Jaarverslag Vversterk 2008
Jaarverslag Vversterk 2008
Loes van Tilborg April 2009
Inhoudsopgave Inleiding .............................................................................................................................. 3 1. Nascholing van leidsters en leerkrachten ........................................................................ 5 1.1. Organisatie van de nascholing.................................................................................. 5 1.2. Ontwikkelde nascholingsmaterialen......................................................................... 6 1.3. Het totale nascholingspakket.................................................................................... 7 1.4. Omvang van de nascholing ...................................................................................... 8 1.5. Effecten van de nascholing ...................................................................................... 9 2. Invoering van VVE in de initiële opleidingen...............................................................13 2.1. Ontwikkeling van een VVE-bronnenboek voor ROC’s en PABO’s...................... 13 2.2. Het implementatietraject van het VVE-bronnenboek ............................................ 15 2.3. Verdere ondersteuning van het implementatietraject ............................................. 16 2.4. Aansluiting van MBO naar HBO ........................................................................... 16 2.5. VVE in HBO-pedagogiek ...................................................................................... 17 3. Managementtrainingen en maatwerktrajecten............................................................... 19 3.1. De regionale bijeenkomsten voor managers en gemeenteambtenaren................... 19 3.2. Effecten uit de regiobijeenkomsten........................................................................ 20 3.3. Maatwerktrajecten.................................................................................................. 21 3.4. Resultaten van de maatwerktrajecten ..................................................................... 22 3.5. VVE in kleine gemeenten ...................................................................................... 23 4. Voorlichting en communicatie ...................................................................................... 25 4.1. Voorlichtingswerkzaamheden ................................................................................ 25 4.2. Website Vversterk .................................................................................................. 27 5. Betrokkenheid van de wetenschap, het maatschappelijke veld en de opdrachtgever ... 29 5.1. De klankbordgroep................................................................................................. 29 5.2. De werkzaamheden van de wetenschappelijke commissie .................................... 29 5.3. Uitgevoerde verdiepende studies ........................................................................... 29 5.4. Periodiek overleg met het Ministerie van OCW .................................................... 31 5.5. Overige contacten................................................................................................... 31 6. De projectorganisatie van Vversterk .............................................................................33 6.1. Coördinatie en aansturing van het project.............................................................. 33 6.2. Projectregistratie .................................................................................................... 33 Tot slot .............................................................................................................................. 35 Lijst van producten en publicaties..................................................................................... 37
1
2
Inleiding Vversterk is een landelijk project dat de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) wil versterken door scholing en ondersteuning te bieden aan beroepskrachten die direct of indirect met VVE te maken hebben. Er wordt VVE-nascholing gegeven aan zo’n 10.000 leidsters en leerkrachten, die werkzaam zijn op peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Er zijn speciale regionale VVE-bijeenkomsten voor managers van instellingen en beleidsmakers in gemeenten. Gemeenten kunnen ook deelnemen aan een VVEmaatwerktraject Voor de ROC’s en PABO’s is speciaal VVE-lesmateriaal beschikbaar om in het eigen curriculum in te passen. Het project wordt gefinancierd door het Ministerie van OCW. De centrale coördinatie van het project berust bij Sardes. Het project Vversterk loopt van september 2006 tot 1 augustus 2010. Bij de uitvoering van Vversterk is een groot aantal externe partijen betrokken De trainingen voor leidsters en leerkrachten worden verzorgd door 34 nascholende instellingen, waaronder vrijwel alle schoolbegeleidingsdiensten en de drie landelijke pedagogische centra. In Vversterk zijn diverse (wetenschappelijke en maatschappelijke) commissies werkzaam, o.a. ten behoeve van de kwaliteitsbeoordeling van de ontwikkelde producten. Het onderzoeksbureau Oberon voert monitoronderzoekingen uit en andere evaluatiestudies die gericht zijn op het verkrijgen van een inzicht in het bereik en de geboekte resultaten van het project. Met het Ministerie van OCW vindt regelmatig een overleg plaats over de voortgang van het project aan de hand van periodieke voortgangsrapportages. De interne projectorganisatie van Sardes organiseert en begeleidt de projectwerkzaamheden. In 2007 verscheen het eerste jaarverslag, waarin is ingegaan op alle ontwikkelde nascholingsmaterialen. Ook is in het jaarverslag aangegeven welke stappen zijn gezet in het ontwikkeltraject voor ROC’s en PABO’s en hoe de eerste regionale bijeenkomsten zijn verlopen. In het jaarverslag van 2008 vindt u een overzicht van de uitgevoerde werkzaamheden in het afgelopen jaar. Door de uitbreiding van 6500 naar 10.000 scholingsplekken kon een forse extra impuls worden gegeven aan de nascholing van leidsters en leerkrachten. Voor de ROC’s en PABO’s werd VVE-lesmateriaal ontwikkeld waarmee de opleidingen het eigen curriculum met VVE onderwerpen kunnen uitbreiden. Ook werden in 2007 17 regionale bijeenkomsten georganiseerd voor het management van instellingen en gemeentelijke beleidsambtenaren. In 50 gemeenten zijn maatwerktrajecten uitgevoerd. Over de resultaten van Vversterk kwamen in 2008 allerlei gegevens beschikbaar: in het monitoronderzoek is gekeken naar de gerealiseerde effecten van de trainingen en is onderzocht wat de opbrengsten zijn van de regionale bijeenkomsten. 3
Er werd een dieptestudie verricht naar de manier waarop leidsters in de praktijk de sociaal emotionele ontwikkeling van kinderen stimuleren en in een ander onderzoek is nagegaan hoe het niveau van de opleiding van de leidster doorwerkt in het pedagogisch werken met de kinderen. Om de eigen bekwaamheid van leidsters en leerkrachten te verbeteren is door het Cito een portfolio-instrument ontwikkeld: een aantal opdrachten die de leidster in de eigen groep kan uitvoeren, zijn scoorbaar gemaakt, waarmee gegevens verkregen kunnen worden over de kwaliteit van de interactie tussen de leidster en de kinderen.
4
1. Nascholing van leidsters en leerkrachten 1.1. Organisatie van de nascholing De nascholing van leidsters en leerkrachten is de kernactiviteit van het project Vversterk. Dit traject moet ertoe leiden dat een substantieel deel van de mensen die met jonge kinderen werken op professioneel niveau hun werk kan doen. Aanvankelijk was de bedoeling dat 3000 leidsters, 2000 leerkrachten en 1500 leidsters van kinderdagverblijven werden geschoold. Gezien de grote belangstelling voor de nascholing is in 2008 het aantal nascholingsplaatsen uitgebreid naar 10.000 deelnemers. In kwantitatieve zin ligt iets meer nadruk bij de leidsters dan bij de leerkrachten, omdat daar de noodzaak tot professionalisering relatief het grootst is. De nascholing is nu gericht op 4.615 peuterleidsters, 2.309 leidsters van kinderdagverblijven en 3.076 leerkrachten basisonderwijs. Op verzoek van Sardes heeft elke nascholende instelling een projectleider aangewezen, die verantwoordelijk is voor de inzet van de trainers, deelname van trainers aan de train de trainers bijeenkomsten, de werving van cursisten, opzet en uitvoering van de trainingen in de verschillende regio’s en gemeenten, de inhoudelijke en financiële rapportage en verantwoording. De projectleiders zijn op al deze onderwerpen het aanspreekpunt voor Sardes. In 2008 zijn de derde en de vierde nascholingstranche uitgevoerd, waaraan zo’n 4700 leidsters en leerkrachten hebben deelgenomen. Voor de projectleiders van de trainende instellingen zijn 3 bijeenkomsten gehouden. De bijeenkomst van 22 januari was gewijd aan de resterende scholingsruimte in de 4e tranche. Op 27 mei werd een themabijeenkomst met de projectleiders georganiseerd, waarin informatie is uitgewisseld over de ervaringen met de trainingen, de manier waarop coaching op de werkvloer wordt ingericht en welke andere positieve effecten de trainers zien, naast de genoemde effecten uit de monitoronderzoekingen. Omdat de nascholingsdoelstellingen na de 4e tranche vrijwel gerealiseerd bleken te zijn, is op 9 september een afsluitende bijeenkomst met de projectleiders gehouden, waarin besproken is hoe het nascholingstraject wordt afgerond en welke mogelijkheden er zijn om de nascholingsmodules van Vversterk in de toekomst ook commercieel te gaan aanbieden. De instellingen ontvangen daartoe in 2009 een Vversterk-certificaat en zullen als zodanig ook op de website van Vversterk worden vermeld. In het oorspronkelijke projectplan van Vversterk werd in de nascholing gewerkt met een compartimentering en met het principe van first-come, first-serve. In overleg met het departement is tijdens de uitvoering van het Vversterk project en ook na de uitbreiding van het aantal scholingsplaatsen dit criterium verder aangescherpt: - voor de G4 werden in 2007 Vversterk scholingsplaatsen gereserveerd naar rato van hun inwonertal t.o.v. het inwonertal in Nederland, zodat ook voor de overige gebieden voldoende scholingsplaatsen beschikbaar bleven. De scholingsafspraken werden vastgelegd in raamovereenkomsten met een looptijd tot 1 januari 2009; - maatwerk (c.q. een keuze naar eigen behoefte uit de beschikbare Vversterk modules) was ook mogelijk voor andere gemeenten: zes gemeenten maakten hiervan gebruik;
5
-
-
gezien beleidsaccenten in de vroegschoolse periode werden de resterende scholingsplaatsen in de vijfde tranche in 2009 uitsluitend opengesteld voor leerkrachten uit het basisonderwijs; er werden vanaf 2008 modules gereserveerd voor de vve-pilotprojecten in OostGroningen, Drenthe en Zuid-Limburg.
Als gevolg van de aanvragen van de G4 en de maatwerktrajecten in 2008 bleef nog een kleine nascholingscapaciteit beschikbaar. Deze is omgezet in een aparte 5e tranche die vanaf 2009 openstaat voor leerkrachten van het basisonderwijs. Aansluitend bij hun behoefte kunnen de deelnemers een keuze maken uit een of meer modules van Vversterk. Ook de voorgestelde premiëring uit het oorspronkelijke projectplan werd in overleg met het departement verder aangescherpt: in plaats van een premietoekenning aan instellingen, waarvan personeelsleden hebben deelgenomen aan de trainingen en waarvan het management heeft deelgenomen aan de op hen gerichte regionale bijeenkomsten, is er gekozen voor een actievere manier om effecten van de trainingen te borgen. De middelen kregen de vorm van vouchers, waarmee extra Vversterk ondersteuning in de vorm van extra coaching op de werkvloer of het volgen van extra modules mogelijk wordt. Voor de instellingen die t/m de 4e tranche hebben deelgenomen aan de Vversterk nascholing bestaat vanaf 2009 via vouchers de mogelijkheid om nog extra nascholing uit Vversterk te ontvangen. In het najaar van 2008 werden daartoe 1350 vouchers beschikbaar gesteld aan de trainende instellingen. Elke voucher vertegenwoordigt een waarde van 1000 euro. Per getrainde locatie is maximaal 1 voucher beschikbaar. Vouchers mogen worden ingezet voor: deelname aan Vversterk modules van de nog niet getrainde personeelsleden van de instelling; het volgen van extra modules door de reeds getrainde deelnemers, extra coaching op de werkvloer. De vouchers kunnen worden benut tot 1 augustus 2010. 1.2. Ontwikkelde nascholingsmaterialen In 2008 werden door het Cito nog twee beoordelingsinstrumenten voor Vversterk ontwikkeld. Het zijn de situatiebeoordelingstest en het portfolio. In de situatiebeoordelingstest kan gekozen worden uit de domeinen: taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling, sensomotorische ontwikkeling. Tijdens de test bekijkt de leidster/leerkracht telkens een filmpje, foto of beschrijving. Daarna volgt een meerkeuzevraag. De vraagstelling is als volgt: "Wat kan de leidster/leerkracht het beste doen in deze situatie?" Bij elke opgave kan worden gekozen uit vier antwoordalternatieven. Met het portfolio-instrument kan de leidster/leerkracht nagaan of er sprake is van bekwaam gedrag in de praktijk. Het aantonen van bekwaamheid vindt plaats door een of meer van de activiteiten uit te voeren, die in het portfolio-instrument zijn opgenomen. Er zijn activiteiten op het terrein van taal, rekenen en motoriekontwikkeling van kinderen. De leidster/leerkracht voert de gekozen activiteiten uit en legt deze vast op beeld, geluid en/of schrift. Vervolgens kunnen deze bewijzen worden beoordeeld door beoordelaars (bijvoorbeeld een intern begeleider, schoolbegeleider of docent) met behulp van een
6
objectieve scoremodule die in het portfolio is opgenomen. Het scoreresultaat geeft een beeld van de eigen praktische bekwaamheid. De situatiebeoordelingtest kwam gereed in april 2008 en het portfolioinstrument in september 2008. Alle beoordelingsinstrumenten zijn geplaatst op de website www.versterkvve.nl Met het Cito is in 2008 een contract afgesloten dat deze website tot het einde van het project Vversterk beschikbaar blijft.. 1.3. Het totale nascholingspakket Door de afronding van de Cito-ontwikkelwerkzaamheden zijn in 2008 alle nascholingsmaterialen gereed gekomen. Het totale pakket biedt de leidsters en leerkrachten allerlei mogelijkheden om de eigen VVE-bekwaamheden op een hoger plan te brengen, deze in de praktijk toe te passen en zicht te houden op de eigen ontwikkelde competenties.
De nascholingsmodules Voor de nascholing van VVE-personeel zijn in Vversterk in totaal 13 modules beschikbaar die betrekking hebben op 8 scholingsonderwerpen. Er zijn 8 basismodules en 5 verdiepingsmodules waaruit een keuze kan worden gemaakt. Maximaal kan men op 7 of 8 modules worden geschoold. De Basis Bij de trainersmappen is voor de leidsters en leerkrachten het informatieboekje ‘De Basis’ geschreven. Hierin komen de theoretische inzichten die in de modules zijn behandeld, nog eens overzichtelijk en met praktische voorbeelden aan de orde. Het boekje is bedoeld als naslagwerk voor de cursisten. De actviteitencyclus Ter ondersteuning van het geleerde in de nascholingsmodules zijn twee activiteitencycli (een versie voor peuters en een versie voor kleuters) gemaakt, die de leidster/leerkracht samen met de kinderen kan uitvoeren. Het programma van 3 weken biedt activiteiten voor taal, rekenen/wiskunde, sociaal emotionele ontwikkeling, sensomotorische ontwikkeling, ouderbetrokkenheid en ICT .
7
De zelfbeoordelingsinstrumenten De Quickscan is een test die bestaat uit een aantal stellingen. De stellingen gaan over het dagelijks werk als leidster of leerkracht, bijvoorbeeld: "Ik benoem het positieve gedrag van kinderen en geef ze een compliment". In de Situatiebeoordelingstest kan gekozen worden uit de domeinen: taal, rekenen, sociaal emotionele ontwikkeling, sensomotorische ontwikkeling. Tijdens de test bekijkt de leidster/leerkracht telkens een filmpje, foto of beschrijving. Daarna volgt een meerkeuzevraag. Met het portfolio-instrument kan de leidster/leerkracht nagaan of er sprake is van bekwaam gedrag in de praktijk. Het aantonen van bekwaamheid vindt plaats door een of meer van de activiteiten uit te voeren, die in het portfolio-instrument zijn opgenomen. In het algemeen geldt: hoe hoger de score, hoe bekwamer men is. Verder krijgt de gebruiker ook informatie over wat de gevolgen van een beperkte en een voldoende beheersing zijn voor de kinderen in de groep.
JongLeren In de 8-delige serie JongLeren worden een aantal leidsters en leerkrachten op een kinderdagverblijf, een peuterspeelzaal en een basisschool in Nederland gevolgd in hun dagelijkse werk met jonge kinderen. Wat doen ze om jonge kinderen in hun ontwikkeling te begeleiden? Wat voor contact hebben ze met de ouders, hoe coachen ze elkaar, op welke manier worden onderlinge conflicten opgelost en wordt de nieuwe stagiair gelijk voor de leeuwen gegooid? JongLeren geeft op een herkenbare en educatieve manier informatie over verschillende manieren waarop er met VVE gewerkt kan worden.De onderwerpen in de serie zijn ontleend aan de inhoud van de modules in het nascholingspakket van Vversterk. De serie is uitgebracht op DVD.
Voorleeskoffer In het kader van de Nationale Voorleesdagen heeft PeuterTV de voorleeskoffer van Het Zandkasteel ontwikkeld. PeuterTV wil hiermee het voorlezen aan jonge kinderen stimuleren. In de voorleeskoffer zitten vijf bekende prentenboeken met in elk prentenboek een overzichtskaart met tien gouden voorleestips. Sardes heeft hieraan meegewerkt vanuit het project Vversterk.
1.4. Omvang van de nascholing In de periode maart 2007 t/m december 2008 hebben 4.762 peuterleidsters, 2.299 leidsters van kinderdagverblijven en 2.951 leerkrachten basisonderwijs aan de Vversterk nascholing deelgenomen. Deze deelnemers zijn afkomstig uit 2.490 peuterspeelzalen, 1.322 kinderdagverblijven en 1.259 basisscholen. Met Vversterk zijn tot dusver dus 89% van het totaal aantal peuterspeelzalen in Nederland (totaal 2.796) bereikt, 41% van het 8
aantal kinderdagverblijven (totaal 3.237) en 18% van het aantal basisscholen (totaal 6.887). Uit de monitorgegevens van de eerste drie tranches blijkt dat 65% van de deelnemende peuterleidsters, 88% van de deelnemende kinderdagverblijfleidsters en 55% van de deelnemende basisschoolleerkrachten het nascholingspakket met daarin alleen de basismodules heeft gevolgd. De overige deelnemers hebben het verdiepingstraject ( een combinatie van 5 basismodules en 3 verdiepingsmodules) of een specifiek maatwerktraject (een eigen nascholingsprogramma met daarin enkele modules van Vversterk) gevolgd. De monitorgegevens van de eerste drie tranches laten zien dat in Zeeland en Drenthe alle gemeenten met de Vversterktrainingen zijn bereikt (100%). Ook in Zuid-Holland lag het aantal bereikte gemeenten relatief hoog (94%). Het bereik was het laagst in de provincie Noord-Holland (57% van de gemeenten). In totaal hebben in tranche 1 t/m 3 in bijna driekwart van de gemeenten leidsters en leerkrachten deelgenomen aan de trainingen. 1.5. Effecten van de nascholing Het onderzoeksbureau Oberon voert in Vversterk monitoronderzoekingen uit en andere evaluatiestudies die gericht zijn op het verkrijgen van een inzicht in het bereik en de geboekte resultaten van het project. In 2008 werden naast de bereikanalyses ook diverse dieptestudies verricht om te achterhalen welke effecten peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen zien, nadat zij de Vversterk trainingen hebben gevolgd. Ook is nagevraagd welke VVE-aandachtspunten in het beleid van de instellingen zijn opgepakt na de Vversterk trainingen. Een a-selecte steekproef van 82 instellingen uit de eerste tranche en een a-selecte steekproef van 432 instellingen uit de tweede tranche heeft meegedaan aan dit verdiepend onderzoek. Effecten bij leidsters en leerkrachten Aan de locatiemanagers/directeuren is gevraagd in welke mate zij effecten zien van de Vversterktrainingen. Zo’n tachtig procent van de instellingen ziet bij de leidsters/leerkrachten effecten in de inhoudelijke kennis van VVE en VVE-programma’s. Driekwart van de instellingen, vooral peuterspeelzalen, vindt dat de leidsters/leerkrachten een betere kijk hebben op het eigen handelen. Ruim 70 procent heeft gemerkt dat leidsters meer of andere activiteiten ondernemen gericht op het stimuleren van de taalontwikkeling van de kinderen. Ongeveer twee derde van de instellingen (meest peuterspeelzalen en basisscholen) ziet meer inhoudelijke kennis over de ontwikkeling van jonge kinderen bij de leidsters/leerkrachten. De instellingen ervaren het minst vaak veranderingen bij de inzet van ICT en multimedia. Basisscholen zien hierbij wel vaker veranderingen dan peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Instellingen konden ook aangeven of ze nog andere effecten dan bovengenoemde hebben ervaren van de trainingen. Uit de antwoorden blijkt dat de trainingen vaak een algemene bewustwording hebben opgeleverd over waarom men dingen op een bepaalde manier doet. Ook wordt er binnen sommige instellingen meer overlegd en is er meer samenwerking tussen instellingen. Een aantal instellingen ziet ook een positievere en meer open instelling bij de leidsters/leerkrachten.
9
Uit aanvullende opmerkingen blijkt dat als instellingen aangeven géén effecten te ervaren van de Vversterktrainingen ze soms vaak al bezig waren met een bepaalde aanpak of activiteit (“Bij sommige dingen is nee geantwoord, omdat we dat al deden”). Een klein aantal respondenten vond dat er voor hen weinig nieuws in de trainingen aan bod kwam, dit waren dan vooral basisscholen. Effecten van Vversterk bij leidsters en leerkrachten:
1e tranche 2e tranche
meer inhoudelijke kennis van VVE en VVE-programma’s
78%
80%
betere kijk op eigen handelen
76%
74%
keuze voor andere spelactiviteiten
69%
59%
meer/andere activiteiten gericht op het stimuleren van taalontwikkeling
67%
73%
meer inhoudelijke kennis over de ontwikkeling van jonge kinderen
66%
64%
andere omgang met individuele kinderen
58%
53%
andere omgang met de groep
58%
48%
keuze voor andere materialen
57%
51%
meer stimulerende indeling van het lokaal
51%
41%
meer/andere activiteiten gericht op ontwikkeling van rekenen/wiskunde
47%
51%
keuze voor andere bewegingsactiviteiten
43%
47%
andere opstelling in het team
42%
30%
andere omgang met ouders (meer gebaseerd op gelijkwaardigheid)
32%
27%
toename van intervisie/coaching op de werkvloer
32%
28%
andere aanpak overdracht voorschool naar basisschool
28%
34%
grotere inzet van ICT en multimedia
17%
20%
Gemiddeld hebben de 514 instellingen op zo’n 7 à 9 nagevraagde onderwerpen positieve effecten geconstateerd bij de leidsters en leerkrachten. Effecten van Vversterk bij de kinderen De instellingen is ook gevraagd of zij positieve effecten hebben bemerkt bij de kinderen na de trainingen van de leidsters/leerkrachten. 38% van de instellingen ziet positieve effecten bij de kinderen op het gebied van taal; 36% van de instellingen ziet positieve effecten t.a.v. de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. Circa een kwart zegt effecten te zien in de sensomotorische ontwikkeling en bij rekenen/wiskunde. Veertien procent ziet ook effecten op een ander vlak, bijvoorbeeld in het welbevinden van de kinderen (“kinderen hebben het nog meer naar hun zin doordat er meer variatie in activiteiten wordt aangeboden”) en in zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Effecten van Vversterk in het instellingenbeleid Naast de beoogde gevolgen van de Vversterktrainingen bij de primaire doelgroepen (leidsters, leerkrachten en kinderen) is in de 514 instellingen gekeken of er zich naar aanleiding van de Vversterktrainingen veranderingen hebben voorgedaan in het beleid
10
van de instellingen. Op zich is dit geen directe doelstelling van de Vversterktrainingen 1, maar het is mogelijk dat de trainingen toch indirect beleidsaanpassingen tot gevolg hebben. Gevraagd is naar veranderingen in het kwaliteits- en personeelsbeleid en vervolgens naar afspraken die op VVE-gebied zijn gemaakt met de gemeente. De vaker genoemde aanpassingen in het kwaliteits- en personeelsbeleid van de deelnemende instellingen hebben betrekking op het gebied van vroegsignalering van zorgkinderen/invoeren kindvolgsysteem; interne scholing/bijscholing van leidsters/leerkrachten en het betrekken van ouders. 1e tranche
2e tranche
interne scholing/bijscholing leidsters/leerkrachten
45%
54%
betrekken van ouders
43%
52%
vroegsignalering van zorgkinderen/invoeren kindvolgsysteem
39%
56%
regelmatig werkoverleg tussen betrokken teamleden, intervisie, meekijken op de werkvloer, voeren coach
32%
43%
regelmatig overleg met betrekking tot overdracht van gegevens voorschool-basisschool
29%
47%
keuze voor een effectief VVE-programma
25%
38%
waarborgen van intensief contact tussen leidster en kind (bijv. meer dan twee dagdelen, kleinere groep
23%
40%
uitvoeren van kwaliteitscontrole/interne audit
19%
23%
functiedifferentiatie/aandacht voor opbouw personeelsformatie
16%
21%
minimale kwalificatieniveau van de leidsters/leerkrachten m.b.t. VVE
15%
31%
aanstellen VVE-coördinator/programmabegeleider/ pedagogische beleidsmedewerker
13%
21%
inhoudelijke scholing van management
11%
16%
veranderingen in het kwaliteits- en personeelsbeleid
Effecten van Vversterk in de contacten van de instellingen met de gemeenten Ofschoon het geen directe doelstelling is van de Vversterktrainingen aan de leidsters en leerkrachten, kunnen deze er wel toe leiden dat er nieuwe afspraken tot stand komen tussen de VVE-instellingen en de gemeente over de professionalisering van VVE. Hieronder staan de meest genoemde onderwerpen. 1e tranche
2e tranche
doorgaande lijn
18%
14%
scholing van leidsters/leerkrachten
16%
14%
Omgang met zorgkinderen/hoger bereik doelgroepleerlingen
14%
17%
overdracht naar basisonderwijs
12%
18%
Nieuwe afspraken met gemeente n.a.v. Vversterk
1
De voorlichting aan management en beleidsmedewerkers via regiobijeenkomsten en de maatwerktrajecten voor gemeenten in het kader van Vversterk zijn vanaf het najaar van 2007 van start gegaan. 11
12
2. Invoering van VVE in de initiële opleidingen Een onderdeel van het project Vversterk heeft betrekking op het professionaliseren van ROC’s en PABO’s op het gebied van VVE. Doel van dit cluster is om VVE-lesaanbod te maken en er voor te zorgen dat dit een plek krijgt in het curriculum van deze opleidingen. In afwijking van het oorspronkelijke projectplan werd niet gekozen voor de ontwikkeling van één grote VVE-module of een VVE-minor, maar is op verzoek van het werkveld een inhoudelijk bronnenboek gemaakt dat breed inpasbaar is in de diverse curricula van de eigen opleidingen. Bij het bronnenboek is bovendien gekozen voor een actief ondersteunend implementatietraject. De voorgestelde wijzigingen werden in 2007 (het werkplan) en in 2008 (het implementatietraject) voorgelegd aan het departement en akkoord bevonden. 2.1. Ontwikkeling van een VVE-bronnenboek voor ROC’s en PABO’s In januari 2008 kwam het VVE-frame gereed dat het inhoudelijke kader vormde voor het te ontwikkelen lesmateriaal voor de PABO’s en voor de opleidingen PW3, PW4 en OA van de ROC’s. Vervolgens werd een ontwikkelgroep samengesteld en werd een referentiegroep van 11 personen gevormd, bestaande uit docenten van de betreffende opleidingen. Deze docenten werden geselecteerd binnen hun eigen instelling op basis van ervaringen met VVE in het curriculum. De referentiegroep stelde de ontwerpeisen voor het ontwikkelwerk op en functioneerde voor de ontwikkelgroep als ‘critical friend’. In diverse bijeenkomsten met de ontwikkelaars hebben zij het materiaal becommentarieerd en aanvullende voorstellen gedaan. De referentiegroep kwam in totaal 6 maal bijeen (op 12/2, 11/3, 15/4, 20/5, 3/6 en 24/6). Aan het einde van het traject is het ontwikkelde lesmateriaal geplaatst in een ‘bronnenboek’ en dit is beoordeeld op de eisen die gesteld worden aan toekomstige pedagogische medewerkers, onderwijsassistenten en leerkrachten. Voor de legitimering van de inhoud van het Bronnenboek zijn opdrachten verstrekt aan Calibris en aan SBL. Calibris heeft het materiaal positief beoordeeld op basis van de kwalificatiedossiers Pedagogisch werker 3 en 4 (uitstroomprofiel kinderopvang) en Onderwijsassistent. Een vergelijkbare exercitie heeft plaatsgevonden met de SBL voor de competenties van leerkrachten. Het resultaat van beide beoordelingen is in het bronnenboek opgenomen.
13
Het bronnenboek is ontwikkeld voor VVE in het curriculum van de opleidingen voor leerkracht, onderwijsassistent en leidster. Het bronnenboek is bestemd voor de docenten en bevat lesmateriaal waarmee zij met de studenten aan het werk kunnen. In het bronnenboek zitten lesideeën voor 9 belangrijke themagebieden van VVE. Er wordt theoretische informatie gegeven over het thema, praktische lessuggesties en concrete (stage)opdrachten voor de cursisten. Het bronnenboek behandelt de volgende themagebieden: - Inleiding voor- en vroegschoolse educatie en ontwikkelingsstimulering bij het jonge kind - Pedagogisch-didactisch handelen: spel als motor voor ontwikkeling - Organisatie en groepsmanagement - Collegiale ondersteuning - Taal - Rekenen en wiskunde - Sociaal-emotionele ontwikkeling - Sensomotorische ontwikkeling - Ouderbetrokkenheid
Elk themagebied bevat een beschrijving van de inhoud en de te behandelen onderwerpen, een overzicht van wat studenten na het behandelen van het themagebied moeten weten en kunnen, een opsomming van bronnen, relevante literatuur en verwijzingen naar beeldmateriaal en tot slot theorie en opdrachten, gerangschikt naar verschillende onderwerpen. Voor elke opleiding is een specifieke eindopdracht samengesteld, waarin alle themagebieden geïntegreerd terugkomen. De studenten ontwerpen bij deze opdracht een VVE-activiteitencyclus voor drie weken. Vervolgens voeren zij deze in de praktijk uit, waarna ze daarop reflecteren Het beeldmateriaal is op een DVD in het bronnenboek opgenomen. Daarnaast zijn er vrij bewerkbare hand-outs en werkbladen op CD-ROM beschikbaar. In het bronnenboek zijn diverse differentiatiemogelijkheden opgenomen voor de verschillende opleidingen. 14
2.2. Het implementatietraject van het VVE-bronnenboek Om de daadwerkelijke implementatie van VVE in het curriculum van de opleidingen te bevorderen en werd na overleg met de referentiegroep een implementatietraject uitgewerkt dat bestaat uit de volgende onderdelen: - een intakegesprek met de opleidingsverantwoordelijke - 4 werkbijeenkomsten met de uitvoerende docenten en curriculumspecialist. In de werkbijeenkomsten wordt een analyse gemaakt van het eigen curriculum en wordt nagegaan welke onderdelen uit het bronnenboek in het curriculum zullen worden opgenomen. - een nagesprek met de opleidingsverantwoordelijke; in dit gesprek wordt het implementatieplan doorgenomen - tijdens de implementatie is een helpdesk beschikbaar voor het beantwoorden van praktische vragen van docenten Deelname aan het traject is gratis. Voor het uitvoeren van de curriculumanalyse is een financiële tegemoetkoming beschikbaar. Er is ruimte om in totaal aan 40 ROC’s en 20 PABO’s een ondersteuningstraject aan te bieden, verspreid over twee studiejaren (20082009 en 2009-2010). Ten behoeve van de werkbijeenkomsten in het implementatietraject is een inhoudelijk draaiboek geschreven. De eerste resultaten Vanaf september 2008 werd met 59 hoofdvestigingen van ROC’s en PABO’s contact gelegd om hun interesse te peilen om met hun vestigingen deel te gaan nemen aan de werkbijeenkomsten om het lesmateriaal van het Bronnenboek in het curriculum op te nemen. Van hen hebben 44 hoofdvestigingen positief gereageerd om deel te nemen aan de trainingen. Bij 10 andere instellingen waren in 2008 al wel contacten gelegd, maar kunnen de intakegesprekken pas in 2009 worden afgerond. Vijf instellingen hebben aangegeven niet mee te doen, of willen alleen het Bronnenboek. In 2009 zal ook nog met 18 andere hoofdvestigingen contact worden gelegd. Dan zijn in totaal 77 instellingen bezocht die een relevante opleiding op dit terrein aanbieden. De totale scholingsperiode loopt tot juni 2010, zodat ook de ‘achterblijvers’ nog bediend kunnen worden. In oktober 2008 is gestart met de uitvoering van de werkbijeenkomsten. In totaal hebben in 2008 vijf instellingen deelgenomen aan werkbijeenkomsten. In juli 2008 is door Oberon een onderzoeksplan opgesteld om de implementatie van het bronnenboek op de ROC’s en PABO’s te monitoren. De monitor loopt tot medio 2010 en bestaat uit een formatieve evaluatie (waarin wordt gekeken naar de waardering voor de werkbijeenkomsten, de gekozen inpassingen van het Bronnenboek in het curriculum en de voorgenomen implementatie), een bereikmonitor (dat ingaat op het aantal deelnemende ROC’s en PABO’s, het aantal deelnemers aan de werkbijeenkomsten en de producten) en een effectonderzoek (waarin de resultaten van de implementatie worden nagegaan). De verzamelde evaluatiegegevens bij deze deelnemers geven aan dat men positief tot zeer positief is over het bronnenboek.
15
Men vindt het lesmateriaal mooi, aantrekkelijk, interessant, inspirerend. Ook vindt men het materiaal uit het bronnnenboek goed inpasbaar in de curricula. De verzamelde evaluatiegegevens uit de eerste twee maanden van 2009 tonen overeenkomstige uitkomsten. 2.3. Verdere ondersteuning van het implementatietraject Met de Hogeschool INHolland is in het najaar van 2008 een plan opgesteld en een contract gesloten voor de uitwerking van een pilot voor e-learning VVE-lessen ten behoeve van docenten van de ROC’s en PABO’s die behoefte hebben aan inhoudelijke scholing in VVE. In de voorlopige opzet wordt ‘Vversterk online’ een onderdeel van de huidige Vversterkwebsite, dat voor docenten beschikbaar zal zijn, aansluitend op het implementatietraject dat zij in het kader van Vversterk volgen of hebben gevolgd. Binnen deze digitale omgeving kunnen deelnemers: verdiepende/aanvullende informatie en artikelen vinden over onderwerpen die aan bod zijn gekomen tijdens het implementatietraject; filmpjes en animaties bekijken die bepaalde handelingen/of de ontwikkeling van kinderen demonstreert of visueel zichtbaar maakt.; opdrachten vinden en uitvoeren waarmee zij zelf een verdiepingsslag kunnen maken; ervaringen en informatie uitwisselen. De pilot zal in 2009 worden uitgevoerd. Over het implementatietraject en het Bronnenboek werd informatie verstrekt aan de PO Raad, de ondertekenaars van de Agenda ‘Focus op Vroegschoolse Educatie’, de MBOraad en het Netwerk Jonge Kind. 2.4. Aansluiting van MBO naar HBO In het kader van Vversterk is in 2008 een verkennende studie uitgevoerd naar de aansluiting van mbo naar hbo met betrekking tot opleidingen gericht op het jonge kind en VVE. Aan dit onderzoek is meegewerkt door ROC van Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam, ROC Midden Nederland, Hogeschool Utrecht, Instituut Theo Thijssen en Fontys Hogeschool. Het onderzoek beschrijft de situatie in hun opleidingen. De ene opleiding is verder met het in praktijk brengen van doorstroombeleid dan de andere. Verklarende oorzaken voor het bestaan en voortbestaan van de aansluitingsproblematiek hebben hun oorsprong vooral in de volgende systeemkenmerken: het ontbreken van een eigenaar/eerstverantwoordelijke (het is geen gezamenlijk probleem van meerdere opleidingen); de diversiteit in/’wildgroei’ van VVE-aanbod (veel verschillende soorten programma’s) en het ontbreken van landelijke eisen eindniveau PW4/onderwijsassistenten, beginniveau PABO/hbo-pedagogiek. Uit het onderzoek komen meerdere oplossingen die van belang kunnen zijn voor het minimaliseren van de aansluitingsproblematiek tussen mbo en hbo, met betrekking tot de opleidingen gericht op het jonge kind en VVE. Een deel van deze oplossingen wordt momenteel al met succes toegepast. Hiertoe kunnen o.a. de implementatieactiviteiten van Vversterk m.b.t. de ROC’s en PABO’s worden gerekend.
16
2.5. VVE in HBO-pedagogiek Een van de opdrachten van Vversterk is, om te bezien op welke wijze VVE ook kan worden ingebracht in de opleidingen van HBO-pedagogiek. Met dit project is een start gemaakt in december 2008 d.m.v. een eerste verkenning Er zijn 10 onderwijsinstellingen die een HBO-opleiding pedagogiek aanbieden. Elke instelling heeft een eigen aanbod en invulling van de opleiding. In alle instellingen wordt gewerkt met het landelijk competentieprofiel HBO-pedagogiek dat door het LPP in november 2008 voor de opleidingen is vastgesteld. Het competentieprofiel van de HBO pedagoog neemt de beroepenstructuur (Klaar voor de toekomst) als vertrekpunt. In deze beroepenstructuur zijn de taken en competenties van de HBO-pedagoog in de kinderopvang, peuterspeelzalen en buitenschoolse opvang verwant aan die van een leidinggevende en beleidsadviserende medewerker. Werkzaamheden bestaan o.a. uit: advisering van lokale overheden, uitvoeren van onderzoek, ondersteuning bieden en randvoorwaarden regelen voor zorg en interventie bij problematische opvoedingssituaties. De conclusie is dat het vooral zal gaan om het verrijken van de opleiding met VVEkennisinhouden (de leidinggevende vaardigheden komen in de huidige opleiding al aanbod). In 2009 zal een lijst van mogelijke VVE-kennisinhouden worden uitgewerkt die past bij het competentieprofiel van HBO-pedagogiek en de beroepenstructuur. In mei wordt in een meeting met experts uit de sector deze onderwerpenlijst besproken en volgt de verdere uitwerking. Het product wordt in het najaar van 2009 beschikbaar gesteld aan de HBO-opleidingen.
17
18
3. Managementtrainingen en maatwerktrajecten Een doel van Vversterk is om managers van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen en gemeentelijke beleidsmedewerkers te informeren over de ontwikkelingen op het gebied van VVE. Hiertoe wordt een tweetal activiteiten ondernomen: Regionale bijeenkomsten voor managers en gemeenteambtenaren; Lokale maatwerktrajecten voor peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, basisscholen en gemeenten samen. 3.1. De regionale bijeenkomsten voor managers en gemeenteambtenaren In de regionale bijeenkomsten worden de deelnemers geïnformeerd over het landelijke VVE-beleid en de speerpunten in hun eigen regio. Centraal in de bijeenkomsten staat de vraag, hoe in het lokale beleid en in het beleid van de instellingen een kwaliteitsslag in VVE kan worden gemaakt, zowel m.b.t. de personele competenties als in de afspraken met de lokale partners. Een onderdeel van de bijeenkomsten is gewijd aan het toetsingskader van de inspectie van het onderwijs: het toetsingskader biedt concrete aanknopingspunten om de eigen instelling te beoordelen ten aanzien van de gerealiseerde kwaliteit van VVE. Gerealiseerd bereik Door het land heen zijn 19 regionale bijeenkomsten van een halve dag georganiseerd: zes bijeenkomsten in 2007 en 13 bijeenkomsten in 2008. De bijeenkomsten zijn georganiseerd door Sardes in samenwerking met de regionale instellingen die de scholing aan leidsters en leerkrachten uitvoeren. De gemiddelde deelname aan de regiobijeenkomsten was 22 personen. Gerekend naar de totale groep van deelnemers was 28% afkomstig van de peuterspeelzalen, 16% was afkomstig van kinderdagverblijven, 27% was afkomstig uit het basisonderwijs en 18% was gemeenteambtenaar. De overige deelnemers waren afkomstig uit diverse andere lokale en regionale organisaties. 2007
regio
23 nov
Eersel
24
27 nov
Den Bosch
40
6 dec
Assen
17
12 dec
Lichtenvoorde
15
13 dec
Wageningen
31
17 dec
Roermond
18
Totaal 2007
Aantal deelnemers
145
19
2008
regio
30 jan
Groningen
26
6 feb
Hengelo
36
7 feb
Gramsbergen
23
12 feb
Breda
28
26 feb
Den Bosch
16
4 mrt
Venlo
26
18 mrt
Alkmaar
22
25 mrt
Gorinchem
12
25 mrt
Hoorn
22
27 mrt
Apeldoorn
7
27 mrt
Sliedrecht
21
22 mei
Helmond
15
10 juni
Vlissingen
30
Totaal 2008
Aantal deelnemers
284
Na iedere bijeenkomst is een door Oberon opgestelde evaluatievragenlijst afgenomen. Deze evaluatievragenlijst ging kort in op het verloop en de inhoud van de bijeenkomst. Over het geheel genomen zijn de deelnemers tevreden over de verschillende inleidingen en de discussie. 80% of meer van de deelnemers vond de drie inleidingen voldoende uitgebreid, voldoende informatief en voldoende duidelijk. Ook over de discussie was meer dan 80% van mening dat deze voldoende duidelijk was. Ongeveer drie vierde van de deelnemers vond de discussie ook voldoende breed. Over het algemeen wordt er positief geoordeeld over de directe opbrengst van de regionale bijeenkomsten. Negentig procent van de respondenten geeft aan op de regionale bijeenkomst nuttige informatie te hebben gekregen die gebruikt kan worden voor het werk. Ongeveer driekwart van de respondenten denkt dat het toetsingskader van de Inspectie van het Onderwijs een belangrijk hulpmiddel kan zijn voor het beoordelen van de kwaliteit van de eigen instelling. Ongeveer 70 procent van de respondenten heeft in de bijeenkomst nieuwe dingen geleerd en heeft een beter beeld gekregen van hoe VVE versterkt kan worden in het kwaliteitsbeleid van de eigen instelling. Naast deze regionale bijeenkomsten zijn zes bijeenkomsten georganiseerd in de G4. Deze hebben een specifieke invulling gekregen, afgestemd op het eigen VVE-beleid en de betrokken partners. Een bijeenkomst werd gehouden in Utrecht; vijf bijeenkomsten vonden plaats in Amsterdam. 3.2. Effecten uit de regiobijeenkomsten VVE is sterk verankerd in het kwaliteitsbeleid van de instellingen en scholen die vertegenwoordigd waren op de regiobijeenkomsten. Meer dan 70 procent van de instellingen voert regelmatig overleg over de overdracht van gegevens van de voorschool naar de vroegschool. Vroegsignalering van zorgkinderen of het invoeren van een kindvolgsysteem is bij 70 procent van de deelnemers onderdeel van het kwaliteitsbeleid.
20
Tenslotte is de keuze voor een effectief VVE-programma en het betrekken van ouders bij meer dan de helft van de deelnemers verankerd in het kwaliteitsbeleid van de eigen instelling. Naar aanleiding van de regionale bijeenkomst heeft ongeveer de helft van de deelnemers besloten om het overleg over de overdracht van gegevens van vroeg- naar voorschool in het beleid aan te passen. Het beleid wordt in ruim 40 procent van de gevallen aangepast op het gebied van het betrekken van ouders. Ook is bijna 40 procent van de deelnemers van plan om het kwaliteitsbeleid aan te passen op het voeren van regelmatig werkoverleg tussen betrokken teamleden en daaraan verwante activiteiten. Ongeveer een derde van de deelnemers is van plan gebruik te gaan maken van het toetsingskader van de Inspectie van het Onderwijs. Ook ongeveer een derde van de deelnemers heeft het toetsingskader gebruikt of gebruikt het momenteel. Iets minder dan een kwart van de deelnemers is niet van plan het toetsingskader te gaan gebruiken. De deelnemers die (onderdelen van) het toetsingskader hebben gebruikt, hebben vooral onderdelen van de kwaliteit van uitvoering gebruikt. Daarbinnen is er vooral gekeken naar het aanbod van het programma; ontwikkeling, zorg en begeleiding en het pedagogisch klimaat.. Ongeveer een kwart van de deelnemers gaat de scholing van leidsters of leerkrachten inpassen in het personeelsbeleid. Ook gaat ongeveer een kwart de externe scholing van leidsters of leerkrachten aanpassen in het personeelsbeleid. Ruim tien procent gaat het minimale kwalificatieniveau van leidsters of leerkrachten aanpassen in het personeelsbeleid. Ongeveer de helft van de deelnemers heeft naar aanleiding van de regiobijeenkomst nieuwe afspraken gemaakt met samenwerkende partijen. Nieuwe afspraken zijn hoofdzakelijk gemaakt met gemeente, peuterspeelzaalwerk, basisonderwijs, de kinderopvang en het consultatiebureau: de belangrijkste VVE partners in de doorlopende lijn. 3.3. Maatwerktrajecten In de maatwerkbijeenkomsten werken lokale instellingen en de gemeente aan een gezamenlijke aanpak van het VVE-beleid. Centraal staat het ambitieniveau dat men wil realiseren, de gevolgen die dit heeft voor de professionalisering van personeel, een afbakening van de verantwoordelijkheden en de uitwerking van afspraken op lokaal niveau. Een belangrijke invalshoek is wat de scholen en instellingen op het terrein van professionalisering zelf doen, wat ze verwachten van de gemeenten en de activiteiten die de gemeente uitvoert om een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau in het lokale VVE-beleid te realiseren. Gerealiseerd bereik In totaal zijn er in Vversterk 50 maatwerken beschikbaar. Deze werden al snel na de beschikbaarstelling in 2008 door de diverse gemeenten aangevraagd. In de volgende gemeenten zijn maatwerktrajecten uitgevoerd.
21
Drenthe Friesland Gelderland Groningen Limburg Noord Brabant Noord Holland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid Holland
Noordenveld Ooststellingwerf Aalten, Lingewaard, Nijkerk, Tiel, Wageningen, Zutphen Groningen, Delfzijl Bergen, Leudal Aalburg, Bladel, Boxtel, s-Hertogenbosch, St. Michielsgestel, Moerdijk, Someren, Veldhoven, Werkendam, Zundert Den Helder, Enkhuizen, Haarlem, Harenkarspel, Ouderamstel, Stadsdeel Zuideramstel, Stede Broeck, Wieringen, Zijpe Deventer, Dinkelland, Enschede, Hengelo, Losser, Oldenzaal, Staphorst, Steenwijkerland Wijk bij Duurstede, Woerden Borsele, Middelburg, Sluis, Vlissingen Alphen aan den Rijn, Boskoop, Capelle aan de IJssel, Dordrecht, Rijswijk, Zoetermeer
De maatwerktrajecten duurden maximaal 2 dagen en werden begeleid door een adviseur vanuit Vversterk. Met behulp van het toetsingskader van de Inspectie van het Onderwijs is steeds een analyse gemaakt van het bestaande beleid. Afhankelijk van de gekozen prioriteiten hierin en de behoefte van de gemeente zijn deze prioriteiten verder uitgewerkt; hetzij in het opstellen van en beleidsplan, hetzij via een sessie met de direct betrokken partijen. Bij de aanvragen bleek er sprake te zijn van vier soorten gemeenten: (1) De gemeenten waar nog geen VVE-beleid wordt gevoerd en die behoefte hadden aan hulp bij het opstarten hiervan, (2) de gemeenten die gaandeweg het uitvoeren van VVEbeleid zijn vastgelopen en behoefte hadden aan het vaststellen van zwakke plekken in het beleid oftewel het vaststellen van beleidsonderwerpen, (3) gemeenten die problemen ondervinden bij de samenwerking in de uitvoering van het VVE-beleid en behoefte hadden aan hulp bij vergroting van het draagvlak en tenslotte (4) gemeenten waar het VVE-beleid vergevorderd is, maar die behoefte hadden aan het een stap verder brengen van het beleid oftewel bevestiging wilden van een extern deskundige. 3.4. Resultaten van de maatwerktrajecten De overgrote meerderheid van de gemeenten was tevreden tot zeer tevreden over het maatwerktraject. Zij ervoeren de adviseur als kundig en betrokken en vonden de opzet functioneel. Door een aantal gemeenten is genoemd dat de bijdrage van een externe deskundige een meerwaarde heeft gehad voor de betrokkenheid van verschillende partners. Het effect van het maatwerktraject is met name groot op het vergroten van het draagvlak en het verenigen van VVE-partners om hetzelfde doel na te streven. Verschillende keren is aangegeven dat door met alle partners bijeen te komen en het (toekomstige) VVEbeleid te bespreken, partners gewonnen zijn voor het gezamenlijk uitvoeren van het beleid. Met name het basisonderwijs is regelmatig genoemd als een partner die van een afzijdige positie tot een enthousiaste participant transformeerde. Dit had vaak te maken met het wegnemen van de onbekendheid bij het basisonderwijs over VVE-activiteiten die al bij de voorscholen plaatsvonden.
22
Een ander veel genoemde bijdrage van het maatwerktraject is de input die het heeft opgeleverd voor de verdere verfijning of ontwikkeling van het VVE-beleid. Dit heeft in de meeste gevallen geresulteerd in aanvullingen op nota’s, jaarplannen, etcetera. Door zwakke plekken van het beleid te benoemen of door verschillen in oordeel over onderdelen van het VVE-beleid tussen partners boven tafel te krijgen konden er doelgerichte activiteiten worden gepland om deze zwakke plekken aan te pakken. Veel gemeenten vonden om die reden de ijkpuntenlijst een prettig instrument die dwong tot een gestructureerde manier van werken. Daarnaast bevestigde het gebruikt van de ijkpuntenlijst de gemeente vaak in haar idee over goede en minder goede punten van haar VVE-beleid. Die bevestiging werd als prettig ervaren. Het feit dat het maatwerktraject werd begeleid door een onafhankelijke expert is vaak genoemd als een aanvullende factor die het traject tot een succes maakte. Met name in die gemeenten waar draagvlak van verschillende partijen een aandachtspunt was of waar samenwerking niet goed van de grond kwam, was dit een belangrijke factor. De verschillende VVE-partners werden daardoor gelijkwaardig benaderd en er werden geen activiteiten vanuit een bepaalde hoek opgelegd of doorgedrukt. Gecombineerd met het feit dat Sardes beschouwd wordt als een deskundige partij was dit voor verschillende partners een belangrijke bijdrage van het maatwerktraject. 3.5. VVE in kleine gemeenten Door de uitbreiding van de Vversterk middelen is er ook ruimte gekomen voor een VVEondersteuningstraject voor de 152 kleine gemeenten, die vanaf 2008 via het gemeentefonds voor het eerste geld krijgen voor VVE. Met alle 152 gemeenten wordt in 2009 een telefonisch interview gehouden om hun VVE-situatie te peilen en na te gaan of men belangstelling heeft voor het ondersteuningsaanbod van Vversterk. Het ondersteuningsaanbod in 2009 zal bestaan uit drie onderdelen: een inhoudelijke brochure, die ingaat op de speciale onderwerpen waar deze gemeenten mee te maken hebben; een schriftelijke/telefonische helpdesk waaraan de eigen vragen gesteld kunnen worden en lokale maatwerktrajecten. Er is ruimte voor 36 maatwerktrajecten (een- of tweedaags). Het ondersteuningsaanbod start in mei 2009.
23
24
4. Voorlichting en communicatie 4.1. Voorlichtingswerkzaamheden ‘Vversterk verder’ De voorlichtingswerkzaamheden in 2008 zijn gestart met een grote landelijke VVE-congres, getiteld ‘Vversterk verder’. Het congres kende een plenair programma, 24 deelsessies en een informatiemarkt, waarin allerlei aspecten van kwaliteit van VVE aan bod kwamen. De centrale lezing werd verzorgd door prof. P. Leseman. Gasten in het plenaire programma waren o.a. staatssecretaris Sharon Dijksma, prof. Van der Leij, prof. Plantenga, prof. Tavecchio, Martijn van der Kroef en Wil Kouwenhoven. Het congres werd bezocht door zo’n 1050 VVEprofessionals (leidsters, leerkrachten, gemeenteambtenaren, nascholende instellingen, medewerkers van landelijke en overkoepelende organisaties. Uit de evaluatiegegevens bleek, dat het merendeel van de bezoekers naar het congres was gekomen om meer kennis op te doen over VVE. De waardering voor de conferentie was positief: 95% gaf het congres de beoordeling voldoende/uitstekend. Ook de deelsessies werden positief beoordeeld: de gemiddelde score voor de deelsessies was 7. De centrale lezing en informatie uit de deelsessies zijn na afloop de website van Vversterk geplaatst.
25
Electronische nieuwsbrieven en het Vversterk Magazine In januari, april en september zijn drie electronische nieuwsbrieven gemaakt, waarin de lezers geïnformeerd zijn over actuele onderwerpen van Vversterk, zoals de uitkomsten van de nascholing, de ondersteunende werkzaamheden voor de gemeenten en de conferenties. In het Vversterk Magazine, dat in september is verschenen, stond het belang van een goede opleiding en werken aan de eigen VVE-kwaliteit centraal. Prof. Wim Meijnen en Jo Kloprogge deden hun zegje aan welke eisen de educatie van jonge kinderen moet voldoen om effect te bereiken. De drie VVE-zelfbeoordelingsinstrumenten op de VERSTERK website van het Cito kwamen uitgebreid aan de orde en Dré van Dongen, inspecteur van het onderwijs, gaf een vooruitblik, hoe het ontwikkelde VVE-toetsingskader van de inspectie verder zal worden ingezet. Het toetsingskader is in 2008 beschikbaar gesteld op http\\vveweb.isapi.nl. VVE voor dummies Voor iedereen die wat meer wil weten over VVE werd in november 2008 het boekje ‘VVE voor dummies’ geschreven. Het boekje is bedoeld als een algemene inleiding in de voor- en vroegschoolse educatie. Onderwerpen die in het boekje aan de orde komen, zijn o.a.: doel en belang van VVE, voorwaarden voor succes, de kwaliteit van VVE, erkende VVE-programma’s, het landelijke VVE-beleid. Het boekje is toegezonden aan de gemeenten, de inspectie, de projectleiders van de nascholingsinstellingen. Werkconferenties Op 12, 19 en 26 november 2008 zijn voor de leidsters en leerkrachten nog drie kleinere werkconferenties gehouden. Onderwerpen waren: VVE en ouders (180 deelnemers), VVE in de kinderopvang (200 deelnemers) en VVE in het basisonderwijs (94 deelnemers). Elke werkconferentie opende met een gastspreker die een inleidende lezing hield, gevolgd door een programma met 5 workshops. De inleidingen werden verzorgd door prof. Meijnen en prof. Vedder. De inleiders en de inhoud van de workshops kregen van de deelnemers een gemiddelde score van 7.
26
4.2. Website Vversterk Op de website van Vversterk zijn de inschrijfformulieren van alle Vversterk trajecten geplaatst en zijn ook de monitorrapporten van Vversterk te vinden. In 2008 kwamen uit het monitoronderzoek van Oberon de volgende rapporten beschikbaar: - Bereikanalyse Vversterk (maart 2008) - Evaluatie trainingen Vversterk. Peiling instellingen eerste tranche (februari 2008) - Evaluatie trainingen Vversterk. Deelnemers eerste tranche (februari 2008) - Evaluatie traininegn Vversterk. Trainers over de eerste tranche. Organisatieaspecten eerste tranche (februari 2008) - Evaluatie regiobijeenkomsten Vversterk. November-december 2007 (februari 2008) - Bereikanalyse Vversterk tranche 1, 2 en 3 (september 2008) - Effecten van de training Vversterk. Deelnemers eerste en tweede tranche (november 2008) - Effecten trainingen Vversterk. Peiling deelnemende instellingen tweede tranche (oktober 2008) - Evaluatie trainingen Vversterk. Organisatieaspecten tweede tranche (november 2008) - Non-participatie onderzoek (september 2008) In april 2009 zal de website van Vversterk worden uitgebreid met een Wiki-functie, zodat de website naast de huidige Vversterk functie ook een gemakkelijke toegang krijgt tot de uitkomsten van de monitor en de resultaten van de andere studies die in Vversterk plaatsvinden.
27
28
5. Betrokkenheid van de wetenschap, het maatschappelijke veld en de opdrachtgever 5.1. De klankbordgroep Ten behoeve van het Vversterk project functioneert een klankbordgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van landelijke organisaties die o.a. werkzaam zijn op het terrein van VVE. De organisaties die in de commissie deelnemen zijn: BOink, het Landelijk Platform Peuterspeelzalen, de MOgroep, het AOB, het CNV, de stichting christelijk onderwijs, de KBO bond katholiek primair onderwijs, VOS/ABB, de MBO raad en een vertegenwoordiger van de G4. De klankbordgroep staat onder leiding van prof.dr. G.W. Meijnen. De klankbordgroep is in 2008 niet bijeen geweest; wel is met de afzonderlijke leden van de klankbordgroep contact geweest over de voortgang en de resultaten van Vversterk. 5.2. De werkzaamheden van de wetenschappelijke commissie De wetenschappelijke commissie, bestaande uit prof.dr.W.Meijnen, prof.dr. P. Leseman, prof.dr. L. Tavecchio en prof.dr. P. Vedder heeft in 2008 op 31 januari vergaderd over de uitkomsten van het monitoronderzoek, het VVE-frame van cluster C en de overige opgestelde ontwerpeisen bij de uitwerking van het programma-aanbod voor ROC’s en PABO’s. De commissie heeft op 8 april vergaderd over de onderzoeksrapporten uit het monitoronderzoek, het monitor onderzoeksprogramma 2008 en de verdiepende studie naar de sociale competenties van kinderen in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. 5.3. Uitgevoerde verdiepende studies Als onderdeel van het Vversterk programma is in 2008 onderzoek uitgevoerd naar: Werken aan de sociale ontwikkeling van kinderen (Oberon, november 2008) Hoe leidsters van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen werken aan de sociale ontwikkeling van kinderen staat centraal in dit onderzoek. In het eindrapport van het onderzoek zijn allerlei voorbeelden opgenomen en beschrijvingen van de manier waarop leidsters hiermee bezig zijn. Er is bij de stimulering van de sociale ontwikkeling van kinderen een onderscheid gemaakt in jezelf, jezelf en de ander en jezelf en de groep. Het rapport gaat in op: het beleid en het aanbod, de leidstersvaardigheden, het volgen en observeren, de overgang naar de basisschool en de betrokkenheid van ouders en de buurt. Kwalificatie en kwaliteit in de voorschoolse educatie (Sardes, november 2008) Om meer zicht te krijgen op de relatie tussen kwalificatie en kwaliteit in de voorschoolse educatie is binnen Vversterk een onderzoek opgezet, waarbij de kwaliteit van het aanbod en de uitvoering in de voorschoolse educatie in verband gebracht wordt met de kwalificatie van de uitvoerders, de leidsters in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Het onderzoek is uitgevoerd bij 18 peuterspeelzalen en 13 kinderdagverblijven. De centrale vraag van het onderzoek was of er verschillen in praktijken aanwijsbaar zijn in de voorschoolse instellingen en of er praktijken zijn die het begrip ‘good practice’ benaderen.
29
Beide vragen konden positief worden beantwoord: er waren duidelijk verschillen waarneembaar niet alleen tussen peuterspeelzaalwerk en kinderopvang, maar ook binnen beide typen voorschoolse instellingen. Er is in veel gevallen sprake van een patroon waarbij gemiddelde scores hoger worden met het stijgen van het opleidingsniveau van de leidster en waarbij hogere scores duiden op een hogere kwaliteit. De volgende verdiepende studies zijn in 2008 opgestart: Internationale studie VVE: beschrijving van de opvang en educatie van jonge kinderen in andere landen in relatie tot de harmonisatievoorstellen in Nederland. De internationale studie naar sociaal maatschappelijke functie van de kinderopvang richt zich op België, de VS, Engeland, Duitsland en Zweden. Studieonderwerpen zijn: Welke algemene uitgangspunten hanteert men; hoe is hierin de plaats van de ouders; wat betekent dit voor de activiteiten met kinderen; hoe sluit de kinderopvang aan op het onderwijs; hoe gaat men om met het vraagstuk van de zorgbreedte van de kinderopvang; hoe flexibel is elders de kinderopvang georganiseerd; welke bestuursvormen en financieringsregels worden elders in de kinderopvang gehanteerd; wat zijn de toekomstvraagstukken. Het rapport is in juli 2009 gereed. Zorg en educatie voor jonge kinderen: een vooruitblik. In de studie komen thema’s aan de orde als: waarom is vroeg beginnen belangrijk, kwaliteitseisen aan het werken met jonge kinderen, bestuurlijke verantwoordelijkheden, de kinderopvang als nieuwe speler, vraagpunten die voortkomen uit de harmonisatie, de financiering van het stelsel, wat zijn de belangrijke discussieonderwerpen voor de komende jaren. Het rapport is in juni 2009 gereed. Wetenschap en techniek Samen met het Platform Bêtatechniek wordt een onderzoek uitgevoerd naar de vraag hoe techniek kan worden ingebracht in het aanbod aan jonge kinderen in peuterspeelzalen en basisonderwijs. Besturen zien het onderwerp als een als een goede manier om de nieuwsgierigheid van kinderen te stimuleren Belangrijke zaken erin zijn: het houdt de kinderen nieuwsgierig, het doet een beroep op de talenten van kinderen, het is wetenschappelijk onderbouwd, het is vrij eenvoudig toe te passen. Risico’s ziet men in de diversiteit van de kinderen, je moet goed kijken hoe het past in de huidige manier van werken, het vereist een omslag in het denken en doen en dat vraagt tijd, het moet voor jonge kinderen niet uitmonden in een leerles. In het onderzoek worden in 4 locaties (2 peuterspeelzalen en 2 basisscholen) techniekactiviteiten door de leidster/leerkracht uitgevoerd. Gekeken wordt of de leidsters/leerkrachten de activiteiten al dan niet zonder scholing goed kunnen uitvoeren en hoe kinderen erop reageren. Het onderzoek levert ideeën op op over de condities voor implementatie. Het onderzoeksrapport is in juli 2009 gereed. In 2009 zijn de volgende verdiepende studies voorzien: - Onderzoek naar scholing en scholingsbehoeften van gastouders; - Taalprofessionalisering van VVE-personeel.
30
5.4. Periodiek overleg met het Ministerie van OCW Over de voortgang van het project vindt periodiek overleg plaats met het Ministerie van OCW. Ten behoeve van dit overleg zijn steeds voortgangsrapportages opgesteld over de diverse projectonderdelen van Vversterk. In 2008 zijn er 6 voortgangsvergaderingen geweest (4 februari, 31 maart, 19 mei, 18 augustus, 20 oktober, 1 december. In het overleg kwamen o.a. de volgende onderwerpen aan de orde: de voortgang van de werkzaamheden, de opzet van de 5e nascholingstranche, de besteding van vouchers, voorwaarden voor commercieel aanbod van Vversterk nascholingsmodules, inzet van Vversterk in het SBO, de ontwikkeling en implementatie van het ROC-aanbod, gerealiseerde maatwerktrajecten, uitkomsten van de monitorstudies, aanvragen van derden om Vversterk materialen in hun traject op te nemen. 5.5. Overige contacten In het kader van de diverse projecten zijn er besprekingen geweest met o.a. het SBO werkverband, Kennisnet, het Platform Bèta Techniek, de Inspectie van het Onderwijs, Leraren24, Stichting Lezen, de Kinderopvang Academie, de MO groep en BKK.. Er is deelgenomen aan expertmeetings, workshops en andere bijeenkomsten die gingen over diverse vraagstukken in de kinderopvang. Voor de pilot van Leraren24 is een bewerking gemaakt van 8 fragmenten van Jongleren, een themapagina en algemene informatie over VVE.
31
32
6. De projectorganisatie van Vversterk 6.1. Coördinatie en aansturing van het project De algehele leiding van het project berust bij Sardes. In het project wordt gewerkt met clusters van activiteiten. Elk cluster wordt aangestuurd door een deelprojectleiding, die het plan van aanpak opstelt en een werkplanning maakt.. Voor de algehele leiding is een projectcoördinator aangewezen, die de deelprojectleiding van de clusters aanstuurt, plannen van aanpak beoordeelt, de voortgang bewaakt en zorg draagt voor afstemming tussen de clusters en betrokken is bij het overleg met het Ministerie van OCW. De volgende werkzaamheden zijn in 2008 uitgevoerd: - over het werkzaamheden van project is het Jaarverslag 2007 opgesteld - er zijn offertes uitgebracht voor: . uitbreiding van Vversterk van 6500 naar 10.000 nascholingsplaatsen (Vversterk II) . uitbreiding van de scholing van ROC’s en PABO’s van 450 naar 650 deelnemende docenten. . uitbreiding van Vversterk naar HBO-pedagogiek - ten behoeve van het SBO werkverband is een begrotingsplan opgesteld voor implementatie van het ontwikkelde Vversterk materiaal - vanuit Vversterk is een bijdrage geleverd aan de bredere beschikbaarheid van het toetsingskader van de inspectie (Toetsingskader voor de voor- en vroegschoolse educatie. website http://vveweb.isapi.nl) voor gemeenten en instellingen t.b.v. scholingsdoeleinden, beoordeling van de eigen instelling en prioritering van VVE onderwerpen. - ten behoeve van OCW is een overzicht samengesteld van de geboekte resultaten en effecten van Vversterk tot eind 2008. - met de clustercoördinatoren zijn 4 gezamenlijke vergaderingen gehouden en daarnaast met elke clustercoördinator een periodiek voortgangsoverleg over het eigen cluster 6.2. Projectregistratie Ten behoeve van het project is een apart projectregistratiesysteem opgezet. Een belangrijk onderdeel vormt de registratie van de deelnemers aan de nascholingsactiviteiten. De NAW gegevens van de scholen, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en de namen van hun leidsters en leerkrachten die de nascholing van Vversterk volgen, worden in het registratiesysteem ingevoerd en van hen wordt geregistreerd welke modules ze hebben gevolgd. Ook wordt de projectregistratie gebruikt bij de uitbetalingen van de nascholingswerkzaamheden. In 2008 was de projectregistratie gericht op de 3e en 4e tranche van de nascholing.
33
34
Tot slot De uitgevoerde werkzaamheden van Vversterk in 2008 laten zien dat er een grote behoefte bestaat aan nascholing en er veel interesse is voor de verbetering van de initiële opleidingen met onderdelen van VVE. Een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden van Vversterk in 2009 en 2010 is daarop gericht; de evaluatieresultaten zullen meer inzicht bieden in welke mate ook dit deel van Vversterk met succes bij de ROC’s en PABO’s kan worden uitgevoerd. Ook kleine gemeenten hebben inmiddels financiële mogelijkheden voor een VVE-beleid. Het voorgenomen Vversterk traject om ook deze gemeenten in 2009 te gaan ondersteunen, zal een goed overzicht kunnen bieden, voor welke kwaliteitsvragen deze gemeenten staan en welke oplossingen voor hen het meest geschikt zijn. Verbeterpunten t.a.v. de scholing zijn eigenlijk niet aan de orde: de scholing wordt goed gewaardeerd. Wel is een belangrijke constatering tijdens het traject, dat de behoefte aan nascholing groot is. Vandaar dat al vrij snel het project is uitgebreid van 6.500 naar 10.000 nascholingsplaatsen. Lang niet alle deelnemers kunnen worden bediend: er zijn vrij vaak geluiden uit het veld ontvangen, dat men ongelukkig is met de regeling dat maar twee deelnemers per instelling de scholing mogen ontvangen. Voor leidsters van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven geldt dat nascholing de vraag naar meer nascholing oproept. Tegelijkertijd is het een sector waar eigen middelen om nascholing te bekostigen maar zeer beperkt aanwezig zijn. Uit het basisonderwijs zijn suggesties gekomen om ook andere thema’s aan Vversterk toe te voegen die passen bij de kwaliteitsslag m.b.t. taal en rekenen. Uit het speciaal onderwijs is het verzoek gekomen om Vversterk ook in het speciaal basisonderwijs mogelijk te maken. Nagegaan wordt of er de financiële mogelijkheden bestaan om in Vversterk de huidige scholing verder te intensiveren en de ‘nieuwe’ groepen eveneens Vversterk professionaliseringsmogelijkheid aan te bieden.
35
36
Lijst van producten en publicaties Trainingsmaterialen Trainersmap Meer kracht in VVE deel 1. Sardes, 2007 Trainersmap Meer kracht in VVE deel 2. Sardes 2007 Annie van der Beek e.a.: Horen doe je met je …Activiteitencyclus kleuters. Thema zintuigen. Sardes, maart 2007 Dorien Stolwijk e.a.. Horen doe je met je …Activiteitenyclus peuters. Thema zintuigen. Sardes, maart 2007 H. Cohen de Lara: De Basis. Theorie en praktijk van vroege ontwikkelingsstimulering. Sardes, 2007 H. Cohen de Lara: The Basis. Theory and practice of early childhood education. Sardes, 2008 H. Cohen de Lara: La Basa. Teoría y práctica de la estimulacíon del desarollo. Sardes, 2008 Zandkasteel Voorleeskoffer. PeuterTV/Sardes 2008 Folders en voorlichtingsmaterialen Vversterk meer kracht in VVE. Sardes, 2006-2007 Vversterk (in) de opleiding. Een bronnenboek VVE voor ROC’s en PABO’s. Sardes 2008 Vversterk en de gemeente. De gemeentelijke rol bij de professionalisering van VVE. Sardes 2007 Vversterk Magazine, juli 2007, nummer 1. Sardes 2007 Vversterk Magazine november 2007, nummer 2. Sardes 2007 Vversterk Magazine, september 2008, nummer 3. Sardes, 2008 Special VVE. Didaktief, november 2007 Te verkrijgen publicaties Evaluatieverslag Vversterk: train de trainers. 2007 Formatieve evaluatie Vversterk. 2007 Evaluatie van de trainingen: trainers over de eerste tranche. 2008. Evaluatie van de trainingen:peiling bij de deelnemers aan de eerste tranche. 2008. Effecten van de trainingen: peiling bij de instellingen in de eerste tranche. 2008 Bereikanalyse Vversterk 2007. 2008 Evaluatie van de regiobijeenkomsten t/m december 2007. 2008 Bereikanalyse Vversterk tranche 1, 2 en 3. 2008 Effecten van de training Vversterk. Deelnemers eerste en tweede tranche. 2008 Effecten trainingen Vversterk. Peiling deelnemende instellingen tweede tranche. 2008 Evaluatie trainingen Vversterk. Organisatieaspecten tweede tranche. 2008 Non-participatie onderzoek. 2008 Evaluatie trainingen Vversterk. Organisatieaspecten derde tranche.2009
37
Evaluaties regionale bijeenkomsten Vversterk. 2009 Effecten regionale bijeenkomsten Vversterk 2009 Evaluatieonderzoek Maatwerktraject Vversterk. 2009 Diepteonderzoek maatwerktraject Vversterk. 2009 Bereikanalyse Vversterk trache 1 t/m 4. 2009 Vooronderzoek bij Vversterk cluster D: schets van bevindingen. 2007 Overzicht van bevindingen uit het onderzoek naar VVE-componenten in MBOopleidingen. 2007 Overzicht van bevindingen uit het onderzoek naar VVE-componenten in onderwijsprogramma’s van PABO’s. 2007 VVE-Frame. 2008 VVE voor dummies. 2008 Kwalificatie en kwaliteit in de voorschoolse educatie. 2008 Werken aan de sociale ontwikkeling van peuters. Praktijkervaringen van peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. 2008 Verkenning van de aansluiting van mbo-hbo met betrekking tot de opleidingen gericht op het jonge kind en VVE. 2008 Multimediale producten Docudrama Jongleren. Teleac, 2007 Documentaire Het Beste voor je Kind. Teleac 2008 Websites van Vversterk www.vversterk.nl voor alle informatie over Vversterk www.versterkvve.nl met daarop de zelfbeoordelingsinstrumenten van Vversterk
38
Colofon Titel: Jaarverslag Vversterk 2008 Auteur: Loes van Tilborg Project: Vversterk Opdrachtgever: Ministerie OCW Datum: april 2009 39
40