Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
VERKENNING VAN DE ICT GEVOLGEN VAN DE WMO 2015 VOOR GEMEENTEN November 2013
KING Gemeenten
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
Inhoud
Inhoud
2
1.
Inleiding
3
2.
De nieuwe WMO 2015
5
2.1 2.2 2.2 2.3 3.
4.
Uitgangspunten Nieuwe taken Overgangsrecht Conclusies nieuw beleid
5 8 10 11
Uitvoering
12
3.1 3.2 3.3
12 15 16
Het proces Wijzigt het WMO proces? Conclusies m.b.t. de uitvoering
Voorwaarden informatievoorziening
18
2
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
1.
Inleiding
Deze verkenning heeft betrekking op het wetsvoorstel WMO 2015. De aanhef van de wet luidt „Voorstel van wet, houdende regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)‟ De WMO 2015 vervangt de WMO van 2007.
Aanleiding en doelstelling De herziening van de WMO is aangekondigd in het regeerakkoord van Rutte II (‘Bruggen slaan’) en maakt deel uit van een herschikking van het Nederlandse zorgstelsel en de verantwoordelijkheden daarbinnen. De herziening van de WMO kan niet los gezien worden van twee andere decentralisaties, de Jeugdwet en de Participatiewet, die ook een verandering van taken en verantwoordelijkheden betekenen, met voor gemeenten een centrale rol. Met de WMO 2015 krijgt de gemeente een verdergaande verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke ondersteuning van burgers op een breed terrein. Dit betekent dat de gemeente een wettelijke verantwoordelijkheid heeft als het gaat om algemene taken als het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in de gemeente, het beschikbaar stellen van algemene (collectieve) voorzieningen zoals het bieden van opvang, maar ook sociaal-culturele voorzieningen of een maaltijdservice. Door de inzet van (individuele) maatwerkvoorzieningen in de eigen leefomgeving van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, wordt de zelfredzaamheid en participatie van deze burgers vergroot. De herschikking van taken en verantwoordelijkheden – onder de noemer ‘Hervorming Langdurige Zorg’ (HLZ) - betekent een scherpe(re) afbakening tussen de Zorgverzekeringswet (ZVW), de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de WMO: -
zorg gericht op herstel van een aandoening of het tegengaan van verslechtering, wordt volledig ondergebracht in de ZVW.
-
er blijft recht bestaan op passende zorg in een beschermende, intramurale omgeving in een nieuwe ‘kern-AWBZ, als thuiswonen niet langer meer een optie is.
-
Onder de WMO valt de ondersteuning van burgers bij het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen in en rond de woning (extramuraal), het kunnen (blijven) ontmoeten van anderen door burgers met een beperking en voorzieningen om langer zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen en te participeren in de maatschappij.
In de praktijk zal het vaak voorkomen dat burgers – vaak zelfs tegelijkertijd - te maken hebben met voorzieningen en ondersteuning vanuit alledrie de ketens. Een aantal aanspraken uit de bestaande AWBZ komen met deze herschikking te vervallen en worden onder het regime van de WMO gebracht. Ze gaan niet 1 op 1 ‘over’; gemeenten krijgen de opdracht ook deze burgers te ondersteunen en een passende (maatwerk)voorziening te bieden. De beoogde invoeringsdatum van de nieuwe WMO is 1 januari 2015.
3
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
De verkenning en de scope De voor deze verkenning gehanteerde versie van de WMO 2015 betreft de concept wettekst van 16 augustus. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel – voorzien in het najaar van 2013 heeft op het moment van schrijven nog niet plaatsgevonden. Wijzigingen zijn dus nog mogelijk. Eventuele wijzigingen van dit wetsvoorstel kunnen leiden tot aanpassing van deze verkenning. KING heeft bij deze verkenning voornamelijk gekeken naar de gevolgen op de ICT bij gemeenten, daar waar het wetsvoorstel informatiekundige gevolgen heeft. De volgende aspecten zijn daarbij binnen de scope. Informatie-uitwisseling; de informatie die nodig is voor een goede taakuitvoering door gemeenten en ketenpartners. Procesgang; de processen bij gemeenten die geraakt worden door registratie en uitwisseling van bedoelde gegevens. Buiten scope van deze verkenning zijn volgende aspecten: De gevolgen voor de WMO gerechtigden De gevolgen voor de gemeentelijke organisatie en haar medewerkers De kosten die de implementatie van de wetswijzigingen met zich meebrengen
Transitie en transformatie In deze verkenning zal ook worden gerefereerd aan de door KING uitgevoerde Verkenning Informatievoorziening Sociaal Domein (VISD). In het eindadvies VISD worden de gevolgen geschetst van de drie decentralisaties voor de gemeentelijke informatievoorziening en wordt een globaal procesmodel voor het sociaal domein beschreven. Het is van belang onderscheid te maken tussen de overheveling van taken van rijk naar gemeenten – de transitie – en de aanpassingen van de gemeentelijke bedrijfsvoering – de transformatie. Uiteraard zal de transitie van taken kunnen (soms zelfs moeten) leiden tot aanpassing van processen, procedures en bedrijfsvoering. In het Eindadvies VISD wordt vooral ingezoomd op de situatie na overdracht van taken aan gemeenten – de transformatie die de drie decentralisaties tot gevolg kunnen hebben. In deze verkenning beperken we ons juist tot de transitie van taken van Awbz naar WMO en de gevolgen daarvan voor het WMO proces.
Het rapport Dit rapport van de verkenning beschrijft de wetswijzigingen WMO ende gevolgen daarvan. Het is toegespitst op de ICT gerelateerde zaken en de (on)mogelijkheden van geautomatiseerde ondersteuning. Dit rapport is voornamelijk bedoeld voor gemeenten. Het rapport levert een advies over de randvoorwaarden om de wijzigingen goed te kunnen implementeren in de praktijk van gemeenten.
Leeswijzer In deze verkenning beschrijven we de WMO zoals die nu is voorzien vanaf 2015. Doel is te verhelderen wat er ten opzichte van de huidige situatie verandert en welke informatiebehoefte bij die nieuwe situatie hoort.
4
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
2.
De nieuwe WMO 2015
De WMO 2015 ligt in hoofdlijn in het verlengde van de WMO 2007, maar er zijn uiteraard inhoudelijke verschillen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste verschillen in uitgangspunten, nieuwe taken en de gevolgen daarvan voor gemeenten op een rijtje gezet.
2.1
Uitgangspunten
Eigen kracht Meer nog dan onder de ‘oude’ WMO ligt in de beleidsfilosofie van de WMO 2015 de nadruk op preventie en het bevorderen van de eigen kracht of zelfredzaamheid van burgers (en het betrekken van hun sociaal netwerk). Het is de bedoeling dat burgers op die ‘eigen kracht’ worden aangesproken en dat dit leidt tot minder inzet van ondersteuning door de overheid. „Het is naar de mening van de regering immers heel normaal dat je je inspant om je eigen situatie te verbeteren of dat je iets doet voor een partner of familielid als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. De regering stapt af van het automatisme dat de overheid per definitie deze rol naar zich toetrekt‟, MVT par. 3.3 Dit uitgangspunt zal van de gemeente een andere houding en benadering vragen ten opzichte van de burger. Nog meer dan voorheen zal de gemeente kijken naar wat de burger zelf kan in plaats van uit te gaan van wat deze niet meer kan. Maatwerkvoorziening In de conceptwettekst van de nieuwe WMO heeft het begrip ‘compensatieplicht’ plaatsgemaakt voor het begrip ‘maatwerkvoorziening’, omschreven als ‘op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten’. Een maatwerkvoorziening omvat alle mogelijke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van opvang aan een burger. Het bieden van maatwerk betekent dat gemeenten moeten bezien welk produkt of welke dienst het meest bijdraagt aan het verkleinen van de participatieproblemen van de burger. Dat kan met een individuele voorziening maar ook door gebruik te maken van collectieve voorzieningen, zolang dat voor de persoon het gewenste resultaat oplevert. Doelstellingen De gemeente moet beleid maken op basis van drie –globale – doelstellingen: 1°. bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld, 2°. het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, 3°. bieden van beschermd wonen en opvang. Toegevoegd aan de verantwoordelijkheid van gemeenten is het tegengaan van geweld in afhankelijkheidsrelaties en te voorzien in een (keten)aanpak. Met de decentralisatie van taken 5
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
vanuit de AWBZ en de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten krijgen zij een meer integrale verantwoordelijkheid en meer mogelijkheden om in te zetten op een goed functionerende keten en daarbij in te zetten op het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld. Alle burgers, zowel man als vrouw, jong als oud moeten door alle gemeenten worden beschermd en ondersteund: een persoon die (veilige) opvang nodig heeft, kan ook in een andere dan zijn eigen gemeente terecht. Integraliteit Met de WMO 2015 en de wetsvoorstellen voor de Jeugdwet en de Participatiewet nemen de mogelijkheden van gemeenten om tot een geïntegreerd ondersteuningsaanbod aan burgers te komen, toe, aldus de MvT. Voorkomen moet worden dat er binnen gezinnen meerdere professionals rondlopen (die dat niet van elkaar weten of die niet samenwerken). Een goede informatievoorziening bevordert die integraliteit. Dit betekent dat gemeenten zich moeten vergewissen wat er op andere terreinen plaatsvindt of heeft gespeeld in het leven van de burger en/of binnen diens gezin. Samenwerking en informatieoverdracht zijn hiervoor randvoorwaarden. Zonder informatieuitwisseling is integraliteit niet mogelijk en zonder een (geautomatiseerde) voorziening zal informatieuitwisseling leiden tot grotere administratieve lasten. In deze verkenning zal vooral de integraliteit tussen de zorgketens AWBZ, WMO en Zvw centraal staan. Eigen bijdrage beleid; onderscheid algemene- en maatwerkvoorziening Het eigen bijdrage beleid van de gemeente moet worden vastgelegd in een verordening. Voor de eigen bijdrage voor opvang, inclusief beschermd wonen (RIBW’s), geldt dat de burger altijd het in de WWB bepaalde zak- en kleedgeld tot zijn beschikking moet houden. Alleen de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening kan door de gemeente inkomensafhankelijk worden vastgesteld Met betrekking tot het vaststellen van die eigen bijdrage volgt nog een Algmene Maatregel van Bestuur (AMvB), waarin een uniforme wijze van vaststellen van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdragen wordt voorgeschreven. De gemeentelijke verordening zal hier op moeten aansluiten. Gemeenten kunnen deze verordening pas vaststellen nadat de Algemene Maatregel van Bestuur in de Staatscourant is gepubliceerd. Voor algemene voorzieningen geldt voor iedere burger hetzelfde vaste bedrag aan eigen bijdrage, dus inkomensonafhankelijk, dat door de gemeente wordt vastgesteld. Het is aan de gemeente om te bepalen of er een eigen bijdrage wordt gevraagd. De gemeente kan er voor kiezen voor de ene algemene voorziening geen eigen bijdrage te hanteren en voor een andere voorziening wel een bijdrage te vragen. Voor alle voorzieningen – dus ook voor algemene voorzieningen - wordt het voor gemeente mogelijk om een eigen bijdrage op te leggen zolang (duur) de burger gebruikt maakt van die voorziening. De eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening. Inning eigen bijdrage Net als in de huidige situatie wordt het vaststellen en innen van de eigen bijdrage belegd bij één organisatie, het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het hebben van één organisatie die de bijdragen int, maakt dat er zicht is op het aantal bijdragen dat iemand moet betalen en maakt het mogelijk om die waar nodig te beperken. Het CAK ontvangt van de Belastingdienst de voor het vaststellen en innen van de eigen bijdragen relevante inkomensgegevens. In een enkel geval mag de gemeente het vaststellen en innen van de eigenbijdrage aan een andere instantie opdragen: bij opvang en beschermd wonen zijn gemeenten bevoegd om in de verordening een andere instantie aan te wijzen die de eigen bijdrage int. Die eigen bijdrage wordt, zoals al jarenlang op grote schaal 6
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
gebruikelijk is, in mandaat door de desbetreffende instellingen vastgesteld (voor zover de gemeente niet zelf de bijdrage vaststelt en int voor bij uitkeringsgerechtigden). Dit is geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie. Ook blijft gelden dat de gemeente er dan zorg voor draagt dat het CAK in verband met anti-cumulatie op de hoogte wordt gebracht van die eigen bijdrage. Persoonsgebondenbudget (PGB) Het conceptwetsvoorstel voorziet in een geclausuleerd recht op een (persoonsgebonden) budget. Er worden dus voorwaarden aan gesteld. Deze voorwaarden zijn: -
De aanvrager moet er toe in staat zijn om zelf de regie te voeren (maar mag dit ook uit handen geven aan een derde, maar dat mag niet betaald worden uit het PGB)
-
De aanvrager moet kunnen motiveren waarom het aanbod in natura niet passend is in zijn specifieke situatie
-
De kwaliteit van de ondersteuning moet aantoonbaar goed zijn
De gemeente mag een aanvraag voor een persoonsgebonden budget daarnaast weigeren als de kosten van de persoonsgebonden budget gefinancierde voorziening duurder is dan de maatwerkvoorziening die de gemeente heeft gecontracteerd. Het wetsvoorstel verplicht gemeenten de uitvoering van PGB’s onder te brengen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Momenteel kunnen gemeenten op vrijwillige basis het beheer van PGB’s bij de SVB beleggen. Burgers die in aanmerkingen komen voor een PGB krijgen geen geld meer ‘in handen’, dienen de nota’s in bij de SVB. Een PGB kan ook worden verstrekt voor een eenmalige woningaanpassing, hulpmiddel of vervoersvoorziening.
De gemeente stelt de cliënt een persoonsgebonden budget beschikbaar waaruit de Sociale Verzekeringsbank namens het college betalingen doet aan degenen die de aanvrager, na een toets door het college of aan de gestelde voorwaarden is voldaan, heeft ingeschakeld. Op deze wijze is het mogelijk om te waarborgen dat de ingekochte ondersteuning of middelen kwalitatief van voldoende niveau zijn en wordt misbruik en oneigenlijk gebruik voorkomen. Naast de betalingen van de persoonsgebonden budgetten voert de Sociale Verzekeringsbank ook het hiermee verbonden budgetbeheer uit. MvT Par. 3.7 Op welke wijze de SVB bepaalt dat de ondersteuning aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet is nog niet geheel duidelijk. Duidelijk is wel dat de SVB informatie nodig heeft van gemeenten over de vastgestelde en bedoelde besteding van het PGB. Dit vraagt om een gegevensuitwisseling waarbij beide partijen dezelfde definities van produkten en diensten hanteren. De VNG heeft bezwaren tegen deze verplichte winkelnering bij de SVB. Gemeenten zullen in hun ‘PGB proces’ rekening moeten houden met de verplichte uitvoering door de SVB. De bestaande processen moeten daarop worden aangepast. Mantelzorgcompliment De aparte regeling voor het verstrekken van het mantelzorgcompliment komt te vervallen. Voortaan zal de gemeente bij verordening bepalen op welke wijze het college zorg draagt voor een (jaarlijkse blijk) van waardering voor mantelzorgers. Het Transitiebureau WMO stelt samen met Mezzo een handreiking op over de wijze waarop gemeenten dit vorm kunnen geven. 7
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
Dit is een nieuwe verantwoordelijkheid die gemeenten een plaats moeten geven in hun verordening en die ze vorm en inhoud moeten geven. Het ligt voor de hand dat gemeenten de handreiking zullen willen gebruiken. Gemeenten zullen ook persoonsgegevens nodig hebben van de mantelzorgers, niet alleen om hen een jaarlijkse blijk van waardering te kunnen verstrekken, maar ook om te kunnen vaststellen wat diens belastbaarheid is. Het college moet daarom ook basale gegevens over de mantelzorger kunnen verwerken (wie is de mantelzorger, waar is deze bereikbaar, wanneer is deze beschikbaar en wat doet hij voor de cliënt). Dat is voorts van belang, omdat het college ook de verplichting heeft om maatregelen te nemen ter ondersteuning van de mantelzorger, zo nodig maatregelen moet nemen wanneer de mantelzorger tijdelijk niet beschikbaar is of moet worden ontlast. Het kan, net als bij de huisgenoten, onder omstandigheden, ook noodzakelijk zijn persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de mantelzorger te verwerken, bijvoorbeeld over zijn belastbaarheid, voor zover dat is te herleiden tot zijn gezondheid. Artikelsgewijs deel, concept 3.3b schoon 16/6/13, artikel 4.1.1 2 e & 3e lid
2.2
Nieuwe taken
Vanaf 2013 wordt gefaseerd de toegang tot intramurale AWBZ (opname in verzorg- en verpleegtehuizen) beperkt. Dt betekent dat mensen langer thuis zullen blijven wonen (zij krijgen geen verblijfsindicatie meer), ondanks hun beperkingen en belemmeringen. Gemeenten krijgen de opdracht om ook voor deze burgers ondersteuning te organiseren. Het aantal mensen dat onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid valt zal daardoor toenemen en de aard van de beperkingen zal soms zwaarder zijn. De WMO 2015 schrijft geen specifieke voorzieningen of produkten voor, maar draagt de gemeente op om burgers ondersteuning te bieden waarbij het uitgangspunt ‘maatwerkvoorziening’ geldt. Een aantal specifieke aanspraken dat nu nog onder de AWBZ valt, komt vanaf 2015 ook onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid te vallen. Het betreft: -
Extramurale begeleiding (individuele begeleiding en groepsbegeleiding/dagbesteding)
-
Persoonlijke Verzorging1
-
Kortdurend Verblijf
-
Inloop GGZ
-
Begeleid wonen Deze aanspraken worden niet naar de gemeenten overgeheveld, maar er is sprake van een decentralisatie van overheidstaken naar het gemeentelijke domein. Termen als begeleiding, dagbesteding of persoonlijke verzorging worden daarom in dit wetsvoorstel niet gebezigd. Het is immers niet de bedoeling dat gemeenten “AWBZ”-uitvoerder worden, maar uitgaan van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers, aangevuld met hulp van het sociale netwerk, en in aansluiting daarop hun burgers ondersteunen met algemene of maatwerkvoorzieningen. MvT par.3.2
1
Het staat momenteel (sept. 2013) ter discussie of PV onder de WMO gaat vallen of onder de ZVw.
8
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
Nu volgt een korte inhoudelijke beschrijving van deze nieuwe ‘produkten’, die dus niet noodzakelijker wijs op dezelfde wijze door gemeenten worden ingevuld. Voor een inhoudelijk begrip hanteren we ze hier nog wel even. -
Persoonlijke verzorging: bijvoorbeeld hulp bij douchen, aankleden, scheren, ogen druppelen of naar de wc gaan.2 256.000 cliënten hadden per 1 januari 2013 een indicatie persoonlijke verzorging3,
-
Extramurale begeleiding: dit betreft activiteiten die de zelfredzaamheid van burgers bevorderen, behouden of compenseren. Dit kan zowel individuele begeleiding als groepsbegeleiding-dagbesteding zijn en is inclusief het vervoer dat aan de begeleidingsactiviteiten verbonden is. Het gaat hier veelal om mensen – zonder verblijfsindicatie - met lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap of een psychogeriatrisch of psychiatrisch probleem. Begeleiding Individueel wordt ingezet voor onder andere woonbegeleiding of thuisbegeleiding. Onder Begeleiding Groep vallen onder andere verschillende soorten dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking en voor mensen met een psychische of psychiatrische beperking en de dagopvang voor ouderen met lichamelijke en/of psychogeriatrische beperkingen. Per 1 januari 2013 hebben in de AWBZ 139.000 cliënten een indicatie voor individuele begeleiding en 82.000 cliënten een indicatie voor begeleiding groep
-
Begeleid Wonen: Begeleid wonen is bedoeld voor mensen die redelijk zelfstandig kunnen wonen, maar die vanwege een ziekte of beperking hulp nodig hebben in het dagelijks leven. Welke hulp gegeven wordt, hangt samen met het type beperking. Het gaat om mensen met een lichamelijke ziekte of beperking, een verstandelijke beperking of mensen met psychische, psychosociale, verslavingsproblemen en combinaties hiervan, die niet zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving. De ondersteuning van de gemeente is gericht op participatie en niet op genezing. Het is niet duidelijk om hoeveel clienten het hier op termijn zal gaan.
-
Kortdurend Verblijf: Het betreft logeervoorzieningen voor kinderen en volwassenen die thuis verzorgd worden en permanent toezicht nodig hebben. Kort verblijf heeft tot doel de mantelzorger te ontlasten. Op 1 januari 2013 zijn ongeveer 5000 personen geindiceerd voor deze voorziening.
-
Inloop GGZ: Een inloop voorziening bedoeld om sociaal isolement bij bezoekers te voorkomen en het maatschappelijk verkeer te bevorderen. Het aanbod van inloopfuncties laat zich grofweg in drie categorieën indelen; gericht op verslaafden, dak- en thuislozen en mensen met psychische problemen. In het jaar 2010 is er in totaal € 49,8 miljoen aan AWBZ-middelen aan de inloopfunctie besteed. Daarvoor zijn de inloopvoorzieningen tezamen elke week bijna 14.000 uren geopend, waar elke week 20.500 unieke bezoekers gebruik van maken.4
2
Zie noot 1. Zie noot 1. 4 Bureau NHM (2011), ‘Inloopfunctie GGZ. Onderzoek naar de overheveling van AWBZ naar gemeenten’, Enschede, September 2011. 3
9
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
De overheveling van de aanspraken uit de AWBZ hebben voor gemeenten aanzienlijke gevolgen op verschillende terreinen. De uitbreiding van de doelgroep voor gemeenten is aanzienlijk. In 2012 gaf het CIZ circa 530.0005 indicaties voor de functies Begeleiding, Persoonlijke Verzorging en/of Kortdurend Verblijf af aan volwassen cliënten. Daarvan hadden bijna 100.000 cliënten niet eerder een AWBZ-indicatie van het CIZ. Uit de CIZ rapportage bleek verder dat het merendeel herindicaties waren. Ook blijkt dat één persoon voor meerdere functies geindiceerd kan zijn en dat niiet iedere indicatie daadwerkelijk wordt verzilverd. De gemeenten zullen aan de burgers die geindiceerd zijn voor deze extramurale AWBZ zorg, een nieuw ondersteuningsaanbod moeten doen. Dat is allereerst een zeer omvangrijke operatie die veel uitvoerings- en menskracht zal vragen. De overgang van deze doelgroep zal eveneens tot registratie moeten leiden aan de kant van gemeenten. Wat gaan ze opslaan, wat mogen ze opslaan en waar doen ze dat? Deze nieuwe taken vragen daarnaast veel (nieuwe) inhoudelijke expertise van gemeenten. Het meest ingrijpende aspect is de rol die gemeenten krijgen in het beoordelen en inschatten van de hulpvraag van de burger op deze nieuwe terreinen. Ook als gemeenten deze taken uitbesteden aan derden zullen ze in hun inkoopbeleid scherp moeten formuleren wat ze op die terreinen van zorgaanbieders verlangen. Er zullen meer en vaker verschillen ontstaan tussen gemeenten, maar ook binnen gemeenten tussen burgers. Het vraagt veel van professionals om daar mee om te kunnen gaan. Zijn die er klaar voor?
2.2
Overgangsrecht
Burgers behouden in principe tot 1 januari 2015 hun aanspraken op grond van de AWBZ. Maar niet altijd: indien gemeenten voor die tijd een passend alternatief kunnen bieden kan de overgang naar die nieuwe ondersteuning eerder plaatsvinden. Overgangsrecht Extramurale zorg De hoofdregel is dat personen die op 1 januari 2015 AWBZ zorg ontvangen, gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit – maar uiterlijk tot het einde van dat jaar – recht blijven houden op die zorg, onder de condities die daarvoor onder de AWBZ van toepassing waren (ook wat betreft de eigen bijdragen). Cliënten hebben tevens het recht de zorg te blijven afnemen bij de bestaande zorgaanbieder. Ook als deze zorgaanbieder in de nieuwe situatie niet door de gemeente gecontracteerd wordt, zijn gemeenten wel (financieel) verantwoordelijk voor deze zorg. Dit overgangsrecht voor extramurale zorg geldt gedurende de looptijd van het indicatiebesluit maar eindigt uiterlijk op 31 december 2015. Indien de gemeente echter op zorgvuldige wijze een nieuw besluit en de betrokkene daarmee instemt of wanneer dat besluit na Bezwaar en beroep onherroepelijk is geworden, dan eindigt de overgangstermijn eerder. Overgangsrecht Intramuraal Burgers die beschermd wonen hebben vooralsnog een overgangstermijn van vijf volle kalenderjaren. Hoe deze zorg in de verdere toekomst vorm zal worden gegeven en hoe de
‘Op weg naar andere zorg – CIZ-rapportage voor gemeenten over AWBZ-zorg voor volwassenen’ Versie 2, Oktober 2013 5
10
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
overgang naar de gemeenten moet plaatsvinden zal nog onderzocht gaan worden en zal mogelijk tot nieuwe of aangepaste wetgeving leiden. Continuiteit: eenmalige gegevensoverdracht Het is van belang dat gemeenten weten welke burgers ABWZ zorg ontvangen die na de invoering van de WMO 2015 onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid komen te vallen. De gemeente moet weten wie er ‘over’ komt en welke ondersteuning ze nu ontvangen, om te voorkomen dat de continuiteit van de ondersteuning in gevaar komt. Om de gemeenten in staat te stellen tijdig, en zonder dat betrokkene zich daartoe eerst moet melden, het vereiste onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van betrokkene te kunnen doen, voorziet dit wetsvoorstel in de verplichting voor de zorgkantoren om zo spoedig mogelijk de relevante gegevens over de zorgbehoefte en zorgconsumptie van betrokkene te verstrekken aan de gemeente waar hij woont. Alleen indien het college met behulp van deze gegevens tijdig het vereiste onderzoek uitvoert, is betrokkene in staat om daarna tijdig een ondersteuningsaanvraag in te dienen. MvT Par. 9.5.2 Het TransitieBureau WMO bereidt (met Vektis, CIZ en CAK) deze eenmalige overdracht van individuele cliëntgegevens voor. Dit kan pas plaatsvinden als de nieuwe wet in de Staatscourant is gepubliceerd, waarschijnlijk in de zomer van 2014. Die gegevensoverdracht is voor gemeenten een absolute noodzaak om continuïteit in ondersteuning te kunnen garanderen. Om de continuiteit van zorg te kunnen waarborgen moeten gemeenten tijdig kunnen beschikken over de gegevens van burgers van lopende AWBZ aanspraken en hun nieuwe WMO verordening vastgesteld hebben. Omdat de wet per 1 januari 2015 van kracht zal worden draagt de gemeente vanaf die datum de financiele verantwoordelijheid. Wanneer gemeenten ervoor zouden willen kiezen hun burgers een nieuw ondersteuningsaanbod te doen, betekent dit dat zij de betreffende burgers voor 1 januari 2015 dat aanbod gedaan moeten hebben en dat het besluit daarover onherroepelijk is geworden. De beperkte tijd die gemeenten hier voor krijgen is voor de VNG een zeer belangrijk punt van kritiek. Het gaat immers om (landelijk) vele duizenden burgers.
2.3
Conclusies nieuw beleid
Veel burgers die nu op grond van de AWBZ zorg ontvangen, zullen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten komen te vallen. De wijze waarop die zorg onder de AWBZ werd vormgegeven zal niet noodzakelijkerwijs de vorm zijn van de ondersteuning die gemeenten zullen (kunnen en of willen) bieden. De bezuinigingen die met de transitie gepaard gaan zullen nopen tot andere keuzes, aanzetten tot het zoeken naar alternatieven. De invulling van het gemeentelijk ondersteuningsaanbod is een lokale aangelegenheid. Om die keuzes te kunnen maken en om de verschillende alternatieven tegen het licht te houden is het nodig dat gemeenten tijdig weten waar ze aan toe zijn. Gemeenten moeten weten wat er op hen afkomt. Daarom is het van belang dat de eenmalige gegevensoverdracht tijdig, volledig en definitief is. De overdracht van AWBZ klanten naar de
11
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
gemeente zal sowieso een forse inspanning vragen van gemeenten. Bestaande processen zullen moeten worden aangepast Afronding van het wettelijke besluitvormingstraject – inclusief de lagere regelgeving (o.a. AMvB over vaststelling eigen bijdrage) - is minstens even zo belangrijk omdat het de kaders zijn waarbinnen gemeenten weer zelf regelgeving en beleid moeten maken en waarop ze hun keuzes baseren.
3.
Uitvoering
De invoering van de nieuwe WMO per 1 januari 2015 heeft gevolgen voor de uitvoering door gemeenten. In dit hoofdstuk beschrijven we de wijzigingen in het WMO-proces en de informatiebehoefte van gemeenten (en andere partijen). De vraag die centraal staat is of de manier waarop informatie nu wordt uitgewisseld gehandhaafd kan blijven of dat die anders georganiseerd moet worden.
3.1
Het proces
Belangrijke vraag voor gemeenten is of de uitbreiding van de WMO per 2015 ook gevolgen zal hebben voor vorm en inhoud van het proces zoals dat nu door hen is ingericht. Daarop zoomen we in deze paragraaf in. De beleidsruimte die gemeenten hebben bij de uitvoering van de WMO heeft tot gevolg dat de procesinrichting van gemeente tot gemeente verschilt. De ene gemeente hanteert een centraal (wmo)loket, terwijl in andere gemeenten de burger zich rechtstreeks tot de zorgaanbieder kan richten. Een eenduidig proces is er niet; wel kunnen de afzonderlijke processtappen worden beschreven van een ‘globaal’ WMO proces. Processtappen Hierna beschrijven we in het kort de stappen in het WMO-proces en beschrijven we kort de impact van de nieuwe wet per processtap.6 De processtappen zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Zich informeren Aanmelden of aanvragen Intake Gesprek Beoordelen en Beschikken Ondersteunen Eigen Bijdrage Meldingen en declaratie Evalueren Bezwaar en beroep Muteren
6
Deze paragraaf is ontleend aan de Procesbeschriiving WMO van het Ministerie van VWS Ministerie van VWS, Directie Langdurige Zorg. Procesbechrijving WMO Versie 1.0, Arjen Brienen en Indra Henneman, 20-12-2012. GUWA.
12
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
-
Zich Informeren: de burger wordt zich bewust van een behoefte aan ondersteuning en verzamelt informatie over de mogelijkheden via verschillende kanalen en vanuit verschillende bronnen, waaronder de gemeente, de gemeentelijke- of een landelijke website (zoals Regelhulp). Het signaal dat de burger behoefte heeft aan ondersteuning kan ook van derden komen (familie, buren, professionals)
Impact De gemeente zal over de nieuwe produkten of mogelijkheden voor ondersteuning moeten communiceren (website etc), zodat de burger en/of (informele) zorgverlener zich kan oriënteren op die mogelijkheden. De informatiebehoefte van de burger verandert.
-
Aanmelden en/of aanvragen: de burger kan zichzelf aanmelden bij de gemeente of wordt door derden aangemeld. Aanmelding kan fysiek aan het loket, via de website/meldingsvoorziening van de gemeente (al dan niet met DigID), via een portal als ‘Regelhulp’ of via (door) een (zorg)professional dan wel een combinatie van deze mogelijkheden. Na aanmelding kan de burger besluiten een formele aanvraag in te dienen om een specifieke individuele voorziening te verkrijgen of om daar van af te zien. Impact: Registratie: de melding wordt geregistreerd in de werkvoorraad van de gemeente/afdeling. Aanvraag: De gemeente zal ook de eventuele digitale aanvraagmogelijkheid (e-formulier) moeten bezien op aanpassing (opnemen nieuwe produkten en diensten)
-
Gesprek: In deze processtap wordt de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart gebracht en worden de mogelijkheden met de burger besproken (inclusief de mogelijkheid van een budget indien relevant). Het kan hier gaan om een gesprek met een medewerker van de gemeente, het kan ook gaan om een ‘keukentafelgesprek’ met een (gemandateerd) zorgaanbieder of een wijkregisseur. Uitkomst van het gesprek (of meerdere gesprekken) is dat er oplossing geformuleerd is voor het probleem van de burger. Die oplossing kan bestaand uit meerdere onderdelen, een zogenaamd maatwerkarrangement: een (collectieve of individuele) voorziening, een doorverwijzing naar een derde, een traject gericht op het aanboren van het eigen netwerk (eigen kracht) etc. Na afloop van het gesprek of de gesprekken ontvangt de burger een verslag van het besprokene. NB. De processtap ‘aanvragen’ kan ook volgen op de processtap ‘Gesprek’. Vraagverheldering mondt dan uit in het indienen (of juist afzien) van een aanvraag. Impact In of voorafgaand aan het gesprek aan de keukentafel zal de gemeente informatie willen hebben over de klant, waaronder een overzicht van (indicaties voor) zorg die de burger ontvangt (Integraal Klantbeeld) vanuit de andere zorgdomeinen. De informatiebehoefte verandert als gevolg van de gewenste integraliteit.
-
Beoordelen en beschikken: in deze processtap wordt vastgesteld of en voor welke voorziening de burger in aanmerking komt (juridisch en ‘medische’ beoordeling). Daarbij kan advies van derden worden ingewonnen (indicatie door CIZ of GGD) over vorm, duur en inhoud van de ondersteuning. Uitkomst van deze processtap kan zijn dat de aanvraag wordt afgewezen – er is dan bezwaar en beroep mogelijk – of dat er een voorziening wordt toegekend. Er wordt in ieder geval een beschikking afgegeven. Dit kan direct aanvullend in het gesprek, of later door een speciaal gemandateerde professional (beslisser).
13
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
Onderdeel van deze processtap is de afweging (van burger en gemeente) of de ondersteuning in natura wordt verstrekt of dat de burger een budget krijgt (en hoe hoog dat budget is). In de beschikking wordt dit aangegeven, naast de periode van ondersteuning. Impact: indien de burger in plaats van een verstrekking in natura gebruik wil (en kan) maken van het PGB zal het proces met de SVB moeten worden doorlopen. -
Ondersteunen: (leveren): Deze processtap behelst de zorgtoewijzing en de eigenlijke ondersteuning van de burger door een zorgaanbieder, leverancier of andere partij, inclusief de eventuele intake door de leverende partij (bijvoorbeeld i.v.m. urenindicatie huishoudelijke zorg) en het maken van afspraken over de feitelijke invulling van de ondersteuning met die partij(en). Impact Na het besluit tot ondersteuning zal de zorgaanbieder van de gemeente een “bestellijst” krijgen. De wijze waarop gemeenten zorgaanbieders inschakelen (klanten aanleveren) kan per gemeente verschillen, via de mail, telefoon, etc. Dit is lastig voor zorgaanbieders die veelal regionaal en voor meerdere gemeenten werken. Een eenduidige produktdefiniëring en gestandaardiseerde wijze van informatieuitwisseling helpt niet alleen de zorgaanbieders maar ook de gemeente in het inrichten van een goed lopend proces en het beperken van ruis en administratieve lasten. Er ontstaat behoefte aan eenduidige informatie en een efficiente wijze van uitwisseling van deze informatie.
-
Eigen bijdrage: Gemeenten bepalen zelf of en in welke gevallen een eigen bijdrage wordt gevraagd van de burger en hoe hoog die bijdrage moet zijn, maar int die bijdrage niet zelf. Die taak is belegd bij het CAK (Centrale Administratie Kantoor) die de EB bepaalt aan de hand van het verzamelinkomen van de Belastingdienst, het UWV of de SVB. Het CAK (of andere instantie bij RIBW) stelt een voorlopige EB vast. Alleen CAK factureert bij de burger. Binnengekomen bedragen worden overgemaakt naar de gemeente.
-
Meldingen en declaratie: in deze processtap meldt de zorgaanbieder of de leverancier dat de voorziening is geleverd of dat een aanvang is gemaakt met de (periodieke) zorglevering, dan wel dat deze is beeindigd. De melding wordt gevolgd of gaat vergezeld van een declaratie van kosten van die zorg/voorziening aan de gemeente. Als de burger een budget ontvangt zal de burger (indien afgesproken) declaraties van de gekozen leverancier indienen bij de gemeente of de SVB. Impact De informatieoverdracht van zorgaanbieder naar gemeenten en vice versa is ongestructuureerd. De hoeveelheid meldingen en declaraties en de verschillende vormen daarvan zorgt voor zowel zorgaanbieders als gemeenten voor een administratieve lastenverzwaring. Standaardisatie van meldingen en declaraties is daarom zeer wenselijk.
-
Evalueren: vaststelling van (on)toereikendheid van de ondersteuning door de burger of professional; vaststelling van gewijzigde omstandigheden.
-
Bezwaar en Beroep: processtap ‘’bezwaar’ volgt na negatieve beschikking op aanvraag om ondersteuning of bij uitblijven van beslissing. Na een negatieve beslissing in bezwaar kan de burger (hoger) beroep aantekenen bij de rechtbank. 14
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
-
Mutatie: wijziging van ondersteuningsbehoefte tijdens de maatschappelijke ondersteuning kan leiden tot een (hernieuwd) verzoek om dienstverlening of aanpassing daarvan.
In grote lijnen zijn hier de generieke werkprocessen uit het ‘bedrijfsproces ondersteuning aanvragen’ herkenbaar (Intake, Toetsen, Behandelen, Besluiten en Leveren). 7
3.2
Wijzigt het WMO proces?
Uit voorgaande beschrijving hierboven kan worden geconcludeerd dat het bestaande WMO-proces niet fundamenteel zal wijzigen. De gewijzigde uitgangspunten en de transitie van taken vanuit de AWBZ zijn niet direct van invloed op de afzonderlijke processtappen zoals die in de vorige paragraaf staan beschreven. Wat wel te verwachten is, is dat voor uitvoering van de nieuwe taken gemeenten contracten zullen aangaan met nieuwe partners. Die partijen zullen hun prestaties declareren bij de gemeente. Dat betekent vooral een toename in volume afhandelingen. De toename van klanten, produkten en stakeholders zal leiden tot meer administratief werk en tot meer overdrachtsmomenten. Administratieve lasten hebben een direct verband met de uitvoeringskosten bij gemeenten. Kortom: het volume neemt toe doordat de gemeenten te maken krijgen met: Een grotere doelgroep Groter produkt- en dienstenaanbod (mogelijk) meer zorgaanbieders In de WMO is opgenomen dat de regering verwacht dat gemeenten de komende jaren bij de de uitvoering van het beleid actief samenwerken met zorgverzekeraars, zorgaanbieders en andere betrokkenen in buurten, wijken en dorpen zoals huisartsen. Eveneens is het van belang dat gemeenten met elkaar afstemmen en waar nodig samenwerken. Het uitgangspunt van ‘één gezin, één plan, één regisseur’ betekent bovendien dat ingezet moet worden op binnengemeentelijke samenwerking. Er zal met dus meer partijen moeten worden samengewerkt en met meer partijen informatie worden uitgewisseld. -
binnen de gemeente, tussen afdelingen en diensten
-
met andere gemeenten
-
met zorgverzekeraars, zorgkantoren en zorgaanbieders Awbz en Zvw
-
met aanbieders van MO voorzieningen
-
met de SVB
-
met het CIZ (en eventueel andere indicatiestellers)
-
met het CAK
Samenwerking binnen de gemeente en met andere gemeenten De nieuwe opdracht en het gewijzigde aanbod zal gemeenten ook noodzaken om afstemming binnen de eigen gemeente met andere afdelingen en/of diensten in het sociale domein te organiseren en de samenwerking met andere gemeenten te zoeken. In het Eindadvies VISD is
7
Zie VISD, Globaal Procesmodel Sociaal Domein.
15
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
beschreven dat gemeenten binnen het sociaal domein al in veertien (vanaf 2015 in 16) soorten regio’s samenwerken, waaronder de veertig regio’s rond de AWBZ zorgkantoren. Inmiddels is uit een inventarisatie8 van de VNG duidelijk geworden dat er op regionaal niveau 43 samenwerkingsverbanden zijn gevormd die grotendeels overeenkomen met de nieuwe jeugdzorgregio’s. Binnen deze regio’s werken gemeenten samen bij de voorbereiding van de decentralisatie van de zorg en de invoering van de nieuwe WMO. Binnen de WMO zorgketen Gemeenten zullen meer zorgaanbieders moeten contracteren om te komen tot een volledig ondersteuningsaanbod. Het CIZ beschikt over informatie met betrekking tot indicaties en zorgverlening in de andere zorgdomeinen. CIZ heeft ook een belangrijke rol in de eenmalige gegevensoverdracht van AWBZ naar gemeenten. De Sociale Verzekeringsbank doet namens het college betalingen ten laste van PGB’s en voert budgetbeheer uit. De bijdrage voor een algemene- of maatwerkvoorziening dan wel een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het CAK. Samenwerking met andere zorgdomeinen Behalve afstemming binnen het gemeentelijke sociale domein en met andere gemeenten en met de partners binnen de WMO zorgketen, zal er ook een grotere noodzaak zijn voor afstemming (en dus informatieuitwisseling) met de (uitvoerders van) AWBZ en de ZVW, zorgkantoren en verzekeraars om de door het kabinet gewenste samenhang tussen deze zorgketens te bevorderen. Veel burgers die vanuit de WMO ondersteuning ontvangen, zijn tevens zorggebruikers in het kader van de AWBZ en vice versa. Om de samenhang en integraliteit in het aanbod aan deze burgers te borgen, is het van belang dat de verantwoordelijke partijen informatie uitwisselen. Hoewel het WMO-proces dus niet fundamenteel wijzigt is er zeker aanleiding om te bezien of het proces vereenvoudigd kan worden door te zorgen voor efficiente informatieuitwisseling en eenduidige gegevens.
3.3
Conclusies m.b.t. de uitvoering
Uit de voorgaande paragrafen kunnen een aantal conclusies worden getrokken: De nieuwe WMO leidt tot een gewijzigde informatiebehoefte De toename van samenwerkingspartners, aanvragers, leveranciers en produkten zullen zonder aanpassingen leiden tot een toename van administratieve lasten, zowel voor de burger als voor de uitvoerende partijen – gemeenten, zorgaanbieders en andere ketenpartners. Daarmee stijgen de uitvoeringskosten. Er zal ook meer informatie nodig zijn en het zal nodig zijn die informatie met elkaar te delen. Het wetsvoorstel voorziet in een hoofdstuk over gegevensverwerking, maar de AMvB die wordt aangekondigd is nog niet gereed: in die amvb zal preciezer worden opgenomen om welke persoonsgegevens het gaat, op welke wijze persoonsgegevens worden verwerkt en volgens welke technische standaarden dat plaatsvindt.
8
VNG, ‘Samenwerking voor de decentralisatie van AWBZ-taken naar de WMO’, Eerste inventarisatie 31 mei 2013.
16
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
De huidige informatievoorziening binnen de WMO keten voldoet niet Binnen het WMO veld is de informatievoorziening op dit moment ‘verouderd’ en versnipperd. Er wordt via diverse kanalen informatie uitgewisseld, op papier, via de e-mail en via elektronische berichten, vaak handmatig en arbeidsintensief. Er is geen sprake van een vastgestelde standaard voor berichtenuitwisseling9. Lang niet altijd (meestal niet) is er sprake van electronich berichtenverkeer of van een vastgestelde standaard voor berichtenuitwisseling10. Uiteraard is dit – het niet voldoen van de huidige informatievoorziening – ook opgemerkt door het ministerie van VWS, die met o.a. het project iWMO forse stappen zet in het digitaliseren van informatie. Integraliteit is moeilijk haalbaar zonder goede informatievoorziening De ambitie om binnen het gemeentelijk sociaal domein de burger integraal te kunnen bedienen, over sectorgrenzen heen, vraagt dus om een goede informatievoorziening en ICT. Voor gemeenten is het niet doenlijk om zonder een gedegen mogelijkheid voor informatieuitwisseling inhoud te geven aan uitgangspunten als integraliteit van dienstverlening en het terugbrengen van administratieve lasten en de kosten van uitvoering. De regisseursfunctie zoals die beschreven wordt in het Eindadvies VISD voorziet voor een deel in de afstemming binnen het gemeentelijk sociaal domein. Voorwaarde is wel dat de regisseur inzicht krijgt in de situatie van de klant of het gezin door middel van inzage in gegevens over het gezin, feitelijke gegevens uit de ‘sectorale’ dossiers en gegevens uit de basisregistraties. De noodzaak hiertoe is uitgebreid beargumenteerd in het VISD rapport. Afstemming tussen zorgketens vraagt om integraal klantbeeld Hiervoor is eveneens de wens van het kabinet en het belang genoemd van de uitwisseling van gegevens met de andere zorgketens van AWBZ en ZVW. Het is dus van belang te weten wat er in de andere zorgketens aan zorg is geindiceerd, geleverd en gedeclareerd. Binnen die zorgketens zijn vaak dezelfde zorgaanbieders leverancier voor een aanzienlijk aantal dezelfde klanten: de overlap van AWBZ en WMO (en Zvw) klanten is groot. Het is van belang om de samenhang in de ondersteuning aan de burger te bewaken en te voorkomen dat zorg onnodig (niet) wordt verleend. Kortom: de noodzaak van een integraal klantbeeld. Goede informatievoorziening is randvoorwaardelijk Een verbetering van het WMO-proces kan worden bereikt door het optimaliseren van de informatie-uitwisseling. Een goede informatievoorziening is randvoorwaardelijk om afstemming en samenwerking tussen partijen effectief en efficient vorm te geven. Voor burgers betekent het ontbreken van een goede informatievoorziening het risico op meerdere malen hetzelfde verhaal moeten vertellen, lange doorlooptijden en fouten.
9
Ministerie van VWS, ‘Projectplan Gegevensuitwisseling Wmo en AWBZ (GUWA), 12 december 2012.
10
Dat is alleen het geval in de processtap waarin de Eigen Bijdrage (EB) wordt vastgesteld, in de uitwisseling
met het CAK (op basis van de H&V Standaard).
17
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
4.
Voorwaarden informatievoorziening
De impliciete conclusie uit het voorgaande is dat een goede informatievoorziening onontbeerlijk is voor een efficiente en effectieve uitvoering van de WMO. Duidelijk is dat er nog veel moet gebeuren alvorens er sprake is van een geautomatiseerde vorm van gegevensuitwisseling binnen de WMO keten. De ervaringen die zijn opgedaan met het invoeren en vormgeven van het Digitaal Klantdossier (DKD) in de keten van Werk en Inkomen leren dat het in vervulling laten gaan van die wens vooral veel tijd en geduld vraagt. Het is dus een illusie om te verwachten dat er op 1 januari 2015 een vergelijkbare infrastructuur is aangelegd. De totstandkoming van een goede informatievoorziening is voor gemeenten op termijn echter een noodzakelijke voorwaarde voor een efficiente en effectieve integrale bediening van de burger. Het is daarom van belang te blijven focussen op wat al wel kan worden geregeld. Het ministerie van VWS neemt als verantwoordelijk departement voor de transitie van AWBZ naar WMO hierin het voortouw, ondermeer door het opzetten van een aantal pilots. Wat is nodig? Om op termijn te komen tot een gedegen informatievoorziening is het van belang dat: -
de informatiebehoefte van partijen is vastgesteld
-
er een wettelijke grondslag is om die gegevens te mogen uitwisselen11 en de privacybelangen van burgers geborgd zijn
-
een mogelijkheid wordt gerealiseerd voor professionals om een beperkt aantal gegevens van elkaar in te zien
-
het berichtenverkeer binnen de WMO-sector en tussen WMO, Awbz en Zvw wordt gestandaardiseerd en er s overeenstemming over gebruik en betekenis van gegevens die door de partijen gezamenlijk worden gehanteerd
-
die gegevensdefinities worden (centraal) vastgelegd
-
er voorzien wordt in een geautomatiseerde voorziening voor informatieuitwisseling
Informatiebehoefte Eerder is al vastgesteld dat het WMO proces niet fundamenteel zal wijzigen. De informatiebehoefte van gemeenten zal per processtap dus ook niet ingrijpend wijzigen. Wel is het van belang dat die informatiebehoefte wordt beschreven. Wettelijke grondslag In het wetsvoorstel is een hoofdstuk over gegevensverwerking opgenomen. Welke gegevens wettelijk mogen worden verwerkt en uitgewisseld is volgens de toelichting op het wetsvoorstel onderwerp van lagere regelgeving (AMvB). Inmiddels is door het College Bescherming Persoonsgegevens negatief geadviseerd over de gegevensverwerking en –uitwisseling tussen gemeenten en uitvoerders van AWBZ en ZVW. Dit betekent vooralsnog een vertraging in het vormgeven van de informatieuitwisseling en de daarvoor bedoelde informatievoorziening. Gegevens kunnen dan alleen verwerkt en uitgewisseld worden met nadrukkelijke instemming van de burger.
11. De wetgever gaat nog voorzien in een informatieparagraaf voor het uitwisselen van persoonsgegevens en voor verantwoordings- en statistische informatie Wmo.
18
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
Inkijkvoorziening In lijn met het vorige punt is er de wens dat professionals in de aparte zorgketens tenminste een beperkte gegevensset met elkaar mogen inzien zodat ze weten ‘dat’ er in het andere domein ook diensten of produkten zijn geleverd. Noodzaak gegevens- en produktdefinities: standaardisatie Wanneer gegevens tussen organisaties worden uitgewisseld moet er overeenstemming zijn over de betekenis van die gegevens; er moet sprake zijn van ‘semantische interoperabiliteit’. Die standaardisatie heeft voor alle partijen vele voordelen. Voor gemeenten is het niet efficient en effectief wanneer de zorgaanbieder A ‘thuisbegeleiding’ anders definieert dan zorgaanbieder C. Voor zorgaanbieders is het van belang dat gemeenten in hun aanbestedingsdocumenten en declaratiesprocessen allen dezelfde betekenissen geven aan begrippen, anders wordt de administratieve afhandeling voor alle partijen een last. Immers, zorgaanbieders werken veelal regionaal of landelijk. Zonder overeenstemming over de betekenis van gegevens tussen gemeenten onderling zullen zorgaanbieders voor iedere gemeente apart deelprocessen moeten optuigen en apart administratie moeten voeren. Dat zal de zorg onnodig duur maken. Gezamenlijke gegevensdefinities zijn ook van belang in de gegevensstroom tussen de zorgketens van WMO, Awbz en ZVW. Om elkaars beoordelingen op waarde te kunnen schatten is het immers noodzakelijk dat gegevens dezelfde betekenis hebben voor gemeenten, zorgverzekeraars en – kantoren, zorgaanbieders en indicatiestellers (CIZ). Die gezamenlijke gegevensdefinities vereenvoudigen bijvoorbeeld de processtappen ‘beoordelen en beschikken’, ‘ondersteunen’ en ‘declaratie’. In het project GUWA van het ministerie van VWS met VNG en ZN is per overdrachtsmoment in kaart gebracht welke gegevens door gemeenten worden gebruikt. Dit verschilt overigens in de praktijk van gemeente tot gemeente12. Een goede informatievoorziening betekent dat er sprake is van gestandaardiseerde gegevensuitwisseling tussen betrokken partijen. Het gaat daarbij om een standaardindeling van hulpmiddelen, interventies en voorzieningen. Met behulp van die standaarden worden bijvoorbeeld de processtappen toewijzing, melding en declaratie van ondersteuning aanzienlijk vereenvoudigd. Door het ministerie van VWS is in het project iWMO een tiental pilotgroepen samengesteld die in september 2013 zijn gestart met het toetsen van standaarden voor berichtenuitwisseling. De pilotgroepen zijn met name samengesteld uit softwareleveranciers, gemeenten en zorgaanbieders. De verschillende groepen werken tot en met oktober aan gestandaardiseerde berichten Wmo voor toewijzing en declaratie.
Geautomatiseerde gegevensuitwisseling Eerder in dit hoofdstuk is gerefereerd aan het Digitaal Klantdossier in de sociale zekerheid. Het DKD is een voorbeeld van dynamisch klantbeeld dat via een gemeenschappelijke elektronische voorziening op efficiente en effectieve wijze informatie kan worden ingezien, ingelezen en uitgewisseld. In de WMO keten is van een dergelijke voorziening geen sprake. De toename van de informatiebehoefte rechtvaardigt dat geinvesteerd wordt in een dergelijke voorziening voor de WMO sector.
12
Ministerie van VWS, Directie Langdurige Zorg. Gegevensstroomanalyse WMO, Versie 1.0, Arjen Brienen en Indra Henneman, 20-02-2013. GUWA.
19
Verkenning van de ICT gevolgen van de WMO 2015 voor gemeenten
KWALITEITSINSTITUUT NEDERLANDSE GEMEENTEN NASSAULAAN 12 2514 JS DEN HAAG POSTBUS 30435 2500 GK DEN HAAG T 070 373 80 08 F 070 363 56 82
[email protected] WWW.KINGGEMEENTEN.NL
20