Verder met Vversterk
Continuering programma Vversterk 2010-2014
Nieuwe impulsen voor een krachtige voor- en vroegschoolse educatie
Wat is Vversterk? Vversterk is een landelijk project dat de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) versterkt.
Vversterk biedt scholing en ondersteuning aan VVE-beroepskrachten: leidsters van peuterspeelzalen, pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven en leerkrachten van groep 1 en 2 van het basisonderwijs. In de eerste fase vanVversterk (2006-2010) zijn 12.509 VVE-beroepskrachten getraind.
Voor wie is deze brochure bestemd? Deze brochure wil belangstellenden informeren over de opzet van het Vversterk-programma en bevat beknopte informatie over het Nederlandse VVE-beleid (ook in vergelijking met andere landen). De informatie is interessant voor beleidsmakers die een rol spelen in de ontwikkeling van voor- en vroegschoolse programma’s en wetenschappers die betrokken zijn bij onderzoek naar voor- en vroegschoolse activiteiten. Verder kan de informatie in deze brochure interessant zijn voor VVEmanagers van instellingen en scholen. Ook docenten en studenten op de opleidingen voor een beroep in de kinderopvang, peuterspeelzaal of basisschool kunnen profijt hebben van de geboden informatie.
Vversterk helpt opleidingen tot leidster, pedagogisch medewerker of leerkracht (ROC’s en pabo’s) met speciaal VVE-lesmateriaal te werken aan een betere verankering van voor- en vroegschoolse educatie.
2
Vversterk ondersteunt beleidsmakers in gemeenten door het organiseren van regionale bijeenkomsten en op maat gesneden VVE-trajecten voor gemeenten.
Vversterk wordt bekostigd door het Ministerie van OCW. De centrale coördinatie van Vversterk is in handen van Sardes in samenwerking met een groot aantal landelijke en lokale instellingen en organisaties. De eerste fase van Vversterk liep van september 2006 tot augustus 2010. Deze folder gaat over de volgende fase, die in 2010 is gestart en zal duren tot 2014.
Het belang van goede professionals in VVE Voor- en vroegschoolse educatie heeft op de korte termijn vooral positieve effecten op de cognitieve ontwikkeling van kinderen. Goede VVE-professionals: • hebben kennis van de ontwikkeling van jonge kinderen en van de manier waarop kinderen leren; • weten kinderen gericht en methodisch te stimuleren; • dragen activiteiten aan die aansluiten bij de belevingswereld en eigenheid van kinderen; • stimuleren kinderen ook zelf initiatieven te ontplooien; • zijn goed in staat kinderen te observeren om zo hun ontwikkeling te volgen; • hebben hoge verwachtingen van kinderen; • betrekken ouders (meer) bij de ontwikkeling van hun kind.
3
Wat is VVE? Het belang van voor- en vroegschoolse educatie De eerste levensjaren van kinderen zijn ontzettend belangrijk voor hun lichamelijke, sociale en cognitieve ontwikkeling. Kinderen leren in deze periode gemakkelijk en snel, maar zijn ook kwetsbaar. Het is daarom van groot belang dat zij op de juiste wijze worden gestimuleerd. Aanleg en omgeving
4
Kinderen hebben bij de geboorte een bepaalde aanleg. Hun omgeving bepaalt in hoeverre zij dit potentieel ontplooien. In sommige gezinnen is het niet vanzelfsprekend om kinderen voor te lezen of om samen te spelen. Een taalarme thuissituatie of een andere thuistaal dan het Nederlands kan een kind op achterstand zetten. Ook de instructievaardigheid van verzorgers kan tekortschieten. In dergelijke situaties is het belangrijk dat er andere volwassenen zijn om de kinderen te stimuleren en verzorgers handreikingen te bieden. Voor- en vroegschoolse educatie kan hierbij een sleutelrol vervullen. VVE-beleid internationaal Er bestaat wereldwijd veel aandacht voor de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie, meestal aangeduid met de term Early Childhood Education and Care (ECEC). Deze aandacht is terecht, want het is belangrijk om kinderen een stevige basis te bieden voor hun verdere ontwikkeling. In Nederland en daarbuiten zijn in de loop der jaren verschillende ECEC-programma’s ontwikkeld volgens uiteenlopende pedagogische uitgangspunten. Voorbeelden daarvan zijn Piramide, Kaleidoscoop, Startblokken/Basisontwikkeling, Ko-Totaal, Speelplezier en Sporen. Deze programma’s moeten ervoor zorgen dat alle kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Sommige zijn min of meer strikte beschrijvingen van een te volgen curriculum, andere gaan meer uit van het kind en bieden ruimte voor invulling en creativiteit van de leidster/leerkracht. Er zijn landen die kiezen voor één nationaal curriculum en centrale sturing, in andere landen kunnen instellingen voor kinderopvang, scholen of lokale overheden zelf kiezen welk programma het best bij hun situatie past. Dat laatste is het geval in Nederland. Een belangrijk doel van ECEC is het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties van kinderen. In sommige landen (zoals het Verenigd Koninkrijk) worden die competenties beschreven als eindtermen van een curriculum: de vaardigheden op de diverse ontwikkelingsgebieden die een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten hebben. De Nederlandse invalshoek is anders: het wordt
hier belangrijk gevonden kinderen in de gelegenheid te stellen verschillende ervaringen op te doen waarvan ze kunnen leren. De professional is degene die hen daarbij kan helpen en die ervoor zorgt dat in de activiteiten op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en op school de verschillende competenties aan de orde komen. Het aanleren en gebruiken van vaardigheden die daarbij horen, vormt de kern van wat we met Vversterk willen bereiken. VVE-beleid in Nederland Het uitgangspunt van het huidige VVE-beleid is dat alle kinderen in Nederland optimale ontwikkelingskansen krijgen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beschouwt VVE als een van de meest kansrijke investeringen in de toekomst. Zo wordt voor- en vroegschoolse educatie momenteel aangeboden in de kinderopvang, in peuterspeelzalen en in de eerste twee groepen van het basisonderwijs. Het betreft een methodische en systematische ondersteuning van de ontwikkeling van kinderen van twee tot zes jaar. Er zijn voor de opvang van kinderen in Nederland tussen nul en zes jaar oud verschillende opties. We kennen de kinderopvang (op kinderdagverblijven of bij gastouders) voor kinderen tussen nul en vier jaar. Daarnaast zijn er peuterspeelzalen voor kinderen vanaf twee jaar. Ook groep 1 en 2 van de basisschool vallen onder VVE. In die eerste twee leerjaren (de onderbouw) worden kinderen van vier en vijf jaar door spel en spelend leren en vaak aan de hand van een VVE-programma zo goed mogelijk voorbereid op het meer formele leren dat vanaf groep 3 (zes jaar) begint. In veel gevallen werken voorschoolse voorzieningen samen met de school en krijgen kinderen op de basisschool te maken met een vervolg op het VVE-programma dat zij al kennen van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf.
Leeftijd Gastouders
0 - 4 jaar
Kinderdagverblijf
0 - 4 jaar
Peuterspeelzaal
2 - 4 jaar
Primair onderwijs
4 - 12 jaar
0
1
2
3
4
Bereik van VVE (2 - 6 jaar)
5
6
7
8
9
10
11
12
5
Relevante beleidsontwikkelingen Vanaf 2001 investeert de overheid in voor- en vroegschoolse educatie om de ontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren en achterstanden te bestrijden. Dit heeft ertoe geleid dat op de meeste peuterspeelzalen en een groot aantal kinderdagverblijven voor doelgroepkinderen (kinderen met een risico op taal- en ontwikkelingsachterstanden) speciale speel- en leerprogramma’s worden aangeboden, de zogenaamde VVE-programma’s. Leidsters van VVE-peuterspeelzalen en pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven zijn getraind in het gebruik van de verschillende programma’s en volgen vaak ook nog diverse nascholingstrajecten. Het project Vversterk is gericht op de professionalisering van VVE-beroepskrachten.
6
Sinds 2006 is VVE een onderdeel van het zogenoemde onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente is sindsdien beleidsmatig en financieel verantwoordelijk voor het voorschoolse deel van VVE (voor kinderen van twee tot vier jaar) en voor de doorgaande lijn van voor- naar vroegschool. Schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie voor kinderen vanaf vier jaar. Gemeenten en schoolbesturen zijn samen verantwoordelijk voor de afstemming tussen vooren vroegschool. Zij maken daarover afspraken in een Lokale Educatieve Agenda. Om zowel de peuterspeelzaal als het kinderdagverblijf nog beter toe te rusten om een veilige en stimulerende speelomgeving te bieden en risico’s op taalachterstanden effectief aan te pakken, is in 2010 de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE) ingevoerd. Het doel van de wet OKE is drieledig: • een kwaliteitsimpuls voor de peuterspeelzalen, waardoor de samenwerking tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang wordt bevorderd; • het verbeteren van de financiële toegankelijkheid van peuterspeelzalen; • het realiseren van een dekkend en voldoende gespreid aanbod van voorschoolse educatie. De wet is dus bedoeld om de kwaliteit van voorschoolse voorzieningen te verhogen. Ook maakt de wet OKE nauwere samenwerking of samengaan van voorschoolse voorzieningen mogelijk door de eisen die aan deze instellingen worden gesteld, meer op elkaar af te stemmen. De wet OKE betreft verder de uitbreiding van het VVE-aanbod, het vroegtijdig signaleren van taalen ontwikkelingsachterstanden bij jonge kinderen en het gebruiken van VVE-programma’s met een bewezen kwaliteit. De wet schrijft voor aan welke basiskwaliteitseisen instellingen moeten voldoen en bevat specifieke regelgeving om een goede kwaliteit van VVE te waarborgen. Er zijn opleidingseisen en scholingseisen voor het personeel geformuleerd, het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen is vastgelegd (één leidster op acht kinderen en minimaal twee
betaalde leidsters), evenals de groepsgrootte (maximaal zestien kinderen) en het minimale aantal uren van voorschoolse educatie. De inspectie van het onderwijs ziet toe op de kwaliteit van de instellingen. De gemeente voert de regie en maakt afspraken met basisscholen, kinderopvang en peuterspeelzalen om tot een gezamenlijke visie te komen voor de toekomst van VVE. Gemeenten moeten daarbij afspraken maken over welke kinderen in aanmerking komen voor VVE en een dekkend en kwalitatief hoogwaardig VVE-aanbod realiseren. De gezamenlijke gemeenten ontvangen via het Gemeentefonds € 35 miljoen om de wet uit te voeren.
7
Continuering Vversterk 2010-2014
8
Het project Vversterk bestaat in de periode 2010-2014 uit een aantal onderdelen, waarvan nascholingsactiviteiten de kern vormen. Het gaat om het ontwikkelen en aanbieden van VVE-nascholing aan leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten die werkzaam zijn op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Een tweede doelgroep wordt gevormd door de leidsters van medisch kinderdagverblijven, preventief ambulant begeleiders en leerkrachten van groep 3 in het speciaal basisonderwijs. Ten slotte is er VVE-nascholing voor managers van VVE-instellingen, dus van kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en scholen. Naast de nascholingsactiviteiten is er een ondersteuningstraject voor gemeenteambtenaren met VVE in het pakket en worden activiteiten ondernomen om VVE te verankeren in de beroepsopleidingen voor leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten. Tot slot is in de periode 2010-2014 een belangrijke rol weggelegd voor het uitvoeren van onderzoek, waaronder het meten van de effecten van Vversterk. Nascholing VVE-professionals Het verzorgen van nascholing aan professionals die werkzaam zijn op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en in groep 1 en 2 van het basisonderwijs vormt de kern van het project Vversterk. Hiermee hopen wij deze professionals beter in staat te stellen de ontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. Het nascholingspakket biedt de leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten ruime mogelijkheden om de eigen bekwaamheden uit te breiden, deze in de praktijk toe te passen en zicht te houden op de ontwikkelde competenties. Om het beoogde aantal professionals te kunnen scholen zijn in totaal 32 scholende instellingen − waaronder vrijwel alle schoolbegeleidingsdiensten en de drie landelijke pedagogische centra, KPC, APS en CPS, betrokken bij de uitvoering van de trainingen. Het scholingsaanbod bestaat uit acht basismodules. Deze omvatten de domeinen van de vroegkinderlijke ontwikkeling, te weten: lichamelijke/motorische ontwikkeling, emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling en cognitieve ontwikkeling. Voorts besteden ze aandacht aan het gebruik van ICT en multimedia en aan ouderbetrokkenheid.
9
In de nieuwe periode van Vversterk zijn 5000 plaatsen beschikbaar voor de basisscholing in VVE.
De basistraining voor leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten bestaat uit de volgende modules: • Nederlandse VVE-programma’s en de Taallijn; • cognitieve ontwikkeling: taal en cijferen; • sociaal-emotionele ontwikkeling en gedrag; • sensomotorische ontwikkeling; • ouderbetrokkenheid; • ICT en multimedia; • overgang van voorschool naar basisschool; • coaching op de werkvloer.
10
Naast de basismodules zijn er verdiepingsmodules ontwikkeld. In de nieuwe periode van Vversterk zijn in overleg met het werkveld drie nieuwe verdiepingsmodules gemaakt, waardoor er inmiddels acht modules zijn waaruit professionals een keuze kunnen maken om hun kennis en vaardigheden nog verder uit te breiden. Voor deze verdiepingsmodules zijn ruim 11.000 scholingsplaatsen beschikbaar.
De verdiepingsmodules voor leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten zijn: • cognitieve ontwikkeling (1): taal; • cognitieve ontwikkeling (2): rekenen/wiskunde en science (voor het basisonderwijs); • sociaal-emotionele ontwikkeling; • sensomotorische ontwikkeling; • ouderbetrokkenheid; • ICT en multimedia; • observeren (voor de peuterspeelzaal en kinderdagverblijven); • spel en spelontwikkeling (voor het basisonderwijs).
Nascholing speciaal basisonderwijs Het personeel op scholen voor speciaal basisonderwijs en in medisch kinderdagverblijven voelt zich nog onvoldoende toegerust om de groeiende groep leerlingen met onderwijsachterstand op een goede manier te kunnen begeleiden. De deskundigheid van het speciaal basisonderwijs richt zich vooralsnog met name op specifieke leer- en gedragsproblemen en nog nauwelijks op achterstandsproblematiek. Ook in de opleiding van leraren wordt nog weinig aandacht besteed aan jonge risicokinderen. Om die reden is in de nieuwe periode van Vversterk een nascholingsaanbod voor deze groep ontwikkeld. De modules daarvan sluiten inhoudelijk aan bij het reguliere aanbod van Vversterk, maar leggen soms andere accenten. Op die wijze hopen we een basis te leggen voor structurele samenwerking met de reguliere voor- en vroegschoolse voorzieningen. De trainingen in dit kader worden verzorgd door de drie hogeronderwijsinstellingen die zich in Nederland bezighouden met scholing en nascholing voor het speciaal onderwijs. Er zijn 1500 scholingsplaatsen beschikbaar.
11
Nascholing managers VVE-instellingen
12
Naast het aanbod voor de uitvoerenden is er in de nieuwe periode van Vversterk een scholingsaanbod ontwikkeld voor managers van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Deze spelen immers een belangrijke rol bij het versterken van de aandacht voor VVE in de instelling en de toepassing van nieuwe inzichten in de dagelijkse praktijk. Het aanbod bestaat uit een training van twee dagdelen en ondersteunende materialen. Voorafgaand aan de training vullen de cursisten een online vragenlijst in. Hiermee krijgen trainer en cursist een beeld van de kwaliteit van VVE in de eigen instelling. In de modules komen VVE-doelstellingen, de effectiviteit van VVE-programma’s, de voorwaarden waaronder VVE effectief kan worden ingezet en het VVE-toetsingskader van de inspectie van het onderwijs aan bod. Cursisten krijgen informatie over wetten, regels, kwaliteitseisen en beschikbare kwaliteitsinstrumenten. Om de modules zo goed mogelijk te laten aansluiten bij het niveau en de ervaring van de cursisten zijn er verschillende modules voor de managers in het onderwijs en voor de managers in de kinderopvang en peuterspeelzalen en is er in de modules een differentiatie naar niveau aangebracht door middel van verdiepingsopdrachten voor managers die al wat meer ervaring hebben opgedaan met VVE. Er zijn 5.000 scholingsplaatsen beschikbaar voor managers van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Ondersteuning gemeenten Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de aansturing en bekostiging van de voorschoolse educatie. De gemeente heeft van de rijksoverheid de verantwoordelijkheid gekregen voor het verzorgen van een dekkend aanbod aan kwalitatief hoogwaardige VVE en bepaalt welke kinderen hiervoor in aanmerking komen. De werving van kinderen behoort eveneens tot de taken van de gemeente. Voorts moet de gemeente samen met de schoolbesturen zorgen voor een doorgaande lijn tussen de voorschoolse en vroegschoolse educatie. Ten slotte verwacht de rijksoverheid dat gemeenten afspraken maken met de schoolbesturen over de resultaten van VVE. Vversterk heeft, samen met onder andere de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de inspectie van het onderwijs, de Vversterk Werkagenda voor gemeenten samengesteld. Hierin komen bovengenoemde onderwerpen aan de orde. Op regionale en landelijke bijeenkomsten krijgen gemeenten informatie over VVE-beleid en kunnen zij kennis en ervaringen uitwisselen. Verankering van aandacht voor VVE in de opleidingen Een belangrijk aandachtspunt binnen Vversterk is de structurele inbedding van VVE in de opleidingen tot leidster, pedagogisch medewerker en leerkracht. Leidsters op peuterspeelzalen en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben doorgaans een mbo-opleiding gevolgd. Leerkrachten in het basisonderwijs hebben een diploma van de pabo, een lerarenopleiding op hboniveau. In Nederland zijn de onderwijsinstellingen autonoom wanneer het gaat om het vaststellen
van het curriculum. Dat heeft tot gevolg dat elke instelling een eigen onderwijsprogramma aanbiedt. Het is dus niet zinvol om een kant-en-klaar onderwijsonderdeel voor VVE uit te werken. Opleidingen hebben vooral behoefte aan materiaal dat naar wens en noodzaak kan worden ingepast. Vversterk heeft daarom het bronnenboek Vversterk (in) de opleiding samengesteld om VVE een plaats te geven in het curriculum van de opleidingen. Daarnaast is voor de opleidingen een ondersteuningsaanbod beschikbaar waarbij gezamenlijk gekeken wordt op welke wijze aandacht voor VVE ingebed kan worden in het curriculum. Dit zogenoemde implementatietraject bestaat uit een curriculumanalyse, vier werkbijeenkomsten voor docenten en curriculumontwikkelaars en verdere ondersteuning tijdens de invoering van VVE in het onderwijsprogramma. In de nieuwe periode van Vversterk zullen de opleidingen die tot nog toe niet hebben deelgenomen naar behoefte alsnog ondersteuning krijgen. Nieuw zijn de landelijke expertbijeenkomsten met beleidsmakers, met vertegenwoordigers van het werkveld, met beroepsorganisaties en andere deskundigen. In deze bijeenkomsten staan nieuwe landelijke ontwikkelingen centraal. We denken dan bijvoorbeeld aan de specialisatie ‘het jonge kind’ die in de opleiding voor leraren basisonderwijs gestalte krijgt en aan de uitvoering van pilots waarbij kinderen al vanaf tweeënhalf jaar naar de basisschool gaan. Het ministerie vindt het namelijk belangrijk dat kinderen die in minder kansrijke situaties opgroeien, al op jonge leeftijd spelenderwijs in aanraking komen met taal. Dat heeft gevolgen voor de opleidingen: leerkrachten moeten ook met deze leeftijdsgroep leren werken. Vversterk kan daarbij behulpzaam zijn.
13
Onderzoek
14
De voortgang van het Vversterk-programma is voortdurend door middel van monitoronderzoek in kaart gebracht. Dit leverde nuttige inzichten op in onder meer het bereik van de nascholing, de tevredenheid van de deelnemers en de wijze waarop de trainingen werden uitgevoerd. Om vast te stellen of de doelen van Vversterk daadwerkelijk zijn bereikt, is echter diepgaander onderzoek nodig. Het onderzoeksprogramma in de nieuwe periode van Vversterk legt de focus daarom ook op de effecten ervan. Daartoe wordt gebruik gemaakt van specifieke vraagstellingen vanuit de wetenschap en de praktijk. Het onderzoeksprogramma levert verdiepende informatie op over VVE-professionaliteit en de voorwaarden die nodig zijn om kwalitatief goede VVE vorm te geven en biedt een breed, representatief beeld van de effecten van Vversterk. Er vinden studies plaats vanuit verschillende perspectieven en met een verscheidenheid aan onderzoeksmethoden en -designs. Het onderzoeksprogramma heeft als doel zicht te krijgen op de effectiviteit van Vversterk en VVE: niet alleen op het niveau van het kind, maar vooral ook op het professioneel handelen van pedagogisch medewerkers en leerkrachten. De eerste studie onderzoekt de definitie van professionaliteit en vormt het uitgangspunt voor de volgende deelstudies. Daarmee beantwoorden we onder meer de volgende vragen: • Aan welke voorwaarden moet een professionaliseringstraject voldoen om tot goede resultaten te leiden? In welke mate voldoet Vversterk daaraan? • In welke mate zijn Vversterk en VVE ingebed in instellingen en gemeenten? • Wat is de huidige stand van zaken in de literatuur over VVE en professioneel VVE-handelen van leidsters en leerkrachten? • Welke effecten van Vversterk op kindniveau kunnen worden gemeten? • Welke effecten zijn er op het niveau van de leidster/leerkracht? • In welke mate is VVE al structureel verankerd in de opleidingen en welke factoren belemmeren/ bevorderen dit? • Hoe zien instellingen eruit waar aan alle ideale voorwaarden voldaan is? In hoeverre kan dit de kwaliteit van VVE verhogen? • Hoe kan het Integraal Kindcentrum een rol vervullen in de verdere verspreiding en verdieping van VVE? Binnen het programma is ook ruimte voor aanvullende vragen uit de praktijk. In een eindstudie worden de resultaten uit de verschillende onderzoeken in samenhang geanalyseerd.
15
Meer informatie over Vversterk? www.Vversterk.nl Of neem contact op met Sardes 030 2326200
16 Colofon Publicatie
Sardes, april 2011
Tekst
Jeroen Aarssen en Karin Hoogeveen
Redactie
Suzanne Loohuis
Vormgeving
RVDH
Druk
Drukkerij RAD
Foto’s
André Ruigrok en iStockphoto
Vversterk is een grootschalig scholings- en ondersteuningsprogramma voor VVE-professionals. Het wordt gefinancierd door het Ministerie van OCW en uitgevoerd door een groot aantal scholingsinstellingen. Sardes is verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie van Vversterk.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap