Deel 1 De gevolgen van de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland voor alle gemeenten. 1.1. Algemeen, overgangsmaatregelen De vorming van de Protestantse Kerk in Nederland heeft gevolgen voor alle gemeenten, ongeacht of zij een Hervormde gemeente, een Gereformeerde kerk of een EvangelischLutherse gemeente, dan wel een gefedereerde gemeente zijn of het voornemen hebben zich te verenigen met een andere gemeente. Door de inwerkingtreding van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland treedt er een aantal wijzigingen in de kerkelijke structuren op, waarmee elke gemeente te maken krijgt. Deze wijzigingen houden bijvoorbeeld in, dat de centrale kerkenraad van hervormde gemeenten met wijkgemeenten na mei 2004 ‘algemene kerkenraad’ heet of dat gereformeerde kerken na die datum een rechtspersoonlijkheid bezittende diaconie kennen. Verder is er in de kerkorde sprake van verschillende plaatselijke regelingen, die door elke gemeente dienen te worden opgesteld. Om ervoor te zorgen dat gemeenten kunnen functioneren overeenkomstig de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland dienen zij § een aantal overgangsmaatregelen te treffen en § een plaatselijke regeling op te stellen overeenkomstig de protestantse kerkorde. Voor wat betreft de overgangsmaatregelen zijn er twee categorieën: 1. Maatregelen die voor 1 mei 2004 genomen moeten worden (de zgn. ‘voorbereidende maatregelen’) 2. Maatregelen in de periode ná 1 mei 2004. Deze maatregelen worden uitvoerig uitgelegd in de toelichting op de overgangsbepalingen (hierna afgekort als Ovb). Deze overgangsbepalingen zijn samen met de kerkorde en de generale regelingen toegezonden aan elke kerkenraad, de toelichting kunt u vinden op de website van de SoW-kerken (www.sowkerken.nl, Kerkorde en Ordinanties Samen op Wegkerken, Toelichting bij de overgangsbepalingen). Voor het plaatselijk vlak zijn vooral de volgende voorbereidende maatregelen (categorie 1) van belang: Vóór 1 februari 2004: § De (wijk)kerkenraden wijzen afgevaardigden aan naar de classicale vergaderingen (volgens een tevoren door de classicale vergadering opgesteld rooster van afvaardiging); § In centrale gemeenten (NHK), kerken met wijkgemeenten (GKN) en gemeenten met wijkgemeenten (ELK) alsmede een federatie met een algemene kerkenraad (Tussenorde) wordt een rooster van samenstelling voor de algemene kerkenraad vastgesteld; § In streekgemeenten (NHK 1) wordt door de streekkerkenraad of door de daartoe bevoegde kerkenraad een regeling vastgesteld voor de samenstelling van de streekkerkenraad, het streekcollege van kerkrentmeesters en het streekcollege van diakenen. Vóór 29 februari 2004: § De wijkkerkenraden wijzen de leden van de algemene kerkenraad aan. Vóór 28 maart 2004: 1
De gereformeerde kerkorde kent ook de streekgemeente, doch deze komt in de praktijk niet voor.
Deel 1 – pagina 1
§
§
In centrale gemeenten NHK , kerken met wijkgemeenten GKN en gemeenten met wijkgemeenten (ELK), gefedereerde gemeenten met een gemeenschappelijk beheer, al dan niet met een algemeen college van beheer (Tussenorde) wordt een gezamenlijke voordracht opgemaakt voor de leden van het college van kerkrentmeesters en voor die van het college van diakenen. In de streekgemeenten (NHK en GKN) worden door de in de regeling voor de streekgemeente aangewezen organen de leden aangewezen van de streekkerkenraad, het streekcollege van kerkrentmeesters en dat van diakenen.
Vóór 25 april 2004: § De algemene kerkenraad (nieuwe samenstelling) benoemt de leden van het college van kerkrentmeesters en van het college van diakenen De maatregelen in categorie 2 (na 1 mei 2004) zijn in hoofdzaak de volgende: §
Afzondering van een vermogen voor en tenaamstelling op de diakonie in de GKN – uiterlijk op 1 september 2004 (Ovb. 238)
§
Aanpassing van bestaande federatieovereenkomsten en de daarbij behorende plaatselijke regelingen aan de bepalingen van de kerkorde – uiterlijk op 1 januari 2005 (Ovb. 264)
§
Vaststelling van een plaatselijke regeling voor de verkiezing van ambtsdragers uiterlijk op 1 januari 2005 (Ovb. 89)
§
Aanpassing van de plaatselijke regeling voor werkwijze kerkenraad en voor vermogensrechtelijke aangelegenheden – uiterlijk op 1 januari 2005 (Ovb. 181)
§
Aanpassing van de samenstelling van de kerkenraad en het moderamen van een kerkenraad (o.a. in GKN verkiezing van een aantal ouderlingen-kerkrentmeester – uiterlijk op 1 mei 2005 -Ovb. 176, 177, 178)
§
Opstelling van een beleidsplan voor de gemeente – uiterlijk op 1 januari 2007 (Ovb. 180)
Als Deel 1A van deze modellenbundel treft u modellen voor plaatselijke regelingen aan, waarin de plaatselijke regelingen voor de verkiezing van ambtsdragers, de werkwijze van de kerkenraad en de vermogensrechtelijke aangelegenheden waarvan in het bovenstaande sprake is, zijn opgenomen. Elke gemeente kan deze modellen gebruiken bij de aanpassing van haar structuur aan de nieuwe situatie per 1 mei 2004. In de modellen wordt telkens onderscheid gemaakt tussen gemeenten zonder wijkgemeenten, gemeenten met wijkgemeenten en wijkgemeenten als zodanig 2. 1.2. Bijzondere gemeentevormen Door de overgangsmaatregelen te nemen en door volgens de modellen in Deel 1A een plaatselijke regeling op te stellen heeft een (wijk)gemeente voldaan aan de in dit verband
2
In deze modellen zullen wij soms het begrip ‘enkelvoudige’ gemeente gebruiken (ter onderscheiding van een gemeente met wijkgemeenten) en soms het begrip ‘centrale gemeente’. (ter onderscheiding van de wijkgemeenten in een gemeente met wijkgemeenten). Deze begrippen komen in de protestantse kerkorde niet voor maar worden gebruikt ter verduidelijking.
Deel 1 – pagina 2
relevante kerkordelijke bepalingen. Daarmee zijn de gevolgen van de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland voor alle gemeenten behandeld. In deze paragraaf willen wij nog ingaan op een aantal variaties op het basisstramien van enkelvoudige gemeenten of gemeenten met ‘gewone’ wijkgemeenten, die voorkomen in de hervormde kerkorde en op de positie van de SoW-federatie. 1.2.1. De hervormde buitengewone wijkgemeente (BW). Volgens de hervormde kerkorde wordt een BW gevormd indien daartoe ‘bijzondere overwegingen van pastorale aard t.b.v. een deel der gemeenteleden daartoe aanleiding geven’. Een van de kenmerken van een BW is, dat de grenzen gelijk zijn aan die van de centrale gemeente (ord. 2-10a HKO). In overgangsbepaling 80 is geregeld dat de hervormde BW na 1 mei 2004 ‘van rechtswege’ een wijkgemeente van bijzondere aard als bedoeld in ord. 2-16-8 PKO zal zijn. Dit geldt in zijn algemeenheid, dus onafhankelijk van een eventueel plaatselijk verenigingsproces. Het gaat hier dan om een wijkgemeente van bijzondere aard die gelijke grenzen heeft als de gemeente, iets wat voor dergelijke wijkgemeenten niet altijd het geval hoeft te zijn (ord. 2-168 bepaalt het niet). De BW wordt dus wijkgemeente van bijzondere aard van de hervormde gemeente. Indien de hervormde gemeente zich verenigt tot protestantse gemeente (zie Deel 2) gaat het met deze wijkgemeente van bijzondere aard als met elke andere wijkgemeente. 1.2.2. De hervormde buitengewone wijkgemeente (BW) met rechtspersoonlijkheid. In lid 8 van ord. 2-10a HKO is geregeld, dat aan een BW rechtspersoonlijkheid kan worden toegekend. Dit wordt gedaan door het BM van de Generale Synode indien de financiële belangen van de centrale gemeente of van de BW daartoe nopen. De PKO kent geen wijkgemeenten met rechtspersoonlijkheid (ord. 11-5-1 PKO). In Ovb. 82 is een bijzondere regeling getroffen in die zin, dat een BW met rechtspersoonlijkheid ‘van rechtswege’ een wijkgemeente van bijzondere aard wordt, die wel rechtspersoonlijkheid bezit. 1.2.3. De hervormde deelgemeente. De hervormde deelgemeente is geregeld in ord. 2-10b HKO. Het gaat hier om een zelfstandige gemeente, die gevormd wordt op het territoir van een bestaande hervormde gemeente. Teneinde de deelgemeente te onderscheiden van de gewone gemeente bepaalt lid 6 dat de deelgemeente ‘bij de naam ‘hervormde gemeente’ een zodanige toenaam moet voeren, dat zij daardoor kerkordelijk, postaal en in het rechtsverkeer duidelijk is te onderscheiden van de plaatselijke hervormde gemeente’. Krachtens overgangsbepaling 59 zal de deelgemeente na 1 mei 2004 ‘van rechtswege’ een hervormde gemeente zijn als bedoeld in ord. 2-11-1 PKO, oftewel een hervormde gemeente in de Protestantse Kerk in Nederland als elke andere hervormde gemeente, maar dan wel één, waarvoor de tweede volzin van dit artikellid van toepassing is, namelijk: ‘waar nodig met een bijzondere aanduiding om haar kerkordelijk, postaal en in het rechtsverkeer te onderscheiden van de andere plaatselijke gemeente(n)’.
Deel 1 – pagina 3
Ten gevolge van het bestaan van een hervormde deelgemeente bestaan er op een grondgebied twee hervormde gemeenten. Deze situatie gaat van rechtswege ‘gewoon mee’ naar de Protestantse Kerk in Nederland. 1.2.4. De hervormde streekgemeente De hervormde streekgemeente is de artikelen 18 e.v. ordinantie 2 HKO geregeld. Ook de gereformeerde kerkorde kent de streekgemeente, in de gereformeerde praktijk komt deze echter niet voor. Kenmerkend voor een streekgemeente is dat het een verband is van (centrale) gemeenten en (eventueel) kleine gemeenten, waarbinnen sommige taken op het overkoepelende niveau van de streekgemeente worden uitgevoerd. De bedoeling van deze vorm is het kerkelijk leven en het pastoraat veilig te stellen in regio’s, waarin afzonderlijke gemeenten daartoe de financiële of bestuurlijke mogelijkheden niet meer hebben. Ook de PKO kent de streekgemeente: ord. 2-17. In overgangsbepaling 83 is bepaald dat een hervormde of gereformeerde streekgemeente met ingang van 1 mei 2004 een streekgemeente is als bedoeld in ord. 2-17. Voor een hervormde streekgemeente zijn er binnen de Protestantse Kerk in Nederland verschillende ontwikkelingen mogelijk. De streekgemeente kan hervormde streekgemeente blijven. Voor de mogelijkheden die vereniging biedt verwijzen naar de betreffende paragraaf in Deel 2 van deze modellenbundel (§ 2.8.4).
1.2.5. SoW-federaties Federaties van gemeenten (met een goedgekeurde federatieovereenkomst) die reeds voor 1 mei 2004 bestaan kunnen blijven voortbestaan. Deze SoW-federaties worden krachtens Overgangsbepaling 64 ‘van rechtswege’ omgezet in protestantse federaties. Verder krijgen deze gefedereerde gemeenten te maken met gewijzigde kerkordelijke regels en zullen dus bepaalde zaken moeten aanpassen.
Deel 1 – pagina 4
1.3. Modellen voor plaatselijke regelingen In de ordinanties voor de Protestantse Kerk in Nederland wordt op diverse plaatsen bepaald, dat een aantal zaken door een gemeente of haar kerkenraad zelf geregeld dient te worden binnen de kaders van de kerkorde. Wij gebruiken hiervoor het begrip ‘plaatselijke regeling’. Alle gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland dienen een dergelijke plaatselijke regeling op te stellen. Als Deel 1A van deze modellenbundel treft u aan:
1 2 3
Model voor Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de gemeente/kerk te … Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de gemeente/kerk (met wijkgemeenten) te … Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de wijkgemeente van de gemeente/kerk te …
Deze modellen worden steeds voorafgegaan door een eigen toelichting. (N.B. In de aanhef van de model plaatselijke regelingen vindt u naast de aanduiding ‘gemeente/kerk te A’ als alternatief ook ‘gefedereerde gemeente / protestantse gemeente in wording te A’. Deze laatste begrippen zijn alleen van belang indien u wenst te federeren en u daarvoor de modellen plaatselijke regeling gebruikt. Zie daarvoor verder Deel 3 van deze modellenbundel).
Deel 1 – pagina 5