspraak is gemaakt hoe men daarmee omgaat. Het was een lastige discussie, want er was een bepaalde afspraak gemaakt. Maar ook daar hebben partijen gezegd dat zij daar opnieuw naar gaan kijken of het toch niet verder ingedamd kan worden. Er zijn al voorbereidende besprekingen en uitvoeringsmaatregelen getroffen door de betreffende gemeenten om te voorkomen dat het te snel gaat en hoe men het verder kan indammen. Ten aanzien van houtsingels kan worden meegedeeld dat de gemeenten in het Westerkwartier gezamenlijk bezig zijn met gezamenlijk bestemmingsplan buitengebied, waarin dat gerealiseerd wordt. Anderzijds is het niet zo dat als er op een gegeven moment een stukje houtsingel gekapt wordt, dit in een keer de structuur aantast van het landschap, want het kan op een gegeven moment noodzakelijk zijn om stukje openheid te handhaven, dat er wat gekapt moet worden, terwijl er soms ook gekapt wordt en er gevraagd wordt andere dingen daarvoor weer op te knappen als het gaat om agrarische bedrijven die wat aanpassingen behoeven. Ook daar zijn afspraken over. De verdroging. Om verdroging te bereiken heeft men wel aaneengesloten gebieden nodig om maatregelen te kunnen treffen. Dat is natuurlijk lastig. Dat heeft ook de rijksoverheid voorzien. Dat heeft ook geleid tot een taskforce verdroging die vorig jaar is ingesteld die richting de provincies afspraken heeft gemaakt, ook met de provincie Groningen, dat een toplijst samengesteld moest worden van welke de provincie aanpakt. Die toplijst heeft de commissie ontvangen. Daar is het College ook mee aan de slag. Via het programma landelijk gebied zijn daar ook in het kader van die verdrogingsbestrijding middelen voor beschikbaar. Het College gaat ervan uit dat het College in 2007 de taakstelling die er ligt, kan halen. De fauna. Er is gevraagd naar de evaluatie van het faunabeheerplan van de provincie Groningen. Daar wordt op dit moment heel hard aan gewerkt. Het zal een heel moeilijke zaak worden om het voor de Voorjaarnota te krijgen, het wordt of net voor de zomer, of net na de zomer. Het baart het College veel meer zorgen dat het ministerie van LNV ook bezig is met een evaluatie van het ganzenfoerageergebied en dat blijkt pas in 2008 te komen, terwijl men aannam dat het dit jaar zou komen en dat het betrokken kon worden bij een evaluatie die ook hier in Groningen voor de ganzenfoerageergebieden zou plaatsvinden. De Wadden. Een opmerking was dat men niets meer hoorde over het Waddenfonds. Er is recent nog bestuurlijk overleg geweest met de gemeenten en de provincie en maatschappelijke organisaties. Op dit moment wordt er een soort boek samengesteld op basis waarvan mensen, instellingen, gemeenten kunnen zien aan welke criteria men moet voldoen. Verder wordt verwacht dat nog waarschijnlijk voor de zomer er een aankondiging komt dat het Waddenfonds partieel wordt opengesteld, alleen voor die projecten die geen economische impact hebben, omdat voor dat deel
35
Brussel goedkeuring moet geven en het is een dermate breed program met dermate veel sectoren dat het nogal lastig is in Brussel om dat te behandelen. Voor niet-economische in de sfeer van de ecologie zal waarschijnlijk deze herfst het fonds opengesteld worden. De vraag van het CDA over de werelderfgoedlijst van UNESCO. De provincie heeft daar een positief advies over gegeven. Op dit moment is het ministerie van LNV de trekker, die gaat nu het gebied in om te kijken hoe het met het draagvlak zit voordat ze die aanvraagt officieel kunnen indienen. Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op de opmerking van dhr. Zanen of de provincie niet het goede voorbeeld kan geven bij gebruik van duurzame brandstoffen en hoe het staat met de quick scans die gehouden zijn. De quick scans lopen nog, de informatie wordt verzameld en bewerkt en daar komt nog wel de terugkoppeling van. Wat betreft het gebruik van andere brandstoffen kan de gedeputeerde verwijzen naar de bijeenkomst die in de Euroborg gehouden is een aantal weken geleden, waar zowel dhr. Zanen als dhr. Slager aanwezig was en waar men van verschillende alternatieve brandstoffen gebruik heeft kunnen maken door proefritten te maken, en dergelijke. Dhr. Zanen weet dus ook dat het College daar volop mee bezig is en mee doorgaat. De opmerking van dhr. Blom dat in de stukken wel mooie dingen over duurzaamheid, over klimaatdoelstellingen en een beter milieu en dergelijke kan worden geschreven, maar zodra je een kolencentrale in de Eemshaven gaat bouwen, ondergraaf je daarmee alles. Het College is bezig zich voor te bereiden op de afvang van CO2 en opslag daarvan, en dergelijke. Ook wat de emissies betreft passen deze nieuwe kolencentrales de nieuwste stand van de techniek toe. Het relatief schoon zijn van lucht, water en grond. Het woord relatief hoort daarbij. Als je Groningen vergelijkt met andere delen van Nederland, dan komt de provincie er heel goed vanaf. Dat geldt zowel voor de lucht als voor de grond waar men heel programmatisch bezig is met het aanpakken van bodemverontreiniging, maar het geldt ook voor het water. De gedeputeerde verwijst naar de sanering van de stadswateren van de stad Groningen, en dergelijke. Dus al die zaken is het College goed mee bezig en gaat het ook gewoon mee door. De voorzitter wenst af te sluiten door de fracties een agendapunt te laten noemen dat zij plenair zouden willen behandelen. Dhr. Keurentjes (CDA) noemt wonen. Dhr. Zanen (PvhN) noemt brandstof. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) noemt stenen stapelen. Mw. Hazekamp (PvdD) noemt intensieve veehouderij. Dhr. Haasken (VVD) noemt wonen. Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om 10.15 uur.
36
Statencommissie Bestuur en Financiën Verslag van de vergadering van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op woensdag 23 mei 2007 van 13.00 uur tot 15.20 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie, voorzitter), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. P.M. de Bruijne (PvdA), dhr. M.J. Jager (CDA), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. W.J. Moorlag (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. R. Sangers (SP), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Afwezig: dhr. T.J. Zanen (PvhN), mw. W.J. Mansveld (PvdA) Voorts aanwezig: dhr. J.G.M. Alders (CdK, voorzitter GS), dhr. M. Calon (gedeputeerde), mw. C.A.M. Mulder (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. B.W. Littel (extern accountant Ernst & Young), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. N. Gerritsen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen). Opening De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen en in het bijzonder dhr. Littel, accountant, welkom. Deze ochtend is een aantal commissievergaderingen enigszins uitgelopen en de voorzitter spreekt het voornemen uit om te trachten met ieders medewerking het voorziene tijdschema te halen. Voor de behandeling van de voorliggende stukken geeft hij het woord aan dhr. De Bruijne. A-stukken: A.1
Voordracht van 17 april 2007, nr. 2007-07.519, FC, betreffende de provinciale jaarrekening voor het dienstjaar 2006 en de jaarlijkse overboeking naar 2007 van de daarvoor in aanmerking komende kredieten, die in de begroting 2007 waren geraamd (2e wijziging begroting 2007) (nummer 9/2007) en het rapport van bevindingen (controle Jaarrekening 2006) van Ernst & Young Accountants en de reactie van het College hierop van 27 april 2007, nr. 2007-08.080/17/A.22, FC.
De volgende stukken zijn hierbij ook aan de orde: Onderzoeksrapportage (met bijlage) naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het Programma Wonen over 2005, met begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-07.375a/16/A.17, FC Sociaal jaarverslag 2006 Jaarverslag van de commissaris van de koningin in de provincie Groningen 2006 Burgerjaarverslag 2006 en de reactie van Gedeputeerde Staten van 27 april 2007, nr. 2007-06.635/16/A.19, GMO Verslag van het door Gedeputeerde Staten uitgeoefende toezicht op de begrotingen voor het jaar 2007 van de Groninger gemeenten en gemeenschappelijke regelingen Rapportage Provinciaal Veiligheidsbeleid 2006 met de begeleidende brief van Gedeputeerde Staten van 27 maart 2007, nr. 2007-04.931/13/A.7, CK + bijlage Beantwoording Statenvragen door GS Ter informatie: de Productenrekening 2006
-
Dhr. De Bruijne (PvdA) merkt op aan dat hij geruime tijd heeft besteed aan het lezen van het pakket met stukken dat niet in zijn brievenbus paste. Hij denkt enige woorden in evaluatieve zin te wijden aan het verantwoordingssysteem in de plenaire vergadering deze avond en beperkt zich nu tot enkele opmerkingen en vragen bij de Programmarekening en overige stukken en collega Moorlag zal nietfinanciële zaken aan de orde stellen.
37
Er is een royaal resultaat bereikt over 2006. De bestemming daarvan was al bekend. Dat is in de collegeonderhandelingen aan de orde geweest en in het collegeakkoord is die bestemming aangegeven. De PvdA-fractie heeft daarop verder geen commentaar, zij het dat zij, inhoudelijk gezien, nog wel een paar opmerkingen zou kunnen maken, met name over de parameters waarop wordt beoordeeld door het College en het MT hoe het resultaat van € 6 miljoen wordt besteed aan wat enigszins versluierd flankerend beleid wordt genoemd en of de beoogde resultaten ook inderdaad worden bereikt. Een paar punten met betrekking tot de Programmarekening. De overboeking van kredieten loopt op en dat zou eigenlijk niet moeten, want het liefst moet elk jaar worden gedaan wat gedaan moet worden en dan is het geld (bijna) op. Dit jaar worden meer kredieten overgeboekt dan het vorige jaar. Dat is een signaal dat meer scherpte op dit punt wenselijk is. Afkoopsommen wegen. Verwacht wordt dat er niet veel hoeft te worden gereserveerd uit het rekeningenresultaat en als dat toch nodig mocht zijn, gebeurt dat wel weer. Dhr. De Bruijne vraagt zich af hoe gehandeld moet worden als er geen rekeningenresultaat is en er zou toch op dit punt iets moeten gebeuren. Zou het niet zinnig zijn om daarvoor een egalisatiereserve aan te leggen? Hierdoor ontstaat een buffer voor het moment waarop die gelden nodig zijn in de toekomst. De aanbevelingen in het accountantsverslag inzake de toepassing van Europese regels bij verlenging van de aanbestedingstrajecten. Die aanbeveling acht dhr. De Bruijne duidelijk en de reactie van het College daarop ook. Echter, naar aanleiding hiervan vraagt de PvdA-fractie opnieuw aandacht voor de mogelijkheden van contractcompliance. Dat is al eerder naar voren gebracht en de Europarlementariërs van de PvdA hebben er een uitstekende brochure over geschreven die binnenkort aan het College en de Staten zal worden aangeboden. De PvdA-fractie is een groot voorstander van het opnemen van zoveel mogelijk van dit soort maatregelen in de aanbestedingsregels. Programmarekening, pag. 82. Tegenover het voordeel van € 2.225.983 op de salariskosten staat een nadeel van € 1.366.830 voor extern personeel. Dhr. De Bruijne acht de verhouding tussen deze bedragen significant en vraagt naar de rechtvaardiging voor een keuze voor onderbezetting op het reguliere apparaat ten gunste van uitbesteding van werkzaamheden. Programmarekening, pag. 85. Er is een fors voordeel ontstaan door het afboeken van oude schulden en vorderingen. Dat is mooi, maar dat roept de vraag op naar de nauwkeurigheid en de kwaliteit van de administratieve organisatie. De toekomstige voeding van het ESFI-fonds. Er vindt nationaal een debat plaats over de winsten van energiebedrijven, met name ook ten aanzien van de winsten op het netwerk van Essent. De Staten van Groningen gaan er geenszins over, maar de vraag is of de voeding van het ESFI-fonds uit de Essent-dividenden in de toekomst gevaar gaan lopen. Als er reden is tot pessimisme, is de vraag wat eraan gedaan kan worden. De Productenrekening, pag. 454. Hier staat dat ruim € 4 miljoen is uitgeleend op hypotheekbasis tegen 2,15%. Dhr. De Bruijne vraagt zich af wat van zo’n gunstig rentepercentage de achtergrond is. Het gaat om boerenbedrijven of land dat is aangekocht. Het idee ontstaat dat deze lage rente onderdeel is geweest van een onderhandeling met partijen. Als dat zo is, dient ook het potentiële nadeel op de rente ingecalculeerd te worden. Programmarekening, pag. 256. Blauwe Stad. Er is bijna sprake van uitputting van het investeringskrediet van € 90 miljoen. Er is ongeveer € 85 miljoen uitgegeven en de begroting van de Blauwe Stad beloopt bijna € 10 miljoen. In de betreffende passage staat de volgende zin: Er wordt in de begroting 2007 een aanvullende storting van de private partijen van € 9 miljoen ter voorkoming van de overschrijding van de maximale voorfinanciering van € 90 miljoen.” Hier ontbreekt een essentieel woord. Dat leidt tot de vraag welk woord ontbreekt. Bijvoorbeeld: verwacht of voorzien? Door het College wordt richting de Staten aangegeven dat het zinnig is om ook in deze periode weer opnieuw een onderzoek te doen naar het weerstandsvermogen. De PvdA ondersteunt dat van harte en denkt dat het goed is om het accountantskantoor opdracht te verlenen om te kijken of de inschatting nog valide zijn. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat het College er geen voorstander van is om het accountantsbureau daartoe opdracht te verstrekken. Er zullen meerdere accountantsbureaus gevraagd moeten worden om hiernaar te kijken. Dhr. De Bruijne (PvdA) is het hiermee eens.
38
Dhr. Moorlag (PvdA) schenkt kort aandacht aan het Burgerjaarverslag en het Jaarverslag van de commissaris van de koningin. Hij stelt dat beide stukken uitstekend zijn verzorgd en dat hier sprake is van bestendig beleid. Burgerjaarverslag, pag. 7. Er zijn zes eerder gedane aanbevelingen door het College onvolledig opgevolgd, maar er zijn veel meer aanbevelingen wel opgevolgd. Er is dus voortgang gemaakt. Echter, aan een punt hecht de PvdA-fractie veel waarde en dat is de interactieve beleidsvorming. In het verleden heeft de PvdA-fractie in dit huis meermalen gepleit om op elk beleidsvoorstel dat door het College wordt geformuleerd, standaard een check te doen of er een mogelijkheid is om bij het tot stand brengen van dat beleid een traject van interactieve beleidsontwikkeling te volgen. Dit punt is niet opgevolgd. Op pag. 55 van het Burgerjaarverslag doet de commissaris opnieuw de aanbeveling om er meer werk van te maken en de PvdA-fractie zou het zeer op prijs stellen dat er een harde toezegging komt van het College dat standaard deze check op de interactieve beleidsontwikkeling wordt toegepast. Dit in het licht met de ervaringen van het vorige jaar. Het initiatiefvoorstel van de heren Out en Nijboer is daaruit voortgekomen. De PvdA-fractie vindt dat, ondanks dat er door deze provincie veel werk wordt gemaakt van de interactieve beleidsontwikkeling, er een forse stap gezet kan worden en dat het onderzoek naar de vraag of het instrument kan worden toegepast, standaard bij elk beleidsvoornemen aan de orde moet zijn. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt de PvdA of zij in tegenstelling tot het voorstel dat zij eerder heeft gedaan, dit wil uitbreiden tot alle beleidsterreinen en niet alleen beperkt tot de infrastructuur. Dhr. Moorlag (PvdA) antwoordt dat dit zonder meer het geval is. Niet alleen bij infrastructuur kan interactieve beleidsontwikkeling worden toegepast. Ook bij andere projecten kan het instrument goed worden toegepast en dat moet expliciet van geval tot geval overwogen worden. Het tweede punt betreft de meldingen (pag. 25, Burgerjaarverslag). Telefonische meldingen en meldingen per e-mail van burgers aan de provincie. Uit het overzicht ontstaat de indruk dat bepaalde categorieën burgers het provinciehuis gemakkelijker weten te vinden dan andere. Er zijn bijvoorbeeld 318 meldingen over muskusratten binnengekomen. Als je dat vermenigvuldigt met € 82 per muskusrat, zijn dat meldingen met een vrij kostbaar natraject, maar de besparingen wegen volgens gedeputeerde Bleker er ruimschoots tegenop. Toch zou het goed zijn als de provincie beter kenbaar maakt aan de burger voor welke zaken zij bij de provincie met meldingen terecht kunnen. Wat kun je melden, waarover kun je melden en langs welke route kun je melden? Wellicht dat dit op de provinciale informatiepagina’s nadrukkelijker aan bod kan komen, zodat er wat meer balans komt in zaken die de burger raken. Er zijn een beperkt aantal meldingen over verkeersmaatregelen en het OV, terwijl bij de uitvoering van het wegonderhoud men wel degelijk veel te melden heeft. Het Jaarverslag van de commissaris. Allereerst gaat dhr. Moorlag in op het vreemdelingenbeleid. De PvdA is uitermate tevreden dat er een kentering ten goede is gekomen. De schrille en pijnlijke problematiek van de voorgaande jaren is afgenomen, nog niet weggenomen, maar er is behoorlijke voortgang geboekt. Dhr. Moorlag richt een woord van dank tot de commissaris die zich met hart en daad heeft ingezet voor de oplossing van de humanitaire problemen. Het tweede punt is de verhandeling over de noordelijke samenwerking. Deze komt in een ander gesternte te staan. Het is niet meer vanzelfsprekend dat alles via de drie noordelijke provincies loopt. Er moet verbreding komen. G4-gemeenten zijn in beeld, alsmede het bedrijfsleven en de kennisinstellingen. Dhr. Moorlag nodigt de commissaris uit om in te gaan op welke vorm werkbaar is en hoe dat georganiseerd moet worden. Hoe kan een en ander zo vorm worden gegeven dat voldoende democratische legitimering is geborgen en dat de democratische verantwoording goed is geregeld? Het zou jammer zijn als de CdK op een gegeven moment vertrekt en niet de gelegenheid heeft gehad om die vraag te beantwoorden. Dhr. Swagerman (SP) concludeert dat de SP-fractie het nog nooit zo eens is geweest met hetgeen de PvdA-fractie naar voren heeft gebracht. Alle genoemde punten stonden ook op zijn lijstje, maar hij heeft er nog wat meer. Dhr. Swagerman hoorde dat in het collegeakkoord is geregeld hoe het resultaat van € 6 miljoen besteed gaat worden. Dat is weliswaar gepubliceerd, maar hij verzekert de vergadering dat als de SP bij die collegeonderhandeling had deel genomen, de besteding daarvan iets anders zou plaatsvinden. Mogelijk komt hij daar later in de Statenvergadering op terug. Dhr. Swagerman sluit zich aan bij de opmerking over de toch wat vage zekerstelling voor de opbrengsten die er tegenover staan. Hij benadrukt dat de SP-fractie was opgevallen dat een onderbezetting getolereerd wordt in het provinciehuis en dat een en ander met externen weer in evenwicht wordt gebracht. Dat is niet zo’n aantrekkelijke optie.
39
De Programmabegroting. Pag. 212. Dhr. Swagerman leest dat minder Statenleden zou leiden tot minder kosten. Bij zijn weten was al in 2006 bekend dat dit niet zo zou zijn. Hij denkt dat hier sprake is van onzorgvuldig taalgebruik, want er wordt meer geld uitgegeven. Pag. 218. Mogelijk is hier sprake van een drukfout. Er staat: “In 2007 is het beschreven proces zorgvuldig doorlopen.” Dat zou kunnen kloppen, maar dan zou het niet in deze rekening moeten staan. Het gaat waarschijnlijk om 2006. Het SNN en de toekomst van de noordelijke samenwerking. Dhr. Swagerman refereert aan de opmerking van de PvdA die hem verheugde. Ook in het Jaarverslag van de commissaris valt te lezen dat er van alles is gerealiseerd met meer of minder succes. Als je nu ziet dat er steden bij gaan komen en andere instanties, is het duidelijk dat er een bestuurlijke vernieuwing zal moeten plaatsvinden. Het wordt dan een soort veredelde gemeenschappelijke regeling waarbij zowel gemeenten als provincies worden betrokken. Gemeenschappelijke regelingen hebben als nadeel dat niet altijd de democratische controle goed is geregeld. De SP-fractie zou graag van de commissaris en de fracties horen hoe men daarover denkt en wat men denkt over een mogelijke nieuwe vorm van SNN. De SP-fractie heeft daarover de laatste paar jaar een aantal ideeën naar voren gebracht. Het bedrag dat ter beschikking wordt gesteld bij een fusieproces gemeenten Blauwe Stad wordt door dhr. Swagerman erg laag gevonden. De vraag is wat daarvoor moet worden gedaan. Het gaat om € 80.000 en dhr. Swagerman kan zich nauwelijks voorstellen dat de gemeenten daar veel mee kunnen doen. Graag hoort hij wat daarvoor verricht moet worden en of er nog andere fondsen beschikbaar zijn. Programmabegroting, pag. 228 en 229, Communicatie. Dhr. Swagerman zijn een paar zaken opgevallen die mogelijk een relatie hebben met pag. 55 van het Burgerjaarverslag. Er staat bij Prioriteiten dat er geen specifieke aandacht is geweest voor de communicatieve organisatie en dat er ook geen meting heeft plaatsgevonden. Dat soort zaken zijn nu juist bij de afdeling Communicatie van groot belang en als dhr. Swagerman ziet wat erover in het Burgerlijk jaarverslag staat, denkt hij dat het precies daaraan schort. Bij kwalitatieve informatie (pag. 230) staat mogelijk een opmerking die strijdig is met het voorgaande. Als je de betrokkenheid van doelgroepen niet hebt gemeten, hoe kun je dan weten dat 85% van de doelgroepen aangeeft voldoende te zijn geïnformeerd? De SP-fractie is blij met de opmerking over de Blauwe Stad van het College van GS. Dhr. Swagerman merkt op dat dhr. Calon de overschrijding van de kredieten al eerder had aangekondigd tijdens een eerdere commissievergadering. Hij is blij dat de gedeputeerde dit zo tijdig doet. De stad Groningen zou daar haar voordeel mee moeten doen, want zij heeft dat bepaald niet zo opgepakt. Er zijn nog wel wat vragen. Inderdaad is de tekst waarin dit gesteld is mooi, maar hoe wordt gegarandeerd dat de private partijen doen wat ze hebben beloofd? Staat dat op papier? Is er een handtekening van private partijen dat zij die kosten ook werkelijk moeten betalen? Een tweede vraag is of de terugverdientijd mogelijk in gevaar komt vanwege het feit dat de productie achterblijft bij de verwachtingen, aangezien er in 2006 150 woningen hadden moeten zijn gebouwd en dat er in feite slechts 120 woningen zijn gebouwd. Een technische vraag. Er is bij langlopende uitzettingen sprake van AA-rated fondsen. In het Treasury-statuut is vastgelegd dat dit moet. Kunnen de Staten ook op de hoogte worden gesteld welke fondsen dat zijn? Er is slechts één fonds genoemd dat een probleem kent met de rating. Er is uitgelegd waarom dat geen problemen oplevert en dat dit, hoewel in strijd met het Treasury-statuut, toch wel mag, maar dan is de vraag waarom je een Treasury-statuut opstelt. Er wordt gesteld dat er geen sprake is van risico’s, maar het fonds heeft niet voor niets een single A-rated waardering. Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt of dhr. Swagerman kennis heeft van de brief die GS daarover naar de Staten hebben gestuurd. Daarin staat namelijk alles uitgelegd. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat hij die brief duidelijk niet heeft gezien. Dhr. Calon (gedeputeerde) zal straks bij zijn beantwoording naar die brief verwijzen.
40
Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat dit prima is. Het rapport van de accountant. Dhr. Swagerman heeft een paar vragen. Het College reageert op het rapport inzake BTW-subsidies Europa: wij zullen het advies opvolgen om een maximaal risico te berekenen. Dhr. Swagerman vindt dat prima, maar hij verwacht dat het resultaat van die berekeningen in de commissie Bestuur en Financiën terecht zal komen. Gaat dat inderdaad gebeuren? Er is verder sprake van een aanpassing aan het uurtarievensysteem waarvan is geconstateerd dat het blijkbaar niet meer geheel voldoet. Er wordt aan gewerkt. Dat zou per 1 juli 2007 moeten worden vernieuwd en het eerste half jaar wordt nog volgens 2006 worden afgerekend. Dhr. Swagerman vraagt zich af of dat financieel mogelijk is en of dat dit slechts een administratieve kwestie en daarom niets te maken heeft met de hoogte van uurvergoedingen. De SP-fractie sluit zich aan bij de opmerking van de PvdA dat het College de gewenste opdracht kan verlenen om de huidige weerstandscapaciteit te laten onderzoeken, zodat mogelijke risico’s kunnen worden aangegeven. Een andere vraag is of het College kan aangeven of al wordt gecontroleerd of de regelgeving ten aanzien van de rijkssubsidies in het kader van het actieplan Cultuurbereik juist wordt geïnterpreteerd. Men geeft aan dat dit zal gebeuren, maar dhr. Swagerman is nieuwsgierig of dat al is gebeurd. Er wordt aangegeven dat GS schriftelijk gaat verklaren dat bij het opmaken van de jaarrekening alle relevante en bekende feiten en omstandigheden zijn betrokken die te maken hebben met de volledigheid van verplichtingen, claims, risico's en garanties. De vraag is of die schriftelijke verklaring al is geleverd. De accountant geeft aan dat hij niet de opdracht heeft gehad om de werking van interne beheersmaatregelen, etc., te controleren. Dat betreft o.a. de automatisering. Dhr. Swagerman vraagt of de accountant kan aangeven of dit nodig is en waarom. Pag. 24. Afkoopsom wegen. Dhr. Swagerman refereert aan de volgende zin: “Deze gelden zijn direct kort uitgeleend (kasgeldlening).” Hij weet niet waar dat geld is terecht gekomen. Dhr. Calon (gedeputeerde) herinnert eraan dat vlak voor de kerstvakantie aan de Staten toestemming is gevraagd om dit te doen buiten het Treasury-statuut om. Dhr. Swagerman (SP) vervolgt. De actielijst. Er staan nog een aantal punten die teruggaan tot 2005. De vraag is wanneer een en ander kan worden beëindigd. Dhr. Sangers (SP) heeft nog twee aanvullende punten. Het ene punt sluit aan bij de opmerking van de heer Moorlag over de interactieve beleidsontwikkeling. Ook hoort de SP graag de toezegging van het College om er prioriteit aan te geven. In het verlengde daarvan rijst de volgende vraag die misschien voortkomt uit nieuwigheid in dit metier. In het Burgerjaarverslag plaatst de commissaris een aantal kritische kanttekeningen over dit onderwerp en over de onvoldoende borging daarvan. Dat jaarverslag is opgesteld onder zijn verantwoordelijkheid. Vervolgens wordt een antwoord gegeven dat nogal mager is en waarin dat punt niet is meegenomen. Dat is door de commissaris ondertekend. Dhr. Sangers is benieuwd of de commissaris in de ene rol tevreden is met het antwoord dat hij in de andere rol heeft gegeven. De planning & control-cyclus. Dit bouwt voort op de schriftelijke vraag van dhr. Brouns als het gaat om de verbeteringen die het College denkt te kunnen aanbrengen in deze cyclus. Er wordt geantwoord dat er nog voorstellen zullen komen, maar ook dat er nog geen concrete voorstellen liggen voor de te hanteren werkwijze en de onder handen te nemen programma’s. Dhr. Sangers noemt twee punten die daarbij van belang zijn en die ook in meerdere commissies vandaag aan de orde zijn geweest, zoals de helderheid van taalgebruik. Een voorbeeld is Energy Valley waarbij als kwantitatieve doelstelling het realiseren van 5 projecten staat en bij de realisatie dat er 9 projecten zijn gecommitteerd. Om niet te vervallen in allerlei semantische discussies is eenheid van taal belangrijk, want je kunt dit lezen als 9 projecten gerealiseerd ten opzicht van 5 voorgenomen projecten en dan is er dus mooi gescoord. Echter, het is ook mogelijk dat er geen enkel project is gerealiseerd en dat er dus slecht is gescoord. Helderheid van taal is dus belangrijk. Hetzelfde geldt voor het door elkaar lopen van de kwantitatieve en de kwalitatieve formuleringen. Je komt regelmatig de zinsnede tegen dat de kwalitatieve doelstelling is gehaald, omdat de kwantitatieve projecten zijn gerealiseerd. Dat is bijna zoiets als dat we goed gevoetbald hebben, omdat we met 1-0 hebben gewonnen. Dat heet tegenwoordig resultaatjournalistiek, maar een en ander dient toch uit elkaar gehouden te worden.
41
De voorzitter merkt op dat hij in de bijdrage van de SP toch nog een aantal technische vragen heeft gehoord. Hij geeft ter overweging om deze net als andere partijen vooraf te stellen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verklaart geen vragen te hebben in de eerste termijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) viel het ook uitermate zwaar om het pakket stukken door te nemen. Er is net een zware politieke periode achter de rug en het pakket kwam in de schoolvakantie. Voor de eerste keer in acht jaar heeft dhr. Van der Ploeg belangrijke delen niet kunnen doornemen. Inzake de voordracht zelf verraste hem de eerste regel. Daarin wordt het bedrag van € 75 miljoen genoemd, waarvan € 50 miljoen direct bestemd is voor de N46. Uiteindelijk is het nettoresultaat € 5,2 miljoen. Daarop komt nog eens € 3 miljoen volgens de trend die al sinds jaar en dag bestaat en waarover dhr. Van der Ploeg al regelmatig heeft gedebatteerd met de portefeuillehouder van financiën. Dhr. Van der Ploeg heeft de indruk gekregen uit de voordracht dat het personeel - dat overigens goed functioneert - tevreden wordt gehouden met een soort afkoopsom. Hij vraagt zich af waarvoor dat bedrag van € 6 miljoen eigenlijk nodig is. Er is € 1 miljoen nodig voor uitstroombevordering op basis van ervaringscijfers, maar ook € 0,5 miljoen voor opleidingen, terwijl daarvoor al 2% van de loonsom wordt bestemd. Het is allemaal wat veel om dat nu in één keer voor de gehele periode vast te leggen. Het verbaast dhr. Van der Ploeg dat de PvdA-fractie vanuit de controlerende rol die ook deze fractie zou moeten hebben, tegen het College zegt dat zij benieuwd is naar hoe het College dat gaat controleren. De vraag van dhr. Van der Ploeg is hoe de Staten dat gaan controleren en welke informatie het College aan de Staten kan aanbieden zodat van jaar tot jaar kan worden nagegaan wat er met dat geld is gebeurd en wat de effecten daarvan zijn. Dhr. De Bruijne (PvdA) stelt daartegenover dat dhr. Van der Ploeg een uitleg geeft die hem uit het hart is gegrepen. Hij heeft dat ook zo bedoeld, want eerst is het College aan zet en dan bekijken de Staten hoe het gaat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt daartegenover dat het de bedoeling van het College is dat dat bedrag van € 6 miljoen vandaag wordt toegedeeld. Dhr. De Bruijne (PvdA) antwoordt vertrouwen in dit College te hebben. Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt of dhr. Van der Ploeg dat ook heeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat daarover reeds een debat is gevoerd en dat hij niet van mening is veranderd. Wat het onderhanden punt betreft kan hij heel goed begrijpen dat daar middelen voor nodig zijn, gegeven de doelstellingen die het College en de collegepartijen zich hebben gesteld. Het is alleen zo dat vanuit de rol van Provinciale Staten de vraag aan de orde is of € 6 miljoen in één keer ter beschikking wordt gesteld of dat dit stapsgewijs gebeurt op basis van rapportages vanuit het College. Er is een Collegeakkoord waarin een ander standpunt is ingenomen en dat is de politieke realiteit, maar dat laat de vraag bestaan hoe PS worden geïnformeerd over de voortgang van het proces. De interacties tussen de verschillende posten zoals eerder genoemd, interesseren dhr. Van der Ploeg, te weten het reguliere budget van 2%, het extra bedrag van € 0,5 miljoen en wat er met het bedrag voor uitstroom van € 1 miljoen wordt gedaan. Hij zou van het College graag een toezegging willen horen dat de Staten hierover jaarlijks specifieke gegevens krijgen. Het accountantsverslag. 1) Dividenden Essent (pag. 23). Daarin staat een standpunt vermeld wanneer dat geboekt moet worden. Volgens het BBV moet dat geboekt worden in het jaar waarin de post ontstaat of wordt toegerekend. De accountant maakt de opmerking dat het kan worden toegedeeld in het jaar dat het is ontstaan onder een harde voorwaarde. Het betreft een bedrag van € 22 miljoen over 2006. Dhr. Van der Ploeg vraagt de accountant of het gebruikte woord kan niet juist een verplichting betekent. Kan het ook in 2007 worden geboekt? In de richting van het College stelt dhr. Van der Ploeg dat aan de harde voorwaarde voor dat bedrag van € 22 miljoen is voldaan. De Jaarvergadering van Essent heeft plaatsgevonden, maar er is ook nog een besluit gevallen over een bijzonder dividend. Dhr. Van der Ploeg weet niet of dat in 2006 of in 2007 is gevallen.
42
2) Het weerstandsvermogen. Dhr. Van der Ploeg onderschrijft de mening van de PvdA dat het goed is om daar nog eens naar te kijken, maar hij heeft de indruk gekregen uit de stukken dat het risicoprofiel is veranderd en in feite is verhoogd, waardoor het weerstandvermogen ook omhoog zou moeten. Dit staat niet letterlijk in het verslag. Wellicht kan een toelichting van de accountant enige helderheid bieden. Het Sociaal Jaarverslag. Dit is volgens dhr. Van der Ploeg een goed leesbaar stuk. Hij heeft een vraag over de term Metamorfose. Het komt een paar keer voor, onder ander op pag. 7: “De streefbeelden van Metamorfose worden verankerd in de organisatie.” Op pag.9 staat: “Na korte tijd van stilstand wordt er verder gegaan met doorontwikkeling.” Dat laatste is volgens dhr. Van der Ploeg conform de besluitvorming, maar bij het eerste citaat passen vraagtekens. Wat betekent hier ‘verankering’? Echter, er is nog een andere passage van belang, inhoudende dat tegen Metamorfose “ja” is gezegd tegen “aanvaardbare financiële consequenties”. Dat is een duidelijk andere formulering dan aan de orde is geweest in de Staten. Daar ging het om een “budgettair neutrale operatie”. Graag hoort dhr. Van der Ploeg een verklaring over deze specifieke formulering. Het verheugt de GroenLinks-fractie dat het bedrag van € 0,8 miljoen inzake de persleiding is vrijgevallen en daarover maakt dhr. Van der Ploeg het College een compliment omdat het allerminst voor de hand ligt dat dit soort bedragen vrijvallen. ESFI (Programmarekening pag. 325/326). De tabel is wel erg globaal. Het gaat hier om grote bedragen en dhr. Van der Ploeg vraag zich af hoe de Staten beter kunnen sturen ten aanzien van de criteria, want die zijn redelijk algemeen en geven nogal wat vrijheid aan het College om daaraan een invulling te geven. Graag zou dhr. Van der Ploeg dit debat nog eens intensief met de collega’s voren. Het Jaarverslag van de commissaris. Dhr. Van der Ploeg heeft met interesse en instemming kennis genomen van de inhoud. Een terugkerend item zijn de asielzoekers. Er wordt op dit moment zwaar overleg gevoerd tussen partijen over de implicaties van het nieuwe regeringsstandpunt. De PvdA-fractie sprak daar ook over. Dhr. Van der Ploeg is geïnteresseerd in de visie van de CdK ter zake. Wellicht dat in de loop van dit debat daarmee nog een voordeel valt te behalen. De GroenLinks-fractie is voorstander van een open huishouding in plaats van een gesloten huishouding en laat zich graag leiden, als het gaat om het Huis van Thorbecke, door maatschappelijke vraagstukken welke sturend zouden moeten zijn voor de structuur van het Huis en de rolopvatting van partijen. Met interesse heeft dhr. Van der Ploeg de opmerkingen over dat rapport ‘Last hebben van elkaar’ gelezen en dat er spanning op kan treden vanwege het verschil in financiële draagkracht van partijen. Een arme kleine gemeente tegenover een rijke provincie. Dat kan er eventueel toe leiden dat als de provincie ambities heeft, dit gezien kan worden als bevoogding op het gemeentelijk niveau, hetgeen snel kan leiden tot irritatie. Dhr. Van der Ploeg heeft de indruk dat men hiermee op het terrein van de Ruimtelijke Ordening vaak wordt geconfronteerd en hij constateert dat drie collegeleden aanwezig zijn die met deze zaken te maken hebben, te weten: het lid dat toezicht houdt op de gemeentefinanciën, de gedeputeerde van RO en de CdK. Hij gelooft dat zij er ongetwijfeld samen uitkomen en dat is een uitdrukking die veelvuldig wordt gebezigd in het verslag van de commissaris. Zo wordt hoofdstuk 6 over de noordelijke samenwerking afgesloten met de opmerking dat dit alleen samen lukt. Dhr. Van der ploeg heeft in dit verband een vraag over de G4. Hij wil graag weten hoe die structuur gaat worden in de wetenschap dat de G4 al lang en breed met het SNN aan tafel zitten en gestructureerd overleg voeren en wel ook in relatie tot het kabinet. Dhr. Van der Ploeg heeft echter nog geen voorstel gezien voor een structuurverandering. Het Burgerjaarverslag. Dhr. Van der Ploeg heeft ook voor dit verslag waardering. Het is echter wat minder toegankelijk en technischer dan het Jaarverslag van de CdK, maar er staat wel een aantal punten in waar het College iets mee zou moeten doen. De reactie van het College is echter wat ‘kort door de bocht’. Graag ziet dhr. van der Ploeg een specificatie. Op pag. 30 werd de milieuklachtenlijn genoemd. Er is sprake van een hoge score van 5,8, terwijl die nog eens naar 6,4 is gestegen. Dat is een positieve ontwikkeling, maar je leest ook dat de klachtenlijn vaak niet bereikbaar is. Dhr. Van der Ploeg vindt dat dit niet kan. Graag hoort hij van het College hoe zij daar mee om zal gaan. Milieu-incidenten (pag. 25). Deze betreffen meldingen door bedrijven vanwege hun wettelijke meldingsplicht. Over de wijze waarop de interactie met de provincie wordt ervaren staat dat dit ‘niet van toepassing’ is. Het gaat hier weliswaar over een Burgerjaarverslag en bedrijven zijn kennelijk geen burgers, maar in de bedrijven werken wel burgers en waarschijnlijk ook Groningse burgers. Graag hoort dhr. van der Ploeg een verklaring waarom daar ‘niet van toepassing’ staat, want het is ook van belang te weten hoe die partners tegenover de provincie staan. Dhr. Van der Ploeg constateert een verslechtering in de afhandeling van subsidies en hij hoort ook graag een toelichting van het College hoe zij dat gaat oppakken.
43
Mw. Hazekamp (PvdD) heeft ook met veel waardering het Burgerjaarverslag en het Sociaal Jaarverslag gelezen. Ze zijn leesbaar en duidelijk. Het ziekteverzuim blijkt verlaagd en diverse factoren uit het Sociaal Jaarverslag geven aan dat het bij de provincie goed werken is. Mw. Hazekamp heeft een vraag over Metamorfose. Op pag. 7 staat iets over een draagvlakonderzoek, maar de resultaten van dat onderzoek ontbreken in dit stuk. Graag zou zij de uitkomsten van dat onderzoek zien, mede gezien de houding van de Ondernemingraad. Ten aanzien van het Burgerjaarverslag merkt mw. Hazekamp op dat zij heeft gelezen dat het aantal milieuklachten met 14,5% is toegenomen. Dat wordt geweten aan een betere registratie. Aannemende dat volgend jaar dezelfde vorm van registratie wordt toegepast zou mw. Hazekamp graag zien dat dan goed inzicht wordt gegeven of die toename wordt veroorzaakt door de registratieverbetering dan wel doordat er meer problemen zijn die vaker worden gemeld. Het kan om zeer ernstige klachten gaan. Die toename van 14,5% is, gezien de discussie die in de commissie Omgeving en Milieu werd gevoerd, wel heel erg hoog. Dhr. Kruithof (VVD) merkt op dat het voor een kersvers Statenlid niet meevalt om zich door de stapel stukken te worstelen, vooral als je niet hebt meegemaakt wat hieraan vooraf is gegaan. Het is dus allemaal nieuw. Hij complimenteert het College en de ambtenaren die de stukken hebben opgesteld, voor de goede toegankelijkheid van de stukken. Het eerste dat opvalt, is het overschot. Je kunt je dan onmiddellijk afvragen of dat nu goed is of slecht. Het is uiteraard prettig om geen tekort te hebben, maar als van jaar op jaar miljoenen worden overgehouden, kan sprake zijn van een conservatieve begrotingswijze en misschien wel van een te conservatieve wijze van begroting. Graag hoort hij of het College hiermee iets nauwkeuriger kan omgaan, want hij meent dat de grenzen van normale afwijkingspercentages bijna worden overschreden. Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt naar de grenzen van de afwijkingspercentages die normaal zouden zijn. Dhr. Kruithof (VVD) acht een overschot van € 4 miljoen tot € 10 miljoen, afhankelijk van wat wel en niet wordt meegerekend, op deze begroting wel erg fors, te meer daar een dergelijk overschot van jaar tot jaar wordt overgehouden. Er zou iets minder conservatief moeten worden begroot, zodat de begroting wat realistischer wordt. De Blauwe Stad. Ook dhr. Kruithof miste het voltooid deelwoord op pag. 256. Daarbij vraagt hij waar het aan ligt dat er een tekort is op het bedrag dat nodig is voor de voorfinanciering, want dat blijkt niet uit de stukken. Voorts vraagt hij of die € 9 miljoen er nu wel komt of niet. Het accountantsrapport. Hierin staat de zin dat het feit dat niet Europees is aanbesteed, op zichzelf niet onrechtmatig is. Dhr. Kruithof neemt dit aan en vraagt om een toelichting. Waar het lastig kan worden is bij bestedingen van gelden in het kader van EFRO. Er loopt een gele kaart-procedure bij de Europese Commissie op dit moment ten aanzien van die gelden en nog allerminst is zeker dat het geld dat is ontvangen uit EFRO in de vorige periode, gehouden of deels terugbetaald moet worden. Dat heeft mede te maken met die Europese aanbesteding. Graag hoort dhr. Kruithof het oordeel van het College over dit punt. Programmarekening, pag. 291, Verbonden partijen. Bij de verbonden partijen wordt slechts de vestigingsplaats genoemd, het eigen vermogen en het vreemd vermogen. Volgens de provinciale financiële verordening, art. 20.2, dient van elk der verbonden partijen te worden weergegeven: het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financiële resultaat en het financiële belang en de zeggenschap van de provincie. Dhr. Kruithof verzoekt het College de volgende keer deze verordening te volgen. De VVD-fractie ondersteunt het verzoek om opnieuw een onderzoek te doen naar het risicoprofiel Weerstandscapaciteit. Het is verstandig om dat weer èn elders te laten doen. Met betrekking tot de interactieve beleidsvorming vindt ook de VVD-fractie dat die check moet plaatsvinden en dan niet alleen of je het doet, maar vooral ook hoe je het doet. Je kunt interactieve beleidsvorming op heel veel verschillende manieren benaderen en dat is ook afhankelijk van welke benadering het College of de provincie inhoudelijk al hanteert. Dat dient heel erg helder gemaakt te worden. Dhr. Kruithof kondigt aan dat hij mogelijk tijdens de Statenvergadering terugkomt op dit punt.
44
Dhr. Luitjens (VVD) heeft een paar vragen over de afzonderlijke jaarverslagen die allemaal een eigen karakter hebben, maar goed leesbaar zijn en daarvoor uit hij zijn complimenten. Het volgende compliment betreft de daling van het ziekteverzuim dat gedaald is naar 4,8%, ondanks de discussies die in 2006 over flexibilisering van werkplekken en aanverwante onderwerpen in dit huis zijn gevoerd. In het Sociaal Jaarverslag staat een tabelletje over formatiereductie, enerzijds in aantallen en anderzijds in besparingen, waaruit blijkt dat de aantallen omhoog gaan en er toch wordt bespaard. In zijn optiek betekent formatiereductie ook afname van aantallen en niet alleen van middelen, maar daarover zal waarschijnlijk wel een uitleg te geven zijn. Het Jaarverslag van de commissaris van de koningin. Dit verslag is doorspekt met de discussie over de rol van het middenbestuur en ook de verhouding van provincie en gemeenten. Dit ontlokt de CdK op pag. 12 de opmerking dat de relatie tussen VNG en IPO te vergelijken is met een scheiding tussen tafel en bed. Dhr. Luitjens vraag wat het verloop is van die scheiding, want soms komt het weer goed, terwijl het andere keren uitloopt op een echtscheiding. Voorts doet de commissaris een aantal behartigenswaardige aanbevelingen over de primaire taakvelden van het middenbestuur, provincies en gemeenten. Dhr. Luitjens sluit zich aan bij de opmerking die in eerste instantie is gemaakt door de PvdA en deels is aangevuld door GroenLinks en de SP wat betreft de nieuwe SNN-structuur en de democratische legitimering. Het Burgerjaarverslag. Hierin staan een aantal behartigenswaardige aanbevelingen. Op pag.31 staat een rapportcijfer over klanttevredenheidsonderzoek milieuklachtenlijn, project verbetering aanpak geur-, geluid- en stofhinder, dat omhoog is gegaan van 5,8 naar 6,4. De CdK stelt terecht dat dit niet het einddoel dient te zijn, want op dit soort aspecten dient hoger te worden gescoord. Dhr. Luitjens sluit zich hier graag bij aan. Over communicatie is veel gesproken. Op pag. 38 in het Burgerjaarverslag vertaalt zich dat in het opstellen in begrijpelijke taal van brieven. Ook de SP sprak al over communicatie. Dat raakt aan wat dhr. Sangers zei over hoe je dit opschrijft in je eigen Programmarekening en Programmabegroting. Het is zeer van belang dat deze actie die wordt gezet op het schrijven van begrijpelijke en lezenswaardige stukken, wordt voortgezet. Afsluitend vraagt dhr. Luitjens of dit verslag veel door externen en inwoners van de provincie Groningen opgevraagd. Dhr. Stevens (ChristenUnie) gaat in op het Sociaal jaarverslag en het Burgerjaarverslag. Hij sluit zich aan bij de complimenten over deze verslagen. Ten aanzien van het Sociaal Jaarverslag heeft hij de indruk dat de organisatie van de provincie zich goed ontwikkelt en klaar is voor de toekomst. De formatieve taakstelling is in financiële zin gehaald, maar dhr. Stevens wil graag weten of de externe inhuur is meegerekend. Het Burgerjaarverslag. De fractie van de ChristenUnie is tevreden over het feit dat de dienstverlening is verbeterd. Die conclusie kan worden getrokken op basis van meting van een aantal aspecten. Met name wordt gewaardeerd dat begonnen wordt met een terugblik op de toegezegde verbetering van een voorgaand jaar en dat nagegaan wordt wat de stand van zaken is. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat er nog een paar zaken zijn blijven liggen. Dhr. Stevens legt hierbij de nadruk op de milieuklachtenlijn. Het is mooi dat de tevredenheid toeneemt, maar het komt nog steeds voor dat de lijn onbezet is en dat is onacceptabel. Dat vertekent namelijk het zicht op de milieuklachten en het zou kunnen zijn dat zaken waarvan de provincie op de hoogte wil zijn, pas in een veel later stadium bekend worden. Een tweede punt is de vergunningaanvraag planologisch toezicht. 10% voldoet niet aan de wettelijke termijnen. Het schijnt vrij eenvoudig opgelost te kunnen worden, maar toch is dat nog niet gerealiseerd. Mede omdat dit termijnen zijn die in de wet worden genoemd, is het goed dat die worden nagekomen. Dhr. Brouns (CDA) plaatst eerst een aantal opmerkingen van algemene aard. Er zijn complimenten uitgesproken over de rapportages en de CDA-fractie kan zich daar bij aansluiten. Binnen de fractie is langdurig gesproken over de papiersoort en het feit dat de stukken allemaal laat zijn aangeleverd. Het is veel wit papier en bij avondlicht leest dat niet prettig. Ook over de puntgrootte is uren gesproken. Is dat wel de juiste geweest? Dhr. Brouns deelt dit met de commissie, omdat zijn fractie er uren over heeft gesproken en omdat de commissie nu al ruim een uur op dat niveau aan het praten is. Hij wil aansluiten bij de opmerkingen van dhr. De Bruijne over de procedure. Vanuit de CDA-fractie bestaat niet de behoefte om er deze avond over te praten. Uiteraard wil zij er later van gedachten over wisselen, maar er is nu wel een duidelijke procedure.
45
Vooraf is bekend wanneer deze dag plaatsvindt en ook is ongeveer bekend wanneer de stukken tegemoet kunnen worden gezien en vervolgens wat het vervolg is, namelijk dat de gelegenheid is geboden om technische vragen te kunnen stellen die vervolgens beantwoord worden. Dat kan in het fractieoverleg worden besproken en vervolgens vindt de commissievergadering plaats waar er nader op in kan worden gegaan en politieke punten kunnen worden neergezet. Tot slot vindt een plenair debat plaats waar over de politieke verantwoording kan worden gedebatteerd. Als dhr. Brouns ziet welk karakter de eerder op deze dag gehouden commissievergaderingen hadden, maar ook hoe hier de discussie wordt gevoerd, is hij blij dat de betrokken gedeputeerden ontzettend veel technische details paraat hebben en als dat niet het geval is, zij ondersteund worden door goed op de hoogte zijnde ambtenaren. Echter, dhr. Brouns vindt niet dat de zaken op die manier moeten worden benaderd. Hij spreekt dat hier en nu uit, omdat hij ook van mening is dat dit ook niet vanavond zo zou moeten geschieden. Vanavond gaat het om de politieke verantwoording en daartoe zal de CDA-fractie zich beperken. Dhr. De Bruijne (PvdA) stelt dat dhr. Brouns zijn punt niet heeft opgepakt. Hij zou het niet over de procedure willen hebben en waar hij het wel over wil hebben, zal vanavond wel naar voren worden gebracht. De inleiding van dhr. Brouns maakt hem zeer nieuwsgierig naar de inhoud van zijn inbreng. Dhr. Brouns (CDA) antwoordt dat hij die nieuwsgierigheid vanavond zal bevredigen en dan hoort hij wel het oordeel van dhr. De Bruijne daarover. De beantwoording van de technische vragen en hetgeen reeds naar voren is gebracht geven aanleiding om op sommige punten door te gaan. Er is al iets gezegd over de wijze waarop wordt omgegaan met subsidieverlening. Opvallend is dat de inhoudelijke en financiële afronding van subsidies regelmatig een jaar op zich laat wachten. Dat is wel heel erg lang en dhr. Brouns vraagt zich af of het College die periode in de toekomst kan bekorten, want daarmee wordt ook zekerheid geboden aan partijen die subsidie hebben aangevraagd. De berekeningssystematiek van de uurtarieven is naar het oordeel van dhr. Brouns gedateerd. Dat kan consequenties hebben voor de afrekening van subsidies. Vanuit het idee van rechtvaardigheid vraagt hij zich af wat de gevolgen zijn voor derden als dat misgaat. Europese aanbesteding. Reeds is aangegeven dat ten aanzien van lopende contracten niet wordt nagegaan of er Europese aanbestedingsregels van toepassing zijn en dat contracten stilzwijgend worden verlengd. Ook daar bestaan potentiële risico’s naar derden toe. Mogelijk kan het College aangeven hoe zij daarmee in de toekomst denkt om te gaan en of het niet verstandig is om lopende contracten goed door te lichten op aanbestedingsregels. Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt of dhr. Brouns bedoelt dat het College nog eens goed moet nagaan of de Europese aanbestedingsregels worden gehandhaafd en daar waar iets mis is, maatregelen worden genomen. Of vraagt hij of de bestaande contracten mogelijk in strijd zijn met de Europese aanbestedingsregels? Dhr. Brouns (CDA) bedoelt dat naar de lopende contracten moet worden gekeken die na bijvoorbeeld een jaar stilzwijgend worden verlengd en dat wordt nagegaan of er geen risico’s worden gelopen vanuit Europese aanbestedingsregels. Als het om Europese aanbestedingsregels gaat, heeft de CDA-fractie ook bij de jaarrekening en in de commissie ter sprake gebracht dat zij graag onderzocht ziet in hoeverre het mogelijk is om aanbestedingen die de provincie zelf doet, aan te kondigen op haar provinciale website, zodat in ieder geval de eigen noordelijke en Groningse ondernemingen worden geïnformeerd. Hoe is daarvan de stand van zaken? In de rapportage staat daarover niets vermeld. Zorgwekkend acht dhr. Brouns dat de doorberekening van kosten van dienstverlening voor derden nog niet kostendekkend zijn. De vraag is of de provincie en het College daar eens goed naar moeten kijken omdat dit specifieke dienstverlening is voor derden en het de vraag is of daarvoor algemene provinciale middelen moeten worden aangewend. De inkomende postafhandeling verloopt nog steeds niet op de gewenste wijze ondanks alle aansporingen. Misschien kan het College een toelichting geven op hoe zij dit denkt te verbeteren. Het College dient er zorg voor te dragen dat het dit jaar inderdaad verbetert.
46
Dhr. Kruithof (VVD) refereert aan de eerste opmerkingen van dhr. Brouns en de reactie van dhr. De Bruijne daarop. Dhr. Brouns begint met kritiek op de kwaliteit van de inbreng van Statenleden in deze en andere commissievergaderingen, maar dhr. Kruithof kan het kwaliteitsverschil tussen zijn inbreng en die van anderen niet ontdekken. Dhr. Staghouwer (voorzitter), sprekend als lid van de fractie van de ChristenUnie, merkt op dat dhr. Stevens al het een en ander heeft gezegd en dat reeds een aantal zaken is voorbijgekomen waarover ook in zijn fractie is gesproken. Herhaling daarvan acht hij niet zinvol. Een voorbeeld is de salariskosten en de inhuur van extern personeel, zoals reeds door de PvdA-fractie naar voren is gebracht. Het antwoord van het College daarop wordt afgewacht. De voorzitter geeft het woord aan de accountant voor de beantwoording van technische vragen. Dhr. Littel (Ernst & Young) begint bij de vragen van de SP. Allereerst betreft dit de vraag of de bevestiging bij de Jaarrekening of aan alle verplichtingen is voldaan, inmiddels binnen is. Het antwoord daarop is bevestigend. Voorts is de vraag gesteld of het een goed idee is om op een gegeven moment naar de interne controle te laten kijken, met name naar de werking van dat systeem. De vraag vloeit voort uit de opmerking in het accountantsrapport dat de werking van de interne controle en het interne beheerssysteem betrokken wordt in de controle, voor zover dat noodzakelijk is voor het afgeven van een accountantsverklaring. De accountant maakt gebruik van het interne controlesysteem voor zover hij dat noodzakelijk acht. Als daarin zaken worden aangetroffen die niet goed werken, wordt daarvan mededeling gedaan in de brief en wordt aangedrongen op aanpassing. Dhr. Littel verklaart dat het ondoenlijk is om het totale interne controlesysteem in de controle te betrekken. De interne controle beperkt zich niet slechts tot de financiële controle, maar heeft onder andere ook betrekking op de operationele en juridische sfeer. Dat scala is dus veel breder dan het geval is bij de externe controle. Dhr. De Bruijne (PvdA) vraagt of dit impliceert dat dhr. Littel als extern accountant geen oordeel heeft over de administratieve organisatie. Dhr. Littel (Ernst & Young) antwoordt dat het voorgaande dit niet impliceert. Hij heeft een oordeel over de kwaliteit van de administratieve organisatie voor zover hij die ziet in het kader van de accountantscontrole. Het oordeel daarbij is dat die van goede kwaliteit is, hetgeen ook blijkt uit de rapportage. Zoals reeds gezegd, kleven er beperkingen aan. In de brief wordt dat uitgelegd en ook in het hoofdstuk over de reikwijdte van de controle. De vragen van de fractie van GroenLinks. De vraag was of het verplicht is om het dividend te verantwoorden op de manier zoals dat is geschied in de provinciale Jaarrekening. Dat is geen verplichting, want het mag ook in 2007. Het weerstandsvermogen. In de accountantsrapportage is daaraan een paragraaf aan gewijd, mede naar aanleiding van vragen uit de Staten of de uitgangspunten voor de bepaling van het weerstandvermogen de afgelopen jaren zijn gewijzigd. Er is een korte inventarisatie opgesteld van een aantal belangrijke risico’s en nagegaan is of die op dit moment nog aanwezig zijn. In het rapport is dat weergegeven. Dat zegt overigens niets over het feit of het uiteindelijke weerstandsvermogen te hoog is dan wel te laag. Dat zal moeten blijken als het onderzoek in zijn totaliteit is uitgevoerd. Als er inzicht is in de balans tussen wat er nodig is op grond van de risico’s en datgene wat er op dit moment als reserves op de balans staan. De vraag van de VVD-fractie waarom Europese aanbestedingen uit voorgaande jaren niet meetellen bij de rechtmatigheidsevaluatie. Dit betreft een regel in het systeem hoe de rechtmatigheid wordt getoetst. Op het moment dat de initiële transactie niet in de Jaarrekening zit waarbij de verklaring wordt afgegeven, dient er uiteraard over te worden gerapporteerd, maar hoeft dat niet te worden meegewogen in het uiteindelijke oordeel. Feitelijk telt dit dus niet mee in de evaluatie. Dhr. Kruithof (VVD) merkt op dat dit feitelijk niets zegt over de rechtmatigheid van de aanbesteding. Dhr. Littel (Ernst & Young) stelt dat het een feit is dat die niet Europees zijn aanbesteed, terwijl dat wellicht wel zo had gemoeten naar de inzichten van vandaag. Een vraag van meerdere fracties over de uurtarieven. Dhr. Littel stelt dat de uurtarieven wat verouderd zijn en dat ze daardoor minder goed controleerbaar zijn aan de hand van het cijfermateriaal. Als je tot nieuwe tarieven komt, zul je ook andere tarieven gaan hanteren in de afrekeningen. Dat zal dus een effect hebben.
47
De voorzitter bedankt dhr. Littel voor zijn beantwoording en geeft het woord aan dhr. Calon. Dhr. Calon (gedeputeerde) bedankt voor de gemaakte complimenten van de diverse partijen. De beantwoording is moeilijk, daar de stukken steeds uitgebreider worden. Dhr. Kruithof heeft daarover woorden gesproken die de gedeputeerde uit het hart zijn gegrepen. Dhr. Calon vindt de stukken ook heel goed en daar is acht jaar naar toe gewerkt. Binnen het College is men ook van mening dat er heel veel informatie wordt gegeven en dat het moeilijk is om op alle vragen een juist antwoord te geven. Er is wel aanleiding om te doen wat dhr. De Bruijne suggereerde en dhr. Jaspers in de vorige Statenperiode. Er zal moeten worden nagedacht over de vraag hoe hier mee om te gaan. In de Kamer wordt ook een Dag van de Verantwoording gehouden en er komt niet veel uit. Het CDA kwam met een voorstel dat het kabinet dan maar drie punten moet aangeven die wel zijn gelukt en drie andere die niet zijn gelukt. De gedeputeerde heeft zich verzet bij het dunner c.q. oppervlakkiger maken van de stukken, omdat er nu een goed systeem is met veel informatie. Het is redelijk toegankelijk en daarom vraagt de gedeputeerde zich af of deze opzet dan maar weer moet worden verlaten. De andere kant is wel of er diepgaand over technische details moet worden gediscussieerd. Een aantal antwoorden staan reeds in brieven die vorig jaar zijn ontvangen. Het wordt mede gezien het karakter van de vragen, moeilijk om op hoofdlijnen te antwoorden. Nagedacht moet worden hoe het beter kan. Dhr. Calon vindt dat het huidige volmaakt gemaakte systeem niet tijdens dit eerste jaar van de nieuwe periode veranderd moet worden. Het overschot. Wat is een normaal percentage? Dhr. Calon schrok ook van het resultaat, maar er was een begroting van ruim € 300 miljoen. Vroeger was de norm 2%. Dan zou het overschot dus € 6 miljoen zijn. In de Voordracht pag. 9.6 staan de cijfers over 2003-2006. Dat zijn respectievelijk € 5,2 miljoen, € 1,34 miljoen en € 8,2 miljoen. Vorig jaar bij de Integrale Bijstelling was er € 5,2 miljoen ruimte en toen is besloten om dat te bewaren, omdat het niet zeker was of er voldoende cofinancieringcapaciteit was. Nu is er dan € 8,2 miljoen over en de gedeputeerde vraagt zich af of dat nu het gevolg is van conservatief. Hij plaats daar een kanttekening bij. Als je van € 8,2 miljoen het gereserveerde bedrag van € 5,2 miljoen aftrekt, is het resultaat € 3 miljoen en dat is slechts 1% van de begroting. Zo bezien valt het met dat conservatisme allemaal nog al mee. Wel is het zo dat de nodige reserves zijn ingebouwd. Niet op het punt van de afkoopsommen wegen. Niet wordt voorgesteld een egalisatiereserve in te stellen. In de vorige periode kwam dat ten laste van het rekeningenresultaat en dhr. De Bruijne vroeg wat er zou moeten gebeuren als dat er niet is. Het antwoord daarop is dat het ten laste moet gaan van de algemene middelen en zo nodig, moet er bezuinigd worden. Er worden echter nu geen grote uitgaven verwacht. Tegelijkertijd was het worstelen. Vorig jaar is een zware evaluatie uitgevoerd over vier jaar coalitie. Vervolgens kwamen de verkiezingen en zijn zware onderhandelingen over het collegeprogramma uitgevoerd en intussen werd gewerkt aan de Voorjaarsnota en dan is nu de Jaarrekening aan de orde. Bekend is dat structureel in de Voorjaarsnota een bedrag van € 3 miljoen aan cofinancieringcapaciteit wordt geraamd, terwijl ambtelijk wordt aanbevolen om € 7 miljoen te reserveren. Binnenkort zal men de Voorjaarsnota ontvangen. Al met al wordt scherp aan de wind gezeild. De behoedzaamheidreserve. Er wordt uitgegaan van de verwachting dat deze volledig wordt uitgekeerd. Berekeningen geven aan dat dit voor 50% wordt uitgekeerd. Elk jaar moet daarop worden teruggekomen. Aan de ene kant deelt de gedeputeerde de mening van dhr. Kruithof dat er sprake is van conservatisme, maar aan de andere kant kan dat niet zo maar worden gerelateerd aan het rekeningenresultaat. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt een medestander gevonden te hebben in dhr. Kruithof. Inhoudelijk vindt hij dat de koppeling aan de algemene begroting van € 300 miljoen een onzinnige constructie, want zeker 80% van die begroting ligt gewoon vast. Als je het koppelt aan de vrij besteedbare ruimte, komen er veel hogere percentages uit de bus. Dhr. Calon (gedeputeerde) refereert aan het jaar 1999 toen de Gerard Beukema-doctrine heerste. Er moest per jaar NLG 25 miljoen (€ 10 miljoen) vrij te besteden zijn. Vanaf die tijd zijn projecten, als er ruimte was, structureel vastgelegd die niet allemaal in dat betreffende jaar worden uitgevoerd. Er valt dus ook iets te zetten tegenover deze redenering. De gedeputeerde stelde om die reden zijn vraag aan de heer Kruithof, want er is niet zoiets als een vaststaande norm. Vroeger was die norm 2%, terwijl het nu om 1% gaat. Dat het afgelopen jaar het resultaat gigantisch hoog was, was reden voor hetzelfde gevoel bij de gedeputeerde als dhr. Van der Ploeg overviel. Maar bij nader inzien viel het toch wel mee.
48
Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat waar het hem ook om gaat, is dat er al verschillende reservepotjes zijn en dat het er op lijkt dat er ook structureel in de begroting een reserve aanwezig is. Dat is het punt, want dan krijg je veel verschillende reserves en dan kan je een en ander niet meer goed inschatten. Dhr. Calon (gedeputeerde) begrijpt deze visie. Daarom is afgezien van een egalisatiereserve afkoopsommen wegen. Het overzicht blijft behouden. De ESFI en de andere reserves zijn samengevoegd in de vorige periode. Op die wijze wordt er rekening mee gehouden. NIB. Dit betreft een vraag van dhr. Swagerman. De betreffende brief is naar de Staten gegaan op 7 maart 2006. Dhr. Calon verwijst naar deze brief. Vraag van dhr. Kruithof over de verbonden partijen. Inderdaad is het zo dat de verbonden partijen niet worden genoemd, maar volgend jaar zal dat wel het geval zijn. Het financiële punt betreffende het personeelsbeleid (€ 6 miljoen). Van het overschot van € 8,2 miljoen wil het College inderdaad € 6 miljoen beschikbaar stellen voor een voorstel van het MT om de formatiereductie de komende vier jaar uit te voeren. Aan het eind van deze periode dient een bezuiniging bereikt te worden van € 1,75 miljoen per jaar. Dat betekent dat, na een aantal jaren, die investering weer wordt terugverdiend. Dhr. Calon kan zich de vragen van dhr. Van der Ploeg en dhr. De Bruijne ook voorstellen. Het College verwacht van het MT een plan van aanpak wanneer hoeveel geld wordt uitgegeven en wat daarmee is bereikt. Dat dient voor het einde van het lopende jaar gereed te zijn. Wat de gedeputeerde niet zou willen is, zoals het voorstel van dhr. Van der Ploeg luidt, om het totale bedrag in partjes van € 1,5 miljoen te verdelen en deze pas ter beschikking te stellen als de besteding van het vorige partje akkoord is bevonden. Deze discussie is eerder gevoerd. De gedeputeerde zegt de vergadering toe om er elk jaar verslag over te doen, waarna de Staten kunnen beoordelen of de besteding van de betreffende gelden al dan niet deugt. Dhr. Slager zal op de andere aspecten ingaan. De voeding van het ESFI-fonds (€ 15 miljoen). Dhr. Calon weet niet of die voeding wel zeker is. Ook hier is sprake van ambivalentie. In de Raad van Bestuur van Essent is de afspraak gemaakt met de aandeelhouders dat men een bepaald bedrag aan dividend wil garanderen, mits aan een aantal technische factoren is voldaan. Dhr. Calon kan niet garanderen dat die factoren constant blijven en dus ook niet het bedrag van € 15 miljoen. Op de vraag van dhr. De Bruijne hoe dit moet worden ingeschat, antwoordt de gedeputeerde dat als iedereen zich aan de afspraken houdt, hij denkt dat dit zo blijft. Uit het onderzoek van de NMa inzake de levering aan consumenten, blijkt dat de bedrijven zich aan de regels houden, maar wel veel geld verdienen. De tarieven worden elk jaar vastgesteld op basis van gegevens van degene die het goedkoopst is. Dat gaat elk jaar naar beneden. Dat betekent dat als Essent tot de beste bedrijven behoort, het uiteindelijk geld gaat kosten. Het dividend is een optelsom van handel en productie. Op de handel wordt de meeste winst gemaakt. De efficiency is de laatste jaren groter geworden en er zijn incidentele baten (Kabelcom). Dhr. Van der Ploeg had een vraag in dezen aan de accountant en ook voor de incidentele baten geldt hetzelfde antwoord. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het dit jaar mag, maar het hoeft niet dit jaar. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat dit al eerder in de commissie is gewisseld. Omswitching zou betekenen dat er gedurende één jaar geen inkomsten zijn. Toen is er gekozen voor een constructie die door de accountant werd goedgekeurd en met de commissie is besproken en door de commissie is geaccordeerd. Nu wordt erop toegezien dat de vergaderingen van Essent en de Statenvergadering matchen. Dat is oud nieuws. Er wordt op toegezien dat er geen problemen komen. De voorzitter verzoekt om niet meer te interrumperen en als het niet anders kan, dit eerst aan te kondigen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat er ruimte zou zijn voor politieke uitwisseling. Als er geen ruimte is voor debat, is dat wat mager. De voorzitter antwoordt alleen onder voorwaarden interrupties toe te staan. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat in op de vraag van dhr. De Bruijne over een rente van 2,5%. Dit betreft de ruilverkavelingrente. Dat zijn normen die voor landinrichting gelden. Dat is een lage rente, maar deze wordt niet door het College vastgesteld.
49
De Blauwe Stad. Er is € 9 miljoen begroot. Een en ander wordt vastgelegd in contracten. De provincie financiert voor tot € 90 miljoen en niet meer. Er zit een klein foutje in de productiecijfers. Daarvoor verwijst dhr. Calon naar de vergadering van de commissie Omgevingsbeleid en Wonen, want daarin zijn de precieze productiecijfers en targets genoemd. Er is € 9 miljoen begroot, maar het zal mogelijk niet nodig zijn dit geheel te betalen. Rond 1 juli zal in porties worden betaald. Eerder is reeds gecommuniceerd (in de commissie O en W) dat de private partijen meer wilden storten op de rekening van de provincie, maar de provincie wil overeenkomstig het Treasury-statuut geen bankje gaan spelen. Hier worden verder geen problemen verwacht. Dhr. De Bruijne (PvdA) vraagt of dat betekent dat geenszins sprake zal zijn van bijstorting van de kant van de publieke partijen. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat de provincie niet verder gaat dan een voorfinanciering van € 90 miljoen. De private partijen moeten ervoor zorgen dat ze naar een bank gaan, indien ze onvoldoende huizen verkopen en geld nodig hebben. In het kader van de Zuidoosthoek - de brief daarover is ongeveer een jaar geleden naar de Staten verstuurd - kan de provincie worden verzocht om een lening, maar dat zou een nieuw debat zijn en daartoe is de provincie niet verplicht. Het weerstandsvermogen. Dhr. Calon is verheugd dat een vierjaarlijks onderzoek wordt ondersteund. Technisch klopt het nog. Vorig jaar is ook al aan de orde geweest dat de provincie steeds meer deelneemt aan grote projecten. Er kunnen zaken veranderen, waardoor technisch niet direct duidelijk is dat er sprake is van een groter risico. Het gaat echter wel om grotere bedragen. Het systeem wordt minder stabiel en daarom is de gedeputeerde er een groot voorstander van om elke collegeperiode te onderzoeken hoe de stand van zaken is en om zo nodig consequenties te verbinden aan de resultaten van het onderzoek. De uurtarieven. De betreffende vragen zijn reeds beantwoord in het antwoord op vraag 64 van dhr. Brouns. Verwacht wordt dat de uurtarieven lager uitkomen en dat zal consequenties hebben voor de subsidierelaties. Rond 1 juli 2007 zal er nader inzicht ontstaan en bij de Integrale Bijstelling zal er op worden teruggekomen. Dit is een verdieping van het antwoord op vraag 64. De actielijst. Is deze eindig? Dhr. Calon kan zich voorstellen dat er acties bij zijn die permanent aandacht vragen en daarom niet verdwijnen. Hij zal er bij het verslag of op de Statenvergadering op terugkomen, als dit urgent is. De ESFI-gelden. In antwoord op de vraag van dhr. Van der Ploeg bevestigt dhr. Calon dat de betreffende criteria vrij breed zijn en dat dit bewust is gedaan. Met de Staten is dat afgesproken toen de fondsen werden gecombineerd. Er is niet één project dat uit ESFI wordt gefinancierd zonder dat de Staten er zeggenschap over hebben. Er gaat altijd een brief naar de Staten. De gedeputeerde zou er niet voor willen pleiten om criteria te formuleren die strakker zijn, maar om de huidige te handhaven en het stramien te handhaven dat het College altijd een brief naar de Staten stuurt zodat altijd aan de noodrem getrokken kan worden. De aanbesteding en de lopende contracten. Het antwoord is “ja” op de vraag van dhr. Brouns. Dhr. Calon vindt ook dat als lopende contracten worden verlengd goed gekeken moet worden of verlenging nog bij de Europese aanbestedingsregels past. In het kader van het project Europaproof wordt dit al doorgelicht. Het zou automatisch aan de orde zijn gekomen. Subsidieverlening. Dhr. Calon vindt persoonlijk dat het niet mogelijk moet zijn dat een jaar of langer op een afrekening moet worden gewacht. Er zal nader naar gekeken moeten worden. Dit is ook conform het coalitieakkoord en dat zal verder worden aangekondigd bij de Voorjaarsnota. Er zijn bijvoorbeeld subsidies waarvoor de kosten die gemaakt moeten worden om deze uit te keren, hoger zijn dan het subsidiebedrag, vanwege accountantscontrole, etc. Nagegaan moet worden of dat veel voorkomt of niet. Als dat het geval is, moet overwogen worden of dit zinnig is en of er niet een drempel gelegd moet worden. In dat kader plaatst hij ook de opmerkingen van dhr. Brouns om de afrekentermijnen te bekorten. Dhr. Calon belooft dat beide kwesties worden uitgediept. Binnen een redelijke termijn zal daarop worden teruggekomen. AA-ratings. Dit betreffen obligaties Allianz Finance, AMG, Morgan Stanley, Garantieproducten, Nazorgfonds BNG, Loyalis en BNG. Over het fonds dat afwijkt van de AA-rating, is een brief verstuurd. Het Actieplan Cultuurbereik. Het antwoord is gelijk aan het antwoord op vraag 62 van dhr. Brouns. Hoe ver is het ermee? Er is contact geweest met het ministerie en de resultaten daarvan zijn er nog niet. Er is dus niet meer bekend dat in antwoord 62 staat.
50
Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op de formatie en zaken die daarmee zijn verbonden. Dhr. De Bruijne zag twee hoge bedragen staan. Enerzijds ging het om de vacatureruimte en anderzijds een bedrag aan ingehuurd personeel en de verhouding daartussen. Er ontstaan regelmatig vacatures binnen de organisatie en daartegenover heeft een afdelingshoofd de ruimte om naar eigen inzicht binnen zekere grenzen daar iets aan te doen. Hij kan tijdelijk iemand extern inhuren om in de leemte te voorzien, terwijl hij ondertussen kan gaan werven om een definitieve oplossing te vinden. Het kan ook zijn dat hij specifieke opdrachten heeft gekregen waar zeer gespecialiseerde mensen voor nodig zijn en dat hij daarvoor tijdelijk mensen inhuurt. Ook houden de afdelingshoofden altijd enige ruimte over voor het opvangen van pieken tijdens drukke tijden. Dit alles bij elkaar wordt op sobere wijze uitgevoerd. Er zijn weliswaar behoorlijke bedragen mee gemoeid, maar vergeleken met de hoofdsom van de provincie is dat vrij sober. Er wordt ook op toegezien dat er geen misbruik wordt gemaakt en dat inhuur binnen zekere grenzen blijft. Dat blijkt ook uit het feit dat er altijd een overschot is op de apparaatskosten personeel. Er zitten dus twee kanten aan het verhaal: enerzijds vacatureruimte en anderzijds invulling door inhuur van personeel. Ook dhr. Stevens ging hierop in. Hij deed de complimenten voor het Sociaal Jaarverslag waaruit een goed beeld blijkt van waarmee de provincie bezig is. De taakstelling die de afgelopen periode gold, is gehaald. Hij vroeg of bij de cijfers ook rekening is gehouden met de externe inhuur. Dhr. Slager antwoordt dat dit niet het geval is. Externe cijfers zijn niet meegerekend. Er geldt de afspraak dat maximaal 10% van de loonsom voor externe inhuur besteed mag worden en men blijft binnen die grens. Formatiereductie. Dhr. Luitjens vroeg hiernaar. In de vorige collegeperiode is afgesproken dat er een zekere formatiereductie moet plaatsvinden en wel ruim € 2,1 miljoen. De gedeputeerde wijst erop dat deze afspraak is gemaakt over een bedrag in geld. Wel is gezegd dat als dat omgerekend wordt via de gemiddelde loonsom van de medewerkers, dan betekent dat ongeveer 37 medewerkers. Dat laatste aantal is echter slechts een indicatie, want het ging om een bedrag in geld. Vandaar dat gesteld kan worden dat de taakstelling is gehaald, want de formatiereductie uitgedrukt in geld is gehaald. Er is ook een andere tegengestelde beweging gaande, want er worden ook besluiten genomen om nieuwe mensen in dienst te nemen. Dat kan te maken hebben met nieuwe taken die de provincie krijgt doordat taken van het Rijk worden overgeheveld of doordat de Staten een besluit hebben genomen om zich ergens mee te bemoeien waarvoor formatie nodig is. Het gaat hier dus om twee tegengestelde bewegingen en daarom is de simpele rekensom dat het aantal formatieplaatsen met 37 zou verminderen, niet zinvol. De berekening is wat ingewikkelder, aldus de gedeputeerde. Overigens is dit een jaarlijks terugkerende vraag. Collega Mulder heeft daarmee de nodige ervaring opgedaan en zij hoopte dat het deze gedeputeerde zou lukken om de kwestie goed uit te leggen. Anders zou de vraag het volgende jaar weer worden gesteld en dhr. Slager benadrukt dat hij de vraag volgend jaar met evenveel plezier zal beantwoorden. Het fusieproces van de gemeenten rond de Blauwe Stad. Dhr. Swagerman maakte de opmerking dat daarvoor een relatief laag bedrag ter beschikking wordt gesteld. Dhr. Slager antwoordt dat dit een relatief begrip is. Het gaat overigens niet om € 80.000 maar om € 200.000, namelijk één maal € 20.000 en drie maal € 60.000. Dit bedrag is bedoeld als bijdrage in de kosten van de externe procesbegeleider. Er is namelijk iemand van buitenaf ingehuurd door de drie gemeenten en deze persoon begeleidt het proces en houdt daarop toezicht opdat het op een goede manier verloopt. De provincie draagt bij in zijn kosten. Daarnaast heeft het College ambtelijke bijstand ter beschikking gesteld. Ook om het proces zo goed mogelijk in de hand te houden en dat is in de vorm van dhr. Henk Menninga die tot voor kort directeur was bij deze provincie. Andere fondsen zijn er niet. Het is wel zo dat als die fusie tussen de drie gemeenten is voltooid, er tijdelijk extra middelen ter beschikking worden gesteld en wel niet door de provincie, maar op basis van de systematiek van gemeentelijke herindeling. Waar is dat bedrag van € 6 miljoen voor nodig. Dhr. Van der Ploeg vroeg hiernaar. Dhr. Slager dacht dat dit goed in de voordracht was beschreven waar wordt verwezen naar de brief van het MT, waarin wordt gesteld dat maatregelen nodig zijn om ook voor de komende periode een bezuiniging van € 1,7 miljoen structureel per jaar te bereiken. Om dat te kunnen bereiken is eerst een investering nodig in de zin van flankerende kosten waarvoor een bedrag van € 6 miljoen is vastgesteld. Daarbij moet worden gedacht aan vertrekbevorderende maatregelen en soms wordt op een financieel vriendelijke manier de arbeidsrelatie beëindigd. De andere kant van het verhaal is dat meer aandacht wordt besteed aan scholing van personeel en kwaliteitsbevordering. Waarom precies € 6 miljoen? Dat is op grond van de ervaring van de afgelopen vier jaar. Er is toen een vergelijkbare operatie uitgevoerd en ...
51
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op geen enkel probleem te hebben met de uitleg, maar hij vraagt wat nu de toegevoegde waarde is van € 500.000 bovenop de 2% van de loonsom die er al is voor dat soort trajecten. Die vraag is nergens beantwoord. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat 2% is afgesproken voor opleidingen, maar de afgelopen jaren blijkt dat daaraan meer wordt besteed. Het afgelopen jaar zelfs 3,28% en dat is bestemd voor bijscholing van mensen die zich willen ontwikkelen en ontplooien en eventueel een andere functie ambiëren, zodanig dat zij goed geëquipeerd op een plezierige manier hun werk kunnen doen. Er wordt dus de laatste jaren al veel meer besteed voor opleiding dan de 2% die daarvoor staat. Zoals collega Calon heeft gezegd kan daarop zicht worden gehouden doordat de Staten jaarlijks op de hoogte worden gebracht van het verloop van het bedrag van € 6 miljoen. Dhr. Slager wijst erop dat als aan het einde van deze periode van vier jaar dat bedrag niet geheel is gebruikt, het resterende deel terecht komt bij de algemene middelen. Metamorfose. In reactie op een opmerking van dhr. Van der Ploeg dat was afgesproken dat het gehele proces kostenneutraal zou verlopen, terwijl er nu staat “tegen aanvaardbare consequenties” antwoordt de gedeputeerde dat hij niet gelooft dat er veel op dit punt is veranderd. Voor het onderdeel huisvesting geldt nog steeds de afspraak dat het kostenneutraal moet verlopen. Dat blijft voor wat het is. Het project Metamorfose heeft wel een wat bredere inhoud gekregen dan die van een huisvestingsproject. Het bevat ook een onderdeel cultuurverandering over een langere periode. De gedeputeerde heeft er zo zijn twijfels of het goed Nederlands is om te spreken over ‘een cultuurverandering die kostenneutraal zou verlopen’ en vandaar dat gekozen is voor bovengenoemde formulering. In principe is er dus niets veranderd. Dhr. Swagerman (SP) heeft een aanvullende vraag. Hij vraagt of een gedeelte van het bedrag van € 6 miljoen besteed gaat worden naar aanleiding van de uitvoering van Metamorfose. Hij kan zich voorstellen dat extra moet worden opgeleid en omgeschoold in verband met de veranderde huisvesting en taakstellingen. De mensen zullen vaker buiten dit huis verkeren. Dhr. Slager (gedeputeerde) heeft de indruk van niet. Metamorfose is een apart project en traject. Daarvoor zijn middelen nodig, maar dat wordt als een geheel beschouwd. Dit bedrag van € 6 miljoen staat daar los van en zal niet daar doorheen gaan lopen. Als dhr. Swagerman dat helemaal zeker wil weten, zal dhr. Slager dit met alle plezier nog even nagaan hoe dat financieel in elkaar steekt. Het draagvlakonderzoek. Dit betreft een vraag van mw. Hazekamp. Dhr. Slager verklaart niet precies te kunnen aangeven hoe dat er uitziet en wat er destijds is besloten. Hij weet wel dat dit is behandeld in de vorige Statenperiode en dat als zij belangstelling heeft voor de betreffende stukken deze ongetwijfeld aanwezig zijn en overhandigd kunnen worden. Dhr. Alders (CdK) merkt op dat de heren Moorlag, Sangers, Van der Ploeg en Kruithof vragen hebben gesteld en opmerkingen hebben gemaakt over de interactieve beleidsvorming. Dhr. Moorlag refereerde aan de conclusie in 2005 en herhaalt deze voor 2006 met de vraag wat er nu mee gaat gebeuren. Dhr. Alders vraagt zich af wat er al dan niet is aangekomen bij dhr. Moorlag. Er is een aanbiedingsbrief van 27 april jl. en daar zitten negen pagina’s aan bijlagen bij. Daarin staat de reactie van het College op de diverse aanbevelingen en daaruit blijkt dat het College meedeelt dat de interactieve processen kunnen worden uitgebreid en dat de voorgestelde maatregelen, inclusief de checklist, in 2007 ingevoerd of uitgevoerd kunnen worden. Het gaat dus inderdaad gebeuren. Het betekent dat het College meedeelt dat standaard tot de procedure een aparte paragraaf behoort waarin wordt beantwoord of er interactieve processen zijn. Dhr. Kruithof wees er terecht op dat het niet alleen gaat om de vraag of die er zijn, maar ook welke vorm die moeten aannemen, want daarvoor bestaan meerder vormen. Overigens staat in het Burgerjaarverslag een uitgebreid overzicht van alles wat het afgelopen jaar op interactieve manier vorm is gegeven. Dhr. Moorlag zei naar aanleiding van pag. 25 dat er een heel verschillend beeld is. Waar bellen burgers de provincie over? Weten de mensen wel waarvoor je bij de provincie terecht kunt? Dhr. Moorlag deed enige suggesties en noemde de website. Dhr. Alders acht dat terecht en het College zal dat doen. Dhr. Alders stelt voor om de provinciale pagina te gebruiken om dit soort zaken in de schijnwerper te zetten, zodat de boodschap wordt herhaald. De heren Moorlag en Van der Ploeg hebben beiden verwezen naar de opmerkingen over asielzoekers in het Jaarverslag van de CdK en hebben daarvoor hun erkentelijkheid uitgesproken. Daaraan werd de vraag gekoppeld wat er gaat gebeuren met de nieuwe akkoorden. Dhr. Alders antwoordt dat dit voor velen een vraag is.
52
Als College is uitgebreid over deze problematiek gesproken met de Vereniging voor Groninger Gemeenten, waarbij ook het akkoord tussen het kabinet en het de VNG aan de orde kwam. Daaruit blijkt dat dit toch wel vragen oproept. Er is afgesproken om een gezamenlijke werkgroep te formeren om te trachten helderheid te krijgen en naar de uitwerking te kijken. Het zal een fikse operatie zijn als de groep in één keer op de woningmarkt komt. Bovendien is iemand met een status in dezelfde positie als iedereen. Zij maken dan zelf uit waar zij in Nederland willen gaan wonen. Vandaar de aanpak samen met de gemeenten om dat zo snel mogelijk in beeld te brengen om vandaar uit te opereren. Noordelijke samenwerking. De afgelopen tijd is er een stevige discussie geweest tussen Groningen, Friesland en Drenthe over de vraag hoe verder. Toen het Langman-akkoord werd gesloten was duidelijk dat er goed aan gedaan werd om op een heel gerichte manier contact met het kabinet te onderhouden en dat er groot voordeel te behalen viel. Dat is ook gebeurd. Echter, bij de discussie over onder andere Pieken in de Delta is het de vraag of tegen de steden gezegd moet worden om vooral niet op eigen houtje naar Den Haag toe te gaan, want dat verstoort de gezamenlijke weg, hetgeen een nadelige positie tot resultaat heeft. Onder het Langman-akkoord kon dat goed volgehouden worden, maar nu moet hardop de vraag gesteld worden of dat vandaag de dag nog kan. Dat brengt een andere discussie met zich mee over hoe geopereerd moet worden. Is dat alleen via het ministerie van EZ waarvan de minister als coördinerend minister optrad? Of moet ten aanzien van Den Haag en individuele ministeries een heel ander strategie gevolgd worden? De analyse van het College van GS van Groningen is dat die verandering er is en dat er baat bij te halen is door verdiscontering daarvan in de manier van werken. Dat betekent dat als je nog steeds denkt dat er samenhang moet zijn in Noord-Nederland, afgestemde activiteiten - en dat blijft overeind - het feitelijk gewenst is dat gemeenten een eigen positie krijgen binnen de organisatie en ook meer en vaker deel uit maken van de delegatie en soms ook de provincie vertegenwoordigen opdat dit beter past en tot betere resultaten leidt. Daarover wordt door de provincies niet gelijkluidend over gedacht. Waar Groningen het gemakkelijk vindt om de gemeenten erbij te halen, vinden andere provincies dat niet. Er is afgesproken om dat overleg dit voorjaar of in de zomer af te ronden. Op 4 juli zullen de gezamenlijke Colleges uitgebreid van gedachten wisselen. Het past overigens bij de manier waarop de Gemeenschappelijke Regeling in elkaar zit, waarover dhr. Swagerman sprak. In essentie is de GR een regeling tussen Colleges. Alleen in de loop der tijd is er een vorm van Algemeen Bestuur aan toegevoegd. Als je nu vindt dat de lijn moet worden doorgetrokken, zullen de gemeenteraden betrokken moeten worden bij het werk. Als dat de uitkomst is van de discussie, zal er een totale herziening van de wijze van samenstelling en functioneren van het AB van het SNN moeten plaatsvinden. Dan rijzen er een paar aardige vragen. Worden op dezelfde manier mensen uit de gemeenten toegevoegd of kom je tot een verder gaande efficiencyslag. Uit democratisch oogpunt zou een andere vorm van representatie moeten worden ingevoerd waarbij het principe dat lange tijd gold, centraler moet terugkeren. Je spreekt met elkaar in de individuele Staten en raden over wat men het komend jaar gemeenschappelijk wil doen. Dat programma moet worden goedgekeurd door de individuele gemeenten en provincies. Daarbinnen ligt er een mandaat voor de Colleges om gezamenlijk te werken en daarbij hoort een vorm van rapportage die veel meer te maken heeft met gemeenten, provincies, raden en Staten. De huidige ervaring is dat het moment dat men wordt uitgenodigd bij het kabinet om te komen onderhandelen nooit spoort met de momenten waarop wordt vergaderd. Dat betekent dat men of te vroeg is of te laat. In het ene geval kan er niets worden gezegd of wordt de onderhandelingpositie weggeven of is het mosterd na de maaltijd. Dhr. Alders vraagt zich af of op de huidige manier de democratie wordt gediend of dat dit beter kan. De komende tijd zal een oplossing moeten worden gevonden, want anders is men bezig met het organiseren van tweespalt in het noordelijk gebied. Dhr. Alders kan zich voorstellen dat grote gemeenten zouden willen kiezen voor een zelfstandige positie, omdat zij dan meer voor elkaar krijgen dan wanneer zij dat in de gezamenlijkheid doen. Als die balans uit het oog wordt verloren, is men zelf verantwoordelijk voor het verbreken van de samenwerking. Het College van GS van Groningen heeft haar standpunt helder naar voren gebracht en ook heeft zij er met het gemeentebestuur van de stad Groningen over gesproken dat als hierop niet het antwoord wordt gevonden, het College ook vindt dat zij vanuit haar eigen verantwoordelijkheid vaker de positie zal moeten kiezen van de stad Groningen. Als je dat wilt voorkomen, dient er aan de samenwerking wat te gebeuren. Dhr. Alders bekent zich als verklaard voorstander van de noordelijke samenwerking, maar af en toe moet wel evaluatief tegen elkaar gezegd worden waar een en ander toe moet leiden. Dan moet je ook jezelf er discussie kunnen stellen. De rol die de provincies hadden onder het Langman-akkoord is verschoven naar de positie zoals die vandaag is. Volgens het College moeten daaraan consequenties worden verbonden.
53
IPO-VNG. De vraag van dhr. Luitjens. De partners draaien nog steeds om elkaar heen. Het is afhankelijk van de bespreking, want formeel wordt er niet meer met elkaar gesproken, daar over een aantal essentiële onderwerpen een groot verschil van mening bestaat. Het aanstaande VNG-congres wordt een heel bijzonder congres waar dhr. Aartsen in opdracht van de VNG met een rapportage komt over bestuurskracht. Volgens dhr. Alders zullen daar fantastische pleidooien worden gehouden dat Nederland kan volstaan met een soort twee lagenmodel, wat de verloving aanzienlijk zal ‘verdiepen’. Herbenoeming is volgens procedure verlopen. Dit betreft een vraag van dhr. Sangers. Het gaat om benoeming van burgemeesters. Dhr. Alders licht toe dat het hier om een benoeming voor zes jaar gaat en dat iedere twee jaar een vertrouwenscommissie uit de raad een gesprek dient te hebben met de burgemeester over het functioneren. De rapporten samen moeten leiden tot een aanbevelingsrapport of herbenoeming de voorkeur heeft of niet. Voorheen was een éénregelig briefje van de gemeenteraad voldoende, waarin de voorkeur tot herbenoeming werd uitgesproken. Dhr. Alders acht dat niet meer een professionele manier en hij let er sterk op dat de nieuwe procedure wordt gevolgd. Door het voeren van bedoelde gesprekken zijn de verhoudingen veranderd. Men heeft er aan moeten wennen, maar intussen is iedereen heel enthousiast. Programmabegroting pag. 229. Een vraag van de SP. Dhr. Alders wijst erop dat in de Provinciemonitor 2006 met een brede formulering is nagegaan hoe het College de bevolking wil bereiken. Daaruit blijkt dat 85% van de mensen die in de monitor zijn bevraagd, aangeven dat zij tevreden zijn over de wijze waarop zij worden geïnformeerd. Dat is op pag. 229 van de Programmabegroting aangegeven. De communicatieve houding van de medewerkers is het afgelopen jaar niet gemeten. Dat zal dit jaar wel gebeuren, zodat daarover het volgend jaar gerapporteerd kan worden. Open huishouding. De heren Van der Ploeg en Luitjens zijn er voorstander van. Dhr. Alders is daar heel blij mee en hij beantwoordt de vraag of de financiële draagkracht soms een verstorende factor is, bevestigend. Vier jaar geleden waren het de gemeenten waarop werd bezuinigd en nu de provincies en misschien is het de reden om het evenwicht weer te herstellen. Milieuklachten (pag. 31, Burgerjaarverslag). De heren Van der Ploeg, Stevens en Luitjens en mw. Hazekamp hebben over de milieuklachten gesproken. De brief van het College d.d. 03-04-2007 geeft aan dat zij weliswaar tevreden is met de sprong van 5,8 naar 6,4, maar ook dat dit niet de doelstelling kan zijn. Het College is het eens met de aanbeveling dat het cijfer ten minste een 7 moet zijn voor 2007. Dat houdt tevens in dat de gehele uitwerking moet zij ingecalculeerd. Verbeteringen op dat punt staan vermeld in het betreffende VROM-onderzoek. De meldingen voor bedrijven. Dhr. Van der Ploeg vroeg hier naar. In de wet staat dat, als er iets gebeurt in een installatie bij een bedrijf met een zware milieuvergunning, dit gemeld moet worden aan de provincie. De provincie stuurt een inspecteur om waar te nemen wat er is gebeurt en of conform de wetgeving en de vergunning wordt gehandeld. In zo’n geval wordt eigenlijk niets opgelost, maar als een burger belt, gaat de provincie naar de betreffende plek en neemt de situatie op. In het eerste geval past eigenlijk geen tevredenheid, want het gaat hier gewoon om een wettelijke verplichting en daarom is in de tabel aangegeven: n.v.t. (niet van toepassing). Overigens is het wel degelijk een belangrijk element, want het aantal bestuurlijke waarschuwingen en boetes die in het vooruitzicht zijn gesteld, geeft aan dat niet alle bedrijven handelen overeenkomstig hun vergunning. Afhandeling van subsidies. Hiervoor verwijst dhr. Alders naar de brief van het College. Dhr. Swagerman (SP) meldt geen bijlage bij de brief te hebben ontvangen. Dhr. Alders (CdK) antwoordt dat in de laatste zin van de brief van 27 april jl. staat dat in de bijlage nader wordt ingegaan van het verslag van de acties die in 2007 zijn voorgenomen. Dhr. Alders zal 4 ervoor zorgen dat de bijlage alsnog ter beschikking komt . Bij de subsidieaanvragen blijkt dat de techniek het College heeft dwars gezeten gedurende het afgelopen jaar. Er is een nieuw stukkenregistratiesysteem en door technische belemmeringen is dat later in werking gesteld. Dat heeft alles te maken met de vraag hoe snel stukken en subsidies kunnen worden afgehandeld. In antwoord op de vraag van dhr. Luitjens naar helder taalgebruik laat dhr. Alders weten dat er twee nieuwe cursussen zijn gemaakt voor het personeel over het schrijven van beleids- en adviesnotities en een cursus spelling. Gehoopt wordt dat er veel mensen aan zullen deelnemen.
4
Bijlage is dezelfde dag uitgedeeld aan de fracties.
54
Een vraag van dhr. Stevens over planologische procedures. In de eerder bedoelde bijlage staan drie aanbevelingen. Vaak wordt de procedure beoordeeld na de inspraak. Als dat is gebeurd, worden eigenlijk al termijnen overschreden. Het tweede punt is dat als een termijn wordt overschreden, er contact moet worden opgenomen en het derde punt is dat verdaging al veel eerder kan worden gesignaleerd, waardoor termijnen kunnen worden veranderd. In het antwoord is uitgebreid aangegeven hoe de afdeling daarmee denkt om te gaan. Tot slot, in antwoord op een vraag van dhr. Luitjens: het Burgerjaarverslag gaat naar bibliotheken, naar gemeenten, naar maatschappelijke organisaties en de komende provinciepagina is in z’n geheel gewijd aan de resultaten van het Burgerjaarverslag. De voorzitter constateert dat op een groot aantal vragen is geantwoord. Er is nog een aantal zaken die open staan en die beantwoord zullen worden door middel van een brief en een bijlage. Dhr. Calon (gedeputeerde) meldt dat hij de betreffende brief direct zal uitdelen. De voorzitter heeft begrepen dat de betreffende bijlage inmiddels op het kopieerapparaat ligt en ook zal worden uitgereikt. Vervolgens inventariseert hij of er nog zaken zijn die op de plenaire vergadering specifieke aandacht behoeven. Van de kant van de PvdA zal vanavond terug gekomen worden op de verantwoordingssystematiek. Ook zullen woorden gewijd worden aan de bestemming van het rekeningenresultaat inzake de personele kwaliteit. De SP zal ook op dat laatste ingaan en misschien op het SNN en de Blauwe Stad. De PvhN zal ingaan op het SNN en de noordelijke samenwerking. D66 heeft het nog in beraad. Groenlinks zal het hebben over de reeds genoemde punten. De VVD zal in ieder geval aandacht besteden aan het ‘in control zijn’ van het College en aan de interactieve beleidsvorming. De ChristenUnie en het CDA hebben geen daarop aanvullende punten. Voorts constateert de voorzitter dat er geen belemmering bestaat voor de behandeling van de voor de Staten geagendeerde voordracht. Hij bedankt dhr. Littel voor zijn bijdrage en hij wenst iedereen succes met de voorbereiding op de Statenvergadering die deze avond zal plaatsvinden. Sluiting. De voorzitter sluit de vergadering om 15.20 uur.
55