Veiligheidsvoorzieningen Leidsche Rijntunnel
Dit document bevat de teksten, foto’s en illustraties van de gelijknamige module op de eCampus Tunnelveiligheid en is bedoeld om de leerstof van deze module offline en voor eigen gebruik te kunnen raadplegen. Het document is geen vervanging voor het online volgen van de e-learningmodule. Op inhoud en vorm van dit document berust copyright. © Veiligheidsregio Utrecht.
VERSIE
010412
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Informatie over deze module Deze module gaat over: Leidsche Rijntunnel Doelgroepen: *
brandweer: centralisten, manschappen, bevelvoerders, officieren van dienst
*
politie: centralisten, agenten (zowel uitvoerend als coördinerend/leidinggevend), officieren van dienst
*
GHOR/ambulancevoorziening: centralisten, ambulancepersoneel (zowel uitvoerend als coördinerend/leidinggevend), officieren van dienst
Voorkennis: de modules *
Inleiding tunnelveiligheid - basis
*
Inleiding Leidsche Rijntunnel
Niveau: gevorderd Benodigde tijd: ongeveer 20 minuten
VERSIE
010412
2
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Leerdoelen van deze module Na het volgen van deze module kun je weergeven: *
waar in de tunnel vluchtdeuren zijn aangebracht en welke functie en eigenschappen ze hebben
*
hoe de vluchtdeuren worden aangeduid, volgens welk systeem ze zijn genummerd en hoe ze worden geopend
*
waar de calamiteitendoorsteken zich bevinden, welke functie ze hebben en hoe ze worden bediend
*
wat de plaats en de functie van de verrijdbare vangrail is
*
welke voorzieningen de grote en kleine hulpposten bevatten en hoe deze voorzieningen worden gebruikt
*
welke de belangrijkste overige veiligheidsvoorzieningen in de Leidsche Rijntunnel zijn.
VERSIE
010412
3
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Modulewijzer Deze module bestaat uit de volgende onderdelen, die worden weergegeven in het modulemenu (zie het bovenste deel van de afbeelding rechts): *
over deze module, met moduleinformatie, de leerdoelen en deze modulewijzer
*
de leerstof, verdeeld over een aantal deelonderwerpen
*
een aantal toetsvragen
*
de afsluiting, met daarin een samenvatting van de leerstof en een pagina met verwijzingen.
Klik op een onderdeel van het modulemenu om dit te openen. Na elk onderdeel kom je weer in dit menu terug. Een groen vinkje naast een onderdeel geeft aan dat je dit hebt afgerond. Let op: het is van belang om alle pagina's van deze module te bekijken (ook die met de samenvatting en de verwijzingen), en alle toetsvragen te maken. Doe je dat niet, dan registreert de e-Campus dat je de module slechts gedeeltelijk hebt doorlopen en niet hebt afgerond. Wel of niet afgerond? Je kunt eenvoudig zelf controleren hoe de e-Campus het wel of niet afronden van een bepaalde module heeft geregistreerd. Het balkje naast de modulenaam in het moduleoverzicht geeft aan in hoeverre je de module hebt afgerond (onderste deel van de afbeelding).
Vluchtdeuren Vanuit elk van de vier tunnelbuizen geven genummerde en zelfsluitende vluchtdeuren (afb 1) over de gehele lengte van de tunnel toegang tot het middentunnelkanaal, dat bij een calamiteit in de tunnel als rook- en brandvrije vluchtroute kan worden gebruikt. De vluchtdeuren hebben een onderlinge afstand van 100 meter en zijn groen van kleur. Ze worden op diverse manieren aan de tunnelgebruikers aangeduid: *
vluchtwegaanduiding boven de deur (afb 1)
*
merkteken op het wegdek (afb 2)
VERSIE
010412
4
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL *
groen gekleurd deel van de barrier (afb 1 en 2)
*
aanduiding op tegenoverliggende wand (afb 3)
*
bij een incident: contourverlichting en geluidsbaken (zie volgende pagina)
Doorsteken De vluchtdeuren van de hoofd- en parallelbuis van een rijrichting liggen tegenover elkaar. Dat betekent dat hulpverleners en tunnelgebruikers via de vluchtdeuren en het middentunnelkanaal kunnen doorsteken van de hoofdbuis naar de parallelbuis van een rijrichting, en andersom (afb 4). Voor de goede orde: er zijn GEEN doorgangen tussen de beide hoofdbuizen!
Afb 1: Vluchtdeur
VERSIE
010412
5
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 2: Vluchtdeur met wegdekmarkering en barrier
Afb 3: Aanduiding op tegenoverliggende tunnelwand
VERSIE
010412
6
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 4: Doorsteek door middentunnelkanaal
Contourverlichting en geluidsbakens Uit studies naar gedrag van automobilisten bij (al dan niet in scene gezette) tunnelincidenten is gebleken dat de aanwezigheid van gemarkeerde vluchtdeuren niet altijd voldoende is voor een vlotte ontruiming van een tunnelbuis. Automobilisten blijken de neiging te hebben een afwachtende houding aan te nemen. Dit gedrag verandert wanneer de vluchtdeuren door extra verlichting en een gesproken bericht worden aangeduid. Contourverlichting en geluidsbaken De vluchtdeuren in de Leidsche Rijntunnel zijn daarom uitgerust met *
groene contourverlichting rondom de deur
*
een geluidsbaken dat geluidssignalen en een gesproken bericht in het Nederlands en Engels laat horen: "uitgang hier - exit here".
Beide voorzieningen treden in werking wanneer de wegverkeersleider de evacuatieknop indrukt omdat de betreffende tunnelbuis ontruimd moet worden. Dit is het geval bij brand of een ongeval met gevaarlijke stoffen. De geluidsbakens kunnen worden uitgeschakeld om de hulpverlening niet te hinderen. Verzoeken hiertoe kunnen alleen door de OVD-brandweer aan de hoogst aanwezige Rijkswaterstaat-functionaris worden gedaan.
VERSIE
010412
7
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Vluchtdeur met brandende contourverlichting en geluidsbaken (boven de deur, geïntegreerd in de vluchtwegaanduiding)
Het openen van de vluchtdeuren Wanneer een automobilist of een hulpverlener die zich in het middentunnelkanaal bevindt een vluchtdeur opent, staat hij of zij direct op de rijbaan van een van de tunnelbuizen. Een hulpverlener doet dat waarschijnlijk bewust, om op die manier het incident te bereiken. Voor vluchtende automobilisten die hier niet op beducht zijn, kan dit echter een levensgevaarlijke situatie opleveren. Daarom: *
kan de vluchtdeur vanuit het middentunnelkanaal alleen met een losse hefboom worden geopend. De hefboom hangt naast de vluchtdeur en moet eerst op de vluchtdeur aangebracht worden
*
is enige kracht nodig om met de hefboom de vluchtdeur te kunnen openen.
Openen vluchtdeuren vanuit de tunnelbuizen Vanuit de tunnelbuizen kan elke vluchtdeur direct, zonder het plaatsen van een losse hefboom, worden geopend. Het middentunnelkanaal is immers een veilige plaats, en een snelle ontvluchting is belangrijk.
VERSIE
010412
8
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Vluchtdeur zonder geplaatste hefboom
De vluchtdeur, gezien vanuit het middentunnelkanaal (rode sticker ontbreekt hier, zie afbeelding 3).
Afb 2: Losse hefboom
De hefboom hangt in de nabijheid van de vluchtdeur. VERSIE
010412
9
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 3: Geplaatste hefboom
De hefboom is op zijn plaats geschoven.
Afb 4: Het openen van de vluchtdeur
Het openen van de vluchtdeur vanuit het middentunnelkanaal. VERSIE
010412
10
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 5: Openen vluchtdeur vanuit tunnelbuis
Openen vluchtdeur vanuit de tunnelbuis: het plaatsen van een losse hefboom is niet nodig.
Nummering vluchtdeuren Het aantal vluchtdeuren in elk van de vier buizen van de Leidsche Rijntunnel is zestien. Ze zijn als volgt genummerd: *
in elke buis zijn de vluchtdeuren genummerd van 1 t/m 16, oplopend in de rijrichting
*
elk van de vier buizen wordt met een letter aangeduid: A (parallelbuis rechts), B (hoofdbuis rechts), C (hoofdbuis links) en D (parallelbuis links)
*
een vluchtdeur wordt aangeduid met een nummer, gevolgd door de letter van de buis. Voorbeeld: de vluchtdeuren in de parallelbuis rechts worden aangeduid met 1A t/m 16A, oplopend in de rijrichting
*
de aanduidingen zijn naast de vluchtdeur aangebracht, zowel in de tunnelbuis als in het middentunnelkanaal.
De vluchtdeurnummers zijn van groot belang tijdens de beeldvorming en de verkenning van een incident, omdat hiermee de exacte locatie van het incident kan worden bepaald en doorgegeven. Dit is van groot belang voor de veiligheid en de snelheid van de inzet.
VERSIE
010412
11
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Overzicht vluchtdeurnummers
Afb 2: Vluchtdeurnummer in de tunnelbuis
VERSIE
010412
12
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 3: Vluchtdeurnummer in het middentunnelkanaal
Cado's: plaats en uitvoering Om hulpdiensten de mogelijkheid te bieden bij de tunnelmonden door te steken van de ene naar de andere rijbaan, is de Leidsche Rijntunnel op vier plaatsen (zie afb 1) voorzien van een calamiteitendoorsteek (cado): *
De drie cado's aan de noordzijde van de tunnel zijn uitgevoerd als opklapbare delen van de vangrail tussen hoofd- en parallelrijbaan (afb 2) en tussen de stadsbaan en de parallelrijbaan.
*
De cado aan de zuidzijde van de tunnel bestaat uit een schuifdeur in het geluidsscherm, met aan beide zijde een opklapbare vangrail (afb 3).
Alle cado's bevinden zich voorbij slagbomen die bij een calamiteit de tunnel afsluiten voor het verkeer (afb 4). Hierdoor kan het gebruik van de cado - waarbij van rijstrook en vervolgens van rijbaan wordt gewisseld - plaatsvinden zonder gevaar voor andere weggebruikers (afb 5). Tussen de hoofdrijbanen (in tegengestelde rijrichting) bevinden zich GEEN doorsteken.
VERSIE
010412
13
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Overzicht cado's en slagbomen
Afb 2: Cado aan de noordzijde tunnel
Een cado aan de noordzijde, met zwart-witte markering, in neergeklapte toestand. VERSIE
010412
14
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 3: Cado zuidzijde: schuifdeur in geluidsscherm
Let op de opklapbare vangrail tussen de rijbaan en de schuifdeur.
Afb 4: Slagboom
VERSIE
010412
15
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 5: Doorsteken van een cado
Cado's: gebruik en bediening Cado's hebben een beperkte breedte en staan haaks op de rijrichting. Daarom dienen ze behoedzaam te worden doorstoken (afb 1). De cado aan de zuidzijde dient stapvoets rijdend te worden doorstoken, vanwege het hoogteverschil tussen de hoofden parallelbaan. Bij het doorsteken van een cado dient het verkeer achter de slagbomen te staan. Bediening cado's Misbruik van cado's moet omwille van de verkeersveiligheid worden voorkomen. Daarom zijn cado's alleen op afstand bedienbaar, door de verkeerscentrale van Rijkswaterstaat. Elke cado kan in nood ook ter plaatse handmatig worden geopend. De schuifdeur in het geluidsscherm bij de zuidelijke tunnelmond (afb 2) is in noodgevallen te bedienen met behulp van de 'brandweer-regiosleutel' die zich standaard op de blusvoertuigen van de brandweer bevindt. Bij de schuifdeur bevinden zich kasten voor de elektrische noodbediening (afb 3) en een volledig handmatige bediening met een pomp (afb 4).
VERSIE
010412
16
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Doorsteken cado
Afb 2: Handbediening schuifdeur
VERSIE
010412
17
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 3: Kast met elektrische noodbediening
Kast met elektrische noodbediening van de schuifdeur (boven), met daarin de bedienknoppen (onder).
Afb 4: Handmatige bediening
Handmatige bediening van de schuifdeur. VERSIE
010412
18
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Verrijdbare vangrail Met een verrijdbare vangrail (veva) kan het verkeer van de ene rijbaan naar een andere rijbaan worden geleid. In geval van de Leidsche Rijntunnel kan dat nodig zijn als er een tunnelbuis (bijvoorbeeld de parallelbuis) is afgesloten, terwijl de andere tunnelbuis in dezelfde rijrichting (de hoofdbuis) wel geopend blijft. Een veva is dus geen veiligheidsvoorziening, maar is puur bedoeld voor een optimale doorstroom van het verkeer. De Leidsche Rijntunnel is voorzien van één veva, aan de noordzijde van de tunnel, tussen de hoofd- en parallelrijbaan in zuidelijke richting. De veva wordt op afstand, door de wegverkeersleider, bediend en beweegt door een eigen motorsysteem in 30 minuten tot in de gewenste positie. Aan de zuidzijde van de tunnel is het door de aanwezigheid van het geluidsscherm niet mogelijk een veva toe te passen.
Afb 1: Veva aan noordzijde tunnel
Veva tussen hoofd- en parallelrijbaan, kijkend in de rijrichting naar het zuiden.
VERSIE
010412
19
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 2: Veva in neutrale positie
Beide tunnelbuizen zijn geopend voor het verkeer.
Afb 3: Veva leidt verkeer naar hoofdrijbaan
De parallelbuis is afgesloten voor het verkeer. VERSIE
010412
20
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Hulpposten Om de 50 meter zijn in de wanden van de tunnelbuizen hulpposten aangebracht, met daarin voorzieningen voor de weggebruikers en de hulpdiensten (afb 1). Er zijn grote en kleine hulpposten: *
In de wanden van de middentunnelkanalen zijn grote hulpposten (afb 2 en 3) aangebracht.
*
In de tegenoverliggende wanden bevinden zich kleine hulpposten (afb 4).
Een hulppost wordt aangeduid met verlichte pictogrammen tegen de tunnelwand boven de hulppost (afb 5). Ter hoogte van de grote hulpposten zijn op de barriers trapjes aangebracht, zodat de barriers geen beletsel vormen voor het bereiken van de hulpposten (afb 6).
Afb 1: Plaatsing hulpposten in tunnelbuizen
VERSIE
010412
21
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 2: Grote hulppost (gesloten)
Afb 3: Grote hulppost (geopend)
VERSIE
010412
22
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 4: Kleine hulppost
Afb 5: Verlichte pictogrammen
VERSIE
010412
23
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 6: Trap op verkeersbarrier
Grote hulpposten Een grote hulppost bestaat uit twee delen (afb 1): 1. links: een algemeen gebruikersdeel, bedoeld voor automobilisten die eerste hulp zoeken 2. rechts: een deel voor de hulpdiensten. Beide delen zijn voor iedereen bereikbaar, maar bij het openen van de hulppost moet eerst de (transparante) linkerdeur (afb 2) worden geopend, die toegang geeft tot het algemene deel. Met een metaaldraad kan vervolgens de (ondoorzichtige) rechterdeur worden geopend (afb 3), die toegang geeft tot het deel voor de hulpdiensten.
VERSIE
010412
24
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Grote hulppost met twee delen
Afb 2: Linker en rechter deur grote hulppost
VERSIE
010412
25
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 3: Rechter deur met metaaldraad
Grote hulpposten, vervolg In het algemene deel van een grote hulppost bevinden zich de volgende voorzieningen: *
(a) een slanghaspel met 60 m slang, geschikt om een vloeistofbrand te blussen
*
(b) een uitneembare schuimblusser (hier niet geplaatst)
*
(c) een intercom-telefoon voor rechtstreeks contact met de verkeerscentrale.
In het deel voor de hulpdiensten bevinden zich de volgende voorzieningen: *
(d) twee wandcontactdozen 240 V met elk een vermogen van 3000 Watt (zie ook afb 2)
*
(e) één (in een enkel geval twee, zie afb 3) aansluitpunt voor bluswater met standaard Storzkoppeling voor lagedrukslangen met een capaciteit tot 1500 liter/minuut. Op de koppeling kan een drukverlager worden geplaatst, zie hiervoor de volgende pagina.
*
(f) een verwarmingselement om de temperatuur in de kast boven het vriespunt te houden
*
(g) een voorraad schuimvormend middel dat bij het water uit de slanghaspel wordt gemengd.
VERSIE
010412
26
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Voorzieningen grote hulppost
Afb 2: Tweede wandcontactdoos
De tweede wandcontactdoos in een grote hulppost bevindt zich op de rechter wand van de kast. VERSIE
010412
27
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 3: Dubbele bluswateraansluiting eerste grote hulppost van elke tunnelbuis
Alleen de eerste grote hulppost (kijkend in de rijrichting) in elke tunnelbuis is voorzien van twee bluswateraansluitingen.
Grote hulpposten: drukverlager Op de bluswateraansluiting in de grote hulpposten kan een drukverlager worden geplaatst. Dit is niet meer dan een restrictieplaat: een ronde plaat met een gat, aan beide kanten voorzien van nokken zodat hij op de Storzkoppeling van de bluswateraansluiting kan worden gemonteerd, en er aan de voorzijde een slang op kan worden aangesloten. De drukverlager hangt aan een kettinkje aan de bluswateraansluiting. Functie en werking De drukverlager verandert niets aan de statische druk die op de bluswateraansluiting staat wanneer de brandbluspompen van de tunnel zijn ingeschakeld. De statische druk is en blijft (maar liefst) 14 bar. Wanneer de drukverlager is geplaatst en de afsluiter wordt geopend, zorgt de drukverlager er voor dat de dynamische druk (de druk van het stromende water) wordt verlaagd naar 8,5 bar. Dit is voldoende laag voor het gebruik van lagedruk-handstralen. Gebruik Wanneer de bluswateraansluiting wordt gebruikt om een waterkanon te voeden, moet de drukverlager niet worden geplaatst, zodat geprofiteerd kan worden van de maximale waterdruk. Bij toepassing van handstralen moet de drukverlager wel worden geplaatst, omdat de druk van 14 bar veel te hoog is om met twee brandweermensen onder controle te kunnen houden! VERSIE
010412
28
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Drukverlager, niet geplaatst
Afb 2: Drukverlager, geplaatst
VERSIE
010412
29
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Grote hulpposten: werking slanghaspel De slangen op de haspels (afb 1) zijn 60 meter lang, zodat elke plaats in een tunnelbuis met een slanghaspel bestreken kan worden. De haspel heeft een wateropbrengst van 100 liter/minuut. Door het bijmengen van schuimvormend middel (AFFF) geeft de slanghaspel schuim waarmee autobranden kunnen worden geblust. De voorraad AFFF is voldoende voor 25 minuten blussen met schuim. Door het uittrekken van een stang rechts boven in de hulppost (afb 2) wordt het bijmengen van AFFF gestopt. De stang mag alleen door onderhoudspersoneel worden bediend, niet door personeel van de hulpdiensten! Gebruik haspel Wanneer de straalpijp van de haspel van zijn plaats wordt genomen: *
klapt de gehele haspel naar voren zodat deze gemakkelijker afrolt (afb 3). Dit uitklappen gebeurt tamelijk abrupt, let op je hoofd!
*
wordt de haspel automatisch op druk gebracht, zodat deze klaar is voor gebruik. Er hoeft dus bijvoorbeeld geen afsluiter te worden geopend.
Afb 1: Slanghaspel
'Water met schuim voor alle branden'.
VERSIE
010412
30
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 2: Stang, alleen bij onderhoud te bedienen
Door het uittrekken van de stang stopt de bijmenging van AFFF. Bij het sluiten van de rechter deur wordt de stang automatisch weer ingedrukt.
Afb 3: Slanghaspel in uitgeklapte toestand
Let bij het uitklappen op je hoofd! VERSIE
010412
31
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Kleine hulpposten en sensoren Een kleine hulppost heeft de volgende voorzieningen: *
twee wandcontactdozen 240 V
*
een uitneembare schuimblusser (hier niet geplaatst)
*
een telefoon voor rechtstreeks contact met de verkeerscentrale
Sensoren De kleine en grote hulpposten zijn voorzien van sensoren die bij de volgende gebeurtenissen een signaal doorgeven aan de verkeerscentrale: *
het openen van een hulppost
*
het opnemen van de telefoon in een hulppost
*
het uitnemen van de losse schuimblusser uit een hulppost
*
het uitnemen van de spuitmond van de slanghaspel van een grote hulppost.
Wanneer een van deze gebeurtenissen zich voordoet, wordt er automatisch een camera gericht op de betreffende hulppost. De wegverkeersleider kan dan onmiddellijk vaststellen of daadwerkelijk van een hulppost gebruik wordt gemaakt, of dat het om een storing gaat.
VERSIE
010412
32
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Overige veiligheidsvoorzieningen: inleiding Naast middentunnelkanalen, vluchtdeuren, cado's en hulpposten is de Leidsche Rijntunnel voorzien van een groot aantal veiligheidsvoorzieningen die bijdragen aan de verkeers-, brand- en mensveiligheid. In totaal gaat het om meer dan vijftig deelsystemen die door een centraal besturingssysteem op elkaar zijn afgestemd. Belangrijke voorzieningen waar je als hulpverlener mee te maken hebt zijn: *
mechanische tunnelventilatie
*
omroepinstallatie
*
voorzieningen voor mobiele communicatie
*
snelheidsdiscriminatiesysteem (SDS)
*
camerabewaking (CCTV)
*
verlichting
*
brand- en gasdetectie
*
noodstroomvoorziening
*
bluswatervoorziening
*
vaste meetpunten op het wegdek, ten behoeve van onderzoek na een ongeval door de verkeersongevallenanalyse van de politie.
Op de volgende pagina's worden ze kort toegelicht. Tunnelventilatie vormt daarnaast het onderwerp van een aparte module, (je raadt het al) Tunnelventilatie.
VERSIE
010412
33
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Ventilatie Door het omsloten karakter van een tunnel blijven uitlaatgassen en - bij een incident rook en gevaarlijke dampen langer hangen, waardoor een ongezonde of gevaarlijke concentratie ervan kan worden bereikt. Elke tunnel moet daarom worden geventileerd. Dat kan middels: *
natuurlijke ventilatie
*
mechanische ventilatie
Natuurlijke ventilatie vindt plaats door middel van de wind, en doordat de snelheid van de voertuigen in een tunnel de daar aanwezige lucht automatisch een bepaalde snelheid geeft (de auto's zuigen als het ware de lucht mee de tunnel uit). Mechanische ventilatie gebeurt middels ventilatoren die lucht in de rijrichting door de tunnel laten stromen. Hierdoor worden uitlaatgassen, rook en andere gevaarlijke dampen de tunnel uitgeblazen en wordt verse lucht aangevoerd. Sensoren meten voortdurend hoe het met de luchtkwaliteit in de tunnel is gesteld. Wanneer sprake is van een incident of de natuurlijke ventilatie onvoldoende is, wordt de mechanische ventilatie automatisch ingeschakeld. Zie voor meer informatie over ventilatie de aparte module Tunnelventilatie.
Omroepinstallatie en mobiele communicatie Omroepinstallatie In de tunnelbuizen, de middentunnelkanalen en bij verkeerslichten en slagbomen buiten de tunnel, is een omroepinstallatie aangebracht. Deze wordt bediend door de wegverkeersleider in de verkeerscentrale. Via de omroepinstallatie communiceert de wegverkeersleider met de weggebruikers om: *
een ontruimingsinstructie in een tunnelbuis of in een middentunnelkanaal om te roepen
*
aanwijzingen te geven aan personen die zich buiten hun voertuig in de tunnelbuis bevinden
*
weggebruikers te informeren
VERSIE
010412
34
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL De omroepinstallatie kan per sectie worden ingeschakeld, waardoor het mogelijk is om specifieke weggebruikers toe te spreken of alleen voor bepaalde delen van een tunnelbuis een ontruimingsinstructie te geven. Ook kunnen vooraf ingesproken mededelingen in meerdere talen worden omgeroepen. Voorzieningen voor mobiele communicatie In de tunnel zijn diverse voorzieningen aangebracht zodat communicatie via het C2000netwerk of met mobiele telefoons in de tunnelbuizen mogelijk is.
Afb 1: Luidspreker tegen het tunnelplafond
VERSIE
010412
35
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 2: Luidspreker bij een slagboom buiten de tunnel
Afb 3: Kabel voor C2000-communicatie in de tunnel
VERSIE
010412
36
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Overige veiligheidsvoorzieningen: SDS/SOS, brand- en gasdetectie SDS/SOS Het snelheidsdiscriminatiesysteem (SDS) waarmee de tunnel is uitgerust houdt de bewegingen van weggebruikers voortdurend in de gaten. Het systeem detecteert bijvoorbeeld direct wanneer: *
er een voertuig stilstaat of langzamer rijdt dan een vooraf bepaalde snelheid (snelheidsonderschrijdingssysteem, SOS)
*
een voertuig tegen de rijrichting in rijdt ('spookrijden')
In bepaalde gevallen, zoals bij stilstand van een voertuig, geeft het systeem een signaal aan de wegverkeersleider. Deze zal daarop indien nodig rijstroken afkruisen of de gehele tunnelbuis afsluiten. Brand- en gasdetectie De tunnel is voorzien van meerdere sensoren, die onder andere brand kunnen detecteren, verhoogde concentraties van schadelijke gassen (zoals uitlaatgassen) kunnen meten en bij detectie andere systemen aan kunnen sturen. Bij een verhoogde concentratie uitlaatgassen wordt bijvoorbeeld automatisch de tunnelventilatie ingeschakeld. Foto: screenshot van een monitor waarop de toestand van sensoren en andere veiligheidsvoorzieningen wordt afgelezen.
VERSIE
010412
37
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Camerabewaking: CCTV (closed circuit television) In de tunnelbuizen zijn op gezette afstanden camera's aan het tunnelplafond opgehangen, waarmee de verkeerscentrale elk tunneldeel in beeld kan brengen. De camera's zijn beweegbaar en kunnen inzoomen op een bepaalde plaats in de tunnel. De camerabeelden komen binnen bij de verkeerscentrale van waaruit de tunnel wordt bediend en bewaakt. Functie De camera's worden onder meer gebruikt om: *
een beeld te krijgen van een incident dat zich in de tunnel voordoet. Zodra het SDS/SOS systeem (zie vorige pagina) signaleert dat er bijvoorbeeld een voertuig stil staat in de tunnel, wordt automatisch een camera op die locatie gericht. De camerabeelden worden bekeken door de wegverkeersleider op de verkeerscentrale, die ze door kan geven aan de alarmcentrale van de hulpdiensten.
*
het gebruik van de hulpposten in de gaten te kunnen houden. Wanneer een sensor in een hulppost geactiveerd wordt - zoals bij het openen van een hulppostdeur - wordt automatisch een camera op de betreffende hulppost gericht om te kunnen controleren of het daadwerkelijk om een tunnelgebruiker gaat die hulp nodig heeft (en niet om een slecht sluitende deur).
Foto: CCTV-camera's (bij de rode pijlen en uitvergoot op de inzet) in de Leidsche Rijntunnel.
Verlichting Wanneer je overdag als automobilist de tunnel in rijdt, is de overgang tussen het daglicht en de normale tunnelverlichting erg groot. Hierdoor ontstaat het gevoel een VERSIE
010412
38
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL 'zwart gat' in te rijden, waarbij andere auto's veel slechter worden waargenomen. Daarom bestaat elke tunnelbuis wat verlichting betreft uit drie delen: 1. de ingangszone 2. de centrale zone 3. de uitgangszone De ingangszone begint met een felle verlichting bij de tunnelmond, die langzaam afneemt tot de centrale zone, waar de verlichting de 'normale' intensiteit van een tunnel heeft. Aan het eind van de tunnelbuis neemt het verlichtingsniveau in de uitgangszone weer toe tot aan de tunnelmond. Zo krijgen ogen de kans te wennen aan het minder fel en weer feller worden van het licht, hetgeen de verkeersveiligheid bevordert. Bij een incident wordt de verlichting automatisch op volle sterkte gezet.
Afb 1: Schema verlichtingsniveau tunnelbuis
VERSIE
010412
39
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 2: Verlichting bij tunnelmond
Overige veiligheidsvoorzieningen: noodstroom- en bluswatervoorziening Noodstroomvoorziening Met zoveel - noodzakelijke - veiligheidsvoorzieningen is het van groot belang dat de stroomvoorziening van de tunnel gegarandeerd moet zijn. Daarom is gezorgd voor een noodstroomvoorziening in de vorm van aggregaten. Bij stroomuitval nemen deze de stroomvoorziening direct over. Bluswatervoorziening De brandweer kan in de tunnel op verschillende manieren over bluswater beschikken: *
via de slanghaspels in de grote hulpposten (schuim): opbrengst met schuim is 100 liter/minuut gedurende 25 minuten.
*
via de bluswateraansluiting (standaard Storzkoppeling) in de grote hulpposten: opbrengst van twee hulpposten samen is 2000 liter/minuut.
Het bluswater uit de hulpposten is afkomstig van een 'eigen' bluswaterreservoir van ruim 120.000 liter. Wanneer deze voorraad op is, kan via een speciale voorziening bluswater uit het nabijgelegen riviertje de Leidse Rijn worden gehaald. Dit heet suppletie.
VERSIE
010412
40
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Afb 1: Noodstroomaggregaat
Afb 2: Bluswateraansluiting in een grote hulppost
Boven de aansluiting, met standaard Storzkoppeling, is de voorraad schuimvormend middel voor de slanghaspel zichtbaar. VERSIE
010412
41
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Vaste meetpunten Overal in de Leidsche Rijntunnel zijn vaste meetpunten op het wegdek aangebracht. De VOA, de verkeersongevallenanalyse, van de politie gebruikt deze meetpunten als referentiepunten bij het onderzoek naar de toedracht van verkeersongevallen. Omdat de exacte geografische locatie van de vaste meetpunten bekend is, kan de locatie van sporen, voertuigen en andere voorwerpen nauwkeurig worden bepaald.
Afb 1: Vast meetpunt
Afb 2: Meting door een agent van de VOA
VERSIE
010412
42
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Toetsvragen: inleiding Deze module wordt afgesloten met een aantal toetsvragen waarmee je zelf kunt controleren of je de informatie van deze module hebt begrepen en onthouden. Het is van belang dat je elke vraag beantwoordt. Aanwijzingen *
Je kunt pas doorgaan met een volgende vraag indien de voorafgaande vraag juist beantwoord is. Of een gegeven antwoord juist of onjuist is, wordt door middel van een mededeling en een pictogram aangegeven.
*
Bij vragen waarbij je één of meerdere antwoorden moet aanvinken, klik je na de selectie op de ronde controleerknop om te checken of je antwoord juist is.
*
Heb je een vraag fout beantwoord: geen nood. Je kunt dezelfde vraag direct weer opnieuw beantwoorden. Haal alle vinkjes weg die je bij de antwoorden had gezet (zodat je weer met een 'schone lei' begint) en maak opnieuw een selectie uit de antwoorden.
*
Boven elke toetsvraag vind je een link naar de leerstof waarop deze betrekking heeft. Bij een fout antwoord kun je deze leerstof nog eens doornemen, waarna je de toetsvraag waarschijnlijk wel goed kunt beantwoorden.
Rechts: de pictogrammen voor een goed en een fout antwoord.
VERSIE
010412
43
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Toetsvragen 1a. Wat is de plaats en de functie van de vluchtdeuren en wat zijn de eigenschappen van de vluchtdeuren? (Van de zes mogelijke antwoorden zijn er drie goed!) a)
De vluchtdeuren geven over de gehele lengte van de tunnel toegang tot het middentunnelkanaal dat als rook- en brandvrije vluchtroute gebruikt kan worden.
b)
De vluchtdeuren hebben een onderlinge afstand van 100m.
c)
De vluchtdeuren zijn groen.
d)
De vluchtdeuren zijn oranje.
e)
De vluchtdeuren hebben een onderlinge afstand van 150 m.
f)
De vluchtdeuren hebben een onderlinge afstand van 200 m.
1b. Wat is de plaats en de functie van de vluchtdeuren en wat zijn de eigenschappen van de vluchtdeuren? (Van de zes mogelijke antwoorden zijn er drie goed!) a)
De vluchtdeuren zijn gemarkeerd met een aanduiding boven de deur, een merkteken op het wegdek, een groen gekleurd deel van de barrier, een aanduiding op de tegenoverliggende wand en (bij een incident) met contourverlichting en een geluidsbaken.
b)
De vluchtdeuren in hoofd- en parallelbuis liggen recht tegenover elkaar.
c)
De vluchtdeuren in hoofd- en parallelbuis liggen schuin tegenover elkaar.
d)
De vluchtdeuren zijn gemarkeerd met een aanduiding naast de deur, pijlen op de tunnelwand en (bij een incident) met een oranje zwaailicht en een geluidsbaken.
e)
De vluchtdeuren zijn groen.
f)
De vluchtdeuren zijn oranje.
2. Hoe worden de vluchtdeuren geopend? (Van de vier mogelijke antwoorden zijn er twee goed!) a) Vanuit de tunnelbuis wordt de vluchtdeur geopend met behulp van de hefboom. b) Vanuit het middentunnelkanaal moet eerst een losse hefboom aangebracht worden, waarna de deur geopend kan worden. c) Vanuit het middentunnelkanaal en vanuit de tunnelbuis wordt de vluchtdeur geopend met behulp van de vaste hefboom. d) Vanuit het middentunnelkanaal en vanuit de tunnelbuis wordt de vluchtdeur geopend met behulp van de gemarkeerde knop naast de vluchtdeur.
VERSIE
010412
44
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL 3. Wat is de plaats en de functie van de calamiteitendoorsteken (cado's)? (Van de zes mogelijke antwoorden zijn er drie goed!) a) De cado's maken het de hulpdiensten mogelijk door te steken van de hoofd- naar de parallelrijbaan of andersom. b) De cado's maken het de hulpdiensten mogelijk door te steken tussen de hoofdrijbanen en van de hoofd- naar de parallelrijbaan of andersom. c) Er zijn drie cado's aan de noordzijde en één cado aan de zuidzijde van de tunnel d) Er zijn twee cado's aan de noordzijde en twee cado's aan de zuidzijde van de tunnel e) De cado's bevinden zich voorbij slagbomen die bij een calamiteit de tunnel afsluiten voor het verkeer. f)
De cado's aan de noordzijde bevinden zich voorbij slagbomen die bij een calamiteit de tunnel afsluiten voor het verkeer.
4. (door de vorm ervan kan deze toetsvraag alleen online worden beantwoord) 5. Geef aan welke voorzieningen aanwezig zijn in de kleine hulpposten. (Van de zes mogelijke antwoorden zijn er drie goed!) a) Wandcontactdoos 240V b) Schuimblusser c) Telefoon d) Twee wandcontactdoezen 240V e) Slanghaspel f)
Verwarmingselement
6a. Geef aan wat de belangrijkste overige voorzieningen in de Leidsche Rijntunnel zijn. (Van de zes mogelijke antwoorden zijn er vier goed!) a)
Mechanische tunnelventilatie
b)
Omroepinstallatie
c)
Voorzieningen voor mobiele communicatie
d)
Verlichting
e)
Matrixborden
f)
Bluswateropvangkelder
VERSIE
010412
45
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL 6b. Geef aan wat de belangrijkste overige voorzieningen in de Leidsche Rijntunnel zijn. (Van de zes mogelijke antwoorden zijn er vijf goed!) a)
Snelheidsdiscriminatiesysteem (SDS)
b)
Camerabewaking
c)
Brand- en gasdetectie
d)
Noodstroomvoorziening
e)
Bluswatervoorziening
f)
Bluswateropvangkelder
Toetsvragen afgerond Prima! Je hebt de toetsvragen bij deze module met goed gevolg afgerond. Klik nu opnieuw op het groene pijltje rechts onderin het modulevenster. Je komt dan terug in het modulemenu. Rond vervolgens de module af met het onderdeel Afsluiting, met daarin pagina's met de samenvatting, de verwijzingen en over het afronden van de module. Het is belangrijk dat je ook deze laatste pagina's goed bekijkt, alleen dan zal de database registreren dat je de module volledig hebt afgerond.
VERSIE
010412
46
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Samenvatting In deze module zijn de volgende onderwerpen aan bod gekomen:
Vluchtdeuren Vanuit elk van de vier tunnelbuizen geven groene, zelfsluitende vluchtdeuren toegang tot een middentunnelkanaal. De deuren zijn om de 100 meter geplaatst, zijn volgens een bepaald systeem genummerd en worden op meerdere manieren aangeduid. Bij een incident treden bovendien contourverlichting en een geluidsbaken in werking. Vanuit een tunnelbuis kan een vluchtdeur zonder hulpmiddelen worden geopend, vanuit het middentunnelkanaal kan dat alleen met behulp van een losse hefboom.
Cado's en veva Met behulp van een calamiteitendoorsteek (cado) kunnen voertuigen van hulpverleners doorsteken van de ene naar de andere rijbaan. De cado's bevinden zich bij de tunnelmonden. Aan de noordzijde van de tunnel zijn de drie cado's uitgevoerd als opklapbare vangrail, aan de zuidkant van de tunnel bevindt zich één cado, als schuifdeur in het geluidsscherm. Cado's worden op afstand door de wegverkeersleider bediend. Bij nood is ook handbediening ter plaatse mogelijk. Aan de noordzijde van de tunnel kan een verrijdbare vangrail het verkeer vanuit de richting Amsterdam van de ene rijbaan naar de andere leiden.
Hulpposten Om de 50 meter zijn in de tunnelwanden hulpposten geplaatst met daarin voorzieningen voor weggebruikers en hulpdiensten. In de tunnelwanden van de middentunnelkanalen bevatten grote hulpposten o.a. een uitklapbare slanghaspel met schuim, een standaard aansluiting voor bluswaterafname, wandcontactdozen, een intercom en een schuimblusser. In de tegenoverliggende wanden bevatten kleine hulpposten een schuimblusser, een wandcontactdoos en een intercom. Met een intercom kan rechtstreeks contact worden opgenomen met de wegverkeersleider. Diverse sensoren detecteren of van een hulppost gebruik wordt gemaakt.
Overige veiligheidsvoorzieningen Tot de overige veiligheidsvoorzieningen behoren tunnelventilatie (zie aparte module), een omroepinstallatie en intercom, verlichting en cameratoezicht en detectie voor onder andere stilstand, brand en bepaalde gevaarlijke gassen. Ook noodstroom- en bluswatervoorziening behoort tot de aanwezige voorzieningen.
VERSIE
010412
47
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Verwijzingen Meer informatie over de onderwerpen uit deze module vind je op de volgende plaatsen: (de links openen in je webbrowser; voor de weergave van PDF'en dient Adobe Reader of Adobe Acrobat op je computer te zijn geïnstalleerd) Meer over veiligheidsvoorzieningen in tunnels is bijvoorbeeld te vinden op de site van de verkeerscentrale Noord-West Nederland, www.verkeerscentrale.info/tunnel.html Over veiligheidsvoorzieningen in tunnels gaat www.rijkswaterstaat.nl/kenniscentrum/veiligheid/steunpunt_tunnelveiligheid/ba sismaatregelen Een prima uitleg over de verschillende detectiesystemen in Nederlandse wegtunnels wordt gegeven in de PDF Veiligheid ondergrondse infrastructuur | detectiesystemen die te downloaden is via www.rijkswaterstaat.nl/rws/bwd/home/pdf/Syll_VOV_013_Coen_Mulder.pdf
Module afgerond Bedankt voor je tijd en aandacht! Je bent aanbeland bij de laatste pagina van deze module. Hoe nu verder? 1. Ga na of je alle onderdelen en pagina's van deze module hebt bekeken. 2. Zo ja: sluit de module af door op het groene kruisje rechtsboven in het modulevenster te klikken (let op: niet op het kruisje van je browservenster klikken, dan verlaat je de e-Campus!). Je ziet nu opnieuw jouw volledige leerpad, waarin het balkje naast de module die je zojuist hebt afgerond helemaal gevuld is. Pas als je alle modules uit je leerpad hebt afgerond, ben je klaar met jouw opleiding op de e-Campus Tunnelveiligheid. Je kunt dit zelf controleren, omdat dan alle balkjes naast de modulenamen in jouw leerpad volledig gevuld zijn. Bij het volledig afronden van je leerpad krijg je geen aparte melding. Alleen het afronden van individuele modules wordt op pagina's als deze uitgelegd. Wanneer de database registreert dat je klaar bent met je leerpad, krijg je een e-mail met daarin een certificaat.
VERSIE
010412
48
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN LEIDSCHE RIJNTUNNEL
Antwoorden op de toetsvragen 1a. a b c 1b. a b e 2.
ab
3.
ac e
4. 5.
abc
6a. a b c d 6b. a b c d e
VERSIE
010412
49