VERSLAG Workshop n.a.v. de waterbeheerplannen 2015-2021 Dinsdag 5 februari – provinciehuis Boeverbos Samenwerking bekkensecretariaat – deelbekkensecretariaten Versie: 6-3-2013 Naam document: 20130205 workshop - verslag - v20130304 def.docx
Inhoud 1
Doelstelling verslag ............................................................................................................................... 1
2
Parallelle sessies .................................................................................................................................. 1 2.1 Indeling werkgroepen en subwerkgroepen .......................................................................................... 2 2.2 Werkgroep 1 Kustpolders ................................................................................................................... 2 2.2.1 Subwerkgroep ten westen van Boudewijnkanaal .......................................................................... 2
10
2.2.2 Subwerkgroep Leopoldkanaal – deel Oostkustpolders .................................................................. 4 2.2.3 Subwerkgroep Leopoldkanaal – deel dekzandrug ......................................................................... 5 2.3 Werkgroep 2 Laaglandbeken West-Vlaanderen .................................................................................. 6 2.3.1 Subwerkgroep Rivierbeek............................................................................................................. 6 2.3.2 Subwerkgroep Kerkebeek – Jabbeekse Beek – St-Trudoledeken ................................................. 8 2.4 Werkgroep 3 Laaglandbeken Oost-Vlaanderen ................................................................................... 9 3
Evaluatie workshop ............................................................................................................................. 11 3.1 Evaluatieformulieren ......................................................................................................................... 11 3.2 Algemene evaluatie .......................................................................................................................... 12
20 1 Doelstelling verslag
30
Dit verslag omvat een opsomming van knelpunten, visies, maatregelen en acties die werden geformuleerd tijdens de parallelle sessies in de workshop van 5 februari 2013. Het verslag beoogt een “neutrale” en schriftelijke weergave van wat door verschillende personen en partijen in de (sub)werkgroepen geformuleerd werd. De inhoud beantwoordt daarom niet strikt noodzakelijk aan de visie, zoals geformuleerd in de tweede Waterbeleidsnota alsook aan de visies van de betrokken waterbeheerders. De aangehaalde punten zullen mede in overweging genomen worden bij de opmaak van de ontwerpvisietekst met bijhorende maatregelen- en actielijst die besproken worden op de bekkenstructuren (ambtelijke bekkenoverleg, bekkenraad, bekkenbestuur) om dan goedgekeurd te worden op het bekkenbestuur. Daarnaast was er op de workshop de mogelijkheid om een evaluatieformulier in te dienen. Hierin werd gepeild naar de mening over de organisatie van de workshop. Een korte analyse van deze evaluatie is ook terug te vinden in dit verslag.
2 Parallelle sessies Het verslag van de parallelle sessies is opgebouwd rond de leidraad voor de workshop. Hierin wordt de thematische indeling gevolgd van de krachtlijnen en visies uit de Tweede Waterbeleidsnota.
1/12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.1 Indeling werkgroepen en subwerkgroepen •
• 10
•
Werkgroep 1 “Kust- en Rivierpolders” o Subwerkgroep - gebied van de Blankenbergse Vaart – Noordede o Subwerkgroep - gebied van Leopoldkanaal, deel Oostkustpolders o Subwerkgroep - gebied van Leopoldkanaal, deel dekzandrug Werkgroep 2 “Laaglandbeken West-Vlaanderen” o Subwerkgroep – afstroomgebied van de Rivierbeek o Subwerkgroep – afstroomgebied van de Kerkebeek – Jabbeekse Beek – St-Trudoledeken Werkgroep 3 “Laaglandbeken Oost-Vlaanderen”
2.2 Werkgroep 1 Kustpolders 2.2.1 Subwerkgroep ten westen van Boudewijnkanaal De subwerkgroep heeft betrekking tot het poldergebied ten westen van het Boudewijnkanaal en betreft het afstroomgebied van de Lisseweegse Vaart, de Blankenbergse Vaart en Noordede en de bemalingsgebieden De Katte, De Stegere en Kwetshage Paddegat. 2.2.1.1 Krachtlijn 1: Kwaliteit watersysteem verder beschermen en verbeteren 2.2.1.1.1 Aquatische en waterafhankelijke ecosystemen beschermen en herstellen Er wordt op gewezen dat de waterkwaliteit een negatieve invloed heeft op de flora in natuurgebieden. Dit is 20 o.a. het geval voor het t’Pompje waar in de zomer water wordt ingepompt van uit de O.3.A. alsook voor wat betreft de Lage Moeren van Meetkerke. Er blijken residuen van mogelijks pesticiden alsook nog te veel nutriënten voor te komen die schadelijk zijn voor de floristische waarden. Het ophouden van gebiedseigen water lijkt de oplossing doch is in droge zomers niet altijd voldoende, zoals o.a. blijkt voor het natuurgebied de Schobbejak, waar vissterfte optreedt in de zomer bij te lage waterstanden. Voor wat het Pompje betreft start de VLM een proefproject op om oppervlaktewater te zuiveren alvorens het in het natuurreservaat te brengen. Dit met steun vanuit Europa. Er wordt gemeld dat bevloeiing van de polders ook gebeurd met effluentwater van het RWZI Brugge. Dit is belangrijk voor de waterbevoorrading doch heeft mogelijks ook een impact op de natuurwaarden. 2.2.1.1.2 Afvalwater en hemelwaterbeheer afstemmen op watersysteem 30 Overstort op de transportzone te Zeebrugge/Lissewege werkt nog frequent desondanks dat er een gescheiden stelsel is aangelegd. Dit doet vermoeden dat vele bedrijven hun water nog niet scheiden. Er is ook afvloei van koolwaterstoffen afkomstig van vrachtwagens. Er is nood om er op toe te zien dat gescheiden stelsels effectief worden gebruikt. Handhaving is nodig. Na aanleg is er keuring nodig. Wie garandeert er echter dat er bvb. 15 jaar na feiten nog alles gescheiden is. Regelmatige controle/keuring van gescheiden stelsels is een aandachtspunt. Regelmatige overstort van industrieterrein Blauwe Toren welke over een gemengd stelsel beschikt. Bij BPark is er een gescheiden stelsel en worden er geen problemen gemeld. In Lissewege is er ook melding van een overstort welke sporadisch werkt. Een bedenking inzake afkoppelen is de financiële haalbaarheid. Het afkoppelen van gewestwegen die in een 40 aantal gevallen nog aangesloten zijn op de riolering is een aandachtspunt. 2.2.1.2 Krachtlijn 2: Watervoorraden duurzaam beheren – duurzame watervoorziening garanderen 2.2.1.2.1 Duurzame drinkwatervoorziening garanderen Er wordt aangehaald dat het stilleggen van de drinkwaterwinning van VMW in Bredene (d’Heye) geen aanleiding zou hebben gegeven tot de verhoging van het grondwaterpeil. Dit geeft aan dat tijdens de periode van grondwaterwinning er mogelijks een evenwicht was tussen onttrekking en aanvulling. 2.2.1.2.2 Waterschaarste vermijden Men is voor wat de kustzone betreft nu reeds afhankelijk van de waterbevoorrading van buitenaf. Inzake waterbevoorrading en inspelen op waterschaarste is 1 week vooruit kijken onvoldoende. Voor wat de winningen uit oppervlaktewater betreffen (Kluizen, De Blankaart, de Gavers, ….) vallen regenrijke periodes 50 met voldoende aanbod samen met periodes van weinig vraag, terwijl in droge periodes, met weinig aanbod, de vraag naar drinkwater net stijgt. Vraag en aanbod zijn dus niet op elkaar afgestemd. Belangrijk zou zijn te kunnen voorspellen tot 6 maand ver.
2 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
10
Men beschikt momenteel niet over buffersystemen om het maanden uit te houden. De pieken naar vraag naar drinkwater worden alsmaar groter. Men moet creatief en innovatief op zoek gaan naar mogelijkheden om zoet water te bufferen in de vorm van ruw water, of ondergronds water. De filosofie is dat eerst oppervlaktewater wordt opgebruikt. Men zoekt ook naar mogelijkheden om ondergronds water te bufferen. Er wordt verwezen naar het project dat lopende is (Aquaduct?) om een ringbuffer aan te leggen tussen verschillende distributiemaatschappijen. Als de één over heeft kan het door de ander worden gebruikt. Er wordt echter op gewezen dat dit niet volstaat bij lange droogtes. Verwezen wordt naar 2011 waar men extreme droge maanden gekend heeft tussen februari en juni en tussen sept en december. Gelukkig heeft men in 2011 een natte zomer gekend die de vraag naar drinkwater tijdelijk heeft gekenterd. Een belangrijk punt is spaarzaam omgaan met de waterstromen. De kwaliteit van drinkwater is te hoog voor heel wat toepassingen. Aangepast water voor juiste gebruik. Men moet nadenken over alternatieven. Het vergt van (landbouw)bedrijven soms heel wat investeringen om over te schakelen op andere waterstromen. De aanpassingen van de installaties kan gebeuren bij reconversies/verbouwingen. Er wordt verwezen naar een problematiek in Nederland van grondwaterdaling ten gevolge van gebruik van hemelwater voor allerhande toepassingen. Doordat hemelwater gebruikt wordt infiltreert het niet meer. De vraag wordt gesteld of de Damse Vaart niet kan worden ingezet voor het bufferen van oppervlaktewater waaruit dan drinkwater uit zou kunnen worden geproduceerd. 2.2.1.3 Krachtlijn 3: Watertekort en wateroverlast in samenhang aanpakken
20
30
40
50
2.2.1.3.1 Duurzaam kustbeheer beperkt waterschade en verzekert veiligheid Het volstaat niet enkel de voordeur dicht te timmeren tegen het gevaar dat van uit de zee komt. Er moet ook aandacht zijn aan de evacuatie van water uit het binnenland. Dit moet mee opgenomen worden in het kustveiligheidsplan. Dit aandachtspunt geldt evengoed voor Blankenberge als voor Bredene. Instrumenten moeten ingeschakeld worden om de waterpeilen uit het binnenland bij hevige neerslag in combinatie met stormtij en dreiging van uit de zee te beheersen. Er wordt gedacht aan extra bufferbekkens en/of pompgemalen. Dit moet, in het kader van stijgende zeespiegel, snel worden aangepakt. De uitvoering van het kustveiligheidsplan laat toe deze elementen mee te nemen. Ook stroomopwaarts vasthouden en bufferen, draagt bij dat er minder (snel) water toekomt in poldergebied. In het betreffende afstromingsgebied van de Blankenbergse Vaart-Noordede, Lisseweegse Vaart en bemalingsgebieden zijn de mogelijkheden tot bovenstrooms vasthouden heel beperkt. Bij de uitbouw van maatregelen van kustveiligheid wordt bemerkt dat de ketting zo zwak is als zijn zwakste schakel. Naast de verhoging van kaaimuren, stormwering langs dijken en zandsuppleties moet er dus ook aandacht gaan naar de aanpassing van de uitwateringsconstructies. Bij voorspelling van stormtij, in combinatie met overstromingen in het binnenland, dient pro-actief buffer gecreëerd te worden in het poldergebied. Dit kan enkel door het laagtrekken van de komgronden. 2.2.1.3.2 Schade door wateroverlast minimaliseren Er worden een aantal knelpunten aangehaald van huizen en buurten die sporadisch te kampen hebben met te hoge waterstanden. • Huizen aan de Noordede te Blankenberge • De oostkant van Blankenberge ter hoogte van de Sint-Jansader • Huizen ter hoogte van de transportzone • Wijk Harendijke ten westen van de Blankenbergse Vaart • Bredene dorp door werking PS Zandstraat naar Anckaertzwin Er wordt aangegeven dat er zich volgens de overstromingskaarten geen problemen voordoen te Bredene. Men merkt hier op aan dat niet alle partijen de overstromingen melden en in kaart brengen. 2.2.1.3.3 Veilige waterafvoer verzekeren Inzake de gebrekkige staat van het Maartensas met lekkage doorheen de deuren geeft men aan dat deze zal worden gerenoveerd. In deze fase zal er echter niet worden voldaan aan de kustveiligheid. Voor de problemen ten oosten van Blankenberge en ter hoogte van de transportzone zal de afwatering van de Lisseweegse Vaart met de Sint-Jansader die er op aansluit worden opgenomen in het ‘Strategisch Haveninfrastructuur’-project. De afwatering van deze polderwaterlopen zal er in de ruimere context van aanpassingen aan kanaal en dokken worden bekeken.
3 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
10
Er wordt aangegeven dat er een overeenkomst is tussen MBZ en W&Z dat het Boudewijnkanaal en de bijhorende dokken ingezet kunnen worden als buffer bij hoogwater. Het gaat om een aanzienlijke oppervlakte en bijhorend volume. Inzake wateroverlast vanuit riolering is het wenselijk rioleringen en collectoren en bijhorende pompstations beter en integraal op elkaar af te stemmen. Integrale sturing van deze systemen dringt zich op. Er is nood aan betere infrastructuur, o.a. onder de vorm van noodgemalen om de peilen binnen aanvaardbare grenzen te houden. De grenzen van deze peilen zijn verschillend voor de verschillende sectoren. Het inzetten van instrumenten, zoals o.a. noodgemalen, laat een beter multifunctioneel peilbeheer toe, en zal aanleiding geven tot win-win situaties. In de huidige toestand kan men onmogelijk op elk moment, op elke plaats, voor iedereen goed doen.
2.2.2 Subwerkgroep Leopoldkanaal – deel Oostkustpolders De subwerkgroep heeft betrekking tot het poldergebied ten oosten van het Boudewijnkanaal en de achterhaven en het afstromingsgebied van het Leopoldkanaal dat gelegen is in de Oostkustpolder. Algemeen: Er wordt melding gemaakt dat een permanente actualisering van de kaarten (zoals topokaarten, uitbreiding haven, VHA, ROG) wenselijk is. 2.2.2.1 Krachtlijn 1: Kwaliteit watersysteem verder beschermen en verbeteren Algemene opmerking: kwaliteit en kwantiteit hangen veelal samen. 20 2.2.2.1.1 Puntbronnen en diffuse bronnen gecombineerd aanpakken De achterhaven van Zeebrugge is visrijk water. Daarom dienen industriële lozingen vermeden te worden door de instrumenten vergunningen en handhaving toe te passen. 2.2.2.1.2 Waterzuivering verder uitbouwen Sanering Ramskapelle is dringend nodig (volgens gemeente niet op OP van VMM). 2.2.2.1.3 Afvalwater en hemelwaterbeheer afstemmen op watersysteem 30
De volgende knelpunten worden aangegeven: overstort Kalvekeetdijk Westkapelle (zwart punt) overstort Herenweg Westkapelle (zwart punt) overstort Polderstraat / Gemeneweidestraat-Noord te St.-Kruis (té frequente overstorting) overstort Oosthoek Knokke-Heist : periodieke vervuiling Paulusvaart, mogelijks op te lossen door aanleg bekken (plan gemeentebestuur bestaat reeds, maar nooit uitgevoerd) Het oplossen van verdunningsknelpunten en het verdergaan met de uitvoering van afkoppeligsprojecten is belangrijk voor de aanwezigen. Prioritair is o.a. de afkoppeling van waterloop WH.14.2. te Moerkerke, maar er zijn nog veel andere voorbeelden te geven. • • • •
40
2.2.2.1.4 Verzilting aanpakken Bevloeiing met zoet water is zeer belangrijk om verzilting te onderdrukken (vb. Boudewijnkanaal). In het kader van de uitbreiding Zwin is er hier mogelijke bijkomende verzilting. Daarom is zoetwateraanvoer noodzakelijk. 2.2.2.2 Krachtlijn 2: Watervoorraden duurzaam beheren – duurzame watervoorziening garanderen 2.2.2.2.1 Duurzame drinkwatervoorziening garanderen Er wordt gesteld dat het water uit Leopoldkanaal winnen voor drinkwaterbevoorrading (Waterbedrijf KnokkeHeist) in conflict kan komen met het project Seine-Schelde-West.
4 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.2.2.3 Krachtlijn 3: Watertekort en wateroverlast in samenhang aanpakken
10
2.2.2.3.1 Veilige waterafvoer verzekeren In het kader van de instandhoudingsdoelstellingen dienen gebieden afgekoppeld te worden om gediversifieerd peilbeheer te kunnen voeren. Dit is een mogelijkheid maar kost veel geld en vergt bijkomend beheer (stuwen) en schept nieuwe hindernissen voor vismigratie. De dokken in de achterhaven van Zeebrugge bieden grote buffermogelijkheden. Er zijn afspraken gemaakt tussen MBZ en W&Z wegens interactie met het Kanaal Gent-Oostende. Op het Leopoldkanaal wordt de ontworpen pomp van 10 m³/seconde als onvoldoende beschouwd. Op huidig ogenblik is dit reeds het geval, maar ook in het licht van de zeespiegelrijzing. Er wordt aangegeven dat het beter is om rechtstreeks op zee pompen in de plaats van via Schipdonkkanaal zoals nu het geval is. 2.2.2.3.2 (Her)gebruik, infiltratie en buffering hemelwater – maximaal bufferen aan bron In stedelijk gebied (vb. Knokke-Heist) dient meer aandacht te gaan naar infiltratie in zandige gebieden (Knokke-Heist is op duingordel gebouwd) zoals de aanleg van bezinkingsputten, werken van buizen met poreuze wanden, etc. Zo wordt in een RUP voor Heist aangegeven dat nieuwe gebouwen moeten voorzien zijn van bezinkingsputten. Er wordt melding gemaakt van grote infiltratiemogelijkheden op de opgehoogde (industrie)terreinen (zand) in de achterhaven van Zeebrugge. De infiltratie in poldergebied is echter zeer beperkt.
20 2.2.2.3.3 Ruimte voor water verzekeren Er wordt aangegeven dat er diverse mogelijkheden zijn voor de aanleg van bufferbekkens in de polders. Ter hoogte van de uitmondingen van waterlopen zijn deze wenselijk voor de voeding van de pompen. De laaggelegen gebieden (meestal poelgronden) in de polders zijn de natuurlijke buffers en dienen ook als dusdanig ingeschakeld te worden in het waterbeheer. Er wordt ook gewezen op de mogelijkheid van de aanleg van buffers in hogere gebiedsdelen in afwachting van de lozing naar lagere gebieden. Er dienen ook betere afspraken gemaakt te worden met stroomopwaarts gelegen polders in geval van inzet mobiele pompen.
30
2.2.2.4 Krachtlijn 5: Multifunctioneel gebruik water verder stimuleren Er wordt aandacht gevraagd voor de realisatie van de verbreding van het Schipdonkkanaal.
2.2.3 Subwerkgroep Leopoldkanaal – deel dekzandrug De subwerkgroep heeft betrekking op het afstromingsgebied van het Leopoldkanaal dat gelegen is in de Maldegemse polders en Slependamme polders. 2.2.3.1 Krachtlijn 1: Kwaliteit watersysteem verder beschermen en verbeteren
40
2.2.3.1.1 Aquatische en waterafhankelijke ecosystemen beschermen en herstellen Het instellen van een oeverzoneproject langs de waterlopen gelegen in de natuurgebieden rond Damme is wenselijk met het oog op het verhogen van de ecologische waarden van de waterlopen. Daarnaast dienen er peilafspraken gemaakt te worden voor de natuurgebieden rond Damme in het kader van de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen (weidevolgels, …) rekening houdend met de op- en afwaartse voorwaarden. 2.2.3.1.2 Waterzuivering verder uitbouwen In Sint-Laureins dient aandacht te gaan naar het herstellen van de riolering die in slechte staat is in de Dorpstraat van Kantijnstraat tot aan de Leemweg en van Nieuwbedelf tot aan de Vlamingstraat.
50
2.2.3.1.3 Afvalwater- en hemelwaterbeheer afstemmen op watersysteem Er wordt melding gemaakt van een te frequent werkend overstort op de riolering van Sint-Kruis (Brugge) in het Zuidervaartje. Er is een nadelige invloed op de waterkwaliteit en op de afwaarts gelegen natuurwaarden. Er wordt een gebrek aan toezicht en handhaving vastgesteld op aansluiting van afvalwater op riolering. Er is hier nood aan creatieve oplossingen en maatschappelijk aanvaardbare oplossingen voor achterwaartse lozingen.
5 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.2.3.2 Krachtlijn 3: Watertekort en wateroverlast in samenhang aanpakken
10
2.2.3.2.1 Schade door wateroverlast minimaliseren Na realisatie van de bergingscapaciteit op de watergang gelegen langs de E34 dient via model nagegaan te worden welke andere maatregelen noodzakelijk zijn om een voldoende veiligheidsniveau te kunnen handhaven. Mogelijke maatregelen zouden kunnen zijn: verder aanpakken van te kleine duikers, omleiding van een deel van het debiet van de 8.330 naar het stroomgebied van de 8.350 gecombineerd met het vergroten van de uitstroomconstructie van de waterloop nr. 8.350 op het Leopoldskanaal, … Er zijn maatregelen noodzakelijk in het riolerings- en afwateringsstelsel van de stad Eeklo naar aanleiding van de opmaak van de hydronautstudie en na evaluatie van de vooropgestelde oplossingen.
20
2.2.3.2.2 Veilige waterafvoer verzekeren Er dient prioritair werk gemaakt te worden van het optimaliseren van de waterbeheersingsinfrastructuur op het Leopoldskanaal aan de hand van de modelresultaten uit de studie van VMM-AOW met het oog op het kunnen handhaven van een evenwichtiger peilregime. Een gezamenlijke aanpak van het oostelijk en westelijk pand is hierbij noodzakelijk. Er wordt de vraag gesteld of Waterwegen en Zeekanaal wel de meest aangewezen beheerder voor het Leopoldskanaal is aangezien dit kanaal geen scheepvaartfunctie heeft. Het instellen van een aangepast peilbeheer in de Slependammewatergang van aan de doorsteek van de Slependammewatergang onder de E34 tot aan Maroyendam is wenselijk waarbij tegemoet moet worden gekomen aan zowel de problematiek van teveel als tekort aan water. 2.2.3.2.3 Ruimte voor water verzekeren Er dient gekeken te worden waar zich de beschikbare bergingscapaciteit in alle polders die afwateren naar het Leopoldskanaal zich bevindt met het oog op het gelijkmatige verdeling van de lasten. Dit aspect is niet los te zien van het optimaliseren van de waterbeheersingsinfrastructuur. Er dient bijkomende bergingscapaciteit op de Slependammewatergang gelegen langs de E34 op restgronden van AWV voorzien te worden aan de doorsteek van de Slependammewatergang onder de E34 tot aan Maroyendam.
30 2.2.3.2.4 (Her)gebruik, infiltratie en buffering hemelwater – maximaal bufferen aan bron Er dient een onderhoudstrook langsheen de Slependammewatergang voorzien te worden van aan de doorsteek van de Slependammewatergang onder de E34 tot aan Maroyendam. Er dient maximaal ingezet te worden op ophouden van water aan de bron om negatieve invloed van verharding te milderen.
40
2.2.3.2.5 Watertekorten minimaliseren Aan de Slependammewatergang dient er aandacht te zijn voor de gevolgen van het oppompen van grondwater in de winning van de VMW op de verdroging van de aanpalende landbouwgronden. Opvolging hiervan is noodzakelijk.
2.3 Werkgroep 2 Laaglandbeken West-Vlaanderen 2.3.1 Subwerkgroep Rivierbeek De subwerkgroep heeft betrekking op het afstromingsgebied van de Rivierbeek. 2.3.1.1 Krachtlijn 1: Kwaliteit watersysteem verder beschermen en verbeteren Men vraagt zich af of er voldoende meetpunten zijn (ook bij de waterkwaliteitsgroepen)? Vanuit ABS wordt er op dit moment onderzoek gedaan via metingen via CVBB (Inagro Franky Coopman). De meetpunten die officieel gekend zijn, tonen niet altijd de reële situatie. Wordt nu vastgesteld en doorgegeven. 50
2.3.1.1.1 Puntbronnen en diffuse bronnen gecombineerd aanpakken Men is van oordeel dat er moet worden nagegaan wie hiervoor verantwoordelijk is en deze dan moet worden aangesproken. Er wordt gepleit voor een onderscheid tussen de absolute norm en de echte toedracht, het belang ervan. Er moeten maatregelen ingezet worden die het meeste effect hebben. 6 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.3.1.1.2 Aquatische en waterafhankelijke ecosystemen beschermen en herstellen
10
20
Vanuit ANB zullen er acties zowel naar structuur als kwaliteit gepland worden om beekbegeleidende valleien oa in Rivierbeek te herstellen. Er wordt vastgesteld dat doelstellingen tussen de verschillende sectoren niet op elkaar afgestemd zijn. Het pleidooi is zoeken naar synergie. Er zijn heel veel zones door ANB afgebakend. Te bekijken per gebied met wie moet worden gepraat. Specifiek voor de Rivierbeek zijn de waterbeheerder en de eigenaars de betrokken partijen. De SBZ- en IHD-plannen zijn nu pas in planningsfase. Nu is na te gaan welke acties kunnen worden uitgewerkt per locatie. Wat het bestrijden van exoten betreft, wordt gesteld dat dat sommige planten een probleem (beginnen te) vormen. Vb. reuzenberenklauw in Meulebeke. Is wel zeer streekgebonden. Bijvoorbeeld bij Grote waternavel is er meer last in stilstaand water en in lage gebieden. De locaties worden nu in kaart gezet door VMM. De opkomst van exoten is ook gekoppeld aan de verbeterde waterkwaliteit. Exoten hebben op zich geen impact op de waterkwaliteit, wel op de waterkwantiteit. Bovendien verdrukken ze soorten die voor water en fauna nuttig kunnen zijn. Er wordt gemeld dat de muskusrattenverdelgers ook instructies krijgen naar de bestrijding van planten. 2.3.1.1.3 Waterzuivering verder uitbouwen Er wordt gesteld dat alles wat gepland staat rond waterzuivering, werkt zoals het hoort en uitgevoerd wordt. De hamvraag is, waar zitten de problemen en wat is de oorzaak van de problemen. Er is vraag naar onderzoek. Is nog steeds verhaal in ontwikkeling. Er staan nog heel wat werken op stapel voor de afkoppeling. 2.3.1.1.4 Afvalwater- en hemelwaterbeheer afstemmen op watersysteem Er wordt gesteld dat afkoppeling zelfs tegen 2027 financieel niet haalbaar is. De GUP’s zijn nog niet goedgekeurd. 2.3.1.2 Krachtlijn 2: Watervoorraden duurzaam beheren – duurzame watervoorziening garanderen
30
2.3.1.2.1 Waterschaarste vermijden Er wordt gesteld dat de nood aan watervoorziening zal groeien. Dit kan op twee manieren gebeuren. Ten eerste door water te voorzien in spaarbekken. Er wordt hierbij de opmerking gemaakt dat dit niet zal: volstaat in intensieve gebieden zoals de groententeelt. Ten tweede dient de watertafel voldoende aangevuld te worden.
2.3.1.3 Krachtlijn 3: Watertekort en wateroverlast in samenhang aanpakken Algemeen Er wordt vastgesteld dat het aantal overstroomde akkers jaarlijks toeneemt. Wat zijn de oorzaken hiervan? Belangrijk is om zeker te detecteren waar het probleem zich stelt. Er wordt opgemerkt dat zeker op privégronden grachten niet onderhouden worden. Tevens werden de laatste jaren zeer veel grachten 40 ingebuisd. Men stelt dat er duidelijkheid voor de landbouwer moet zijn. De gemeente krijgt vanuit verschillende kanten informatie, maar wenst eenduidigheid, zodat duidelijk naar de landbouwer kan worden gecommuniceerd. Er zijn wel tegenstrijdige meningen rond systematisch ruimen of zo laten. Er zijn een aantal mogelijke oorzaken: de waterbeheerders, het veranderende landgebruik, de klimaatevolutie. Aan de laatste twee kan weinig of niets worden gedaan. Er wordt gesteld dat niet alles rechtgetrokken kan worden, wel moeten de waterkeringen bestendigd en verder uitgebouwd worden. Er wordt vastgesteld dat aan protectie op een bepaald moment wel aan een limiet zit. Er dient misschien best geopteerd te worden voor een combinatie van verschillende maatregelen: muurtjes bouwen, bekkens, gebiedsbegrenzers. Zeker is dat dit probleem integraal aangepakt dient te worden. De belangrijkste knelpunten zijn Kampveld, Waardamme, 50 Stationsstraat Oostkamp, E40. Er wordt gesteld dat de uitdagingen groter worden. Gevolg daarvan is dat verschillende actoren betrokken moeten worden. De economische actor moet mee opgenomen worden en proberen mee te communiceren. Belangrijk is dat met elkaar blijven praten over de aanpak van de problemen. Er wordt aangegeven dat zeer veel betrokkenen nog niet in orde zijn met de wetgeving (bewoners, gemeenten).
7 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.3.1.3.1 (Her)gebruik, infiltratie en buffering hemelwater – maximaal bufferen aan bron Op dit moment is “het water vasthouden” een goede maatregel. Wat brengt de toekomst? Er wordt gerekend op de input van hoe met het vasthouden bovenstrooms om te gaan. Op bepaald moment moet wel kunnen worden geloosd, maar men rekent erop dat dit dan benedenstrooms goed wordt opgevangen. Belangrijk is dat er een evenwicht gezocht moet worden tussen water vasthouden en loslaten.
10
2.3.1.3.2 Sediment- en waterbodemtoestand efficiënt aanpakken Er wordt gesteld dat het moeilijk is om de landbouwers te motiveren om aan erosiebestrijding te doen. Nochtans is aangetoond dat het werkt. Op de meeste plaatsen lukt het niet, zeker niet op vrijwillige basis. Beleidsmatig moet worden gezocht om erosiebestrijding “aantrekkelijker” te maken.
2.3.2 Subwerkgroep Kerkebeek – Jabbeekse Beek – St-Trudoledeken De subwerkgroep heeft betrekking op het afstromingsgebied van de Kerkebeek, de Jabbeekse Beek en het Sint-Trudoledeken. 2.3.2.1 Krachtlijn 1: Kwaliteit watersysteem verder beschermen en verbeteren
20
2.3.2.1.1 Puntbronnen en diffuse bronnen gecombineerd aanpakken In Sint-Trudoledeken dienen nog vele (5 tot 9-tal) overstorten aangepakt te worden, zoals op de Meersbeek in de Assebroekse meersen. Ter hoogte van het Vliegend paard is er tevens op de weg Oedelem–Brugge de aanpak van overstorten nodig (zie aanduiding kaart). Dit is een probleem dat al meer dan 15 jaar aansleept. Op de Jabbeekse beek is het wenselijk te weten waar er nog lozingspunten zijn en hoe ze zullen aangepakt worden zodat andere waterbeheerders zelf zicht hebben op het afvoeren en hiermee in haar werking rekening kan houden. Op de Kerkebeek, Moubeek te Torhout zijn nog veel langsgrachten waarop lozingen zitten die aangepakt moeten worden. Diffuse verontreiniging dient verder via het MAP te worden uitgevoerd, Boelare (Sint-Trudoledeken) en stroomopwaarts de Kerkebeek worden vermeld. Het MAP is streng gezien de overschrijding van één keer de norm van 50mg N als slecht punt wordt aangeduid. De impact van oeverzones op bemesting en als aanpak voor diffuse bronnen is beperkt, wordt er gesteld.
30
Er dient rekening te worden gehouden met de natuurgebieden in te schakelen als buffer voor verontreinigingen, alsook weiden. Anderzijds dient zoals bij de Leiemeersen de kwaliteit van het water optimaal te zijn bij inschakeling als overstromingsgebied van natuurgebieden. Een goed voorbeeld is de Bornebeek met een zeer goede waterkwaliteit. Het aspect kwaliteit en het aspect natuur voor overstromingen dient samen bekeken te worden. Tevens is er ook natuur die niet kan overstromen om haar specifieke waarde te kunnen behouden. 2.3.2.1.2 Aquatische en waterafhankelijke ecosystemen beschermen en herstellen De kwaliteit van de Wilgenbroeken dient te verbeteren om in te zetten als overstromingsgebied, idem geldt dit voor de kom van de Kerkebeek, welke opgenomen is als gewestelijk RUP bij de afbakening van Brugge. Er worden geen specifieke vismigratieknelpunten gemeld.
40
De instandhoudingsdoelstelling van het Beverhoutsveld en rond de Geuzebeek te Beernem en aansluitend Bulskampveld dienen uitgewerkt te worden. Het bestrijden van de Bereklauw en Waternavel in de Jabbeekse beek ter hoogte van de monding van het kanaal en de pastoriewal in Zerkegem dient verder gezet te worden. Te Sint Trudo zijn er problemen met Waternavel op de Zuiddambeek en de Gemene Weidebeek, met Bereklauw op de Polagiebeek en met Lisdodde ter hoogte van de keersluis te Beernem. 2.3.2.1.3 Waterzuivering verder uitbouwen Hiervoor wordt vooral verwezen naar de verdere uitvoering van de zoneringsplannen, wat wil zeggen dat alles al gepland is voor bepaalde gemeenten.
50
Er wordt melding gemaakt van de afwatering van Male en wat de verhanglijn van deze waterloop is. Blijkt een doolhof te zijn hoe die precies is? Door de slechte afwatering in het gebied zijn er problemen met rottende gewassen in de landbouw.
8 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.3.2.1.4 Afvalwater- en hemelwaterbeheer afstemmen op watersysteem Hier wordt nogmaals beklemtoond om de visie waar afkoppelingen worden uitgevoerd en overstorten worden gesaneerd te kennen om zo zicht te krijgen om de toekomstige afvoer beter te kunnen organiseren. 2.3.2.1.5 Structuurkwaliteit waterlopen verhogen De Maleleie staat in het GNOP van Brugge aangeduid als een groen blauwe as tot in Damme, waarin getrapte oevers en een verbreding worden voorgesteld. De monding van de Rivierbeek dient nieuwe oevers te krijgen ter vervanging van de betonnen oevers. 2.3.2.2 Krachtlijn 3: Watertekort en wateroverlast in samenhang aanpakken In de Jabbeekse Beek zijn al jaren inrichtingen voorgesteld tot aan Vloethemveld om de wateroverlast bij 10 tuinbouwbedrijven op te lossen maar er wordt geen vooruitgang geboekt naar uitvoering. 2.3.2.2.1 Schade door wateroverlast minimaliseren De huizen aan de monding van de Geuzebeek in de Leiemeersen dienen beschermd te worden. Er dient een bedijking te komen aan de Groene wijk, aan één kant op een te onteigenen strook van 5 meter. Algemeen wordt gesteld dat toename van bebouwingen en verhardingen nog beter moeten afgestemd worden op het waterbeheer. Er dienen strenger voorwaarden te worden gelegd aan verkavelingen. Normen van de verordening en de watertoets dienen bekeken te worden of ze nog toereikend zijn. Toch zijn er al heel wat studiebureaus die de waterbeheerder contacteren bij nieuwe ontwikkelingen.
20
Voor het efficiënt benutten van infrastructuur wordt verwezen naar de bruggen die als knijpconstructie dienen bij de afvoer van hoge wassen. Er dient wel rekening te worden gehouden met de bovenstroomse wateroverlast die daardoor kan ontstaan. Peilmetingen zouden meer automatische moeten gebeuren zodat vlugger informatie bij de beheerder terechtkomt. Dit is al zo op plaatsen in de Blankenbergse polder. 2.3.2.2.2 Veilige waterafvoer verzekeren Een getrapt systeem van bruggen en stuwen die als knijp dienen is ideaal voor het bovenstrooms vasthouden. Het doordacht rijten kan ook zorgen voor het vasthouden van water en afvoer vertragen. In poldergebied wordt afvoer ook als belangrijk gezien tegenover vasthouden en bergen. Er wordt zelfs in poldergebied aan zomerijting gedaan. Anderzijds wordt ook opgemerkt dat stuwen veel beter regelbaarder zijn dan het al dan niet rijten van stukken oevers. Sommige polders hebben een bepaalde cyclus van rijten over gans hun werkingsgebied. Er wordt gesteld dat voor het rijten in schema’s het de moeilijkheid is dat er verschillende waterbeheerders zijn op een waterloop die elk hun eigen visie hanteren over het rijten.
30
2.3.2.2.3 (Her)gebruik, infiltratie en buffering hemelwater – maximaal bufferen aan bron Binnen de deelgebieden is er weinig capaciteit om te infiltreren. Ondanks de zandige gronden is de grondwatertafel ondiep. Ter hoogte van de Moubeek dient grondwaterconservering vooropgesteld te worden. Verder wordt nog een opmerking gemaakt over de 5 meter erfdienstbaarheidzone met betrekking tot de toegankelijkheid. De vertuining vormt een probleem. Er is geen regelgeving die dit hard kan afdwingen. 2.3.2.2.4 Sediment- en waterbodemtoestand efficiënt aanpakken Er zijn hier geen problemen gekend. Een zandvang in het dorp van Jabbeke zou verplaatst worden, en moet voor Jabbeke te komen te liggen. Het nadeel is dat in deze zone er tuinbouw en bebouwing is.
40
2.3.2.2.5 Watertekorten minimaliseren Minimumpeilen dienen gehanteerd te worden, met name tot hoever men kan water onttrekken uit de waterloop tijdens droogte zonder grote schade aan natuurwaarden te verrichten. Hiervoor zijn geen regels gekend. Bij tekort en teveel onttrekken van water bovenstrooms kan een cascade effect stroomafwaarts ontstaan.
2.4 Werkgroep 3 Laaglandbeken Oost-Vlaanderen In deze werkgroep is niet gewerkt met subwerkgroepen. Deze werkgroep omvat de afwatering van de Ede en de waterlopen die uitmonden in het kanaal Gent-Oostende tussen Zomergem/Nevele en Beernem.
9 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
2.4.1.1 Krachtlijn 1: Kwaliteit watersysteem verder beschermen en verbeteren 2.4.1.1.1 Puntbronnen en diffuse bronnen gecombineerd aanpakken De zone rond Burkel heeft te maken met veel oevererosie. Hier kan het een optie zijn om het instrument oeverzones in te zetten, of kunnen bufferstroken een oplossing geven. Ook voor waterkwaliteit kunnen oeverzones of bufferstroken een meerwaarde betekenen. In de zone Wessegem (rond de Driesbeek) wordt aan intensieve groententeelt gedaan. Elke vierkante meter wordt gebruikt, (ook 5-m strook) en de waterloop lijdt onder overbemesting, uitspoeling van pesticiden en oevererosie. Hier kunnen oeverzones of bufferstroken soelaas brengen. 10
20
30
2.4.1.1.2 Aquatische en waterafhankelijke ecosystemen beschermen en herstellen Alle waterlopen die ontspringen op de cuesta van het Drongengoed (Splenterbeek, Driesbeek, Wagemakersstroom,…) hebben veel potenties voor Bermpje. Hier moet prioritair ingezet worden op vismigratie (ook stroomafwaarts). Ook vraag naar ecologische inrichting van de waterlopen in functie van de vissen. De waterkwaliteit op deze waterlopen is redelijk goed. Een natuurtechnische inrichting op de Wagemakersstroom kan een positieve invloed hebben op waterkwaliteit. Bijkomend moet aandacht worden besteed aan waterberging stroomopwaarts (een model kan hierbij helpen). Er wordt aangegeven dat er nood is aan coördinatie bij de bestrijding van exoten. Dit moet geïntegreerd worden aangepakt: van bron tot monding, met een samenwerking tussen alle waterbeheerders. 2.4.1.1.3 Waterzuivering verder uitbouwen Bij bijkomende industrieterreinen in Beernem, Maldegem en Eeklo dient er: aandacht te zijn voor waterzuivering. Kunnen de bestaande RWZI's de bijkomende vuilvracht aan, vraagt men zich af. Er wordt gesteld dat gemeenten geen prioriteit geven aan individuele waterzuiveringsinstallaties. Waar mogelijk wordt er geprobeerd zoveel mogelijk te clusteren. Er is ook een tekort aan subsidiëring voor gemeentelijke rioleringsprojecten. Er wordt gesteld dat de waterzuivering Friesland – Campina te klein is. De woningen langs de N410 ten noorden van Maldegem liggen vlak bij een zuiveringsstation, maar zijn er niet op aangesloten. Dit zou aangepakt moeten worden. Er wordt melding gemaakt van de zeer slecht grondwaterkwaliteit in het Drongengoed door nitraten en pesticiden. 2.4.1.2 Krachtlijn 3: Watertekort en wateroverlast in samenhang aanpakken Aan het Loveld – Kerkebeek treedt wateroverlast op door het water afkomstig van de E40. Opwaarts de E40 liggen er gronden van Natuurpunt die iets zouden kunnen betekenen in het oplossen van deze afwateringsproblematiek. Ter hoogte van Hoetsel-Nekke en 18 draaikes heeft men te maken met wateroverlast.
40
50
2.4.1.2.1 Veilige waterafvoer verzekeren Steentjes duiker onder Expressweg: kan niet afwateren. Ook is er een probleem bij de afwatering in het Kanaal Gent-Oostende. De terugslagklep is kapot. Rond de Ede zou geautomatiseerd peilbeheer kunnen worden ingezet. 2.4.1.2.2 (Her)gebruik, infiltratie en buffering hemelwater – maximaal bufferen aan bron Er wordt gesteld dat het toezicht op de uitvoering van de voorschriften met betrekking tot infiltratie en buffering bij bijkomende verharding niet bestaat. Voor gemeentebesturen zijn de voorschriften en de code van goede praktijk niet eenduidig. Elke waterloopbeheerder heeft zijn eigen voorwaarden ontwikkeld. Bij herwaardering van het grachtenstelsel moet bijzonder aandacht worden besteed aan particuliere grachten. Op de plaats waar de Slabbaertsbeek de N337 kruist, heeft men te maken met wateroverlast. Op die plaats komt immers de baangracht alsook de kleinere waterloop 24.2 terecht in de Slabbaertsbeek. De kleinere waterlopen kunnen hier moeilijk in afwateren. Langs de baangracht is er ruimte om deze breder te maken voor extra berging. Ook langs de Slabbaertsbeek zijn er een aantal percelen in eigendom van Natuurpunt. Door een samenwerking zouden deze ter beschikking kunnen worden gesteld voor waterberging. 10 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
Langsheen de gewestwegen zou veel meer berging kunnen worden gerealiseerd. Baangrachten kunnen worden verbreed, en door middel van stuwtjes kan water worden opgehouden. Momenteel is de toestand van de baangrachten meestal zeer slecht. Deze zijn dringend aan onderhoud toe. Zo is de baangracht van de N461 Knesselare – Zomergem dringend aan onderhoud toe Het Drongengoed ondervindt de gevolgen van de klimaatverandering. De omstandigheden worden extremer: te nat en te droog. Stuwtjes op de bovenstroomse delen van de waterlopen kunnen misschien een oplossing bieden. Er wordt gevraagd om rietkragen in het Schipdonkanaal te laten staan. Momenteel wordt de vegetatie in het kanaal teveel weggeklepeld. 10 2.4.1.2.3 Sediment- en waterbodemtoestand efficiënt aanpakken Er wordt gesteld dat de procedure en kostprijs voor slibanalyses te lang en te duur is, waardoor het niet haalbaar is voor de gemeentes om hier altijd aan te voldoen. In de zone rond Burkel moet aandacht besteed worden aan de spreiding van ruimingsspecie en maaisel. Meestal wordt dit slechts langs 1 kant van de waterloop gelegd en niet uitgespreid. Hierdoor ontstaat een ruimingswal, waardoor het water verhinderd wordt om in de aluviale bossen te vloeien. Er wordt gevraagd om naar het Schipdonkkanaal te baggeren (niet verbreden!) om de afvoercapaciteit te verhogen. Voorbije zomer kon je het Schipdonkkanaal afwaarts Balgerhoeke te voet oversteken. 2.4.1.3 Krachtlijn 5: Multifunctioneel gebruik water verder stimuleren 20 2.4.1.3.1 Scheepvaart Er wordt voorgesteld om het Kanaal Brugge-Gent te optimaliseren voor scheepvaart. De Leiemeersen (SBZ langs beide zijden van het kanaal) zijn hier een probleem. 2.4.1.3.2 Belevingswaarde water
30
Voor de Miseriebocht en Berlaars te Maldegem is er een vraag tot uitbreiding van de jachthavens. Er is ook vraag voor visrecreatie langs het Schipdonkkanaal. Het kanaal Gent-Brugge heeft ook veel potenties voor recreatie. (vissen, paarden, fietsen, oorlogsrecreatie, onverhard pad langs één kant en uiteraard veel horeca) vraag om hier op korte termijn een plan rond uit te bouwen. Gemeenten zijn vragende partij, maar mogen zelf niets ondernemen omdat provincie WestVlaanderen hier stappen zou ondernemen. Ondertussen is hier nog niet veel gebeurd.
3 Evaluatie workshop 3.1 Evaluatieformulieren
40
50
In totaal zijn er 34 evaluatieformulieren ingediend. Op 77 deelnemers is dit dus 44% van de aanwezigen die hun mening op de organisatie van de workshop hebben gegeven. Bijna drie kwart van de aanwezigen (73,5%) vond de tijdsbesteding van de workshop goed tot zeer goed. Een belangrijke opmerking was dat de workshop als ‘ te kort’ werd beschouwd (41%). De verstrekte informatie in de workshop was voor bijna 60% van de aanwezigen niet nieuw. Sommigen vonden het wel een goede opfrissing. De agendapunten uit het plenaire gedeelte zijn voor bijna 80% van de aanwezigen goed tot zeer goed uitgediept. Minpunten waren dat er te weinig tijd was om alles meer in detail te presenteren en dat er geen evenwicht was in de thema’s. Voor bijna 67% van de aanwezigen voldeed de aanpak en het verloop van de parallelle sessies aan de verwachtingen. De opmerkingen hier waren dat de werkgroepen te groot en te divers waren (voornamelijk werkgroep 1), waardoor de discussie moeilijk gevoerd kon worden. Ook waren de voorgelegde vragen te uitgebreid. Er was daardoor ook te weinig tijd om duidelijke conclusies te formuleren. Er is de opmerking dat te weinig concreet gewerkt werd rond actiepunten, waarbij de discussie te veel is blijven steken op algemene principes. Of er voldoende ruimte was voor discussie en informeel overleg in de marge van de workshop, waren de meningen verdeeld. Door een aantal aanwezigen zijn ook nog suggesties gedaan naar rapporten/documenten/studies en personen die gecontacteerd zouden kunnen worden. Hierbij zal bij de verdere uitwerking van de ontwerpvisieteksten rekening mee gehouden worden.
11 / 12
WS BPOL 5 februari 2013 – Verslag
Van uit het middenveld kregen werd volgende reactie gebracht: De voorafgaande tijd is wel kort om het middenveld te mobiliseren. Interessant om de knelpunten binnen visietekst in open adviesraad te bespreken, goed omkaderd, volgens niet-plenaire methodieken. Niet alles is gezegd; dus het is niet omdat een probleem niet in de ontwerpvisietekst staat, dat het probleem er niet is. Ik ga ervan uit dat dit een startmoment is en dat de ontwerpvisietekst voorlopig is gezien we enerzijds de lidorganisaties willen betrekken en anderzijds de verslagen vd andere werkgroepen kunnen voorzien van input. Als eindoordeel gaven 91% van de aanwezigen aan tevreden tot zeer tevreden te zijn over de workshop.
10
3.2 Algemene evaluatie Het (deel)bekkensecretariaat ontving tal van positieve reacties en de workshop kan dan ook gezien worden als een geslaagd netwerkevenement. Tal van aangehaalde punten zijn zeker bruikbaar en waardevol om verwerkt te worden in een ontwerpvisietekst met bijhorende maatregelen- en actielijst. Het bekkensecretariaat wil de Provincie West-Vlaanderen hartelijk danken voor het gratis ter beschikking stellen van de vergaderzalen in het Boeverbos, de financiële bijdrage voor drank en koffie en voor de waardevolle logistieke ondersteuning.
12 / 12