VERKENNING VAN DE ICT GEVOLGEN VAN DE PARTICIPATIEWET 2015 Versie 2.1, december 2013
Auteur
Anja van Bourgondiën
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Inhoud Inleiding
3
1. Naamswijziging WWB naar Participatiewet
5
2. Afsluiten WSW en beperking doelgroep WAJONG
5
3. Extra banen en de quotum regeling
8
4. Loonkostensubsidie
8
5. Beschut werken
14
6. Werkbedrijven
15
7. Financiële compensatie zorgbehoeftigden
17
8. Informatiearrangement
18
9. Conclusie en openstaande vragen
18
2
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Inleiding Deze verkenning heeft betrekking op het wetsvoorstel voor de invoering van de Participatiewet. De Participatiewet heeft als vorm de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Werken naar vermogen (WWNV).
Aanleiding en doelstelling Samenvatting uit de Memorie van Toelichting: De doelstelling van de Participatiewet is om iedereen met arbeidsvermogen naar werk toe te leiden, bij voorkeur naar regulier werk. De Participatiewet draagt zo bij aan de ambitie van het kabinet om zoveel mogelijk mensen mee te laten doen aan de maatschappij. De doelgroep van de wet zijn mensen met arbeidsvermogen die zijn aangewezen op, al dan niet tijdelijke, ondersteuning om in hun bestaan te voorzien en/of op ondersteuning om aan het werk te komen. In de huidige situatie bestaan er voor mensen met arbeidsvermogen verschillende regelingen: de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en bijstand (WWB). Deze regelingen kennen verschillende rechten en plichten en zijn te weinig activerend. De regering vindt deze situatie ongewenst. Met de Participatiewet voert de regering het principe van één regeling consequent door voor iedereen die in staat is om te werken, ook de mensen met een arbeidsbeperking, die daarvoor aangewezen zijn op ondersteuning. Voor iedereen uit deze doelgroep gaan dezelfde rechten en plichten gelden. Jongeren met een arbeidsbeperking maar met arbeidsmogelijkheden, komen niet langer in de Wajong terecht, maar horen tot de doelgroep van de Participatiewet. Mensen die nu al een Wajonguitkering hebben, worden beoordeeld op arbeidsvermogen. Als zij arbeidsvermogen hebben en zijn aangewezen op ondersteuning, behoren zij tot de doelgroep van de Participatiewet. De Wsw wordt met ingang van 1 januari 2015 afgesloten voor nieuwe instroom. Voor sommige mensen zal het ook vanaf die datum nodig blijven om in een beschutte werkomgeving te werken. Mensen die (nog) niet in een reguliere baan kunnen werken, kunnen op basis van de Participatiewet in een beschutte werkomgeving aan de slag. De doelgroep van de Participatiewet is groter dan de doelgroep van de WWB. De Participatiewet is meer dan de WWB gericht op het toeleiden van mensen met een uitkering naar, bij voorkeur, regulier werk. De wet biedt zo aan een grotere groep mensen meer perspectief. De beoogde invoeringsdatum van de Participatiewet is 1 januari 2015. Vanaf deze datum bestaat de WWB niet meer onder deze naam, maar wordt opgenomen in de Participatiewet. Gemeenten krijgen een centrale rol in de uitvoering van de wet. Zij kunnen voor de doelgroep een scala aan instrumenten en voorzieningen inzetten. Gemeenten krijgen daarmee meer mogelijkheden om ondersteuning op maat te leveren.
De verkenning en de scope Deze verkenning is gebaseerd op het wetsvoorstel ‘Invoering Participatiewet’ en het ‘Nader rapport wetsvoorstel invoering Participatiewet’ zoals dat is voorgelegd aan de Tweede kamer op 2 december 2013. Eventuele wijzigingen van dit wetsvoorstel kan leiden tot aanpassing van deze verkenning. Voor deze verkenning op de gevolgen op de ICT is het voor KING noodzakelijk geweest om daarbij in een eerder stadium (juli 2013) gemeentelijke software leveranciers te betrekken. Dat is gedaan 3
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
op basis van het wetsvoorstel dat toen bij het Uitvoeringpanel voorlag. Het wetsvoorstel was tot de behandeling in de Tweede Kamer vertrouwelijk. Op verzoek van KING heeft SZW toestemming verleend om de stukken te delen met de betrokken leveranciers op voorwaarde van strikte geheimhouding. Vanwege het vertrouwelijke karakter heeft KING er voor gekozen om in eerste instantie een zo klein mogelijke groep te betrekken, i.c. de leveranciers van uitkeringssystemen van Centric, PinkRoccade en Wigo4it. Om een volledig beeld te krijgen van de gevolgen voor alle gemeentelijke software is het noodzakelijk dat op een later tijdstip ook andere leveranciers en deskundigen betrokken worden. KING heeft de verkenning die zij in juli 2013 in samenwerking met de software leveranciers heeft gemaakt, aangepast op het wetsvoorstel zoals dat nu voorligt bij de Tweede Kamer. Deze latere verkenning is in december 2013 voorgelegd aan dezelfde software leveranciers. KING heeft bij deze verkenning uitsluitend gekeken naar de gevolgen op de ICT bij gemeenten, daar waar deze wetsvoorstellen informatiekundige gevolgen hebben. De volgende aspecten zijn daarbij binnen de scope. ICT componenten; daar waar de gemeentelijke software geraakt wordt, evenals de elektronische voorzieningen als e-WWB en andere e-formulieren. Informatie-uitwisseling; de informatie die nodig is voor een goede taakuitvoering door gemeenten en ketenpartners binnen het DKD. Procesgang; de processen bij gemeenten die geraakt worden door registratie en uitwisseling van bedoelde gegevens. Buiten scope van deze verkenning zijn volgende aspecten: De gevolgen voor de uitkeringsgerechtigden De gevolgen voor de gemeentelijke organisatie en haar medewerkers De gevolgen van de Participatiewet voor sw-bedrijven De kosten die de implementatie van de wetswijzigingen met zich meebrengen
Het rapport Dit rapport van de verkenning beschrijft de wetswijzigingen, de gevolgen daarvan op de ICT gerelateerde zaken en de (on)mogelijkheden van geautomatiseerde ondersteuning. Dit rapport is voornamelijk bedoeld voor intern gebruik binnen KING, de VNG en de gemeentelijke software leveranciers. Daarnaast kunnen op deze wijze ook de gemeenten geïnformeerd worden over de aankomende wijzigingen in de ICT en de processen die daarmee gemoeid zijn. Het rapport levert een advies over de haalbaarheid en de randvoorwaarden om de wijzigingen goed te kunnen implementeren in de praktijk van gemeenten.
Leeswijzer Het wetsvoorstel is uitgewerkt in 8 relevante wijzigingen. In de navolgende paragrafen volgt een beschrijving van die verschillende wijzigingen. Vervolgens wordt per wijziging op hoofdlijnen ingegaan op de gevolgen en ingezoomd op de ICT gevolgen, oplossingen en randvoorwaarden. Paragraaf 9 tenslotte, geeft de conclusie en openstaande vragen weer.
4
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
1. Naamswijziging WWB naar Participatiewet Met de inwerkingtreding van de Participatiewet zal in woord en geschrift gerefereerd moeten worden aan de Participatiewet. De aanduiding WWB, Wet Werk en Bijstand, verdwijnt. De op zichzelf staande term bijstand verdwijnt niet. Ook de benaming ‘bijstandsuitkering’ zal blijven bestaan.
Gevolgen wijziging Naamswijziging van de WWB heeft flinke gevolgen. Documenten, formulieren, beschikkingen, folders, verordeningen, systemen, elektronische voorzieningen etc., moeten allemaal worden aangepast aan de nieuwe naamgeving. Dit kost veel capaciteit en tijd bij gemeenten om na te gaan wat moet worden aangepast en dat vervolgens ook te bewerkstelligen. Voorraden bij gemeenten van bijv. formulieren met de oude naam, kunnen niet meer gebruikt worden. Het is van belang zo snel mogelijk, maar tenminste 6 maanden voor de invoering, duidelijkheid te hebben over de nieuwe naamgeving. Dit voorkomt verdere desinvestering bij gemeenten (in documenten en formulieren etc.) en bovendien zal die tijd nodig zijn voor alle aanpassingen die moeten worden doorgevoerd.
ICT Ook in de systemen bij gemeenten zal de term WWB en de verwijzingen hiernaar, vervangen moeten worden door een andere aanduiding. Daarnaast zullen ook gegevens in het Suwi Gegevens Register (SGR) aangepast moeten worden, evenals het GSD bericht aan DKD en de e-WWB aanvraag. Verwacht wordt ook dat het noodzakelijk zal zijn dat bij het Inlichtingenbureau aanpassingen plaatsvinden in het Sectorloket. Om dit alles tijdig door te kunnen voeren is duidelijkheid over de naamgeving minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding van de Participatiewet een absolute noodzaak.
2. Afsluiten Wsw, beperking doelgroep Wajong Wsw Met de inwerkingtreding van de Participatiewet stopt met ingang van 1 januari 2015 de instroom in de sociale werkvoorziening. De mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot Wsw-indicatie bij UWV wordt 16 weken daarvoor afgesloten (dat is rond 11 september 2014). Mensen die op 31 december 2014 in de Wsw werkzaam zijn op basis van een Wswdienstbetrekking hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en houden hun huidige wettelijke rechten en plichten. De arbeidsvoorwaarden voor deze groep mensen zijn en blijven de verantwoordelijkheid van werknemers en werkgevers (gemeenten). De huidige herindicatie van deze groep blijft in handen van UWV. De criteria voor deze herindicatie wijzigen niet. Het blijft voor gemeenten mogelijk om mensen die in een sw-bedrijf met een Wswdienstbetrekking werkzaam zijn, een begeleid werken dienstbetrekking aan te bieden. Daarbij houden gemeenten de mogelijkheid om mensen die bereid zijn een begeleid werken dienstbetrekking te aanvaarden, een terugkeergarantie te bieden.
5
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Mensen met een geldige Wsw-indicatie die op 31 december 2014 geen Wsw-dienstbetrekking hebben, kunnen met ingang van 1 januari 2015 niet meer instromen in de Wsw. Deze mensen vallen, voor zover zij behoren tot de gemeentelijke doelgroep, vanaf die datum onder de werking van de Participatiewet. Zij kunnen een beroep doen op de ondersteuning door gemeenten. De Wsw geïndiceerde mensen met een uitkering bij UWV kunnen een beroep doen op ondersteuning door UWV. De middelen voor de Wsw voor het zittend bestand worden samengevoegd met de reintegratiemiddelen. De efficiencykorting voor de afbouw WSW zal plaats vinden in 6 jaar, vanaf 2015.
Wajong Vanaf 1 januari 2015 is instroom in de Wajong alleen mogelijk voor jongeren die volledig en duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikken. Het volledige zittende bestand van de Wajong zal UWV beoordelen op de vraag of er sprake is van arbeidsvermogen. Wanneer Wajongeren geen arbeidsvermogen hebben, behouden zij het recht op Wajong. Als er sprake is van arbeidsvermogen, zal het recht op Wajong eindigen. Het recht op Wajonguitkering vervalt zes maanden na de herbeoordeling (beschikking). Zij behoren tot de doelgroep van de Participatiewet en kunnen in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Tussen UWV en gemeenten zal in deze zes maanden overdracht van gegevens plaatsvinden. Het is aan de gemeente om vervolgens maatwerk te bieden met de instrumenten in de Participatiewet. Werkende Wajongeren zullen ook beoordeeld worden en ontvangen daarover een beschikking. Voor hen is het duidelijk dat zij arbeidsvermogen hebben. Deze Wajongeren gaan niet over naar gemeenten maar blijven bij het UWV. Dit duurt zolang zij in hun dienstbetrekking die zij op het moment van de beoordeling hebben, gebruik maken van voorzieningen, zoals loondispensatie of een jobcoach, of naast hun loon een aanvullende uitkering hebben. Dit geldt ook wanneer hun werkgever een tijdelijk contract verlengt. Wanneer hun dienstbetrekking eindigt, gaan zij tot de doelgroep van de Participatiewet behoren. Via lagere regelgeving wordt een einddatum aan de uitzondering voor werkende Wajongeren vastgesteld. Het UWV blijft verantwoordelijk voor de betaling van het re-integratie traject en de lopende voorzieningen voor niet werkende Wajongeren die op het moment van overdracht naar de gemeente een traject of voorziening hebben. De inhoudelijke aansturing van het reintegratietraject of de voorziening wordt door het UWV overgedragen aan de gemeente. Als het re-integratie traject of de voorziening wordt afgesloten, neemt de gemeente de volledige verantwoordelijkheid voor haar rekening, zowel financieel als inhoudelijk. De huidige Wajongeren zullen gefaseerd worden herbeoordeeld. Het voornemen is hierbij is een indeling in drie groepen waarbij UWV voor elke groep een jaar heeft voor de beoordeling op arbeidsvermogen. Het bepalend criterium voor de volgorde is de uitkeringsduur of leeftijd. Dat impliceert dat nWajongeren1 als eerste overgaan. Dit betekent dat in de periode van januari 2015 1
De nWajong (nieuwe Wajong) is de Wajong die geldt vanaf 2010. Iedereen die na 1 januari 2010 is ingestroomd, valt onder de nWajong. De nWajong kent een ander re-integratie- en uitkeringsregime dan de oWajong (oude Wajong).
6
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
tot en met december 2017 UWV de drie groepen kan beoordelen. Vanwege de overgangstermijn van zes maanden komen de beoordeelde Wajongeren geleidelijk in de periode juli 2015 tot en met juni 2018 over naar de gemeenten die zal moeten beoordelen of er recht bestaat op een bijstandsuitkering. Bij lagere regelgeving zal bepaald worden hoe de groepen precies worden samengesteld en vanaf welk moment Wajongeren beoordeeld zullen worden. De voormalig Wajongeren bij wie is vastgesteld dat zij arbeidsvermogen hebben en als gevolg daarvan overgaan naar gemeenten, worden uitgezonderd van de vier weken zoektermijn die in de bijstand zal gaan gelden. Het gaat hier om een eenmalige uitzondering van de zoektermijn ten tijde van de overdracht naar gemeenten. Wanneer zij na verloop van tijd, na uitstroom uit de Participatiewet, opnieuw in de Participatiewet stromen, geldt de zoektermijn wel. Voor Wajongeren met arbeidsvermogen die gaan behoren tot de doelgroep van de Participatiewet is ook de kostendelersnorm van toepassing. Er wordt in dit wetsvoorstel is voor hen geen uitzondering gemaakt of ruimer overgangsrecht beschreven.
Gevolgen wijziging Met de Participatiewet krijgen gemeenten te maken met een flinke toename van het klantenbestand. De verwachting is dat in de structurele situatie ruim 170.000 Wajongeren in de Participatiewet komen. Tot deze groep behoren ook de mensen die al werken. UWV zal de Wajongeren gefaseerd herbeoordelen en overdragen. Hierbij wordt een indeling gemaakt in drie groepen waarbij UWV voor elke groep een jaar heeft voor de herbeoordeling. Dit betekent dat de herbeoordeling door UWV plaats vindt in de periode van januari 2015 tot en met december 2017. Vanwege de overgangstermijn van zes maanden komen de beoordeelde Wajongeren geleidelijk over de periode juli 2015 tot en met juni 2018 over naar de gemeenten. De groep die als gevolg van de beperking van de instroom en de overdracht van de Wajong en afsluiting van de Wsw een beroep kan doen op de Participatiewet zal vanaf 2015 tot en met 2018 zal met circa 30 duizend mensen per jaar toenemen. Na 2018 zal de jaarlijkse toename van de doelgroep voor de Participatiewet naar verwachting met minder dan 10 duizend mensen per jaar toenemen. Bijna de helft daarvan betreft mensen die al bij gemeenten bekend zijn. Dit zijn mensen die bij ongewijzigd beleid zouden zijn ingestroomd in de Wsw. Bij de overdracht van de Wajongeren van UWV naar de gemeenten vindt overdracht plaats van de gegevens. Er zijn afspraken nodig tussen UWV en gemeenten om het proces voor zowel de instanties als de klant vlot en zonder problemen te laten verlopen. Gemeenten zullen willen weten wie, hoeveel en wat er op hun afkomt. Een ‘warme overdracht’ kan veel verschil maken. Het is nog niet bekend wat er overgedragen wordt en hoe dit plaats gaat vinden. Wajongeren die na het beëindigen van het recht op Wajong aangewezen zijn op een bijstandsuitkering, worden eenmalig uitgezonderd van de zoekperiode van 4 weken.
7
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
ICT Er worden de volgende ICT gevolgen verwacht. De ‘warme overdracht’ van de Wajongeren naar de gemeenten heeft gevolgen voor de informatieuitwisseling tussen UWV en gemeenten. Omdat inhoud en vorm daarvan nu niet bekend zijn kunnen de eventuele gevolgen voor de ICT niet ingeschat worden. SZW, UWV en VNG zijn hiermee doende. KING wordt daarbij betrokken. De uitzondering op de verplichte zoekperiode bij aanvragen van ex-Wajongeren, heeft gevolgen voor de e-WWB. Daarin moet een aanpassing plaatsvinden om deze groep direct te kunnen laten aanvragen. Een zelfde uitzondering bestaat nu al voor klanten die instromen na hun WW uitkering. Daar moet nu een groep aan worden toegevoegd. Het eventuele monitoren van de uitstroom Wsw zal waarschijnlijk alleen de Wsw statistieken raken. Bij meer of veranderende uitvraag hierover, zal dat ook ICT gevolgen hebben. Het is mogelijk dat gemeenten zelf willen zien in hun bestanden in welke mate de nieuwe instroom beperkingen heeft op het gebied van arbeid. In dat geval kunnen zij zelf hun softwareleverancier verzoeken om registratie mogelijkheden.
3. Extra banen en de quotum regeling Werkgevers in de markt (inclusief zorg) stellen zich garant voor 100.000 extra banen (oplopend tot in 2025) voor mensen met een arbeidsbeperking. In aanvulling daarop stelt de overheid zich garant voor een maximum van 25.000 banen (oplopend tot eind 2024). De doelgroep voor zowel de garantstelling van de banen als voor het quotum zijn de mensen met een arbeidsbeperking die arbeidsvermogen hebben, maar niet het WML (Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag) kunnen verdienen. Deze groep zit nu nog gedeeltelijk in de Wajong, WWB en Wsw. De gemaakte afspraken zijn niet vrijblijvend. De regering bereidt een wettelijk quotum voor dat in werking treedt als werkgevers minder banen realiseren dan is afgesproken.
Gevolgen wijziging De bedoeling van deze regeling is om meer mensen met een arbeidsbeperking via een reguliere baan aan de slag helpen. Deze maatregel hangt samen met het afsluiten van de Wsw en de beperking van de instroom Wajong. De inspanningen liggen bij de werkgevers.
ICT Er worden vooralsnog geen ICT gevolgen voor gemeenten verwacht. Op dit moment is het onbekend of er geregistreerd moet worden in verband met de afspraken in het sociaal akkoord en de quotumregeling, waar die registratie moet plaatsvinden en door wie. Bovendien is niet duidelijk wie gaat toezien op naleving van de afspraken. De verwachting is dat dit alles niet bij gemeenten komt te liggen. Mocht dit wel het geval zijn dan zal extra registratie, naast administratieve lasten, ook ICT gevolgen hebben. 8
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
4. Loonkostensubsidie De Participatiewet introduceert een specifiek instrument loonkostensubsidie voor mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan zo nodig voor een langere periode worden ingezet en is gericht op mensen met een arbeidsbeperking. Met dit instrument compenseert de overheid werkgevers tot maximaal 100 procent van het WML voor de verminderde productiviteit van de werknemer. Gemeenten kunnen het instrument inzetten voor mensen met een arbeidsbeperking die bij een werkgever werken. Wanneer iemand aan de slag gaat, ontvangt hij van de werkgever een loon conform de voor de bedrijfstak geldende collectieve arbeidsovereenkomst (cao), of (indien er geen cao van toepassing is) ten minste conform de WML. Wanneer de werknemer tot de doelgroep behoort en bij een werkgever aan de slag kan, wordt de loonwaarde op de werkplek vastgesteld. De werkgever betaalt het loon aan de werknemer. De werkgever ontvangt loonkostensubsidie van de gemeente voor het verschil tussen de loonwaarde en het WML. Als de werkgever loon betaalt conform een cao dat hoger is dan het WML, dan betaalt de werkgever ook het verschil tussen het WML en het cao-loon. In de optimale situatie groeit een werknemer toe naar een baan waarmee hij zelfstandig het minimumloon kan verdienen. Voor sommige mensen zal dit onhaalbaar blijken te zijn. Het nieuwe instrument loonkostensubsidie kan zo nodig structureel worden ingezet. Eenduidige toepassing van dit instrument loonkostensubsidie is voor werkgevers van groot belang. Daarom is over de inzet van loonkostensubsidie afstemming tussen gemeenten en werkgevers op regionaal niveau noodzakelijk binnen de 35 regionale Werkbedrijven. De regering zal monitoren hoe vaak gemeenten loonkostensubsidie inzetten. Naast dit specifieke instrument loonkostensubsidie kan de gemeente middelen uit het gebundeld re-integratiebudget inzetten voor bijvoorbeeld de begeleiding van deze mensen. De gemeente kan echter niet naast de loonkostensubsidie nog een andere subsidie in de loonkosten verlenen aan de werkgever. Voor mensen die niet tot de doelgroep voor loonkostensubsidie behoren, kunnen gemeenten wel andere vormen van subsidie voor de loonkosten blijven inzetten. Kabinet en sociale partners zijn overeengekomen dat de compensatie aan de werkgever via één instrument verloopt, namelijk via loonkostensubsidie, en dat de werkgever niet ook deels via de mobiliteitsbonus wordt gecompenseerd. Gemeenten bepalen ambtshalve of op schriftelijk verzoek van een klant of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
Doelgroep De doelgroep voor loonkostensubsidie zijn mensen die wel arbeidsvermogen hebben, maar verminderd productief zijn. Het gaat erom of iemand bij welke werkgever dan ook niet in staat is om 100 procent WML te verdienen. Ook niet als de werkgever de werkplek voor betrokkene aan zou passen en geschikt zou maken. Dat houdt in dat zij een verminderde productiviteit per uur hebben.
9
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
De Participatiewet gaat in principe uit van alle mensen voor wie de gemeente reintegratieverantwoordelijkheid heeft. Dat betekent dat behalve mensen die algemene bijstand ontvangen of de mensen die wel tot de gemeentelijke doelgroep behoren, maar nietuitkeringsgerechtigde zijn, ook mensen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet, mensen die nu al aan de slag zijn met andere ondersteuning van de gemeente en mensen met een IOAW- of IOAZ-uitkering, in aanmerking komen voor de doelgroep loonkostensubsidie. Loonkostensubsidie wordt alleen ingezet voor diegenen met een loonwaarde van minder dan 100 procent van het WML. Voor mensen met een loonwaarde van tenminste 100 procent van het WML kan de gemeente vanuit het participatiebudget andere instrumenten inzetten om mensen aan het werk te helpen, zoals een proefplaatsing. Voor mensen met alleen een medische urenbeperking, zonder verdere arbeidsbeperkingen, kan en hoeft geen loonkostensubsidie te worden ingezet. Deze mensen kunnen met een werkgever een deeltijd dienstverband overeenkomen en verdienen tenminste het minimumloon naar rato van het aantal contracturen. Gemeenten bepalen zelf –binnen de kaders van de Participatiewet - wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort en kiezen ook zelf voor de manier waarop zij bepalen of mensen tot de doelgroep behoren. Gemeenten kunnen de selectie zelf doen of hiervoor een organisatie (bijvoorbeeld UWV) inschakelen.
Loonwaarde en loonwaardebepaling Mensen die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en aan de slag gaan bij een werkgever, ontvangen van de werkgever tenminste WML of het cao-loon. De werkgever ontvangt loonkostensubsidie voor het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en WML. Gemeenten bepalen de loonwaarde. De loonwaarde moet objectief vastgesteld worden. De methode om de loonwaarde te bepalen moet voldoen aan minimumeisen. De loonwaarde moet de prestatie van de werknemer bepalen. De loonwaarde mag niet afhangen van degene die de loonwaarde bepaalt. Verder moet transparant zijn hoe tot de loonwaarde is gekomen. De methode moet inzichtelijk beschreven en betrouwbaar zijn. De methode moet richtlijnen bevatten om te komen tot de loonwaarde van een werknemer op een werkplek, die de prestatie van de werknemer weergeeft. Het is van belang dat de kwaliteit van de loonwaardebepaling zo wordt geborgd. De regering vindt het van belang dat binnen de 35 regionale Werkbedrijven (zie paragraaf 6) afspraken worden gemaakt over de minimumeisen waaraan een methode ter bepaling van de loonwaarde moet voldoen. De regering gaat er vanuit dat gemeenten het initiatief nemen om deze afspraken te maken. Als de afspraken over minimumeisen binnen de Werkbedrijven niet of niet tijdig voor de inwerkingtreding van de Participatiewet tot stand zijn gekomen, legt de regering minimumeisen in lagere regelgeving vast. De loonwaarde wordt jaarlijks herbepaald. Wanneer de loonwaarde van de werknemer toeneemt, hoeft de werkgever minder gecompenseerd te worden voor productiviteitsverlies. De loonkostensubsidie kan ook worden ingezet voor mensen die via de voorziening beschut werk (zie paragraaf 5) aan de slag gaan. Voor deze groep wordt de loonwaarde driejaarlijks opnieuw vastgesteld.
10
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Hoogte en duur van de loonkostensubsidie Loonkostensubsidie bedraagt nooit meer dan 70 procent van het WML. De kosten voor de werkgever zijn dus minimaal 30 procent WML plus het eventuele verschil tussen WML en cao-loon. Ook wanneer de loonwaarde beneden de 30 procent ligt (maar boven de 20%) is het ‘ontbrekende’ deel voor rekening van de werkgever die altijd tenminste 100 procent WML moet betalen. Loonkostensubsidie kan ook worden ingezet voor mensen met een arbeidsbeperking die in een deeltijd dienstverband aan de slag kunnen. Dit is van belang voor de arbeidsinschakeling van mensen die naast een verminderde productiviteit een medische urenbeperking hebben. De werknemer ontvangt dan een cao-loon of WML naar rato van het aantal arbeidsuren. De loonkostensubsidie compenseert dan het verschil tussen het naar rato verminderde WML en de naar rato verminderde loonwaarde. Het verschil tussen het naar rato verminderde WML en het naar rato verminderde cao-loon komt voor rekening van de werkgever. Werknemers met een deeltijd dienstverband die met het naar rato verminderde cao-loon een inkomen lager dan het sociaal minimum bereiken, kunnen voor aanvullende bijstand in aanmerking komen. Gemeenten kunnen loonkostensubsidie zo nodig onbeperkt (tot de pensioengerechtigde leeftijd van de werknemer) inzetten. De loonwaarde wordt jaarlijks, en ingeval van beschut werk driejaarlijks, herbepaald. Zo wordt de ontwikkeling van (de loonwaarde van) werknemers gevolgd. Voor diegenen met een blijvende loonwaarde van minder dan 100 procent WML is loonkostensubsidie een structureel instrument gericht op duurzame arbeidsparticipatie. Loonkostensubsidie stopt als bij de herbeoordeling de loonwaarde op 100 procent wordt vastgesteld.
Verhuizingen Het kan voorkomen dat mensen die met loonkostensubsidie werken verhuizen maar wel bij dezelfde werkgever blijven werken. Uit het nader rapport bij het wetsvoorstel Invoering Participatiewet: Wanneer een werknemer die met loonkostensubsidie in een dienstbetrekking werkt, verhuist naar een andere gemeente, blijft het college van de gemeente die het besluit tot toekenning van loonkostensubsidie oorspronkelijk nam voor de duur van die dienstbetrekking verantwoordelijk voor de doelgroepvaststelling, de periodieke loonwaardebepaling en de vaststelling van de loonkostensubsidie. Het college van deze gemeente blijft ook verantwoordelijk voor de betaling van de loonkostensubsidie aan de werkgever waarmee de dienstbetrekking is overeengekomen. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een werkgever bij verhuizing van een werknemer naar een andere gemeente te maken krijgt met een andere lokale benadering.
Doorwerking in werknemersverzekeringen De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de Ziektewet worden aangepast. In de Wet WIA wordt het arbeidsongeschiktheidscriterium aangepast. Op grond van dat criterium wordt bepaald of sprake is van volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet WIA voor mensen die met loonkostensubsidie werken op het moment dat ze arbeidsongeschikt worden. Het aangepaste criterium voorkomt dat werknemers die werken met loonkostensubsidie en ziek worden, altijd volledig arbeidsongeschikt worden verklaard. De wijziging van de Wet WIA regelt dat het UWV voor mensen die op basis van loonkostensubsidie werkten op het moment dat ze arbeidsongeschikt werden, ook kan bekijken wat zij nog kunnen 11
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
verdienen met arbeid waartegen geen geldelijke beloning van ten minste het WML zou staan. De mensen die het betreft behoren, ook als ze recht op een WIA-uitkering krijgen, altijd nog tot de doelgroep loonkostensubsidie van de Participatiewet. De wijziging van de Wet WIA geeft de ruimte de regels van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten aan te passen. Dit maakt het onder meer mogelijk om taken te beschrijven met een loonwaarde onder het WML voor de schatting van de groep die met loonkostensubsidie heeft gewerkt. Het arbeidsongeschiktheidscriterium in de Ziektewet wordt gebruikt om vast te stellen of men recht heeft op het tweede jaar Ziektewet. Ook dit criterium wordt aangescherpt. Het gaat om het arbeidsongeschiktheidscriterium in het tweede ziektejaar, waarbij niet meer gekeken wordt of de werknemer zijn arbeid kan verrichten (dat is de laatstelijk verrichtte arbeid voordat hij ziek werd) maar gekeken wordt naar wat de werknemer nog met gangbare arbeid kan verdienen. Als de werknemer hiermee 65% van zijn ‘maatmaninkomen’ kan verdienen, komt hij niet meer voor een ZW-uitkering in aanmerking. Hij kan in dat geval wel voor een WW-uitkering in aanmerking komen. Het wordt mogelijk gemaakt dat ook werknemers die op basis van loonkostensubsidie hebben gewerkt na de beoordeling minder dan 35 procent arbeidsongeschikt kunnen worden verklaard, en daarmee geen recht krijgen op het tweede jaar Ziektewet. Zonder deze aanpassing van het criterium in de Ziektewet zou deze beoordeling bij werknemers die hebben gewerkt met loonkostensubsidie altijd leiden tot het oordeel 100 procent arbeidsongeschikt en daarmee automatisch leiden tot een recht op het tweede jaar ZW-uitkering. Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de informatie uitwisseling binnen de keten van werk en inkomen. UWV zal voor een juiste toepassing van de nieuwe criteria informatie van de gemeenten nodig hebben over de loonkostensubsidie.
Pensioenopbouw bij loonkostensubsidie Mensen die met loonkostensubsidie werken, vallen onder de arbeidsvoorwaarden van hun werkgever. Zij ontvangen van de werkgever een loon conform de voor de bedrijfstak geldende cao, of ten minste conform het WML. Over dit loon wordt pensioen opgebouwd. De meeste pensioenregelingen kennen een drempelbedrag, de franchise, waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt. Ingeval iemand (met loonkostensubsidie) in deeltijd werkt, ontvangt hij een salaris dat verminderd is naar rato van het aantal contracturen. Bij de berekening van het pensioen voor iemand die in deeltijd werkt, wordt de franchise vermenigvuldigd met dezelfde deeltijdfactor. Daardoor wordt eerder pensioen opgebouwd dan wanneer de volledige franchise zou worden toegepast.
Gevolgen wijziging De gemeenten stellen hun beleid van een aantal instrumenten in samenhang vast in een verordening. Die instrumenten zijn de no-riskpolis, werkvoorzieningen, beschut werk en loonkostensubsidie. Gemeenten moeten, voorafgaand aan besluitvorming in de gemeenteraad, de verordening bespreken met vertegenwoordigers van de gemeentelijke doelgroep. In de verordening moet over loonkostensubsidie tenminste de volgende elementen worden vastgelegd: • De wijze waarop de gemeente vaststelt wie tot de doelgroep voor loonkostensubsidie hoort; • De methode en de procedure rondom het bepalen van de loonwaarde.
12
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Over de inzet van de loonkostensubsidie en de minimumeisen voor loonwaardebepaling wordt verwacht dat er afstemming plaatsvindt tussen gemeenten en werkgevers op regionaal niveau binnen de 35 regionale Werkbedrijven. Klanten kunnen ook zelf loonkostensubsidie aanvragen. Beslissingen over loonkostensubsidie en loonwaardebepalingen staan open voor bezwaar en beroep. Bij verhuizingen van mensen die met loonkostensubsidie bij dezelfde werkgever blijven, zullen de vorige en huidige gemeente onderling contact moeten hebben om een goede uitvoering te borgen.
ICT Voor het onderdeel loonkostensubsidie zijn er zeker ICT gevolgen. De grootte daarvan is mede afhankelijk van de inhoud en vorm van de uitvraag over loonkostensubsidie die SZW en CBS vaststellen. Die uitvraag is nu nog onbekend. Gemeenten betalen ook nu al een vorm van loonkostensubsidie aan werkgevers. Dat doen zij vanuit de financiële systemen bij gemeenten. Dat zijn andere systemen, en vaak ook van andere leveranciers, dan voor de uitkeringen waarin betalingen aan klanten plaatsvinden. Bij betaling van de loonkostensubsidie aan werkgevers uit financiële systemen zijn de klanten niet zichtbaar in het uitkeringensysteem als er geen aanvullende uitkering is. De klanten kunnen wel zichtbaar zijn in de re-integratie systemen. Daar zal in staan dat er sprake is van loonkostensubsidie, wat de vastgestelde loonwaarde is en de data waarop loonkostensubsidie en loonwaarde is gaan gelden. Financiële informatie over de loonkostensubsidie is niet beschikbaar in de re-integratiesystemen. Als het betalingsverkeer voor de nieuwe vorm van loonkostensubsidie ook via de financiële systemen kan plaatsvinden worden er geen grote ICT gevolgen verwacht. Dat er loonkostensubsidie verstrekt wordt aan een klant is op BSN niveau relatief makkelijk te registreren in de re-integratiesystemen waaruit nu ook al informatie wordt verstrekt in de statistieken. Maar als gevraagd gaat worden om ook het wat van die loonkostensubsidie te vermelden dan ligt dat een stuk lastiger. Als besloten wordt tot uitvraag op BSN niveau van financiële informatie over loonkostensubsidie, dan zijn de gevolgen voor de ICT aanmerkelijk groter. Financiële systemen zijn veelal niet ingericht op aanlevering van informatie op BSN niveau. Er zal dan nader bekeken moeten worden welke aanpassingen nodig zijn en in welk systeem. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om het uitkeringensysteem aan te passen op betalingen loonkostensubsidie aan werkgevers of het overnemen van administratie uit het financiële systeem in het uitkeringensysteem of aanpassingen en ontsluitingen van financiële systemen. Voor het berekenen van het precieze bedrag van de loonkostensubsidie door gemeenten kan een rekentool nodig of gewenst zijn. Op dit moment is dat nog onbekend, dit zal later aan gemeenten gevraagd moeten worden. Er zijn een aantal gevolgen voor de ICT die al wel duidelijk zijn. Er moet registratie mogelijk worden gemaakt van aanvragen loonkostensubsidie door de klant zelf. De loonkostensubsidie zal zeker leiden tot gewijzigde uitvraag in de Statistiek Re-integratie Gemeenten en het is ook nodig om die gegevens uit te wisselen via het GSD bericht voor DKD, zodat bij verhuizingen de volgende gemeente kennis kan nemen van het bestaan van loonkostensubsidie. 13
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Voor de jaarlijkse of driejaarlijkse vaststelling van de loonwaarde zal er een signaalfunctie in de systemen moeten zijn ter ondersteuning van het proces. Daarnaast kan het ook nodig zijn om informatie uit te wisselen met instanties die de loonwaarde vaststelling doen voor de gemeente. UWV heeft voor de beoordeling van WIA en ZW aanvragen extra informatie van gemeenten nodig. Daarvoor is door KING al contact opgenomen met UWV voor een analyse maar die moet nog plaatsvinden. Gedacht wordt aan de volgende gegevens: begin- en einde datum loonkostensubsidie, datum vaststelling en het percentage van de loonwaarde en of er sprake is van een no-riskpolis en de datum daarvan. Om de precieze gevolgen op de ICT te kunnen vaststellen en mogelijk systeemwijzigingen te kunnen doorvoeren is in een vroeger stadium, uiterlijk februari 2014, duidelijkheid nodig over al dan niet financiële uitvraag loonkostensubsidie op BSN niveau. Voor het inbouwen van registratiemogelijkheden, het zorg dragen voor een juiste aanlevering van statistiek, het aanpassen van het GSD bericht en de implementatie daarvan bij leveranciers en gemeenten, is het noodzakelijk om minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding van de wet over de specificaties (inhoud, vorm en frequentie) te kunnen beschikken. Daarbij moet ook besloten zijn welke gemeente bij verhuizingen van mensen met loonkostensubsidie, verantwoordelijk is voor de aanlevering van de gegevens.
5. Beschut werken Mensen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt kunnen in aanmerking komen voor de voorziening beschut werken. Het gaat dan om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Dat neemt niet weg dat gemeenten deze dienstbetrekking ook kunnen organiseren bij een reguliere werkgever die deze begeleiding en aanpassingen wel, met ondersteuning door een gemeente, kan aanbieden. Het gaat om een breed scala van aanpassingen. Bijvoorbeeld fysieke aanpassingen aan de werkplek of de werkomgeving, een uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur. Of iemand in aanmerking komt voor beschut werk hoeft niets te zeggen over de mate van productiviteit van deze persoon. De voorziening is juist bedoeld voor mensen die met deze (structurele) ondersteuning wel in staat zijn om loonvormende arbeid te verrichten. De gemeente bepaalt wie voor beschut werk in aanmerking komt. Gemeenten geven de voorziening beschut werk vorm en inhoud. Het gaat hierbij altijd om een dienstbetrekking. Gemeenten betrekken bij het organiseren van beschut werk het Werkbedrijf. Hoe zij de dienstbetrekking organiseren, via een gemeentelijke dienst, NV, BV of Stichting, behoort tot de beleidsvrijheid van gemeenten. Ook kunnen gemeenten mensen (via detachering) in een beschutte omgeving bij reguliere werkgevers laten werken. Beloning van de werknemers met een dienstbetrekking beschut werk, geschiedt volgens de cao van de branche waarin zij werkzaam zijn of (indien er geen cao van toepassing is) ten minste conform het WML. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om het instrument loonkostensubsidie in te zetten. Gemeenten kunnen voor mensen in beschut werk volstaan met het eens in de drie jaar bepalen van de loonwaarde. 14
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Gemeenten bepalen zelf de vorm, inhoud en intensiteit van de instrumenten (inclusief loonkostensubsidie) die ze aan mensen aanbieden en de duur van de ondersteuning. Er komt dan ook geen landelijke indicatiestelling. De regering gaat de inzet van de voorziening beschut werk volgen. Gemeenten leggen in de bestaande re-integratie statistiek de inzet van deze voorziening vast.
Gevolgen wijziging In de verordening voor beschut werk moeten de regels voor de aard en omvang van de voorziening en de doelgroep hiervoor worden vastgelegd. Gemeenten moeten, voorafgaand aan besluitvorming in de gemeenteraad, de verordening bespreken met vertegenwoordigers van de gemeentelijke doelgroep. Vevolgens moeten gemeenten vorm geven aan beschutte werkplekken. De 35 Werkbedrijven worden bij de organisatie van beschut werk ingezet. Gemeenten kunnen voor het indiceren van de doelgroep gebruik maken van andere partijen, bijvoorbeeld van UWV. De klant kan ook zelf ondersteuning in de vorm van beschut werk aanvragen bij de gemeente. De beslissing staat open voor bezwaar en beroep. Gemeenten zijn als werkgever, bij het starten van dienstbetrekkingen voor beschut werk, verantwoordelijk voor de salariëring. Dit is niet nieuw, ook nu al vindt dit plaats bij Wswdienstbetrekkingen via sw-bedrijven.
ICT Er worden ICT gevolgen verwacht in de registratie. Beschut werken zal terug komen als nieuwe uitvraag in de SRG (Statistiek Re-integratie Gemeenten). Dit betekent dat het geregistreerd moet kunnen worden in de daarvoor bestemde systemen. Ook het GSD bericht voor DKD wordt hierdoor geraakt omdat dit informatie is die gemeenten met elkaar zullen willen/moeten uitwisselen. Er moet registratie mogelijk worden gemaakt van aanvragen beschut werk door de klant zelf. In het uitkeringensysteem zijn klanten met beschut werk niet zichtbaar als er geen aanvullende uitkering is. Eventuele uitvraag van financiële informatie op BSN niveau zal dan ook uit andere systemen van mogelijk ook andere leveranciers gehaald moeten worden. De mogelijkheden daartoe zijn onbekend (zie ook paragraaf 4). Voor het inbouwen van registratiemogelijkheden, het zorg dragen voor een juiste aanlevering van statistiek, het aanpassen van het GSD bericht en de implementatie daarvan bij leveranciers en gemeenten, is het noodzakelijk om minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding over de specificaties (inhoud, vorm en frequentie) te kunnen beschikken.
15
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
6. Werkbedrijven In het sociaal akkoord is de afspraak gemaakt dat sociale partners en gemeenten 35 Werkbedrijven gaan vormen om mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen bij reguliere werkgevers of via beschut werk. Werkgevers hebben toegezegd dat zij op regionaal niveau betrokken willen zijn bij de financiering van de Werkbedrijven. De Werkbedrijven gaan de verbindende schakel vormen tussen mensen met een arbeidsbeperking en werkgevers. Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de Werkbedrijven en werken daarbij nauw samen met sociale partners en UWV in de Werkkamer. Uitgangspunt is te komen tot een praktische en werkbare invulling die gemeenten en bedrijven helpt en onnodige bureaucratie voorkomt. De uitwerking is erop gericht om tot de gewenste eenduidige regionale aanpak voor bedrijven en mensen met een arbeidsbeperking te komen. De regionale indeling van de 35 Werkbedrijven volgt de huidige 35 regionale arbeidsmarktregio’s. Daarbij wordt aangesloten bij de voorwaarden die de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (wet SUWI) stelt en de al bestaande infrastructuur zoals werkpleinen en werkgeversservicepunten. De bepalingen uit de wet SUWI moeten per 1 januari 2015 volledig geïmplementeerd zijn. De regionale aanpak laat onverlet dat gemeenten een belangrijke rol (blijven) vervullen naar lokale werkgevers. De huidige sw-bedrijven gaan door met het hervormingsproces tot een meer efficiënte bedrijfsvoering. Het ligt niet voor de hand om dit pad te doorkuisen met gedwongen fusies. In de Wet SUWI zal een bepaling worden opgenomen op grond waarvan nadere regels worden gesteld over de vorm van samenwerking in de werkbedrijven. Het werkbedrijf is vormvrij. In elke regio zal onder regie van het werkbedrijf een aantal functionaliteiten worden aangeboden. Het gaat hierbij om activiteiten zoals de dienstverlening aan werkgevers, het zorgdragen voor een eenduidige inzet van instrumenten (zoals loonkostensubsidie, proefplaatsing en jobcoaching), de verstrekking van voorzieningen (zoals werkplekaanpassingen), de inzet van de no-riskpolis en het maken van afspraken over de organisatie van beschut werk. Het is aan de regio om te bepalen wie de uitvoering hiervan doet, er is ruimte voor regionale differentiatie. Per regio moet nader bezien worden door de samenwerkende partners hoe het beschut werk er het best kan worden vormgegeven, waar het aan gemeenten is om de uiteindelijke vorm te bepalen.
Gevolgen wijziging Gemeenten moeten in samenwerking met sociale partners en UWV vorm gaan geven aan 35 regionale Werkbedrijven. Per regio moet nader bezien worden door de samenwerkende partners hoe beschut werk het best kan worden vormgegeven. Het is aan gemeenten om de uiteindelijke vorm te bepalen. Eenduidige toepassing van het instrument loonkostensubsidie is voor werkgevers van groot belang. Daarom is over de inzet van loonkostensubsidie afstemming op regionaal niveau noodzakelijk tussen gemeenten en werkgevers binnen de Werkbedrijven.
16
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Partners kunnen bijvoorbeeld gezamenlijk in kaart gaan brengen wanneer mensen voor beschut werk in aanmerking komen, hoe de loonwaarde bepaald wordt en waar beschut werk zich bevindt: bij een reguliere werkgever (al dan niet met begeleiding), via detachering of intern georganiseerd.
ICT De ICT gevolgen zijn onbekend omdat het nu nog niet duidelijk is hoe de werkbedrijven er uit gaan zien en in hoeverre zij van elkaar gaan verschillen. Op een later tijdstip kan bij de vormgeving van de 35 Werkbedrijven behoefte ontstaan aan bijvoorbeeld bepaalde informatie-uitwisseling of nieuwe vormen daarvan. De ontwikkelingen in de werkbedrijven zullen dan ook gevolgd moeten worden.
7. Financiële compensatie zorgbehoeftigden Er komt er een regeling die gemeenten in staat stelt door middel van individueel maatwerk voor kwetsbare groepen met een zorgbehoefte de effecten van de kostendelersnorm te compenseren. Hiervoor is in de structurele situatie 100 miljoen euro beschikbaar. De regering beoogt hiermee gemeenten in staat te stellen om een financiële compensatie te bieden specifiek aan personen met een langdurige zorgbehoefte die te maken krijgen met een inkomstendaling als gevolg van de kostendelersnorm.
Gevolgen wijziging Dit is een nieuwe regeling voor een aparte doelgroep die de gemeente moet gaan herkennen. De inhoud van de regeling is nog onbekend maar individueel maatwerk impliceert dat het aan gemeenten is in de voorkomende uiteenlopende situaties met verschillen in huishoudtype, zorgbehoefte, inkomenshoogte, vermogen, noodzakelijke bestaanskosten, zorgkosten, etc., van geval tot geval te beoordelen of, en zo ja in welke mate compensatie van het inkomensverlies noodzakelijk is. Dit zal alertheid en registratie in de uitvoering vragen. Voor gemeenten waarbij dienstverlening voor werk en inkomen gescheiden is van maatschappelijke ondersteuning is het een stuk lastiger om zicht te krijgen op de doelgroep en de zorgbehoefte van de klant.
ICT De gevolgen voor de ICT kunnen niet ingeschat worden omdat de inhoud en vorm van deze regeling onbekend is. De regeling kan verschillende vormen hebben zoals een aparte regeling voor verstrekkingen, een mogelijkheid binnen bijzondere bijstand of een uitzondering op de kostendelersnorm. Iedere vorm heeft andere gevolgen op de geautomatiseerde systemen. Daarbij is het ook van belang te weten of het zal gaan om een verstrekking die al dan niet fiscaal belast is. Om de ICT tijdig aan te passen is in een vroeg stadium (1e kwartaal 2014) duidelijkheid over de vorm van de regeling noodzakelijk. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat een aparte regeling voor verstrekkingen meer tijd en capaciteit zal vragen dan opname binnen bestaande mogelijkheden (bijzondere bijstand) of het toepassen van uitzonderingen.
17
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Verwacht mag worden dat deze regeling apart uitgevraagd zal gaan worden in de BijstandsUitkeringen Statistiek (BUS). De uitvraag is afhankelijk van de gekozen vorm van de regeling. Extra uitvraag van nieuwe of andere informatie heeft invloed op de registratie en de ICT. Om die registratie en ICT tijdig op orde te hebben is het noodzakelijk minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding over de specificaties (inhoud, vorm en frequentie) te kunnen beschikken.
8. Informatiearrangement De Participatiewet biedt gemeenten vrijheid om te bepalen welke ondersteuning mensen nodig hebben en welke vorm deze ondersteuning precies moet krijgen. Deze vrijheid past bij de verantwoordelijkheid van gemeenten voor een integraal beleid dat goed aansluit bij de lokale arbeidsmarktsituatie. Deze vrijheid vraagt er wel om dat gemeenten en sw-bedrijven kunnen laten zien welke resultaten zij bereiken, aan burgers, de gemeenteraad, andere gemeenten en het Rijk. Om op landelijk niveau beter inzicht te krijgen in de resultaten van gemeenten en sw-bedrijven, en om de effecten van de Participatiewet te monitoren, wil de regering tot een informatiearrangement met gemeenten komen. Dit informatiearrangement wordt nader uitgewerkt. De regering zal het evenwicht tussen de uitstroom uit de sociale werkvoorziening en de instroom in de markt- en premiegesubsidieerde en collectieve sectoren en beschut werk, jaarlijks monitoren en de Tweede Kamer over de voortgang informeren. Ook zal de regering een nulmeting uitvoeren van het aantal mensen dat meetelt voor de baangarantie en dit aantal jaarlijks monitoren. In de verdere uitwerking wil de regering optrekken met Divosa, Cedris en de VNG.
Gevolgen wijziging De gevolgen zijn nog onbekend omdat het informatiearrangement nog uitgewerkt moet worden. Het is mogelijk dat dit leidt tot extra registratie en uitvraag van nieuwe of andere informatie bij gemeenten.
ICT Eventuele extra uitvraag van nieuwe of andere informatie heeft invloed op de registratie, de administratieve laste en de ICT. Om die registratie en ICT tijdig op orde te hebben is het noodzakelijk minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding over de specificaties (inhoud, vorm en frequentie) te kunnen beschikken. Als de uitwerking van het informatiearrangement vertraagd wordt en er toch met terugwerkende kracht informatie opgevraagd gaat worden, dan zal dit leiden tot extra administratieve lasten bij gemeenten.
9. Conclusie en openstaande vragen Conclusie Zoals eerder in de inleiding aangegeven zijn in de verkenning de gevolgen van de wetswijzigingen voor uitkeringsgerechtigden en voor de gemeentelijke organisatie buiten beschouwing gebleven. Die gevolgen zijn er zeker maar komen niet terug in dit rapport of in de conclusies. 18
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
Voor de voorgestelde wetswijziging, zoals die nu bekend is, geldt dat de gevolgen op de ICT niet goed in te schatten zijn. Op dit moment zijn er bij verschillende inhoudelijke wijzigingen nog teveel onduidelijkheden. De naamsverandering (van WWB naar Participatiewet) heeft flinke gevolgen. De ICT gevolgen bij de andere inhoudelijke wijzigingen zijn sterk afhankelijk van de mate en vorm van de uitvraag. Om de geautomatiseerde systemen aangepast, uitgerold naar gemeenten en beschikbaar te hebben, is in een vroeg stadium helderheid nodig. Dit is vooral nodig voor de al dan niet financiële uitvraag op BSN niveau bij loonkostensubsidie en beschut werk en voor de vorm van de nieuwe regeling die zorgbehoeftigeden compenseert. NB. Deze beoordeling is sec van toepassing op de Participatiewet 2015, de gevolgen van de andere twee decentralisaties (transitie jeugdzorg en AWBZ) zijn hier niet in opgenomen. Gezien de integraliteit, overlap, complexiteit en de uitwerkingen van andere regelingen in bijvoorbeeld de belastingwetgeving, kan het betekenen dat de ICT gevolgen groter zijn dan nu ingeschat. Eventuele wijzigingen in het wetsvoorstel moeten opnieuw bekeken worden op de gevolgen daarvan.
Alle wijzigingen In deze verkenning zijn vanuit het wetsvoorstel 8 verschillende wijzigingen onderkend. Voor 3 wijzigingen zijn de ICT gevolgen geheel onbekend en bij 5 wijzigingen zijn er wel al duidelijk ICT gevolgen te verwachten. In onderstaande tabel zijn de ICT gevolgen per wijziging samengevat. Soort wijziging
ICT gevolgen Gemeentelijke
Statistiek
systemen 1. Naamswijziging
X
X
2. Wsw-Wajong
?
?
GSD
e-
Overig*
bericht
WWB
X
X
X
X
?
3. Extra banen en quotumregeling 4. Loonkostensubsidie
X
X
X
?
5. Beschut werken
X
X
X
?
6. Werkbedrijven
?
7. Financiële compensatie zorgbehoeftigden 8. Informatiearrangement
?
?
?
X+?
X
?
?
X ?
*Overig staat hier voor overige systemen of voorzieningen waarbij aanpassingen nodig zijn. Zie voor specificatie de desbetreffende paragrafen.
Wijzigingen in ICT, registratie en uitvraag. Bij 5 van de wijzigingen zijn ICT gevolgen aanwezig. Dit betreft: 1. Naamswijziging WWB naar Participatiewet De naamswijziging vraagt aanpassing van alle systemen, elektronische voorzieningen, documenten, formulieren, beschikkingen, folders, verordeningen, etc. Dit vraagt veel capaciteit en tijd bij gemeenten en heeft ook directe gevolgen voor het GSD-bericht voor DKD en de e-WWB.
19
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
2. Instroom ex-Wajong en afsluiting Wsw De aanvragen voor bijstand van ex-Wajongeren moeten uitgezonderd worden van de 4 weken zoektermijn in de e-WWB. Uitvraag over ex-Wsw of ex-Wajong als nieuwe instroom in de Participatiewet zal extra registratie met zich meebrengen. 3. Loonkostensubsidie NB. Duidelijkheid in een vroeg stadium over de uitvraag loonkostensubsidie is een vereiste. Vooralsnog is er vanuit gegaan dat er geen uitvraag van financiële aard op BSN niveau zal plaatsvinden over loonkostensubsidie. Mocht dat wel het geval zijn dan kunnen de ICT gevolgen aanmerkelijk groter zijn en zal nader onderzoek en analyse nodig zijn. Er moet registratie mogelijk zijn in de systemen over loonkostensubsidie, de loonwaarde, de aanvragen loonkostensubsidie en de no-riskpolis. Loonkostensubsidie leidt tot gewijzigde uitvraag in de Statistiek Re-integratie Gemeenten, gewijzigde informatiebehoefte bij UWV voor Wia en ZW en tot wijziging van het GSD bericht voor DKD. Voor de jaarlijkse of driejaarlijkse vaststelling van de loonwaarde is een signaalfunctie ter ondersteuning van het proces nodig en mogelijk ook informatie-uitwisseling met een uitvoerende instantie. Het is mogelijk dat vanuit gemeenten een rekentool gewenst is voor de berekening van het bedrag aan loonkostensubsidie dat aan de werkgever moet worden betaald. 4. Beschut werken NB. Duidelijkheid in een vroeg stadium over de uitvraag van beschut werk is een vereiste. Vooralsnog is er vanuit gegaan dat er geen uitvraag van financiële aard op BSN niveau zal plaatsvinden over beschut werk. Mocht dat wel het geval zijn dan kunnen de ICT gevolgen aanmerkelijk groter zijn. Mocht dat wel het geval zijn dan kunnen de ICT gevolgen aanmerkelijk groter zijn en zal nader onderzoek en analyse nodig zijn. Er moet registratie mogelijk zijn voor het volgen van beschut werken en de aanvragen daartoe. Beschut werken leidt tot gewijzigde uitvraag in de Statistiek Re-integratie Gemeenten en tot wijziging van het GSD bericht voor DKD. 5. Financiële compensatie zorgbehoeftigden Om de ICT tijdig aan te passen is in een vroeg stadium (1e kwartaal 2014) duidelijkheid over de vorm van de regeling noodzakelijk( binnen bestaande mogelijkheden of een nieuwe regeling of toepassen als uitzondering). Voor het inbouwen van registratiemogelijkheden, het zorg dragen voor een juiste aanlevering van statistiek, het aanpassen van het GSD bericht en de implementatie daarvan bij leveranciers en gemeenten, is het noodzakelijk om minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding van de wet over de specificaties (inhoud, vorm en frequentie) te kunnen beschikken. De betrokken leveranciers van Centric, PinkRoccade en WiGo4it hebben in juli 2013 aangegeven dat zij, op basis van de toen bekende informatie, in staat zullen zijn om de benodigde geautomatiseerde ondersteuning binnen het proces te kunnen bieden. De eventuele aanpassingen voor financiële uitvraag loonkostensubsidie en beschut werk op BSN niveau en de vorm van de 20
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
regeling voor compensatie van zorgbehoeftigden moeten eerst nader onderzocht worden voordat hier een uitspraak over gedaan kan worden.
Openstaande vragen Uit de verkenning blijken nog een aantal openstaande vragen. Beantwoording van die vragen is noodzakelijk om de diverse wijzigingen juist en tijdig door te kunnen voeren. Wat wordt de definitieve naamgeving van de uitkering onder de Participatiewet? Om de naamsverandering van WWB naar Participatiewet tijdig door te kunnen voeren is duidelijkheid over de naamgeving minimaal 6 maanden voor de inwerkingtreding een absolute noodzaak. Is er meer duidelijkheid te geven over het monitoren van de extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking (quotum regeling)? Wordt er van gemeente enige vorm van registratie verwacht? Mocht dit het geval zijn dan zal extra registratie, naast administratieve lasten, ook ICT gevolgen hebben. Zal er uitvraag worden gedaan naar ex-Wsw of ex-Wajong als nieuwe instroom in de Participatiewet? Of zal er uitvraag komen naar arbeidsbeperkte mensen in de Participatiewet? Welke gemeente is bij verhuizingen van mensen met loonkostensubsidie verantwoordelijk voor de aanlevering van gegevens aan CBS en DKD? Wordt er bij de uitvraag over loonkostensubsidie gevraagd naar gegevens van financiële aard op BSN niveau? Wordt er bij de uitvraag over beschut werk gevraagd naar gegevens van financiële aard op BSN niveau? Welke vorm krijgt de nieuwe regeling voor financiële compensatie aan zorgbehoeftigden? Welke informatie zal aan gemeenten gevraagd worden als uitwerking van het informatiearrangement? Eventuele extra uitvraag van nieuwe of andere informatie heeft directe invloed op de registratie en de ICT. Als de uitwerking van het informatiearrangement vertraagd wordt en er toch met terugwerkende kracht informatie opgevraagd gaat worden, dan zal dit direct leiden tot extra administratieve lasten bij gemeenten.
21
Verkenning van de ICT gevolgen van de Participatiewet 2015
KWALITEITSINSTITUUT NEDERLANDSE GEMEENTEN NASSAULAAN 12 2514 JS DEN HAAG POSTBUS 30435 2500 GK DEN HAAG T 070 373 80 08 F 070 363 56 82
[email protected] WWW.KINGGEMEENTEN.NL
22