Verslag Derde Digitale Cinema Denktank Utopolis Almere 27 mei 2008
Na de dagopening ging Raf Rentmeesters van de Belgische projectorfabrikant Barco in op de werking van de digitale cinema projector. Hij behandelde aan de hand van een projector die voor de zaal was geplaatst de verschillende componenten. Hierbij werd bijvoorbeeld duidelijk dat moderne projectoren goedkoper zijn geworden omdat voor de nieuwe kleinere chipset kleinere en dus goedkopere componenten kunnen worden gebruikt. Door het gebruik van een zoomobjectief zijn er ook geen dure anamorfe lenzen meer nodig. Deze voorzetlens werd in veel installaties wegbezuinigd, waardoor er uit deze projectoren beduidend minder licht komt dan technisch mogelijk is. Verder viel op dat de meegebrachte projector klein van stuk is, en dus ook in de kleinste (filmtheater-) cabine een plek kan vinden. En door de modulaire opbouw is er bijvoorbeeld tussen voorstellingen gemakkelijk van projectielamp te wisselen, wat erg handig is bij 3Dvoorstellingen, aangezien 3D tot 80% van het licht kunnen kosten. Hierna legde Rentmeesters de nadruk op gebruiksgemak, lage onderhoudskosten en hoge betrouwbaarheid van de Barco-projectoren, onder meer door te wijzen op de lage kosten van de benodigde lampen. Er werd nog ingegaan op de beveiliging van de film in de projector en er werd gezegd dat geen enkele projector al de hoge FIPS-certificering van beveiliging heeft, maar dat zit in de pijplijn. Rentmeesters wilde niet al te veel ingaan op de 2K-4K discussie, maar bleef beleefd door te zeggen dat Barco en Sony beide goede producten maken. Vanuit de zaal werd gevraagd of lichtopbrengst op basis van Scope of Widescreen was, maar deze bleek gelijk te blijven bij beide formaten. Daarna deed Oliver Pasch hoofd digital cinema van Sony een commercial break door een lans te breken voor 4K-cinema. De eerste 4K-Sony CineAlta projector in Nederland werd onlangs geïnstalleerd in Mustsee Delft. Paul Huis in 't Veld van Gofilex hield daarop een presentatie over de vertaalslag die het bedrijf wil maken van het transporteren van 35mm film naar het transporteren van digitale films. Hij ging hierbij eerst in op de achtergronden en betrouwbaarheid van het huidige systeem en de recente modernisering daarvan. Daarna schetste hij de randvoorwaarden die een overgang naar digitaal mogelijk kunnen maken, zoals beschikbaarheid van materiaal en hardware en software. Controle en beheer werden besproken en mogelijkheden van elektronische distributie. Boekingen, procedures en spelregels zijn nodig om het systeem te laten werken en de informatie wordt gestuurd en getrack en traced. Beveiliging die nodig is werd kort besproken, zoals de mogelijkheid van biometrische technologie. Digitale films zijn nu al apart in het Gofilex-systeem te identificeren. Digitale distributie zou eerst beschikbaar komen voor digitaal reclamemateriaal en trailers. In de tweede fase via een infrastructurele mix om films over het netwerk. De beveiliging, data-capaciteit en file-management zijn momenteel aandachtspunten, daarna komen oa een calamiteitenplan, dienstenpakketten en een kostenstructuur aan de orde. Vanuit de zaal werd door Krijn Meerburg gevraagd of het systeem ook breder zou kunnen worden getrokken dan alleen de filmverhuurders en hij vroeg zich af waarom er nog niet meer zicht was op de kosten. Volgens Huis in 't Veld is het echter zaak om eerst het systeem goed te krijgen zodat het later zou kunnen worden uitgebouwd. Daarnaast kwam er de vraag of dit allemaal kwam volgens DCI, maar dat is volgens Huis in 't Veld iets waar nu rekening mee wordt gehouden, maar wat later zal worden uitgewerkt. Hierna was een korte 2K-demo van ‘The Wizard of Oz’ te zien, naar aanleiding van de klassiekerstour die de nieuwe distributeur Electric Cinema vanaf september samen met
Pathé organiseert. Gerben Kuipers was daarna uitgenodigd om wat te zeggen over de nieuwe spelers en mores van alternative content. Hij besloot echter om in te gaan op het beschikbaar maken van digitaal reclamemateriaal van distributeurs, waarmee volgens Kuipers eenvoudiger geld is te verdienen. Kuipers vertelde over een aantal manieren om bezoekers via de Cinemec-site te benaderen. Daarnaast liet hij een demo zien van het Cinemecjournaal, een website waarmee men bij Cinemec de consument beter mee wil kunnen bedienen. Hierop zal een combinatie van filmnieuws en trailers te zien zijn. Volgens Kuipers zijn digitale reclamematerialen onvoldoende of in het verkeerde formaat beschikbaar. De Cinemec-site wordt incidenteel ook gebruikt om evenementen via de site naar de buitenwereld te streamen. De bioscoop als uitzender dus. Vanuit de zaal werd gevraagd waarom Maccsbox niet voor het digitaal beschikbaar maken van materiaal wordt gebruikt. Michael Lambrechtsen van de NVF vertelde hierop dat vanaf 1 september een portal voor professionals live gaat. De start van de eerste middagsessie was een korte presentatie over de nieuwe website Cineserver. De site, die in juli de lucht in zal gaan, wordt een zo compleet mogelijk kenniscentrum over de digitalisering van de bioscoopwereld. Het voor Nederland relevante nieuws wordt erop bijgehouden, maar ook alle hier beschikbare digitale films en de adressen en specificaties van de inmiddels gedigitaliseerde bioscopen. Verder zullen op www.cineserver.nl de gegevens van hardwarefabrikanten en aanbieders van ‘alternative content’ te vinden zijn, alsmede een begrippenlijst en antwoorden op veelgestelde vragen. De site, die voorlopig voor minimaal twee jaar regelmatig zal worden geactualiseerd, wordt mogelijk gemaakt door de financiële ondersteuning van een aantal bedrijven en organisaties, zoals de NVF en Gofilex, die de site ook zal hosten. Chris Oosterom is werkzaam geweest bij het Filmmuseum en heeft waarna zijn eigen distributiemaatschappij Bright Angel gehad. Sinds 3 jaar is Oosterom werkzaam in Groot Brittanië met zijn eigen distributiebedrijf Yume Pictures. Oosterom ziet grote verschillen tussen de Britse en de Nederlandse markt. Zo worden er daar wekelijks meer films uitgebracht dan in Nederland, zo’n 12-13 en is er geen gescheiden systeem van bioscopen en arthouses. Het systeem is compleet commercieel en ook kleine titels worden afgerekend op hun prestatie. Verder heeft men hoge P&A-kosten, korte runs en lage verhuurpercentages. Specialised film zoals documentaire en foreign language heeft het dus moeilijk. Hierom heeft de UK Filmcouncil een circuit gecreëerd: 240 gratis geleverde digitale projectoren en de distributeurs hebben als stimulans dat ze altijd hun digitale master krijgen gesubsidieerd. Alle partijen worden dus zo optimaal mogelijk gestimuleerd om er gebruik van te maken. Er ontstaat wel meer druk op de doeken, wat enkel kan worden ondervangen door meer en duurdere marketing. Volgens Oosterom is de digitalisering geen bezuinigingsoperatie voor distributeurs, dat is volgens hem echt een denkfout. Meer kopieën kost volgens hem meer marketing, dus wat je bespaart aan kopieën geef je uit aan marketing. Alle distributeurs kunnen van het Britse systeem gebruik maken, ook de mainstream. Vertoners zijn gehouden aan een bepaald percentage specialised film, maar hebben een gratis projector. Toegangsgeld voor het netwerk is er niet, mede omdat het is opgezet met overheidsgeld. Arts Alliance Media heeft het opgezet en aanvankelijk was dat het enige lab, maar ondertussen zijn er meer. Er wordt veel gebruik gemaakt van het netwerk. Oosterom geeft het voorbeeld van ‘The Summer of British Film’, een samenwerking van distributeur Optimum met de BBC waarbij programma’s over de Britse cinema plus films op tv waren te zien en sommigen ook in de bioscoop. Dit project was een doorslaand succes. Daar is dus ook geld mee te verdienen; er kwamen veel mensen naar dit programma die lang niet naar de bioscoop waren geweest. Voor alle partijen is er geen enkele reden om niet van het digitale netwerk gebruik te maken.
240 doeken is mooi maar het is nog niet genoeg; een beperkte roll-out is een nadeel. Tweede nadeel is dat iedereen ook groter uitgaat, dus er is nog meer concurrentie. Derde nadeel is dat de sleutel 70 kost en incl vervoer kost dat 92 pond. Op een vaste boeking van 100 pond verdien je dus 8 pond. Eigen ervaring: ‘Night of the Sunflowers’ heeft in Kino Hawkhurst in Kent gedraaid waar men alleen digitaal draait, een plek waar men op 35 nooit uit zou gaan. Empire Leicester Square heeft een film van Yume Pictures gedraaid; die werd doorgeboekt in andere zalen van Empire waar men anders niet zou draaien. Je komt er dus sneller in, maar ligt er ook sneller uit. Je kunt proberen om slimmer uit te gaan. Bv een film over het platteland kan beter in te zetten zijn op het platteland als die digitaal zouden hebben, ipv de stad. De NL situatie laat zich moeilijk vergelijken met de UK, maar je zou je voor kunnen stellen dat je de subsidiestructuur zou aanwenden voor het beschikbaar stellen van digitale masters aan arthouse-distributeurs en als je zou nadenken over subsidiestructuur, dan moet je goed nadenken over je definitie daarvan en langs die lijn moet er naar resultaten worden gekeken. De UK Filmcouncil heeft de digitale cinema op een coherente manier neergezet en strak de regie gevoerd. Er wordt voortdurend gekeken of vertoners hun targets halen en om feedback gevraagd van distributeurs en vertoners, maar de regie is duidelijk in handen van de Filmcouncil. In NL ziet Oosterom niet zo snel een partij die die rol op zich neemt. De Filmcouncil had samen met de Artscouncil 12 miljoen pond te besteden en in Nederland heb je misschien 5-6 miljoen Euro nodig en het is onduidelijk of er een fonds bestaat dat dat zomaar even kan vrijmaken. Er is in de UK ook niet zoveel discussie gevoerd; ze hebben gewoon gezegd zo gaan we het doen. Of zo’n strakke regie in overlegland Nederland ook mogelijk zou zijn, zou Oosterom niet weten. Vanuit de zaal vroeg men of Oosterom met de films die hij in de UK heeft uitgebracht meer zou hebben verdiend in Nederland. Hij antwoordde daarop dat hij in de UK in ieder geval minder zou hebben verdiend als het digitale netwerk er niet was geweest. Ook was er de vraag of er in Nederland een ‘Zomer van de Nederlandse Film’ zou kunnen zijn door out of the box te denken samen met de televisie. Daarna was er de vraag of het systeem van subsidiering van de digitale master kon worden uitgelegd. De digitale master kost 5000 pond, en in principe komt alle specialised film in aanmerking voor de zgn fast track subsidiering. Hierbij krijg je binnen 2 weken antwoord op je subsidieaanvraag en de 5000 pond krijg je in de week van de uitbreng om het lab te betalen. Na overleg met distributeurs ter plaatse bleek Oosterom dat er in Nederland heel weinig arthousefilms digitaal beschikbaar zijn, terwijl in de UK zo goed als alles digitaal beschikbaar is, alles op 2K. Vanuit de zaal kwam de opmerking dat die encodingskosten duur klonken, maar volgens Oosterom had hij internationaal rondgekeken en was het nergens echt goedkoper. Oosterom vertelde dat Noorwegen ook grotendeels gedigitaliseerd is en dat je daar wel toegangsgeld moet betalen en dat kleine films er daar dus niet in komen. Dat vertoningsgeld werpt een grote drempel op voor beide partijen. Oosterom: als je wil dat het werkt moet je daar van af. Michael Lambrechtsen van de NVF had bij Screen Digest een groot aantal van het boekje ‘The Strategic Implications of Digital Cinema for Theatrical Distribution’ besteld dat voor iedereen beschikbaar was. Daarna werd er door Ruud de Bruijn een inleiding in businessmodels gegeven. De Bruijn legde eerst kort uit dat een Virtual Print Fee het geld is dat beschikbaar komt als je naar de verschillende manieren van uitbreng op 35mm en digitaal kijkt. Als dat geld wordt aangewend om digitale cinema projectoren te af te betalen dan spreekt men van een Virtual Print Fee (VPF). Volgens De Bruijn was er bij vorige vernieuwingen in de bioscoop sprake van The Wow Factor; vernieuwingen genereerden nieuw publiek waarmee de apparatuur werd betaald. Die investeringen waren echter veel kleiner dan waar exploitanten nu voor staan. Nu moeten de twee partijen exploitant en verhuurder het doen en er zal voor beide wat
aantrekkelijks in moeten zitten. De exploitant staat voor grote kosten, die ook hogere onderhoudskosten en lagere levensverwachting. Aan de andere kant kan een distributeur besparen, maar als er een VPF moet worden betaald is die niet zo groot. VPF is in NoordAmerika ontwikkeld, maar in Europa hebben we een andere manier van distribueren met meerdere distributeurs en meer kleine bioscopen, second run theaters, gedifferentieerde speelweken. De situatie is dus heel anders dan in de VS; er is een derde partij nodig die alles regelt mbt Virtual Print Fee en daarmee de projectoren betaalt. Daarbij wordt het volgens De Bruijn vooral de distributeur moeilijk gemaakt. Vooral als een aantal bioscopen bij integrator A zit, anderen bij B en weer anderen bij C en die wellicht andere VPF’s betalen. Dan gaat een distributeur rekenen waar hij het goedkoopste uit is. Een second run is complicerend en ook projectoren die door de exploitant zelf zijn betaald. Hierbij wordt het dus de distributeur niet makkelijk gemaakt, en er gaat ook meer veranderen dan allen maar het plaatsen van projectoren. Rinke Media heeft in opdracht van Europa Cinemas onderzoek gedaan en stelt naar aanleiding daarvan een timefee voor, een langzaam aflopend bedrag per screening wat per screening wordt betaald, maar wat ook varieert naarmate een film een succes is of niet. Men stelt echter wel dat als je wel via een integrator wilt werken, dat VPF dan het model is om mee verder te gaan. Er is een model ‘pay per screening’, waar de Bruijn zelf een raamwerk voor heeft bedacht. De Bruijn denkt dat als distributeurs eenmaal warm gemaakt zijn voor digitale cinema en daar een commitment voor uitspreken middels een te betalen bedrag per screening, exploitanten zelf met behulp van een leasemaatschappij de apparatuur kunnen kopen. Er is dan geen tussenpartij meer voor de afrekening, dus voor elke boeking moet de distributeur per screening betalen. De Bruijn heeft hier een afrekenmanier voor bedacht dat een verrekening tussen de filmhuur en de betaling van de projector betreft en wat in 5 jaar zou kunnen zijn afbetaald. Mbt VPF-deals waar de studio’s een grote vinger in de pap hebben, denkt De Bruijn dat er een gevaar zit voor het beschikbaar houden van doeken voor Europese en Nederlandse films en kleinere distributeurs en kleinere bioscopen. Vanuit de zaal werd allereerst om verduidelijking van het plan gevraagd, waarbij vraagtekens werden gezet bij de haalbaarheid voor kleinere bioscopen. Ook bij gebruik voor alternative content in dit raamwerk werden vraagtekens gezet, maar er werden ook voordelen in het model gezien. Het gaat De Bruijn erom zo zei hij dat de afspraken helder blijven en de relatie tussen distributeur en vertoner hetzelfde blijft. Wederom werd vanuit de zaal gezegd dat digitale cinema kostenbesparing is voor een distributeur; misschien wel voor grote releases, maar niet voor kleinere. Bij een film van 5-10 kopieën ga je dan gewoon niet digitaal uit. Bij een slechtlopende film moet de distributeur wel de VPF betalen, maar is de flop helemaal voor zijn rekening. Arthouse cinema zou hier dan onder gaan lijden. In de VS, als de studio’s 75% krijgen en daar moeten ze een VPF van aftrekken, dan is het te doen, maar met lage percentages niet. Ook werd er gezegd dat digitale masters in de toekomst beschikbaar zullen zijn bij de sales agents en dus niet meer zelf hoeven te worden betaald, plus dat de digitale doeken nu schaars zijn en in de toekomst niet meer. Na een demo van La Traviata uit La Scala (met dank aan Arts Alliance Media) werd verder gegaan met een vragenvuur aan integrators Serge Plasch (XDC), Marcel van Berkel (Arts Alliance Media) en Kees Ryninks (CinemaNet) door ‘industry experts’ Sara Höhner (Cinema Delicatessen), Karel de Vries (Warner Bros), Albert Jan Vos (Luxor Hoogeveen) en Raymond Walravens (Rialto). Albert Jan Vos had als startschot de vraag wat de drie heren vonden van het voorstel dat Ruud de Bruijn daarvoor had gepresenteerd. Marcel van Berkel reageerde neutraal, terwijl Kees Ryninks zei dat Cinemanet een dergelijke manier van betalen al eens had uitgeprobeerd. Ook Serge Plasch zag praktische problemen en noemde het zelfs een
ambachtelijk VPF-model. Albert Jan Vos noemde nog wel als voordeel dat de geldstromen inzichtelijker zijn. Serge Plasch reageerde daarop dat VPF-deals voor te veel mensen onduidelijk blijven en sprak de hoop uit dat het begrip zou toenemen. Hij vertelde daarop over de VPF-deal die XDC net zelf heeft getekend en waarbij ook de huidige installaties van XDC zullen worden betrokken. Sara Höhner vroeg daarop of de verschillende systemen technisch compatibel zijn. Dat is zo als iedereen volgens Jpeg2000 werkt. Raymond Walravens vroeg daarop hoe dat dan werkt met een VPF als server en lab van verschillende integrators zijn. Plasch vertelde dat de VPF moet worden betaald aan de integrator die de apparatuur heeft geplaatst waarop men draait. Ryninks verduidelijkte dat dit soort zaken vooral gaat spelen in de second run. Walravens zei dat er in de eerste run absolute zekerheid moet zijn dat je door iedereen films geleverd kan worden. Maar wat als de VPF’s verschillen? Volgens Van Berkel wordt het moeilijker voorgesteld dan het is, want een integrator heeft een deal met een exploitant en in dat verband kan die films vertonen zoals hij dat wil doen. Walravens meent dat het toch wat onduidelijk is, de middendistributeurs afwachten. Plasch vertelt hierop dat er ook een soort mini-vpf’s zijn of fees per screening mogelijk en dat alle distributeurs kunnen meedoen. Dan is de fee misschien geen 15 euro, maar 20 of 30, maar men kan gewoon shows gaan boeken. Het is een legende dat men meteen 600 euro op tafel moet leggen als kleine distributeur. Wat wel een obstakel is voor kleine distributeurs volgens Plasch is niet toegang tot het scherm maar de digitale master. Karel de Vries vroeg zich af wat de integrators over 10 jaar doen, of ze dan overbodig zijn. Men grapte wat dat ze dan met pensioen willen zijn, waarna Marcel van Berkel zei dat deze markt zich zal blijven vernieuwen en dat integrators daardoor nodig blijven. Serge Plasch zei dat je niet in een VPF moet stappen om geld te verdienen omdat de studio’s zorgen dat je daar nauwelijks wat aan verdient. Je moet zorgen dat je op een andere manier geld gaat verdienen door andere bronnen te vinden zoals servers bouwen en een lab. Deze bronnen zullen volgens Plasch blijven. VPF verdwijnt na 10 jaar. Ryninks zei dat de lease puur voor de apparatuur is en dat ook zij daarom bezig zijn met zaken daaromheen, zoals on-line aanbieden. De Vries vroeg of het de consument ene barst kan schelen dat we digitaal gaan? Hoe belangrijk vinden jullie het? Ryninks: het is zo belangrijk als je het zelf vindt. Als de theaters het willen kunnen wij daarvoor zorgen. Het is heel erg wat willen jullie, als je ziet dat het eraan zit te komen. Van Berkel: je kan eraan toevoegen dat het voor distributeurs net zo’n grote uitdaging is omdat jullie meer met de marketing kunnen stoeien. Höhner: het voordeel van betalen per screening is dat kleine theaters kunnen meegaan met een première. Ryninks zei dat het punt dat men veranderd is van model omdat distributeurs bezwaar maakten dat men moest doorbetalen als een film een succes was. Nu heeft men een gebruikersfee, een term die Ryninks liever gebruikt dan VPF: je gebruikt de apparatuur op dezelfde wijze als dat je naar een laboratorium gaat en een print bestelt. Plasch: in ons persbericht hebben wij ook niet de term VPF gebruikt; het is een gebruikersfee, een steun naar de transitie. Per show, een vast bedrag, zelfs de keuze is mogelijk. Walravens: kan je dezelfde businessmodellen loslaten op kleine distributeurs als op de grote partijen? En tevens voor kleine bioscopen? Van Berkel: Distributeurs zullen in de onderhandelingen met producenten de digitale master moeten uitonderhandelen. Bij bioscopen is het volgens Van Berkel simpeler, omdat er breder kan worden uitgebracht. Walravens beargumenteert dat de kosten nog steeds te hoog zijn bij een kleine uitbreng, waardoor de digitale release voor de kleineren niet interessant is. Daarom heeft Walravens het gevoel dat de businessmodellen vooral uitgaan van grote schaal en op korte termijn geld verdienen, maar dat is niet het businessmodel van de arthouse-sector. Ryninks reageert hierop oa door te zeggen dat het omslagpunt bij 4 kopieën ligt, inclusief encoderen en dat dit probleem op de middelkorte termijn opgelost is. Karel de Vries
reageert op deze discussie door te grappen dat men bij Warner pas wakker wordt bij 70 kopieën, en dat hij niet eens wist dat er in Nederland nog second run bestond en zegt dat het goed is dat Warner zich middels de deal met XDC aan de digitalisering heeft gecommitteerd. Martin Ruttenberg van RCV vindt vanuit de zaal dat er in de discussie wat denigrerend wordt gedaan over second run omdat ze wel degelijk belangrijk zijn en geeft een paar voorbeelden. Karel de Vries: je zult toch een grote studio en volume nodig hebben om dit op een hoger niveau te tillen. Serge Plasch: er is geen enkele vraag over de financiering, maar dat is het echte probleem. Wij hebben 340 systemen gefinancierd door leasing en dat was niet zo makkelijk. Tegenwoordig is het heel moeilijk om op de rating van een bioscoopexploitant het geld te krijgen en een VPF waar de bank de garantie krijgt dat er digitale content beschikbaar is en dat de studio 75% zelf gaat financieren. Natuurlijk een deel Europese content, dan wordt het iets makkelijker en dan is iedereen gerust. Daar hebben wij het hier helemaal niet over en daar gaat het feitelijk over met het VPF-model. Want deze grote studio’s geven ons feitelijk een heel groot stuk garantie. We hebben behoefte aan financiering, hoe dan ook. In Duitsland praten we momenteel niet meer over het VPF-model. Men heeft daar een ander model bedacht. Goed voor ons; wij zijn geen bank. Albert Jan Vos: hebben jullie eigen NL ondersteunenden mensen en als alles naar 4K gaat, wordt dan alles ge-upgrade? Van Berkel: wij zullen NL sprekende mensen langssturen, maar zullen niet gaan upgraden naar 4K binnen dit model. Ryninks: wij zijn Nederlands en zijn nu bezig financiering via private investeerders te regelen. Van Berkel: de business heeft last van de kredietcrisis. Plasch: wij hebben ook Nederlandstalige technici en staan open voor 4K-systemen. Henk Camping: Kunt u iets zeggen over dat Duitse model? Plasch: Het 100 miljoen-model. Men maakt 100 miljoen vrij van de regering, 100 miljoen van de distributie en 100 euro per maand voor de exploitant. Er is wel een facilitator nodig om die gelden te innen. Het model is nog niet 100% rond. Nico Simon: The model in Germany is at a standstill as the biggest exhibitor jeopardised the government and they don’t want to give the money anymore. What worries me most is that in France in Germany and in Holland the biggest exhibitors are blocking all attempts to find an international business model that is based on solidarity, like they’re talking about in France. The Europa Cinemas model is based on who uses the system. It could work but somehow people don’t want to talk about it. Vraag uit de zaal aan Karel de Vries: zullen er meer kopieën komen bij digitaal, of stuurt men bezoekersstromen met de marketing naar waar men vertoont? De Vries: we zullen wel breder uitgaan als dat de consument beter kan bedienen, maar er zit geen radicaal andere strategie van Warner aan te komen. Met kleinere releases zal je wel wat breder uit kunnen gaan. Plasch als antwoord op Nico Simon: VPF is een sociaal en mutualistisch model. Men praat vaak over VPF als dat men gaat de VPF innen totdat de investering is terugbetaald dankzij de studio’s en de exploitant z’n bijdrage van ongeveer 25%, maar de bioscoopeigenaar wordt pas echt eigenaar van z’n apparatuur op het moment dat al z’n collega’s ook eigenaar worden. Het recoupment van een land zoals NL is het moment dat de studio’s geen VPF’s meer betalen, dat gebeurt pas op de dag dat alles is terugbetaald voor iedereen en voor gans Nederland, samen met alle deployment entities. Plasch geeft een voorbeeld waarbij na 7 jaar alles afbetaald zal zijn. Sommigen zijn eerder terugbetaald dan anderen, maar het is de mutualisering van alle kosten en de mutualisering van de VPF’s, zodat je op een bepaald moment break-even bent en dan stopt het systeem. Grote VPFaanleveraars , dus bioscopen die veel films draaien dienen om die te betalen die maar weinig draaien. Dat is een mutualistisch model. Er is echter een maximum roll-out period van 5 jaar. Als men binnen die tijd niet een deal heeft, dan is het gedaan, dan moet je maar zelf kopen. Degene die op de laatste dag nog digitaliseert gaat nog mee.
Plasch: Er is verschil tussen long term agreements voor distributeurs voor VPF en kleine distributeurs die ad hoc betalen. Voor die eerste staat in het contract dat men nadat het gerecoupereerd is, daarna niet meer hoeft te betalen. De kleine verdeler heeft niet de garantie dat hij gratis toegang krijgt als de bioscoopeigenaar eigenaar van de apparatuur is. Na een korte demo van Formule 1 in High Definition deelde Albert Jan Vos zijn ervaringen hierover met de zaal. Het laatste gedeelte van de dag was een Digitale Cinema Vraagbaak: vragen over digitale cinema konden worden gesteld aan Rene Stapel (Nedcipro), Huub Roelvink (Lux Nijmegen), Serge Plasch (XDC), Rachel van Bommel (Independent Films) en Benny IJntema (Luxor Hoogeveen). De eerste vraag van de zaal ging weer over het voordeel dat distributeurs hebben bij de digitalisering. Rachel van Bommel vertelde dat als een digitale kopie beschikbaar was dit bij Independent Films altijd heeft geresulteerd in meer prints voor theaters die anders geen print hadden gekregen. Het is echter moeilijk te zeggen of dat resulteerde in meer geld voor marketing. Als je met meer prints uitgaat, is dan de opbrengst hoger? Want dan is het voor distributeurs voordelig om digitaal te gaan. Van Bommel: Ja, omdat de printkosten dan lager zijn en je bereik groter wordt. Dus de distributeurs moeten een bijdrage leveren voor de digitalisering. Van Bommel: Het is niet zo dat het geld binnenloopt, maar we stellen een theater dat kleiner is in staat om de film te draaien. Het is niet per definitie zo dat wij rijk worden van de digitale prints. Wij investeren veel in een digitale print, het kost geld omdat je een digitale master moet laten maken. Treedt er geen verschraling op omdat iedereen hetzelfde gaat draaien? Roelvink: Daar ben ik niet zo bang voor. Die markt zoekt een nieuw evenwicht, met boekingstheaters die overgaan naar prolongatietheater. Als theater heb je een minimum omzet nodig om een film te gaan draaien. Distributeur en theater zoeken naar een verhouding waarin het voor beide partijen interessant blijft. Van Bommel: Het geeft je ook flexibiliteit in je boeking, omdat een theater met veel titels een film dan bv maar 1 voorstelling geeft. Maar is Cinemec er blij mee dat Wageningen meedraait met dezelfde film, had die kopie niet in maar 1 stad moeten draaien? Is het inzetten van meer kopieën dus echt wel meer opbrengsten? Van Bommel: Dat zeg ik niet dat dat automatisch zo is. Roelvink: Er wordt vaak onderling gestreden om kopieën. Dat zal niet anders worden als er digitaal is. De exploitant in Eindhoven zal er vast wat over zeggen tegen de distributeur als Best ook een kopie krijgt. Formeel niet, want dan krijg je de mededingingsautoriteit aan je broek. Waarom zijn de digitale prints zo duur? Als men iets eerder in het productieproces nadenkt, dan hoeft dat toch niet zo te zijn? Rene Stapel: Er moeten kleurcorrecties worden uitgevoerd, een kleurconversie, het is veel werk. Nico Simon: Producenten moeten eerder hieraan denken dan kost het minder geld; zij zijn nog niet echt bezig met digitaal. Daarom is het nog duur, want zij hebben het materiaal nu niet direct beschikbaar. Subsidiegevers zouden moeten zeggen wij subsidiëren allen als jullie een digitale master kunnen overleggen. Maar dit is een overgangsfase. Maar volgens mij zullen er bij VPF niet meer prints komen dan bij 35mm release. Echter als wij zelf de apparatuur aanschaffen dan worden de prints zo goedkoop dat grote films de markt zullen overspoelen. Rene Stapel: Dat is waar. Een groot aantal post-productiehuizen zijn nu echter gekalibreerd. Kees Ryninks: De problemen komen nu vanuit de producenten en regisseurs die echt een inhaalslag moeten doen voor digitale cinema. Van Bommel: Daar worden distributeurs nu mee geconfronteerd, dus wij lopen niet binnen. De exploitant van een bioscoop uit Veldhoven stelt de vraag dat ze willen uitbreiden en niet weten hoe. Ze zijn nu een familiebioscoop en hebben ook het oudere publiek, willen alternative content gaan draaien. Maar zijn de films er dan al, daar zit men mee. ‘Ik heb
geen flauw idee, en zie door de bomen het bos niet.’ Benny IJntema: Wij dachten 2 jaar geleden dat we 3 jaar geleden dat we compleet digitaal zouden zijn, maar er staan nu maar een paar films op m’n server. Vorig jaar hebben we misschien 3 films gehad, alle 3 van Warner. Roelvink: Het is moeilijk te voorspellen. Het momentum moet gaan ontstaan. Van Bommel: Het lijkt net of distributeurs niet mee willen, maar wij proberen altijd wel een print te leveren of proberen minstens een digitale master te leveren. Als Veldhoven digitaal gaat, dan leveren we digitaal, als je 35 blijft dan leveren we niet in alle gevallen, maar als het kan. Plasch: Ik denk dat je meteen naar digitaal moet gaan. Nederland is een overlegland, maar in Boekarest gaan 2 complexen open en daar komt geen 35mm binnen. Over 2-3 jaar zal er een garantie bestaan dat er films zijn. Op het moment dat er minstens 1 VPF-deal is, zijn de films beschikbaar. Garanties van het eerste jaar van minstens 90% van de releases. Gerben Kuipers: Mijn 35mm-projectoren zijn allemaal te koop! Van Bommel: Ik hoor ook wel eens van Cinemien dat ze geen 35mm kunnen leveren, dat het probleem omgekeerd is, voor hele kleine films. IJntema: Als u nog wilt weten of er problemen zijn met digitaal: die zijn er wel, maar nog niet 1 die niet opgelost is. Kees Ryninks: Rachel je zegt wij willen graag, maar het houdt ook wel degelijk een commitment van de distributeurs in. Er is geen financiering niet rond te krijgen tenzij distributeurs zeggen wij willen hierin mee. Zo lang de distributeurs op de schutting blijven zitten, zal die doorbraak ook niet komen. Van Bommel: Het ligt eraan wat je wilt horen: als je zegt je moet volgend jaar 500 digitale prints leveren, dan kan ik dat niet geven ook omdat ik niet weet hoeveel films er worden afgeleverd. Het gaat volgens mij om een soort intentie waarbij wij onze uiterste best doen om digitaal te leveren. Ons product draait vooral in de mainstream dus wij kunnen geen commitment doen om alleen te gaan investeren in arthouses. Het kan ook niet dat wij als distributeurs de projectoren betalen en dat de exploitant het product niet wil draaien. Ruud de Bruijn: Zo lang je per film afwegingen maakt blijft het schuiven waardoor elke film een nieuwe situatie is. Bij commitment gaat het erom dat distributeurs zeggen wij zijn bereid digitaal te gaan betalen, het gaat er dan om een plan, niet per film. Je maakt het jezelf nu moeilijk door per film afwegingen te maken. Van Bommel: Ik kan nu niet anders dan per film bepalen. De Bruijn: We blijven te lang in een overgangssituatie hangen. We kunnen pas over een omslag praten als de echte commitment er is en pas dan komen we in een situatie terecht waarin alles digitaal is en waarbij de relaties tussen distributeurs en theaters dezelfde zijn. Het is nu een lastige situatie. Pas als alles digitaal is kan je nieuwe plannen gaan bedenken hoe de nieuwe relatie tussen distributeur en theater in elkaar gaat zitten. Van Bommel: Maar als ik een Virtual Print Fee betaal, maar ik kan niet leveren dan houdt het gewoon op als onafhankelijke distributeur. Ruud de Bruijn: Ik heb altijd begrepen dat VPF niet geldt voor nieuwe bioscopen; het gaat om de omslag. Plasch: Dat klopt niet, maar er zijn wel beperkingen. Ik heb echt de indruk dat er duidelijk behoefte is aan een informatiesessie over VPF want ik hoor echt van alles! Voor nieuwe complexen er is een maximum van 10% van het zalenpark dat in transitie naar digitaal gaat en dat geldt op landniveau. Romana Engeman (NVB): In de vorige discussie kwam er een termijn van 5 jaar ter sprake, waarna de VPF afgelopen is als iedereen gedigitaliseerd is. Hoe kan dat, want de investering voor de vertoner blijft op termijn gelijk en moet opnieuw investeren. Plasch: Je praat over 2 periodes, er is een roll-out period waar wij het model mogen aanbieden op de markt van de studio’s. Vanaf dit moment hebben wij een periode om een aantal geïnteresseerde bioscoopexploitanten te vinden, bv in Nederland 50 doeken. Dan hebben we een periode van 5 jaar, tot de laatste dag daarvan mogen we installeren. Voor elk systeem is er dan een schuivende periode van 10 jaar waarin de VPF geïnd mag worden totdat die hele kosten gedekt zijn. Daar zijn modellen voor hoe lang dat duurt. Dat is land per land anders; men schat dat het in Nederland 7-8 jaar duurt voordat heel Nederland gedigitaliseerd is en dan stopt de VPF, dan zijn alle kosten gedekt. Het model is hetzelfde
voor alle studio’s. Ik zal ook bij Independent Films op bezoek gaan met een contractvoorstel; geef een garantie van 60 of 70% van de films, daar betaalt u zoveel voor en dan mag u 10 jaar lang bij ons draaien zonder dat we elke keer moeten praten. Van Bommel: En dan zeg ik tegen u dat ik dat niet weet. Plasch: Het kan ook per film en dan bent u een freerider en dan zal u iets meer betalen. Huub Roelvink: Wat is de verhouding tussen de bijdrage van de theaters en van de distributeurs? Plasch: Als ik nu een offerte maak voor een exploitant hoeveel hardware die nodig heeft, daar moeten dan nog financieringskosten bij en transportkosten en daarvan betaalt de bioscoopexploitant 25% voor een maximum van 7 jaar. Roelvink: En de andere 75 is voor de distributeur? Plasch: Ja, en het risico dat er voldoende VPF’s binnenkomen dat dragen wij, want wij geven de bioscoopeigenaar een vast bedrag dat ie moet betalen. Van Bommel: En als dan een Formule 1-race op zaterdagavond op het digitale scherm gedraaid wordt op ons openingsweekend – ik weet niet of er dan Formule 1 is? Plasch: Alternative content is een belangrijke issue. Hoe het nu is, is dat er 3 tijdspannes zijn: offpeak, peak, prime. Zaterdagavond is duidelijk de duurste van allemaal. Als iemand dan Formule 1 wil draaien, moet hij aan XDC 70 euro betalen voor een show van maximaal 3 uur. Van Bommel: En niet aan mij, want ik heb toch ook betaald? Plasch: Nee niet aan jou. Dat komt in het inkomen en het draagt bij aan dat je eerder stopt te betalen. Van Bommel: Maar ik als independent distributeur heb nog extra betaald want ik betaal per film en dan draait mijn film niet op zaterdagavond, maar daar krijg ik geen vergoeding voor. Plasch: Je krijgt geen vergoeding, maar de digitalisering wordt eerder afbetaald. Van Bommel: Op zich verbaast de verdeling 25-75% mij een beetje omdat je meebetaalt aan apparatuur die ergens komt te staan waar je in theorie niks over te zeggen hebt. De zaal roert zich. Plasch: 35mm koop je van 750-1800 euro, digitaal van 200-450 euro. Daar zit een behoorlijk verschil in. Wat is het verschil tussen het model van XDC en Arts Alliance Media? Plasch: In principe is het hetzelfde, maar ik denk dat het verschil is – we hebben nooit onze contracten naast elkaar gelegd – dat wij een vast bedrag voor een exploitant rekenen. Dat betaalt hij af zoals hij wenst; dat kan in cash etc. In ken Access/IT beter dan Arts Alliance Media en die zeggen je betaalt een maandelijkse fee totdat de kosten afbetaald zijn. Je weet dus niet precies hoe lang je gaat betalen. In ons geval lijkt het op een klassieke leasing en het innen van de VPF is onze zorg. Wat de exploitant niet weet is wanneer hij eigenaar wordt; als hij zijn deel heeft betaald na 7 jaar en als de hele investering gerecoupereerd is. In het uiterste geval wordt hij automatisch eigenaar na 10 jaar. Andere deploying entities werken niet perse met een vast bedrag. Van Bommel: Zijn exploitanten zelf geïnteresseerd als exploitanten alternative content gaan aanbieden? Albert Jan Vos: Heel graag. Frank de Neeve: Ik zeg vaak dat exploitanten maar 1 adresboekje hebben en dat daar alleen de filmdistributeurs in staan. Jullie zijn een stuk makkelijker te vinden dan buitenlandse partijen, die ook nog wel eens onzeker en onbetrouwbaar zijn. Je moet als exploitant heel veel tijd in alternative content investeren en uiteindelijk kan je soms niet oogsten. Albert Jan Vos: Wij hadden gisteren een film speciaal voor de Molukse gemeenschap die via de digitale projector werd vertoond. Dat had anders niet gekund. Gerben Kuipers: Als jij iets vindt wat ondersteunend werkt, dan zijn wij daar DOLgelukkig mee. Van Bommel: Ik ga m’n best doen.
Dit was het einde van de Derde Digitale Cinema Denktank. Hierna werd speciaal voor de aanwezige exploitanten door Benelux Film Distribution een deel van de nog uit te brengen film ‘De Brief Voor de Koning’ vertoond.
Frank de Neeve 31 mei 2008.