De sociale gevolgen van krimp “Wij gaan Pekel niet uit” Tijdelijke wooneenheden
Een onderzoek naar de beleving van huurders bij gedwongen verhuizingen in Oost-Groningen
Auteurs: Gerda van Galen, onderzoeker Woonbond Kennis- en Adviescentrum Inge de Vries, onderzoeker Woonbond Kennis- en Adviescentrum
Rotterdam, juli 2012
Dit is een publicatie van de SEV. U kunt SEV-publicaties downloaden op www.sev.nl SEV Postbus 1878 3000 BW Rotterdam Telefoon 010 - 282 50 50
[email protected] De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Wij zijn onafhankelijk, maar kunnen niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeven we ideeën voor innovaties in de praktijk.
2
De sociale gevolgen van krimp
VOORWOORD
De afgelopen vijf jaar kreeg bevolkingskrimp in gemeente- en corporatieland steeds meer aandacht. Het besef groeit dat vergrijzing, ontgroening en afname van het aantal huishoudens niet kan worden bestreden, maar vraagt om beleid dat de negatieve gevolgen doet verminderen. Voor bewoners is krimp vaak echter nog een ver-van-mijn-bed-show. Eind 2010 werd de SEV benaderd door de Groningse huurdersorganisatie SPBA (Stichting Platform Bewonersorganisaties Acantus) en de Woonbond met een projectvoorstel gericht op de bewustwording van bevolkingskrimp onder huurders. Na gesprekken met woningcorporatie Acantus, de gemeenten Veendam en Pekela en de provincie Groningen resulteerde dit in de zomer van 2011 in drie projecten: een onderzoek naar de sociale gevolgen van gedwongen verhuizingen en twee participatietrajecten voor bewoners in de dorpen Bareveld en Pekela. Voor u ligt het onderzoeksrapport ‘Sociale gevolgen van krimp. Wij gaan Pekel niet uit’. Het kennis- en adviescentrum van de Woonbond interviewde 45 huurders van Acantus die de afgelopen vijf jaar hun huurwoning gedwongen moesten verlaten wegens sloop. De centrale vraag was hoe deze bewoners dit proces hebben ervaren en welke lessen kunnen worden getrokken voor het begeleiden van het proces van sloop en herhuisvesting. Wat maakt dit onderzoek bijzonder? Voor de SEV is het waardevol om inzicht te krijgen in de beleving van huurders in krimpgebieden. Acantus sloopte in Oost-Groningen de afgelopen twintig jaar al zo’n tweeduizend huurwoningen omdat de bevolking daalde en er sprake was van leegstand. De SPBA was hier nauw bij betrokken en heeft zich ingezet om de positie van huurders te versterken. Er is in Oost-Groningen dus al de nodige ervaring met sloop en herhuisvesting en gaandeweg zijn de procedures verbeterd, maar of dit ook heeft geresulteerd in meer tevredenheid en zelfredzaamheid onder huurders, was onbekend. Waar sloop van huurwoningen in stedelijke gebieden doorgaans gepaard gaat met nieuwbouw en huurders aanspraak kunnen maken op een terugkeergarantie, is sloop in krimpgebieden erop gericht om de balans tussen vraag en aanbod te herstellen. Voor het merendeel van de sloopwoningen wordt niets meer teruggebouwd. Sommige huurders zien zich genoodzaakt hun buurt en soms zelfs hun dorp waar ze hun hele leven gewoond hebben, te verlaten. Dat kan ertoe leiden dat sociale netwerken uiteen vallen en mensen op zichzelf worden teruggeworpen. Het onderzoek maakt duidelijk dat een gedwongen verhuizing een emotioneel proces is. Hoewel de geïnterviewde huurders benadrukken dat het proces van sloop, ontworteling en herhuisvesting veel van hen gevergd heeft, zegt de meerderheid dat hun woonsituatie uiteindelijk is verbeterd. Toch is het een periode waarop men niet met warme gevoelens terugkijkt: men voelde zich ontheemd en in de steek gelaten. Velen
3
waren ontevreden over de informatievoorziening van de corporatie en de begeleiding bij het vinden van een nieuw onderkomen. De diepte-interviews hebben een schat aan informatie opgeleverd om het leed van huurders die gedwongen moeten verhuizen, te kunnen verzachten. De ideeën zijn uitgewerkt tot concrete aanbevelingen waarmee corporaties en huurdersorganisaties maatwerk kunnen leveren. Denk bijvoorbeeld aan persoonlijke begeleiding van kwetsbare groepen bij het zoeken van een nieuwe woonplek, heldere inspraak- en informatieprocedures en een spijtoptantenregeling die huurders in de gelegenheid stelt om opnieuw te verhuizen wanneer ze niet kunnen wortelen in hun nieuwe woonomgeving. Hiermee biedt dit onderzoek waardevolle bouwstenen voor het begeleiden van de sloopopgave die de verschillende krimp- en de anticipeerregio’s de komende decennia te wachten staat. De SPBA gaat ermee aan de slag in de projecten in Bareveld en Pekela, Acantus onderzoekt hoe de huidige procedures verder kunnen worden verbeterd en de SEV zal de opgedane kennis inbrengen in andere krimpgebieden. Matthijs Uyterlinde, programmabegeleider krimp SEV Joop Brugman, voorzitter SPBA Harry Kremer, algemeen directeur Acantus Groep
4
De sociale gevolgen van krimp
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ................................................................................................................................................................. 3 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen ...................................................................................................... 7 1.1
Samenvatting ........................................................................................................................................... 7
1.2
Conclusies ................................................................................................................................................ 9
1.3
Aanbevelingen ....................................................................................................................................... 10
Inleiding ............................................................................................................................................................. 13 2.1
Inleiding .................................................................................................................................................. 13
2.2
Aanleiding, doelstelling en vernieuwing ................................................................................................ 13
2.3
Onderzoeksvragen ................................................................................................................................. 15
2.4
Leeswijzer .............................................................................................................................................. 16
Onderzoeksaanpak en onderzoeksgroep ......................................................................................................... 17 3.1
Onderzoeksaanpak ................................................................................................................................ 17
3.2
Criteria voor selectie van de cases (gebieden) en de bewoners .......................................................... 17
3.3
Analyse .................................................................................................................................................. 18
3.4
Selectie onderzoeksgroep ..................................................................................................................... 19
3.5
Bereikte onderzoeksgroep..................................................................................................................... 19
3.6
Reflectie op onderzoekspopulatie ......................................................................................................... 21
Visies en beleid ................................................................................................................................................. 23 4.1
Inleiding .................................................................................................................................................. 23
4.2
Acantus: Visie op de herstructurering ................................................................................................... 24
4.3
SPBA: Visie op de herstructurering ....................................................................................................... 26
4.4
Gemeente: Een visie op herstructurering .............................................................................................. 29
Onderzoeksresultaten: verhuisgedrag .............................................................................................................. 33 5.1
Samenvatting ......................................................................................................................................... 33
5.2
Verhuizen ............................................................................................................................................... 33
Onderzoeksresultaten: Beleving van het herstructureringsproces ................................................................. 35 6.1
Samenvatting ......................................................................................................................................... 36
6.2
Een negatieve ervaring .......................................................................................................................... 36
6.3
Een positieve beleving ........................................................................................................................... 41
6.4
Betrokkenheid in de buurt ..................................................................................................................... 42
6.5
Informatievoorziening ............................................................................................................................ 43
6.6
Bewonersbijeenkomsten en inspraak ................................................................................................... 45
Onderzoeksresultaten: Proces herhuisvesting ................................................................................................ 47 7.1
Samenvatting ......................................................................................................................................... 47
7.2
Woningkeuze ......................................................................................................................................... 47
7.3
Bedenktijd om een nieuwe woning te zoeken ...................................................................................... 51
7.4
Verhuiskostenvergoeding ...................................................................................................................... 53
5
8.
9.
7.5
Hulp bij de verhuizing ............................................................................................................................ 56
7.6
Opleveren van de oude woning............................................................................................................. 56
Onderzoeksresultaten: De nieuwe woning en de woonomgeving ................................................................. 59 8.1
De nieuwe woning ................................................................................................................................. 59
8.2
De nieuwe woonomgeving .................................................................................................................... 65
8.3
Eindoordeel ............................................................................................................................................ 76
Tips van respondenten ..................................................................................................................................... 79 9.1
Samenvatting ......................................................................................................................................... 79
9.2
Informatievoorziening ............................................................................................................................ 79
9.3
Gezamenlijk met buren verhuizen ......................................................................................................... 80
9.4
Ondersteuning bij het zoeken naar een woning ................................................................................... 80
9.5
Ondersteuning bij de verhuizing en verhuiskostenvergoeding ............................................................. 80
9.6
Andere tips............................................................................................................................................. 81
10. Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................................... 85 10.1
Conclusies .............................................................................................................................................. 85
10.2
Aanbevelingen ....................................................................................................................................... 88
Bijlage 1:
Gespreksleidraad ................................................................................................................................... 93
Colofon
............................................................................................................................................................... 98
6
De sociale gevolgen van krimp
1.
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
1.1
Samenvatting
In dit onderzoek worden de ervaringen beschreven van dorpsbewoners in Oost-Groningen die gedwongen moesten verhuizen als gevolg van herstructureringsprocessen die te maken hebben met bevolkingskrimp. Het blijkt dat een dergelijke herstructurering veel verschillende kanten kent. De ervaringen van respondenten zijn dan ook zeer divers en uiteenlopend. Voor dit onderzoek zijn 45 bewoners geïnterviewd uit de volgende gemeenten: Vlagwedde (Ter Apel), Pekela (Oude en Nieuwe Pekela), Oldambt (Scheemda en Beerta) en Bellingwedde (Bellingwolde en Blijham). Het grootste deel van de respondenten is tussen de 56 en 85 jaar oud en de meeste huishoudens bestaan uit echtparen/samenwonenden. Van de respondenten is 75% in het eigen dorp blijven wonen. De overige 25% is naar elders verhuisd, soms omdat zij dat zelf graag wilden en soms met tegenzin, omdat er in het eigen dorp niet voldoende (gewenste) woningen waren. De reactie van bewoners op de gedwongen verhuizing hangt vooral af van de betekenis die zij aan hun woning en woonomgeving geven en hoe tevreden zij daarover zijn. Wanneer de tevredenheid en verbondenheid groot is, is de beleving van de gedwongen verhuizing veelal negatief. Ook blijkt dat de mate van heldere communicatie en duidelijkheid over de (reden van de) plannen van grote invloed is op de beleving. Respondenten beleefden de periode tussen de berichtgeving en het vinden van een huis overwegend negatief (80%), om één of meer van de volgende redenen.
Het moeten verlaten van een aangename buurt of huis (80%).
Het moeten verlaten van de buurt en/of huis waar zij lange tijd gewoond hebben (20%).
Onzekerheid over de toekomst (20%).
Onbegrip over de sloop (30%).
Wonen in een door leegstand overvallen buurt (35%).
Onvoldoende communicatie met de corporatie (60%).
Respondenten met een positieve beleving (20%) waren daarentegen juist opgelucht dat ze hun onaangename buurt en/of huis konden verlaten. Zij waren reeds van plan geweest te verhuizen of wisten vooraf al dat ze waren gaan wonen in een woning die gesloopt zou worden. Zij vonden snel een geschikt huis en/of ondervonden weinig problemen met de communicatie. De informatievoorziening verliep door middel van een brief en in veel gevallen was er ook sprake van persoonlijk contact met de verhuurder. Het grootste deel van de respondenten (80%) is hier tevreden over. Soms was de informatie echter niet consistent. Huurders raakten daardoor in verwarring wat leidde tot frustratie over het herstructureringsproces. Er werden bewonersbijeenkomsten georganiseerd waar voorlichting werd gegeven.
7
Deze werden als voldoende informatief bevonden. Sommige bewoners waren wel teleurgesteld over het feit dat zij nergens hun mening en gedachten over de plannen konden uiten en daardoor vrijwel geen inspraak hadden. Respondenten zijn tevreden met de tijd – meerdere jaren – die ze kregen om een nieuwe woning te vinden. Toch geeft een minderheid (25%) van de bewoners achteraf aan dat zij een betrekkelijk korte tijd hadden van enkele maanden tot weken, wat zij te weinig vonden. Het kwam volgens de bewoners ook voor dat sloopprocessen werden versneld waardoor bewoners eerder dan verwacht moesten verhuizen. Hierdoor kwamen mensen in de knel met hun planning. Het grootste deel van de respondenten (65%) zocht zelfstandig een nieuwe woning. Dit werd als aangenaam beschouwd, maar er wordt ook opgemerkt dat de verhuurder, vooral omdat het om een gedwongen verhuizing ging, een meer actieve en begeleidende rol had moeten spelen in het zoekproces. In sommige gevallen (35%) gebeurde dit ook wel en dat werd gewaardeerd. Anderzijds ervoeren sommige bewoners dat als een beperking van hun woningkeuze. Alle huurders werden geholpen met een verhuiskostenvergoeding, maar die wordt door de meesten als niet toereikend beschouwd. Er was geen sprake van hulp bij de verhuizing. Een deel (30%) had dit wel graag gewild. Na de verhuizing is de helft van de respondenten tevreden met zijn of haar nieuwe woning. In 25% van de gevallen werd de woning net voor of na het betrekken ervan opgeknapt door de verhuurder. Dit werd erg op prijs gesteld. 25% van de respondenten is om verschillende redenen niet tevreden met de nieuwe woning. De huren stegen voor de meeste respondenten. Daarentegen daalden de energielasten vaak waardoor de woonlasten per saldo niet stegen. In de beoordeling van de nieuwe woonomgeving is onderscheid gemaakt tussen de fysieke en sociale omgeving. Opvallend is dat de fysieke omgeving, vooral in de vorm van de nabijheid van voorzieningen, voor respondenten nauwelijks van invloed is op de beoordeling van de nieuwe woonomgeving. De sociale omgeving is des te belangrijker voor het woongenot. Doordat de gedwongen verhuizingen vooral in kleine kernen plaatsvonden, is de impact op de sociale omgeving overwegend groter. Anders dan in de stad kennen dorpen namelijk vaak een sterke sociale controle en cohesie. Met verhuizing naar elders moeten bewoners wennen aan, en vertrouwd raken met een andere sociale omgang. De grote meerderheid van de respondenten (70%) is ontevreden over de nieuwe sociale omgeving, om verschillende redenen. minder sociale contacten (70%);
Niet opgenomen worden door de nieuwe sociale omgeving (15%).
Sociale achteruitgang van de buurt na verloop van tijd (10%).
Verandering van de sociale samenhang in de eigen buurt (10%).
Zowel respondenten die naar een nieuwe buurt of ander dorp zijn verhuisd als die in dezelfde buurt zijn blijven wonen, ervoeren dit. Desondanks zijn er ook respondenten (30%) die stellen er op vooruit te zijn gegaan qua sociale omgeving. Zij ervaren in hun nieuwe buurt een betere sociale samenhang. Uiteindelijk kijkt 45% van de respondenten positief terug op het herhuisvestingproces.
8
De sociale gevolgen van krimp
De voornaamste reden hiervoor is de tevredenheid over de huidige woonsituatie. 25% is ook tevreden over de nieuwe woonomstandigheden, maar blijft door negatieve ervaringen twijfelachtig over de beoordeling van de gedwongen verhuizing. 30% van de bewoners blijft ook na de herstructurering negatief. Zij hebben nog te veel last van de negatieve ervaringen tijdens het herstructureringsproces of wonen nu in een minder aantrekkelijk huis of buurt. Ter verbetering van een gedwongen herhuisvestingproces pleiten respondenten zelf vooral voor betere communicatie vanuit de verhuurder. Tevens is er volgens hen een actievere en meer verzorgende rol van de verhuurder nodig. Ook nazorg is hier een onderdeel van. De huurders uit dit onderzoek adviseren andere huurders om vooral voor zichzelf op te komen en goed na te denken over de keuzes die ze maken.
1.2
Conclusies
De interviews laten zien dat een gedwongen verhuizing veel impact op bewoners heeft en dat dit door de verhuurder vaak wordt onderschat. Het is opmerkelijk dat de beleving van de bewoners en het beleid van de verhuurder lang niet altijd op elkaar aansluiten. Soms was sprake van heftige, emotionele en negatieve ervaringen bij de huurders, terwijl de verhuurder, om dit te voorkomen, juist alles goed in procedures en op papier dacht te hebben vastgelegd. Dit geeft aan dat in theorie goed doordacht beleid in de praktijk soms toch een andere uitwerking heeft in de beleving van de bewoners. Het gegeven dat de verhuizing is opgelegd en niet een beslissing van bewoners zelf, maakt het op onderdelen onvergelijkbaar met “normale” verhuisprocessen. De verhuizingen vonden over het algemeen in kleine kernen plaats, maar bewoners konden niet terugkeren naar hun eigen straat. In dit onderzoek komen verschillende factoren naar voren die van invloed zijn op de beleving van de bewoners die gedwongen moeten verhuizen door krimp.
1.2.1
De gedwongen aard van de verhuizing
Dat de verhuizingen gedwongen zijn zorgt bij de start vaak al voor een negatieve beleving. Omdat de verhuizing krimpgerelateerd is, hebben bewoners geen terugkeergarantie naar hun eigen buurt.
1.2.2
De woningkeuze
Zelfstandig zoeken wordt op prijs gesteld, maar soms verwacht men, omdat het om een gedwongen verhuizing gaat, dat de verhuurder zich actiever opstelt.
1.2.3
In een dwangpositie door verpaupering
Als bewoners alleen achterblijven in een te slopen buurt dan leidt dit door de onvermijdelijke verpaupering tot zeer vervelende ervaringen. “Er werd ’s nachts van alles uit al leegstaande huizen gesloopt, zoals vlizotrappen, verwarmingsinstallaties, lood van de dakranden, schuttingen, planten uit de tuin”; “Hoe vaak ik ’s nachts wel niet in mijn ondergoed over straat heb gelopen met een honkbalknuppel”; “Ik heb acht maanden in angst geleefd in die straat.”
9
1.2.4
Periode tussen de kennisgeving en de aanvang van de sloop
Als bewoners meer tijd hebben, kunnen zij wennen aan het verhuisidee en kunnen zij zich goed oriënteren waar en hoe ze willen wonen. Het nadeel van een lange periode tussen kennisgeving en aanvang is dat mensen kunnen achterblijven in een leegstaande en verpauperende buurt. Een korte beslis- en zoektijd leidt daarentegen vaak tot frustraties.
1.2.5
Communicatie en hulp vanuit de verhuurder
Eenduidige en duidelijke communicatie is van groot belang voor de positieve beleving van bewoners. Wanneer een verhuurder onvoldoende informeert over bijvoorbeeld de reden van de sloop (krimp), de aanvang van de sloop of te volgen procedures, leidt dat tot frustratie en spanningen bij bewoners. De bereidheid van de verhuurder om naar bewoners te luisteren en een meer verzorgende en meelevende rol aan te nemen, is belangrijk voor de beleving. “Ze hadden veel meer met me moeten meevoelen, want als ze dat gedaan hadden, dan hadden ze me niet zo laten zitten.” Vooral het inzetten van hulp bij het zoeken naar een woning, bij de verhuizing en bij het opknappen van de nieuwe woning is een indicator voor een positieve beleving.
1.2.6
Procedures
Bepaalde procedures leiden tot negatieve reacties. Een belangrijk punt zijn de regels voor het opleveren van de oude woning. Wanneer een sloopwoning volgens dezelfde eisen als een niet-sloopwoning opgeleverd moet worden, veroorzaakt dit grote verontwaardiging en frustratie. Dit wordt versterkt als blijkt dat de nieuwe woning wel onzorgvuldig is achtergelaten door de vorige bewoners.
1.2.7
De nieuwe sociale omgeving
In kleine kernen hebben bewoners bij gedwongen verhuizing meer moeite zich thuis te voelen in de nieuwe buurt en met de nieuwe buren, dan dat zij problemen hebben met de nieuwe woning. Anders dan in de stad kennen dorpen namelijk vaak een sterke sociale controle en cohesie. Sloop en gedwongen verhuizingen zorgen al snel voor grote veranderingen. Het is opvallend dat het ontbreken van voorzieningen nauwelijks invloed heeft op de beleving van de bewoners.
1.3
Aanbevelingen
Bevolkingskrimp in plattelandsgebieden zal in Nederland de komende decennia aan blijven houden en daardoor zullen meer gebieden te maken krijgen met herstructureringsprocessen waar sloop en gedwongen verhuizing onderdeel van zijn. Dit onderzoek heeft laten zien dat een gedwongen verhuizing door krimp negatieve ervaringen met zich meebrengt en veel impact heeft op bewoners. Veel meer dan bij gedwongen verhuizingen door stedelijke herstructureringsprocessen, waar bewoners vaak kunnen terugkeren naar eigen buurt en waar sociale cohesie en controle zwakker is. Dit duidt erop dat er meer aandacht besteed moet worden aan de gevolgen van een gedwongen verhuizing door krimp in plattelandsgebieden en hoe de negatieve gevolgen ervan zijn weg te nemen of te verzachten. Met name ligt hier een taak voor de verhuurder(s).
10
De sociale gevolgen van krimp
De negatieve gevolgen van gedwongen verhuizing zullen echter nooit helemaal weggenomen kunnen worden; een opgelegde verhuizing zal altijd weerstand oproepen. Naar aanleiding van de ervaringen van de respondenten van dit onderzoek zijn er diverse maatregelen aan te wijzen die de negatieve effecten van een gedwongen verhuizing in de toekomst kunnen verminderen. Aanbevelingen worden daarom in dit hoofdstuk gegeven. Enerzijds hebben de aanbevelingen betrekking op gedwongen verhuizingen in het algemeen, anderzijds worden er aanbevelingen gedaan die vooral krimpgerelateerd zijn. Informatievoorziening
Investeer in communicatie en bewustwording.
Verschaf duidelijke en vooral eenduidige informatie over sloop en herhuisvesting.
Verschaf tijdig informatie over sloop en herhuisvesting.
Zorg voor meerdere vormen van informatievoorziening.
Blijf informatie geven tijdens en na het herstructureringsproces.
Sloopgebied
Voorkom verloedering en onveiligheid in te slopen buurten.
Maak een beheerplan voor de buurt.
Betrokkenheid en inspraak bewoners
Bied bewoners waar mogelijk inspraak bij de uitwerking en fasering van sloopplannen.
Procedures tijdens het herhuisvestingproces
Zorg voor eenduidig beleid voor het opleveren van de oude woning.
Wees ruimhartig met de opleveringskwaliteit van de nieuwe woning en vergoedingen (maatwerkbenadering).
Zorg dat bewoners van een sloopwoning als eerste weten dat er woningen vrijkomen.
Begeleiding bij het herhuisvestingproces
Wees eenduidig over de mogelijkheden van begeleiding die huurders krijgen.
Zorg voor mogelijkheden voor persoonlijke informatie en begeleiding.
Luister naar de herhuisvestingswensen van bewoners.
Toon vooral begrip voor de situatie van huurders.
Ontwikkel een modulair aanbod van begeleiding: -
Organiseer een zorgtraject bij de eerste aankondiging van de sloop. Samenwerking van de verhuurder met instellingen en bewonersorganisaties is nodig zodat bewoners daar terecht kunnen voor steun en hulp bij het hele proces.
-
Administratieve hulp bij het zoeken van een nieuwe woning. Maak bewoners wegwijs in de beschikbare woningvoorraad, het woonruimteverdeelsysteem, de werking van urgentie, de rechten en plichten die ze hebben en de voorwaarden ervan. Geef bewoners ook de mogelijkheid van bemiddeling indien ze buiten het werkgebied van de corporatie een passende huurwoning zoeken.
11
-
Praktische hulp bij het zoeken naar een nieuwe woning en woonomgeving. Neem bewoners bijvoorbeeld mee naar buurten waar geschikte woningen zijn of vrijkomen, laat ze enkele woningen bezichtigen en/of laat ze kennismaken met buurtbewoners. Hierdoor kunnen ze inschatten of ze in de buurt passen en zich er thuis kunnen voelen.
-
Praktische ondersteuning bij het betrekken van een nieuwe woning. Geef bewoners bijvoorbeeld hulp of bemiddeling bij het inschakelen van een verhuisbedrijf, de inrichting van de nieuwe woning (opknapof schilderwerk) of de inrichting van de tuin of buitenruimte.
-
Nazorg in de vorm van begrip gedurende een bepaalde periode zal helpen om de gedwongen verhuizing te aanvaarden. Blijf daarom ook na hun verhuizing in contact met bewoners en vraag hoe het hen vergaat op de nieuwe plek. Bel ze bijvoorbeeld op of organiseer nadat iedereen verhuisd is nog eens een evaluatiebijeenkomst.
-
Een bewoner met bepaalde (overlast)problemen of iemand die zichzelf niet goed verzorgt en die het in zijn of haar oude buurt aardig kon redden omdat de sociale omgeving zich om hem bekommerde, kan in een nieuwe omgeving in de problemen komen. Zorg ervoor dat dergelijke bewoners in de nieuwe omgeving niet uit het oog worden verloren. Organiseer dat naar dergelijke mensen wordt omgekeken, ook op de langere termijn. Denk hierbij aan maatschappelijk werk, ouderenwerk, jongerenwerk of iets dergelijks.
Geef bewonersorganisaties een grotere rol.
Zorg ervoor dat bewoners een passende nieuwe woning krijgen.
Stel een spijtoptantenregeling in.
12
De sociale gevolgen van krimp
2.
INLEIDING
2.1
Inleiding
In diverse gebieden ontstaat als gevolg van bevolkingskrimp nu of op termijn een overschot aan woningen. In Oost-Groningen hebben de bewoners, de bewonersorganisaties en woningcorporatie Acantus de afgelopen jaren de nodige ervaring opgedaan met de gevolgen van krimp. In Oost-Groningen heeft in verschillende plaatsen herstructurering met (grootschalige) sloop plaatsgevonden. Op basis van de verhalen van bewoners is geconstateerd dat herstructurering gevolgen heeft voor de sociale samenhang in de betreffende dorpen en wijken. De SPBA, de vertegenwoordiger van de huurders van Acantus in Oost-Groningen, heeft in 2010 voorstellen ontwikkeld om vanuit huurdersperspectief een visie te vormen met standpunten, een actieplan en aanbevelingen over de gevolgen van krimp. Over deze voorstellen heeft overleg plaatsgevonden met Acantus, de SEV, de gemeente Veendam en Pekela en vertegenwoordigers van bewoners. Na overleg tussen de SPBA, Acantus en de SEV is afgesproken om in het kader van de krimp in Oost-Groningen een experiment uit te voeren dat erop gericht is inzicht te krijgen in factoren die van invloed zijn op de beleving van de bewoners die te maken hebben met herstructurering in hun wijk door krimp. Het doel is om door middel van dit experiment de herstructurerings-aanpak in de plattelandsgebieden waar krimp aan de orde is, zodanig in te richten dat het de sociale samenhang zoveel mogelijk intact laat of zelfs versterkt. Er is afgesproken om als onderdeel van en vooruitlopend op het concrete experiment in het dorp Bareveld en in Pekela een kwalitatief onderzoek uit te voeren naar de sociale gevolgen van herstructurering in Oost-Groningen. Aan het Woonbond Kennis- en Adviescentrum (WKA) is gevraagd dit onderzoek uit te voeren. De provincie Groningen heeft met een subsidie bijgedragen aan het onderzoek. De subsidie is verstrekt in het kader van de Reserve Leefbaarheid Krimpgebieden 2011-2020.
2.2
Aanleiding, doelstelling en vernieuwing
2.2.1
Aanleiding
Krimp is een fenomeen dat momenteel in diverse regio’s in ons land speelt of gaat optreden. Krimp heeft vooral gevolgen voor de sociale structuur en voorzieningen op het platteland. Veel bewoners krijgen in hun persoonlijke leven de komende jaren te maken met deze krimp.
13
Er zijn in het land, voor zover bekend, nauwelijks onderzoeken uitgevoerd naar de beleving van bewoners bij de herstructurering op het platteland in relatie tot krimp. Evenmin is duidelijk wat het effect is van de herstructurering op de sociale structuur en sociale samenhang in de dorpen. Uit signalen van bewonersorganisaties in Oost-Groningen is gebleken dat krimp en herstructurering ingrijpende gevolgen hebben gehad voor de sociale structuur en samenhang in de dorpen. Wat betreft de sociale structuur gaat het om maatschappelijke voorzieningen als school, verenigingen, sportvoorzieningen, kerken, buurthuizen, gezondheidsvoorzieningen en dergelijke. De aanwezigheid van bepaalde primaire winkelvoorzieningen maken daarvan eveneens onderdeel uit. Deze voorzieningen verdwijnen als gevolg van krimp en schaalvergroting. Wat betreft de sociale samenhang gaat het om de betrokkenheid van de mensen onderling, de betrokkenheid bij maatschappelijke organisaties, bij sociale verbanden en bij de samenleving als geheel. Herstructurering als gevolg van krimp leidt er toe dat de oorspronkelijke sociale samenhang gaat verdwijnen. Individuele bewoners in krimpgebieden in Oost-Groningen hebben al langer te maken met het verdwijnen van bepaalde voorzieningen in hun dorp of wijk. Zij hebben ook ervaren wat het betekent als hun woning wordt gesloopt als gevolg van krimp. De aanname is dat de wijken en dorpen waarin de bewoners woonden zich vaak kenmerkten door een hechte sociale samenhang. Het gaat hierbij dikwijls om families die vaak al lang bij elkaar in de buurt woonden. Er was veel betrokkenheid bij de buurt en bij elkaar. Herstructurering en de wijze waarop dat in verschillende gebieden heeft plaatsgevonden heeft volgens de bewonersorganisaties ingrijpende gevolgen gehad voor de sociale samenhang en de betrokkenheid van de bewoners bij de samenleving als geheel. Het beeld is dat veel bewoners die in het recente verleden te maken hebben gehad met de gevolgen van krimp zich aanvankelijk nogal ontheemd voelden in hun nieuwe buurt waardoor zij niet meer deelnamen aan activiteiten. In sommige gevallen ging dat gevoel weg, maar in andere gevallen is dit blijvend. Er is, volgens bewonersvertegenwoordigers, sprake van desinteresse en apathie bij bewoners in de betrokkenheid bij de samenleving. De hypothese is dat de herstructurering en de wijze waarop dat proces heeft plaatsgevonden tot deze gevolgen voor de maatschappelijke betrokkenheid van bewoners heeft geleid. Het is tegen deze achtergrond dat besloten is om een kwalitatief onderzoek te doen onder bewoners (huurders) in Oost-Groningen naar de gevolgen van de sloop van hun woning. Het onderzoek moet in beeld brengen wat er is gebeurd in de herstructureringsgebieden in Oost-Groningen, wat het effect is geweest op de beleving van bewoners en op de sociale samenhang.
2.2.2
Doelstelling
De doelstelling van het onderzoek is dat er lessen worden getrokken uit de wijze waarop in Oost-Groningen het proces van herstructurering door krimp heeft plaatsgevonden. Hoe was de betrokkenheid van de bewoners georganiseerd? En hoe was de uitwerking in de praktijk?
14
De sociale gevolgen van krimp
Het onderzoek moet aandachtspunten en aanbevelingen opleveren die door de SEV en anderen kunnen worden toegepast in die gebieden waar herstructurering door krimp aan de orde is.
2.2.3
Vernieuwend
Over de gevolgen van herstructurering voor bewoners in stedelijke gebieden zijn de afgelopen jaren verschillende onderzoeken verschenen. Het onderzoek dat in Oost-Groningen wordt uitgevoerd is vernieuwend in die zin dat er voor het eerst vanuit het perspectief van bewoners in plattelandsgebieden in beeld wordt gebracht wat de (sociale) gevolgen van herstructurering door krimp voor de bewoners zijn. Geanalyseerd wordt hoe het proces in een vijftal herstructureringsgebieden is verlopen en wat er van kan worden geleerd om het in de toekomst in soortgelijke situaties beter te doen. Het onderzoek geeft de betrokken huurders een stem, die verder gaat dan een cijfermatige verslaglegging. Vervolgens wordt het onderzoek als basis gebruikt voor het concrete experiment dat in Bareveld zal worden uitgevoerd. Hierbij gaat het erom dat bewoners in dit dorp zelf hun ideeën ontwikkelen en bespreken met Acantus en de gemeente Veendam. Gezamenlijk wordt afgesproken hoe om te gaan met krimp en de toekomst van het dorp.
2.3
Onderzoeksvragen
Sloop van woningen heeft altijd ingrijpende gevolgen voor bewoners. Dat speelt nog sterker als er na die sloop geen nieuwe woningen worden teruggebouwd in hun wijk of dorp. Terreinen liggen braak. Er kan al snel een sfeer van verloedering en onveiligheid ontstaan. Het onderzoek moet inzicht geven in de gevolgen voor de bewoners en oud-bewoners van de herstructurering in hun dorp of wijk. Dit heeft geleid tot de volgende hoofdvraag Welke factoren zijn van invloed op de beleving van de bewoners en hoe kunnen negatieve effecten worden verminderd? De hoofdvraag is vertaald in een aantal subvragen, waaronder:
Welke objectiveerbare veranderingen in de voorzieningen en sociale structuur hebben plaatsgevonden in de betreffende dorpen of wijken als gevolg van krimp en herstructurering?
Wat is het beleid van Acantus en de gemeente geweest betreffende de herstructurering en de betrokkenheid van bewoners?
Hoe is het met de herhuisvesting van de bewoners gegaan?
Hoe zijn de bewonersorganisaties daarbij betrokken?
Hoe is de situatie na de herstructurering op het gebied van de ruimtelijke inrichting, sociale structuur en samenhang en de leefbaarheid?
Welke veranderingen zijn opgetreden?
15
Bij de beleving van de bewoners gaat het onder meer om de volgende vragen, die in de gespreksleidraad zijn uitgewerkt:
Hoe hebben zij het herstructureringsproces ervaren?
Hoe zijn zij erbij betrokken?
Wat betekende de sloop van hun woning voor hun sociale en persoonlijke leven?
Hoe is hun situatie nu en hoe ervaren zij die?
Hoe kan een proces dat vooraf gaat aan de sloop van woningen zo worden vormgegeven, dat de gevolgen voor de sociale structuur en samenhang zo klein mogelijk zijn of zelfs positief?
In overleg met de betrokken partijen zijn de hoofdvragen verder uitgewerkt tot vragen die aan de bewoners zijn gesteld. Er is voor gekozen om de objectiveerbare gegevens als achtergrondmateriaal te gebruiken en niet apart op te nemen in deze rapportage. Wel wordt in hoofdstuk 4 de visie weergegeven van Acantus en de SPBA op de herstructurering en het beleid.
2.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 is het onderzoek samengevat, zijn de conclusies weergegeven en worden er aanbevelingen gedaan. In hoofdstuk 3 is te lezen hoe het onderzoek is aangepakt en hoe de onderzoeksgroep tot stand is gekomen. In hoofdstuk 4 zijn de visies weergegeven van Acantus en de SPBA. Acantus heeft ook verslag gedaan van het gevoerde beleid, voorafgaand aan de onderzoeksperiode en het beleid tijdens de onderzoeksperiode waarmee de respondenten te maken hebben gehad. In hoofdstuk 5 zijn de onderzoeksresultaten weergegeven van het verhuisgedrag van de bewoners. Met andere woorden, hoeveel bewoners zijn in hun eigen dorp of kern blijven wonen en hoeveel bewoners zijn naar elders verhuisd. Hoofdstuk 6 geeft de onderzoeksresultaten weer van de beleving van de deelnemende bewoners, in positieve of negatieve zin. Ook laat dit hoofdstuk zien in welke mate de bewoners betrokken waren in hun oude buurt. Verder komt (de mening over) de manier van informatievoorziening en inspraak aan bod. Hoofdstuk 7 laat zien hoe vanuit het perspectief van de bewoners het verhuisproces verliep. Het hoofdstuk gaat in op de woningkeuze, bedenktijd om een woning te zoeken, de verhuiskostenvergoeding, eventuele hulp bij de verhuizing en het opleveren van de woning. Hoofdstuk 8 gaat over de mate van tevredenheid van de bewoners over de huidige woning en de woonomgeving. Er wordt hierbij ook aandacht geschonken aan de veranderde huur- en energielasten. Aan de orde komt wat de bewoners vinden van hun huidige woonomgeving, afgezet tegen hoe het voor de verhuizing was. Ook de nabijheid van voorzieningen komt hier aan bod. Dit hoofdstuk geeft tevens het eindoordeel weer van respondenten over hun gedwongen verhuizing. In Hoofdstuk 9 zijn de tips samengevat die de bewoners hebben gegeven voor situaties waarin gedwongen verhuizingen aan de orde zijn. Zaken die beter kunnen en waarop de corporatie zou moeten letten zijn hier benoemd. Hoofdstuk 10 bevat de conclusies en aanbevelingen.
16
De sociale gevolgen van krimp
3.
ONDERZOEKSAANPAK EN ONDERZOEKSGROEP
3.1
Onderzoeksaanpak
In overleg met SPBA, Acantus en de SEV zijn vijf cases of gebieden uitgekozen waar het onderzoek is uitgevoerd. Het onderzoek richt zich op de gemeenten en kernen in Oost-Groningen. Acantus heeft ervoor gezorgd dat de Woonbond over een lijst van circa 150 adressen beschikt van bewoners die zijn benaderd voor het interview. Huurders konden zichzelf ook opgeven voor een interview. Twee bewoners hebben dit gedaan. Afgesproken is dat er vijftig interviews gehouden worden. Bij Acantus, de gemeente en andere organisaties (zoals welzijnsinstellingen en bewonersorganisaties) is relevant materiaal verzameld dat inzicht kan geven in de veranderingen in de sociale structuur en het voorzieningenniveau.
3.2
Criteria voor selectie van de cases (gebieden) en de bewoners
In de eerste bespreking die de SPBA, Acantus, de SEV en de Woonbond hebben gehad, zijn criteria voor de selectie van de cases en de bewoners besproken. Wat betreft de selectie van de cases (de onderzoeksgebieden) en de bewoners worden de volgende criteria gehanteerd:
Er moet sprake zijn van een goede spreiding over de onderzoeksregio.
De herstructurering moet niet langer dan vijf jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Er wordt een ondergrens gehanteerd van vijftien woningen die bij de herstructurering betrokken zijn geweest.
De herstructurering moet impact hebben gehad in het onderzoeksgebied.
Het streven is om in ieder geval twee kleine kernen met weinig voorzieningen in het onderzoek te betrekken.
Er dient qua deelname van de bewoners sprake te zijn van een goede mix qua leeftijdsgroepen en huishoudensamenstelling.
Het kan gaan om bewoners die nog in het dorp of de wijk wonen, maar ook om bewoners die als gevolg van de herstructurering naar elders zijn verhuisd.
17
3.3
Analyse
Er is een begeleidingsgroep gevormd van het onderzoek van de Woonbond, de SPBA, Acantus en de SEV. De begeleidingsgroep is drie keer bij elkaar geweest: bij de start van het onderzoek, voor de tussenrapportage in december 2011 en voor de bespreking van het concept van de eindrapportage. De begeleidingsgroep heeft de vijf onderzoeksgebieden geselecteerd. De gespreksleidraad voor de interviews is vastgesteld in de begeleidingsgroep. De interviews zijn uitgevoerd door medewerkers van de Woonbond en door lokale medewerkers die door de Woonbond zijn geworven. Enkele interviews zijn gedaan door de senior-onderzoekers van de Woonbond. De SPBA en Acantus hebben het voorgenomen onderzoek schriftelijk bij de bewoners in de geselecteerde onderzoeksgebieden aangekondigd. Aangegeven is dat de Woonbond het onderzoek uitvoert. De onderzoeker van de Woonbond en de interviewers hebben telefonisch de afspraken met de betrokken huurders gemaakt. Het belang en het doel van het onderzoek is toegelicht. De Woonbond heeft hiervoor een conceptbrief aangeleverd. Bewoners hebben voor deelname aan het onderzoek een vergoeding in de vorm van een cadeaubon van € 20,00 ontvangen. De gang van zaken bij het interview is de volgende.
Het interview wordt gehouden aan hand van een gespreksleidraad. De gespreksleidraad omvat onder meer achtergrondvragen over de geschiedenis van de herstructurering en de persoonlijke situatie, zoals: -
Aan welke lokale activiteiten nam men deel en hoe verliepen de contacten in de buurt of het dorp? En hoe is de situatie na de herstructurering?
-
Is de sociale structuur veranderd?
-
Hoe zit het met de voorzieningen en winkels in de buurt?
-
Wat waren de ervaringen tijdens het herstructureringproces: wat ging goed en wat ging er niet goed?
-
Hoe heeft men het beleefd?
-
Is men er qua woning, sociale omgeving en woonomgeving op vooruit of achteruit gegaan?
-
Hoe kijkt men tegen de krimp aan?
-
Welke tips heeft men om een dergelijk proces voor de bewoners beter te laten verlopen.
Het interview wordt met een voicerecorder opgenomen en duurt maximaal een uur.
Er zijn, als men geen bezwaar heeft, van verschillende deelnemers aan het interview foto’s genomen, waardoor de verhalen een ‘gezicht’ krijgen.
Desgewenst kunnen die foto’s opgenomen worden in de rapportage.
Elk interview is uitgewerkt in een integraal verslag (transcriptie).
18
De sociale gevolgen van krimp
3.4
Selectie onderzoeksgroep
Er is afgesproken dat in alle gemeenten waar Acantus woningen bezit en waar ook herstructurering heeft plaatsgevonden, bewoners uit de dorpen en kernen benaderd zouden worden voor het onderzoek. Het gaat hierbij om de volgende gemeenten en dorpen en kernen die binnen die gemeente vallen (zie figuur 1): Vlagtwedde (Ter Apel) Pekela (Oude en Nieuwe Pekela) Oldambt (Scheemda en Beerta) Bellingwedde (Bellingwolde en Blijham) Figuur 1. Het onderzoeksgebied
3.5
Bereikte onderzoeksgroep
Er hebben 45 interviews plaatsgevonden. Zoals afgesproken heeft Acantus de Woonbond namen en adressen van bewoners gegeven die, vanaf 2005 tot kort geleden, in verband met sloop hun woning hadden verlaten. Er zijn circa 150 adressen aangeleverd van bewoners die verhuisd zijn in verband met sloop door krimp. Bij een flink deel van de adressen (88 bewoners) stond een verouderd telefoonnummer en deze konden daardoor telefonisch niet worden bereikt.
19
Verschillende bewoners hadden geen belangstelling om mee te doen omdat alles goed was gegaan (twee bewoners) of er speelden andere zaken zoals geen tijd, overlijden, te oud, er was teveel misgegaan en dergelijke. Uiteindelijk zijn er 45 bewoners bereid gevonden om mee te doen aan de interviews. Verdeling 45 respondenten per plaats Op basis van het adressenbestand is gestart met het opbellen van de bewoners. Vervolgens is de onderzoeksgroep willekeurig tot stand gekomen. Met bewoners die thuis waren en die belangstelling hadden om mee te doen werden afspraken gemaakt. De afspraken werden ook gepland op basis van de beschikbaarheid van de betreffende enquêteur.
11 bewoners uit Vlagtwedde (Ter Apel 11).
18 bewoners uit Pekela (Oude Pekela 9 en Nieuwe Pekela 9).
10 bewoners uit Oldambt (Scheemda 3, Beerta 6 en Finsterwolde 1).
6 bewoners uit Bellingwedde (Bellingwolde 2 en Blijham 4).
Kenmerken respondenten Figuur 2 en 3 laten de huishoudensamenstelling en leeftijd van de respondenten zien. Te zien is dat er meer echtparen/samenwonenden en alleenstaanden zijn geïnterviewd dan gezinnen. Het grootste deel van de respondenten is tussen de 56 en 85 jaar. Figuur 2. Huishoudensamenstelling respondenten
40%
40%
20% Echtpaar/samenwonend
20
Gezin
Alleenstaand
De sociale gevolgen van krimp
Figuur 3. Leeftijd respondenten
leeftijdscategorieën
80+ 76-85 66-75 56-65 46-55 36-45 26-35 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
aantal respondenten
3.6
Reflectie op onderzoekspopulatie
Het onderzoek is gebaseerd op 45 interviews. Er zijn in de periode 2005 – 2010 in het onderzoeksgebied enkele honderden woningen gesloopt. Voor het onderzoek zijn bewoners uit de verschillende dorpen benaderd voor het interview. Leeftijd, huishoudensamenstelling en dergelijke heeft geen rol gespeeld bij het vormen van de onderzoeksgroep. Het gaat om bewoners die terugkijken op een problematische periode maar ook om bewoners die vinden dat zij er na de gedwongen verhuizing op vooruit zijn gegaan. De ervaringen en meningen van mensen die om verschillende redenen niet geparticipeerd hebben in het onderzoek zijn niet meegenomen in dit onderzoek. De bovenstaande tabel laat zien dat er relatief veel oudere bewoners mee hebben gedaan. In het licht van de vergrijzing in het onderzoeksgebied betekent dit niet automatisch dat er binnen dit onderzoek sprake is van oververtegenwoordiging van ouderen. Toen bij 45 interviews het punt bereikt was dat nieuwe interviews geen nieuwe informatie meer zou opleveren, is er gestopt met het benaderen van bewoners voor het onderzoek.
21
22
De sociale gevolgen van krimp
4.
VISIES EN BELEID
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de visie en het beleid van Acantus van het herstructureringsproces beschreven, zoals dat de afgelopen tien jaar in Oost-Groningen heeft plaatsgevonden. Ook de visie van de SPBA op dit proces wordt weergegeven. Dit hoofdstuk geeft ook de visie van een ambtenaar van één van de herstructureringsgemeenten. Achtergrond van het beleid rond de herstructurering was de bevolkingsafname in Noord- en Oost-Groningen. In het onderzoek is de periode 2005 tot 2011 als onderzoeksperiode gekozen. In de praktijk begon een groot deel van de herstructurering en besluitvorming over sloop al in de eerste jaren van 2000. In de periode 2002 tot en met 2007 heeft Acantus in haar werkgebied 2.739 woningen gesloopt. In de periode 2008 tot en met 2010 zijn er 520 woningen gesloopt. De grote herstructurering vond plaats in de jaren 2005 en 2006. De meeste woningen zijn in de loop der jaren gesloopt in de gemeente Delfzijl. Deze gemeente valt echter buiten het analysegebied van dit onderzoek. In het volgende staatje uit het Jaarbericht van 2010 van Acantus wordt weergegeven hoeveel woningen tijdens de onderzoeksperiode zijn gesloopt in de diverse kerngemeenten van het onderzoek.
Delfzijl valt hier dus buiten en ook zijn er geen interviews geweest met bewoners die uit Veendam en Winschoten afkomstig zijn. Vanuit het perspectief van Acantus en de huurdersvertegenwoordiging (SPBA) en een gemeente wordt in dit hoofdstuk geschetst hoe men aankijkt tegen het herstructureringsproces dat in Oost-Groningen heeft plaatsgevonden en hoe men dat heeft ervaren. Wat betreft Acantus gaat het ook om de weergave van het eigen beleid van destijds tot nu. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe deze partijen de planontwikkeling, het communicatie- en herhuisvestingsproces hebben ervaren en de lering die men kan en wil trekken uit het proces.
23
Deze weergave is gebaseerd op enkele interviews die met betrokkenen zijn gehouden en stukken die zijn aangeleverd.
4.2
Acantus: Visie op de herstructurering
4.2.1
Achtergrondkader van de aanpak
In de beginjaren ’90 werden Noord- en Oost-Groningen geconfronteerd met een bevolkingsafname. Na de oliecrisis in de jaren ‘80 nam de werkgelegenheid in het noorden sterk af en om die reden vertrokken inwoners uit het gebied en kwamen er minder nieuwe inwoners. Ook jongeren trokken om deze redenen weg. Vanaf die tijd werden termen als vergrijzing en ontgroening gebruikt: we worden ouder met elkaar en door het vertrek van jongeren verloopt de vergrijzing sneller. De eerste leegstand in huurwoningen was het gevolg. Tegelijkertijd werd door de verzelfstandiging van de woningcorporaties de mogelijkheid geboden om als corporatie huurwoningen te verkopen en later ook zelf koopwoningen te bouwen en te verkopen. Ook werd het rijksbeleid om het eigen woningbezit te stimuleren. Daarmee was de basis gelegd voor herstructuringsplannen in vooral Noord- en Oost-Groningen. De inzet van corporaties was het verminderen van het aantal huurwoningen en het terugbouwen van kwalitatief goede woningen, maar minder in aantal. De corporaties sloten prestatieovereenkomsten af met gemeenten om wijken en dorpen te vernieuwen door het slopen van verouderde eengezins- en flatwoningen, het nieuw bouwen van met name gelijkvloerse huurwoningen, het doorbreken van rijen eengezinswoningen tot twee-onder-één-kap-woningen en het bouwen van nieuwe koopwoningen. Later werden complexen van huur- en koopwoningen gecombineerd met voorzieningen als ‘hoeden’, kinderopvang, zorgkantoren, fysiotherapeuten en zelfs een school. “Om deze aanpak te kunnen doorzetten moesten wij druk uitoefenen op gemeenten om hierin mee te gaan. Dat bleek vooral in het begin een moeizaam proces omdat gemeenten de bevolkingskrimp nog niet onderkenden en vooral gericht waren op de eigen gemeenten en geen oog hadden voor de regionale aanpak. De rol van de Provincie is hierin cruciaal geworden. Door hun strakke contingenteringsbeleid werden gemeenten gedwongen hun woningvoorraad te verminderen in plaats van uit te breiden.” De positie van de huurders was in het begin in dit proces nog niet sterk. Omdat sloop zich vooral concentreerde op de zwakke buurten, waar toch al veel leegstand was, begrepen mensen wel dat er iets moest gebeuren. Huurdersorganisaties speelden in het begin nog een kleine rol bij de besluitvorming en waren met name sterk betrokken bij de uitvoering. Omdat de herstructurering zich uitbreidde tot de woningvoorraad waar geen sprake was van leegstand, ontstond er meer verzet bij huurders en kreeg de discussie over vernieuwing van de wijken en dorpen een breder karakter.
24
De sociale gevolgen van krimp
De huurdersorganisaties organiseerden landelijk met de Woonbond steun bij de Tweede Kamer voor een vergoedingsregeling en er werd een landelijke verhuiskostenvergoedingsregeling afgekondigd. Met de fusies in 2002 van verschillende woningcorporaties tot Acantus werd het SPBA opgericht. Vanaf dat moment werden overkoepelende beleidskeuzes door Acantus in overleg met het SPBA genomen. Zo werd een Sociaal Plan Herstructurering vastgesteld, met daarin afspraken over de uitvoering van de herstructurering, zoals onder andere de verhuiskostenvergoeding en de procedures van huuropzegging, nieuwe verhuur en dergelijke.
4.2.2
Communicatie met huurders
Acantus heeft vanaf de jaren ‘90 duizenden huurders verhuisd. Samen met de gemeente werden huurdersorganisaties betrokken bij de sloopvoornemens, daarna werden de huurders geïnformeerd over het sloopbesluit en de vervolgprocedure. Het beleid van Acantus was dat alle huurders van betreffende complexen vooraf op de hoogte werden gesteld: eerst per brief, daarna via bewonersbijeenkomsten en tenslotte door middel van huisbezoeken. Dit gebeurde in ieder geval zeven maanden voorafgaand aan de start van de uitvoering. In een aantal situaties ontstond collectief verzet, al dan niet ondersteund door aanwezige huurdersorganisaties. “Het Acantusbeleid was dan dat er overleg volgde, meestal in het bijzijn van vertegenwoordigers van de gemeente. In een aantal situaties heeft dit geleid tot uitstel van sloop, aanpassing van de plannen en ook tot afstel.” Acantus regelde dat de betreffende huurders hun woonwensen konden aangeven bij medewerkers van Acantus tijdens een huisbezoek of op een andere door de bewoner aangegeven wijze. Acantus had hiervoor projectleiders herstructurering in dienst. De woonwensen waren leidend voor het uitverhuizen van de huurders. “Er bestond in veel gevallen geen termijn waarbinnen bewoners hun woning moesten verlaten. De laatste bewoner, met zijn/haar woonwens bepaalde het tempo. Dat het door bewoners af en toe anders ervaren werd, is duidelijk.” In de streekcentra werden projectbureaus opgezet, met daarin medewerkers van de gemeente, Acantus en van ingehuurde adviesbureaus. Deze projectbureaus waren behalve met het uitplaatsen van huurders ook bezig met het uitleggen van de plannen voor de betreffende wijken en dorpen. Dat bleek niet altijd een eenvoudige taak, omdat in een aantal wijken minder huurwoningen werden teruggebouwd dan gesloopt maar juist meer koopwoningen werden gebouwd. Voor de vertrekkende bewoners was dat niet altijd te begrijpen. “Zowel voor de projectbureaus als voor de projectleiders waren het sociale aspect en de woonomgeving belangrijke zaken.” Acantus heeft in de jaren 2005/2006 de grote herstructureringsprojecten in Oost-Groningen afgerond. De laatste jaren waren er alleen nog wat kleinere sloopprojecten onderhanden.
25
Omdat langzamerhand de bevolkingskrimp meer werd erkend door de gemeenten en ook het Rijk, kwamen er steeds minder nieuwbouwplannen. Het gevolg was en is dat er gebieden braak liggen in afwachting van plannen. Ook de huidige financiële crisis heeft geleid tot stilstand van de bouw van koopwoningen. De ervaring van Acantus is dat, hoewel huurders toen begrepen dat er iets moest gebeuren aan hun wijk of dorp, de braakliggende terreinen waar eens hun woningen stonden voor onbegrip zorgen. Men reageert dan: ‘dan hadden we er net zo goed kunnen blijven wonen.’ “Dat is natuurlijk begrijpelijk, hoewel onze uitleg en - gelukkig onderhand ook van de gemeenten - dat er minder mensen zijn en dat er daardoor ook minder woningen nodig zijn nu meer begrepen wordt.” Een bijkomend effect van het niet of in kleine aantallen terugbouwen van huurwoningen was dat de huurders uit een sloopwoning niet altijd in hun eigen dorp in een door hen gewenste woning konden terugkeren. Hoewel de druk om te verhuizen in de dorpen kleiner was – er was immers geen nieuwbouw gepland - lukte het niet altijd alle bewoners die dat wilden in het dorp te houden. Anderen grepen de gelegenheid juist aan om ergens anders te gaan wonen. De ervaring van Acantus is dat het merendeel van de uitverhuisde bewoners in de eigen gemeente kon worden geherhuisvest.
4.2.3
Terugkijkend op het proces
Acantus geeft aan dat er veel tijd en aandacht is besteed aan het uitverhuizen van huurders. Probleem blijft dat het lastig is om het alle huurders altijd naar de zin te maken, maar Acantus heeft tijdens de herstructureringsprocessen relatief veel positieve reacties van huurders gekregen. Natuurlijk bleven ook negatieve reactie hier en daar niet uit. “Wij zijn ons ervan bewust dat er in de communicatie tussen zoveel huurders en medewerkers af en toe iets is misgegaan. Dat kan zowel aan ons als aan de huurder hebben gelegen. Wij beseffen heel goed dat verplicht verhuizen bij huurders veel emoties oproept. Het is onze taak daar begripvol mee om te gaan.” Maar Acantus ziet ook een taak voor zichzelf weggelegd om vanuit de langetermijnvisie de woningvoorraad op een aanvaardbare omvang en een kwalitatief goed niveau te houden. Daarvoor moet soms tijdig worden ingegrepen. Acantus geeft door middel van haar bijdrage aan dit onderzoek aan altijd bereid te zijn van fouten te leren en procedures aan te passen als dat nodig is. “Wij zijn altijd bereid van onze fouten te leren en procedures aan te passen, als dat nodig mocht zijn. Het SPBA is samen met onze huurders daarvoor ons aanspreekpunt.”
4.3
SPBA: Visie op de herstructurering
4.3.1
De aanpak
Door de SPBA wordt aangegeven dat vanuit de bewoners altijd het uitgangspunt is geweest dat er eerst moest worden gebouwd, voordat Acantus tot sloop kon overgaan.
26
De sociale gevolgen van krimp
Aanvankelijk had Acantus overleg met de plaatselijke huurdersvertegenwoordigers, vaak op wijkniveau. Soms, zoals in Pekela, werd plaatselijk een bewonersorganisatie opgericht, juist met het oog op het sloopproces. In een later stadium is de koepelorganisatie SPBA bij het herstructureringsproces betrokken. Men is toen met name bezig geweest met het opstellen van een sociaal plan en het regelen van een verhuiskostenvergoeding. De ervaringen die de SPBA in de beginfase van het herstructureringstraject heeft zijn overwegend negatief. Men vond dat er sprake was van een slechte vorm van communicatie, zowel van Acantus als van de gemeente. Krimp is, volgens de SPBA, geen term die in de beginjaren in het herstructureringsproces is gebruikt. Wel is gesproken over terugloop van bewoners. Begin jaren 2000 was er een trend dat diverse huurders een woning kochten. Samen met de krimp, dreigde er, aldus de SPBA, een overschot aan huurwoningen te ontstaan. Er was sprake van slechte woningen en woningen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldeden. Soms had de herstructurering, volgens de SPBA, te maken met sociale problemen in een wijk, die met sloop en nieuwbouw zouden worden aangepakt. De SPBA vindt dat de arrogantie die de bestuurders van Acantus toen tentoonspreidden bot overkwam bij de huurders. Er werd helemaal niet geluisterd, zo wordt gesteld. “Toen kregen wij in het dorp te horen hoe groot de omvang van die sloop was. Dat er massaal werd gesloopt. Dat was eigenlijk allemaal al in kannen en kruiken, achter gesloten deuren met de gemeente en Acantus besloten. Daar is nooit een of ander bij betrokken geweest. De mensen werden er boem bats van de ene op de andere dag mee geconfronteerd.” De SPBA vindt ook dat de gemeente zich aanvankelijk telkens weer achter Acantus verschuilde. De gemeente probeerde de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen, zo wordt gesteld. Dat speelde met name in Pekela. De SPBA geeft aan dat er in de beginjaren veel verzet is geweest van de bewoners tegen de sloopplannen. Daarnaast zijn er in diverse plaatsen vanuit de bewonersorganisaties voorstellen gedaan om het herstructureringsproces aan te passen. Soms ging het om gedetailleerde voorstellen, opgesteld met tekeningen en dergelijke. Met die alternatieve plannen werd niets gedaan, zo is de ervaring van de SPBA. In latere jaren was er bij de herstructureringsprojecten in Winschoten en ook in Veendam sprake van beter overleg en konden er goede afspraken worden gemaakt met Acantus en de gemeente.
4.3.2
Communicatie met huurders
SPBA vindt dat Acantus veel meer oog zou moeten hebben voor de emotionele impact die gedwongen verhuizing op bewoners heeft. In de vroegere herstructureringsprocessen is dat vaak niet goed gelopen. Mensen schrikken erg als zij horen dat hun woning wordt gesloopt, zo is de ervaring. Vaak willen bewoners helemaal niet weg, omdat men zich prettig voelt in de buurt. “Het heeft een enorme impact. Als je bij wijze van spreken 35 jaar in een buurt hebt gewoond en je hebt er altijd met plezier gewoond en altijd netjes je huur betaald. En dan word je geconfronteerd met sloop. Ze wisten helemaal niet wat ze deden…
27
Nou ze wisten wel wat ze deden… Maar ze hadden niet in de gaten dat het zo’n impact had.” Bewoners moeten goed worden voorgelicht. Het beleid moet ook helder zijn. Zo is het in Wildervank voorgekomen dat door een onderzoeksbureau aanvankelijk een vernietigend rapport werd opgesteld, dat bepaalde woningen weg moesten, omdat ze technisch niet meer voldeden. Later konden ze echter wel worden gerenoveerd. “Het bureau kwam met een vernietigend rapport dat die woningen eraf moesten. Een jaar later ongeveer kwam er ineens een ander verhaal. Toen konden die woningen ineens wel blijven staan en zijn bejaardenwoninkjes ergens anders in het dorp eraf gegaan en zijn die woningen die er eerst af moesten wél gerenoveerd. Veel later. Dat betekent dus dat heel veel mensen er geen enkel vertrouwen meer in hadden. Dat is heel jammer dat het zo gebeurd is. En die woningen staan er nu nog.” Bewoners voelen zich in zo’n geval vals voorgelicht en hebben dan geen enkel vertrouwen meer in de zorgvuldigheid van het proces. De SPBA merkte dat bewoners die zich actief inzetten voor een goed herstructureringsproces in hun dorp of wijk, werden belaagd door andere bewoners. Er werd gezegd dat de actieve huurdersvertegenwoordigers onder één hoedje speelden met Acantus. Veel actieve bewoners zijn toen opgestapt uit de bewonersorganisaties, waardoor er nog maar een klein groepje actieve bewoners overbleef. De SPBA heeft ook ervaren dat bewoners die het minst gebonden waren aan hun buurt het eerste weg waren. Zij konden daardoor de mooiste woningen uitzoeken. Doordat daarna ook de andere huurders een woning gingen zoeken, bleken er veel minder huurwoningen beschikbaar te zijn, waardoor het langer duurde om op een goede manier uit te verhuizen naar een woning van hun keuze. “Maar de woningen werden schaarser. En soms duurde het heel lang. Mensen zaten soms nog alleen in een flat en dat geeft ook onrust. En dan neem je genoegen met een woning waar je eigenlijk niet zo graag in wilde.” De SPBA is positief over de persoonlijke begeleiding die Acantus in de loop van het proces is gaan bieden. Zo was er sprake van een medewerker die dagelijks zitting had in de buurt. “Die had echt tijd voor je.” Mensen konden hun verhaal kwijt en ze werden geholpen bij het zoeken naar een woning. “Die had zitting in de buurt en daar kon je afspraken mee maken voor een nieuwe woning. Hij was er bijna dagelijks. Je kon zo in- en uitlopen en hij had echt tijd voor je. Dat is toen echt heel goed begeleid.” Veel kritiek is er bij de SPBA op de wijze waarop Acantus aanvankelijk met het opleveren van de woningen die men verliet omging. Bepaalde zaken in de woning moesten worden hersteld, terwijl die woning korte tijd later zou worden gesloopt. In een latere periode is het beleid hierop aangepast.
28
De sociale gevolgen van krimp
De SPBA heeft ervaren dat diverse huurders van mening waren dat zij er met de nieuwe woning uiteindelijk op vooruit zijn gegaan. Anderzijds waren er ook veel bewoners die lieten weten dat men weliswaar het huis mooi vond, maar dat zij de oude buurt misten. Er wordt ook op gewezen dat men zich moet realiseren dat bepaalde bewoners, die door de sociale controle in een bepaalde buurt wel gedijen, in een andere buurt voor overlast kunnen zorgen. Begeleiding van die bewoners is nodig.
4.3.3
Terugkijkend op het proces
De SPBA geeft aan dat het herstructureringsproces aanvankelijk niet overal goed is verlopen, maar Acantus heeft het beleid in positieve zin aangepast. “Men heeft gewoon van zijn fouten geleerd.” De SPBA is van mening dat de communicatie van de zijde van Acantus nu veel beter is geworden en dat er ook meer wordt ingespeeld op de mondigheid van de mensen. Ook is grootschalige sloop nu niet meer aan de orde en dat vergemakkelijkt het proces. Wat betreft het omgaan met krimp is, volgens het SPBA, het belangrijkste dat er naar de bewoners en hun organisaties wordt geluisterd. Mensen moeten serieus worden genomen. En de bewoners moeten de tijd krijgen om bij sloop van de woning aan het idee te wennen. “En geef ze er ook de tijd voor. Want soms moet het even bezinken. Acantus wil dan heel snel door, maar bewoners kunnen dan niet mee. Emotioneel niet. Dan zul je wat extra tijd moeten uittrekken totdat het bezonken is. Die tijd moet je ze geven. In wezen ben je als huurder in zo’n sloopproces slachtoffer, dus er zou eigenlijk een stuk hulpverlening opgezet moeten worden.”
4.4
Gemeente: Een visie op herstructurering
4.4.1
De aanpak
In de volgende paragraaf wordt de mening over het herstructureringsproces weergegeven van een betrokken ambtenaar van één van de herstructureringsgemeenten: de gemeente Veendam. Deze gemeente zit niet in het onderzoek, omdat de herstructurering daar al eerder, namelijk vóór de onderzoeksperiode 2005-2010 heeft plaatsgevonden. De hieronder beschreven visie geeft een inkijkje hoe er door een betrokken ambtenaar tegen de herstructurering, waarmee hij te maken heeft gehad, wordt aangekeken. Het gaat hierbij niet om een bestuurlijke visie van de betreffende gemeente. De gemeenten waren betrokken bij het herstructureringsproces, zoals dat in de loop der jaren in OostGroningen heeft plaatsgevonden. Afspraken met Acantus werden gemaakt in de vorm van een convenant, dat voor een bepaalde meerjarige periode werd afgesloten.
29
Daarin werd onder meer vastgelegd hoeveel woningen in die periode zouden worden gesloopt, hoeveel woningen zouden worden teruggebouwd en hoeveel woningen daarvan in de sociale huur zouden worden vallen. Omdat er sprake was van een aanbodoverschot werd er altijd minder teruggebouwd dan er gesloopt werd. Zo werd bijvoorbeeld beginjaren 2000 in de gemeente Veendam afgesproken dat er 700 woningen zouden worden gesloopt, dat er 350 woningen weer zouden worden teruggebouwd, waarvan 184 in de sociale verhuur. In Veendam is begin jaren 2000 tussen de gemeente en Acantus in een convenant vastgelegd dat gelden uit de stads- en dorpsvernieuwing en een grote bijdrage uit de gemeentelijke reserves zouden worden gebruikt voor de herstructurering van de wijk Veendam-Noord. De beslissing om in deze wijk te gaan herstructureren is van bovenaf genomen. Reden voor sloop in Veendam-Noord was vraaguitval, de niet eigentijdse huurvoorraad, een trek van huur naar koop en overschotten van een bepaald soort huurwoningen. In de wijk vond leegstand plaats, sommige delen van de wijk hadden het stigma van “een wijk waar je niet moet zitten”. “Het was dus een diagnose die van bovenaf is gesteld. Dit is de opgave waarvoor je staat. Die is ook topdown uitgerold. Maar er is wel gezegd dat je binnen de kaders die gesteld zijn, dus de van bovenaf opgelegde sloopopgave, je per deelplan gaat proberen bewoners actief te betrekken bij de uitvoering van dit plan. Dan staat het slopen in principe vast, maar dan betrek je mensen die willen heel actief bij de planvorming.” De ervaring in Veendam is geweest dat het tempo van sloop en nieuwbouw van woningen in de praktijk niet parallel loopt. “Het convenant in Veendam was formeel van 2000 tot 2005. Daar zit in wezen de frictie in: een jaar sloop, volgend jaar staat er een nieuw wijkje. Daarvan is wel gebleken dat slopen over het algemeen in een heel planmatig tempo wordt opgepakt, maar dat de herontwikkeling een doorlooptijd heeft van meerdere jaren.” In het hele werkgebied van Acantus zal waarschijnlijk een tendens geweest zijn dat, als je kijkt hoe het uitgerold werd, sloop op een bepaald moment voor kwam te liggen op herontwikkeling. In Veendam is op enig moment ook pas op de plaats gemaakt. “Er is gezegd dat we het sloopprogramma temporiseren om ervoor te zorgen dat er eerst wordt herontwikkeld.” In Veendam is op een gegeven moment besloten om in het planproces een keer een fase over te slaan, omdat sloop en nieuwbouw te ver uit de pas gingen lopen. De gemeente heeft ervaren dat wanneer er een onomkeerbaar besluit over sloop was genomen, je dan zag dat iedereen eieren voor zijn geld koos. Er werd dan ook actief uitverhuisd. Dat proces is in Veendam geëvalueerd in een onderzoek van het Bewoners Overleg Veendam. Hieruit bleek dat bewoners over het algemeen tevreden waren over het proces. “Als je nu grosso modo kijkt naar wat er van Veendam-Noord is terechtgekomen dan vinden veel mensen dat de buurt er stevig op vooruit is gegaan.”
30
De sociale gevolgen van krimp
De eentonigheid is doorbroken. Er is een gevarieerde wijk met een gemêleerd woningaanbod in zowel huur als koop ontstaan. De sociale structuur is veelzijdiger. Er is een nieuw wijkhart gekomen met een nieuwe school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang. Daarnaast is een nieuwe sportvoorziening gebouwd en is het algemene voorzieningenniveau in Noord substantieel aangepakt.
4.4.2
Communicatie met huurders
De ervaring van de gemeente is dat er altijd actief werd geïnformeerd. Ook de gemeente had een rol in het proces, maar in de uitvoeringsfase lag het initiatief voor communicatie met de huurders bij Acantus. Altijd op basis van actieve herhuisvesting werd de huurvoorraad leeggehaald; er is dus nooit naar echte dwangmiddelen gegrepen. “De weg van de geleidelijkheid is altijd betracht. Er is actief geprobeerd maatwerk te regelen.” Dat gebeurde door een speciale medewerker van Acantus, die daarvoor was aangesteld. Deze medewerker zat in het buurtkantoor, waar ook de projectteam-vergaderingen waren. Daar konden mensen binnenlopen met concrete klachten, maar ook met vragen over de uitverhuizing. “Deze medewerker deed dat op een heel betrokken manier en hij had ook een mandaat om wat te kunnen regelen.” Een probleem was wel hoe je de buurt leefbaar kon houden. Toen was het een hele buurt die tegen de vlakte ging en weer opnieuw werd gebouwd. Nu de druk van de grootschalige sloop er af is, is het voortschrijdende inzicht wel dat je het veel meer geleidelijk en kleinschaliger doet. Voor de leefbaarheid in de planfase is dat beter. De mensen die het snelste weg zijn, hebben er de minste last van, de mensen die er het langs over doen om een ordentelijke nieuwe woning te vinden, zijn er een beetje de dupe van. “En of daar nou alles subliem is gegaan? Er is wel naar gestreefd de leefbaarheid op peil te houden en de boel niet te laten verloederen.” Het heeft in Veendam lang geduurd om iedereen ervan te overtuigen dat je niet in jaar één kunt slopen en dat er dan in jaar twee nieuwbouw staat. “Waar je het gefaseerd kunt doen, de geleidelijkheid kunt betrachten, is dat het minst ontwrichtend.” Het mooiste zou zijn dat je zo’n programma hebt dat je al weet wat je wilt gaan doen. Dus dat je zegt: dit slopen we en dit komt ervoor in de plaats. Dat je de herbestemming al hebt uitgelijnd, ook procedureel. De ontwrichting is het minst als je vervangende nieuwbouw of herbestemming vrij snel laat volgen op sloop. Je hebt dan een dynamisch proces en dat zal het prettigst werken.
4.4.3
Terugkijkend op het proces
Er wordt voor gepleit om in het kader van een herstructureringsproces in relatie tot krimp te streven naar kleinschaligheid waar het kan. Actief informeren, actief uitverhuizen, zoveel mogelijk maatwerk leveren bij de uitverhuizing bij mensen die ermee geconfronteerd worden, is een ander punt dat van belang wordt gevonden. Als het kan zou je iets voor die zittende bewoners kunnen betekenen, door hen actief bij de planvorming te betrekken. Maar dat hangt wel van de constellatie van de opgave af. En je moet altijd bereid zijn om vragen uit te leggen, een aanspreekpunt te zijn. Dat is een taak van de betrokken corporatie, maar ook van de gemeente. 31
“Als je een integere boodschap geeft, ook al is het een onheilstijding, en je hebt een open vizier en doet een serieuze integere poging om te verantwoorden wat het is; ook al krijg je de shit over je heen, dan moet je dat tóch doen.” De gemeente heeft goede ervaringen opgedaan met het betrekken van bewoners bij een herstructureringsproces van seniorenwoningen. Toen is de welzijnsorganisatie ingeschakeld om professionele ondersteuning te bieden. “Dit kan ook de onvrede kanaliseren.” Dat is ook een tip die wordt gegeven naar de andere krimpgebieden. “Dus als je zegt wat er in ieder geval in krimpgebieden gewaarborgd moet zijn, is dat er ook professionele ondersteuning is op basis van vertrouwen voor de huurders en de bewoners die het aangaat. Dat vind ik werken.” Daar waar in verband met krimp geen voorzieningen meer aanwezig zijn, moet je de mobiliteit zo weten te organiseren dat je de mensen naar de voorzieningen brengt. Winkelvoorzieningen komen er niet in de afgelegen dorpen, maar je zou wel met elkaar kunnen regelen dat er een busje met vrijwilligers naar sociale activiteiten en sportvoorzieningen rijdt.
32
De sociale gevolgen van krimp
5.
ONDERZOEKSRESULTATEN: VERHUISGEDRAG
5.1
Samenvatting
Na de gedwongen verhuizing is 75% van de respondenten in het eigen dorp blijven wonen. Zij deden dit bewust omdat ze in hun dorp naar hun zin woonden en er zich mee verbonden voelden. 25% verhuisde wel naar een ander dorp omdat er in het eigen dorp geen woning beschikbaar was of omdat zij, in mindere mate, graag weg wilden.
5.2
Verhuizen
Gedwongen verhuizen door krimp houdt dikwijls in dat bewoners niet kunnen terugkeren naar eigen buurt of dorp. In Oost-Groningen konden de meeste respondenten (75%, zie figuur 4) in hetzelfde dorp blijven wonen, al verhuisden velen wel naar een andere wijk. Het grootste deel van de respondenten stelde het in eigen dorp blijven wonen ook als voorwaarde aan het verhuizen: “Ik ben hier groot geworden, ik hoor hier thuis, wij moeten hier blijven hoor”; “We hebben hier meer dan vijftig jaar gewoond, we wilden hier graag blijven, omdat we hier gewend zijn”; “Wij gaan Pekel niet uit!” Verscheidene studies bevestigen dit verhuisgedrag. Mensen verhuizen vooral op korte afstand, met name omdat dit hun sociale contacten en activiteiten in stand houdt 1. Veel respondenten hadden inderdaad een groot sociaal netwerk in het dorp en woonden er naar hun zin. Bovendien woonden respondenten vaak al vele jaren in hun huis of woonplaats. Bekendheid met de sociale en fysieke omgeving van hun dorp maakte dat respondenten zich er thuis en vertrouwd voelden. Deze plaatsverbondenheid is een belangrijke reden waarom weinig mensen bereid waren om hun dorp te verlaten2. Het gaat hier zowel om ouderen als om gezinnen en alleenstaanden; zij voelden zich elk op hun eigen manier verbonden met hun dorp. Een verhuizing naar elders zou de vertrouwdheid met de woonplaats wegnemen; respondenten zouden dan te maken krijgen met een andere sociale en fysieke omgeving. Ze zouden zich opnieuw vertrouwd moeten maken met nieuwe mensen en fysieke omgeving, iets waar ze (onbewust) tegenop zagen en iets dat nog meer drukte zou geven in het al intensieve gedwongen verhuisproces.
1
2
Bolt G. & R. Van Kempen (2010) “Dispersal patterns of households who are forced to move: desegregation by demolition: a case study of Dutch cities”, Housing Studies 25(2), pp. 159-180. Gustafson, P. (2001) “Meanings of place: everyday experience and theoretical conceptualizations”, Journal of Environmental Psychology, 21(1), pp. 5-16. Bolt et al. (2010)
33
Figuur 4. Verhuisgedrag van respondenten
25%
75%
Binnen hetzelfde dorp verhuisd Naar een andere plaats verhuisd
De resterende 25% vertrok wel naar een ander dorp. In de meeste gevallen was dit een dorp of stad binnen dezelfde gemeente of een buurgemeente. Slechts één respondent woont nu in een ander deel van het land. Deze respondent heeft zich overigens naar aanleiding van een persbericht zelf aangemeld voor een interview. Andere bewoners die buiten Oost-Groningen zijn verhuisd zijn om logistieke redenen bewust uit het onderzoek gelaten. Ondanks dat ze naar een ander dorp verhuisden, had de meerderheid van de respondenten ook graag in zijn of haar eigen dorp willen blijven, om eerder genoemde redenen. Zij zagen zichzelf echter gedwongen om naar een andere plaats verhuizen omdat er te weinig woningaanbod was of omdat de beschikbare woningen niet aan hun wensen voldeden: “Acantus had nog wel andere woningen laten zien in Blijham, maar dat vonden we allemaal niets. Toen zijn we dus maar buiten Blijham verhuisd.” “We wilden daar [Nieuwe Pekela] niet weg maar het moest. In Nieuwe Pekela konden we op zo’n korte termijn geen nieuwe woning vinden.” Vier respondenten wilden juist wel weg uit hun dorp. Enkelen vertrokken uit hun dorp omdat ze er niet aangenaam woonden: “Ik was blij dat ik daar weg kon want er was al heel wat ellende gebeurd daar [in mijn vorige woning]: ramen die ze ingooiden, hekjes die ze vernielden.” Anderen waren al op leeftijd en wilden graag dichter bij hun kinderen wonen. Eén respondent zegt zich weinig verbonden te voelen met plaatsen en het kostte hem daarom geen moeite om naar een ander dorp te verhuizen.
34
De sociale gevolgen van krimp
6.
ONDERZOEKSRESULTATEN: BELEVING VAN HET HERSTRUCTURERINGSPROCES
Uit de interviews komt naar voren dat de verschillende fasen van het herstructureringsproces (de tijd tussen de berichtgeving en het vinden van een nieuwe woning; de tijd van verhuizen en het in orde maken van het huis; en de tijd na de verhuizing) op verschillende manieren ervaren zijn. Dit hoofdstuk beschrijft de ervaringen tijdens de eerstgenoemde periode; oftewel de periode waarin respondenten nog in hun oude huis woonden. Paragraaf 6.2 beschrijft hoe en waarom de groep negatieve respondenten (80%) de herstructureringsperiode een heftige tijd vonden. 6.3 beschrijft de ervaringen van de positieve respondenten (20%)(zie figuur 5). Figuur 5. Beleving van de periode tussen de berichtgeving en het vinden van een nieuwe woning
20%
80% Negatief Positief
Dit hoofdstuk beschrijft alleen hoe de periode tussen de berichtgeving en het vinden van een huis ervaren is. Uit de volgende hoofdstukken zal blijken hoe de verhuistijd, het in orde maken van de nieuwe woning en de tijd na de verhuizing is ervaren. Gebleken is dat de beleving van het herstructureringsproces tot en met de verhuizing veelal negatief is. Daarna keerde het tij bij veel bewoners en velen van hen wonen nu met plezier in hun nieuwe huis. Ondanks dat een deel van de respondenten het herstructureringsproces niet als negatief ervoer, was het voor iedereen een hectische tijd. Eén respondent weet dat simpel te formuleren: “Verhuizen brengt voor iedereen spanning, dat is altijd zo.” Dit verhuisproces werd echter gekenmerkt door een aspect die de meesten van hen nooit meegemaakt hadden: deze was namelijk opgelegd door de woningcorporatie. Omdat bewoners niet zelf de beslissing hadden genomen om te verhuizen, bracht dit verhuisproces heel andere en nieuwe ervaringen met zich mee en was de herstructureringsperiode voor de meerderheid een heftige tijd.
35
6.1
Samenvatting
20% van de respondenten beleefde de periode tussen de berichtgeving en het vinden van een huis positief. Zij waren blij dat ze hun onaangename buurt en/of huis konden verlaten, waren reeds van plan geweest te verhuizen of wisten dat ze in een sloopwoning gingen wonen. 80% van de respondenten was negatief. Er zijn zes redenen voor de negatieve beleving van de periode tussen de berichtgeving en het vinden van een huis.
Het moeten verlaten van een aangename buurt en/of huis.
Het moeten verlaten van de buurt en/of huis waar men lang gewoond heeft.
Onzekerheid over de toekomst.
Onbegrip over de sloop.
Wonen in een door leegstand overvallen buurt.
Slechte communicatie met Acantus.
Een gedwongen verhuisproces kan verschillende uitwerkingen hebben op het onderlinge contact tussen buurtbewoners. Aan de ene kant kunnen zij dichter bij elkaar komen en een hechtere band creëren. Maar vaker blijkt dat het herstructureringsproces bewoners uit elkaar drijft en er een gespannen sfeer in de buurt ontstaat doordat men vooral het beste voor zichzelf wil. De informatievoorziening verliep middels een brief of persoonlijk contact met de verhuurder. Het grootste deel van de respondenten is tevreden hierover. Soms was de informatievoorziening niet consistent. Dit frustreerde bewoners en creëerde verwarring over het herstructureringsproces. Ook werden er bewonersbijeenkomsten georganiseerd om bewoners (meer) te informeren. De bijeenkomsten werden als voldoende informatief beschouwd. Sommige bewoners waren wel teleurgesteld over het feit dat zij nergens hun mening en gedachten over de plannen konden uiten en daardoor vrijwel geen inspraak hadden.
6.2
Een negatieve ervaring
De grote meerderheid van de respondenten (80%) reageerde negatief toen zij het bericht over de sloop van hun woning ontvingen. Zij waren geschrokken en boos: “Potverdomme, wat flik je me nou dan? Dit kan toch niet?” Voor de meeste bewoners kwam het bericht zeer plotseling en dit resulteerde al snel in een negatieve houding. Ook Kleinhans (2003) stelt dat gedwongen verhuizen vooral gepaard gaat met negatieve ervaringen. Door de onverwachte en gedwongen aard van het herstructureringsproces was het voor deze respondenten een emotionele en spannende periode: “Ik heb er veel tranen om gelaten”, “Het is zwaarder dan je denkt, zo’n verhuisproces”; “Je steekt er ontzettend veel energie in, je gaat stuk”; “Het was een gekkenhuis”; “We zijn er bijna overspannen van geworden”; “Dit was het ergste dat me in mijn leven gebeurd is, als ik er aan terugdenk lopen de rillingen me over mijn rug”; “We waren er kapot van.”
36
De sociale gevolgen van krimp
Deze heftige reacties waren het resultaat van uiteenlopende gebeurtenissen en ervaringen.
Het moeten verlaten van een aangename buurt en/of huis.
Het moeten verlaten van de buurt en/of huis waar men lang gewoond heeft.
Onzekerheid over de toekomst.
Onbegrip over de sloop.
Wonen in een door leegstand overvallen buurt.
Slechte communicatie met Acantus.
Het percentueel aandeel van de bewoners met deze ervaringen is weergegeven in figuur 6. De volgende alinea’s zullen de ervaringen beschrijven. Figuur 6. Redenen negatieve ervaring
Moeten verlaten van aangename buurt en/of huis Moeten verlaten van buurt en/of huis waar lang gewoond is Onzekerheid over de toekomst
Onbegrip over de sloop
Wonen tussen leegstaande woningen
Slechte communicatie met Acantus
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
percentage respondenten
Het moeten verlaten van een aangename buurt en/of huis De meerderheid (80%) van de respondenten stelt dat hij of zij altijd op een hele fijne manier in zijn of haar buurt en/of huis gewoond had. Dit geldt zowel voor bewoners die al tientallen jaren in hun huis woonden als voor bewoners die er nog maar enkele jaren woonden. Velen betreurden het dan ook dat ze weg moesten uit hun plezierige sociale omgeving, die nu door het sloopproces “uit elkaar gerukt werd”. Op dit punt verschilt (de impact van) een gedwongen verhuisproces door krimp van dat van andere herstructureringsprocessen zoals stedelijke vernieuwing. In het laatste geval kunnen bewoners vaak terugkeren naar hun buurt, in het eerste geval niet. Respondenten ervoeren dit als volgt: “Ik vond het zo jammer dat ik daar weg moest, ik had het heel erg naar mijn zin daar, veel vrienden en clubjes, het was heel gezellig. En dan word je ineens weggeplukt uit je omgeving.”
37
“Het was hier een soort Jordaan van Oude Pekela. Een hele gezellige volksbuurt, iedereen kon goed met elkaar overweg. Dus het was niet leuk dat het gesloopt werd.” “Ik was net een beetje ingeburgerd, ik dacht ik zit hier wel goed…” Vooral sociale ervaringen binden mensen aan een plaats of buurt. Mensen met sterke sociale banden in een buurt zijn dan geneigd om daar te blijven.3 De reacties van respondenten zijn daarom begrijpelijk. Doordat mensen de buurt, waaraan ze gehecht waren, moesten verlaten was de herstructurering een trieste tijd die gepaard ging met veel emoties. Er waren zelfs respondenten die erkenden dat de staat van hun huis te wensen overliet maar dat ze toch niet wilden verhuizen omdat ze hun buurtje zo waardeerden. Zoals al gezegd heeft dit te maken met bekendheid en vertrouwdheid in het huis en de buurt: het is moeilijk om dit gedwongen te moeten verlaten en je te moeten vestigen in een wijk die nog vertrouwd moet worden. Hoofdstuk 8 gaat hier dieper op in en geeft weer of deze zorgen terecht waren. Andere respondenten hadden zich veel ingespannen om ook fysiek een fijne leefomgeving voor zichzelf te maken. Ook hierdoor viel de gedwongen verhuizing rauw op hun dak: “Mijn man had onze woning helemaal vertimmerd. We hadden er heel erg last van, dat we het daar zo mooi hadden en er zoveel moeite in hadden gestoken en dat dat ineens gesloopt moest worden. We waren er overspannen van.” “Die zenuwen hè… het was heel moeilijk om het los te laten. Omdat we zoveel moeite in het vorige huis gestoken hadden. Dat stuit je dan tegen de borst.” “Ik schrok ontzettend. Ik had er heel erg voor gevochten om die woning te krijgen. Het zag er niet uit, heel onverzorgd. Ik ben wel vijf jaar bezig geweest om het naar mijn zin te krijgen. Een jaar later kreeg ik die brief…” Door veel tijd en energie in hun woning te steken hadden bewoners een emotionele band met hun fysieke huis opgebouwd. De gedwongen aard van deze verhuizing maakte abrupt een ongewenst einde aan deze band. Bewoners keken er tegenop om opnieuw veel tijd en energie in een nieuw huis te steken, zodat ze ook dat huis hun thuis konden noemen. Ook Kleinhans (2003) noemt de tevredenheid met het huis een belangrijke factor die de ervaringen met gedwongen verhuizen sterk beïnvloedt. De combinatie van een aangename en betekenisvolle fysieke en sociale woonomgeving maakte een thuis voor respondenten. Een thuisgevoel gaat gepaard met een bepaalde voorspelbaarheid, bekendheid, stabiliteit en continuïteit in plaats en leven.4 Met de gedwongen, van bovenaf opgelegde, verhuizing werden deze fijne en veilige gevoelens ongewenst verbroken.
3
4
Bolt et al. (2010) Scannel, L. & R. Gifford (2010) “Defining place attachment: A tripartite organizing framework”, Journal of Environmental Psychology, 30, pp. 1-10. Speller, G.M., E. Lyons, & C. Twigger-Ross (2002) “A community in transition: The relationship between spatial change and identity processes”, Social Psychological Review, 4(2), pp 39–58. Kleinhans (2003) “Displaced but still moving upwards in the housing career? Implications of forced residential relocation in the Netherlands, Housing Studies, 18(4), pp. 473-499 Blunt, A. & R. Dowling (2006) Home. Oxon: Routledge.
38
De sociale gevolgen van krimp
Dit zorgde voor een emotioneel en ontaard gevoel: “Ik was de regie over mijn eigen leven kwijt, een ander had de regie op dat moment.” “Mijn eigen ik werd me afgenomen. Opeens wordt er gezegd: weg hier. Ik voelde me nog minder dan een asielzoeker.” Het moeten verlaten van de buurt en/of huis waar men lang gewoond heeft Een aantal bewoners (20%) had al voor lange tijd in zijn of haar huis of buurt gewoond. Door de vele sociale contacten en ervaringen (zoals opgroeien, geboorte van kinderen, overlijden van dierbaren) in het huis en de omgeving, hadden zij hiermee een hechte band opgebouwd en identificeerden zij zich ermee 5: “Je bent gehecht aan die plek, je hebt er veel meegemaakt.” Eén respondent stelt zelfs dat daardoor het herstructureringsproces als een aanslag op haar identiteit voelde. Zij zag haar huis en buurt als onderdeel van zichzelf en stelde: “Een oude boom moet je niet verpoten.” Ook anderen waren emotioneel onder het verlaten van het huis en de buurt waar zij zolang gewoond hadden: “Ik woonde daar 56 jaar! Dan heb je wel emoties [als je weg moet]. Ik wist wat daar allemaal gebeurd was. Dan ga je niet zomaar even van de één op de andere dag weg.” “In eerste instantie was het een frustratie. Je hebt er zo lang gewoond en er een prachtplek van gemaakt. Je moet wel veel inleveren hoor.” Onzekerheid over de toekomst Doordat respondenten zo tevreden waren met hun woning en buurt hadden sommigen (20%) van hen zorgen over waar ze zouden komen te wonen na de sloop van hun woning: “We hadden een geweldige buurt, nooit problemen. En dan moet je verhuizen… Daar keken we vreselijk tegenop want waar kom je te wonen? Dat was de grote vraag.” Deze onzekerheid riep de nodige spanning op: “We hadden wel even het hart in de keel, want je weet niet waar je terecht komt.” Toen eenmaal duidelijk werd dat er een geschikte woning gevonden was, uitte zich dat voor een aantal mensen in grote opluchting: “Ik kon wel huilen toen we hierheen gingen, we hadden zo in onzekerheid gezeten. Toen we deze woning kregen, kon ik de mevrouw van Acantus wel om de hals vliegen, omdat we wisten welke mensen hier woonden, we bleven hier in de buurt.” Vanaf dat moment hadden deze respondenten vrede met de gedwongen verhuizing en zagen ze de verhuizing zonder zorgen tegemoet. Uit het laatste citaat blijkt ook dat kennis van de nieuwe buurt van groot belang was, omdat het een gerust gevoel gaf over de nieuwe situatie waarin met kwam te wonen. Dit argument is bij een groot aantal respondenten gehoord. Hoofdstuk 8 gaat in op de uitkomsten van deze verwachtingen. Onbegrip over de sloop Bij veel respondenten (30%) heerste er onbegrip over het sloopproces: “Die huizen waren nog goed, er was nooit leegstand; waarom worden ze nu afgebroken? Ik heb het nooit begrepen.” Hierdoor kwam het sloopbericht dan ook als een grote verrassing voor een aantal respondenten. 5
Gustafson (2001)
39
In de meeste gevallen boden ook de brief over de sloop en bewonersbijeenkomsten te weinig informatie om duidelijkheid te schaffen over de reden voor de sloop. Daarnaast ontstond er groot onbegrip over de sloop door het beeld dat Acantus creëerde. Dit vond vooral in de jaren 2007 en 2008 plaats, met één uitzondering in 2011. Er waren namelijk meerdere mensen die nog maar één tot vijf jaar in hun huis woonden toen ze bericht kregen van de sloop. Twee respondenten hadden zelfs al eerder gedwongen moeten verhuizen. Ook zij hadden maar enkele jaren in hun huis gewoond. Beide groepen respondenten hadden verwacht nog veel langer in hun huis te kunnen wonen en het sloopbericht viel bij hen dan ook in slechte aarde: “Ik had zoiets van: wat gemeen! Ze hadden gezegd dat deze huizen nog lang niet werden gesloopt. En dan word je voor het blok gezet en moet je wéér verhuizen.” Op het moment van het betrekken van de woning had Acantus met geen woord over de sloop gesproken. Achteraf hadden deze respondenten het gevoel dat dit expres voor hen verzwegen is. Zij stellen dat, als ze van de sloop geweten hadden, ze nooit in hun huis waren gaan wonen. Ook kreeg een aantal bewoners vlak voor de sloop, of zelfs na de bekendmaking van de sloop, nog renovaties van onder meer het toilet, de badkamer en keuken aangeboden. Sommige woningen werden nog beter geïsoleerd en gaskachels werden vervangen door centrale verwarming. Bij sommige bewoners wekte de renovatie van het huis zelfs nieuwe hoop voor het behoud van hun woning. “We konden een nieuwe keuken krijgen, dus ik heb een nieuwe uitgezocht. Een week later kregen we te horen dat ons huis gesloopt werd. Ze wisten van tevoren wel dat de huizen gesloopt zouden worden. En dan ook nog zeggen: je krijgt een nieuwe keuken… Dat gaat er bij mij niet in. Pats-boem je moet weg en klaar.” “We wisten al wel dat de woning er af ging, maar toen kregen we ook nog centrale verwarming en dubbel glas! En dan denk je bij jezelf: het huis blijft staan! Maar nee…” Toen bleek dat de sloop toch doorging was de verbazing en frustratie van deze respondenten des te groter. Uit deze ervaringen blijkt dat niet, weinig, of tegenstrijdige informatie van de verhuurder over de gemaakte plannen en te volgen procedures onnodig onduidelijkheid en daardoor frustratie met zich meebrengt. Wonen in een door leegstand overvallen buurt Meerdere bewoners (35%) ervoeren extra spanning tijdens het herstructureringsproces doordat hun buurt door leegstand werd overvallen. De meeste ervaringen hiervan waren in 2006, maar ook respondenten die verhuisd zijn in de periode tussen 2007 tot en met 2011 kregen er mee te maken. In deze gevallen waren andere buren al verhuisd, maar hadden de achterblijvende bewoners nog geen geschikte woning kunnen vinden. De periode van het wonen in zo’n buurt varieerde van een paar maanden tot twee jaar. Hoewel enkele respondenten hier geen problemen mee hadden, had de meerderheid, vooral alleenstaanden en ouderen, dit wel. De ervaring van het alleen achterblijven in de buurt werd als zeer aangrijpend beschouwd.
40
De sociale gevolgen van krimp
Het wonen tussen de lege huizen gaf een onaangename sfeer in de wijk: “Meer en meer mensen gingen weg en huizen werden dichtgespijkerd; dan krijg je toch wel wat gettovorming”; “Het woont niet leuk en gezellig meer.” Eén bewoner trok zich dit erg aan en stelde: “Ik schaamde me dat ik daar nog woonde, want de ramen van de buren waren dichtgespijkerd en wij zaten daar nog.” Bovendien trokken de omliggende leegstaande woningen gespuis aan en er werd dan ook veel ingebroken. In de meeste woningen was het gas niet afgesloten. Bewoners voelden zich daardoor niet meer veilig: “Ik heb acht maanden in angst geleefd in die straat.” Vooral ’s nachts was het onrustig in de buurt: “Er werd ’s nachts van alles uit al leegstaande huizen gesloopt, zoals vlizotrappen, verwarmingsinstallaties, lood van de dakranden, schuttingen, planten uit de tuin…”; “Hoe vaak ik ’s nachts wel niet in mijn ondergoed over straat heb gelopen met een honkbalknuppel. Elke nacht loop je om je huis en denk je van: was ik hier maar weg!” Deze respondenten hadden slapeloze nachten. “Er kan van alles gebeuren en dan slaap je ook niet”. Eén bewoner kreeg zelfs medicijnen tegen de stress die het achterblijven in de verloederende buurt met zich meebracht. Slechte communicatie met Acantus Veel van de genoemde negatieve ervaringen werden versterkt doordat bewoners weinig begrip voor hun situatie vanuit Acantus voelden. Dit speelde over de hele periode waarin respondenten verhuisd zijn; van 2006 tot en met 2011. Weinig blijk van medeleven en gevoel niet te worden gehoord wekte boosheid en onbegrip op. Daardoor was het herstructureringsproces af en toe erg frustrerend: “Ik heb Acantus heel vaak gebeld, maar op den duur werd ik niet meer doorverbonden.” “Ik heb tegen Acantus gezegd: het interesseert jullie toch geen ruk.” “Je hebt het gevoel dat ze je aan je lot overlaten en je moet het maar bekijken.” “We zijn bijna overspannen geworden doordat Acantus niet met ons wilde praten […]. We konden geen gesprek krijgen, hebben gebeld, een brief gestuurd, maar nergens werd op gereageerd.” Aan de andere kant zijn er ook genoeg bewoners die tevreden zijn over de rol die Acantus gespeeld heeft en de manier waarop zij tegemoet gekomen zijn. Ook wanneer respondenten de herstructureringstijd als niet prettig ervaren hebben, hebben zij dikwijls geen klachten over de rol die Acantus in het verhuisproces gespeeld heeft. Dit zal verduidelijkt worden in de volgende hoofdstukken.
6.3
Een positieve beleving
Naast het grote aantal negatieve ervaringen was de periode van herstructurering voor 20% van de respondenten vrij positief. Het gaat hier vooral om respondenten die binnen hun eigen dorp zijn verhuisd, met name Ter Apel en Oude Pekela. Deze respondenten waren soms zelfs verheugd, omdat ze konden vertrekken uit hun buurt of huis dat hen niet beviel. Last hebben van de buren was één van de argumenten:
41
“We waren erg blij dat we daar weg konden. We hadden aan de ene kant buren met meerdere honden en die blaften veel en aan de andere kant hadden we een buurvrouw met een kind dat ze niet aankon.” Ook de staat van het huis was reden voor een positieve houding: “We stonden te juichen. Want we hebben heel veel problemen met het vorige huis gehad. Het was oud en we hadden veel vochtoverlast.” Andere respondenten stellen dat er bij hen geen sprake was van gedwongen verhuizing. Zij waren al op zoek naar een nieuwe woning en de sloop maakte alleen maar dat zij sneller kon verhuizen. Er waren ook respondenten die bij het betrekken van hun huis al wisten dat deze gesloopt zou worden. Voor een deel van hen was het herstructureringsproces weinig dwingend of spannend, maar anderen beleefden de periode alsnog negatief. Net als de andere positieve bewoners geven zij aan dat het hebben van de eerste keus voor een nieuwe woning en het krijgen van een verhuisvergoeding een mooie bijkomstigheid was. Eén respondent reageerde proactief op de sloop: “We moesten daar weg en ik dacht laat mij dan maar de eerste zijn, wegwezen!” Deze bewoner had al op verschillende plekken gewoond en bovendien gevaren en rondgezworven. Door het kort wonen op verschillende plekken bouwen mensen een minder sterke band op met een bepaalde plaats en hebben ze het vermogen zich snel aan te passen aan een nieuwe omgeving. Hierdoor is het ook makkelijker om een plek weer te verlaten. In tegenstelling tot de negatieve respondenten zijn de positieve respondenten goed te spreken over de contacten met, en de houding van Acantus. Zoals duidelijk zal worden in de volgende hoofdstukken geven zij bijvoorbeeld aan dat de verhuurder hen alle tijd gaf om te verhuizen, dat ze hen hielp met het zoeken naar een nieuw huis of dat ze ervoor zorgde dat het nieuwe huis aan hun wensen voldeed.
6.4
Betrokkenheid in de buurt
Het bericht van het herstructureringsproces had verschillende uitwerkingen op de onderlinge relatie tussen de buurtbewoners. Aan de ene kant was het grootste deel van de respondenten (87%) vooral bezig om zijn eigen hachje te redden: “Iedereen zorgde wel voor zichzelf. Want iedereen was op zoek naar een huis. En als je dan iets weet zeg je dat niet meteen tegen een ander, dan denk je eerst aan jezelf.” In enkele gevallen resulteerde dit zelfs in een minder prettige sfeer in de buurt: “Je praat niet meer zo open met elkaar omdat je dan misschien een ander op ideeën brengt.” Aan de andere kant trokken de bewoners meer naar elkaar toe en werd de band hechter: “De sfeer was niet zo best toen we het hoorden.” Dit gebeurde in een aantal buurten binnen Oude Pekela, Blijham, Ter Apel en Scheemda. In deze buurten wilde niemand verhuizen. In sommige buurten ontstond gezamenlijk protest van bewoners. Bewoners overlegden ook met elkaar over de hoogte van de verhuisvergoeding en het tijdsbestek en gingen gezamenlijk naar de bewonersbijeenkomsten. Enkelen van hen wilden zelfs gezamenlijk naar een andere buurt verhuizen.
42
De sociale gevolgen van krimp
Toch hadden hun inspanningen weinig resultaat en op den duur merkten ze dat ze weinig inspraak hadden. Toen gingen steeds meer bewoners overstag en verlieten ze de buurt: “Iedereen was uiteindelijk toch vooral met zichzelf bezig om een goede nieuwe woning te krijgen.”
6.5
Informatievoorziening
60% van de respondenten kreeg via een brief te horen dat hun huis gesloopt zou worden. 10% kan zich niet meer herinneren hoe zij geïnformeerd werd en bij 30% kwam iemand van Acantus persoonlijk over de sloop vertellen (zie figuur 7). De helft van de mensen die een brief ontving, kreeg te horen dat hun huis genomineerd was voor sloop maar dat de precieze aanvang van de werkzaamheden nog niet bekend was. In dit geval zou het minstens nog enkele jaren duren. Bij de andere helft van de bewoners werd in de brief meteen aangegeven wanneer de sloop gepland was. De periode tussen de eerste berichtgeving en het gewenste moment van verhuizen varieerde van een paar jaar (75%) tot enkele maanden of zelfs weken (25%) (zie figuur 8) Dit laatste vond zowel plaats in de eerdere herstructureringsprocessen in 2006 als in de latere in 2010. Figuur 7. Manier van informeren
10%
30% 60%
Brief Persoonlijk aan huis Weet ik niet meer
Figuur 8. Tijd tussen berichtgeving en verhuizen
25%
75%
Paar jaar Enkele maanden/weken
43
Het grootste deel van de respondenten (80%) is, ongeacht of ze een brief kregen of persoonlijk door Acantus op de hoogte werden gesteld, tevreden over de berichtgeving over het sloopproces: “Dat hebben ze echt wel goed gedaan: naast de brief ook nog een bewonersbijeenkomst erbij, dus ze hebben ons echt goed ingelicht.” 20% is er minder over te spreken omdat zij alleen een brief kregen en liever hadden gezien dat iemand van Acantus het persoonlijk was komen vertellen. 16% van de bewoners laat weten dat de informatievoorziening niet consistent was. Dit was vooral in 2006 (vier keer), 2008 (drie keer) en 2011 (twee keer) en vond met name plaats in Oude Pekela en Nieuwe Pekela. In deze gevallen verliep het sloopproces anders dan in eerste instantie aangegeven was: “Onze huizen zouden niet zo vroeg gesloopt worden. Ze zouden beginnen in een paar straten verderop. Maar die huizen staan er nu nog en die van ons zijn weg.” (Oude Pekela, 2006) “Eerst zouden de woningen er af. En toen kregen we bericht dat ze er niet af gingen en toen uiteindelijk gingen ze er wel af. Er ging een hoop door elkaar heen. Uiteindelijk hoorden we maar een half jaar van tevoren dat we er toch uit moesten.” (Oude Pekela, 2011) In het laatste geval stelden respondenten dat, doordat ze in onzekerheid over de sloop leefden, ze “niets meer durfden te veranderen in het huis”. Want stel dat ze wel moesten verhuizen, dan zou elke moeite en alle kosten tevergeefs zijn geweest. Door weinig zicht op de toekomst en niet consistente informatie was het herstructureringsproces voor hen vrij frustrerend. Elders in dit rapport komen meer ervaringen en gevolgen van de niet consistente informatievoorziening aan bod. Eén echtpaar is zeer ontevreden over de informatievoorziening. Zij kreeg wel bericht dat hun huis genomineerd was om te slopen, maar wanneer zij om opheldering vroegen liet de verhuurder hen almaar in het ongewisse: “We hebben een brief gehad en vervolgens nooit wat van Acantus gehoord; we konden geen contact krijgen en werden aan de telefoon afgescheept. We hebben een brief gehad waarin stond dat de woning op de nominatie stond om gesloopt te worden, maar we konden geen bevestiging krijgen dat hij gesloopt zou worden. Dat is allemaal zo raar verlopen.” In andere gevallen kregen niet alle bewoners in de buurt de brief op hetzelfde moment. Ook dit zorgde voor verwarring: “Ik hoorde van andere mensen: heb jij ook een brief gehad? Ik zei: nee, ik heb geen brief gehad. Waar gaat dat dan over? Ja, de huizen worden hier gesloopt.. . Ik zei, het is toch niet waar! Nou ik heb geen bericht gehad, dus deze drie huizen zullen wel blijven staan. (…) Later kreeg ik bericht, het was een fout, ze hadden mij dus geen bericht gestuurd en die andere twee huizen ook niet. Dus later kreeg ik bericht, ongeveer veertien dagen later.” Het sloopbericht kwam voor sommige respondenten niet onverwacht. Zoals genoemd was er een aantal mensen dat wist dat ze een sloopwoning betrokken. Bovendien stelde 16% van de respondenten dat er al enkele jaren geruchten over de sloop gingen. Eén respondent maakte daar gebruik van en was al bezig met het regelen van een nieuw huis voordat het officiële sloopbericht kwam. 44
De sociale gevolgen van krimp
Deze respondent had dit overigens wel met Acantus overlegd. Nadat de verhuurder de sloop had bevestigd, had deze bewoner meteen laten weten al een woning op het oog te hebben. Toch moest deze respondent nog enkele maanden wachten met verhuizen, omdat hij anders geen verhuiskostenvergoeding kreeg. In die tussentijd was de sloop ook bij de buurtgenoten officieel bekendgemaakt.
6.6
Bewonersbijeenkomsten en inspraak
In de meeste dorpen werden bewonersbijeenkomsten georganiseerd door Acantus en deze werden door de helft van de respondenten bezocht. In de andere gevallen waren er geen bijeenkomsten of wilde men er niet heen. In het laatste geval waren respondenten negatief over dergelijke bijeenkomsten: “Wat moet je daar, het meeste is toch al besloten.” Enkele bewoners kregen vrij kort tevoren te horen dat ze moesten verhuizen. De bijeenkomsten waren op dat moment al geweest. De bewonersbijeenkomsten werden over het algemeen als voldoende informatief beschouwd: “De informatiemiddag was wel interessant. Ze hebben ons goed ingelicht en vertelden over hun plannen. Je kon ook aangeven waar je heen wou. Maar het besluit van de sloop was al wel genomen”. Toch was 20% van de respondenten het erover eens dat de bijeenkomsten “niet erg nuttig” waren. Dat kwam vooral doordat bewoners op veel meer hulp bij, en inspraak op het verhuisproces gehoopt hadden: “We konden voor een informatieavond naar het dorpshuis. En daar vertel je dan wat je wensen zijn. Maar uiteindelijk moet je je toch zelf inschrijven en zelf reageren en je redt je maar. Dus die bijeenkomsten waren niet erg nuttig. Dat viel echt tegen. Want ik dacht: ze gaan nu echt kijken wat je wensen zijn en dan gaan ze samen met jou zorgen voor een andere woning. Maar helaas.” “Je krijgt informatie maar wij wisten niet echt wat voor zin dat had. Je moet toch weg. Je krijgt een oprotpremie and that’s it.” “Er werd ook helemaal niets aan ons gevraagd, zo van hebben jullie nog ideeën? Nee, streep erdoor, gewoon slopen.” Respondenten stellen dat ze ook op andere manieren weinig inspraak hadden. Een enkele bewoner geeft aan mee te hebben mogen denken in de plannen, “maar dat leidde niet tot verandering of bijstelling [van de plannen]”. Verder geven alle bewoners aan niet in de gelegenheid te zijn geweest om mee te denken in het herstructureringsproces. Op een enkeling na zag ook niemand daar heil in, omdat ze het gevoel hadden dat hun stem toch niet meetelde. “Ik weet zeker dat je daar geen invloed op hebt; wat de hoge heren beslissen, daar heb je als bewoner niets over te zeggen.” Het zou verspilde moeite zijn. Desondanks waren er enkele bewoners die wel graag inspraak hadden willen hebben, vooral omdat ze de sloop onnodig vonden en voor renovatie pleitten.
45
46
De sociale gevolgen van krimp
7.
ONDERZOEKSRESULTATEN: PROCES HERHUISVESTING
Dit hoofdstuk beschrijft de omstandigheden rond het zoeken naar een nieuwe woning (7.2), de bedenktijd hiervoor (7.3), de verhuiskostenvergoeding (7.4), hulp bij de verhuizing (7.5), het opleveren van de woning (7.6) en de manier waarop respondenten deze tijd beleefd hebben.
7.1
Samenvatting
Respondenten zochten op verschillende manieren een nieuw huis. Niet iedereen had dezelfde mogelijkheden, omdat er geen eenduidig beleid voor het woningzoeken was. Mensen konden op eigen gelegenheid zoeken (65%) of de verhuurder zocht voor hen (35%). Hoewel zelfstandig zoeken op prijs werd gesteld, vond een klein deel dat de verhuurder een actievere rol had moeten spelen en hen meer had moeten begeleiden. De respondenten die wel actieve hulp van Acantus kregen, waardeerden dit zeer, al voelden sommigen zich er ook door beperkt in hun woningkeuze. Het grootste deel van de bewoners had meerdere jaren de tijd om een nieuwe woning te vinden. 25% van de respondenten vertelde dat ze maar enkele maanden tot weken de tijd kreeg om een nieuw huis te vinden, hoewel de corporatie dit niet zo heeft bedoeld. De verhuiskostenvergoeding die bewoners kregen, verschilde in hoogte. In het laagste geval kreeg men 450 euro, in het hoogste 5500 euro. Het grootste deel van de bewoners stelt dat de vergoeding niet toereikend was. Naast de verhuiskostenvergoeding kregen bewoners geen hulp bij de verhuizing, ondanks dat een deel van hen dit wel graag gewild had. Er bestond geen eenduidig beleid over de oplevering van de oude woning, vooral door gebrekkige communicatie hierover. Dit zorgde af en toe voor grote verontwaardiging bij de huurders.
7.2
Woningkeuze
Alle respondenten konden zelf kiezen waarheen ze gingen verhuizen. De vrijheid van de keuze was echter niet in alle gevallen gelijk. 65% geeft aan zelf de gelegenheid te hebben gehad om een nieuwe woning te zoeken (zie figuur 9). Het zoeken van een woning werd vaak als moeizaam ervaren: “Ik mocht uitkijken naar een nieuwe woning. En dat is wel moeilijk natuurlijk, want waar kom je terecht? En ik dacht: waar moet je zoeken? Ik weet het niet…” “We kregen een papier om aan te geven waar we wilden wonen. Maar waar dan? Een oud huis opknappen terwijl we een mooi huis hadden. Mooi niet!”
47
Bewoners waren onzeker over waar ze nu moesten gaan wonen en bang om de goede huiskeuze te maken, vooral als ze al op een fijne plek woonden en geen reden zagen om weg te gaan. Ze vreesden niet weer zo’n mooi huis te vinden en keken er tegenop een huis opnieuw te moeten opknappen en naar hun zin te maken. Ook het woningaanbod maakte het zoekproces ingewikkeld. Figuur 9. Woningkeuze
35% 65% Zelf zoeken Acantus zoeken
Toch speelde Acantus in de meeste gevallen nog wel een rol in het zoekproces van de respondenten die zelf zochten. Zo kregen bewoners urgentie op woningen van Acantus, zodat ze veel meer kans hadden om het huis van hun keuze te krijgen. Ook gebruikten de meeste respondenten de website van Acantus, waar alle beschikbare woningen op stonden. Via deze site hebben veel mensen (55%) hun woning dan ook gevonden. Tenslotte konden mensen bij Acantus aangeven welke woning ze op het oog hadden. Deze respondenten hadden eerst volledig zelfstandig een woning gezocht en voornamelijk via tips van familie, vrienden of dorpsgenoten over leegstaande woningen of woningen die op korte termijn vrijkwamen een huis gevonden. Acantus zorgde er dan in de meeste gevallen voor dat de betreffende woning inderdaad aan deze mensen werd toegewezen. Vooral respondenten tussen de 25 en 60 jaar kregen met deze manieren van ’passief begeleid’ zoeken te maken. Dit vond in de hele periode van 2006 tot 2011 plaats. De meningen van bewoners over deze vrije manier van woning zoeken zijn verdeeld. Het grootste deel van de respondenten ging vrijwillig zelfstandig op zoek naar een nieuw huis. Zij stelden de vrijheid die hen gegeven werd erg op prijs: “Ik vond het erg prettig van Acantus dat we zelf mochten bepalen waar we zin in hadden.” Aan de andere kant viel het mensen tegen dat ze voornamelijk zelfstandig op zoek naar een woning moesten. Zij hadden meer hulp van de verhuurder bij het zoeken verwacht: “We hadden eerst wel gedacht dat we aan een huis geholpen zouden worden, maar dat is gewoon totaal niet gebeurd. Ze zeiden: je schrijft je maar in op internet en dan reageer je maar [op woningen]”. De resterende 35% van de respondenten heeft bij het zoeken naar een woning meer actieve en intensieve hulp van Acantus gehad. In enkele van deze gevallen kwam de hulp vanuit de bewonersorganisaties. Uit de interviews blijkt dat de hulp vooral in de jaren 2006 tot en met 2008 plaatsvond.
48
De sociale gevolgen van krimp
Opvallend is dat de meerderheid van deze respondenten al aardig op leeftijd (60 jaar of ouder) of alleenstaand is. Het is niet duidelijk of mensen zelf gevraagd hebben om hulp of dat ze het spontaan kregen aangeboden. Hulp van Acantus geschiedde door het zoeken naar woningen en het aanbieden daarvan. Bewoners hadden daarvoor een woonwensengesprek met Acantus gehad of ontvingen een formulier waarop ze hun woonwensen aan konden geven. De gesprekken vonden meestal op één van de bewonersbijeenkomsten plaats en in enkele gevallen bij de bewoner thuis. In een enkel geval nam een medewerker van Acantus bewoners in de auto mee om een potentiële woning te bekijken. Dit bleek effectief doordat de respondenten dan gelijk (de staat van) het huis konden bekijken en de sfeer van de buurt konden proeven. Bewonersorganisaties hielpen huurders vooral met het bemachtigen van de woning die ze op het oog hadden. Ook over de meer actieve hulp van Acantus zijn de meningen van de respondenten verdeeld. Aan de ene kant stelden mensen de hulp van Acantus erg op prijs en kregen ze een woning naar hun zin: “Ik vond het eerst verschrikkelijk want ik wist niet waar ik heen moest. Maar toen zeiden ze [Acantus] er komt binnenkort daar en daar een huisje vrij. Toen zei die mevrouw [van Acantus] daar kunnen we wel even gaan kijken. En toen dacht ik: nou dit is wel een heel mooi plekje. Als ik dan toch weg moet dan zit ik hier niet verkeerd. Ik denk dan moet ik dat maar gelijk doen want zo’n kans krijg ik niet meer.” “Eerst hadden we een andere woning op het oog. Maar toen zei iemand van Acantus: is het niet beter dat jullie naar de […]straat gaan, daar is een slaapkamer beneden. Toen zeiden we ja dat is goed.” “Acantus had tegen ons gezegd dat deze woningen werden gebouwd en dat deze heel geschikt waren voor ons. Dit was de eerste woning die werd aangedragen en dat was meteen goed.” Aan de andere kant waren bewoners niet erg te spreken over ondersteuning van Acantus. Zij stellen dat ze maar een beperkte keuze hadden in het woningaanbod. Zo konden ze maar uit drie huizen kiezen, kregen ze huizen aangeboden die niet aan hun wensen voldeden en moesten ze te precies aangeven waar ze graag wilden wonen: “Ze [Acantus] kwamen met woningen aan, je had keus uit drie woningen. Maar ze voldeden allemaal niet echt aan mijn wensen, mijn huidige woning ook niet. Ik wilde graag een garage bij het huis maar dat kon ik niet krijgen.” “Onze woningen moesten gesloopt omdat ze te oud waren en niet meer voldeden. Vervolgens kregen we een woning aangeboden die nog veel ouder was, kleiner, geen badkamer maar een doucheruimte, met schimmel op de wanden… Toen dachten we: ze willen de verkeerde huizen afbreken!” “Ik moest kiezen waar ik wilde gaan wonen. Ik zei: Pekela. Maar ze zeiden dat ik moest kiezen: Oude of Nieuwe Pekela. Ik zei wat maakt dat nou uit, het is toch gewoon Pekela? Dat vond ik maar raar.”
49
7.2.1
Weinig woningaanbod
Tijdens de interviews werd gemerkt dat 35% van de respondenten ontevreden was over het woningaanbod. Dit speelde vooral tussen 2006 en 2008, maar ook later kwam dit nog af en toe voor. Bewoners mochten dan wel zelf een woning kiezen, maar het minimale woningaanbod beperkte hen daarin. Het aantal beschikbare woningen was niet toereikend en de variatie in woningen was gering: “We hadden wel vrije keus, maar er waren gewoonweg geen woningen in Oude Pekela. Dus daar hadden we niet zoveel aan. Daarom was het verhuisproces heel moeilijk.” “We konden wel kiezen, maar we konden maar drie keer weigeren. Ik was het er niet mee eens dat we naar deze woning gingen. Maar er was verder ook niets dus op het laatst moest je wel wat, we moesten hier wel heen.” Respondenten die tegen het woningtekort aanliepen, wilden allen graag in hetzelfde dorp of omliggende dorpen blijven wonen. Omdat er weinig geschikte woningen beschikbaar waren, bleven respondenten lang in hun oude huis wonen. Dit werd als erg vervelend ervaren, doordat bewoners alleen achterbleven in hun buurt en hun woning verwaarloosden: “Alles was af. Het ging nog om een paar jaar, dan zouden de huizen er af gaan. Maar ja, dan gaat de schutting kapot, maar dan heb je zoiets van we wonen hier toch niet zo heel lang meer, dus we laten het maar zo. We kopen wel een nieuwe als we weggaan. Je gordijnen slijten ook bij elke wasbeurt. Je laminaat gaat ook af. Alles was op den duur schoon af.” Door te weinig zicht op een woning naar wens en/of weinig plezier meer in het wonen in een verloederende buurt voelden respondenten (25%) zich toch genoodzaakt om te verhuizen, ondanks dat de verhuurder geen tijdslimiet voor verhuizen had gesteld. “We hadden geen zin om daar nog langer te wonen. Omdat je zo’n vooruitzicht hebt [sloop] woon je daar niet prettig meer.” Mensen namen daarom genoegen met een nieuwe woning die eigenlijk niet naar wens was. Respondenten die om deze reden een nieuwe woning hadden betrokken, merkten hier later de gevolgen van. Velen hadden spijt van hun keuze om in een huis te gaan wonen dat niet helemaal naar hun zin was. De nieuwe woning was bijvoorbeeld erg gehorig, slecht geïsoleerd, te klein of juist te groot of lag in een buurt die snel achteruitging. Twee respondenten vertellen over hun keuzes en ervaringen: “Elke nacht loop je om je huis en denk je van was ik hier maar weg! (…) Toen dachten wij we nemen dit [nieuwe huis] maar dan zit je in elk geval veilig. (…) Maar dan ben je er weg en dan denk je: wat heb ik gedaan? Want hier zitten we in zo’n schijthok! (…) Als we dit hadden geweten dan waren we toch nog even gebleven in ons vorige huis.” “Later was er nog een woning vrij en daar was ik veel liever in gegaan. Maar toen hadden we al ‘ja’ gezegd tegen deze woning en konden we niet meer terug.”
50
De sociale gevolgen van krimp
7.3
Bedenktijd om een nieuwe woning te zoeken
75% van de respondenten geeft aan tijdens het herstructureringsproces nooit tijdsdruk te hebben gevoeld (zie figuur 10). Zij kregen al enkele jaren tot een jaar voor de werkzaamheden het sloopbericht en hadden daardoor ruimschoots de tijd om zich te oriënteren en een nieuwe woning te zoeken. Ook toen de aangegeven sloopdatum naderde, merkten ze geen druk vanuit Acantus. In de meeste gevallen was er door de verhuurder overigens niet eens een definitieve datum voor de sloop gegeven, alleen een indicatie. Een enkele bewoner merkte wel op dat Acantus zo nu en dan belde om te vragen hoe het stond met het vinden van een woning, maar dat dit de druk zeker niet opvoerde. Deze respondent zag een dergelijk telefoontje meer als een hart onder de riem en dat ze, als dat nodig was, een beroep op Acantus kon doen. “Ze gaven ons genoeg tijd om iets nieuws te vinden. Als we hier niet heengegaan waren zaten we er denk ik nog [in ons oude huis]. ” “Ze lieten ons rustig zoeken en zetten geen druk op ons.” Ondanks dat veel respondenten tevreden waren over de bedenktijd die ze kregen, duidt het verhaal van sommige respondenten erop dat het geven van voldoende tijd niet altijd een positieve uitwerking had. Elders in dit rapport wordt beschreven dat een deel van de respondenten alleen achterbleef in een verloederende buurt en dat dit als zeer frustrerend ervaren is. Toch waren er ook respondenten (15%) die wel het gevoel hadden dat ze onder druk werden gezet om te verhuizen, ook als ze nog geen huis hadden gevonden dat aan hun wensen voldeed: “Ik heb tegen Acantus gezegd: die woning is veel te groot voor ons en veel te duur. Maar Acantus heeft toen gezegd dat we geen andere keus hadden en we hier wel heen moesten.” Een andere respondent voelde zich ook onder druk gezet door de verhuurder maar vond dit te ver gaan: “Acantus wilde zo snel mogelijk iedereen uit huis hebben, zodat ze met de sloop konden beginnen. Maar ik liet me niet overal inzetten. Daar heb ik zelf nog wel wat over te zeggen.” Figuur 10. Tijd tussen berichtgeving en verhuizing
25%
Meerdere jaren
75%
Minder dan een jaar; enkele maanden of enkele weken
51
Voor de meeste respondenten lagen er dus meerdere jaren tussen de informatie en de daadwerkelijke uitvoering van de sloop. Er was echter een deel (25%) van de respondenten dat vrij kort (een paar maanden tot enkele weken) voor de uiterlijke verhuisdatum te horen kreeg dat hun woning gesloopt zou worden. Dit speelde tijdens de hele periode (2006-2011) waarop dit onderzoek zich toespitst. Sommige van deze bewoners wisten al van de sloop, maar door veranderingen in de plannen was de sloop van hun huis vervroegd. Voor anderen kwam het sloopbericht echt zeer onverwacht. In deze gevallen hadden bewoners maar weinig tijd om aan het idee te wennen en een nieuwe woning te zoeken. “Er werd op een gegeven moment aangegeven dat we op termijn zouden moeten verhuizen en vrij snel daarna werd dat al werkelijkheid. Veel sneller dan we verwacht hadden: binnen een paar weken al.” (Ter Apel, 2009) “In eerste instantie hadden we lang de tijd, want ons huis zou pas laat gesloopt worden. Dus ik ging ook niet nadenken over waar ik wilde gaan wonen want dat kwam nog wel. Maar toen ineens kregen we weer een brief waarin stond dat ze dat jaar al gingen slopen! Dat meen je niet! Dus toen moest alles heel snel en hadden we maar weinig tijd. En toen dacht ik wel ‘o jee, wat moet ik nou? Waar ga ik wonen?’” (Oude Pekela, 2006) Eén respondent zou binnen enkele maanden gaan trouwen en het feest in de tuin houden. Ze hadden de tuin half betegeld toen ze bericht kregen dat ze binnen drie weken moesten verhuizen: “Dat overviel ons wel. Er komt een hoop stress bij kijken, want je hele planning komt in de war.” Ook de andere bewoners stellen dat het feit dat ze weinig tijd kregen om te oriënteren en te verhuizen frustrerend was. Hierdoor konden ze zich niet op hun gemak voorbereiden op en beslissingen maken over hun verhuizing, terwijl een verhuizing vrij ingrijpend kan zijn en juist voorbereiding behoeft. Dit wijst er op dat het van groot belang voor het emotioneel welzijn van bewoners is om ze zo vroeg mogelijk van de plannen op de hoogte te stellen, zodat ze aan het idee wennen en genoeg bedenktijd hebben over waar en hoe ze willen gaan wonen. Versnelling van het sloopproces werd niet alleen vanuit Acantus veroorzaakt. Ook medebewoners zorgden door hun verhuisgedrag voor oplopende druk en een versnelde tijd tussen de berichtgeving en de daadwerkelijke sloop. De volgende respondent voelde zich daarom weggejaagd, niet zozeer door de verhuurder, maar doordat hun buren al snel na de berichtgeving verhuisden: “We hadden wel een paar jaar de tijd, maar dat is versneld. Anders waren we pas vorig jaar of dit jaar verhuisd. Maar nu zitten we hier al vijf jaar [in ons nieuwe huis]. Doordat sommige mensen rap waren om te zorgen dat ze een woning kregen, want iedereen was bang dat ze geen nieuwe woning zouden vinden, daardoor ging het proces veel sneller. (…) Je zit dan wel: die gaat weg, die gaat weg, en dan zit je daar wat tussen de afgebroken rommel. Alles tot aan je eigen huis breken ze af. En toen hadden we wel zoiets van nu moeten we er ook echt uit. Je werd gewoon weggejaagd.” “Daar [in het zoeken en kiezen van een nieuw huis] waren we heel vrij in, we voelden ons niet opgejaagd. Maar op een gegeven moment gingen veel buren weg, toen kwamen veel huizen leeg te staan. Die werden dichtgetimmerd en dat was niet leuk. Dan is de aardigheid er wel van af en wil je daar zelf ook weg.”
52
De sociale gevolgen van krimp
7.4
Verhuiskostenvergoeding
Om de kosten van de gedwongen verhuizing te compenseren, kreeg vrijwel elke bewoner een verhuiskostenvergoeding. Zoals duidelijk zal worden werd de verhuiskostenvergoeding gebruikt voor verschillende dingen, vooral voor de verhuizing zelf, het opknappen van de nieuwe woning en het inrichten ervan. Het vergoedingsbedrag was echter niet in alle gevallen gelijk. De meeste respondenten (65%) geven aan dat ze tussen de 5000 en 5500 euro kregen. 20% van de respondenten stelt wel een vergoeding te hebben gehad, maar het bedrag komt niet duidelijk naar voren tijdens de interviews of is vergeten door de respondent. De laatste groep geïnterviewden heeft een bedrag tussen de 450 en 750 euro gehad. Eén respondent geeft aan van Acantus geen verhuiskostenvergoeding te hebben ontvangen, ondanks vele pogingen om dit wel te krijgen (zie figuur 11). Bij navraag bij de corporatie blijkt dat in een aantal situaties bewoners twee keer zijn verhuisd, omdat de definitieve woning nog niet beschikbaar was. De tijdelijke woning werd gestoffeerd geleverd en men ontving dan de wettelijke verhuiskostenvergoeding in twee keer: eerst een kleiner bedrag en bij de definitieve verhuizing het grotere bedrag. In het geval dat de bewoner geen verhuiskostenvergoeding heeft ontvangen is de betreffende bewoner uit vrije wil vertrokken zonder dat er een sloopbesluit lag. Pas veel later kregen de huurders van dat complex bericht dat men moest verhuizen. Figuur 11. Verhuiskostenvergoeding
12% 65% 20%
3%
Ja, € 5000 - € 5500 Ja, € 450 - € 750 Ja, bedrag weet ik niet meer Nee
53
Figuur 12. Tevredenheid met verhuiskostenvergoeding
25% 75% Voldoende Niet voldoende
25% van de respondenten was tevreden met de vergoeding (zie figuur 12). Al deze mensen hadden 5000 tot 5500 euro gekregen. Ze waren niet alleen tevreden over de hoogte van het bedrag, maar ook met de manier van handelen van de verhuurder omtrent het uitbetalen: “Daar [de vergoeding] konden we wel mee uit de voeten. We hadden dit huis net na Sinterklaas gekregen en toen belden ze [Acantus] ook meteen om ons rekeningnummer. Ze zeiden dan maken we het geld over, dan kunnen jullie er voor de kerst nog in. We hadden het geld nog eerder dan dat we de sleutel hadden”. “Toen ik zei dat ik ging verhuizen kreeg ik meteen een bedrag op mijn rekening gestort. Eerst kreeg je 2/3 en als e
je de sleutel [van je oude huis] had ingeleverd kreeg je de rest. Dat geld had ik binnen een week. Dat vond ik wel goed van Acantus”. Wel stellen vrijwel al deze bewoners dat de vergoeding maar net toereikend was en ze nauwkeurige afwegingen moesten maken over waar ze hun geld aan besteedden. De meerderheid van de respondenten (75%) was blij met een verhuiskostenvergoeding, maar vond het bedrag te laag. Zij konden niet verhuizen, het huis opknappen, en de woning inrichten van de vergoeding die ze kregen en moesten geld bijleggen. “We kregen zo’n beetje 5000 euro. Maar ja… dat was zo weg. De schutting, gordijnen… Dat had wel wat meer kunnen zijn. Het heeft ons best wel veel gekost. In het begin leek het veel geld, maar het was zo weg. We hadden geluk dat we wat over konden nemen van de mensen die hier eerst in woonden, dat scheelde heel veel geld”. Vooral het huren van een verhuiswagen of inhuren van een schilder kostte veel geld en om de kosten te drukken zagen veel mensen zich gedwongen om dit zelf op zich te nemen. Veel oudere, minder valide of alleenstaande respondenten konden dit echter niet en moesten wel bedrijven inhuren. Hierdoor maakten ze al snel veel kosten:
54
De sociale gevolgen van krimp
“Ze jagen je echt op kosten. Je krijgt dan wel 5000 euro, maar we hebben er ook nog wel zoveel bij moeten doen zodat we alles om het huis konden bestraten, een schutting konden plaatsen… Daarvoor moesten we allemaal mensen inhuren. Dat geld was lang niet genoeg.” Verder waren alle bewoners redelijk wat geld kwijt aan het ‘eigen maken’ van het nieuwe huis, bijvoorbeeld door de muren in een bepaalde kleur te verven en het opknappen en woonklaar maken van het huis. “Dan zeggen ze: kijk eens, jullie krijgen 5000 euro voor het verhuizen. Die waren we voor een groot deel al kwijt aan het schilderwerk. We moesten gedwongen verhuizen, dan zou er eigenlijk ook een geschilderde woning opgeleverd moeten worden. Deze woning had paarse wanden en volgens de opzichter kon er wel een behangetje over en dan zag je er niets van. Onzin natuurlijk.” Enkele respondenten namen geen genoegen met de vergoeding die hun werd aangeboden. Zo was er een echtpaar dat de geboden verhuiskostenvergoeding te laag vond omdat ze voorzag meer te moeten besteden. Zij legden zich niet bij het geboden bedrag neer, zoals veel andere bewoners die de vergoeding te laag vonden, maar verzetten zich actief. Daardoor kregen ze een hogere vergoeding aangeboden waar ze wel content mee waren: “In het begin hadden ze een bepaald bedrag, toen zeiden wij daar gaan wij niet mee akkoord. Daar kunnen wij niet voor verhuizen. Toen boden ze [de verhuurder] een dusdanig bedrag en toen zei ik daar ga ik wel mee akkoord. Daarom zijn we ook zo lang mogelijk blijven zitten [in ons vorige huis]. Zodat zij met een beter aanbod kwamen. Ik geloof dat ze eerst 2000 euro boden. En later boden ze 5000 euro. En daar wilden we wel voor verhuizen.” Ook werd gemerkt dat twee respondenten die al eerder gedwongen hadden moeten verhuizen, hadden geleerd van deze ervaring. Zij gebruikten hun ervaring om deze keer niet weer veel kosten te hoeven maken. Eén van hen had bijvoorbeeld bij haar eerste verhuizing ervaren dat er niet alleen kosten binnen het huis worden gemaakt, maar ook buitenshuis en heeft hier bij haar tweede verhuizing beter op ingespeeld: “Ik heb direct gezegd, gezien de ervaring van de […]laan naar de […]straat, dat ik niet alleen in huis ga verhuizen, maar ook buiten het huis. (…) Dat verhuizen kostte echt veel geld en dat wilde ik deze keer wel terugzien. (…) Overige kosten hebben we bij Acantus gedeclareerd en dat hebben we ook gekregen. Ik heb gewoon een offerte laten maken van verhuiskosten in huis en verhuiskosten buiten huis. Als ze daar mee akkoord zouden gaan, zouden wij verhuizen. Dat ging deze keer wel netjes”. Tenslotte vertelt één echtpaar dat in 2006 verhuisd is een opvallend verhaal over hun vergoeding. Die hebben ze namelijk niet gekregen. Zij voelden zich machteloos en dit maakte voor hen de herstructureringsperiode tot een drama. Zij zeggen hierover het volgende: “Je denkt dat je een vergoeding krijgt als je moet verhuizen. We hadden er 42 jaar gewoond. Maar we hebben helemaal niets gehad van Acantus. Het enige dat we gehad hebben is 1650 euro van de gemeente, omdat we vanwege de gezondheid een slaapkamer op de begane grond moesten hebben. Die vergoeding was niet voldoende, we moesten hier alles nieuw hebben, niets paste meer…”
55
Deze ervaring geeft aan dat het voor bewoners heel belangrijk is om een verhuiskostenvergoeding te krijgen. Dit is niet alleen vanwege de financiën, maar ook voor de erkenning dat ze in een lastig parket zitten en er daarom recht op hebben. Het is dan ook van belang dat de procedures voor de verhuiskostenvergoeding goed verlopen en dat duidelijk moet zijn waar bewoners kunnen aankloppen voor vragen. Nu de verhuiskostenvergoeding voor gedwongen verhuizen landelijk is vastgesteld, is de verwachting dat er minder spanningen rondom de vergoeding zullen zijn.
7.5
Hulp bij de verhuizing
Tijdens de verhuizing waren alle respondenten op zichzelf en vrienden en familie aangewezen. Niemand heeft hulp aangeboden gekregen van de verhuurder. Het grootste deel van de geïnterviewden was hier tevreden mee en had geen hulp gewild, ondanks dat ze soms maar weinig middelen ter beschikking had: “Het was een pittige verhuizing. We hebben alles met z’n viertjes gedaan. We hebben alles lopend gedaan, met een kruiwagen. Daar [in het vorige huis] moet je alles afbreken en hier weer opbouwen.” 30% van de geïnterviewden had wel graag hulp vanuit de verhuurder bij de verhuizing gewild. Dit zijn vooral oudere bewoners (50+). Zij waren zelf minder mobiel en hadden in sommige gevallen geen eigen vervoer tot hun beschikking. Hierdoor waren ze van anderen afhankelijk en moesten ze soms zelfs een verhuisbedrijf inschakelen. Dit ging ten koste van hun vergoeding. “Er waren nog veel meer mensen die ook moesten verhuizen, net als van onze leeftijd. Nou, iedereen moest hulp inschakelen, die konden dat allemaal niet meer doen. En dat kost aardig wat. Ze hadden echt meer hulp aan moeten bieden aan oudere mensen. Maar je moest jezelf maar redden.”
7.6
Opleveren van de oude woning
Bewoners hadden verschillende meningen over de manier waarop ze hun oude woning op moesten leveren. Tijdens de interviews werd gemerkt dat hier ook geen eenduidig beleid over werd gevoerd: voor sommige huizen werden geen eisen voor het opleveren van de woning gesteld, andere moesten veegschoon worden opgeleverd. Bij weer andere moest alles – van laminaat tot spijker in de muur – uit de woning verwijderd zijn waarbij soms zelfs de gaatjes in de muur gedicht dienden te worden. De meeste respondenten maakten zich totaal niet druk over het opleveren van de woning en vonden het logisch dat ze hun huis netjes en schoon moesten achterlaten. Dit zijn ook vooral mensen van wie de woning niet aan speciale eisen hoefden te voldoen; hun woning hoefde vaak alleen veegschoon opgeleverd te worden. “Ja, dat viel me gelukkig mee. Alles van hout mocht je laten staan. Laminaat mocht blijven liggen, maar vinyl moest er wel uit. Plastic en alles moest je er uit halen, maar natuurdingen mocht je laten liggen. Dus dat scheelde. Gewoon een klein beetje aanvegen en dat was dat.”
56
De sociale gevolgen van krimp
De andere 25% van de geïnterviewden was zeer verontwaardigd over de eisen die gesteld werden aan het opleveren van de woning. Zij hadden hier nog veel werk aan, tegelijkertijd met de verhuizing en het woonklaar maken van het nieuwe huis en dit strookte voor hen niet met het feit dat het huis gesloopt zou worden. De meesten van deze respondenten verhuisden rond 2008. “Ja ook dat nog. Er mochten geen gaatjes meer in de muur zitten, geen spijkers… Alle oude vloerbedekking moest er uit, ook van de trap… En één, twee dagen later werd het huis gesloopt. Het was belachelijk!” “We moesten het zo leeg mogelijk achterlaten. Vloerbedekking, laminaat, ondertapijten, echt alles moest eruit. Dat vond ik wel een nadeel. Want het wordt gesloopt en dan moet je nog dat hele huis leegmaken, ook de tuin, alles. Dat stoorde ons wel. Wij hadden ons altijd aan de regels gehouden. En dan zie je andere buren weggaan waarvan de hele boel nog achterblijft en dan krijgen ze nog oprotgeld en tegen ons werd gezegd: als je het niet doet krijg je ook die oprotpremie niet mee.” Bij navraag bij de corporatie bleek inderdaad bij een aantal huurders een standaardlijst, die bij reguliere verhuizingen behoort, te zijn verzonden, terwijl dit niet terecht was; dit had niet mogen gebeuren. Uit de laatste quote blijkt dat in sommige gevallen bewoners zich onder druk gezet voelden om hun huis netjes op te leveren, omdat ze anders hun verhuiskostenvergoeding niet zouden krijgen. Ook blijkt dat binnen een wijk niet consequente opleverregels werden gehanteerd. Dit leverde extra frustratie bij bewoners op. Het lijkt er dus op dat de communicatie over het opleveren van de woning niet altijd even duidelijk was en dat daardoor een aantal respondenten meer energie in het opleveren van de woning heeft gestoken dan andere. Eén respondent wijst op de mogelijke oorzaak hiervan: zij kaartte namelijk bij de verhuurder aan dat ze de oplevereisen te streng vond. Deze liet vervolgens weten dat er voor haar andere eisen golden dan gebruikelijk. “Veegschoon, daar kon ik me nog iets bij voorstellen. Maar ik kreeg een hele lijst met wat er moest gebeuren. (…) Ze [Acantus] zeiden dat ik mij daar niet druk over moest maken (…) het bleek gewoon een standaardlijst te zijn die iedereen krijgt bij verhuizingen. Voor ons was het makkelijker: veegschoon opleveren, containers in huis, alle vloerbedekking er uit. Gewoon een kale woning opleveren. Dat vond ik wel redelijk.”
57
58
De sociale gevolgen van krimp
8.
ONDERZOEKSRESULTATEN: DE NIEUWE WONING EN DE WOONOMGEVING
8.1
De nieuwe woning
8.1.1
Inleiding
Deze paragraaf gaat over de woning die de respondenten betrokken na hun verhuizing, en over de woonomgeving. Er wordt onderzocht of en waarom men tevreden of ontevreden is met de nieuwe woning, ook in vergelijking met het huis dat gesloopt moest worden. De omstandigheden en ervaringen rondom de oplevering van de nieuwe woning worden verklaard. Verder is nagegaan of de huurprijzen veranderden en of er verschil is tussen de energielasten van het oude en het nieuwe huis.
8.1.2
Samenvatting
De helft van de respondenten is tevreden met de nieuwe woning en vindt de woning om verschillende redenen beter dan de vorige (zie figuur 13). 25% vindt het tegenovergestelde en mist de vorige woning omdat deze beter was of voldeed. 25% van de respondenten kreeg echter door Acantus vernieuwingen in hun nieuwe huis aangeboden, waardoor hun wooncomfort flink verbeterde. De meeste respondenten kregen dit echter niet, tot hun grote frustratie. De huurkosten stegen voor de meeste respondenten. Daarentegen daalden de energielasten vaak, waardoor beide bedragen elkaar in evenwicht hielden. Figuur 13. Beoordeling nieuwe woning
25% 25%
50%
8.1.3
Beter Slechter Maakt niet uit
Tevreden met de nieuwe woning
De helft van de respondenten is erg positief over de nieuwe woning. Zij geven aan dat ze er met hun woning op vooruit zijn gegaan en dat ze uiteindelijk, ook al stonden ze eerst negatief tegenover de sloop, blij zijn dat ze verhuisd zijn: “We hebben het veel beter gekregen dan we hadden. Ik had dit nooit meer verwacht eigenlijk om deze kans nog te krijgen, om zo’n mooie woning te krijgen”; “Het [nieuwe huis] is net een kasteel.” Positieve respondenten zijn meestal om een combinatie van verschillende redenen tevreden met hun nieuwe woning.
59
Om te beginnen is de grootte en/of indeling van het nieuwe huis voor veel respondenten een pluspunt. In sommige gevallen zijn bewoners blij met het feit dat hun nieuwe woning groter is dan de vorige, omdat ze daarmee meer leefruimte hebben. Aan de andere kant is een aantal respondenten juist blij dat het huis minder ruim is dan het vorige. Dit heeft vooral te maken met het ouder worden of alleen wonen, waardoor ze minder ruimte en/of kamers in huis nodig hebben. Vooral het feit dat er een slaapkamer beneden is of de woning gelijkvloers, is een groot voordeel. “De woonkamer van dit huis is groter, maar qua oppervlakte is dit huis kleiner. Ik had drie slaapkamers, maar ik woonde er maar alleen. Dat had ik niet nodig. Hier heb ik er één beneden en een kleintje boven. Ik hoef ook niet groot, omdat ik maar alleen ben.” Verder is de isolatie van het nieuwe huis tijdens veel interviews onderwerp van gesprek. Vrijwel alle bewoners die tevreden zijn met hun nieuwe huis zijn daar erg over te spreken. De isolatie van het huis is beter en daardoor is het huis warmer en minder vochtig: “De woning bevalt hartstikke goed. Ik heb er nog geen minuut spijt van gehad dat ik hier ben gaan wonen. Ik ben er op vooruit gegaan. Die oude huisjes in de […]straat waren echt koud. Ik had geen centrale verwarming, geen dubbel glas, geen goede isolatie. ’s Winters was het echt koud. En nu is dat niet zo.” “Ik had daar een kleinere woning. Drie slaapkamertjes. En een gaskachel. Ik ben er enorm op vooruit gegaan. Ik heb nu een centrale verwarming. Dat is ideaal. Het huis is eindelijk een keer droog. Niet zo vochtig als het vorige huis. De isolatie is ook beter.” Niet alleen het huis zelf is reden voor tevredenheid. Een aantal respondenten noemt ook de ligging ervan. Zowel de zeer nabije omgeving zoals de tuin en de buurt als de wijdere omgeving met voorzieningen zijn hierbij van belang. “Achter de schutting ligt nog 2,5 meter van mijn eigen tuin. Dat is parkeerplaats geworden. Daar kunnen mijn twee auto’s staan. Wat wil je nog meer? Mijn wens is vervuld: ik heb een leuke tuin en ik ben mijn auto’s kwijt en niemand die er last van heeft en ik heb een mooi huis.” Hoofdstuk 8 gaat verder in op nieuwe woonomgeving en de voorzieningen in de buurt. Ondanks dat de helft van de respondenten overwegend positief over de nieuwe woning is, hebben vrijwel alle respondenten hier en daar nog wel wat opmerkingen over wat nog beter had gekund. Ook komt het voor dat oudere mensen wel inzien dat hun nieuwe huis geschikter voor hen is vanwege het ouder worden, maar dat ze toch bepaalde dingen missen of anders hadden gewild. “Ik vind deze woning vooral leuker dan mijn vorige. Het is een beetje groter. Ik heb nog een slaapkamer boven. Het is veel meer afgewerkt boven, dat had ik in Beerta niet. Maar wat ik echt mis is een garage.”
60
De sociale gevolgen van krimp
“Ik heb geen spijt dat ik hier ben komen wonen. Ik had wel een grotere woning willen hebben. Sommige woningen zijn groter in deze flat. Ik zou niet uit deze flat hoeven, maar misschien een grotere woning elders in de flat. De woning hiernaast is groter en die kwam vrij, maar we wonen er pas kort en om dan meteen weer te verhuizen daar hadden we geen zin in.” Tenslotte waren bewoners erg positief over het feit dat hun woning net gerenoveerd was of dat ze voor hun verhuizing een renovatie aangeboden kregen door de verhuurder.
8.1.4
Niet tevreden met de nieuwe woning
Zo’n 25% van de geïnterviewden is niet tevreden met de nieuwe woning en vindt dat hij of zij er op achteruit is gegaan. Natuurlijk hebben deze respondenten ook positieve aspecten op te merken over hun nieuwe huis, maar toch zijn ze overwegend negatief. Zij vergelijken de nieuwe woning nog veel met de oude en komen tot de conclusie dat de laatste aangenamer was. Een aantal van hen vindt de indeling van het nieuwe huis niet handig of mist er bepaalde aspecten of een bepaalde sfeer. “Ik had daar alles voor elkaar. Ik had mijn autootje onder een dak, een leuk huisje, een bijkeukentje waar ik mijn wasmachine en koelkast in kon zetten. Alles was zo lekker geregeld. Het is hier wel groter, maar onhandiger. In Scheemda had ik geen centrale verwarming. Die heb ik nu wel. Maar ik had daar een kachel waarbij ik lekker kon zitten. Je kon het vuur zien. Het was gezelliger, knusser.” “We hebben nu geen kelder, geen vliering, geen garage. En het huis is veel te hoog. Je kunt nergens de ramen schoonmaken. Je kunt er niet bij. Het is een ongemakkelijk huis.” Ook de gehorigheid en slechte isolatie is reden voor ontevredenheid over het nieuwe huis. “Als de buurvrouw op de wc zit te plassen, kun je horen dat ze plast, je hoort dat ze wc-papier pakt en je hoort dat ze doortrekt. Dat is niet zo leuk. Dat die huizen zo extreem gehorig zijn, dat is echt niet normaal. (…) Ons vorige huis was echt gemetseld, hier zit geen steen in volgens mij. Als we dit hadden geweten, dan waren we toch nog even gebleven in ons vorige huis. Maar wij dachten we nemen dit maar, dan zit je in elk geval veilig. Maar ja, achteraf…” Deze bewoners stellen dat ze niet goed genoeg op de gebreken van het nieuwe huis gelet hebben en velen van hen hebben spijt dat ze het huis hebben betrokken. Dit heeft echter vaak ook te maken met een beperkt woningaanbod. Het is dus meer dan alleen een kwestie van het kiezen van een achteraf gezien foute woning.
8.1.5
Oplevering van de nieuwe woning
De staat waarin de nieuwe woning verkeerde, was tijdens veel interviews onderwerp van gesprek. In veel gevallen was de woning namelijk vlak voor of bij het betrekken ervan nog niet naar wens, bijvoorbeeld omdat de isolatie slecht was of de keuken verouderd. De verhuurder is in deze gevallen verantwoordelijk voor hoe men dit ervaren heeft. In sommige gevallen bood deze de bewoners namelijk een renovatie aan, maar in andere gevallen kregen zij geen tegemoetkomingen.
61
In het eerste geval kreeg een aantal respondenten (25%) vernieuwingen in hun nieuwe woning aangeboden, naast de gebruikelijke verhuiskostenvergoeding. Sommige bewoners werd dit spontaan aangeboden, maar de meesten moesten hier zelf – soms na enig aandringen – om vragen. Dit vond vooral in de jaren 2006 tot en met 2008 plaats en twee keer in 2010. Waar bewoners eerst niet tevreden waren met hun nieuwe huis, waren ze dat wel na de renovatie. Een dergelijke tegemoetkoming van de verhuurder kan dus veel betekenen voor het woongenot en -comfort van de nieuwe bewoner. “We hebben wel heel veel nieuw gekregen in onze nieuwe woning. Omdat het er allemaal niet uitzag. Nieuwe badkamer, keuken, wc. Dat scheelde dus wel [in onkosten]. Daar was Acantus wel netjes in, wel na flink zeuren van onze kant, haha.” “Toen we hier kwamen boden ze ons een renovatie aan. Dat was geweldig. We mochten de kleuren van de tegels uitzoeken… De douche werd gerenoveerd en de wc. En we kregen ook nog allemaal 450 euro vergoeding voor de stof. Niemand had daarover geklaagd maar we kregen het wel!” Naast renovatie en aanpassingen binnenshuis kreeg een aantal bewoners ook buitenshuis hulp. Zo zijn er verschillende tuinen bomenvrij gemaakt en geëgaliseerd en is er een aantal garages of schuurtjes gebouwd met geld van Acantus. Deze tegemoetkomingen werden over het algemeen zeer op prijs gesteld. Toch was één respondent er een beetje door overdonderd, omdat de verhuurder hem niet op de hoogte had gesteld van het egaliseren van de tuin. Daardoor kwam dit erg onverwacht voor hem. Dit wijst er weer op dat de communicatie tussen huurder en verhuurder open en duidelijk moet zijn om misverstanden en frustraties te voorkomen. Het grootste deel van de respondenten heeft echter geen verdere tegemoetkoming van de verhuurder gehad. Zij moesten hierdoor veel kosten maken en zijn daar, zoals elders al besproken, niet erg tevreden over. Het was een reden voor frustratie: bewoners troffen hun huis in slechte staat aan en moesten zelf veel werk verrichten voordat ze er konden gaan wonen. Dit kostte niet alleen veel tijd en arbeid, maar ook geld wat dus ten koste ging van hun verhuiskostenvergoeding. Veel respondenten vinden dit oneerlijk tegenover bewoners die weinig geld kwijt waren aan het woonklaar maken van hun huis. “Die mevrouw die hier woonde was incontinent geweest. We moesten twee dagen de deuren open hebben om te luchten. Het was erg!! Ik heb niet gauw dat ik ergens vies van ben, maar dit! Er zat een houten vloer onder, zelfs daar is het ingetrokken. Daar had Acantus echt beter op moeten letten.” “Het was een vrij groot huis en het was uitgeleefd. Als je kijkt naar de staat van het huis en hoe het was achtergelaten; dat was schrikbarend. Dan had er wel duizend euro bij gemogen. Ik heb zakken met vuilnis en kleding uit de tuin gegraven, er lag een hele stapel post, de ramen waren beschadigd. Wij hebben enorm moeten zeuren bij Acantus, maar we kregen niet wat we wilden. Het enige wat gebeurd is, is dat er nieuwe ramen in zijn gekomen.” “Het leek een goed bewoond huis, maar toen ik het van binnen bekeek, toen had ik het contract al getekend en de sleutel al gekregen, toen bleek het toch gigantisch uitgeleefd te zijn. Ik ben nog steeds bezig met de hal en de trap. De muren waren niet goed meer, erg beschadigd. Ik wilde een deur in de kamer. 62
De sociale gevolgen van krimp
Dat moest ik allemaal zelf doen. Alles heb ik geverfd. Dan ben je heel snel door 5000 euro heen. Er zit nu ook een hoop van mijn eigen geld in. Nu kan ik het maar stukje bij beetje doen.” Tenslotte stoorden respondenten zich aan het feit dat zij zelf veel moeite hadden gestoken in het behoorlijk opleveren van hun oude, te slopen woning. Vervolgens verhuisden zij naar een woning waarvan de staat veel minder was, die niet netjes opgeleverd was en waar zij opnieuw veel werk moesten verrichten om de woning leefbaar te maken. Het opleveren van woningen in het algemeen moet dus beter gecontroleerd en gehandhaafd worden. “Het enige dat ik flauw vond: mijn vorige huis moest ik netjes opleveren. De dikste lijmresten moesten weg. En ik kom in deze woning en er ligt tapijt op de trap. (…) Dat wilde ik weg hebben. Er zaten een lijmresten op die trappen! Mijn vader is een week lang bezig geweest om ze schoon te krijgen. En ze zijn nog niet schoon. Ik moest mijn eigen woning schoon opleveren, voor saneringskosten. En dan kom je in een andere woning, waar dus ook gaatjes dicht moeten zijn, vloerbedekking verwijderd, maar nee hoor. Ik heb hier zo’n 250 pluggen uit de muren gehaald. Die muur was één grote gatenkaas. Dat vond ik niet leuk: zo hoor je je nieuwe woning toch niet aan te treffen?”
8.1.6
Huurprijs
Alle respondenten, op twee na, zijn van een huur- naar een huurhuis verhuisd. De andere twee respondenten gingen van een huur- naar een koophuis. Een van de twee heeft hier overigens veel spijt van omdat ze achteraf in een onaangename buurt woont en nu bang is dat ze het huis niet meer kwijt kan raken. 25% van de respondenten stelt dat de huur van hun huis weinig veranderd is. Zij hebben dan ook weinig te zeggen over dit onderwerp. 75% van de geïnterviewden geeft aan dat de huur van hun nieuwe woning hoger is dan de vorige (zie figuur 14). Figuur 14. Huurkosten
75%
25%
Hoger Lager
Het grootste deel vindt het logisch dat de huur na een verhuizing hoger is, kan de hogere huur wel opbrengen of krijgt genoeg huurtoeslag om het te kunnen betalen. Zij klagen dan ook niet over een hogere huur:
63
“De huur is veel hoger! Maar dat is logisch. Deze woningen zijn veel nieuwer, die staan er nu zeven jaar. En die andere woning was van net voor de oorlog. Dus je weet dat daar verschil in zit. Daar hadden we geen problemen mee.” Het andere deel van deze respondenten (25%) heeft wel bezwaar tegen de verhoogde huur. Zij hebben moeite om de (soms veel) hogere huur te betalen. Een deel van hen krijgt geen huurtoeslag, waardoor het betalen van de huur extra moeilijk wordt. Daardoor zag één respondent zich gedwongen meer te gaan werken na de verhuizing. Ondanks dat is deze mevrouw wel ontzettend blij met haar nieuwe huis. Zij vindt haar woongenot dus belangrijker dan de huur die ze moet betalen en heeft daar veel voor over. Voor een andere respondent geldt dit niet: zij stelt dat de verhuizing een te grote omslag voor haar was omdat haar huur met bijna 350 euro is gestegen. Zij en haar vriend hebben nu veel moeite om de touwtjes aan elkaar te knopen en dit weegt niet op tegen het wooncomfort dat ze nu hebben, want dit is ook niet naar hun zin. Eén respondent kan een stijging van 150 euro huur wel betalen, maar is teleurgesteld over het feit dat hij hierover in het ongewisse gelaten is. Hij is dan ook niet tevreden over de communicatie over de huurprijs, omdat hem nooit gemeld is dat zijn huur omhoog ging. “We betaalden eerst 175 euro. En hier 518. Dus dat verschil was te groot. Ik heb ook gezegd tegen Acantus: die woning is voor ons veel te groot en veel te duur. Maar die heeft toen gezegd dat we geen andere keus hadden en we hier wel heen moesten. En we krijgen geen huursubsidie want ik heb een uitkering, ik ben afgekeurd. Mijn vriend werkt, maar we hebben niet veel elke maand. De verhuizing was een te grote omslag.” “De huur is hier bijna dubbel gezien dat vorige huis. Ik werk nu extra om dit te kunnen betalen.” “De huur is veranderd, dat is er toen niet bijgezegd. Daar betaalde ik 306 euro en hier zit ik op 456. Dus dat is wel een verschil. Nu krijg ik wel huursubsidie… Maar het is nooit gezegd. ” Drie respondenten geven aan dat ze, nadat ze verhuisd zijn, een maand dubbele huur hebben moeten betalen: zowel de huur van de oude als de nieuwe woning. Ook dit riep boosheid bij hen op, omdat ze hierop niet gerekend hadden en de verhuizing hen al genoeg kostte. Ook deze ervaringen bevestigen weer dat met een goede communicatie tussen verhuurder en huurder een deel van deze onaangename ervaringen voorkomen had kunnen worden.
8.1.7
Energielasten
Met de verhuizing naar een nieuwe woning veranderden in de meeste gevallen (55%) ook de energielasten (zie figuur 15). 25% procent van de respondenten stelt dat dit niet zo was en dat zij in beide huizen ongeveer evenveel moesten betalen. 20% heeft een hogere rekening in het nieuwe huis. Dit was voor de meesten een onaangename verrassing. Oorzaken waren vaak het hebben van een groter huis of een mindere isolatie. “Het eerste jaar hebben we hier vreselijk veel betaald. Verschrikkelijk. 800 euro moesten we bijbetalen! Daar kregen we zo’n schrik van! Dan denk je met een centrale verwarming bespaar je geld…”
64
De sociale gevolgen van krimp
Toch besteedde het merendeel (55%) van de respondenten minder geld aan de energiekosten na de verhuizing. Soms scheelde dit meer dan honderd euro. Dit kwam vaak doordat mensen (ouderen) in een kleiner huis waren gaan wonen en vooral door een beter geïsoleerd huis. Sommige respondenten stellen dat de lagere energiekosten de hogere huurkosten compenseren. Daardoor zijn hun maandelijkse lasten weinig veranderd. “Hier betalen we 66 euro aan gas en licht. En daar [het vorige huis] veel meer! Dus uiteindelijk komen we wel redelijk aan hetzelfde bedrag voor beide huizen. Hier betaal ik meer huur, daar betaalde ik meer aan energie.” Figuur 15. Energielasten
55% 25%
20%
8.2
De nieuwe woonomgeving
8.2.1
Inleiding
Gelijk Meer Minder
Deze paragraaf bespreekt de nieuwe woonomgeving van de respondenten. Een vijftal bewoners vindt dat de woonomgeving niet veel veranderd is, omdat ze in dezelfde buurt zijn blijven wonen of omdat ze qua bewonerssamenstelling en fysiek uiterlijk in een zelfde soort buurt zijn gaan wonen. De meeste respondenten stellen dat hun woonomgeving wel veranderd is, óók als zij in dezelfde buurt zijn blijven wonen – in goede of slechte zin. Uit de interviews komt naar voren dat de beoordeling van de nieuwe woonomgeving zwaar meeweegt in een positieve dan wel negatieve beleving van het herhuisvestingsproces. Aangenaam wonen en thuis voelen heeft veel te maken met het wonen in een plezierige buurt6. Zoals de komende paragrafen laten zien is het moeilijk om te ‘aarden’ en je thuis te voelen als de buurt niet aangenaam gevonden wordt. Al helemaal niet als het in de vorige buurt veel plezieriger woonde. Een thuisgevoel ontstaat niet zomaar ineens, maar ontwikkelt zich met de tijd en is dus een kwestie van, onder andere, gewenning.7 Dit valt ook op te maken uit de reacties van de respondenten. In veel gevallen misten zij in het begin hun oude buurt nog omdat ze die gewend waren en soms zelfs onderdeel van hen geworden was.
6 7
Blunt et al. (2006) Blunt et al. (2006)
65
Verhuizing naar de nieuwe buurt hield dan ook het doorbreken van deze voorspelbaarheid en zelfcontinuïteit in. 8 Een respondent geeft dit al aan: “Alles was nieuw en ik voelde me wat verloren.” Door veel respondenten wordt onderscheid gemaakt tussen de tevredenheid over de fysieke en sociale omgeving. Deze beide aspecten komen verderop aan bod.
8.2.2
Samenvatting
In de beoordeling van de nieuwe omgeving kan onderscheid gemaakt worden tussen de fysieke en sociale omgeving. De fysieke omgeving wordt beoordeeld op de ligging ten opzichte van (recreatie)voorzieningen en de nabijheid van groen. Het valt echter op dat de nabijheid van voorzieningen vaak nauwelijks een rol speelt in de waardering van de nieuwe omgeving. De sociale omgeving wordt vooral beoordeeld op de contacten in de buurt. De grote meerderheid is ontevreden over de nieuwe sociale omgeving, om verschillende redenen.
Minder sociale contacten.
Niet opgenomen worden door de nieuwe sociale omgeving.
Sociale achteruitgang van de buurt na verloop van tijd.
Verandering van de sociale samenhang in eigen buurt.
De vertrouwdheid, gezelligheid en saamhorigheid die zo vanzelfsprekend waren in de vorige buurt, vonden respondenten in de nieuwe buurt niet terug. Ook respondenten die in dezelfde buurt zijn blijven wonen, ervaren dit. Zij ondervonden dat de sociale samenstelling van een buurt kan veranderen als veel buurtgenoten verhuisd zijn, waardoor zij weinig terugzien van hun eerder zo gezellige buurt. Voormalige buren worden, ondanks de hechte burenband, na de verhuizing nog nauwelijks samen gezien. Enkele respondenten werden na hun verhuizing actiever, omdat zij aanzienlijk minder burencontact hadden en daarom nu een andere besteding voor hun vrije tijd moesten vinden. De meeste respondenten merken echter geen verschil in hun activiteiten voor en na de verhuizing.
8.2.3
De fysieke woonomgeving
Waar tijdens de interviews alle respondenten over hun nieuwe sociale omgeving praten, is de nieuwe fysieke omgeving niet altijd onderwerp van gesprek. Het fysieke uiterlijk is minder belangrijk voor aangenaam wonen of is minder afwijkend van de vorige omgeving, waardoor minder respondenten hierover praten. 45% van de geïnterviewden heeft wel iets over zijn of haar nieuwe fysieke omgeving te zeggen. 30% stelt er op vooruit gegaan te zijn, en 25% achteruit (zie figuur 16). De volgende twee paragrafen beschrijven de redenen hiervoor.
8
Speller, G.M., E. Lyons, & C. Twigger-Ross (2002); Dayaratne, R. & P. Kellett (2008) “Housing and home-making in low-income urban settlements: Sri Lanka and Colombia”, Journal of Housing and the Built Environment, 23: 53-70.
66
De sociale gevolgen van krimp
Figuur 16. Beleving van de nieuwe fysieke omgeving in vergelijking met de vorige
30%
45%
25%
Maakt niet uit Minder Beter
Het valt overigens op dat de nabijheid van voorzieningen – zoals de supermarkt, bakker, slager, scholen, artsenposten, enzovoort – nauwelijks veranderd is na de verhuizing (zie figuur 17), en wanneer dat wel zo is de nabijheid van voorzieningen nauwelijks meetelt in de beoordeling over de nieuwe woonomgeving. Er zijn sowieso weinig voorzieningen in de dorpen; bewoners zijn hieraan gewend. Alle vijf de respondenten die nu verder bij voorzieningen vandaan wonen, zijn jonger dan 50 jaar. Zij stellen dat ze vanaf de nieuwe woonplek nog steeds met de fiets of auto bij de winkels voor dagelijkse boodschappen kunnen komen en dat is voor hen voldoende: “Voorzieningen zijn slechter. Hier in Nieuwe Pekela heb je niks. We hebben een supermarkt, kapsalon, kledingwinkel, bloemenwinkel, drogisterij, bakker en dan houdt het wel op. Maar dat weet je als je hier heengaat. Ik vind dat niet erg. Als ik even boodschappen moet doen, pak ik toch de auto, dus of ik nu hier heen moet of naar een andere plaats, dat maakt mij niet uit.” Figuur 17. Nabijheid voorzieningen
10% 10%
80%
Niet veranderd Dichterbij Verder weg
Vijf respondenten stellen juist dichter bij voorzieningen te wonen of meer voorzieningen ter beschikking te hebben.
67
Een betere fysieke woonomgeving Vijf respondenten zijn content met de nieuwe woonomgeving vanwege de dichtere nabijheid van voorzieningen. Dit zijn met name ouderen. Zij zijn minder mobiel en kunnen makkelijker hun boodschappen doen nu de winkels op veel kortere afstand zijn: “Voor mij is deze omgeving makkelijk. Vanaf de […]straat kon ik wel naar de winkels komen, maar dan moest ik onderweg echt een keer rusten. En nu hebben we de winkels voor het huis en kan ik heel makkelijk in het winkelcentrum komen.” Verder zorgt de nabijheid van groen en recreatiemogelijkheden voor aangenaam wonen in de nieuwe omgeving, net zoals het hebben van een mooi uitzicht. “Het is heel mooi hier. We kunnen de eendjes zien zwemmen. We hebben geen huizen tegenover ons, dat is ook mooi.” “Geweldig! Een mooiere ligging van een huurhuis kun je niet krijgen. Ik loop de achterdeur uit en ik sta in het bos. Dat is absoluut een verbetering ten opzichte van het vorige huis.” Een mindere fysieke omgeving De respondenten die vinden dat de nieuwe woonomgeving slechter is vergeleken met de vorige, geven daarvoor vooral de staat van de nabije groene omgeving als reden aan. Deze is minder doordat mensen meer in de bebouwde kom zijn gaan wonen of doordat de buurt niet goed wordt onderhouden: “Waar we eerst woonden hadden we een mooi grasveld voor het huis en daarachter was het ook heel wijd. Nu zitten we veel meer in de huizen en dat is jammer” “Hier is veel minder groen. De bosjes hier voor het huis zijn ook een dikke puinhoop. We hebben ook veel te weinig parkeerruimte. Maar Acantus doet er niets aan. In onze vorige buurt waren er wel genoeg parkeerplaatsen. En de groenvoorziening is gewoon pet. Het is een wildernis.” Ook de nabije buren zijn oorzaak van een mindere fysieke woonomgeving. Zij onderhouden hun eigen woning en tuin niet goed. Respondenten ergeren zich hier aan omdat zij zelf wel de moeite nemen voor onderhoud, maar omdat niet iedereen dit doet de buurt toch verloedert. Ook zorgen buurtbewoners door hun gedrag voor een minder aangename en veilige wijk. “Ik woon hier niet echt met plezier. Vooral door de omgeving. Door de mensen. Je hebt hier veel rommel. Sommige mensen doen er niks aan [hun erf], sommige mensen doen er wel wat aan... En het is hier soms net Hilversum achter het huis, met die geheime zendertroep. En mensen hebben ook veel troep achter het huis. In mijn andere buurt was dat heel anders.”
68
De sociale gevolgen van krimp
8.2.4
De sociale woonomgeving
De gedwongen verhuizing had voor respondenten veel gevolgen voor hun ervaringen van sociale samenhang en omgang in een buurt. Dit geldt zowel voor mensen die naar een andere buurt in hetzelfde dorp of naar een ander dorp verhuisden, als mensen die in dezelfde buurt zijn blijven wonen. Een groot deel van de respondenten beleefde de gedwongen verhuizing negatief door de veranderende sociale structuur en omgang. 30% van de geïnterviewden stelt nu in een betere of vergelijkbare sociale omgeving te wonen, terwijl 70% aangeeft in een slechtere sociale omgeving te wonen en veel aanpassingsproblemen te hebben (gehad) (zie figuur 18). Figuur 18. Beleving van de nieuwe sociale omgeving in vergelijking met de vorige
70%
30% Beter of vergelijkbaar Slechter
Een betere sociale omgeving Bewoners waren vooral blij met hun nieuwe sociale omgeving omdat ze hun vorige omgeving nog maar weinig aangenaam hadden gevonden. Ze hadden altijd al weinig aansluiting met bewoners in de buurt. In de nieuwe omgeving vonden ze dit wel, waardoor ze zich meer op hun plek voelden. Nu hebben ze meer of betere sociale contacten in vergelijking met de vorige omgeving. “Hier zijn de buren ook goed. We hebben er wel goed contact mee. Dat is beter dan onze vorige buurt. Dat was eerst wel goed, maar de laatste jaren niet meer. Als er hier wat is dan kun je dat met elkaar overleggen. Dat kon je daar niet. Dit is beter.” “Ik wil voor geen geld weer naar Beerta terug. Ik heb daar niks mee. […] Ik noem het gewoon een dom volk. Zo kwam het op mij over. Hier is een andere mentaliteit. Hier in Scheemda is het beter. Ik ben er wel op vooruit gegaan qua contacten.” Ook gaven respondenten aan dat hun vorige buurt begon te verpauperen doordat er door de jaren heen een ander slag mensen was komen wonen, waardoor ze zich nog maar weinig met hun buurt konden identificeren. “We mochten altijd graag in onze oude buurt wonen, maar de laatste tijd niet meer. Dan waren er brandjes enzo. Toen stopten ze daar allerlei mensen in. We voelden ons niet veilig meer daar.”
69
Een andere respondent vertelt dat ze zich erg thuis voelt in haar nieuwe omgeving, omdat het de plek is waar ze opgegroeid is en lang gewoond heeft. Daardoor kent ze de omgeving en de mensen goed. Terugkeren in de buurt voelde daarom heel vertrouwd voor haar. Zij was een van de weinigen die geen moeite had met het aarden in een nieuwe omgeving, juist omdat de nieuwe omgeving al bekend voor haar was. “Voor mij is het hier beter. (…) Eén straat verderop ben ik opgegroeid. Sommige mensen hier in de straat kennen mij al vanaf dat ik een peuter was. De overbuurman heeft zelfs mijn luiers verschoond. Dat is gewoon terugkomen in een warm nest.” Eén respondent kwam na de verhuizing ook in een aangename en sociaal bekende buurt terecht doordat veel van de oude buren naar dezelfde buurt waren verhuisd. Hij is hier erg over te spreken. Het voordeel van het gezamenlijk verhuizen naar een nieuwe buurt is dat een bewoner het grootste deel van zijn ‘nieuwe’ buren kent. Daardoor weet hij (of zij) met wie hij te maken heeft en wat hij aan een nieuwe buurman heeft. De nieuwe bewoner hoeft daardoor zijn nieuwe omgeving minder af te tasten en is er sneller gewend en geaard. In dit geval heeft de verhuurder ervoor gezorgd dat buurtbewoners gezamenlijk naar een nieuwgebouwde flat konden verhuizen. “Er is een goed contact met iedereen in de buurt, [er wonen] ook veel voormalige buurtgenoten. Daarvoor compliment aan Acantus, dat die heeft geregeld dat de buurt een beetje bij elkaar kon blijven in deze flat.” In een ander geval kwam een respondent ook in een nieuwgebouwde straat te wonen. Hij kende zijn medebewoners niet, maar doordat iedereen nieuw was in de buurt bestond er nog maar weinig sociale verbondenheid en cohesie en bewoners moesten dit nog gezamenlijk opbouwen. Volgens deze respondent was dit een groot voordeel omdat zij zich niet aan een bepaalde bestaande groep in de buurt hoefden aan te passen. Het resulteerde in een sterke band tussen de buurtbewoners. “Deze straat is nieuw gebouwd, dus de buren zijn er samen nieuw gekomen, dat schept wel een band. We zijn ook allemaal leeftijdgenoten. We verlenen ook hulp aan elkaar. We doen wel boodschappen voor de buren en wat huishoudelijke hulp.” Het valt op dat de mensen die wel tevreden met hun nieuwe sociale omgeving zijn en er goede nieuwe sociale contacten hebben opgebouwd, vooral oudere mensen (55+) zijn. Dit kan te maken hebben met het feit dat zij naar een seniorenflat of een buurt waar meer ouderen wonen zijn verhuisd. Zodoende vonden ze veel aansluiting bij mensen met dezelfde behoeftes, leefstijl en opvattingen. Hierdoor voelen zij zich ook sneller met elkaar verbonden. Er worden in deze buurten of flats ook vaak activiteiten voor en door bewoners georganiseerd, die de saamhorigheid versterken. Ook sommige jongere respondenten (alleenstaanden, gezinnen) stellen dat ze graag in een straat met veel ouderen wonen, omdat de sociale cohesie daar sterker is. Mensen zijn er minder op zichzelf en meer betrokken bij elkaar, wat een aangename sfeer geeft. Respondenten die naar een buurt met meer verschillende huishoudensamenstellingen verhuisd zijn, ervaren inderdaad vaker dat bewoners meer op zichzelf zijn of ze minder snel in de buurt worden opgenomen. De demografische samenstelling van de buurt kan dus invloed hebben op de mate van tevredenheid.
70
De sociale gevolgen van krimp
“De sociale contacten zijn goed. Mijn man zit in de bewonerscommissie en er worden verschillende activiteiten georganiseerd. Er is hier kaarten, bingo, sjoelen en met kerst wordt er altijd wat georganiseerd. Daar is wel animo voor.” “Waar ik weg kwam was een jongere generatie. Hier is het wat ouder, ook wel van tachtig en negentig [jaar]. Maar het woont hier veel plezieriger. Je kunt beter met wat ouderen zitten dan met de jeugd. Ik had het echt gehad met de jeugd. Het is hier heel fijn wonen. Qua mensen: echt geweldig! Dat geeft wel een fijn gevoel.” Een mindere sociale omgeving Voor veel respondenten was vooral de nieuwe sociale omgeving reden om de nieuwe woonsituatie niet te erg te waarderen. Zij moesten wennen aan hun nieuwe buren en de manier van omgang met elkaar in de buurt. Ze voelden zich daardoor maar weinig thuis in hun nieuwe buurt. Dat één respondent zelfs zegt “laten we het daar maar niet over hebben” geeft wel aan dat het onderwerp gevoelig ligt. Verder geven bewoners aan: “de woning is prima, maar deze buurt vind ik heel jammer”; “de oude woonomgeving missen we nog steeds”. Bewoners van alle leeftijden en met verschillende huishoudensamenstellingen (echtparen, alleenstaanden, gezinnen) hebben met een mindere sociale omgeving te maken gekregen. Uit de interviews zijn verschillende redenen naar voren gekomen waarom de beleving van de nieuwe sociale omgeving negatief is. Deze worden in de volgende alinea’s beschreven en figuur 19 geeft weer hoeveel procent van de respondenten de nieuwe sociale omgeving op een bepaalde manier beleeft. Figuur 19. Redenen slechtere sociale omgeving
Minder sociale contacten
Niet opgenomen worden door de nieuwe sociale omgeving
Sociale achteruitgang van de buurt na verloop van tijd
Verandering van de sociale samenhang in eigen buurt
0
10
20
30
40
50
60
70
80
percentage respondenten
Om te beginnen vestigden veel respondenten zich buiten hun eigen buurt; naar een andere wijk binnen hetzelfde dorp of naar een ander dorp. De meesten van hen van hen (70%) geven aan dat zij van een open buurt met veel sociale contacten en betrokkenheid verhuisden naar een gesloten buurt met weinig sociale contacten. Dit was voor deze respondenten een grote omslag: wat ze gewend waren en verwachtten van de omgang met buren was heel anders.
71
Ze raakten niet alleen veel goede sociale contacten kwijt (“70, 80 procent van je contacten ben je gewoon kwijt. Dat komt niet terug”), maar ook de zekerheid van het weten dat ze op hun buren aan konden en dat ze hen om hulp konden vragen. In sommige gevallen hadden bewoners in hun vorige buurt alleen maar een kort dagelijks praatje met andere bewoners; toch was het een teken van saamhorigheid. Het gemis hiervan in de nieuwe buurt maakte dat de sfeer heel anders was. Andere respondenten waren zeer hecht geweest met hun buren en kwamen vaak bij elkaar over de vloer. Zij raakten door het verhuizen naar een andere buurt zelfs een vrijetijdsbesteding kwijt. In ieder geval is duidelijk dat in al deze gevallen het vertrouwen, de gezelligheid en saamhorigheid die men associeerde met het wonen in een buurt deels verloren is gegaan door de gedwongen verhuizing: “Ik ben er qua contacten zeker op achteruit gegaan. We hadden het daar wel goed met elkaar. Zo af en toe even een praatje, maar niet de deur platlopen bij elkaar. Ik zie de buren hier wel, maar ze lopen je gewoon voorbij zonder iets te zeggen. Daar was het gewoon heel normaal om even een praatje te maken. De sfeer was heel anders in de buurt.” “We hadden daar hele fijne buren. Ook een goede vriend van ons, die woont nu ook nog wel dichtbij, maar die komt hier bijna nooit meer. En dat missen we heel erg, dat je lekker voor het huis zit en je kinderen zijn op straat bezig. Gewoon gezellig. Je hebt hier ook wel wat buren voor het huis zitten. Maar iedereen zit echt bij z’n eigen. Het is veel meer een opgesloten kippenhok. We hebben wel eens zoiets van ik verveel me dood hier. En dat hadden we in de andere straat nooit.” Andere respondenten (15%) geven aan dat in de nieuwe wijk de bewoners wel hecht met elkaar waren en zich sterk met elkaar verbonden voelden. Als nieuwkomers vielen zij hier echter totaal buiten: de buurt weigerde om de nieuwe bewoners op te nemen. “Het is mij hier eigenlijk te rustig, qua buurt. Als er vroeger iets was, bijvoorbeeld de telefoon of televisie deed het niet, dan ging je vragen bij de buren: is dat bij jullie ook zo? Als je dat hier hebt en je wilt wat vragen doet niemand open. Daar heb je toch buren voor? Maar je komt er hier niet tussen, het is echt zo’n groepje hier in de buurt. We wonen hier nu al vijf jaar maar er is ook nog geen verandering in gekomen.”
Eén echtpaar vertelt een wel heel negatief verhaal over de nieuwe sociale omgeving. Ook al zijn zij te spreken over de fysieke omgeving, de sociale buurt valt zo tegen dat ze met geen enkel plezier in hun nieuwe buurt wonen. Ze hebben zelfs het gevoel dat ze gepest worden door hun buren, die, net zoals in het vorige citaat, buiten hen om wel veel contact met elkaar hebben. Volgens dit echtpaar heeft dit ook te maken met het feit dat hun huurhuis in een buurt met veel koophuizen staat. Ze hebben het idee dat buren zich beter voelen dan zij. Bovendien hebben ze andere ideeën over de manier waarop ze met buren om willen gaan: “Als ik de tijd kon terugdraaien dan deed ik het direct. Qua woning wonen wij hier supermooi, maar ik heb het hier zo slecht naar mijn zin. Ik vind het hier zo verschrikkelijk om te wonen.(…) Ik denk dat dit ook mensen zijn die geregeld, meerdere keren per week, contact met elkaar willen.
72
De sociale gevolgen van krimp
En daar hebben wij weinig zin in. (…) Wat ze nu doen is pissig naar binnen kijken. Ik vind het een schijnheilige buurt. Als je niet met hen meedenkt of niet bent zoals zij verwachten dan pas je er niet tussen.” Verder dacht een vijftal respondenten naar een aangename buurt te verhuizen. Zij kenden deze buurt al omdat deze zich in hetzelfde dorp of een nabijgelegen dorp bevond. In het begin woonden zij ook prettig in hun nieuwe buurt, maar na verloop van tijd begon deze te veranderen. Mensen verhuisden en er kwamen andere mensen voor terug, die een andere leefstijl en opvattingen hadden. Daardoor werd de buurt rommeliger en brokkelde de binding tussen bewoners af: “We dachten eerst dat we er op vooruit zouden gaan. Toen we hier kwamen was alles heel netjes. Het plein was hier ook super. En toen is er wat ingestopt, in een huis, die mensen konden eigenlijk niet eens de huur betalen. We hebben hier nu altijd politie op het plein. Het is hier één grote racebaan. Drugs… Hier staan altijd auto’s met de lichten aan. Dat is sinds de laatste twee jaar. Het verpauperde door de jaren dus wel heel erg.” Tenslotte zijn er de ervaringen van vijf respondenten die (per se) in dezelfde buurt (meestal zelfs straat) zijn blijven wonen. Zij hadden hier altijd zo naar hun zin gewoond, waarvoor vooral de buren hadden gezorgd, dat zij weigerden om naar elders te verhuizen. Toch verhuisden vrijwel alle buren, en daardoor verdween de sociale cohesie en binding in de buurt. Deze bewoners herkennen hun eigen buurt die ooit zo hecht was nauwelijks nog terug en voelen zich ervan vervreemd. Zelfs als mensen in dezelfde buurt zijn blijven wonen, kan de sociale samenhang dus dermate veranderen dat zij zich er niet meer thuis voelen en het niet meer ‘hun’ buurt is. Dit wijst erop dat een buurt niet statisch is maar aan verandering onderhevig en dit hadden bewoners niet ingecalculeerd. “Ja, het was heel heftig. Je kan wel zeggen het was hier de Jordaan van Oude Pekela. Het was hier echt een hechte woongemeenschap. Als er een feestje was dan deed de hele straat mee. Het was een volksbuurt. En iedereen kende iedereen. Als iemand een barbecue had werden er een paar barbecues bijgehaald en dan gingen we met z’n allen barbecueën. ’s Avonds praten, beetje ouwehoeren… Echt een hechte buurt. En die werd in één keer compleet uit elkaar gerukt. In één klap was het weg. (…) Die volksbuurt werd helemaal kapotgemaakt hier. Het sociale leven is hier hard achteruit gegaan.” Toch bleven in een enkel geval meerdere buren met elkaar in dezelfde straat wonen en deze respondenten dachten daardoor de goede sfeer van en betrokkenheid in de buurt te behouden. Maar ook in dit geval gingen na verloop van tijd buren verhuizen, waardoor de buurt compleet veranderde en te maken kreeg met sociale achteruitgang: “We zijn er op achteruit gegaan. We kwamen weer in hetzelfde buurtje terecht [als waar we woonden], met mensen die we wel kenden. Dit was een prachtige buurt. Maar nu wordt alles er in gestopt. We hadden een goede buurman, maar die man moest verhuizen. Toen kwamen er nieuwe mensen. Een man en een vrouw, twee kinderen, niet getrouwd, tatoeages, geen werk, 23 jaar, schuldsanering… Toen zei de andere buurman, ik wil hier niet langer naast wonen, die aso’s, en die ging ook weg. En weer andere buren, die waren nog met ons meeverhuisd [uit onze oude straat], die gingen ook weg. Het hele blok is niks meer. Het is helemaal niet netjes meer.”
73
Eén respondent had al voorzien dat de buurt door de gedwongen verhuizing zou veranderen en wilde daarom niet binnen dezelfde buurt verhuizen: “Ik had ook gezegd in de bespreking [met Acantus]: ik wil hier weg, maar dan wil ik wel aan deze kant van de […]straat [die het dorp in tweeën splitst]. Aan de ene kant van de […]straat wonen allemaal nieuwe bewoners en aan de andere kant [waar ik altijd gewoond heb] ken je iedereen. Als je dan weer in hetzelfde stukje komt [te wonen], dan denk je: die is er niet meer, die is er niet meer…”
8.2.5
Voormalige buren
Na de verhuizing hield 70% van de geïnterviewden geen contact met zijn of haar oude buren; ook wanneer zij verhuisden uit een hechte buurt met veel onderling contact en sterk gevoel van verbondenheid. Dit duidt er op dat op het moment van met elkaar wonen burencontact zeer belangrijk is voor een thuisgevoel en een goede sfeer in de buurt. Maar zodra men verhuisd is, krijgen voormalige buren een andere rol en zijn nauwelijks nog belangrijk. Burencontact is door het alledaagse en het vanzelfsprekende anders dan vriendencontact en zodra men geen buren meer is, lijkt er ook geen behoefte meer aan contact te zijn. “Onze vorige buren zien we eigenlijk niet meer. De directe buren naast ons zijn naar Nieuwe Pekela gegaan, die kom je vrij weinig meer tegen. Over het algemeen zijn ze wel dichtbij gaan wonen, maar het contact is echt minder. Het is heel anders als dat je met elkaar in een hofje woont.” Verder zijn de meeste respondenten het erover eens dat dergelijke burencontacten verwateren nadat men verhuisd. Sommige respondenten hadden eerst nog af en toe contact met elkaar, maar dat werd steeds minder na verloop van tijd. Ook dit geeft weer aan dat burencontact een andere functie heeft dan vriendencontact. Het is moeilijk om een burenrelatie te transformeren in een vriendenrelatie, omdat de eerstgenoemde een andere basis heeft. “In het begin hadden we ook nog wel contact met elkaar, mijn vroegere buren en ik. Maar dat verwatert dan ook weer na een paar jaar. We komen elkaar nog wel eens tegen in het dorp en dan praten we wel eens, maar we gaan niet meer bij elkaar op bezoek.” Toch ziet zo’n 30% de oude buren nog af en toe. Het valt wel op dat dit in de meeste gevallen spontaan plaatsvindt, bijvoorbeeld doordat mensen elkaar tegenkomen op straat. Dan praten ze met elkaar of maken ze een afspraak om bij elkaar langs te gaan. Slechts een enkeling heeft nog regelmatig contact met de vorige buren. Zij bellen of chatten met elkaar en zoeken elkaar met enige regelmaat op. “Mijn oude buren zie ik nog wel af en toe. Meestal kom ik ze wel tegen in de supermarkt. Dan is het: wat doe je vanavond? En dan komen we even langs bij elkaar.” “Als ik daar nog in het dorp kom, dat doe ik vaak, is het altijd: aah hoe gaat het ermee? Kom koffiedrinken! Ze komen hier ook nog wel bij mij.”
74
De sociale gevolgen van krimp
8.2.6
Activiteiten voor en na de herstructurering
De meeste respondenten geven aan dat ze na de verhuizing niet meer of minder actief werden in bijvoorbeeld een muziekvereniging, sportclub of buurtvereniging (zie figuur 20). Geïnterviewden zijn niet ver weg verhuisd, zodat ze alle activiteiten die ze deden gewoon konden blijven doen. Figuur 20. Activiteiten na de verhuizing
15% 70% 15%
Niet veranderd Meer Minder
Toch stelt 15% minder actief te zijn na de verhuizing. Dit heeft in alle gevallen met de veranderde fysieke of sociale omgeving te maken. Respondenten hebben bijvoorbeeld minder sociale contacten met wie ze activiteiten ondernemen of geen tuin meer waar ze veel in werken. “Ik was daar actiever dan hier, omdat ik daar een grote tuin had. En dat mis ik dan wel hier. Dat vind ik echt jammer. Maar goed, ik mag ook graag puzzelen en ik heb een pc’tje.” “Ik was daar op sport en was bij de vrouwenbond. Iedere dag gingen we met een heel stel kilometers lopen. Je kwam bij elkaar over de vloer. Ik paste daar op kinderen. Dat doe ik allemaal niet meer. Want dan moet je alleen, dat doe je niet zo snel. Ik ben wel naar een sportschool gegaan hier. Maar dat kost zoveel geld. En wat ik buiten kan doen hoef ik binnen niet te doen.” 15% van de respondenten geeft aan actiever te zijn na de verhuizing. Dit zijn veelal oudere mensen die in een seniorenflat zijn gaan wonen waar veel georganiseerd wordt voor en door bewoners. Zij nemen hieraan deel en hebben zodoende meer bezigheden dan voorheen. Eén respondent zegt ook actiever te zijn, maar juist omdat door de verhuizing veel sociale contacten en activiteiten weggevallen zijn. Eerder had zij goede contacten met haar buren, waardoor het voor haar niet nodig was ergens anders sociale contacten te zoeken. In de nieuwe buurt zijn de mensen echter meer op zichzelf en daardoor miste zij aanspraak en een dagelijks contact. Om dit te compenseren is ze lid geworden van de sportschool en hier vindt zij wel de contacten die ze nodig heeft. “Ik ben nu actiever. Ik zit nu op de sportschool, dat doe ik ook voor het vermaak, om de tijd wat te doden. Daar heb je ook mensen waar je positief mee kunt praten. Ik mis dat nu hier in de buurt, dus nu zoek ik het in de sportschool. Ik ga meestal één of twee keer per week en daar heb ik wel goede contacten.
75
Wat ik hier mis in de buurt dat krijg je daar wel weer. Ik zoek dat op, want ik ben geen type om de hele dag voor het raam te gaan zitten.”
8.3
Eindoordeel
8.3.1
Samenvatting
45% van de respondenten kijkt positief terug op het herhuisvestingproces. Ook al ging er hier en daar iets fout tijdens de herstructurering, zij zijn vooral tevreden met hoe ze nu wonen. 25% van de geïnterviewden kan, ook al woont zij nu mooi, de negatieve ervaringen van hun gedwongen verhuizing nog niet vergeten en hun oordeel hierover blijft daarom nog twijfelachtig. 30% blijft ook na de herstructurering negatief. Zij ervoeren teveel negatieve ervaringen tijdens het herstructureringsproces en wonen nu in een minder huis en/of buurt. Een deel van de respondenten blijft ook verontwaardigd over de sloop omdat ze zich nog steeds afvragen waarom die plaats heeft moeten vinden en omdat ze nog steeds geen nieuwe activiteiten zien op de nu braakliggende grond.
8.3.2
Eindoordeel
Aan het einde van de interviews werd gevraagd of respondenten kort konden samenvatten hoe ze nu terugkijken op het herstructureringsproces en wat het uiteindelijk voor hen betekend heeft. Daarbij geeft 45% een positief antwoord. Voor deze mensen heeft het proces goed uitgepakt. Zij wonen nu in een mooi huis en een mooie omgeving. Ook stellen sommigen dat de herhuisvestingperiode zelf vrij frustrerend en stressvol was, maar dat ze achteraf gezien met veel plezier in hun nieuwe woning en buurt wonen. Dit wijst er op dat er in de toekomst nog veel in het beleid mag veranderen om de ervaring van een herstructureringsproces te verzachten. “Uiteindelijk zitten we op een mooi plekje, we wonen hier wel goed. We hebben er een mooie woning voor teruggekregen. Als we deze woning niet hadden gekregen dan waren we onze woning niet uitgegaan. Als je zo’n woning hebt en je hebt er alles aan gedaan… Dat is erg zuur. Maar we hebben het hier wel weer naar onze zin, en dat is ook belangrijk.” “Totdat we hier kwamen was het een ramp, verschrikkelijk, daarna was het prima.” “Ik kan alleen maar zeggen dat ik er positief op terugkijk. We hebben het veel beter gekregen dan we hadden. Ik had dit nooit meer verwacht eigenlijk om deze kans te krijgen, om zo’n mooie woning te krijgen. […] Dit is voor ons een wonder dat we hier nu zitten.” Andere respondenten geven aan dat, ook al waren er veel redenen om negatief te gaan denken, ze zelf de moeite hebben genomen om een positieve draai aan het herstructureringsproces te geven. Daardoor hebben zij er nu ook vrede mee.
76
De sociale gevolgen van krimp
“Nou kijk, die draai heb ik er zelf aangegeven. Ik ben positief ingesteld dus ik haal er zelf positieve dingen uit. Dat watertje hier voor de deur is mooi. Dus sinds ik hier woon heb ik een boot. Dat is mooi. Ik maak zelf mijn paradijsje er van. Dat probeer ik tenminste dan. En ik denk dat iedereen dat wel doet.” 25% van de geïnterviewden is in dubio over hun ervaring. Zij zijn voornamelijk positief, maar er zijn toch nog altijd negatieve ervaringen die ze nog niet vergeten zijn. Hierbij gaat het om het missen van de vorige buurt: “ik mis mijn buurtje gewoon. Dat is het enige. Het sociale…”, of de machteloosheid die ze tijdens het proces voelden en het begrip dat ze niet kregen. 30% van de respondenten blijft ook na de verhuizing negatief over het herstructureringsproces. Eén respondent formuleert haar oordeel kort maar krachtig: “stront!”. Anderen zijn iets genuanceerder en zijn vooral nog steeds gefrustreerd omdat ze achteraf gezien verkeerde beslissingen hebben genomen of omdat het proces hen veel energie en geld heeft gekost en dit het niet waard was. Ook hebben mensen nog steeds problemen met het aarden in de nieuwe buurt: “Toen we dit huis kregen waren we wel heel erg blij dat we konden gaan verhuizen. Ik ben hier wat dat betreft wel heen gerend. Maar ja toen we hier zaten had ik wel zoiets van ik ga net zo snel weer terug als ik gekomen ben.” “De verhuizing was niet leuk. We waren zeer teleurgesteld in Acantus. En hoe we nu wonen… ja het moest. Het eerste huis dat te koop stond en wat je dan nog wel aanstond daar ga je wonen. Alleen wij hebben het huis gekocht. Maar ik zou zo weer weggaan. Als ik het nog eens gedaan had, had ik wel weer een huis gekocht, maar in ieder geval een ander huis, het liefst in Nieuwe Pekela. Het was een samenloop van omstandigheden maar het was niet leuk.” Tenslotte zit een deel van de bewoners nog steeds in het ongewisse over de reden van de sloop, omdat hen dit nooit duidelijk is gemaakt. In sommige gevallen zien zij zelfs nu, enkele jaren na de sloop, nog steeds geen nieuwe activiteiten op de grond en daarom houdt deze vraag hen nog steeds bezig. Ze zijn daarom ook weinig positief over het herstructureringsproces, vooral omdat het hen een gevoel geeft dat al hun slechte ervaringen met de gedwongen verhuizing onnodig waren. Ook dit is weer een voorbeeld van onbegrip door gebrekkige communicatie. “Boosheid. Iedereen woonde daar zo graag met zo veel plezier. Waarom moesten die huizen daar weg? Er was nooit leegstand. Ik heb het nooit begrepen… Niemand.” “Wat me wel erg verbaast is dat er na de sloop helemaal niets meer gebeurd is met dat deel van de straat, er staat nog niets!! Er zouden koopwoningen op, maar dat is niet doorgegaan…”
77
78
De sociale gevolgen van krimp
9.
TIPS VAN RESPONDENTEN
Tijdens de interviews is respondenten gevraagd om tips te geven om het proces van gedwongen verhuizen in de toekomst te verbeteren. Dit resulteerde in een scala aan tips over de verschillende aspecten van het herhuisvestingproces. Dit hoofdstuk geeft alleen de tips en aanbevelingen vanuit het perspectief van de mensen die de gedwongen verhuizing zelf meegemaakt hebben.
9.1
Samenvatting
Tips van respondenten gaan vooral over betere communicatie vanuit de verhuurder over de plannen, de te verwachten procedures en het gehandhaafde beleid. Daarnaast pleiten bewoners voor een actievere en meer verzorgende rol van de verhuurder. Deze zou meer begaan moeten zijn met de situatie van huurders en ze meer tegemoet moeten komen als dat nodig is. Ook nazorg is hier onderdeel van. Tips voor huurders worden ook gegeven. Zij moeten vooral voor zichzelf opkomen en goed nadenken over de keuzes die ze maken.
9.2
Informatievoorziening
Zoals al beschreven elders in het rapport is 80% van de respondenten tevreden over de informatievoorziening. Toch komt een redelijk aantal geïnterviewden met suggesties om de berichtgeving te verbeteren:
Wees meer open in communicatie over eventuele plannen of toekomstige gebeurtenissen Bewoners waren ontevreden over de soms late of niet consistente berichtgeving. Zij stellen daarom voor dat de verhuurder een duidelijker beeld moet scheppen over haar sloopplannen in de nabije én de verre toekomst. Eerdere, betere en consistentere communicatie zal volgens de respondenten een hoop onduidelijkheid en frustratie over de sloop en verdere procedures wegnemen.
Stel bewoners persoonlijk op de hoogte Een huisbezoek in plaats van een brief zou door een aantal respondenten op prijs worden gesteld. Zij vinden dit meer gepast omdat het om ingrijpende veranderingen gaat. Vooral oudere mensen stellen dit voor.
Stel alle bewoners tegelijk op te hoogte Enkele respondenten merkten op dat zij weinig mogelijkheden tot inspraak hadden. Daarom hadden ze graag gezien dat ze met alle bewoners tegelijk op de hoogte waren gesteld, zodat ze meteen met zijn allen sterk stonden om tegen de plannen in te gaan of deze te veranderen. Dit voorkomt ook dat sommige huurders al eerder van de sloop weten dan hun buren, wat tot onnodige verwarring in de buurt leidt.
79
9.3
Gezamenlijk met buren verhuizen
Tijdens de interviews is aan respondenten gevraagd of ze het een goed idee hadden gevonden om gezamenlijk met buren naar een andere straat te verhuizen. Op deze manier zou een bepaalde sociale verbondenheid tussen buren kunnen blijven bestaan en zou de gedwongen verhuizing minder impact hebben op hun beleving van de sociale samenhang. De meeste bewoners zagen hier echter geen heil in; zij stellen dat met zoveel buren tegelijk verhuizen niet haalbaar is en dat er altijd buren zullen zijn die niet mee willen verhuizen. Ook waren sommige respondenten juist blij dat ze eindelijk van hun buren af waren; anderen vonden het een kans om weer nieuwe mensen te leren kennen. Vijf bewoners wilden wel graag gezamenlijk met buren verhuizen of in de nieuwgebouwde huizen in dezelfde straat gaan wonen. Zij reageren enthousiast: “Dat vind ik een hele goeie! Dat moeten ze doen! Dat ligt aan de bewoners zelf, maar als je een groep bewoners hebt die al lang met elkaar samengewoond heeft en goed met elkaar overweg kan, dan houd je die groep bij elkaar.” Enkele respondenten zeggen het gezamenlijk verhuizen zelfs voorgesteld te hebben bij Acantus, maar hierin weinig medewerking kregen. Acantus had volgens hen dan ook meer open moeten staan c.q. meer mogelijkheden moeten geven om gezamenlijk te verhuizen.
9.4
Ondersteuning bij het zoeken naar een woning
Een aantal respondenten geeft tips om het woonzoekproces te verbeteren. Zij hebben vooral het gevoel dat de verhuurder weinig met hun lot begaan was. Vooral omdat het om een gedwongen verhuizing gaat en omdat mensen soms jarenlang met plezier in hun huis hadden gewoond, stellen respondenten dat de verhuurder ze meer had moeten helpen met het zoeken naar een woning. Bijvoorbeeld door bewoners naar hun woonwensen te vragen, hier beter naar te luisteren en vervolgens actiever een huis naar wens voor hen te zoeken. Daarbij hoort ook het samen met de huurder uitzoeken hoe de nieuwe buurt is en of de huurder hierin past. Ook dient de verhuurder bewoners meer te informeren over woningen die op korte termijn vrijkomen.
9.5
Ondersteuning bij de verhuizing en verhuiskostenvergoeding
Sommige bewoners hadden graag hulp bij hun verhuizing willen hebben en stellen voor om vooral de verhuurder hierbij een grotere rol te geven. Respondenten komen met de volgende voorstellen.
Geef de mogelijkheid om ondersteuning te krijgen bij de verhuizing Bewoners moeten kunnen aangeven of zij dit nodig hebben. Het is taak voor de verhuurder om naar deze eventuele behoefte te informeren.
80
De sociale gevolgen van krimp
Het idee bestaat om de ‘zwakkere’ groep huurders (ouderen, minder validen, alleenstaanden) altijd hulp aan te bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een verhuiswagen of schilders. Dit voorkomt dat deze bewoners bedrijven in gaan huren en daardoor al een groot deel van hun verhuiskostenvergoeding kwijt zijn.
Hogere verhuiskostenvergoeding Sommige respondenten voelen weinig voor meer betrokkenheid van de verhuurder bij het verhuisproces, maar hadden wel graag meer financiële hulp gehad. Zij pleiten derhalve simpelweg voor een hogere verhuiskostenvergoeding, zodat ze meer geld naar eigen behoefte hadden kunnen besteden, bijvoorbeeld aan het inhuren van verhuisbedrijven.
Stem de verhuisvergoeding af op het aantal jaren dat mensen in hun huis gewoond hebben Sommige bewoners vinden het niet eerlijk dat mensen die al tientallen jaren in hun huis gewoond hebben en het goed onderhouden hebben evenveel vergoeding krijgen als bewoners die er nog maar enkele jaren woonden. Daarom stellen zij voor om een minimumbedrag voor de vergoeding vast te stellen, maar ook een x-bedrag per jaar dat iemand in zijn of haar huis gewoond heeft.
Duidelijkheid verschaffen Huurders willen weten waar ze terecht kunnen voor informatie over ondersteuning of over de verhuiskostenvergoeding maar hebben ook behoefte aan een gepaste en invoelende benadering van hun vragen.
Wees alert op de staat van de nieuwe woning en help mensen als deze niet naar behoren is Het is erg frustrerend als de nieuwe woning in slechte staat wordt aangetroffen. Huurders hebben het gevoel dat de verhuurder dat al weet omdat zij de woning controleren als vorige bewoners de woning verlaten. Om deze frustratie en extra werk weg te nemen, zou het helpen om klus- of schoonmaakbedrijven in te schakelen.
9.6
Andere tips
Naast gevraagde tips over de informatievoorziening, gezamenlijk met buren verhuizen, ondersteuning bij het zoeken naar een woning, de verhuizing en de verhuiskostenvergoeding hebben bewoners zelf ook een groot aantal tips over andere aspecten van het herstructureringsproces. Respondenten hadden voor zowel de verhuurder als huurder tips. Tips voor de verhuurder gaan vrijwel allemaal over de communicatie, (na)zorg en medeleven met huurders en over een andere invulling van het herstructureringsproces. Tips voor de verhuurder over de communicatie en medeleven met huurders In de voorgaande paragrafen van dit hoofdstuk is het al vaker naar voren gekomen: de communicatie tussen Acantus en bewoners. Hieraan schortte volgens respondenten veel tijdens het herstructureringsproces en mede daarom was deze tijd stressvol. Om de negatieve ervaringen van een gedwongen verhuisproces te verzachten, dient de communicatie te worden verbeterd. Respondenten geven de volgende tips:
81
Neem een meer verzorgende en meelevende rol aan Als de verhuurder zich meer inleeft in de situatie van bewoners zal ze zich er meer van bewust worden wat huurders nodig hebben en adequater kunnen handelen wanneer deze problemen aankaarten. Zo zullen huurders zich meer gehoord en begrepen voelen en dit zal frustratie bij hen wegnemen. Hier hoort ook bij dat de verhuurder in moet schatten of een bepaald huis voor een huurder geschikt is. Dan zal het niet meer voorkomen dat iemand bijvoorbeeld een huis betrekt dat achteraf veel te duur voor hem of haar blijkt te zijn.
Bied nazorg Emotionele steun na de verhuizing zou zeer op prijs worden gesteld, omdat de periode van de herstructurering een bewogen tijd is. Bewoners hebben op verzoek van Acantus moeten verhuizen; dan mag Acantus ook wel eens informeren of achteraf alles naar wens is en of mensen zich thuis voelen in hun nieuwe woning en buurt. Respondenten stellen daarom een vorm van evaluatie voor.
Goed communiceren binnen de organisatie zelf Respondenten hadden nu soms het gevoel dat dit niet het geval was. Het kostte hen moeite om telkens opnieuw hun verhaal te moeten doen: “Dan heb je die aan de telefoon, dan die. En iedereen zegt wat. Ze weten van elkaar niet eens wat ze doen. Dan moet je alles weer uitleggen. Ik denk: praat daar dan met elkaar over.” Betere communicatie binnen de organisatie zal ervoor zorgen dat problemen van huurders sneller kunnen worden opgelost.
Bejegen iedereen op dezelfde manier Zo wordt voorkomen dat huurders het gevoel hebben dat de buren veel meer geholpen worden met bijvoorbeeld het in orde maken van de nieuwe woning.
Tips voor de verhuurder over een andere invulling van het herstructureringsproces Een groot aantal respondenten was ontevreden over de invulling en verloop van het herstructureringsproces en stellen dat hier door Acantus onvoldoende over is nagedacht. Zij komen dan ook met verschillende tips om het proces anders te laten verlopen:
Zorg ervoor dat er niet enkele bewoners nog lang in een leegstaande buurt blijven wonen De verhuurder dient dan een actievere rol aan te nemen en ervoor te zorgen dat iedereen een huis krijgt: “Ze hadden er veel meer over na moeten denken hoe ze het zouden gaan doen.” Huurders moeten beter begeleid worden in het zoekproces.
Sloop pas wanneer iedereen verhuisd is Dit voorkomt dat achterblijvende bewoners zich onprettig en onveilig voelen en zich genoodzaakt voelen om snel een nieuwe woning te vinden.
82
De sociale gevolgen van krimp
Meteen nieuwbouw na sloop Mensen hadden volgens respondenten dan gewoon in hun eigen buurt kunnen blijven wonen en de sociale samenhang was zo blijven bestaan: “Dan hadden we die ellende ook niet gehad.”
Renovatie van woningen in plaats van sloop Ook dan had men samen met buren op hun mooie woonplek kunnen blijven wonen. Acantus was dan goedkoper uit geweest en er waren voldoende huurwoningen in het dorp gebleven. Nu verdwijnen er meer en meer huurwoningen in het dorp en het aandeel koopwoningen stijgt. Dit is volgens respondenten geen goede ontwikkeling. Zij zijn van mening dat (vooral jonge) bewoners naar andere dorpen, steden of delen van de provincie trekken omdat daar nog wel huurwoningen beschikbaar zijn. Dit terwijl in eigen dorp de koopwoningen leegstaan, stukken grond braak liggen en er wel vraag is naar huurwoningen.
Selectief slopen Door niet een heel blok huizen te slopen, maar enkele huizen uit het blok te ‘knippen’, blijft er een groter aandeel huurwoningen in het dorp. Zo kunnen meer mensen in hun huis en buurt blijven wonen. Hierdoor zullen minder (jonge) mensen het dorp verlaten.
Tips voor huurders Respondenten geven ook tips aan andere huurders die te maken krijgen met een vergelijkbaar gedwongen verhuisproces:
Kom voor jezelf op “Niet zoals wij dat gedaan hebben, maar echt keihard zeggen: we blijven met elkaar hier zitten. We gaan er niet uit. Dat was het probleem hier. Het was een verrassingseffect. Baf. Iedereen was een beetje overbluft: Hè? Wat is dit? Als zoiets gebeurt, moet je gewoon zeggen: nee! Renoveer die huizen maar.” Respondenten hebben zelf soms het gevoel dat ze zich hebben laten overrompelen door het sloopbericht en daardoor niet de kans hebben genomen om tegen plannen in te gaan. Toch merken ze op dat je als huurder best veel te zeggen hebt en dat, als er problemen zijn, dit besproken moet worden. Zo kan de huurder toch nog veel bewerkstelligen.
Laat je goed informeren over de mogelijkheden “Mensen moeten vragen waarom die woningen er af moeten. Laat je als bewoner niet overrompelen maar laat je informeren. Wat is de waarde van het huis? Kan het nog gerenoveerd worden? Waarom gaan de huizen weg en wat komt er voor terug?”
Maak weloverwogen keuzes bij het kiezen van een nieuwe woning en verhuis niet overhaast Mensen moeten een potentiële nieuwe woning én buurt goed bekijken en controleren op onvolkomenheden. Vooral gezien de geringe verhuiskostenvergoeding is het een goede zaak om te weten wat voor een woning je gaat betrekken.
83
Verzet je niet alleen, maar denk ook met de verhuurder mee Een herstructureringsproces is een kwestie van geven en nemen en als beide partijen – huurder en verhuurder – dat inzien, zal het proces rustiger en vreedzamer verlopen. Huurders moeten dus niet alleen maar tegenstribbelen maar ook kijken wat hun mogelijkheden zijn en daarin meewerken.
84
De sociale gevolgen van krimp
10. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
10.1 Conclusies De interviews laten zien dat een gedwongen verhuizing veel impact op bewoners heeft en dat dit vaak door de verhuurder wordt onderschat. Het is opmerkelijk dat de beleving van de bewoners en het beleid van de verhuurder lang niet altijd op elkaar aansluiten. Er was soms sprake van heftige, emotionele en negatieve ervaringen, terwijl de verhuurder om dit te voorkomen juist dacht dat alles goed in procedures en op papier was vastgelegd. Dit geeft aan dat goed doordacht beleid in de praktijk soms toch een andere uitwerking heeft in de beleving van de bewoners. Het gegeven dat de verhuizing is opgelegd en niet een beslissing van bewoners zelf, maakt het op onderdelen onvergelijkbaar met “normale” verhuisprocessen. De verhuizingen vonden over het algemeen in kleine kernen plaats, maar bewoners konden niet terugkeren naar hun eigen straat. In dit onderzoek komen verschillende factoren naar voren die van invloed zijn op de beleving van de bewoners die gedwongen moeten verhuizen door krimp. De gedwongen aard van de verhuizing Dat de verhuizingen gedwongen zijn, zorgt bij de start vaak al voor een negatieve beleving. Omdat de verhuizing krimpgerelateerd is, hebben bewoners geen terugkeergarantie naar hun eigen buurt. Dat je je aangename buurt of huis uitmoet en niet kunnen terugkeren, is vaak extra moeilijk. Zeker als je er jarenlang gewoond hebt en er een sterk sociaal netwerk hebt opgebouwd: “Het was een frustratie. Je hebt er zo lang gewoond en er een prachtplek van gemaakt. Je moet wel veel inleveren hoor”; “Ik had het heel erg naar mijn zin daar; veel vrienden en clubjes. En dan word je ineens weggeplukt uit je omgeving.” Het feit dat bewoners zich verbonden voelen met hun woonomgeving en het als hun thuis beschouwen, maakt het moeilijk om deze plek gedwongen te verlaten. Als bewoners onvoldoende worden betrokken bij het herstructureringsproces en als het ontbreekt aan een luisterend oor van de verhuurder, dan hebben zij het gevoel dat zij aan hun lot zijn overgelaten en geen enkele invloed hebben op de plannen. “Er werd helemaal niets aan ons gevraagd, zo van: hebben jullie nog ideeën? Nee, streep erdoor, gewoon slopen.” De woningkeuze De mogelijkheid om zelfstandig een woning te zoeken of de actieve hulp van de verhuurder bij het zoeken, beïnvloedt de beleving van het gedwongen verhuisproces. Zelfstandig zoeken wordt op prijs gesteld, maar soms verwacht men, omdat het om een gedwongen verhuizing gaat, dat de verhuurder zich actiever opstelt. Actieve hulp van de verhuurder kan enerzijds in goede aarde vallen: “Ik vond het eerst verschrikkelijk want ik wist niet waar ik heen moest. Maar toen zei Acantus er komt binnenkort daar en daar een huisje vrij. De mevrouw [van Acantus] zei daar kunnen we wel even gaan kijken. Toen dacht ik nou dit is wel een heel mooi plekje. Als ik dan toch weg moet dan zit ik hier niet verkeerd.” Anderzijds kunnen bewoners zich beperkt voelen in hun woningkeuze of het gevoel hebben dat zij geen baat hebben bij actieve hulp van de verhuurder.
85
Dat speelt met name als ze het idee hebben dat zij uit slechts drie woningen kunnen kiezen, of dat zij een woning aangeboden krijgen die niet naar hun zin is. “We kregen een woning aangeboden die nog veel ouder was, kleiner, geen badkamer maar een doucheruimte, met schimmel op de wanden… Toen dachten we: ze willen de verkeerde huizen afbreken!” In een dwangpositie door verpaupering Het beperkte woningaanbod in het gewenste woongebied en de daarmee gepaard gaande lange wachttijd zorgt voor frustratie, onzekerheid over de toekomst en een moeizaam verhuisproces. Als bewoners als laatsten achterblijven in een te slopen buurt, dan leidt de onvermijdelijke verpaupering tot zeer vervelende ervaringen. “Er werd ’s nachts van alles uit al leegstaande huizen gesloopt, zoals vlizotrappen, verwarmingsinstallaties, lood van de dakranden, schuttingen, planten uit de tuin”; “Hoe vaak ik ’s nachts wel niet in mijn ondergoed over straat heb gelopen met een honkbalknuppel”; “Ik heb acht maanden in angst geleefd in die straat.” Door het vooruitzicht van de sloop onderhouden veel huurders hun huis en tuin nauwelijks meer. Hierdoor wonen ze in een verpauperend huis: “Dingen raakten kapot (…) maar je hebt zoiets van: we wonen hier toch niet zo lang meer, dus we laten het maar zo”. Om deze ongelukkige woonomstandigheden te ontvluchten, besluiten sommige bewoners om toch genoegen te nemen met een woning of buurt die niet geheel naar wens is en eerder te verhuizen. Gevolg is dat zij het weinig naar hun zin hebben op hun nieuwe woonplek: “Elke nacht (…) denk je van: was ik hier maar weg! (…) Toen dachten wij we nemen dit [nieuwe huis] maar, dan zit je in elk geval veilig. Maar dan ben je er weg en dan denk je wat heb ik gedaan?! Want hier zitten we in zo’n schijthok! Als we dit hadden geweten dan waren we toch nog even gebleven in ons vorige huis”. Lengte van de periode tussen de kennisgeving en de aanvang van de sloop De tijd die bewoners hebben om te beslissen waar ze willen wonen en het zoeken van een woning is van invloed op hun beleving. Als bewoners meer tijd hebben, kunnen zij wennen aan het verhuisidee en kunnen zij zich goed oriënteren waar en hoe ze willen wonen. Het nadeel van een lange periode tussen kennisgeving en aanvang is al bij het vorige punt genoemd: mensen kunnen achterblijven in een leegstaande en verpauperende buurt. Een korte beslis- en zoektijd leidt daarentegen ook vaak tot frustraties. Er moet dan snel een geschikte woning gezocht worden, wat vaak moeilijk is door het beperkte woningaanbod. Ook hierdoor belanden bewoners vaak in een woning die niet naar wens is. Tenslotte kan het voorkomen dat de aanvang van de sloop naar voren geschoven wordt of dat beslist wordt meer, of andere, huizen bij de sloop te betrekken. Dergelijke voorvallen veroorzaken stress en tijdnood: “Ineens kregen we een brief waarin stond dat ze dat jaar al gingen slopen! Dus toen moest alles heel snel en hadden we maar weinig tijd. Toen dacht ik wel: ojee, wat moet ik nou? Waar ga ik wonen?” Communicatie en hulp vanuit de verhuurder Eenduidige en duidelijke communicatie blijkt van groot belang voor de positieve beleving van bewoners. Wanneer een verhuurder niet goed communiceert over bijvoorbeeld de reden van de sloop, de aanvang van de sloop of te volgen procedures leidt dat tot frustratie en spanningen bij bewoners. “Je hebt het gevoel dat ze je aan je lot overlaten en je moet het maar bekijken.” Als bewoners de reden van de sloop niet weten is dat een extra gevoelig punt. Het beeld is dan ook dat er onder de bewoners weinig besef heerst over krimp.
86
De sociale gevolgen van krimp
Het blijkt van belang hier duidelijk in te zijn, omdat het zelfs na de verhuizing voor veel bewoners nog een raadsel was waarom men weg moest: “Iedereen woonde daar zo graag met zo veel plezier. Waarom moesten die huizen daar weg? Er was nooit leegstand. Ik heb het nooit begrepen… Niemand.” De bereidheid van de verhuurder om naar bewoners te luisteren en een meer verzorgende en meelevende rol aan te nemen, is van groot belang voor de beleving. “Ze hadden veel meer met me moeten meevoelen, want als ze dat gedaan hadden, dan hadden ze me niet zo laten zitten.” Het informeren naar de ideeën en wensen van de bewoners en daar goed op in te spelen, resulteert in veel meer tevredenheid over de herstructurering. “Niemand vraagt jou: ben je tevreden? Luister naar de bewoners!!” Vooral het inzetten van hulp bij het zoeken naar een woning, bij de verhuizing en bij het opknappen van de nieuwe woning is een indicator voor een positieve of negatieve beleving. Dit gaat met name op voor alleenstaanden en ouderen, omdat zij minder in staat zijn dit zelfstandig te doen. Aandacht geven na de verhuizing is voor deze groepen van groot belang. “We hebben niks van Acantus weer gehoord nadat we zijn verhuisd. Ze hadden best kunnen vragen of we het naar onze zin hadden in de nieuwe woning. Ze hadden wel kunnen vragen: voel je je thuis?” Procedures Bepaalde procedures leiden tot een negatieve beleving. Dit geldt in de eerste plaats voor de verhuiskostenvergoeding. Deze wordt door bijna alle respondenten als niet toereikend beschouwd: “We kregen zo’n beetje 5000 euro. Maar dat was zo weg”; “Ze jagen je echt op kosten.” Daardoor zijn bewoners vaak gedwongen om extra geld in hun verhuizing te steken. Dit maakt een gedwongen verhuisproces des te wranger, omdat de meeste bewoners in de eerste plaats al weinig heil zagen in de verhuizing. Een ander belangrijk punt is de eis voor het opleveren van de oude woning. Wanneer een sloopwoning volgens dezelfde eisen als een niet-sloopwoning opgeleverd moet worden, veroorzaakt dit grote verontwaardiging en frustratie. Dit wordt versterkt als blijkt dat de nieuwe woning onzorgvuldig is achtergelaten door de vorige bewoners: “Het enige dat ik flauw vond: mijn vorige huis moest ik netjes opleveren. En ik kom in mijn nieuwe woning, (…) en er zaten een lijmresten op die trappen! En de muur was één grote gatenkaas. Dat vond ik niet leuk: zo hoor je je nieuwe woning toch niet aan te treffen?” Het beleid van de verhuurder over de oplevering van de te slopen woning en de beleving daarvan bij sommige huurders, loopt op dit punt uiteen. De nieuwe sociale omgeving In kleine kernen hebben bewoners bij gedwongen verhuizing meer moeite zich thuis te voelen in de nieuwe buurt en met de nieuwe buren, dan dat zij problemen hebben met de nieuwe woning. Anders dan in de stad kennen dorpen namelijk vaak een sterke sociale controle en cohesie. Sloop en gedwongen verhuizingen zorgen al snel voor grote veranderingen. Met een verhuizing naar elders moeten bewoners vertrouwd raken met een andere sociale omgang en dit kost tijd en levert soms zelfs spanningen op. Het heeft vaak gevolgen voor het woongenot. Dat hier zelfs sprake van is wanneer men tussen verschillende buurten binnen hetzelfde dorp verhuist, wordt goed weergegeven in dit onderzoek: slechts 25% van de respondenten is naar een ander dorp verhuisd, maar 70% van hen geeft aan dat ze er qua sociale omgeving op achteruit is gegaan. Zelfs de eigen omgeving kan zo door de sloop aangetast worden dat de sociale samenhang compleet verandert: “Het was heel heftig. Het was hier de Jordaan van Oude Pekela, een hechte woongemeenschap. (…) En die werd in één keer uit elkaar gerukt. (…) Het sociale leven is hier hard achteruit gegaan.”
87
Men woont vaak niet naar de zin in de nieuwe buurt en de oude fijne sociale omgang van de vorige buurt wordt nog lang gemist: “Ik ben er qua contacten zeker op achteruit gegaan. We hadden het daar goed met elkaar. Hier zie ik de buren wel, maar ze lopen je gewoon voorbij zonder iets te zeggen. De sfeer is heel anders in de buurt.” Toch blijkt ook het tegenovergestelde aan de orde: sommige bewoners waarderen hun nieuwe buurt meer dan de vorige: “Hier zijn de buren goed. We hebben er goed contact mee. Dat is beter dan onze vorige buurt. Als er hier wat is dan kun je dat met elkaar overleggen. Dat kon je daar niet”; “Het is hier heel fijn wonen. Qua mensen: echt geweldig! Dat geeft een fijn gevoel”. Het is opvallend dat het eventueel ontbreken van voorzieningen nauwelijks invloed heeft op de beleving van de bewoners. In de dorpen die deel uitmaken van dit onderzoek zijn er een beperkt aantal voorzieningen. Er wordt dan ook aangenomen dat bewoners hieraan gewend zijn en dat dit daarom nauwelijks meetelt in de beoordeling van hun nieuwe woonomgeving. Tot slot Het voorgaande geeft aan dat er meerdere factoren zijn die de beleving van bewoners bij een gedwongen verhuizing (negatief) beïnvloeden. Ook al is de meerderheid (70%) van de respondenten uiteindelijk positief over de nieuwe woonomstandigheden, er zijn toch zaken die een gedwongen verhuizing (onnodig) bemoeilijken of er zijn situaties waarbij beleid en beleving niet op elkaar aansluiten. Er kan dan ook nog het nodige aangepast en verbeterd worden bij dergelijke herstructureringsprocessen.
10.2 Aanbevelingen Bevolkingskrimp in plattelandsgebieden zal in Nederland de komende decennia aan blijven houden en daardoor zullen meer gebieden te maken krijgen met herstructureringsprocessen waar sloop en gedwongen verhuizing onderdeel van zijn. Dit onderzoek heeft laten zien dat een gedwongen verhuizing door krimp negatieve ervaringen met zich meebrengt en veel impact heeft op bewoners. Veel meer dan bij gedwongen verhuizingen door stedelijke herstructureringsprocessen, waar bewoners vaak kunnen terugkeren naar eigen buurt en waar sociale cohesie en sociale controle zwakker is. Dit duidt erop dat meer aandacht besteed moet worden aan de gevolgen van een gedwongen verhuizing door krimp in plattelandsgebieden en hoe die negatieve gevolgen beperkt kunnen worden of weg zijn te nemen. Met name ligt hier een taak voor de verhuurder(s). De negatieve gevolgen van gedwongen verhuizing zullen echter nooit helemaal weggenomen kunnen worden; een opgelegde verhuizing zal altijd weerstand oproepen. Naar aanleiding van de ervaringen van de respondenten van dit onderzoek zijn er diverse maatregelen aan te wijzen die de negatieve effecten van een gedwongen verhuizing in de toekomst kunnen verminderen. Enerzijds hebben de aanbevelingen betrekking op gedwongen verhuizingen in het algemeen, anderzijds worden er aanbevelingen gegeven die vooral krimpgerelateerd zijn.
88
De sociale gevolgen van krimp
Informatievoorziening
Investeer in communicatie en bewustwording Bewoners zijn beter in staat te accepteren dat hun woning gesloopt wordt als ze begrijpen waarom dit moet gebeuren. Neem daarom de tijd om bewoners goed te informeren over de reden van de sloop en de gevolgen hiervan voor de bewoners.
Verschaf duidelijke en eenduidige informatie over sloop en herhuisvesting Tegenstrijdige informatie, bijvoorbeeld over de te volgen procedures of de slooptermijn, zorgt voor grote onzekerheid, verwarring en frustratie. Wees daarom consequent met het geven van informatie en handel daar ook naar. Het instellen van een vaste contactpersoon voor de bewoners helpt daarbij. Desondanks blijken plannen soms door omstandigheden of bij nader inzien onuitvoerbaar of niet haalbaar.
Verschaf tijdig informatie over sloop en herhuisvesting Dit is een lastige afweging, omdat te vroeg informeren tot onrust en verwarring (sloopplannen kunnen herzien of bijgesteld worden) en apathie (bewoners verwaarlozen hun woning) kan leiden. Aan de andere kant kan te laat informeren zorgen voor weinig tijd om een nieuwe woning te zoeken. Bewoners voelen zich voor het blok gezet en het leidt tot rivaliteit en concurrentie tussen bewoners onderling. Acantus werkt nu met een ‘voorlopige sloopaanzegging’ om bewoners voor te bereiden op wat komen gaat. Het is van belang om daarbij duidelijkheid te verschaffen over de termijn waarop definitief duidelijk wordt of de sloop doorgaat (bijvoorbeeld binnen een jaar) en vervolgens wanneer de sloop zal plaatsvinden (bijvoorbeeld maximaal een jaar na definitief sloopbesluit).
Zorg voor meerdere vormen van informatievoorziening Het versturen van een brief om bewoners over een (voorlopig) sloopbesluit te informeren blijkt effectief, maar het komt toch voor dat bewoners de brief niet hebben gelezen. Daarom is het voor bepaalde mensen, vooral senioren, ook belangrijk om op persoonlijk niveau informatie te geven en ook om deze bewoners extra te begeleiden. Het is daarom doeltreffend om enkele dagen na verzending van de brief telefonisch contact te leggen en de volgende vragen te stellen. -
Heeft u de brief ontvangen?
-
Heeft u nog vragen naar aanleiding van de brief?
-
Heeft u behoefte aan een persoonlijk gesprek met een woonconsulent om u te laten informeren over consequenties, procedures, keuzes en mogelijkheden?
Blijf informatie geven tijdens en na het herstructureringsproces Zo blijft de huurder goed op de hoogte van de ontwikkelingen en wordt onduidelijkheid over de procedures en de sloop voorkomen. Streef er tijdens de herstructurering naar om bewoners regelmatig (bijvoorbeeld eens per twee maanden) op de hoogte te stellen per brief of telefoon. Daarna kan het in een krantenartikel, een nieuwsbrief of persoonlijke brief.
89
Sloopgebied
Voorkom verloedering en onveiligheid in te slopen buurten Bewoners van een sloopwoning blijven soms achter in een onveilige, door leegstand overvallen buurt. Streef naar tempo in het proces van herhuisvesting, zodat de buurt zo snel mogelijk kan worden ontmanteld en deze geen aanzuigende werking heeft op mensen die er niets te zoeken hebben. Dat voorkomt onveilige situaties. Hiervoor dienen per buurt maatwerkoplossingen te worden ontwikkeld, rekening houdend met onder meer de schaal van de slooplocatie, de fasering en de herhuisvestingcapaciteit binnen de bestaande voorraad. Een buurtwacht kan aangesteld worden of de politie kan patrouilleren. Ook kan de veiligheid van achterblijvers worden vergroot door gasleidingen zo spoedig mogelijk, bij voorkeur meteen, te ontmantelen.
Maak een beheerplan voor de buurt Leg, in overleg met bewoners en hun vertegenwoordigers, in een beheerplan vast hoe in de komende sloopperiode een buurt leuk en leefbaar kan blijven en hoe verpaupering zoveel mogelijk kan worden tegengegaan.
Betrokkenheid en inspraak bewoners
Bied bewoners waar mogelijk inspraak bij de uitwerking en fasering van sloopplannen Zoek uit welke rol bewoners kunnen spelen bij het invullen van het herstructureringsproces. Laat bewoners meedenken en mee zoeken naar oplossingen. Creëer, om de acceptatie van de sloop te vergroten, draagvlak door naar ideeën van bewoners te luisteren en ze mogelijkheid tot inspraak te geven. Dit kan bijvoorbeeld op speciaal georganiseerde bewonersbijeenkomsten, waar bewoners, in plaats van de verhuurder, de gespreksleiders zijn en de agenda bepalen. Zij moeten daarbij extern kunnen worden ondersteund. Er komen echter altijd verschillende belangen van verschillende partijen bij een herstructureringsproces kijken, waardoor bewonersinspraak niet alle problemen van huurders meteen oplost.
Procedures tijdens het herhuisvestingproces
Zorg voor eenduidig beleid voor het opleveren van de oude woning Geef niet de standaard opleveringseisen maar stel een aangepaste lijst met eisen voor het opleveren van de sloopwoning op. Zo zullen huurders niet met onnodig werk opgezadeld worden.
Wees ruimhartig met de opleveringskwaliteit van de nieuwe woning en vergoedingen (maatwerkbenadering) Het in slechte staat aantreffen van de nieuwe woning kan voor grote frustraties zorgen. Er dient dan ook goed op gelet te worden of de nieuwe woning naar behoren is opgeleverd door de vorige bewoners. Bewoners waarderen het als de te betrekken woning voldoende of zelfs meer wooncomfort biedt dan hun oude woning. Bij mutatieonderhoud kan dan ook ruimhartig interne verbeteringen worden aangeboden, zoals aan keuken of sanitair. Er dient maatwerk te worden verricht, waarbij rekening gehouden moet worden met de kwaliteit van de vorige woning, omdat huurders hier soms zelf veel in geïnvesteerd hebben. Met de huidige wetgeving, waarin de minimale hoogte van de verhuiskostenvergoeding is vastgesteld, wordt iedere huurder gelijk behandeld.
90
De sociale gevolgen van krimp
Het onderzoek wijst uit dat de hoogte van de vergoeding in de ogen van de huurders vaak niet of maar net toereikend is. De verhuurder kan aanvullend beleid ontwikkelen, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van een verhuiswagen of klussenbedrijf of de mogelijkheid dat bewoners hun kassabonnen of rekeningen opsturen als er extra kosten gemaakt zijn.
Zorg dat bewoners van een sloopwoning als eerste weten dat er woningen vrijkomen Vooral als er weinig woningaanbod is in een bepaald gebied, buurt of dorp hebben sloophuisbewoners het recht om als eerste ingelicht te worden over vrijgekomen woningen. Dit zal het tempo van het herhuisvestingproces verhogen.
Begeleiding bij het herhuisvestingproces
Wees eenduidig over de mogelijkheden van begeleiding die huurders hebben Om ervoor te zorgen dat huurders begeleiding en hulp niet mislopen die ze wel graag willen hebben of zelfs nodig hebben, dient de verhuurder alle bewoners duidelijk te maken welke vormen van begeleiding mogelijk zijn. Bewoners kunnen vervolgens zelf aangeven in welke mate zij dit willen. Let erop dat iedereen deze mogelijkheid krijgt en niet alleen de mondige bewoners.
Zorg voor mogelijkheden voor persoonlijke informatie en begeleiding Niet alle bewoners zijn voldoende zelfredzaam om een passende nieuwe woning te vinden en deze te betrekken. Vooral senioren en minder validen hebben behoefte aan bepaalde vormen van ondersteuning. Informeer daarom of bewoners interesse hebben in een persoonlijk gesprek (huisbezoek) over het herstructureringsproces en het krijgen van hulp. Dit huisbezoek dient dan als intakegesprek om vast te stellen welke vorm en mate van begeleiding de bewoner wenst of nodig heeft bij het proces van herhuisvesting.
Luister naar de herhuisvestingwensen van bewoners Het optiemodel, waarbij bewoners aangeven in welk dorp of in welke straat zij willen gaan wonen, kan een rol spelen om bewoners een woning te laten kiezen in een buurt waar ze bij voorkeur willen wonen. Onderzoek ook de mogelijkheden om gezamenlijk met buren te verhuizen indien bewoners dit graag willen.
Toon vooral begrip voor de situatie van huurders Ruim tijd in en toon interesse voor de huurders in hun zoektocht naar een nieuwe woning. Informeer eens bij hen hoe het gaat en of het allemaal lukt. Bel daarom af en toe of breng een bezoek om te vragen hoe het gaat. Een vaste contactpersoon kan vertrouwen en steun bij bewoners creëren.
Ontwikkel een modulair aanbod van begeleiding Bewoners moeten weloverwogen keuzes kunnen maken over waar ze gaan wonen. Begeleid ze daarin zoals zij dat zelf willen en neem hier vooral de tijd voor. Het aanbod moet in elk geval de volgende onderdelen omvatten, afhankelijk van de mate van zelfredzaamheid van huurders.
91
-
Organiseer een zorgtraject bij de eerste aankondiging van de sloop. Samenwerking van de verhuurder met instellingen en bewonersorganisaties is nodig zodat bewoners daar terecht kunnen voor steun en hulp bij het hele proces.
-
Administratieve hulp bij het zoeken van een nieuwe woning: maak bewoners wegwijs in de beschikbare woningvoorraad, het woonruimteverdeelsysteem, de werking van urgentie, de rechten en plichten die ze hebben en de voorwaarden hiervan. Geef bewoners ook de mogelijkheid van bemiddeling als ze buiten het werkgebied van de corporatie een passende huurwoning zoeken.
-
Praktische hulp bij het zoeken naar een nieuwe woning en woonomgeving. Neem bewoners bijvoorbeeld mee naar buurten waar geschikte woningen zijn of vrijkomen, laat ze enkele woningen bezichtigen en/of laat ze kennismaken met buurtbewoners. Hierdoor kunnen ze inschatten of ze in de buurt passen en zich er thuis kunnen voelen.
-
Praktische ondersteuning bij het betrekken van een nieuwe woning. Geef bewoners bijvoorbeeld hulp of bemiddeling bij het inschakelen van een verhuisbedrijf, de inrichting van de nieuwe woning (opknapof schilderwerk) of de inrichting van de tuin of buitenruimte.
-
Nazorg in de vorm van begrip gedurende een bepaalde periode zal helpen om de gedwongen verhuizing te aanvaarden. Blijf daarom ook na hun verhuizing in contact met bewoners en informeer naar hoe het hen vergaat op de nieuwe plek. Bel ze bijvoorbeeld op of organiseer als iedereen verhuisd is nog een keer een evaluatiebijeenkomst.
-
Een bewoner met bepaalde (overlast)problemen of iemand die zichzelf niet goed verzorgt en die het in zijn of haar oude buurt aardig kon redden omdat de sociale omgeving zich om hem bekommerde, kan in een nieuwe omgeving in de problemen komen. Zorg ervoor dat dergelijke bewoners in de nieuwe omgeving niet uit het oog worden verloren. Organiseer dat naar dergelijke mensen wordt omgekeken, ook op de langere termijn. Denk hierbij aan maatschappelijk werk, ouderenwerk, jongerenwerk of iets dergelijks.
Geef bewonersorganisaties een grotere rol Het is zinvol als bewonersorganisaties hun stem laten horen of hulp bieden. Geef bewonersorganisaties daarom de taak om te bemiddelen en huurders bij te staan in het zoekproces naar een woning. Ook zijn de bewonersorganisaties als geen ander in staat als ‘gelijken’ de huurders een hart onder de riem steken. Geef bewonersorganisaties verder een organiserende rol bij inspraak van bewoners.
Zorg ervoor dat bewoners een passende nieuwe woning krijgen De persoonlijke situatie van de bewoners is belangrijk; anticipeer daarop als een nieuwe woning voor hen gezocht gaat worden.
Stel een spijtoptantenregeling in Als bewoners zich enige tijd na de verhuizing niet thuis voelen en niet kunnen aarden in hun nieuwe woonomgeving, kunnen zij binnen een vastgestelde periode na hun verhuizing aangeven dat zij weer willen verhuizen. Deze bewoners worden opnieuw urgent.
92
De sociale gevolgen van krimp
BIJLAGE
BIJLAGE 1: GESPREKSLEIDRAAD
93
94
De sociale gevolgen van krimp
Gespreksleidraad interviews gedwongen verhuizen Oost Groningen
1.
Weet u precies waarvoor dit gesprek is bedoeld? a.
Samenvatten: u bent destijds verhuisd. SPBA en Acantus hebben vernomen dat mogelijk niet alles even goed is verlopen. We willen van vijftig bewoners horen hoe het verhuisproces is verlopen en hoe het nu is. Daar willen we van leren omdat mogelijk in de toekomst nog eens woningen worden gesloopt, ook in Limburg, Zeeland of Friesland. U ontvangt voor dit gesprek een cadeaubon van € 20,-. Het gesprek wordt opgenomen. Mogen wij daaruit misschien een citaat gebruiken zonder dat duidelijk wordt gemaakt dat u dat bent?
2.
Wanneer bent u verhuisd en waar woonde u toen? a.
Datum, naam, adres, tijdstip, huishoudensamenstelling
b.
Bent u in uw eigen dorp blijven wonen of naar een ander dorp verhuisd? (dat weten we vooraf, vastleggen op voicerecorder)
3.
4.
Hoe heeft u het herstructureringsproces ervaren? a.
Was het een spannende tijd of juist leuk / dynamisch? Waarom?
b.
Bleef u er ontspannen over of riep het juist spanning bij u op?
c.
Waren de bewoners in die periode meer bij elkaar betrokken of juist meer met zichzelf bezig?
Hoe bent u over de herstructurering geïnformeerd? a.
Wanneer hoorde u dat uw woning gesloopt zou worden?
b.
Hoe bent u geïnformeerd over de herstructureringsplannen? Per brief, in de krant, op bewonersbijeenkomsten, via huisbezoek, anders?
c.
Als er bewonersbijeenkomsten waren, door wie waren die dan georganiseerd? (Acantus, bewoners zelf, SPBA, Huurdersvereniging, gemeente?)
d.
Heeft u de mogelijkheid gehad om mee te denken over de plannen (inspraak)? (Noot van Acantus: niet in alle gevallen zijn er plannen gepresenteerd: vanwege krimp moesten er woningen verdwijnen zonder perspectief of juist een perspectief zonder mogelijkheden voor de zittende groep huurders (bijvoorbeeld koopwoningen/kavels).
5.
Hoe verliep het proces van herhuisvesting? a.
Kon u kiezen waarheen u wilde verhuizen of had u helemaal geen keuze daarin?
b.
Hoeveel bedenktijd had u om te onderzoeken waar u wilde gaan wonen?
c.
Hoeveel tijd zat er tussen die informatie en de daadwerkelijke uitvoering?
d.
Heeft u hulp, advies of begeleiding gehad bij het vinden van een nieuwe woning?
e.
Heeft u een verhuiskostenvergoeding gehad? Of hulp bij de verhuizing?
f.
Hoe moest u uw oude woning opleveren?
95
6.
Wat vindt u van uw nieuwe woning? a.
Is uw huidige woning vergelijkbaar met de vorige woning? Wat is er dan anders / beter / slechter (voorbeelden noemen: grootte, aantal kamers, ligging, buurt, isolatie, etc)?
7.
b.
Woont u in een huur- of een koopwoning? Is uw huur veranderd of hetzelfde gebleven?
c.
Zijn uw energielasten nu lager, hetzelfde of hoger dan vroeger?
Wat vindt u van uw nieuwe woonomgeving? a.
Bent u er qua woonomgeving op vooruit of achteruit gegaan? Is de woonomgeving nu beter of juist niet? Wat is veranderd?
b.
Bent u er qua sociale contacten op vooruit of achteruit gegaan? Heeft u nieuwe contacten gelegd? Ziet u uw vroegere buren nog? (eventueel doorvragen over burenhulp, mantelzorg, diensten etc.)
c.
Bent u even actief als voor de herstructurering? Gaat u nog naar de activiteiten van voor de herstructurering? Neemt u deel aan nieuwe activiteiten? Welke dan?
8.
Hoe zit het met de voorzieningen en winkels in de buurt? a.
Als u nu in een andere buurt / dorp woont, zijn daar dan evenveel voorzieningen als waar u voor de herstructurering woonde? (bakker, slager, super, zorginstelling, artsenpost, scholen, verenigingsleven, bushalte, etc.)
b. 9.
Als er voorzieningen verdwenen zijn die er voorheen wel waren, welke mist u dan?
Welke tips heeft u om het proces van gedwongen verhuizen, zoals u dat heeft ervaren, in de toekomst te verbeteren? a.
Had u op een andere manier geïnformeerd willen worden? Hoe precies (brief, huisbezoek, informatieavond)?
b.
Was u liever met enkele buren tegelijk verhuisd naar een plek bij elkaar? Ook wanneer u een grotere of kleinere woning had gekregen of een hogere huur had moeten betalen?
c.
Had u (meer) hulp of ondersteuning willen hebben bij het zoeken naar een woning?
d.
Had u (meer) hulp of ondersteuning bij de verhuizing willen hebben? Was de verhuiskostenvergoeding toereikend?
e.
Andere tips? Betere tips?
10. Hoe kijkt u tegen de krimp in Oost-Groningen aan? Merkt u daar iets van? a.
Wist u dat de sloop van uw woning met bevolkingskrimp (de afname van het aantal inwoners ten opzichte van het aantal woningen) te maken had?
b.
Wat merkt u van het teruglopend bewonersaantallen in uw omgeving?
c.
Merkt u iets van het teruglopen van voorzieningen (scholen, winkels, zorgaanbod, zwembad e.d.)
d.
Heeft de verhuizing van destijds positieve kanten?
11. Persoonlijke situatie.
96
a.
Is uw huishoudensamenstelling veranderd sinds u bent verhuisd? Wat is er veranderd?
b.
Is uw inkomen veranderd sinds u bent verhuisd? Beter, slechter?
c.
Wat is uw leeftijd?
De sociale gevolgen van krimp
12. Is er nog iets wat u kwijt wilt en wat niet is gevraagd? 13. Wat vindt u, samenvattend en in één woord, van de verhuizing en hoe u nu woont? U ontvangt als dank voor uw tijd en informatie een cadeaubon ter waarde van € 20,-.
97
COLOFON Een verkenning in opdracht van SEV, SPBA en Acantus Groep. Uitgave
SEV
Auteurs
Gerda van Galen, onderzoeker Woonbond Kennis- en Adviescentrum Inge de Vries, onderzoeker Woonbond Kennis- en Adviescentrum
Vormgeving omslag
Absoluut Design, Bergen op Zoom
Druk omslag
Drukkerij Goos, Ouderkerk aan den IJssel
Opmaak
FMZ Tekstverwerking, Vlaardingen
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden SEV en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Rotterdam, juli 2012
98