Vereniging Nederlandse Chemische Warehousingbedrijven
VNCW Info bulletin
Editie 20 – 1e kwartaal 2014
Inspectie SZW: Let op onze (extreme) boetes. Recentelijk ontvingen we een schrijven van Inspectie SZW met het verzoek onze leden te wijzen op hun nieuwe doelstellingen voor 2014, maar vooral ook met een duidelijke verwijzing naar het boetebesluit. “Vanaf februari 2014 bezoekt de Inspectie SZW een groot aantal bedrijven voor een inspectie. Inspecteurs kijken daarbij naar de blootstelling aan gevaarlijke stoffen en naar de arbeidsveiligheid van met name intern transport en werken met en rondom machines. In Nederlandse bedrijven ...
INHOUD Leden Pag 1
Algemeen Pag 2
Recht Pag 5
Gas meten Pag 8
Bedrijven Pag 9
Reach Pag 10
hebben nog te veel werknemers te maken met – soms ernstige – arbeidsrisico's. De wet is duidelijk op dit punt: het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te zorgen voor veilig en gezond werk. Werkgeversom te zorgen voor veilig en gezond werk. Werkgevers moeten weten welke risico's hun werknemers lopen en die risico's met maatregelen wegnemen of zoveel mogelijk beperken. De Inspectie SZW ziet er op toe dat bedrijven de wet naleven. De Inspectie richt zich daarbij vooral op de grootste arbeidsrisico's. Denk bijvoorbeeld aan blootstelling aan gevaarlijke stoffen en de kans om een ongeval te krijgen bij het werken aan machines of door onveilige arbeidsplaatsen (bijvoorbeeld aanrijdgevaar, onveilig werken op hoogte). Deze risico's zijn hoog bij bedrijven in de sectoren aardolie, chemie, farmacie, kunststof en rubber. Daarom inspecteert de Inspectie SZW vanaf februari bedrijven uit deze sectoren. Er worden bedrijven bezocht die al geruime tijd geen inspectie hebben gehad maar ook bedrijven die recent al eens zijn geïnspecteerd. Constateert de inspecteur nu weer gebreken? Dan kan het bedrijf op basis van de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving’ een hogere sanctie krijgen. Kijk op de volgende website voor info: www.zelfinspectie.nl/boetesensancties Met de zelfinspectie Gevaarlijke stoffen kunnen bedrijven zelf nagaan of zij alle zaken op het gebied van werken met gevaarlijke stoffen op orde hebben, zie: www.zelfinspectie.nl/gevaarlijkestoffen. Inloggegevens VNCW website.
Lid worden van de VNCW? Of leden aanbrengen. www.vncw.nl/Lidworden Adverteren in de Nieuwsbrief VNCW mail naar
[email protected]
De laatste tijd krijgen we vragen over de inloggegevens voor het inloggen op de VNCW website. Inloggen kan met het wachtwoord: ‘vncw13’
Onder de aandacht bij ISO auditors. Voor de VNCW maken we voortdurend reclame; recentelijk nog bij alle ISO14001 auditoren tijdens de SCCM auditordagen en begin volgende week tijdens het Congres "Veilige opslag, een goede
zaak"
Ontwikkelingen in chemische stoffenwetgeving: Ook veel regels voor VNCW-leden! “Voldoet u aan REACH?” “Moet ik doen vanwege GHS!” “Staat in de ARBO!” en nog een waslijst van algemene vragen en kreten moet u als ondernemer de laatste jaren vaker hebben gehoord. Dit artikel bespreekt de belangrijkste consequenties van 5 jaar REACH op de werkvloer voor de Sector En er was REACH… 2006: “REACH is akkoord”. Reacties waren divers: van “wat heeft Europa nou weer bedacht?” tot “eindelijk alle stoffenwetgeving bijelkaar”. De doelstelling is het veilig gebruik van stoffen. REACH is een EU-verordening dat de organisatie van het REACH-proces aanjaagt. Dit proces bestaat uit het gestructureerd genereren van informatie voor het veilig gebruiken van stoffen, door het registreren, evalueren en autoriseren van chemische stoffen. Deze informatie komt in een Europese database terecht (www.echa.eu). De informatie moet ook actief worden verspreid met een veiligheidsinformatieblad Als gevolg van de evaluatie en autorisatie door de overheid kunnen bepaalde stoffen verboden worden of het gebruik en de productie beperkt worden. Ook blijven bestaande beperkingen van het gebruik van stoffen van kracht. Vanaf het ingaan van REACH (2007) ging vooral de aandacht naar producenten en importeurs (resp. in/naar de EU) omdat deze stoffen moeten registreren bij de Europese autoriteiten. Deze bedrijven zijn de eerste schakel in de Europese distributie keten. ……..Lees verder op pg 10
1
Anthony David Ranson takes over as Managing Director Gondrand. On dec. 9th, Anthony David Ranson joined the Gondrand Group as Managing Director for The Netherlands. He is based in Moerdijk and takes over from Mr.Volker Henze, who will go on retirement as of January 1st 2014. Anthony also takes on the responsibility of Deputy Group Head of Logistics, for the Gondrand Group. Anthony Ranson (47) is a British Citizen. Born and educated in the UK he is fluent in English, French and Spanish. Anthony joins us from UTI Worldwide, where he has been since 2002. There he held several executive positions, first in the Benelux area and then in International and EMENA roles , mainly in the Contract Logistics business - operations and development, as well as managing large Freight Forwarding contracts. Prior to that, Anthony held different management positions with major industrial groups in Britain and abroad. He now brings to Gondrand in the Netherlands and to the Group his wide experience in international management as well as in logistic and multi modal transportation fields. Anthony states - « I’m thrilled to bring my experience and energy to Gondrand. I do believe that the size of our group, its very short decisions paths, its passion & dedication to customers and its willingness to invest in developing new services and markets, puts us in a key position to fulfill the needs of thousands of mid-sized companies both in the logistics and forwarding business: we will continue to leverage our comparatively small size and broad experience to create tailor made solutions for our partners while maintaining very competitive pricing. All of this in the true spirit of ‘Service to our Client comes first’ » Anthony reports directly to Olivier Houart, Chairman of the Board and CEO of the Gondrand Group.
Download gratis whitepaper over nieuwe ISO 9001 en ISO 14001
Addendum bij DGR 55 (IATA) De IATA heeft eind december een addendum gepubliceerd bij de 55ste editie van de Dangerous Goods Regulations. Het addendum omvat een aantal wijzigingen in landenvariaties (Section 2.8.2) en in luchtvaartmaatschappijen (Section 2.8.4), maar ook wijzigingen in verpakkingsinstructies en eisen voor het transport van lithiumbatterijen. Download: http://tinyurl.com/kzmm7o3
ILT controleert in 2014 hele keten gevaarlijke stoffen. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gaat in 2014 ketengericht inspecteren. Dit betekent dat de organisatie niet alleen het transport, maar de gehele keten van productie tot de eindgebruiker onder de loep wil nemen. De Inspectiedienst richt zich dus meer dan voorheen op de bron van het vervoer van gevaarlijke stoffen door middel van bedrijfsinspecties. Dat blijkt uit overleg tussen ILT en EVO over het jaarprogramma van ILT. Enkele onderwerpen krijgen extra aandacht: Het gebruik van tankcontainers en het laden en lossen daarvan. De controle op de indeling en classificatie van stoffen. De doorvoer van gevaarlijk afval door Nederland. Incidentonderzoek bij incidenten met gevaarlijke stoffen. De ILT richt zich daarbij op lering die uit incidenten met gevaarlijke stoffen valt te trekken. De uitkomst van deze onderzoeken worden openbaar. In algemene zin gaat ILT zich meer richten op naleefgedrag. De inspecties worden uitgevoerd op basis van aselecte steekproeven in tegenstelling tot het risicogericht inspecteren waarvan de afgelopen jaren sprake was. Hierdoor wil ILT beter inzicht krijgen in de overtredingspercentages in een bepaalde keten.
Whitepaper 'Managementsysteem-normen klaar voor uitdagingen in de 21ste eeuw' http://tinyurl.com/m2rr8om 2
Handreiking externe veiligheid in bestemmingsplannen: een veilig idee.
Rechtszaak CP Kelcoramp en dood werknemer krijgt na 3 jaar vervolg
Het netwerk externe veiligheid Relevant heeft op zijn website de publicatie 'Handreiking externe veiligheid in bestemmingsplannen: een veilig idee' van de DCMR Milieudienst Rijnmond en de Veiligheidregio RotterdamRijnmond (VRR) gepubliceerd. De opstellers van de handreiking vinden het belangrijk voor een veilige leefomgeving dat maatregelen voor externe veiligheid verankerd worden in bestemmingsplannen: "Andere weten regelgeving biedt namelijk weinig mogelijkheden om dergelijke maatregelen af te dwingen: de Wabo en het Bouwbesluit bevatten slechts zeer beperkte voorschriften (zie paragraaf 2.4). Alleen het bestemmingsplan (Wet ruimtelijke ordening (Wro)), waarmee men ontwikkelingen juridisch mogelijk maakt, biedt een goede wettelijke basis om externe veiligheid te verankeren en mee te nemen in de toetsing van vergunningen." De handreiking biedt gemeenten ondersteuning bij het borgen van externeveiligheidsmaatregelen in ruimtelijke plannen
Na 2,5 jaar vertraging vanwege het horen van zo'n 20 getuigen en deskundigen, krijgt de rechtszaak tegen CP Kelco en een voormalige directeur en veiligheidscoördinatrice van het chemiebedrijf aankomende donderdag een vervolg. Het Openbaar Ministerie verwijt het Nijmeegse bedrijf, de 63-jarige voormalig directeur uit Bemmel en de 44-jarige voormalige veiligheidscoördinatrice uit Nijmegen onder meer 'dood door roekeloosheid'.ExplosieOp zaterdag 11 juli 2009 volgde na een explosie een uitslaande brand bij het bedrijf aan de Winselingseweg. Door de explosie raakte een 52-jarige onderhoudsmedewerker uit Druten zwaar gewond. Hij overleed later in het ziekenhuis.
klik hier: http://tinyurl.com/onw4d66
Fatale explosie begon in aangepaste machine. De dodelijke explosie bij CP Kelco in Nijmegen in 2009 ontstond in een installatie die het chemiebedrijf zelf had omgebouwd voor gebruik met de gevaarlijke stof ethanol. Bij deze maatwerk-installatie zijn veiligheidsmaatregelen opgesteld, maar toch volgde een explosie. Dat bleek donderdag voor de rechtbank in Arnhem. Het Openbaar Ministerie (OM) vervolgt het chemiebedrijf, de toenmalige algemeen directeur en een veiligheidsdeskundige voor dood door roekeloosheid. Rondvliegend materiaal raakte het slachtoffer, een 52jarige Drutenaar, dodelijk.
Jaarplan 2014 inspectie SZW. De Inspectie SZW richt haar inspectieen handhavingactiviteiten in 2014 op de belangrijke risico’s voor veiligheid en gezondheid op het werk. Dit betreft fysieke en psychosociale arbeidsrisico’s, de risico’s verbonden aan het werken met gevaarlijke stoffen en de veiligheidsrisico’s van de werkomgeving, zoals: Omgang met asbest; Gevaarlijke stoffen in besloten ruimten; Explosiegevaar; Kankerverwekkende stoffen; Nanotechnologie; Aanrijdgevaar; Ioniserende straling; Psychosociale arbeidsbelasting; Voorkomen van valgevaar (gezamenlijke Europese campagne in bouw, metaal en vleessector). Grote sectoren met veel arboproblematiek en meerdere oorzaken van niet-naleven lenen zich voor een ‘brede inspectieaanpak’.
Het OM denkt dat de verdachten de explosie hadden kunnen voorkomen. Het bedrijf waste grondstof met ethanol, om bindmiddel voor medicijnen, voedsel en cosmetica te maken. CP Kelco kocht geen gesloten filtermachine, maar een open variant en maakte zelf een behuizing waarin men makkelijker kon schoonmaken. Het zuurstofgehalte werd gedempt met stikstof. Op papier gebeurde dat continu, maar in de praktijk alleen in de gevaarlijkste procesfases, die niet altijd meetbaar waren. De rechtbank probeerde donderdag te achterhalen of het bedrijf, de toenmalig algemeen directeur uit Bemmel (56) en de Nijmeegse veiligheidskundige (44) veiligheidsrisico's op de koop toe namen. De veiligheidskundige werkte 5 maanden bij CP Kelco. Zij kon nog niet alle risico's kennen en beheersen, stelt zij. De toenmalig directeur was als productiemanager bij de instelling van de installatie betrokken in 1998, maar wist niet dat men nu niet meer continu stikstof toevoegde. Volgens een ex-werknemer nam het bedrijf het niet altijd nauw met de veiligheid. De explosie gaf veel ophef. In een omtrek van 2 kilometer moesten ramen en deuren worden gesloten. De Waalkade werd ontruimd en scheepvaartverkeer stilgelegd. Alle regionale brandweerkorpsen blusten mee en de explosie bleek een krater te hebben geslagen. De fabriek werd niet herbouwd. De nabestaanden hopen dat fabrieken door dit ongeluk veiliger worden. De zaak wordt vrijdag vervolgd. (bron) Telegraaf
3
Rechtspraak in VNCW Nieuws In iedere editie van VNCW Nieuws bespreekt mr. Esther Broeren, werkzaam bij ELEMENT Advocaten, een aantal gerechtelijke uitspraken en leggen we hyperlinks naar deze en andere uitspraken. Gasflessen. ADR. Elke gevulde althans niet geheel lege drukhouder moet zijn voorzien van een gevaarsetiket. Verstrekken informatie over spoorwagens met gevaarlijke stoffen. Verdeling verantwoordelijkheid tussen vervoerder en infrastructuurbeheerder voor de volledigheid en juistheid van de informatie. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2355 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak? id=ECLI:NL:RVS:2013:2355 De minister van Infrastructuur en Milieu heeft aan ProRail, in haar rol als beheerder van de spoorweginfrastructuur in Nederland, een last onder dwangsom opgelegd. Naar het oordeel van de minister is ProRail ten onrechte niet in staat gebleken om de door de Inspectie gevraagde informatie betreffende de aanwezigheid, aard en locatie van gevaarlijke stoffen in spoorwagens, tijdig te leveren. Daarnaast was volgens de minister de verstrekte informatie onjuist en onvolledig. Dit is, aldus de Minister, in strijd met artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen in samenhang met randnummer 1.4.3.6, aanhef en onder b, van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (hierna: de Vsg). Ingevolge dit randnummer heeft de infrastructuurbeheerder in het kader van sectie 1.4.1 in het bijzonder de plicht om ervoor zorg te dragen dat hij te allen tijde gedurende het vervoer snel en onbeperkt toegang heeft tot de volgende informatie: - samenstelling van de trein, door vermelding van het nummer van elke wagen en het wagentype, indien dit niet onderdeel is van het wagennummer; - UN-nummers van de gevaarlijke goederen die in of op elke wagen worden vervoerd, of indien alleen gevaarlijke goederen verpakt in gelimiteerde hoeveelheden worden vervoerd overeenkomstig hoofdstuk 3.4, informatie die de aanwezigheid daarvan aangeeft indien kenmerking van de wagen of de grote container overeenkomstig hoofdstuk 3.4 is voorgeschreven; - positie van elke wagen in de trein (volgorde van de wagens). Deze gegevens mogen alleen bekend gemaakt worden aan de instanties die deze nodig hebben voor doeleinden van veiligheid, beveiliging of noodmaatregelen.
De uitspraak van de Afdeling bevat een aantal interessante overwegingen, onder meer dat 15 minuten een redelijke termijn is voor het aanleveren van de door de Inspectie gevraagde informatie. In het bijzonder wijs ik op de overwegingen over de verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de vervoerder en de beheerder van het spoor voor de volledigheid en de juistheid van de verstrekte informatie. Deze overwegingen kunnen namelijk relevant zijn voor discussies over de verantwoordelijkheidsverdeling bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in meer algemene zin. Uitgaande van de tekst van de uitspraak heeft ProRail, kort weergegeven, betoogt dat ingevolge de Vsg de verantwoordelijkheid om te waarborgen dat de informatie die door derden aan haar moet worden verstrekt juist en volledig is niet primair bij haar als infrastructuurbeheerder ligt, maar bij andere bij het vervoer betrokken partijen. ProRail is van mening dat op haar niet de verplichting rust om te controleren, door bijvoorbeeld visuele inspectie van de inhoud van treinwagens dan wel anderszins, of de door vervoerders opgegeven informatie klopt. De opgelegde last verplicht haar naar haar opvatting als zodanig dan ook niet tot het verstrekken aan instanties van juiste en volledige informatie. De Afdeling stelt in de eerste plaats vast dat in hoofdstuk 1.4 van de Vsg een onderscheid wordt gemaakt tussen de belangrijkste betrokkenen en overige betrokkenen. De eerstgenoemden hebben eigen, bijzondere verplichtingen. De overige betrokkenen hebben ‘slechts’ plichten die hieruit voortvloeien. Vervolgens overweegt de Afdeling dat wat betreft het toegang hebben tot en het verstrekken van informatie over de samenstelling van de trein, de aanwezigheid van gevaarlijke goederen in de trein en de positie van wagens in de trein, de vervoerder een van de drie belangrijkste betrokkenen is en de infrastructuurbeheerder ‘slechts’ een andere betrokkene. Op de infrastructuurbeheerder rust met andere woorden geen eigen, directe verplichting op dit punt maar uitsluitend een verantwoordelijkheid die samenhangt en afgeleid is van de verantwoordelijkheid van de vervoerder. Dit betekent, aldus de Afdeling, dat op ProRail een resultaatsverplichting rust om informatie snel en te allen tijde te kunnen verstrekken aan de instanties voor de hulpverlening en de veiligheid en een inspanningsverplichting om te zorgen dat de informatie juist en volledig is. Indien de van de vervoerder gekregen informatie achteraf gezien niet juist of onvolledig blijkt, handelt ProRail dus niet per definitie in strijd met ...
4
randnummer 1.4.3.6. Dit is alleen het geval indien ProRail tekort is geschoten in haar inspanningsverplichting. De vraag onder welke omstandigheden hiervan sprake is, lees: wat er concreet wordt verlangd van ProRail, blijft helaas onbeantwoord. Wel merkt de Afdeling op dat het feit dat ProRail afspraken met vervoerders kan maken over van het aanleveren van informatie over wagens die gevaarlijke goederen vervoeren, het voorgaande niet anders maakt. Deze afspraken bepalen namelijk niet de reikwijdte van het randnummer. Chemie-Pack. Verhaal kosten door waterschap. Brandbestrijding in een bedrijf door de brandweer moet in het algemeen worden geacht de gevolgen van die brand te beperken en de gevolgen daarvan kunnen aan het bedrijf worden toegerekend. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:90 Klik hier: http://tinyurl.com/o9to868 De brand bij Chemie-Pack is onderwerp van een groot aantal juridische procedures. Naast de strafzaken tegen (de leidinggevenden van het) bedrijf moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de discussie over de kosten van de opslag van verontreinigd bluswater door een derde. Onderdeel van de juridische nasleep is ook de vraag wie de kosten moet dragen die het waterschap heeft gemaakt (spoedeisende bestuursdwang) om de gevolgen van de brand te beperken. De Afdeling heeft zich hierover uitgelaten in een tweetal uitspraken van 22 januari 2014. Bij de brand is verontreinigd bluswater in sloten terecht gekomen. Om verspreiding van de verontreinigende stoffen te voorkomen zijn verschillende sloten afgedamd. Als gevolg van regen en het van het terrein en de omliggende terreinen afstromende verontreinigde bluswater dreigde overstroming van de in de plaatselijke sloten gecreëerde buffer en werd de afvoerende functie van de sloten belemmerd. Het waterschap heeft het in deze buffer verontreinigde water laten verwijderen en ter verwerking laten afvoeren en de verontreinigde waterbodem en de verontreinigde oever laten verwijderen om herverontreiniging van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen. Het waterschap stelt dat de kosten van deze maatregelen, die vele miljoenen bedragen, voor rekening van Chemie-Pack komen. De curator van Chemie-Pack Nederland B.V. (hierna: Chemie-Pack) is opgekomen tegen deze besluiten. Het waterschap heeft de besluiten gebaseerd op de stelling dat Chemie-Pack artikel 6.2 van de Waterwet heeft overtreden. Op grond van lid 1 van dit artikel is het verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam (tenzij hiervoor een vergunning of vrijstelling is verleend). De curator betoogt dat Chemie-Pack niet als overtreder van dit artikel kan worden aangemerkt omdat:
deze bepaling zich niet alleen tot bedrijven richt; de feitelijke werkzaamheden door brandweerkorpsen zijn verricht; de oorzaak van verboden verrichtingen (in dit geval de brand) niet centraal staat bij de beantwoording van de vraag of iemand als overtreder kan worden aangemerkt; de bluswerkzaamheden niet alleen dienden ter bescherming van het perceel waarop Chemie-Pack een inrichting dreef, maar ook ter bescherming van het naastgelegen bedrijf en het algemeen belang.
De Afdeling stelt het waterschap in het gelijk. In bepaalde gevallen kan namelijk ook degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden. Deze situatie doet zich hier voor. Chemie-Pack heeft de overtreding niet zelf begaan. Zij heeft immers niet zelf deelgenomen aan de bluswerkzaamheden die ertoe hebben geleid dat verontreinigd bluswater in het oppervlaktewater is geraakt of anderszins handelingen heeft verricht die daaraan hebben bijgedragen. De overtreding is, naar de mening van de Afdeling, echter wel aan Chemie-Pack toe te rekenen omdat de gevolgen van de bestrijding van de brand moeten worden toegerekend aan het bedrijf ten aanzien waarvan de bluswerkzaamheden zijn verricht. Hierbij maakt de Afdeling een algemene en voor het bedrijfsleven verstrekkende opmerking: de brandbestrijding in een bedrijf door de brandweer moet in het algemeen worden geacht de gevolgen van die brand te beperken en de gevolgen daarvan kunnen aan het bedrijf worden toegerekend. Chemie-Pack. Verhaal kosten door waterschap. Ook de eigenaar van het perceel en de opstallen kan worden aangemerkt als overtreder, gezien de nauwe verwevenheid tussen de eigenaar en de drijver van de inrichting. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:102 Klik hier: http://tinyurl.com/pvuehov De hiervoor besproken uitspraak betreft de vraag of de kosten van het waterschap voor rekening komen van de inmiddels failliete drijver van de inrichting (Chemie-Pack Nederland B.V.). Op dezelfde dag heeft de Afdeling een uitspraak gedaan over de vraag of deze kosten ook in rekening kunnen worden gebracht bij de eigenaar van het perceel en de opstallen (Chemie-Pack Onroerend Goed B.V.). Deze rechtspersoon heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet kan omdat: zij niet als overtreder van artikel 6.2 van de Waterwet kan worden aangemerkt; het door de brandweer gebruikte water de brand heeft verergerd, hetgeen haar niet is toe te rekenen;
5
zij als eigenaresse van het perceel geen verantwoordelijkheid draagt voor de brand; Chemie-Pack Nederland B.V., als drijver van de inrichting, en Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. bij het ontstaan van de brand geen enkele blaam treft; haar perceel compleet is verwoest en dat de bluswerkzaamheden niet zijn verricht ter bescherming van dit perceel. Ook deze zaak wint het waterschap. In het bijzonder wijs ik op de overwegingen van de Afdeling over de verwevenheid van de rechtspersonen. Dit is mede omdat in de praktijk vaak de gedachte leeft dat simpelweg door het oprichten van verschillende ‘papieren’ entiteiten wordt bewerkstelligd dat een eventuele calamiteit uitsluitend (financiële) gevolgen heeft voor de rechtspersoon die moet worden aangemerkt als de drijver van de inrichting. Dit is ijdele hoop. De Afdeling overweegt dat Chemie-Pack Nederland B.V. en Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. onderdeel uitmaken van hetzelfde concern en dat een en dezelfde persoon de uitsluitende zeggenschap had in de tot het concern behorende B.V.’s: hij was in die vennootschappen de enig leidinggevende en bestuurlijk verantwoordelijke. Hierdoor is er, aldus de Afdeling, wat betreft het ontstaan en voortbestaan van de overtreding ook tussen Chemie-Pack Nederland B.V. en Chemie-Pack Onroerend Goed B.V. sprake van een zodanig nauwe verwevenheid dat (ook) de eigenaresse van de gronden en de opstallen kan worden aangemerkt als overtreder.
Ontwikkelingen/wijzigingen op gebied van regelgeving inzake het gasmeten in containers. Nieuwe regelgeving / arbovoorschriften: - Invoering ARBOcatalogus Transport en Logistiek per 1-1 -2012 ( te downloaden via de website van Gezond Transport). - Nieuwe opleidingseisen gasmeetdeskundige: NTA 7496 per 1-11-2011. Gevolgen voor iedere ontvanger van containers m.b.t. de invoering van deze nieuwe regelgeving: ARBOcatalogus Transport en Logistiek 2012: 1) De bewoordingen gebruikt voor de ( risico-) categorie indeling van de binnenkomende containers kan er toe leiden dat er meer containers gemeten moeten gaan worden. De Arbeidsinspectie heeft intussen de uitleg inzake de nieuwe bewoordingen bevestigd. Huidige werkwijze / uitleg van Categorie C indeling van container stromen ( verwaarloosbaar risico) en het mogen toepassen van steekproefsgewijze metingen zal ieder bedrijf intern opnieuw moeten inventariseren of deze nog correct is. Reden: Voorheen mocht overgegaan worden op steekproefsgewijs meten , na een reeks resultaten van meting-
gen met gevonden waarden onder de grenswaarden. Nu is het begrip meetbare concentraties van gassen ingevoerd. Betekent in feite: alleen steekproefsgewijs meten, indien er geen gassen zijn aangetroffen. Indien wel meetbare concentraties gassen gevonden zijn, toch alles blijven meten ! Wel mogelijkheid ( na analyse van een reeks metingen) om deze containerstroom dan in de A-categorie te zetten en dan specifiek te meten op bepaalde gassen. Dan wel na een bepaalde reeks ( 1 op de 10 ) een complete meting uitvoeren ( dus alle gassen). 2)
De lijst van te meten gassen is met 2 gassen ( o.a. styreen en xyleen) uitgebreid.
Maar duidelijk is dat indien de gasmeetdeskundige uit zijn meting kan opmaken, dat er mogelijk meerdere gassen aanwezig zijn, er nader onderzoek d.m.v. het nemen van luchtmonsters noodzakelijk is. Kan verdere uitbreiding van het aantal te meten gassen betekenen. Beoordeling afhankelijk van de deskundigheid van de gasmeetdeskundige. ( zie verder opleidingseisen gasmeetdeskundige) Dit kan tevens ook leiden tot een nieuwe categorie indeling van de containerstromen !. 3) Invoering van toepassing van additieregel. Wat houdt dit in: indien er enkelvoudige gassen worden aangetroffen, die mogelijk een zelfde toxisch effect hebben op een specifiek (lichaams-) orgaan, dan moet de meetresultaten van deze afzonderlijke gassen bij elkaar worden opgeteld. C..= gemeten concentratie specifiek gas ; CN.. = grenswaarde van specifiek gas. Indien de optelling ( additie) van de afzonderlijke gassen: C1 / CN1 + C2 / CN2 + C3 /CN3 > 1, dan moet, dit ondanks, dat alle concentraties onder de grenswaarden liggen voor de afzonderlijke gassen, de container toch afgekeurd worden en mag deze niet worden betreden. Nieuwe opleidingseisen gasmeetdeskundige: NTA 7496 per 1-11-2011: Deze NTA 7496 ( Nederlands Technische Afspraak ) bestaat uit 3 delen die de opleidingseisen beschrijven van de nieuw gevormde niveaus: - Hogere gasmeetdekundige (HGK) / NTA 7496-1 (intussen ingetrokken, geen opleiding ontwikkelt). - Middelbare gasmeetdeskundige (MGK) / NTA 7496-2 - Lagere gasmeetdeskundige (LGK) / NTA 7496-3 Opgenomen in de NTA een overgangsperiode van 2 jaar, dat houdt in dat: 1) De tot nu toe niet volgens de NTA 7496 opgeleide gasmeetdeskundigen, allemaal voor 1-11-2013 j.l. opnieuw geschoold dienden te worden. Reden: Alle oude afgegeven gasmeetkundigen certificaten zijn per 1-11-2013 komen te vervallen. Hierbij tevens opgemerkt, dat de Arbeidsinspectie hierop zeker zal gaan handhaven. Aanbeveling i.v.m. de complexiteit van de materie, is op een opleiding op MGK-niveau te volgen. 2) Door invoering van een theorie examen en een praktijkexamen voor de MGK zijn de kosten van de opleiding(en) behoorlijk toegenomen.
6
…..Verder van vorige pagina. 3) Uit de praktijk blijkt intussen, dat het niveau van de opleiding dermate verhoogd is dat 40% zakt voor het theorie examen. Alleen als men het theorie examen met goed gevolg aflegt, mag men op voor het praktijkexamen. 4) Bij uitbesteding van het gasmeten kan men wel een centrale database raadplegen of de ingehuurde externe gasmeetdeskundige is opgeleid volgens de NTA 7496. Adviezen: Nagaan of de huidige categorie indeling van de containerstromen, nog wel correct is. De overige wijzigingen ( extra te meten gassen en additieregel ) toepassen. Bedrijven zullen de deskundigheid van de eigen gasmeetdeskundigen moeten nagaan. Praktijkervaring inzake bovenstaande: In de praktijk is gebleken, dat bovenstaande, er vaak toe leidt dat men overgaat tot het uitbesteden van het gasmeten. Dit veelal, vanwege het ontbreken van een stuk expertise en het borgen dat een gasmeting kwalitatief goed wordt uitgevoerd. Daarmee wordt de veiligheid van het lossend personeel gewaarborgd.
Twee PGS-publicaties over LPG geactualiseerd. PGS 18 ‘LPG: Depots’ en PGS 23 ‘LPG: vulstations voor flessen en ballonvaarttanks’ zijn geactualiseerd en op 11 december jl. officieel gelanceerd. Ze werden door PietHein Daverveldt, directeur van NEN uitgereikt aan twee vertegenwoordigers van de overheid: Peter Torbijn (directeur Veiligheid en Risico's bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu) en Jan van den Heuvel van DCMR Milieudienst Rijnmond. De publicaties zijn beschikbaar op de website. PGS 18 Deze geactualiseerde richtlijn bevat voorschriften om bij de aflevering van LPG aan voer- en vaartuigen veiligheids- en milieuvriendelijke-aspecten te borgen en vereenvoudigt de procedures ten behoeve van vergunningverlening op het gebied van de bouw, beheer en onderhoud van LPG-depots. De eisen waaraan de opslag van propaan moet voldoen zijn feitelijk op te delen in drie deelgebieden, te weten de technische integriteit, bedrijfsvoering en ruimtelijke context. Deze drie deelgebieden zijn herkenbaar terug te vinden in deze publicatie.
Maar daarnaast door alle extra kosten, valt de uiteindelijke (interne) kostprijs ook veel hoger uit, zodat uitbesteding binnen bereik komt of zelfs al goedkoper uit kan vallen.
Bovendien is in deze nieuwe versie bij het beoordelen van de constructie van reservoirs en hun toebehoren een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe tanks.
CLP-deadline 2015: bent u er klaar voor?
Deze versie vervangt PGS 18: ‘Distributiedepots voor LPG’ PGS 18:1991 versie 0.1 (2-2009).
Bij de start van het jaar 2014 is het goed om vooruit te kijken en goede voornemens te maken. Ook wat betreft het voldoen aan de CLP/EU-GHS-regels. Op 1 juni 2015 is de tweede deadline: dan moeten alle mengsels die op de Nederlandse markt komen, zijn ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt volgens CLP! Bent u klaar voor de deadline in 2015? Afhankelijk van uw rol in de toeleveringketen van chemische mengsels gelden bepaalde verplichtingen: Zo moet u een mengsel dat als gevaarlijk is ingedeeld etiketteren en verpakken volgens de eisen van CLP. Daarbij kunt u de indeling gebruiken die door een ander bedrijf - bijvoorbeeld fabrikant, importeur of andere formuleerder - in dezelfde toeleveringsketen is bepaald. Dit kan alleen als de samenstelling van uw mengsel exact hetzelfde is. Vanaf 2010 zijn er andere criteria om mengsels te beoordelen. Mogelijk is daardoor de indeling van de grondstoffen die uw gebruikt gewijzigd. Daarom moet u alle bestaande indelingen van de chemische mengsels die u op de markt opnieuw beoordelen. Ook zijn er nieuwe pictogrammen voor op het etiket.Het etiket op de verpakking moet dus voldoen aan de eisen van de verordening. Ook uw productinformatie en de veiligheidssignalering op de werkplek moet u aanpassen. Alle informatie over de gevaarseigenschappen van een stof of mengsel, moet u bewaren gedurende ten minste tien jaar nadat u de stof of het mengsel voor het laatst heeft geleverd of gebruikt voor de productie van voorwerpen. Link: http://tinyurl.com/nhnhl7x
Veranderingen PGS 18 t.o.v. de voorgaande versie Voor de interne veiligheidsafstanden (vereiste minimale afstanden) zijn voor een gevelbrand, een plasbrand en een fakkelbrand voor 10 en 35 kW/m2 grafieken opgesteld, gebaseerd op recent onderzoek van RIVM; de productinformatie met chemische en fysische eigenschappen van LPG zijn niet meer opgenomen, er is verwezen naar een publicatie hierover van de SDU; Naar aanleiding van het advies van de AGS met betrekking tot LPG/propaan is in de zomer van 2007 een onderzoek uitgevoerd, getiteld: "Bedrijfsvoering LPG- en installaties - is wet- en regelgeving toereikend?". Uit het onderzoek is niet gebleken dat wet- en regelgeving op essentiële onderdelen tekortschiet daar waar het gaat om het waarborgen van een veilige bedrijfsvoering. Wel is geconcludeerd, dat in een aantal PGS-richtlijnen detailonderwerpen ontbreken. De aanbevelingen die voor deze ontbrekende onderwerpen zijn gedaan, zijn bij de herziening van deze richtlijn meegenomen; Bij het beoordelen van de constructie van reservoirs en hun toebehoren is er een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe tanks; de keuringsnormen NEN-EN 12817 ’’LPG-uitrusting en toebehoren - Keuring en herkeuring van opslagtanks voor LPG met een capaciteit tot en met 13 m³’’ en NEN-EN 12819 voor tanks groter dan 13 m³ zijn opgenomen; Lees verder op pg 9…….
7
‘BRZO+’ volgt ‘LAT Risicobeheersing Bedrijven op’ Het programma ‘BRZO+' is op 1 januari 2014 officieel van start gegaan. BRZO+ volgt het programma LAT Risicobeheersing Bedrijven op. 2014 is een overgangsjaar. Met BRZO+ wordt een belangrijke impuls gegeven aan de verdere kwaliteitsverbetering van het toezicht op risicovolle bedrijven. De scope van de samenwerking is nadrukkelijk breder dan alleen de uitvoering van het Brzo. De samenwerking en de landelijke afstemming behelzen het volledige pakket van de Wabo Vergunningverlening-, Toezicht-, en handhavingstaken (VTH-taken) en taken op het gebied van arbeidsomstandigheden bij Brzo-bedrijven en bedrijven die behoren tot categorie 4 van de Richtlijn industriële emissies (Rie). Dit voor zover partijen daar direct of indirect een wettelijke c.q. gemandateerde taak in hebben. Vervoerswetgeving is uitgesloten indien deze geen betrekking heeft op bedrijfsgebonden activiteiten. Het vertrekpunt is de bestaande samenwerking die in het kader van LAT RB tussen de inspecterende diensten is ontstaan. In de nieuwe organisatie is sprake van een groeimodel waarbij er met meer partijen aan een breder takenpakket wordt gewerkt. BRZO+ zorgt voor een stevige landelijke aansturing, iets wat nieuw is ten opzichte van de vrijwillige samenwerking binnen LAT RB. In 2014 moet de veranderende organisatiestructuur vorm gaan krijgen en toegroeien naar een toekomstbestendig stelsel. Vanuit dit stelstel wordt stevige regie gevoerd op de uitvoering en worden ontwikkeltrajecten geïnitieerd om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren. In grote lijnen zal de ontwikkeling langs de sporen die in voorgaande jaren in gang zijn gezet, plaatsvinden De ambitie is de taakuitvoering zodanig verder te professionaliseren dat de partners samenwerken als waren zij één overheids(dienst) door:
Landelijk uniform te werken, level playing field Samen te werken als zijnde één overheid richting bedrijfsleven Bedrijven integraal te benaderen en te beoordelen Risicogestuurd te werken Door te pakken waar nodig en ruimte geven waar dat kan Transparant te zijn, zowel naar bedrijven als naar derden Meer informatie over de voorgenomen activiteiten zullen in de loop van 2014 via deze website te zien zijn. Het BRZO+ zal worden ondersteund door het Bureau BRZO+ (het voormalig LAT-bureau dat de LAT Risicobeheersing Bedrijven ook ondersteunde) van Rijkswaterstaat Leefomgeving. Het e-mailadres, postadres en telefoonnummer blijven voorlopig hetzelfde. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe huisstijl en website, ondertussen kunt u voor alle informatie terecht opwww.brzoplus.nl/. Het BRZO+ brengt een digitale nieuwsbrief uit waar u zich gratis op kuntabonneren.
VolkerWessels draait op voor kosten Moerdijk-ramp Gemeente Moerdijk ontvangt €1 mln terug van het bedrijf Wilchem, een dochterbedrijf van VolkerWessels. Dat heeft het gerechtshof in Den Haag bepaald. Opruimingsbedrijf Wilchem zit daarom met een strop van €1 mln. Wilchem was met de gemeente Moerdijk overeengekomen dat het bluswater voor €300.000 geruimd zou worden. Maar de kosten liepen veel hoger op omdat het vloeibare afval veel langer opgeslagen moest worden dan verwacht. Volgens de rechter was er echter geen contract afgesloten voor de extra kosten. Bovendien moet Wilchem de kosten verhalen op ChemiePack in plaats van de gemeente. In een eerder kort geding had de gemeente juist opdracht gekregen Wilchem te vergoeden. VolkerWessels werd met het probleem opgescheept nadat het Wilchem in december 2011 overnam. Een woordvoerder noemt de rechterlijke uitspraak onbegrijpelijk. ‘Als bedrijf hebben we ernstige milieuschade voorkomen’, aldus een woordvoerder. ‘De kosten zijn alleen maar opgelopen omdat het zo lang duurde voordat de gemeente Moerdijk een vergunning verleende voor het afvoeren van het bluswater.’ In eerste instantie bracht Wilchem de ruim 3700 ton aan bluswater onder bij opslagtanks van de afvalverwerkingsinstallatie van ATM in Moerdijk. Maar vanwege een gebrek aan capaciteit werd het vervolgens overgepompt op een stilliggende binnenvaarttanker. 'Dat was een tijdelijke oplossing', zegt de woordvoerder. 'Maar we hebben in totaal 28 weken moeten wachten voordat de gemeente ons toestemming gaf om het bluswater te laten verwerken.' Uiteindelijk gebeurde dat bij ATM die daarvoor wel door de gemeente vergoed werd. Wilchem hoopt in een lopende bodemprocedure alsnog gelijk te krijgen. De gemeente Moerdijk maakte het nieuws donderdag bekend in een persbericht. Burgemeester Klijs: 'Wij zijn uiteraard verheugd met deze uitspraak. We waren er altijd van overtuigd dat wij - en daarmee onze inwoners -deze kosten niet moesten dragen. We zijn blij dat de rechter dat nu bevestigt.' Bron: fd
8
Cofely bouwt opslag benzoëzuur voor Emerald Rotterdam.
….. Vervolg van pagina 6.
Emerald Kalama Chemicals, onderdeel van Emerald Performance Materials, laat op zijn bedrijfsterrein in de Botlek een nieuw opslagsysteem voor benzoëzuur bouwen. Hierdoor kan het bedrijf zijn productie- en opslagcapaciteit vergroten. Dat heeft het bedrijf gisteren bekendgemaakt. Aannemer Cofely is hoofdaannemer in het project, dat deze zomer afgerond moet zijn.
voor keuring en herkeuring wordt verwezen naar NPR 2578; de voorschriften voor de elektrische installaties zijn drastisch herzien, er is verwezen naar de bestaande normen hiervoor waardoor de tekst sterk is geslonken;
Benzoëzuuropslag (Copyright: Cofely) Bij de bouw van het opslagsysteem stuurt Cofely de andere contractors aan, en is het bedrijf verantwoordelijk voor alle engineering, procurement, installatie en assistentie bij de ingebruikname van de benzoëzuuropslag. Bovendien blijft Cofely daarna in dienst voor het onderhoud en aanpassingen aan de opslag.
Deze herziene publicatie gaat in op de gevaaraspecten van LPG en geeft voorschriften en maatregelen voor een veilige inrichting en gebruik van vulstations, inclusief reservoirs, flessen en leidingsystemen.
Emerald Kalama Chemical is wereldwijd marktleider in de productie en verkoop van benzoëzuur, derivaten en volgproducten daarvan. Het product, een conserveermiddel, vindt onder meer zijn weg naar voeding, persoonlijke-verzorgingsproducten en geneesmiddelen.
Behalve op technische maatregelen wordt in deze richtlijn tevens ingegaan op technisch-organisatorische maatregelen zoals vulprocedures en opleiding.
Het chemiebedrijf werkt op de Botlek-locatie al sinds 1996 samen met Cofely, wat dan ook een goede reden gaf om ook dit project samen te doen. Huber Claassen, sitemanager bij Emerald: “Cofely is voor ons een belangrijke partner en we hopen onze samenwerking dan ook lang verder te zetten.”
Veranderingen in voorgaande versie
Het is niet voor het eerst dat Emerald zijn productielocatie in de Botlek uitbreidt. Zo nam het bedrijf in 2012 een fabriek in gebruik voor de productie van K-Flex, milieuvriendelijke weekmakers zonder ftalaten. Eind 2013 werd de plant bovendien aangesloten op het stoomnet Botlek, waardoor Emerald direct reststoom krijgt van afval - en energiebedrijf AVR. (Petrochem)
Veiligheidsrecord Shell Pernis Shell Pernis heeft een mijlpaal bereikt: er is tien miljoen uur gedraaid zonder dat een verzuimongeval heeft plaatsgevonden. Dit is een record voor de oliemaatschappij. Volgens general manager Bart Voet van de Shellraffinaderij betreft het een prestatie van formaat waar met trots op kan worden teruggekeken. “Met dank aan zowel Shell- als contractormedewerkers voor hun inzet. Dit is een gezamenlijke prestatie, passend bij onze ‘goal zero-visie’: geen letsel, geen lekkages”, aldus Voet. Hij stelt dat de mijlpaal geen reden mag zijn de teugels te laten vieren: “We zien nog te veel lichtere letselgevallen en bijna-ongevallen die gemakkelijk hadden kunnen resulteren in ernstig letsel. Dat moet voor iedereen een aansporing zijn om veilig werken de norm te maken en het totaal aantal letsels verder terug te dringen. Daarmee verkleinen we ook de kans op ernstige ongevallen.”
PGS 23
Net als in PGS 18 is de opslag en gebruik van propaan op te delen in drie deelgebieden, te weten de technische integriteit, bedrijfsvoering en ruimtelijke context.
Deze richtlijn vervangt de vorige versie PGS 23: ‘propaan’ PGS 23:1994 versie 0.1 (2-2009).
PGS
23
ten
opzichte
van
de
Voor de interne veiligheidsafstanden (vereiste minimale afstanden) zijn voor een gevelbrand, een plasbrand en een fakkelbrand voor 10 en 35 kW/m2 grafieken opgesteld, gebaseerd op recent onderzoek van RIVM; de productinformatie met chemische en fysische eigenschappen van LPG zijn niet meer opgenomen, er is verwezen naar een publicatie hierover van de SDU; de aanbevelingen naar aanleiding van het advies van de AGS met betrekking tot LPG/propaan "Bedrijfsvoering LPG- en installaties - is wet- en regelgeving toereikend?" zijn bij de herziening van deze richtlijn meegenomen; de indeling en het toepassingsgebied van deze nieuwe PGS 23 wijkt sterk af van de huidige. De indeling in vier vulstations (Type A, B, C en D) is verlaten. Daarvoor in de plaats is gekozen voor een indeling in drie typen; vulinrichtingen voor ballonvaarttanks zijn in deze publicatie opgenomen waarmee is voldaan aan de vraag voor algemene richtlijnen voor deze bedrijfstak; er is in deze publicatie gekozen voor het weglaten van de eisen voor de constructie van reservoirs, leidingen en toebehoren. Daarvoor wordt verwezen naar PGS 19, of indien de vulinrichting deel uitmaakt van een depot zoals beschreven in PGS 18 dient deze laatste PGS te worden gebruikt; voor keuring en herkeuring van de vulinstallatie wordt verwezen naar NPR 2578; de voorschriften voor de elektrische installaties zijn drastisch herzien, er is verwezen naar de bestaande normen hiervoor waardoor de tekst sterk is geslonken.
Bron: PGS / nen
9
Vervolg pag.1. Alleen stoffen moeten worden geregistreerd. REACH definieert drie categorien stoffen: pure ofwel enkelvoudige stoffen, meervoudige stoffen (alleen als die worden gemaakt in 1 proces) en de stoffen van wisselende of onbekende samenstelling (bijv. aardolieproducten). Mengsels die door roeren en mengen gemaakt worden zoals smeerolie met additieven, lijm en verf, zijn vaak mengsels van twee of meer stoffen en hoeven niet te worden geregistreerd. De menger moet wel de veiligheid van het gebruik van het mengsel beoordelen en deze informatie doorgeven aan zijn klanten. Hoe de consequenties op de werkvloer, bij andere bedrijven zouden gaan uitpakken was niet voor alle sectoren meteen duidelijk. Verplichtingen voor de producenten en importeurs zijn tweeledig: registreren van de stof en het actief verspreiden van de relevante gegevens (het gevaar en het veilig gebruik) van de registratie doorgeven in de keten via een VIB (Veiligheidsinformatie Blad of Safety Data Sheet / SD), voor gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn te herkennen aan het gevaarsetiket (etiket met gevaarsinformatie en –pictogram). De informatie over het veilig gebruik van gevaarlijke REACH geregistreerde stoffen worden, als de stof in grotere hoeveelheden wordt gemaakt of geimporteerd, in een uitgebreid veiligheidsinformatieblad. Dit is een VIB waarin naast het registratienummer blootstellingsscenarios zijn opgenomen. Een blootstellingscenario is een bindende beschrijving van hoe de stof mag worden. Ook kunnen gebruiken worden genoemd als gebruiken die niet geadviseerd worden. Dit zijn onveilige gebruiken die zonder een eigen gevaars- en risico-beoordeling verboden zijn. U moet binnen 12 maanden na ontvangst van uw uitgebreide VIB voldoen aan de voorschriften die het geeft of zelf het risico beoordeeld hebben (met veilig als resultaat). Hierna is het gebruik niet langer toegestaan. De partijen die later in de keten voorkomen hebben geen registratieverplichting, maar wel de verplichting om het VIB door te geven en eventueel aan te passen (als zij twee of meer stoffen samenvoegen) in een VIB van een mengsel (meestal een commercieel eindproduct). Deze verplichting rust op iedereen in de keten. Als VNCW-lid bent u (in het algemeen) in de rol van distributeur en heeft u dus een “haalplicht” bij uw leverancier en een “brengplicht” aan uw klanten. Mengt u ook stoffen dan zult u ook de gevaren van het mengsel en de risico’s van het gebruik ervan moeten beoordelen en de informatie geven aan uw klanten.
Het VIB heeft als doel het samenvatten van alle relevante gegevens over stoffen / mengsels om veilig werken mogelijk te maken. Daarnaast heeft het VIB relevante informatie waardoor de overheid (IL&T-inspectie) kan controleren of u (en uw leverancier) voldoen aan de wet. De “Wet” is meestal REACH, maar kan ook andere specifieke wetgeving (biocide zijn waarvoor voor andere ook andere specifieke stoffen Naast correcte informatie doorgeven, moet u als distributeur ook de inhoud van het VIB opvolgen. Dat wil zeggen de stof / het mensel alleen gebruiken enkel zoals aangegeven op het VIB met de maatregelen die daarbij horen (handschoenen, maskers, veiligheidsmaatregelen enzovoort). Wat te doen als er een nieuw VIB of uitgebreid VIB binnenkomt 1 Registreer de datum, de 12 maanden termijn begint te lopen! 2 Ga na of het voldoet aan de eisen. Zo niet, overweeg het terug te sturen (u heeft tenslotte geen geldig VIB gehad) en spreek in elk geval uw leverancier aan. 3 Ga bij een uitgebreid VIB na of uw gebruiken voldoen, zo ja leg dit vast. Zo nee, overleg met uw leverancier over aanpassing/aanvulling van de blootstellingsscenarios of beoordeel het risico zelf. 4 Geef de informatie zo snel mogelijk door aan uw klanten. Alleen als u roert of mengt moet u ook nog: 5 De gevaren van het gebruik van het nieuwe mengsel beoordelen en de informatie hiervan delen met uw klanten. NB Stap 5 kan op verschillende manieren. Hierop komen we graag in een volgend nummer terug.
Toen kwam CLP REACH was nog niet amper goedgekeurd of er kwam een tweede Europese stoffenwet: de CLP verordening. De CLP-verordening is sinds begin 2009 van kracht en wordt in fases ingevoerd (apart voor enkelvoudige stoffen en mengsels). De laatste implementatiefase eindigt op 1 juni 2015 (met een overgangsperiode tot 1 juni 2017). Hiermee vervallen vanaf 1 juni 2015 de Stoffenrichtlijn en Preparatenrichtlijn (de basis van de voormalige Wms). De CLPverordening geeft aan hoe we binnen de EU de gevaren van stoffen of mengselen beoordelen (classificeren of indelen) en hoe deze te communiceren (met gevaarsetiketten, gevaars- en voorzorgszinnen) en dat ook nog in lijn met een wereldwijde harmonisatie (CLP is gebaseerd op de systematiek van de Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals (GHS) van de VN. Deze verordening ondersteunt hiermee de REACHverordening.Ook al is het een EU wet, het doel is een wereldwijde, uniforme wijze van communicatie van de gevaren van stoffen en mengsels. De gevarenpictogrammen (voorheen oranje symbolen) waar u als bedrijf vertrouwd mee bent, zijn gewijzigd. Wat verandert er nog meer? Veel wetgeving gebruikt de stoffengevaarsinformatie en gevaarsinindeling (je kunt zeggen de spelling en grammatica) als basis om haar eigen verplichtingen concreet en meetbaar te maken. Voor de VNCW-leden is in dit kader de volgende regelgeving het meest relevant: Arbeidsomstandigheden besluit BRZO wetgeving Natuurlijk kan ook uw vergunning eisen bevatten die zijn gekoppeld aan gevaarsinformatie of gevaarsindeling. Doordat meer informatie beschikbaar komt (en veel stoffen onverwacht toch gevaarlijke eigenschappen blijken te hebben) en de de eigenschappen anders beoordeeld worden bij de gevaarsindeling, kan er het nodig voor uw bedrijf veranderen. Arbeidsomstandighedenbesluit In het Arbeidsomstandighedenbesluit staan verplichtingen voor het gebruik van gevaarlijke stoffen op de werkvloer. De belangrijkste gerelateerd aan het gebruik van stoffen zijn: Het vastleggen van welke stoffen gebruikt worden (op basis van VIB. Let op u moet controleren of het VIB voldoet en zonodig uw leverancier aanspreken. Opvolging van de aanwijzingen over een veilig gebruik in VIB(inclusief beheersmaatregelen en voorbereiding op incidenten) De gevaren van stoffen beoordelen aan de eigen arbeidshygiënische strategie (specifieke stoffen RI&E en actieplan). Het hiervoor vaststellen bedrijfsgrenswaarden voor alle gevaarlijke stoffen waarvoor de overheid geen grenswaarde heeft vastgesteld. De DNEL (grenswaarde vastgesteld bij registratie van een stof) kunt u hiervoor als basis gebruiken Informeren van de gevaren én de veilige werkmethoden aan al uw medewerkers (instructie en veiligheidssignalering op toegangsdeuren van opslagen, tanks en leidingen). Toezien op een veilige werkwijze. Let op, de verplichtingen vanuit REACH en het arbeidsomstandighedenbesluit bestaan naast elkaar. U moet dus aan beide volledig voldoen! BRZO Het BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) is gebaseerd op de EU-richtlijn Seveso, EU-richtlijnen moeten door landen in wetgeving verwerkt worden, terwijl EU-verordeningen gelijktijdig voor alle EU-lidstaten van kracht worden. Van de Seveso-richtlijn is een derde versie van kracht. Dit betekent dat in 2015 deze richtlijn door Nederland in haar wetgeving (BRZO) verwerkt moet zijn. De belangrijkste wijziging is de verwerking van de classificatiesystematiek conform CLP in de Seveso III-richtlijn. De belangrijkste wijzigingen, relevant in het kader van Seveso III, zijn te vinden bij de gevarenklasse acute toxiciteit en bij ontvlambare vloeistoffen. Binnen deze gevarenklassen kunnen stoffen zwaarder geclassificeerd worden. Een andere opvallende ontwikkeling in de Seveso-richtlijn is dat kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen) niet meer onder Seveso III vallen. Deze stoffen werden volgends de oude classificatiesystematiek als giftig ingedeeld. In CLP wordt een onderscheid gemaakt tussen acute en chronische toxiciteit. Het onderscheid in chronische toxiciteit is in Seveso III niet opgenomen. De wijze van implementatie van Seveso III in BRZO zal hierover uitsluitsel moeten geven. De categorie-indeling naar acute toxiciteit blijft gebaseerd op de LD50-waarde gekoppeld aan een blootstellingsroute (oraal, dermaal, inhalatoir), maar de grenswaarden en de hoeveelheid categorieën zijn anders vastgesteld. Het kan hierdoor voorkomen dat de een giftige stof (T) ingedeeld wordt in ‘acuut toxisch categorie 2’ en een andere giftige stof (T) in ‘acuut toxisch categorie 3’. Er kan tevens een ‘verzwaring’ in classificatie plaatsvinden van ‘schadelijk (Xn)’ naar ‘acuut toxisch categorie 3’. De wijzigingen in classificatie voor ontvlambare vloeistoffen hangen samen met het vlampunt. De vlampuntsgrenzen voor de classificatie van ontvlambare vloeistoffen zijn door de invoering van CLP gewijzigd van 21°C naar 23°C en van 55°C naar 60°C. Naast het vlampunt is bij de indeling van ontvlambare vloeistoffen ook het kookpunt van belang. De vlampuntsgrens van 0°C is komen te vervallen. 11
Door de implementatie van het CLP in de Seveso-richtlijn is het voor bedrijven van belang na te gaan wat de consequenties daarvan voor hen kunnen zijn. Op basis van de verschuivingen in gevarenclassificatie is het mogelijk dat bedrijven, door overschrijding van drempelwaarden, in een ander Seveso-/BRZO-regime te vallen. Deze drempelwaarden zijn, net als in Seveso II, in bijlage I van Seveso III opgenomen. In het eerste deel van deze bijlage worden de drempelwaarden per stofclassificatie genoemd (in Seveso II was dit het tweede deel van de bijlage). In het tweede deel van de bijlage is een overzicht opgenomen met drempelwaarden van specifiek bij naam genoemde stoffen (stofnaam en CAS-nummer). Onze aanpak in biedt een handreiking om de overschrijdingen van drempelwaarden in kaart te brengen. Na het inventariseren van de eigen voorraad aan chemische stoffen en het bepalen van de overschrijdingen van de drempelwaarden is het mogelijk om vast te stellen onder welk BRZO-regime een bedrijf terecht komt. Er zijn verschillende mogelijkheden :
Het bedrijf valt niet meer onder het BRZO. De status van het bedrijf verandert niet. Dat wil zeggen: het bedrijf behoudt zijn PBZO- dan wel VR-plicht. In dit geval moet het bedrijf nagaan of de informatie in het VR en het PBZO voldoet aan de eisen in de nieuwe richtlijn. De extra eisen betreffen identificatie van naburige bedrijven die een rol kunnen spelen bij het veroorzaken of verergeren van een zwaar ongeval. Ook wordt meer informatie gevraagd over best practices en de mogelijke oorzaken van zware ongevallen, en de evaluatie van incidenten uit het verleden ter voorkoming van ongevallen in gelijksoortige stoffen en procédés. Aanpassing van het VR van bestaande inrichtingen dient te gebeuren voor 1 juni 2016. Het bedrijf gaat van het lichte naar het zware regime: van PBZO-plicht naar VR-plicht. In dit geval is er voor het bedrijf werk aan de winkel: er moet in ieder geval een VR, een intern noodplan en een actuele stoffenlijst worden opgesteld. Ook kan worden onderzocht of de vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen mogelijk kunnen teruggebracht naar waarden die de VR-drempel niet overschrijden. Dat vraagt wellicht een aanpassing van de bedrijfsvoering, maar dat onthoudt het bedrijf van de verplichtingen uit het zwaardere regime. Het bedrijf gaat van het zwaardere naar het lichte regime: van VR-plicht naar PBZO-plicht. De VRverplichtingen komen dan per 1 juni 2015 te vervallen. Er moet dan worden voldaan aan de PBZOverplichtingen. Het bedrijf komt te vallen onder het BRZO. In dit geval is het van belang direct na te gaan onder welk regime het bedrijf komt te vallen door te toetsen aan de drempelwaarden. Mogelijk kunnen de vergunde hoeveelheden gevaarlijke stoffen nog worden teruggebracht tot onder één van de drempels uit het BRZO, om de inspanningen zo laag mogelijk te houden. Is dat niet het geval, dan is het verstandig een BRZOgapanalyse te laten uitvoeren, om een beeld te krijgen van de nog uit te voeren inspanningen om te voldoen aan de eisen uit het BRZO.
Toename aantal BRZO-bedrijven? Of het aantal BRZO-bedrijven in Nederland zal toenemen, is moeilijk te zeggen. Cefic, de European Chemical Industry Council, verwacht het er in Europa meer zullen worden. Of dat in Nederland ook het geval is, is afhankelijk van de invloed van het CLP op de huidige classificatie van de gevaarlijke stoffen bij bedrijven, en de hoeveelheden stoffen zich verhouden tot de drempels in het BRZO. Bedrijven die op dit moment net onder de drempels van het BRZO zitten, doen er goed aan te checken of zij door CLP onder een zwaarder regime komen te vallen. Juist dan kan het interessant zijn om te kijken of door wijzigingen in de bedrijfsvoering de huidige BRZO-verplichtingen behouden kunnen worden. De ingangsdatum van 1 juni 2015 voor het nieuwe BRZO én CLP lijkt ver weg, maar is in dit geval voldoende dichtbij om snel in actie te komen. No time to waste dus.
Auteurs: Jean-Marc Abbing is senior adviseur HSE-management en regulatory affairs bij Royal HaskoningDHV. Leo van der Biessen is senior adviseur gevaarlijke stoffen en regulatory affairs bij Royal HaskoningDHV. Hij adviseert bedrijven en branches over veiligheid en gezondheid bij het gebruik van stoffen. Mirjam van der Plas is senior adviseur externe veiligheid bij Royal HaskoningDHV. Haar werkveld beslaat vooral BRZOinrichtingen, van chemische industrie tot ondergrondse gasopslagen. Geert Verbruggen is adviseur bij Royal HaskoningDHV en adviseert diverse bedrijven op het gebied van HSE-management en de integrale implementatie van stoffenmanagement (CLP, REACH en Arbeidsomstandighedenwet- en regelgeving).
12