Verslag van de bijeenkomst d.d. 4 juli 2011 door Erna Verveer, bureau Getikt! “NAAR EEN INSLUITENDE ARBEIDSMARKT IN DE REGIO DRECHTSTEDEN” Welkom door avondvoorzitter, Gido Ten Dolle Directeur programma arbeidsmarktbeleid en ruimtelijk-economische strategie De heer Ten Dolle heet iedereen van harte welkom en inventariseert de aanwezige vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, het onderwijs, uitvoeringsinstellingen en overheid. Hij concludeert dat de drie O’s ruim aanwezig zijn: overheid, onderwijs en ondernemers. Er is een grote verandering op komst op de arbeidsmarkt; er ontstaat een enorme vervangingsvraag. Er is minder uitstroom uit het onderwijs en dat vergt een grote inspanning om talent te vinden. Daarnaast staan nog te veel mensen aan de kant die graag deel zouden willen nemen aan het arbeidsproces in plaats van een uitkering te ontvangen. Hij schetst het programma van de avond. Opening door Bert van de Burgt Wethouder Onderwijs, Werk en Inkomen en Financiën Wethouder Van de Burgt dankt iedereen voor de bereidheid om deze avond bij te wonen en hier energie in te steken. Er wordt een kort filmpje vertoond dat illustreert hoe je door af te wachten vastloopt. De hamvraag is wie waar verantwoordelijkheid voor neemt; de boodschap is dat je zelf in beweging moet blijven. Dat is de uitdaging. De hulpvraag moet zodanig worden gedeeld dat die leidt tot een gezamenlijke beweging. Ken je positie en help elkaar. 1e gespreksronde: Inleiding Prof. Ton Wilthagen, Hoogleraar Arbeidsmarkt Universiteit van Tilburg “Regionaal perspectief insluitende arbeidsmarkt” Van zijn presentatie is een hand-out beschikbaar. De arbeidsmarkt werkt niet perfect; daarom heeft het zin om daar onderzoek naar te doen en er op in te grijpen. Wat moet je doen? De oplossing zit in het verbeteren en versterken van de match op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt moet flexibel zijn en mobiel; de juiste mensen met de juiste kwalificaties moeten op de juiste plek terechtkomen, op het juiste tijdstip. Dat moet je organiseren, want dat gaat niet vanzelf. Het scholingsniveau in Nederland moet omhoog. Een kwart van de jongeren komt zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt. Talent moet je ontdekken en ontwikkelen. Het ondernemingspotentieel en het doorontwikkelen van je menselijk kapitaal maakt dat je mensen werkzekerheid kunt bieden; als je dat optimaal doet, hoeven mensen niet meer werkloos te worden. De werkgelegenheid in de regio moet uitgebreid worden; daarbij moet je kijken naar de sectoren waar muziek in zit. De mensen die de arbeidsmarkt op komen, moeten daar bij aansluiten. Bedrijven worden steeds efficiënter en de productiviteit wordt hoger; daar wil je de mensen bij laten aansluiten die dat nu nog niet doen. Je kunt kijken naar de loonwaarde van mensen, naar wat ze kunnen en daar op inspelen. De eerste tijd vergt dat een stuk compensatie om te zorgen dat de mensen die aansluiting kunnen maken. Die manier is beter dan mensen met een uitkering thuis te laten zitten. Daarbij moeten werkgevers wel ontzorgd worden: dat betekent coaching op de werkvloer. Je moet een breed pakket aan mensen kunnen bieden en dat betekent ook iets voor het onderwijs. Heel belangrijk: breng in kaart wat de mensen al kunnen en wat hun toekomstig potentieel is. Nu wordt vooral gekeken naar ooit behaalde diploma’s of naar vorige betrekkingen. Kijk naar de ervaringen die mensen hebben opgedaan in hun leven; dat is veel breder dan enkel naar de behaalde papieren kijken. Kijk voor de werkgelegenheidsgroei naar de speerpuntsectoren; die kroonjuwelen moet je nog verder ontwikkelen. Daar moeten vanuit het onderwijs of vanuit de “bakken” mensen bij komen die daar kunnen werken: geef ze een werkgarantie voor werk in die kroonjuweelsectoren. Je krijgt een soort poolvorming op de arbeidsmarkt; ook bij het MKB. Je moet de bedrijven helpen met een soort risicospreiding. Bedrijven moeten niet bang zijn om mensen aan te nemen, omdat ze vrezen dat ze bij teruglopende omzet zo iemand alleen kunnen ontslaan via moeizame procedures. Dat stuk moet je van het MKB overnemen en daarmee kun je onderling uitlenen en scholen. De nieuwe arbeidsmarkt is er één van coördinatie tussen bedrijven. Natuurlijk is er het aspect concurrentie, maar in samenwerking ligt enorm veel economische kracht, in ieders belang. Je zou de arbeidsvoorwaarden zelfs per cluster wat meer kunnen harmoniseren om de doorstroom te
1
organiseren. Regionaal kun je kijken naar CAO afspraken; dat wordt op nationaal niveau geregeld, maar dat wil niet zeggen dat je niet een aantal zaken kunt afspreken. De tien geboden van het arbeidsmarktbeleid worden vervolgens toegelicht door ReflecT, de heer René Voogt. “Hoe spelen werkgevers en onderwijs in op de veranderende arbeidsmarkt?” Stelling 1: Een insluitende arbeidsmarkt is alleen te bereiken als concreet wordt aangestuurd op werkgelegenheidsgroei in de regio. Vrijblijvende convenanten werken niet. Stelling 2: Er is één taal op de arbeidsmarkt nodig waarin zowel de gevraagde (bedrijf) als aangeboden (mens) competenties tot uitdrukking worden gebracht. Terugkoppeling ronde tafelgesprek 1 Plaatselijke scheepsbouw is als uitgangspunt genomen; als de werkgever de regie volledig pakt komt het wel goed. Wat doe je dan voor niet participerende partijen? Die vraag is nog blijven hangen in de discussie. Met betrekking tot metaal en scheepsbouw moet je gaan aansturen op de opleidingsmodule; daar moet je kunnen doorstromen, ook als je eenmaal werkt, anders raak je bepaalde lagen kwijt op niveau MBO 4. Er moeten aansluitende leerwegen zijn, ook in het bedrijfsleven zelf. Terugkoppeling ronde tafelgesprek 2 Er zijn veel werkplekken in de zorg; er is een enorme vraag naar nieuwe mensen. In de Drechtsteden zijn meer zorginstellingen dan elders. De eerste focus lag op de zorg, op niveau 1 en 2, maar zeker ook op niveau 3, het doorontwikkelen van competenties. Dezelfde vraag kwam bij de techniek; ook de uitbreidingsvraag. Aanbeveling: leid nu maar breed op, zowel in het onderwijs als vanuit de onderkant van het bedrijfsleven. Rivas vult aan: in de zorg wordt geconstateerd dat er lacunes zitten tussen het aanbod in het onderwijs en de vraag vanuit de zorg. Er wordt met smart gewacht op besluitvorming omtrent de invoering van het competentiegericht leren; er is erg veel behoefte aan duidelijkheid. Er moeten zaken op orde worden gebracht om mensen die de zorg in willen, te scholen, om of bij te scholen zodat ze breed inzetbaar zijn. De kweekvijver met jongeren droogt heel snel op en dus wordt al jarenlang gekeken naar herintreders, zij-instromers en dergelijke. Het gaat om mensen die een basis hebben afgemaakt, met een stukje motivatie en een klein beetje fatsoenlijk voorkomen; die worden vervolgens opgeleid tot mensen die in het beroep door kunnen groeien. Er is wel behoefte aan meer ondersteuning en consistentie over een langere periode, dus langer dan een project voor één of twee jaar. Er is behoefte aan het bijscholen van mensen die gemotiveerd zijn om in te stromen. Terugkoppeling ronde tafelgesprek 3 De aanwezige werkgevers vragen zich af of het geen twee O’s zouden moeten zijn in plaats van drie. De O van overheid werd even ter discussie gesteld. Gebod 1 klopte: de ondernemer staat bovenaan, maar de andere twee O’s staan er naast. Stop als ondernemers met de inbreng van het argument ‘concurrentie’ in de discussie. Steeds meer ondernemers laten dat los; het speelt steeds minder een rol, met de Duurzaamheidsfabriek als positief voorbeeld. Een hartenkreet was: pak dit initiatief beet, maar laat oudere initiatieven dan eens los. Er speelt een discussie over MBO, HBO en universiteit; het onderwijs vindt dat je moet stoppen met de discussie over HBO in Dordrecht, omdat dat voorlopig niet gaat lukken. Focus gewoon op het HBO in de volle breedte rondom de regio, want die scholen zijn er gewoon, op treinafstand. Er lopen trouwens 1.200 HBO studenten rond in de regio. Terugkoppeling ronde tafelgesprek 4 Breng de mensen van de diverse sectoren met elkaar in contact. Laat grote werkgevers de lead nemen; laat die aangeven wat er daadwerkelijk aan de hand is. Er zijn tussen de drie O’s veel misverstanden over de verwachtingen over en weer. Competentieonderwijs wordt niet begrepen door de bouwers, maar als je zegt “leren in de praktijk” wordt het wel meteen begrepen. Werkgevers worden de vragende partij. Da Vinci gaat 50 leerlingen opleiden op verzoek van steigerbouwers. Er is nog niet op alle niveaus voldoende urgentiebesef.
2
Terugkoppeling ronde tafelgesprek 5 Een convenant tussen de drie O’s is wel belangrijk; dat geeft meerwaarde en laat zien dat er geen vrijblijvendheid is. Er is al heel veel gebeurd in de regio waarbij de samenwerking concreet is ingevuld. Baanbrekend Drechtsteden en de Uitzendformule zijn daar voorbeelden van. De grote bedrijven moeten een lange termijnvisie hebben, maar ook het MKB, waar de meeste werkgelegenheid zit. Ontzorg de ondernemers; spreek de taal en kijk welke mensen je met welke competenties moet aanbieden. Formuleer alle elementen met elkaar; een strategisch personeelbeleid in de brede zin van het woord. Detacheren is ook een prima zaak, maar dat weet niet elke ondernemer. Kleine ondernemers hebben geen lange termijnbeleid; dat is jammer. Door vergrijzing en ontgroening waardoor minder jongeren de keuze maken voor techniek, komen de problemen binnen drie tot vier jaar. De taal van de arbeidsmarkt tussen ondernemers en overheid is een lastige. Een ondernemer wil natuurlijk veel productie draaien en winst maken om te kunnen overleven; daar heb je de goede mensen bij nodig die dit op een goede wijze invullen en ook die werkgelegenheid creëren. Als je dat met passie doet en neerzet wat die competentie moet zijn, kun je mensen aannemen. De ondernemer kan voor de lange termijn een beetje een beeld vormen en mensen detacheren. Als je daar goede invulling aan geeft, is de opvatting dat het met die taal geleidelijk goed komt. De mensen van het front office van de gemeente en het UWV weten heel goed wat er op de werkvloer gebeurt en in de kenniscentra. 2e Gespreksronde: Presentatie Aad van Nes, Arbeidsmarktmeester Rotterdam “Naar een insluitende arbeidsmarkt: Ervaringen vanuit de praktijk?” Aad merkt op dat hij kwaad is; kwaad op de manier waarop in Nederland met mensen wordt omgegaan, want die manier is dom en dat wil hij gaan veranderen. Werkgevers in deze regio kunnen veel slimmer zijn; die hebben de kans. In de bedrijven is de zaak inmiddels zo gerationaliseerd dat er digitaal gedacht wordt: je bent productief, of niet. Als je minder dan 100% productief bent werd je vroeger ontslagen; tegenwoordig heet dat optimaliseren. De overheid heeft daar een systeem voor gemaakt. Mensen die weggeoptimaliseerd worden, komen terecht in een of andere uitkering: bijstand, Wia, Volksgezondheid en nog veel meer. De scholen leveren een lousy product en moeten veel innovatiever bezig zijn met de jongeren. Het is onacceptabel dat een kwart van de jongeren van school gaat zonder een startkwalificatie, wat vroeger overigens een diploma heette. Hij gelooft in een samenleving met burgers die zelf verantwoordelijk zijn voor hun leven. In het bedrijfsleven heb je hele slimme werkgevers; daar gelooft hij echt in. De overheid moet zich beperken tot initiëren, faciliteren en handhaven. Een mens in de Wia kost 40.000 euro per jaar; in Rotterdam zitten 17.000 mensen in de Wia. Na een jaar niet te hebben gewerkt, kom je in de Volksgezondheid terecht: dat kost 86 miljard op jaarbasis. Elk jaar komt daar 5 miljard bij. 23% van die 86 miljard wordt veroorzaakt door mensen die niet werken, maar het wel zouden kunnen. Als je die mensen alleen al het idee zou geven dat ze werken, maakt dat al een enorm verschil. Van de 70% aan schoolverlaters die wel een diploma heeft gehaald, is 15% in het bezit van een startkwalificatie die niet past bij wat de werkgevers vragen. De 30% schoolverlaters zonder diploma gaat de bijstand in zodra de economie achteruit gaat. Als je je concentreert op het doel, vervagen de grenzen. Als je je concentreert op de grenzen, vervaagt het doel. Er wordt steeds gesproken over die grenzen: de Drechtsteden, de Rotterdamse regio, terwijl het doel zou moeten zijn de economische ontwikkeling in een gebied en de totale werkgelegenheid. De omvang van de regio verschilt per onderwerp; nou, en? Als je het doel maar vasthoudt. Leerkrachten zeggen: we zijn niet goed meer in staat om voor elk kind de intrinsieke motivatie vast te stellen. Als dat anders was, zou je die mens in een omgeving kunnen zetten die die intrinsieke motivatie uitdaagt. Vaak weten moeders trouwens heel goed de intrinsieke motivatie van hun kind; die zou je het eens moeten vragen. Werkgevers zijn trots op de cultuur in hun bedrijf. Die cultuur is niets anders dan de optelsom van de intrinsieke motivatie van je personeel. Via de cultuur van je organisatie kun je veel meer bereiken dan met structuurinterventies. Het stikt van de managers, maar er is ontzettend weinig leiderschap.
3
Wat ook in mensen zit, is vakmanschap en skills. Elk jaar dat een werknemer in je bedrijf werkt, wordt het een betere vakman. Een mens is ook consument. Iemand met een uitkering heeft minder te besteden en dat is ook onhandig voor werkgevers. Motivatie en skills samen is meesterschap. Wat is de oplossing? Werkgevers bieden een context waar intrinsieke motivatie in ruime mate wordt uitgedaagd. Werkgevers gaan mensen aannemen die nog niets kunnen in future jobs. Breng die mensen in verbinding met de meesters en kijk wat er gaat gebeuren. Als je je bedrijf op die manier openstelt voor intrinsiek gemotiveerde mensen en je maakt innovatieve koppelingen naar het scholensysteem en de scholen gaan meewerken, dan gaat er wat gebeuren: de systemen gaan elkaar versterken. Werkgevers hebben meesters in dienst; dat is een product en daar krijgen ze een vergoeding voor die wordt betaald uit de pot voor optimalisering. Immers, het optimalisatieproces droogt een beetje uit. Dat spaart uitkeringen. Een werknemer heeft ook meer koopkracht. De sociale zekerheid wordt in Nederland betaald door de werkgevers via de loonkosten. Die loonkosten nemen dus af. In plaats van de spiraal naar beneden te volgen ga je omhoog. Ontsla de Human Resource Managers; maak daar Human Being Managers van (HBM). Als mensen even overbodig zijn, parkeer je ze niet thuis waar ze moeten wachten op werk; je laat ze werkend wachten op werk. Onlangs is 772 miljoen euro uitgegeven aan arbeidstijdverkorting. In die tijd zouden werknemers die gedwongen thuis zaten, worden opgeleid voor de toekomst. Dat werd tenminste gezegd. Het onderwijs in heel Nederland heeft daar weinig van gemerkt. Het heeft wel veel opgeleverd: veel zwarte arbeidskrachten en er is met z’n allen heel veel betaald. Het voortbestaan van de bedrijven werd er weliswaar mee veiliggesteld, maar dat moet je wel slim doen. Je gaat de bedrijven helpen; nog beter, ze doen het zelf. De overheid heeft geen verstand van werkgelegenheid, het bedrijfsleven wel. Richt als bedrijfsleven een werkend wachten op werkbedrijf op. Op een bedrijventerrein, in een cluster, in een branche, wat dan ook. Maak de afspraak dat je alleen werk uitbesteedt aan je eigen onderneming en niet aan de sociale werkvoorziening. Zet mensen in dat bedrijf met een productiviteit van 60 in plaats van 100; ga ze niet stempelen, maar neem ze aan en zet ze in. Je hoeft ze maar te betalen tot 60%, want dat is hun productiviteit. Op die manier krijg je geen hospitalisatie van mensen in Drechtwerk, waar altijd problemen zijn en waar altijd te weinig geld is. Breng er werk in onder dat iets te maken heeft met de skills in je eigen branche. Als er te weinig werk is, haal dan werk binnen uit de lage lonenlanden en voer dat uit voor 6 euro per uur. Dat werk moet ook weer passen bij de skills van de betreffende groep. In Rotterdam wordt dat bijvoorbeeld gedaan bij de assemblage van Hyundai auto’s, waar ze klantspecifiek gemaakt worden. Als er in een bepaalde periode grote vraaguitval optreedt waardoor er te veel mensen in het systeem zitten, dan zet je die op de payroll. Vervolgens haal je voor dat bedrijf meer werk binnen tegen 6 euro per uur. De overheid betaalt mee aan het verschil tussen loon en opbrengst vanuit de voormalige uitkeringen. Conclusie: Het is goedkoper om de mensen te concentreren in een onderneming werkend wachten op werk. Als het onderwijs daar ook op in kan springen, kan die groep mensen opgeleid worden gedurende een aantal uren. De arbeidsmarkt is heel variabel; je kunt het als werkgevers veel breder maken. Wat de twee stellingen betreft: hij zou die nogmaals graag besproken willen zien aan de hand van de geschetste systematiek. Er zijn al voorbeelden: Endenburg, Roteb. Het wachten is op een groot bedrijf dat omgaat, want als dat gebeurt volgen er veel meer. Hij roept op om de eerste te zijn. Dat is innovatie, dat is maatschappelijk ondernemen. Ronde tafelgesprek 2: “Hoe kunnen we de samenwerking tussen werkgevers en onderwijsinstellingen versterken? Wat verwachten we van de overheid?” Op weg naar sterke coalities voor de regio: hoe nu verder? Terugkoppeling tweede ronde Tafel 1:
4
Wethouder Van de Burgt merkt op dat het voorstel van Aad van Nes alleen uitvoerbaar is op basis van vertrouwen. Zet bijvoorbeeld de P&O mensen van verschillende instellingen bij elkaar en bekijk hoe je elkaar kunt helpen. Het andere idee is een pool waar mensen in feite van werk naar werk geholpen worden. Voor een pilot hangt het dus af van vertrouwen en initiatief dat bij één of meerdere partijen moet liggen; ze hoeven niet eens allemaal mee te doen. Vertrouwen: hoe krijg je het en hoe onderhoud je het? Met vertrouwen gaat alles snel. Hoe richt je zo’n werkend wachten op werk bedrijf op? Tafel 2: Onderwijs: ga minder in de breedte werken. Er wordt ontzettend breed opgeleid en de vraag is of de maatschappij daar op zit te wachten. Herzie het financieringsmodel van het onderwijs: niet diplomagericht, maar gericht op vakinhoudelijkheid. Werkgevers: neem het initiatief om samen te werken in het onderwijs om voor datgene op te leiden wat nodig is. Overheid: bemoei je er helemaal niet mee, want dat is een stuk makkelijker. Aad Van Nes merkt op dat de overheid best mag initiëren en faciliteren. Onderwijs en bedrijfsleven: je moet uitkijken met specialisatie. Bied een basisopleiding gericht op burgerschap en laat het bedrijfsleven verder specificeren. Tafel 3: Het kan dus wel. Vertrouwen heb je inderdaad nodig, maar het moet meer gebeuren op basis van welbegrepen eigenbelang. Er ligt straks veel werk en er is een tekort op de arbeidsmarkt. Participeer in een initiatief van een aantal instellingen en ga het proberen met elkaar. De kosten van begeleiding en coaching komen er nog bij; Yulius zou daar graag nog eens over door willen praten, maar een dergelijk initiatief moet mogelijk zijn. Tafel 4 Werkgevers komen op 13 september bij elkaar om iets dergelijks te bespreken. Er zijn nog veel spraakverwarringen over BBL: wat kan wel, wat kan niet. Dat zijn allemaal grenzen en die moet je slechten. Dit is ook een mogelijkheid om op termijn aan personeel te komen. Tafel 5 Er wordt gedacht in mogelijkheden en onmogelijkheden. Mensen moeten de kans krijgen om werkendewijs te leren. Een aantal dingen gebeurt al. Er werd gepleit voor kleinschaligheid. Het vergt meer denkwerk. Het sluit aan bij de wet werken naar vermogen; dat is een goed aangrijpingspunt. Het is een dilemma, vergelijkbaar met ventielen: met te veel lucht ploft het, is er te weinig lucht, dan zuigt het vacuüm. Aad van Nes dankt voor de initiatieven en de manier waarop er over wordt gesproken. In deze omgeving is al een groep genaamd de Vitale Coalitie actief; die wil heel graag helpen. Er zullen kleine en grotere oplossingen komen; die zijn allemaal goed, als het doel maar bereikt wordt. Dat doel is: als werkgevers overleven met een kwaliteitsproduct, met een goede kostenopbouw en dat doel bereiken met fantastisch, gezond en goed personeel. Het enige wat echt gaat veranderen, is dat je veel slimmer gaat worden. Je wordt weer een echte werkgever in plaats van een automaat die alleen maar resources managet. Informele afsluiting Gido Ten Dolle constateert dat de vraag nu is: hoe houd je de energie vast en hoe ga je verder? Er zijn de laatste jaren goede initiatieven geweest. Begin niet met allerlei nieuwe initiatieven daar omheen die de goede initiatieven de nek omdraaien, maar laat de kracht van de goede initiatieven verder bouwen en maak daar massa mee. De overheid is daar een belangrijke facilitator; het bedrijfsleven is de motor en de energie, in samenwerking met het onderwijs. Wethouder Van de Burgt merkt op dat “het bedrijfsleven” en “de instelling” niet bestaan; kijk vooral naar de branches en focus binnen die branches hoe je dingen met elkaar gaat oppakken. Dat gebeurt al; er wordt al in gezamenlijkheid gefocust en dat moet je als overheid niet over gaan doen. Wel moet je zorgen voor ondersteuning en facilitering, op een goede manier. Hij zat bij een overleg van ondernemers, onderwijs en overheid en hij vond dat niks. Wat gebeurde er? Alle ondernemers hadden allemaal een initiatief of een product of een dienst dat ze morgen of
5
volgende week wilden gaan doen. Ambtenaren gaven aan dat ze het eerst zouden gaan opschrijven, dan over een maand bespreken en dan bedenken wat te doen. Het onderwijs zei: dit schooljaar lukt niet meer, want dat is al ingericht. Dat was de werkelijkheid van die avond. Hoe kom je daar nou verder in? Je hebt mensen nodig die de ondernemer centraal stellen en ondersteunen, zonder de ambtelijke processen en zonder de wachttijd van schooljaren in het onderwijs. Die mensen synchroniseren de processen. Die competenties moet je gaan inzetten om met elkaar in de branches te focussen. Ondernemers moeten de lead hebben. De overheid moet zorgen dat er wordt gefaciliteerd, dat er loondispensatie wordt geregeld en dat er wordt ontzorgd op momenten dat dat wordt gevraagd. Dat leidt tot iets waarvan hij denkt dat dit een instrument is voor de lange termijn personeelsproblematiek. Ga de diverse regelingen ontschotten. Het onderwijs moet pilots maken waarbij de regelgeving voor onderwijs mogelijk maakt dat die dingen gebeuren. Je moet niet stil komen te staan op die roltrap, want je kunt zelf naar boven lopen. Als je zoiets doet, is continuïteit ontzettend belangrijk; als je iets oppakt, laat het dan continuïteit hebben. Misschien moet je inderdaad eens dingen opruimen waar altijd maar aan vastgehouden wordt en dat geld benutten voor iets nieuws. René Voogt merkt op dat er veel energie is en ook vertrouwen onderling om zaken op te pakken; dat is duidelijk merkbaar. Drechtsteden is een regio die een aantal uitdagingen heeft, maar zich daar wel bewust van is. Houd verbindingen tussen sectoren in stand. Mensen uit de bouw moeten naar de techniek kunnen, als die bouw achterblijft, en die mogen ook weer terug. Het probleem is natuurlijk dat er landelijk scholingsfondsen zijn; rek dat op. Dat is in het belang van de mensen, maar ook van sectoren. Je moet mensen werkzekerheid bieden. Het is de kunst om regionaal arbeidsmarktbeleid te binden met de sectorale inspanningen. Dat is niet makkelijk, want je hebt regio en je hebt landelijk en daar moet je een stap maken. Dat gebeurt steeds meer, bijvoorbeeld op het terrein van techniek, metaal en bouw. Uiteindelijk is het gewoon een brede opleiding als basis; op de werkvloer kunnen de mensen de diepte in. Kijk eerst wat er al is en wat daar uitgekomen is: werk evidence based. Je moet je geld goed besteden. Je moet overzicht hebben en ook aandacht besteden aan monitoring, want dat gebeurt nog te weinig. Er zijn initiatieven genoeg. Organiseer bijvoorbeeld een arbeidsmarktcafé, laat zien wat je hebt gedaan en vraag anderen om daarop te reageren: mutual learning. Maak daar een cyclus van, zodat je de energie vast kunt houden en van elkaar kunt leren. Gido ten Dolle merkt op dat de deur van de overheid open staat voor alle hulpvragen. Hij vond het heel inspirerend om bezig te zijn met het perspectief om werk vast te houden. Hij dankt iedereen en sluit de bijeenkomst.
6