Nota Horecabeleid Sector Brandweer/Veiligheid Sector Grondgebied, afdeling VROM Sectie Bestuursondersteuning
Versie 3.0 Maart 2003
INHOUDSOPGAVE
PAGINA -2-
Inleiding Hoofdstuk 1
Doelstelling en status
-3-
Hoofdstuk 2
Juridisch kader horecabeleid
-4-
Hoofdstuk 3
Horecarelevante aspecten
-9-
Hoofdstuk 4
Horeca en ruimtelijke ordening
-11-
Hoofdstuk 5
Exploitatievergunningstelsel
-19-
Hoofdstuk 6
Paracommercialisme
-21-
Hoofdstuk 7
Terrassenbeleid
-24-
Hoofdstuk 8
Handhaving
-30-
Hoofdstuk 9
Beslispunten Nota Horecabeleid
-33-
Hoofdstuk 10 Financiën
-34-
Hoofdstuk 11 Evaluatie en bijstelling
-35-
Bijlage 1
-36-
Bijlage 2
-39-
Bijlage 3
-41-
Bijlage 4
-43-
Bijlage 5
-45-
Bijlage 6
-47-
Bijlage 7
-48-
Bijlage 8
-49-
Bijlage 9
-50-
INLEIDING Voor u ligt de Nota Horecabeleid Edam-Volendam. In de Gemeente Edam-Volendam moet plaats zijn voor een evenwichtig en gevarieerd horeca-aanbod. In veel gemeenten wordt de discussie gedomineerd door de problemen in en rond de horeca. De positieve aspecten die de horeca te bieden heeft, dreigen daardoor naar de achtergrond te verdwijnen. Door haar functie van ontmoetingsplaats is de maatschappelijke en, in mindere mate, de economische betekenis van de horeca groot. Horecainrichtingen ondersteunen en versterken andere functies, zoals wonen, winkelen, recreatie en toerisme. Bovendien leveren horeca-inrichtingen een aandeel in de werkgelegenheid. In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de vraag waarom er een Nota Horecabeleid in de Gemeente Edam-Volendam moest komen. Tevens wordt ingegaan op de doelstellingen van de nota. In hoofdstuk 2 vindt u in hoofdlijnen een overzicht van het geldende juridische kader - en daarmee het instrumentarium – ter regulering van de horeca. Aan de orde komen landelijke en wet- en regelgeving en gemeentelijke regelgeving. Hoofdstuk 3 beschrijft de horecarelevante aspecten. In dit hoofdstuk wordt kort uiteengezet op welke terreinen overheidsbemoeienis met de horeca zoal kan plaatsvinden. Er wordt niet nader ingegaan op instrumenten die de gemeente op deze terreinen ter beschikking staan in verband met de horeca. Ruimtelijke ordening in relatie tot de horeca komt aan de orde in hoofdstuk 4. Het bestaande beleid wordt beschreven, waarbij een overzicht wordt gegeven van categorieën waarin horecagelegenheden kunnen worden onderverdeeld. Hierbij worden ook de uitgangspunten voor het toekomstig beleid belicht. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het exploitatievergunningstelsel. De APV biedt een handvat om overlast in de zin van de openbare ordeproblematiek buiten een horeca-inrichting tegen te gaan. Paracommercialisme wordt behandeld in hoofdstuk 6. Bij zogenaamde paracommerciële horecabedrijven kan soms sprake zijn van oneerlijke concurrentie ten opzichte van de reguliere horeca. Het betreft niet-commerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. In hoofdstuk 7 komt het nieuw ontwikkelde terrassenbeleid aan de orde. Naast een aantal algemene beleidsregels treft u ook specifieke beleidsregels voor het plaatsen van terrassen op de openbare weg aan. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op het aspect handhaving. In dit hoofdstuk wordt een link gelegd met de Kadernota Handhaving. In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de verordening op de heffing en invordering van precariobelasting en op de verordening op de heffing en invordering van leges. In hoofdstuk 10 worden een aantal zaken naar voren gebracht waarover de raad geacht wordt te beslissen. De beslispunten zijn per hoofdstuk ingedeeld. In hoofdstuk 11 wordt ingegaan op evaluatie van de Nota Horecabeleid en eventuele bijstelling van de beleidsdoelstellingen.
2
HOOFDSTUK 1
DOELSTELLING EN STATUS
Waarom een nota? Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen hebben hun weerslag op de horecavoorzieningen in de gemeente. De ontwikkelingen rechtvaardigen het neerleggen van doelstellingen in een aparte nota. Op landelijk niveau hebben zich ontwikkelingen voorgedaan in de sfeer van de regelgeving. Met name de milieuwetgeving is na 1990 ingrijpend herzien. Zo bestaat het instrument van de hinderwetvergunning niet langer en zijn er in de vorm van de “AMvB Horeca” landelijke geluidseisen geïntroduceerd. Tevens zijn de Drank- en Horecawet en de Vestigingswetgeving herzien, hetgeen onder andere heeft geresulteerd in het invoeren van een bewijs van sociale hygiëne voor het verkrijgen van een Drank- en Horecavergunning en het diploma Algemene Ondernemersvaardigheden voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning. Door de omvang van de Gemeente Edam-Volendam met zo’n 28.000 inwoners, zal het voorzieningenniveau van de gemeente, in verhouding moeten staan tot het aantal inwoners. Hier zal de horeca ook onderdeel vanuit moeten maken. Op 27 februari 1997 is de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de Gemeente EdamVolendam in werking getreden. Sinds 1997 is een aantal wijzigingen in de APV vastgesteld. Thans wordt gewerkt aan een integrale herziening van de APV. De bedoeling is dat deze herziene APV begin 2003 in werking zal treden. Door bovenstaande ontwikkelingen is het wenselijk uniform horecabeleid vast te stellen. De voorliggende nota zal, zodra deze door de raad is vastgesteld, als kader dienen voor het horecabeleid in de Gemeente Edam-Volendam gedurende een periode van vijf jaren. De doelstellingen van deze nota kunnen als volgt worden geformuleerd: 1. het geven van inzicht in het gemeentelijk beleid en de diverse regelingen ten aanzien van de horeca; 2. het vormen van een juridisch toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen voor diverse vergunningen voor horecabedrijven; 3. het bieden van een richtinggevend kader voor de verdere uitwerking van beleid op andere terreinen, die direct of indirect, betrekking hebben op de horeca (bijvoorbeeld verkeersbeleid, ruimtelijk beleid). Het bovenstaande is van toepassing voor zover er sprake is van beleidsvrijheid (autonomie of discretionaire bevoegdheid) van het gemeentebestuur. Indien wettelijke regelingen door de gemeente verplicht moeten worden uitgevoerd zonder dat er sprake is van beleidsruimte, is de nota niet van toepassing.
3
HOOFDSTUK 2
JURIDISCH KADER HORECABELEID
Inleiding Op horecabedrijven is een veelheid van vaak complexe wettelijke regels van toepassing. Het betreft wettelijke regelingen van zowel Rijk als gemeenten, die sectoraal tot stand zijn gekomen en onderling soms niet of niet voldoende op elkaar zijn afgestemd. Er bestaat dus geen “integrale horecawetgeving” die alle aspecten rondom de horeca regelt. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er in de diverse wetten verschillende definities worden gehanteerd voor het begrip horeca. De uitvoering van de diverse wetten berust bij verschillende instanties. Algemeen uitgangspunt is dat hogere regelingen prevaleren boven lagere regelingen. Hetgeen in wetten – en in AMvB’s/besluiten krachtens deze wetten – is geregeld, mag niet tevens in een gemeentelijke verordening worden geregeld. Indien in een wet of een besluit een onderwerp niet uitputtend geregeld is, bestaat de mogelijkheid tot nadere regelgeving, bijvoorbeeld in de APV Het is ook mogelijk een zelfde onderwerp te regelen op voorwaarde dat een ander doel wordt beoogd. Dit is bijvoorbeeld het geval met sluitingstijden van horecabedrijven. Met behulp van de APV kunnen de sluitingstijden in het algemeen worden geregeld met als doel de bescherming van de openbare orde. In dit hoofdstuk wordt in hoofdlijnen een overzicht gegeven van het geldende juridische kader - en daarmee van het instrumentarium – ter regulering van de horeca. Achtereenvolgens komen aan de orde: –
Wet- en regelgeving, die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de horeca: – – – – – – – –
–
Drank- en Horecawet en Vestigingswetgeving; AMvB Horeca; Wet Milieubeheer; Wet op de Kansspelen; Wet op de Ruimtelijke Ordening; Gemeentewet; Algemene wet bestuursrecht; Opiumwet.
Gemeentelijke regelgeving: – – – – – – – –
APV; Bouwverordening; Drank- en Horecaverordening; Horecaconvenant; Horecabeleid tijdens kermissen; Bestemmingsplan; Nota lokaal drugsbeleid Gemeente Edam-Volendam; Leefmilieuverordening.
Landelijke regelgeving Drank- en Horecawet en Vestigingswetgeving De Drank- en Horecawet stelt vanuit sociaalhygiënisch oogpunt regels aan het verstrekken van alcoholhoudende drank vanwege het veronderstelde gevaarlijke karakter van met name sterke drank op mens en samenleving. Voor het verstrekken van alcoholhoudende drank wordt dan ook een vergunning vereist en zijn tal van verboden opgenomen rond de wijze van alcoholverstrekking. Het college van B&W voert op lokaal niveau de Drank- en Horecawet in medebewind uit. Een vergunning moet worden verleend als er geen in de Drank- en Horecawet genoemde weigeringgronden aanwezig zijn.
4
Artikel 27 van de Drank- en Horecawet luidt: 1. a. b. c. d. 2.
Een vergunning wordt geweigerd indien: niet wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 geldende eisen; redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn; artikel 7, tweede lid, of artikel 31, derde lid, zich tegen de verlening van de gevraagde vergunning verzet; redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gestelde verboden zal worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met de aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften; Een vergunning ten aanzien van een inrichting, waarvan de vergunning op grond van artikel 31, eerste lid, onder d, is ingetrokken, kan gedurende een bij die intrekking vastgestelde termijn van ten hoogste vijf jaar worden geweigerd.
De gemeente is dus aan strikte voorwaarden gebonden en mag, behoudens enkele uitzonderingen, geen eigen vergunningvoorwaarden stellen. Derhalve moet de Drank- en Horecavergunning worden afgegeven aan een ondernemer die voldoet aan de in de Drank- en Horecawet gestelde eisen. Op 1 november 2000 is een herziene versie van de Drank- en Horecawet in werking getreden. De centrale doelstelling van deze nieuwe Drank- en Horecawet is alcoholmatiging, in het bijzonder ter voorkoming van gezondheidsrisico’s en maatschappelijke problemen door misbruik van alcoholhoudende dranken. De nieuwe bepalingen zijn zowel gericht op beperking van het aantal verkooppunten, op matiging van het alcoholgebruik en op beperking van het risico van alcoholgerelateerde problemen tijdens specifieke risicosituaties en/of door kwetsbare groepen. Een wijziging in de nieuwe Drank- en Horecawet is dat niet meer gesproken wordt van ondernemers, bedrijfsleiders en beheerders, maar van leidinggevenden. Tot 1 januari 1996 moest ook voldaan worden aan de vestigingseisen: eisen van handelskennis en vakbekwaamheid. De bedrijfsleider moest in het bezit zijn van een diploma handelskennis en de beheerder van een diploma vakbekwaamheid voor het cafébedrijf. Vestigingseisen werden voorheen in drie aparte wetten geregeld, te weten de Vestigingswet Bedrijven 1954, de Vestigingswet Detailhandel en de Drank- en Horecawet. Nu zijn de vestigingseisen opgenomen in één wet, de Vestigingswet Bedrijven 1954. Als gevolg van deze wijziging heeft een ondernemer geen diploma vakbekwaamheid voor het cafébedrijf meer nodig om een vestigingsvergunning te krijgen, maar dient de ondernemer wel in het bezit te zijn van het diploma Ondernemersvaardigheden. De volksgezondheidseisen blijven daarentegen op grond van de Drank- en Horecawet onverminderd van kracht voor elke leidinggevende (ook voor de ondernemer). Volgens de Drank- en Horecawet dienen alle leidinggevenden te beschikken over een Verklaring Sociale Hygiëne, voordat een Drank- en Horecavergunning kan worden verstrekt (artikel 8, lid 4). Bij sociale hygiëne gaat het in het algemeen om het scheppen van randvoorwaarden in de sfeer van de openbare volksgezondheid. De gedachte is dat de horecaondernemer de risico’s van alcoholverstrekking dient te kennen en hierop goed weet te reageren. De vestigingsvergunning wordt afgegeven door de Kamer van Koophandel. Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen (AmvB Horeca) In het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen zijn de voorschriften neergelegd waaraan horecabedrijven zich moeten houden ter bescherming van het milieu. Deze voorschriften beogen een uitputtende regeling te geven ten aanzien van de milieuhygiënische regels waaraan horecabedrijven dienen te voldoen, zoals op het gebied van stankhinder, geluidshinder, terrassen en afvalstoffen. Wet Milieubeheer De Wet Milieubeheer stelt algemene regels voor horeca-inrichtingen, met name voor geluid en de wet bevat een vergunningstelsel voor grotere bedrijven. De wet bevat een regeling om hinder in of vanuit een horeca-inrichting te voorkomen of te beperken. Een horecaondernemer kan verplicht worden, zonodig met bestuursdwang, voorzieningen te treffen, maatregelen te nemen of gedragsregels na te leven. De meeste horeca-inrichtingen hoeven, voordat er met de exploitatie van de inrichting kan worden begonnen, zich slechts te melden aan het bevoegd gezag. Deze inrichtingen worden dan ook meldingsplichtige inrichtingen genoemd. In de praktijk vindt deze melding plaats bij de afdeling Milieu
5
van de gemeente. In een deel van de horeca-inrichtingen – de zogenaamde zwaardere bedrijven – kan pas met het bedrijf begonnen worden indien men een vergunning heeft. Deze inrichtingen worden wel vergunningsplichtige inrichtingen genoemd. Het college van B&W verleent de vergunning en is formeel sanctiebevoegd. De controle op de vergunning gebeurt door genoemde afdeling en de politie. Wet op de Kansspelen In 1986 werd door wetgeving de gelduitkerende speelautomaat (kansspel- of behendigheidsautomaat) onder strikte voorwaarden gelegaliseerd. Hierbij is gekozen voor een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de rijks- en lokale overheid. De rijksoverheid bepaalt de randvoorwaarden zoals de afgifte van exploitatievergunningen, de toelating van typen speelautomaten, de technische eisen en het aangeven van de soort (horeca)locaties waar kansspelautomaten mogen staan. Gemeenten bepalen het uitvoeringsbeleid inzake de plaatsing van speelautomaten en de burgemeester geeft de zogenoemde aanwezigheidsvergunning af. In 2000 is de Wet op de Kansspelen herzien. De belangrijkste wijziging betreft het opstelplaatsenbeleid van de kansautomaten. Het onderscheid hoog- en laagdrempelig is wettelijk vastgelegd waardoor gemeenten het oude criterium van natte en droge horeca niet meer kunnen hanteren. Gemeenten moeten vergunning verlenen voor maximaal twee kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen en mogen geen vergunning voor kansspelautomaten verlenen voor laagdrempelige inrichtingen. Wet op de Ruimtelijke Ordening De Wet op de Ruimtelijke Ordening dient voor de horeca voornamelijk om de problematiek van onrechtmatige of onwenselijke vestiging van exploitatie tegen te gaan. De gemeenteraad kan de vestiging van (horeca)inrichtingen reguleren door de bestemming van een bepaald stuk grond te bepalen met een bestemmingsplan en door eventueel in bestemmingsvoorschriften regels te stellen voor het gebruik. De Wet op de Ruimtelijke Ordening noemt een aantal mogelijkheden en randvoorwaarden voor gemeentelijke bestemmingsplannen, zoals nadere eisen, procedures, vrijstellingen, intrekking et cetera. De verdere invulling wordt aan gemeenten zelf overgelaten. Gemeentewet De Gemeentewet speelt voornamelijk een rol bij de probleemcategorie “openbare orde” en “vestiging en exploitatie”, voor zover deze wet de bevoegdheid geeft tot het vaststellen van verordeningen op dit terrein. Behalve op basis van de Gemeentewet kunnen gemeenten ook verordeningen opstellen in het geval een specifieke wet daartoe bevoegdheid geeft (bijvoorbeeld speelautomatenverordening of op basis van artikel 23 van de nieuwe Drank- en Horecawet). Verordeningen op basis van een specifieke wet zijn echter gebonden aan de reikwijdte van de betreffende wet. In een verordening op basis van de Gemeentewet kan veel meer geregeld worden. Algemene wet bestuursrecht De Algemene wet bestuursrecht bevat handhavingsprocedures (bijvoorbeeld het toepassen van bestuursdwang) die een belangrijke basis vormen voor de verschillende “horecagerelateerde” regelgeving. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht kunnen bij of krachtens bijzondere wet personen worden aangewezen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de wet. Opiumwet Met artikel 13b van de Opiumwet (ook wel de Wet Damocles genoemd), heeft de burgemeester een instrument in handen gekregen om publiek toegankelijke inrichtingen aan te pakken, ook als er geen sprake is van overlast. Het doel van de Opiumwet is, net als de Drank- en Horecawet, de bescherming van de volksgezondheid. Er kan tot sancties worden overgegaan zonder dat er sprake is van concrete overlast of verstoring van de openbare orde. De bevoegdheid tot bestuursdwang is geattribueerd aan de burgemeester. Gemeentelijke wet- en regelgeving APV Via de APV kan een gemeente vele aspecten van de horeca regelen waarvoor de Drank- en Horecawet geen uitkomsten biedt. Op 27 februari 1997 is de APV van de Gemeente Edam-Volendam in werking getreden. Op dit moment wordt er gewerkt aan een herziene versie van de APV In hoofdstuk 2, afdeling 3 is het “Toezicht op openbare inrichtingen” opgenomen. Het motief van dit
6
hoofdstuk is het streven naar beheersing van het woon- en leefklimaat. Door middel van regulering van de vestiging en van de exploitatie van horecabedrijven wordt getracht een aantasting van de woon- en leefsituatie, gerelateerd aan de vestiging van horecabedrijven, zoveel mogelijk te voorkomen. In de huidige APV zijn onder andere bepalingen opgenomen omtrent het sluitingsuur van horecabedrijven en sluitingsbepalingen voor horecabedrijven, die gevaar opleveren voor de openbare orde of zedelijkheid of voor het woon- en leefklimaat. Bouwverordening In een bouwverordening is het brandveilig gebruik van bouwwerken geregeld en is het verboden zonder een gebruiksvergunning een bouwwerk (zoals een horecapand) in gebruik te hebben of te houden. Aan de gebruiksvergunning worden veelal voorwaarden gesteld in het belang van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar en het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. In de Gemeente Edam-Volendam is ook een bouwverordening van toepassing. Deze bouwverordening dateert uit 1994. De zevende serie wijzigingen van voornoemde bouwverordening is vastgesteld op 21 december 2000. In artikel 6.1.1. staat vermeld dat het verboden is zonder of in afwijking van een gebruiksvergunning van burgemeester en wethouders een bouwwerk in gebruik te hebben of te houden. In de Gemeente Edam-Volendam is de sector Brandweer/Veiligheid belast met het afgeven van gebruiksvergunningen. Drank- en Horecaverordening In de Gemeente Edam-Volendam is op 23 december 1993 een Drank- en Horecaverordening vastgesteld. In deze Drank- en Horecaverordening zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot de aanwezigheid van personen beneden de 16 jaar en bepalingen inzake beperking van de verstrekking van sterke drank. Horecaconvenant Op 27 januari 2000 is een horecaconvenant tussen de Gemeente Edam-Volendam, de individuele horecaondernemers in Edam-Volendam, de politieregio Zaanstreek-Waterland en het Openbaar Ministerie te Haarlem vastgesteld. Binnen korte tijd volgt actualisering van het convenant. De doelstelling van het convenant is overlast als gevolg van het uitgaansleven voorkomen. De Gemeente Edam-Volendam is verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid, zij heeft de regie bij het in stand houden van het structurele horecaoverleg. De horecaondernemers zijn primair verantwoordelijk voor de gang van zaken in hun bedrijf. De verantwoordelijkheid van de politie is gericht op de opsporing van strafbare feiten en op het houden van toezicht. Het Openbaar Ministerie zet zich in om tot een adequate en spoedige afhandeling te komen van strafbare feiten die in verband staan met de kwaliteit van het uitgaansleven. Horecabeleid tijdens kermissen In de Gemeente Edam-Volendam is apart horecabeleid tijdens kermissen vastgesteld. Dit ter voorkoming van mogelijke onduidelijkheden over wat tijdens de kermisdagen wel en niet wordt getolereerd. Dit beleid houdt het volgende in: • • • • • •
de verkoop van alcoholhoudende drank is alleen toegestaan binnen de inrichting en niet op of aan de openbare weg; de alcoholschenkende inrichtingen dienen om 02:30 uur het ten gehore brengen van muziek te staken en om 03:00 uur gesloten te zijn; de alcoholvrije inrichtingen dienen om 03:30 uur het ten gehore brengen van muziek te staken en om 04:00 uur gesloten te zijn; eetgelegenheden en winkels mogen, net als de alcoholvrije inrichtingen, tot 04:00 uur geopend zijn; de controle door de politie op geopende ramen en deuren tijdens het ten gehore brengen van muziek zal plaatsvinden vanaf 02:00 uur; het plaatsen van “biertonnen“ is toegestaan met inachtneming van een aantal voorwaarden;
7
Bestemmingsplannen Op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moet een gemeenteraad bestemmingsplannen opstellen. De bestemmingsplannen van de Gemeente Edam-Volendam regelen met een kaart en bijbehorende voorschriften de bestemmingen van de in de plannen begrepen grond en geven regels voor het gebruik van grond en opstallen. Met betrekking tot de horeca zijn het bestemmingsplan “Stadsgezicht Edam” dat dateert uit 1985 en het bestemmingsplan “Oud Volendam” dat dateert uit 1998 in het bijzonder relevant. Een bestemmingsplan is bindend voor burgers en bestuur. Het legt de bestemmingen positief vast, het regelt namelijk wat mag. Het is in het algemeen verboden horeca-activiteiten te ontplooien buiten de daarvoor bestemde panden en locaties. Vestiging in een niet tot horeca bestemd pand of op een niet voor horeca bestemde locatie kan, indien de mogelijkheid aanwezig is alleen met vrijstelling, of na aanpassing van het bestemmingsplan worden toegestaan. Daartegenover staat dat in de meeste bestemmingsplannen aan panden of locaties met een horecabestemming geen of onvoldoende voorwaarden worden gesteld ten aanzien van het soort horeca (pensions en hotels uitgezonderd). Dit in tegenstelling tot het bestemmingsplan Oud Volendam, waarin wel eisen aan panden of locaties met een specifieke horecabestemming zijn gesteld. Het verplichte overgangsrecht van bestemmingsplannen is duidelijk: een bepaalde vorm van gebruik die in strijd met het nieuwe bestemmingsplan plaatsvindt, maar die al (legaal) bestond voordat het nieuwe bestemmingsplan onherroepelijk werd, mag worden voortgezet. Horecabedrijven kunnen in dat geval een beroep doen op het overgangsrecht. Het gebruik is gekoppeld aan de grond en de zich eventueel daarop bevindende opstallen en niet aan degene die het gebruik uitoefent. Wanneer het gebruik structureel wordt gestaakt, kan geen beroep worden gedaan op het overgangsrecht. Op dit onderwerp wordt nog specifiek teruggekomen in deze nota. Nota lokaal drugsbeleid Gemeente Edam-Volendam In januari 2000 is de Nota lokaal drugsbeleid Gemeente Edam-Volendam vastgesteld. In deze nota is een nul-optiebeleid vastgesteld, dat ziet op het volledig weren van inrichtingen die (mede) zijn gericht op de verkoop van softdrugs (zgn. coffeeshops). Om de navolgende redenen is de Gemeente EdamVolendam van mening dat een nul-optiebeleid redelijk en wenselijk wordt geacht voor EdamVolendam: • • • • •
de vestiging van een inrichting die - mede – gericht is op de verkoop van softdrugs (zgn. coffeeshops) past niet binnen het eigen karakter van de Gemeente; inwoners zijn in overgrote meerderheid tegen het gebruik van en de handel in soft- en harddrugs; er wordt getracht te bereiken dat jongeren niet de directe gelegenheid geboden wordt in aanraking te komen met drugs; ongewenste aanzuigende werking op personen van buiten de gemeente die softdrugs willen verkrijgen dient voorkomen te worden; de vrees voor aantasting van het woon- en leefklimaat en de openbare orde.
De nota geeft niet alleen het door de Gemeente Edam-Volendam gewenste beleid ten aanzien van coffeeshops aan, maar ook de bestuurs- en strafrechtelijke middelen hoe om kan worden gegaan met drugsproblematiek. Leefmilieuverordening Een leefmilieuverordening, gebaseerd op de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing kan worden gezien als een instrument op basis waarvan dreigende of reeds ingetreden achteruitgang van woonen werkomstandigheden in bepaalde gebieden kan worden geweerd of gestuit. De verordening kan worden getypeerd als een tijdelijke, niet verplichte beheersmaatregel met een werende strekking. Zij is functiegericht en de voorschriften zijn gekoppeld aan het gebied en niet aan de bestemmingen. De bepalingen van de verordening prevaleren boven het bestemmingsplan om bepaalde ongewenste ontwikkelingen de voorkomen. Deze noodmaatregel wordt vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Het instrument kan onder meer worden ingezet om het aantal horecavestigingen in een gebied te limiteren in verband met mogelijke overlast. De achteruitgang van het woon– en leefklimaat vormt de enige basis voor de vaststelling van de verordening. De gezichtspunten van de horeca-ondernemers zijn in dat opzicht niet van belang. Thans zijn in de Gemeente Edam-Volendam geen leefmilieuverordeningen van kracht.
8
HOOFDSTUK 3
HORECARELEVANTE ASPECTEN
Inleiding De constatering dat horecagelegenheden verschillende functies voor de gemeente kunnen vervullen en dat horeca-activiteiten meerdere maatschappelijke belangen raken waarop overheidsoptreden gewenst wordt, geeft aan, dat op diverse beleidsterreinen bemoeienis kan ontstaan met de horeca. In dit hoofdstuk wordt kort uiteengezet op welke terreinen deze bemoeienis zoal kan plaatsvinden. Deze uiteenzetting beperkt zicht tot de soort van bemoeienis, met de bedoeling een algemeen overzicht te scheppen. Er zal niet nader in worden gegaan op instrumenten die de gemeente op deze terreinen ter beschikking staan in verband met de horeca (zie hiervoor). Wel zal in hoofdstuk 4 een overzicht worden gegeven van categorieën waarin horecagelegenheden kunnen worden onderverdeeld. Beleidsterreinen Economisch welzijn Aan de horecasector kleven verschillende economische aspecten. De ordening van het economisch leven is echter een taak die voornamelijk op rijksniveau ligt. De gemeente heeft vooral te maken met de economische effecten die samenhangen met de aanwezigheid van horecagelegenheden. In eerste instantie kan hierbij gedacht worden aan werkgelegenheidseffecten. Hierbij gaat het zowel om werkgelegenheid binnen de bedrijven als om de secundaire werkgelegenheidseffecten, zoals bijvoorbeeld toeleveringsbedrijven. Aan deze werkgelegenheidseffecten is automatisch ook de zorg omtrent arbeidsomstandigheden verbonden. Dit is overigens geen taak voor de gemeentelijke overheid. Daarnaast hebben horecabedrijven een ondersteunende functie ten behoeve van het recreatief winkelen en recreatieve en toeristische voorzieningen. Mogelijkheden voor de gemeente op het terrein van het economisch welzijn liggen met name in de randvoorwaardenscheppende sfeer. Hierbij kan gedacht worden aan het meewerken bij het zoeken naar geschikte locaties, het stimuleren van het vestigen van bepaalde ondernemingen en het creëren van vestigingsmogelijkheden. Omgevingsfactoren spelen bij de vestiging van horecabedrijven een belangrijke rol. Verfraaiing van straten en pleinen kan bijvoorbeeld een positieve invloed hebben op het vestigingsklimaat. Daarnaast heeft de gemeente een taak in het bestrijden van oneerlijke concurrentie die samenhangt met het zogenaamde paracommercialisme. Hieraan wordt elders in deze nota aandacht besteed. Maatschappelijk welzijn Op het terrein van het maatschappelijk welzijn zijn verschillende horecarelevante aspecten te onderkennen. Allereerst de sociaal-hygiënische aspecten die verband houden met het schenken van alcohol, te weten de omgeving waarin dit plaatsvindt (het horecabedrijf) en de personen die verantwoordelijk zijn voor de gang van zaken in deze inrichting. In de Drank- en Horecawet zijn met het oog op deze zaken eisen gesteld aan de inrichting en de leidinggevenden van de horecagelegenheid. Aanvullend kan de gemeente in het kader van het alcoholpreventiebeleid nog wel andere acties ondernemen (via wet- en regelgeving, controle en toezicht, overleg et cetera). Daarnaast zijn het met name de horecabedrijven waar de kans- en behendigheidsspelen een plaats gevonden hebben. Preventie en bestrijding van gokverslaving richt zich dan ook voor een groot deel op deze inrichtingen. Op dit gebied heeft de gemeente wat meer beleidsvrijheid. De gemeente heeft hiertoe in 2000 een verordening tot wijziging van de APV Edam-Volendam vastgesteld. Vanuit het oogpunt van maatschappelijk welzijn kan tevens worden gewezen op de sociale en maatschappelijke functie van horecagelegenheden. Horecagelegenheden zijn ontmoetingsplaatsen voor de inwoners van de gemeente. Niet alle inwoners gaan naar dezelfde soort gelegenheden. Binnen verschillende culturen vervult de horecagelegenheid bij uitstek een ontmoetingsfunctie. Volksgezondheid Voor wat betreft de hygiënische aspecten die verband kunnen houden met het bereiden en verstrekken van drank- en etenswaren is aan de Keuringsdienst van Waren een toezichthoudende taak opgedragen. De gemeente komt in beeld als het gaat om de algemeen-hygiënische aspecten. De gemeente dient namelijk te controleren of alle leidinggevenden beschikken over een Verklaring Sociale Hygiëne, voordat een Drank- en Horecavergunning kan worden verstrekt. Bij sociale hygiëne gaat het in het algemeen om het scheppen van randvoorwaarden in de sfeer van de openbare
9
volksgezondheid. De gedachte is dat de exploitant de risico’s van alcoholverstrekking dient te kennen en hierop goed weet te reageren. Milieu Op het milieubeleidsterrein zijn verschillende horecarelevante aspecten te onderkennen. Allereerst kan gewezen worden op de geluidhinder vanuit en rond de horecabedrijven als gevolg van bijvoorbeeld muziek, bezoekers en de verkeersaantrekkende werking. Daarnaast kan stankoverlast optreden als gevolg van het bereiden van etenswaren. Ook zijn horecagelegenheden in beeld als het gaat om afval. Het gaat dan zowel om lozingen van afvalstoffen in het riool alsmede afval in de vorm van verpakkingsmateriaal en resten van bijvoorbeeld etenswaren. Tenslotte kan nog gewezen worden op de risico’s die samenhangen met de aanwezigheid van elektromotoren of gasflessen voor bierpompen. Openbare orde, rust en zedelijkheid De openbare orde is van oudsher een beleidsterrein van gemeenten, in samenwerking met de politie. Met name waar het gaat om gedrag van bezoekers krijgen horecagelegenheden aandacht. Veelal wordt een relatie gelegd tussen de aanwezigheid van horecagelegenheden en verstoringen van de openbare orde. Enerzijds is hierbij de vraag in hoeverre het gedrag van bezoekers kan en moet worden toegeschreven aan de (aanwezigheid van de) horecagelegenheid. Anderzijds hebben horecaondernemers vaak mogelijkheden om maatregelen of voorzieningen te treffen die tot afname van verstoringen van de openbare orde leiden. Hierbij kan gedacht worden aan het Horecaconvenant. Woon- en leefmilieu (binnenshuis) In horecagelegenheden is relatief vaak sprake van bouw- en verbouwactiviteiten. Vanuit verschillende invalshoeken kunnen eisen worden gesteld om ongewenste toestanden tegen te gaan. Door middel van het bouw- en woningtoezicht heeft de gemeente de taak om toe te zien of aan alle eisen wordt voldaan. Horecagelegenheden hebben te maken met meerdere soorten inrichtingseisen. Een groot deel daarvan is geregeld in de Bouwverordening, maar ook worden er inrichtingseisen gesteld op grond van andere wetten en regelingen. Aanvragen van horecaondernemers om tot verbouwing over te gaan moeten dan ook aan deze verschillende eisen worden getoetst. Verkeer en vervoer De gemeentelijke bemoeienis met de horeca vanuit het verkeer- en vervoersbeleid kan zich op twee zaken richten. Ten eerste kan het gaan om de verkeersaantrekkende werking van horecagelegenheden. Hierbij spelen zaken als het af- en aanrijden van (vracht- dan wel personen-) auto’s, de parkeergelegenheid, verkeersveiligheid en –intensiteit een rol. Ten tweede kan het gaan om de bereikbaarheid van horecagelegenheden. Deze twee zaken kunnen met elkaar conflicteren. Het is daarom van belang om bij de sturing van het aantal èn soort horecagelegenheden in de gemeente afstemming na te streven met het verkeer- en vervoersbeleid. Recreatie Horeca heeft veelal een belangrijke (aanvullende) functie binnen het recreatiebeleid van de gemeente. Afhankelijk van de aard van de recreatievoorzieningen die in een gemeente aanwezig zijn, zal er meer of minder behoefte zijn aan verschillende vormen van horecagelegenheden. Financiën Verschillende gemeentelijke belastingen, heffingen en leges hebben, al dan niet specifiek, betrekking op horecabedrijven. Een concreet voorbeeld is de toeristenbelasting, waarvoor momenteel een voorstel wordt ontwikkeld.
10
HOOFDSTUK 4
HORECA EN RUIMTELIJKE ORDENING
Algemeen Het bestemmingsplan regelt met kaart en bijbehorende voorschriften de bestemmingen van de in het plan begrepen grond en geeft regels voor het gebruik van grond en opstallen. Een bestemmingsplan is bindend voor burgers en bestuur. Het legt de bestemmingen positief vast. Het regelt wat mag. Op grond hiervan is het in principe mogelijk de omvang, het aantal en de locatie(s) van horecabedrijven te reguleren. Het is in het algemeen verboden horeca-activiteiten te ontplooien buiten de daarvoor bestemde panden en locaties. Vestiging in een niet voor horeca bestemd pand of op een niet voor horeca bestemde locatie kan alleen met vrijstelling (indien de mogelijkheid aanwezig is), of na aanpassing van het bestemmingsplan worden toegestaan. Binnen de huidige bestemmingsplannen zijn locaties voor horecavestiging expliciet vastgelegd. Voor de panden en voor de locaties met een positieve horecabestemming kunnen eisen worden gesteld ten aanzien van de vorm van horeca. Aan het onderscheid moeten met ruimtelijke ordening verband houdende criteria ten grondslag liggen. Het principe van de differentiatie van horecabedrijven kan resulteren in categorieën die zijn gebaseerd op de te verwachten uitstralings- en hinderaspecten in relatie tot de woonomgeving. Daarbij is rekening gehouden met de volgende aspecten: • • •
wat wordt er verstrekt: logies, maaltijden, eenvoudige etenswaren, alcoholvrije dranken en/of alcoholhoudende dranken; bezoekerfrequentie; waar voltrekt zich de bedrijvigheid.
De methodiek is globaal uitgewerkt in de standaardvoorschriften van het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (publicatie: Op dezelfde leest II. Standaardisering van bestemmingsplanvoorschriften. 1996) en is als basis gebruikt voor de horecadifferentiatie in het bestemmingsplan “Oud Volendam”. Een punt dat bij differentiatie aandacht behoort te krijgen, is de zogenaamde ondersteunende horeca. Dit zijn horeca-activiteiten die ondersteunend zijn aan een detailhandelsfunctie of andere hoofdfunctie in een centrumgebied en horecabedrijven die daar juist verstorend werken. Voor zover het een lunchroom of broodjeszaak betreft die zich voegt naar de Winkelsluitingswet, kan een dergelijk bedrijf zich ook vestigen op grond van een detailhandelsbestemming. Een bijzondere vorm van horeca betreft de pensions. Er zijn in Volendam diverse locaties waar de mogelijkheid geboden wordt tot recreatief verblijf of waar tijdelijk onderdak wordt geboden aan mensen die hun hoofdverblijf elders hebben. Het gaat hierbij veelal om kleinschalige activiteiten binnen reguliere woningen. Binnen het planologische regiem van een bestemming “woondoeleinden” is dit aanvaardbaar te achten, omdat deze activiteiten van ondergeschikte betekenis zijn. Het zijn dan zogenaamde “bed and breakfast”-gelegenheden voor toeristen. In enkele gevallen zijn de logiesactiviteiten omvangrijker van karakter. In dat geval moet de vraag worden gesteld of daardoor de reguliere woonbestemming niet wordt doorkruist en er de facto sprake is van een volwaardig pension. Het probleem daarbij is waar juridisch gezien de planologische grens tussen een woonbestemming en een pension als horeca-activiteit getrokken kan en mag worden. Dit aspect is, mede in het licht van de milieuwetgeving en de brandveiligheidseisen, juridisch dermate complex dat een nadere studie naar een goede definiëring en regeling van deze bijzondere vorm van horeca noodzakelijk is. In het navolgende wordt dit aspect daarom niet verder behandeld. Bestaand beleid A. Het bestemmingsplan “Oud Volendam” In voornoemd bestemmingsplan is een duidelijke regeling getroffen voor de horeca. De horeca vervult in Volendam immers een onmisbare functie voor het uitgaansleven en het toeristisch product van Volendam. Bovendien heeft de horeca een groot effect op de werkgelegenheid. In het toeristenseizoen zorgt de horeca, mede dankzij de vele terrasjes, voor gezelligheid op de Dijk en omgeving. Daarnaast hebben horecaondernemingen een ondersteunende functie voor het recreatief winkelen en recreatieve en toeristische voorzieningen.
11
Anderzijds zijn er ook minder wenselijke gevolgen van de horeca, zoals verstoring van de openbare orde, vandalisme, geluidsoverlast en alcoholmisbruik. De specifieke aspecten van deze bedrijfstak in relatie tot het streven om het wonen in het centrum te bevorderen, of in ieder geval te handhaven, vragen om een zorgvuldige en integrale benadering van de horecaproblematiek. De horecagelegenheden in “Oud Volendam” zijn grotendeels geconcentreerd in een relatief klein gebied dat qua functies soms zeer sterk conflicterend is namelijk het gebied rond de Dijk/Haven. Voor de horeca-activiteiten die voorkomen in het bestemmingsplan, zijn de volgende ruimtelijke relevante overwegingen van belang: -
in relatie tot het streven om het wonen in het centrum te bevorderen, moeten er grenzen worden gesteld aan de ontwikkelingsmogelijkheden van overlast gevende horeca; in ruimtelijk en functioneel opzicht moeten de horecavoorzieningen een goede aansluiting krijgen op de overige voorzieningen in het centrum; een zorgvuldig ruimtelijke vertaling van de ontwikkelingsmogelijkheden van de horeca is zowel in bedrijfseconomisch als in milieuhygiënisch opzicht van belang voor een goed functioneren van het totale voorzieningenpakket in het centrum.
Differentiatie Omdat het begrip "horeca" een verzamelbegrip is voor een scala van activiteiten, is het noodzakelijk dit begrip meer inhoud te kunnen geven en de verschillende horeca-activiteiten zoveel mogelijk onder te verdelen in een aantal categorieën. Volgens de algemene methodiek moet bij deze differentiatie in horecagelegenheden rekenschap worden gegeven aan gevolgen die verbonden zijn aan de diverse vormen van horeca-activiteiten. Daarbij is het doorslaggevende criterium de mate van hinder of overlast die een inrichting veroorzaakt, of kan veroorzaken voor de (woon)omgeving waarbinnen deze is gelegen. Bepalend hiervoor zijn de aard van het aangeboden product, de voorzieningen/activiteiten binnen de inrichting, bezoekersfrequentie, doelgroep waarop de exploitatie is gericht, het bezoekersaantal en de openstellingstijd. Vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen (detailhandel), daarmee qua openingstijden nagenoeg gelijk zijn, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt (bijvoorbeeld een ijssalon, een broodjes- en vlaaienzaak, een patisserie, een crêperie) en die een beperkte zitgelegenheid van maximaal 20% hebben, zijn ondergebracht binnen de bestemming “detailhandel”. Op basis van ruimtelijke overwegingen is de volgende categorie-indeling gemaakt die qua invloed op het woon- en leefklimaat oploopt. Categorie 1 •
vormen van horecabedrijven, die wat betreft exploitatievorm behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal-culturele hoofdfunctie, zoals buurthuizen en sportkantines.
Categorie 2 2.1 • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse, zoals hotels, hotel-restaurants met daarbij behorende vergaderruimtes; • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, zoals pensions. 2.2 • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en nietalcoholische dranken, zoals restaurants, bistro' s, pizzeria' s en pannenkoekenhuizen;
12
•
vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van zwak- en nietalcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, zoals koffie- en theehuizen.
Categorie 3 •
vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals shoarmazaken, lunchrooms, cafetaria’s, snackbars (inclusief inrichtingen met loketverkoop aan de straat of inrichtingen waar de verkoop in de inrichting plaatsvindt, maar in open verbinding staat met de straat en waar de zitgelegenheid minder dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt).
Categorie 4 •
•
vormen van horecabedrijven, niet zijnde een discotheek of bardancing, die tot hoofddoel hebben het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, zoals cafés, eetcafés, pubs en partycentra; vormen van horecabedrijven die tot doel hebben het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken, zoals bars.
Categorie 5 •
vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen en wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken en bardancings.
In grote lijnen kan de indeling van horeca-inrichtingen worden verdeeld in twee klassen: klasse A - “stille horeca" - categorie 1 t/m 2; klasse B - "niet-stille horeca" - categorie 3 t/m 5. De "niet-stille horeca" kent een meer complexe mix van invloeden naar de omgeving. De meest directe invloed die hier vanuit kan gaan is geluidshinder. In principe is de wetgeving, of het nu meldingsplichtige of vergunningsplichtige bedrijven betreft, erop gericht de geluidshinder van de horeca tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Of daaraan in de praktijk wordt voldaan, is geen vaststaand feit, maar een dynamisch gegeven. Bovendien is in de voorschriften een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om bij beëindiging van bestaande horeca-activiteiten, die ingedeeld zijn onder categorie 3 t/m 5 (klasse B), te wijzigen in een lagere categorie (1 of 2). Overigens neemt het bestaande en te handhaven partycentrum AMVO aan de Julianaweg (categorie 2) in dit verband een bijzondere positie in die, vanwege haar geografische ligging en de ruime parkeergelegenheid ten opzichte van de woonfunctie, toelaatbaar is. De AMVO valt in categorie 2. Daarnaast is aangegeven dat de in dit gebouw voorkomende horecacategorie 5 slechts op één bouwlaag is toegestaan (het betreft de tweede bouwlaag van de AMVO, te weten discotheek The Movies). Door deze constructie is er als het ware sprake van een beperkte regeling ten aanzien van horeca in de zwaardere categorieën. Een en ander houdt relatie met de hierna te bespreken bevriezing van het aantal horecagelegenheden. De vraag doet zich voor of deze regeling redelijk is en moet worden gecontinueerd. Bevriezing van het aantal horecagelegenheden Behalve de gehanteerde differentiatie is een belangrijk beleidsuitgangspunt van het bestemmingsplan “Oud Volendam” dat er géén uitbreiding van het aantal horecavestigingen wordt toegestaan. Dit is conform het door de gemeenteraad in 1987 genomen besluit om de bestaande omvang van horeca binnen de gehele gemeente te bevriezen. Dit beleid werd en wordt ten aanzien van het plangebied “Oud Volendam” als het meest wenselijke beleid gecontinueerd. Ter bescherming van het woon- en
13
leefklimaat is het aantal horecabestemmingen vastgelegd en zijn bestaande bedrijven bestemd conform het bestaande gebruik. Dit betreffen de, op het moment van ter visie legging van dit ontwerpplan, bestaande horeca-activiteiten. Dit betekent dat horecaondernemingen die in strijd met het bestemmingsplan opereren, bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik van meerdere bouwlagen (zie hierna), onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan vallen. Terwijl de horeca ermee gediend is, dat zij ruimte krijgt binnen de bestaande ruimtelijke kaders om haar activiteiten te ontplooien, is het van belang, gezien de vaak voorkomende overlast, dat de horeca-activiteiten aan beperkingen worden gebonden. Op basis van de sectorale wetgeving en plaatselijke verordeningen met betrekking tot de overlastbestrijding staan de gemeente in principe voldoende juridische instrumenten ter beschikking (bijvoorbeeld AMvB Horeca, A.P.V., Drank- en Horecawet). Bebouwingsmogelijkheden De bebouwingsmogelijkheden van de horeca in het algemeen blijven beperkt. De uitbreiding van bestaande bedrijven in het bestemmingsplan “Oud Volendam” is beperkt tot nog bebouwbare stukjes erf behorend bij het desbetreffende perceel. Op de plankaart is aangegeven op welke manier, waar mogelijk het bebouwingsvlak van het betreffende horecabedrijf, veelal aan de achterkant, kan worden uitgebouwd. De overige gronden behorend bij deze bestemming mogen niet worden bebouwd. Het betreft hier vaak lelijke achterkanten waar een andere functie bijna niet meer mogelijk is. Voorts is van belang dat de primaire horeca-activiteiten in de voorschriften worden beperkt tot één bouwlaag. De overige aan horeca gerelateerde functies (opslag, sanitaire voorzieningen) kunnen op de andere verdiepingen plaatsvinden. In de praktijk zijn er enkele horecagelegenheden die meer bouwlagen voor de feitelijke horeca benutten, zoals het Gat van Nederland. Ondersteunende horeca In het bestemmingsplan is ook een regeling getroffen voor zogenaamde ondersteunende horeca. Hiervan is sprake wanneer men in een zaak, die geen horeca als planologische hoofdbestemming heeft, iets tegen betaling kan consumeren. Vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen (detailhandel), die qua openingstijden nagenoeg gelijk zijn, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt (zoals een ijssalon, een broodjes- en vlaaienzaak, een patisserie, een crêperie) en die een beperkte zitgelegenheid van maximaal 20% hebben, zijn ondergebracht binnen de bestemming “detailhandel”. Dit uitgangspunt is overigens slechts in de toelichting vermeld. In de voorschriften is deze ondersteunende activiteit niet expliciet geregeld. Deze omissie zal bij de eerste gelegenheid in het bestemmingsplan worden gecorrigeerd. Uit deze regeling valt af te leiden, dat het de bedoeling is dat er een koppeling wordt gelegd met de foodbranche. Verder is deze vorm van horeca echt ondersteunend en in zijn functioneren afhankelijk van de hoofdfunctie. In de tweede plaats kan horeca die gekoppeld is aan activiteiten die vallen onder bijzondere doeleinden, actieve recreatie en sport als ondersteunend worden aangemerkt. Dit is binnen het bestemmingsplan, zij het beperkt, uitgewerkt in categorie I: vormen van horecabedrijven, die wat betreft exploitatievorm behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal-culturele hoofdfunctie, zoals buurthuizen en sportkantines. B. Stadsgezicht Edam Voor de overige delen van de gemeente zijn andere bestemmingsplannen van kracht. Ten aanzien van de vestiging van horeca springt het Stadsgezicht Edam het meest in het oog. Binnen dit plangebied is de nodige variëteit aan horeca gesitueerd. Ter plaatse zijn verscheidene cafés en hotelrestaurants gevestigd. Planologisch is dit evenwel summier geregeld. Het bestemmingsplan heeft de betreffende horecagelegenheden positief bestemd, echter, er wordt slechts een onderscheid gemaakt tussen “Horeca” en een bestemming “Bar”. Deze laatste bestemming gaat volgens de begripsomschrijving uit van horeca-activiteiten op één bouwlaag. Er is derhalve nauwelijks sprake van differentiatie van de horecabestemming. C. Overige bestemmingsplannen Wat betreft de bestemmingsplannen die de nieuwbouwgedeelten van de gemeente betreffen is horeca slechts een item voor zover het gaat om de winkelgebieden. Er is door de gemeenteraad uitgesproken dat het, binnen voornoemde gebieden planologisch ongewenst is daarin horecagelegenheden te vestigen. Daarom is over de vigerende bestemmingsregelingen die ruimte bieden daarvoor, in 14
afwachting van de herziening van de betreffende bestemmingsplannen, reeds enige malen een voorbereidingsbesluit genomen om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Deze kwestie is in het bijzonder actueel in de winkelgebieden aan de Burgemeester van Baarstraat, de Hyacintenstraat en de Plutostraat. Voor het winkelgebied aan de Julianaweg en voor winkelcentrum “De Stient” is inmiddels een adequate bestemmingsregeling getroffen door respectievelijk de bestemmingsplannen “Oud Volendam” en “’t Zand” te vernieuwen. In het bestemmingsplan “’t Zand” is een en ander geregeld door middel van de bestemming “Detailhandel/dienstverlening”, binnen welke bestemming een snackbar met een oppervlakte van niet meer dan 110 m2 is toegestaan. Een positieve horecabestemming ontbreekt derhalve. Het bestemmingsplan voor het Buitengebied (het concept) bevat geen horecabepalingen. De overige bestemmingsplannen bevatten evenmin bijzondere bepalingen wat betreft horeca. Wel moet worden opgemerkt, dat diverse sportaccommodaties aanwezig zijn - in het bijzonder in het recreatiegebied Broekgouw, Katham en de Molenbuurt -, waar binnen de bestemming “Sportdoeleinden of recreatieve doeleinden”, horeca-activiteiten plaatsvinden. Dit is planologisch niet expliciet of slechts summier geregeld. De facto is er sprake van ondersteunende horeca. Conclusie t.a.v. bestaande beleid De regeling ten aanzien van horeca in het bestemmingsplan “Oud Volendam” biedt een adequaat instrumentarium voor het bestaande beleid. De differentiatie door middel van de categorie-indeling levert een werkbare basis om toegepast te worden in andere plangebieden in de gemeente. Gezien de ruimtelijke implicaties verdient het aanbeveling ook in andere plangebieden dezelfde categorieindeling te hanteren. Naast Volendam is dat in de eerste plaats het Stadsgezicht Edam, het andere horecaconcentratiegebied. Alle ruimtelijk relevante criteria worden bij de categorie-indeling immers in ogenschouw genomen. Er kunnen dan uniforme voorschriften worden gehanteerd. Bestaande situaties zullen uiteraard moeten worden gerespecteerd. Ten aanzien van het beleid de primaire horeca te beperken tot één bouwlaag zijn er situaties denkbaar, dat het uit ruimtelijk oogpunt niet bezwaarlijk is meerdere bouwlagen te benutten. Dit doet zich vooral voor als het gaat om horecainrichtingen in de lichtere categorieën 2 t/m 3. Uitgangspunten voor het toekomstige beleid Aanpassing van de huidige regeling • In detail zouden de gedifferentieerde voorschriften, zoals in het bestemmingsplan “Oud Volendam”, wellicht verbeterd kunnen worden. De gehanteerde voorbeelden moeten volstrekt duidelijk zijn of worden weggelaten. Bij het begrip eetcafé bijvoorbeeld ligt het accent op het cafégedeelte, en minder op het verschaffen van maaltijden. Dit kan misverstanden opleveren. Interpretatieruimte moet niet mogelijk zijn. Categorie 4 maakt een onderscheid. In de praktijk zijn de verschillen tussen de genoemde onderdelen gering, zodat het aanbeveling verdient deze categorie eenduidiger te formuleren. • Ook het al dan niet verstrekken van zwak- dan wel sterk alcoholhoudende dranken is als gebezigd criterium niet interessant uit ruimtelijk oogpunt en kan derhalve in de betreffende voorschriften vervallen. • In de toelichting zal duidelijk inzichtelijk moeten worden gemaakt, dat bepaalde lokaliteiten in meerdere categorieën kunnen vallen. Er zijn diverse restaurants of eetgelegenheden die zich ‘s avonds omvormen tot cafés. In dat geval dient de zwaarste categorie te prevaleren. Regeling tot verlaging van de horecacategorie Er is vrijstelling nodig om in een lagere categorie horeca-activiteiten te ontplooien. Echter, deze vrijstelling geldt uitsluitend voor het bestemmingsplan “Oud Volendam”. De vraag die hierbij beantwoord zal moeten worden is of een indeling in een lagere categorie later weer omkeerbaar moet kunnen zijn. Is met andere woorden deze regeling nog wel relevant? Vanuit bedrijfseconomisch opzicht van de ondernemer kan de omschakeling naar de lagere categorie mogelijk niet het gewenste succes opleveren. Een terugkeer naar de oude situatie is dan niet mogelijk. Vanuit dit oogpunt wordt aanbevolen de huidige regeling niet te continueren.
15
Beëindiging bevriezing aantal horecagelegenheden Ten aanzien van de bevriezing van het aantal en de omvang van de horecavestigingen in de gemeente doet zich de vraag voor of deze consoliderende regeling niet te stringent is en onvoldoende inspeelt op de dynamische ontwikkelingen in de horecabranche. De gemeente wordt regelmatig benaderd met verzoeken die horeca-aspecten betreffen; een inventarisatielijst is als bijlage toegevoegd. Overeenkomstig de vaste beleidslijn van de raad moet het merendeel daarvan worden afgewezen. Toch bestaat het gevoel dat de bestaande regels te weinig flexibel zijn in het licht van het levendig houden van de kernen van de gemeente, waarmee de (toeristische) aantrekkingskracht daarvan behouden blijft. Dit geldt te meer voor zaken waarvan de ruimtelijke gevolgen betrekkelijk gering zijn, omdat het horeca-activiteiten in lagere categorieën betreft. De vestiging van een pannenkoekenhuis in het centrum van Edam bijvoorbeeld, zou in toeristische zin een welkome aanvulling van het aanbod zijn, maar is volgens het huidige beleid niet mogelijk. Vanuit deze gedachte is het wenselijk het beleid te verruimen en de uitbreiding van de horeca in principe los te laten voor die zaken die vallen onder de horecacategorieën 1 t/m 3. Voor de zwaardere categorieën 4 en 5 is het vooralsnog wenselijk het huidige beleid van bevriezing te handhaven. Eén uitzondering op deze beleidslijn wordt gemaakt voor het Stadsgezicht Edam waar ter versterking van het toerisme en ter verlevendiging van het leefklimaat het mogelijk moet zijn binnen duidelijke randvoorwaarden een categorie 4 toe te staan. Gezien het in de overige delen van de gemeente aanwezige aanbod, kan niet gesteld worden dat er ten aanzien van deze categorieën een tekort is. Er is slechts in bepaalde piekperioden (op de zaterdagavond en op feestdagen) af en toe sprake van een grote drukte in sommige gelegenheden. Daarnaast rechtvaardigt een striktere handhaving qua toegangsleeftijd de conclusie dat het bestaande aanbod in categorie 4 en 5, ook sinds het buiten gebruik zijn van de inrichting Haven 154-156, voldoende is. Bovendien past een dergelijke beleidslijn in de voorzichtige opstelling van het gemeentebestuur ten aanzien van alcoholgebruik, zoals die bijvoorbeeld ook ten grondslag ligt aan het horecaconvenant. Van een in algemene termen gestelde gemeentelijke nota Horecabeleid kan geen beleidslijn worden verwacht die de garantie biedt, dat een bij een bepaalde leeftijdsgroep geliefd horecaconcept steeds in voldoende mate aanwezig is. Dit inspelen op een segment in de horecamarkt is primair een taak van de ondernemer zelf. Bij een voldoende aantal horecabestemmingen in de zwaardere categorie is het aan hen te bepalen hoe zij aan hun gelegenhe(i)d(en) verdere commerciële invulling geven qua concept. Hieruit volgt dat – vanuit de opvatting dat de capaciteit van de categorieën 4 en 5 thans geen uitbreiding behoeft – een compensatie voor het wegvallen van de inrichting Haven 154-156 niet aan de orde is. Aangezien de noodzaak van compensatie vanuit de capaciteitsoptiek derhalve niet aanwezig is, kan de eis van de ondernemer tot compensatie derhalve louter worden bezien in relatie tot de in brede kring geuite wens dat de inrichting Haven 154-156 nimmer meer voor horeca die valt in categorie 4 en 5 gebruikt zullen worden. Een wens die het gemeentebestuur volledig ondersteunt. Ervaringen met een brand in Ierland in een soortgelijke horeca-inrichting leren, dat het heropenen van een dergelijk pand veel maatschappelijke onrust met zich brengt en voor getroffenen aanzienlijk psychisch leed oplevert. De ondernemer leek deze mening ook toegedaan, daar hij vorig jaar heeft bevestigd dat hij afziet van horeca-exploitatie in het pand. Hier is hij later echter weer op teruggekomen. Daar de nazorg van de ramp een specifieke gemeentelijke taak is, prevaleert derhalve voor de gemeente het gevoelen van de getroffenen ten opzichte van heropening van de inrichting haven 154-156. Of daarbij van gemeentewege kan worden gezwicht voor het meermalen uitgesproken voornemen van de ondernemer, dat zonder compensatie elders tot heropening van de panden Haven 154-156 zal worden besloten, is een vraag, die iedereen voor een morele afweging plaatst. Het gemeentebestuur spreekt als haar mening uit dat het onaanvaardbaar is het niet-heropenen van de panden Haven 154156 als horecagelegenheid te koppelen aan de eis voor een nieuwe horecabestemming. De verruiming dient, afhankelijk van de soort horeca, beperkt te worden tot bepaalde delen van de gemeente. In dit verband dient een algemene opmerking te worden gemaakt. Als het belangrijkste sturingsinstrument fungeert in principe het bestemmingsplan. De sturingsmogelijkheden en bestemmingsplangewijze aanpak kunnen niet zo ver gaan, dat de gemeente gedetailleerd (per pand) aangeeft waar horeca zou kunnen plaatsvinden. Slechts globaal kunnen de meest wenselijke vestingmogelijkheden worden aangeduid. De aanpak via het bestemmingsplan betekent ook niet dat
16
het beleid uitsluitend op de (on)mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, is gebaseerd. Het zou ook tot de conclusie kunnen leiden dat een wijziging van de bestemming noodzakelijk is. Bij de verruiming van de vestigingsmogelijkheden (cat.1 t/m 3) zal aan een aantal randvoorwaarden moeten worden voldaan. Er zal maatwerk moeten worden geleverd, waarbij zoveel mogelijk wordt gekeken naar de specifieke omstandigheden van de aanvraag. Uitbreiding op basis van maatwerk dient altijd tot een kwalitatieve verbetering te leiden. Deze kwalitatieve eisen kunnen worden opgenomen in de toelichting op het bestemmingsplan. De genoemde verruiming dient zoals gezegd beperkt te worden tot een bepaald gebied. Voor Volendam ligt het voor de hand deze in beginsel te beperken tot het centrale horecagebied aan de Dijk/Haven (havenzone en de zone voor centrumvoorzieningen). Dit geldt met name voor de categorie 2- en 3-bedrijven. In deze gebieden ligt het accent immers reeds op horecavoorzieningen in combinatie met de functies detailhandel en toerisme. De nadruk in Volendam ligt met name op het Dijk/Havengebied en zal ook anderszins voor vestiging gevolgen hebben. Voor wat betreft horecabedrijven die buiten dat gebied vallen en die wat betreft invloed op de woon- en leefomgeving ter plaatse eigenlijk ongewenst zijn, kan hervestiging naar het horecaconcentratiegebied wenselijk zijn. Voor Edam dient als hoofdregel op gelijke wijze ruimte te worden geboden voor de lagere horecacategorieën (1 t/m 3). Het is een goede zaak als het aanbod in dat opzicht wordt verruimd. Primair dient deze ruimte te worden benut binnen het stadsgezicht van Edam, en dan in het bijzonder het kerngebied (centrumgebied), waar de toeristische attractie en uitstraling het sterkst is. Nieuwe vestiging moet derhalve een kwaliteitsimpuls teweegbrengen die het verblijf van bezoekers veraangenaamt. Omdat in Edam, in tegenstelling tot Volendam, geen horecaconcentratiegebied aanwezig is en de woonstructuur overheerst, vraagt dit bij de belangenafweging bijzonder aandacht voor de woon - en leefomgeving. Zoals boven aangegeven dient er incidenteel de mogelijkheid worden geboden tot de vestiging van een café e.d. (categorie 4). Voor de overige plangebieden binnen de gemeente verdient het aanbeveling in het kader van centrumvoorzieningen, zoals winkelcentra, een uniforme regeling te hanteren. Zwaardere categorieën komen daarbij niet in beeld, vanwege de ongewenste effecten voor de omgeving. Een eetgelegenheid of vergelijkbare inrichting kan evenwel een positieve bijdrage leveren aan het leefklimaat in de buurt en dient in beginsel mogelijk te worden gemaakt. Zie bijvoorbeeld de regeling van een snackbar in het bestemmingsplan “’t Zand”. Een en ander neemt niet weg dat een gelijkluidende bepaling en formulering van de voorschriften wenselijk is. Aan horeca die ondersteunend is aan een andere functie, wordt hierna aandacht besteed. De bestemmingsregeling die uitgaat van een bouwlaag ten behoeve van de horecafunctie wordt als te stringent ervaren. Als het gaat om de lichtere categorieën horeca ( cat 2-3) is het planologisch niet bezwaarlijk meerdere bouwlagen voor de betreffende horeca te benutten. Streven naar overeenstemming met intentie van het bestemmingsplan Buiten de beperkte verruiming van horeca is het verstandig als gemeentelijke doelstelling een inspanningverplichting vast te leggen die situaties, die thans in strijd zijn met het planologisch regime maar ingevolge het overgangsrecht worden toegelaten, indien mogelijk, te laten beëindigen. Indien er bijvoorbeeld meerdere bouwlagen voor horeca in strijd met de intentie van het bestemmingsplan worden benut, kan hervestiging op een andere locatie – mits uitgaande van één bouwlaag - uitkomst bieden, indien daardoor meer in overeenstemming met het bestemmingsplan wordt gehandeld. Ondersteunende horeca Als nieuw beleidsuitgangspunt zou ten behoeve van andere plangebieden de ondersteunende horeca nader uitgewerkt kunnen worden. In de praktijk is deze materie niet of nauwelijks geregeld. Behalve ondersteunde horeca in het kader van (food)detailhandel is het wenselijk horeca als ondersteunend aspect mogelijk te maken bij de functie van bijzondere doeleinden of sport- en recreatieve doeleinden. Het gaat dan om een horecagelegenheid in een museum of in sportkantines. In dergelijke panden met sociaal-culturele of recreatieve doeleinden worden immers vaak, als nevenactiviteit, consumpties tegen betaling aan bezoekers aangeboden. De instellingen mogen niet als volledig horecabedrijf worden geëxploiteerd. Er dient voorkomen te worden dat er paracommerciële activiteiten
17
plaatsvinden. De ondersteunende horeca kan, gerelateerd aan de hoofdfunctie, qua oppervlakte worden gelimiteerd. De bepaling die het bestemmingsplan “Oud Volendam” hanteert wat betreft horeca in het kader van detailhandel, zou een goed uitgangspunt kunnen zijn. Een voorbeeld is de palingrokerij van Smit-Bokkum. Voor Edam in het bijzonder geldt dat de mogelijkheid van ondersteunende horeca, met name in het kader van de detailhandel of andere hoofdfunctie zou moeten worden toegelaten. Deze regeling zou voor andere hoofdfuncties, zoals sportdoeleinden overgezet kunnen worden, zodat een sluitende regeling ontstaat die uniform kan worden toegepast. In dit verband is het ook reëel, mits ondergeschikt van karakter, ook ondersteunende horeca mogelijk te maken bij commerciële zaken zoals een sportschool. Ook dit is algemeen gebruikelijk en naar algemene normen planologisch aanvaardbaar.
18
HOOFDSTUK 5
EXPLOITATIEVERGUNNINGSTELSEL
Inleiding De APV biedt een handvat om overlast in de zin van de openbare ordeproblematiek buiten een horeca-inrichting tegen te gaan. Omdat die overlast groot kan zijn, gaat de voorkeur uit naar het opnemen van een stelsel in de APV waardoor het mogelijk is preventief op te treden om ongewenste ontwikkelingen op het terrein van (de vestiging van) horeca-inrichtingen te voorkomen. Het exploitatievergunningstelsel wordt bij de komende integrale herziening van de APV hierin opgenomen, zodat er in de toekomst uitvoering aan kan worden gegeven. Voor zover de bestemmingsplannen hierin niet voorzien, kunnen met dit preventieve middel ongewenste ontwikkelingen worden voorkomen. Voorts is in verband met de aard van de straat of de wijk, met andere woorden de woon- en leefsituatie ter plaatse, het aantal horecabedrijven te limiteren. Het is dus geoorloofd een vergunning te weigeren, indien het karakter van de betrokken straat of buurt zou worden aangetast door de vestiging van een nieuwe horeca-inrichting. Aanvullend op de bestaande regelgeving kan op basis van de APV het horecabeleid in de Gemeente Edam-Volendam in de toekomst “aangescherpt” worden. De burgemeester heeft de bevoegdheid de vergunningplicht op te heffen. Hierdoor kunnen in de gemeente gebieden worden aangewezen waar zonder voorafgaande toestemming een horecainrichting kan worden geëxploiteerd. Als ondergrens geldt echter de norm dat de exploitatie van de horeca-inrichting echter ook dan de woon- en leefsituatie in de omgeving of de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig mag beïnvloeden. Indien nodig met het oog op voornoemde norm, kan bestuursdwang worden aangezegd of een dwangsom worden opgelegd. Deze Nota is een belangrijk hulpmiddel bij het motiveren van het toekomstig te voeren beleid. In het algemeen mag de burgemeester afwijzend beslissen op een verzoek om een vergunning die niet strookt met het in deze Nota verwoorde beleid. Dat neemt niet weg dat de burgemeester steeds moet nagaan of bijzondere omstandigheden een uitzondering op dit beleid nodig maken. Iedere vergunningaanvraag dient zelfstandig en met inachtneming van de betrokken belangen te worden beoordeeld. Doel Beoogd wordt vanuit preparatie en preventie nadere eisen te stellen aan de bedrijfsvoering met als oogmerk overlast van de buurt en verstoring van de openbare orde te voorkomen. De rode draad hierbij is te komen tot een “aanvaardbaar” niveau van overlast. De horecaondernemer heeft hierbinnen een centrale functie en zal primair zorg moeten dragen voor een goede uitstraling naar de openbare buitenruimte en moeten zorgen dat de bedrijfsvoering op een ordelijke wijze plaatsvindt. Het exploitatievergunningstelsel omvat zowel horecaondernemers met, als horecaondernemers zonder Drank- en Horecavergunning. Waarom een exploitatievergunning Uitgangspunt vanuit de maatschappelijke functie is dat niet alleen het uitgaansleven wordt gestimuleerd, maar dat ook het wonen en werken in Edam-Volendam plezierig moet blijven. In de exploitatievergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden opgenomen die de aard van de inrichting bepalen. Nieuw is dat niet alleen voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot de gevolgen van deze exploitatie buiten de inrichting. De exploitant wordt daarbij aansprakelijk gesteld voor het gedrag van zijn klanten bij het verlaten van de inrichting. Dit kan variëren van een verbod tot lawaai maken, het hinderlijk parkeren, het zodanig plaatsen van fietsen dat de doorgang op het trottoir wordt belemmerd. Binnen bepaalde grenzen kan de exploitant verantwoordelijk worden gesteld voor het gedrag van zijn klanten in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting. Dit heeft mede betrekking op overlast en vandalisme. Inhoud exploitatievergunning Onder de horeca-inrichtingen vallen een breed scala van ondernemingen, zoals hotels, restaurants, cafés, cafetaria’s snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen. De inhoud van de exploitatievergunning is sterk afhankelijk van het soort bedrijf. Ten aanzien van bijvoorbeeld een restaurant zullen andere aanvullende voorschriften en beperkingen worden gesteld dan aan een discotheek. Inhoudelijk is de exploitatievergunning gericht op het voorkomen dat de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat worden aangetast.
19
De exploitatievergunning Hiervoor is reeds aangegeven wat de achtergrond van de horeca-exploitatievergunning is. Het gaat hier in feite om een overlastvergunning die is toegespitst op horeca-inrichtingen. Het biedt de mogelijkheid de vraag te toetsen of het in werking hebben van een horeca-inrichting zich wel verdraagt met het woon- en leefklimaat en met openbare orde belangen. Vanuit de regelgeving (artikel 1.5 APV) is het mogelijk nadere voorschriften en beperkingen te stellen. Het exploiteren van een horeca-inrichting kan in de toekomst worden aangevuld met een exploitatieplan. Het exploitatieplan kan een essentieel onderdeel van de Drank- en Horecavergunning worden. Hierin kunnen voorschriften en beperkingen worden vastgelegd op grond waarvan de Dranken Horecavergunning wordt verstrekt. Bij het niet nakomen van de voorschriften en beperkingen bestaat de mogelijkheid de Drank- en Horecavergunning in te trekken op basis van het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens, zodat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest. In het algemeen kunnen voorschriften aan de vergunning worden verbonden die betrekking hebben op de exploitatie. In casu kunnen de volgende aanvullende voorschriften en beperkingen onderdeel uitmaken bij de aanvraag van een Drank- en Horecavergunning toegespitst op het soort onderneming: a. b. c. d. e. f. g. h. i.
het aan de burgemeester overleggen van een exploitatieplan met hierin uitgewerkt de personele en organisatorische maatregelen gericht op een ordelijke bedrijfsvoering; het aangeven van de doelgroep waarop de exploitant zich richt; het aanbrengen en het gebruik van voorzieningen binnen de inrichting zoals fysieke toegangscontrole door middel van detectiepoorten; portiers en ordedienst zijn verantwoordelijk voor de toegang, anticiperen op moeilijkheden, halen overheersende groepen uit elkaar en zorgen ervoor dat de nooduitgangen vrijblijven; bij het toelaten van publiek mag niet worden gediscrimineerd; het gebruik van tot de inrichting behorende parkeervoorzieningen voorzien van toegangscontrole en parkeerwachten; het houden van toezicht in de directe omgeving van de horeca-inrichting; het aanstellen van gekwalificeerde portiers in bezit van een erkend beveiligingsdiploma, die gescreend worden door de politie (antecedenten onderzoek); het invoeren van een vervoersregeling “discobus”.
Waaraan en de mate waarin een ondernemer moet voldoen, is afhankelijk van het soort horeca. In de vergunningaanvraag dient de ondernemer in te gaan op het soort horecabedrijf dat hij wil gaan vestigen en bovendien dient hij aan te geven hoe hij voorziet in de opsomming als hiervoor onder a t/m i is weergegeven. Dit bepaalt ook welke voorschriften en beperkingen worden opgelegd en de mate van verfijning daarvan. In het algemeen wordt het standpunt gehuldigd dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning/ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan. Het verdient uit een oogpunt van duidelijkheid en ter uitsluiting van elke twijfel aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen in een regeling, ter uitvoering waarvan vergunning of ontheffing wordt verleend. Daarbij dient tevens te worden aangegeven dat die voorschriften uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van vergunning/ontheffing is gesteld. Niet nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere administratieve sancties.
20
HOOFDSTUK 6
PARACOMMERCIALISME
Inleiding Bij zogenaamde paracommerciële horecabedrijven kan soms sprake zijn van oneerlijke concurrentie ten opzichte van de reguliere horeca. Het betreft niet commerciële rechtspersonen (verenigingen en stichtingen) die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Voorbeelden zijn dorpshuizen, buurthuizen, clubhuizen, verenigingsgebouwen, sportverenigingen en dergelijke. In de loop der jaren gingen deze instellingen activiteiten op horecaterrein bedrijven en aldus hun inkomsten verhogen. Deze activiteiten werden in sommige gevallen steeds meer uitgebreid; te denken valt aan bruiloften, recepties, jubilea en het verhuren van de accommodatie aan derden, gepaard gaande met de verstrekking van drank. In dergelijke gevallen doet zich regelmatig de situatie voor waarbij sportverenigingen, dorps-, buurt- en clubhuizen, kerkelijke instellingen en dergelijke onder ongelijke voorwaarden in concurrentie treden met reguliere horecaondernemingen. Dit verschijnsel wordt in het algemeen aangeduid met de term paracommercialisme. De horecabranche heeft tegen deze vorm van “oneerlijke concurrentie” met succes geprotesteerd in die zin dat daartoe de Drank- en Horecawet met ingang van 1 juni 1991 is aangepast. De essentie van deze wijziging was dat, één of meer beperkingen konden worden verbonden aan de Drank- en Horecavergunning van instellingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaalculturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. De beperkingen werden door burgemeester en wethouders vastgesteld. De reguliere (commerciële) horeca viel buiten de reikwijdte van de aanpassing van 1991. In het algemeen kunnen aan Drank- en Horecavergunningen, behoudens bij gemeentelijke verordening op grond van artikel 23, geen voorschriften of beperkingen worden verbonden. Een uitzondering vormen paracommerciële instellingen waarbij aan de vergunning alleen voorschriften of beperkingen kunnen worden gesteld met betrekking tot: • • •
bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen; openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van dergelijke bijeenkomsten; de tijden waarop alcoholhoudende drank wordt verstrekt.
Tot 1 maart 1992 hadden gemeenten de tijd om alle reeds verleende vergunningen te lichten van paracommerciële instellingen om daaraan alsnog voorschriften of beperkingen te verbinden. Nadien kunnen nog slechts voorwaarden of beperkingen aan reeds verleende vergunningen worden verbonden indien dit in verband met een wijziging van de plaatselijke of regionale omstandigheden nodig is. Bij nieuw af te geven Drank- en Horecavergunningen moet altijd worden nagegaan of het nodig is, gelet op de plaatselijke of regionale omstandigheden, voorschriften of beperkingen aan de vergunning te verbinden. De Drank- en Horecawet spreekt over het verbinden van voorschriften of beperkingen aan een Dranken Horecavergunning, die gelet op plaatselijke of regionale omstandigheden nodig zijn ter voorkoming van mededinging, door het verstrekken van alcoholhoudende drank, die uit een oogpunt van ordelijk en economisch verkeer als onwenselijk moet worden beschouwd. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de toetsing van plaatselijke of regionale omstandigheden diende gestalte te krijgen door: • •
per geval te bekijken in hoeverre voorschriften of beperkingen aan de vergunning verbonden moesten worden; het vaststellen van een beleidsnotitie door burgemeester en wethouders. Deze beleidsnotitie bevatte een lijn waaraan in voorkomend geval getoetst diende te worden.
In de Gemeente Edam-Volendam werd per geval bekeken voor welke instellingen voorschriften en beperkingen moesten gelden. In de afgelopen jaren zijn diverse vergunningen verleend met beperkingen en voorschriften. Gezien het destijds geringe aantal vergunningen, te weten vier stuks, is er hieromtrent geen beleid vastgelegd in een beleidsnotitie. Het betrof toentertijd het verbinden van voorschriften en beperkingen aan de Drank- en Horecavergunningen van het Pius X-gebouw, onderdelen van het stadion van F.C. Volendam, Jongerencentrum Nohol en Postduivenvereniging S.V.E.L..
21
Bij paracommerciële instellingen werkt men veelal met vrijwilligers. In de praktijk bleek het voor deze instellingen moeilijk te zijn vrijwilligers te vinden die beschikten over een bewijs van kennis en inzicht in sociale hygiëne of die bereid zijn deze cursus te volgen. Dit is de reden dat voor paracommerciële instellingen een afwijkende regeling en andere eisen gelden. In het kort gelden, sinds de invoering van de nieuwe Drank- en Horecawet in november 2000, de volgende eisen voor paracommerciële instellingen: • • • •
het bestuur stelt een bestuursreglement vast; twee leidinggevenden moeten het diploma sociale hygiëne hebben; gedurende de tijden dat alcohol wordt geschonken, dient een leidinggevende met sociale hygiëne aanwezig te zijn of een barvrijwilliger die door het bestuur is geïnstrueerd over verantwoord alcoholgebruik; de tijden waarop alcohol geschonken wordt, moeten zichtbaar worden aangegeven.
Naast de hierboven in het kort omschreven vereisten, dienen paracommerciële instellingen ook aan de overige in de Drank- en Horecawet gestelde eisen te voldoen. Het bestuur van een paracommerciële instelling dient dus een reglement vast te stellen dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde geschiedt door op dit gebied gekwalificeerde personen. Gemeenten moeten het zogenaamde bestuursreglement toetsen. Indien de regels van het bestuursreglement worden overtreden, kan de gemeente de vergunning intrekken. De volgende elementen moeten verplicht in het reglement worden vastgesteld: • • •
hoe het bestuur waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende dranken geschiedt door personen die voldoende inzicht en kennis hebben in sociale hygiëne. Het bestuur stelt kwaliteitseisen op voor barvrijwilligers over verantwoord alcoholgebruik; op welke dagen en tijdstippen alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Deze dagen en tijdstippen moeten duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit worden aangegeven; hoe het toezicht op de naleving van de inhoud van het reglement zal plaatsvinden.
Door de Minister van VWS kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur meer specifieke criteria worden omschreven waaraan een bestuursreglement van paracommerciële instellingen moet voldoen. Plaatselijke en regionale omstandigheden Op dit moment zijn er in de Gemeente Edam-Volendam ongeveer 70 horecabedrijven die vergunningsplichtig zijn op grond van de Drank- en Horecawet. Het horeca-aanbod in de Gemeente Edam-Volendam is redelijk gevarieerd. Edam-Volendam kent in verhouding veel commerciële horecabedrijven. Hierdoor is de kans dat de commerciële horeca concurrentie ondervindt van de nietcommerciële horeca minder groot te achten, dan wanneer er meer niet-commerciële horeca zou zijn. Het is, mede gelet op het beginsel dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden, aan te bevelen aan alle (nog te verlenen) vergunningen voor niet-commerciële horecabedrijven eenduidige voorschriften te verbinden. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de reeds gevoerde praktijk. De eventuele voorschriften of beperkingen mogen alleen betrekking hebben op: 1. de in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen; 2. het openlijk aanprijzen van de mogelijkheid tot het houden van een bijeenkomst van persoonlijke aard; 3. de tijden gedurende welke in de inrichting alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Ad 1). Bijeenkomsten van persoonlijke aard. Met “bijeenkomsten van persoonlijke aard” wordt gedoeld op bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij alcoholhoudende drank pleegt te worden genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de rechtspersoon. Daarbij moet gedacht worden aan bruiloften, recepties bij jubilea en dergelijke. Voor zover die bijeenkomsten tevens een zakelijk karakter, direct verband houdend met de activiteiten van een rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen deze niet onder het bereik van de onderhavige bepaling.
22
Ad 2). Openlijk aanprijzen. Hiermee wordt volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bedoeld, het maken van handelsreclame, bijvoorbeeld door middel van advertenties. Deze reclame zou beperkt kunnen worden tot de publicaties die zijn bestemd voor de leden, donateurs en vaste deelnemers van de instelling. Ad 3). Openingstijden. Bij de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende dranken worden verstrekt, kan worden overwogen om de bedrijfsmatige verstrekking te beperken van een uur voor tot een uur na de activiteit die uit de doelstelling volgt. Drank- en Horecaverordening De Drank- en Horecawet geeft in een aantal artikelen de mogelijkheid aan een gemeente om bij verordening nadere regels te stellen ten aanzien van alcoholverstrekkende horecabedrijven. Het moet daarbij gaan om nadere regels vanuit sociaalhygiënische of sociaal-economische doeleinden. Indien andere doeleinden ten grondslag liggen aan de verordening, zoals doeleinden van openbare orde of milieuhygiënische motieven, dan zullen deze bepalingen onverbindend moeten worden verklaard. Wel is van belang dat de nadere regelgeving niet afdoet aan datgene dat reeds in de Drank- en Horecawet is geregeld. Nadere regelgeving bij verordening is mogelijk op de navolgende terreinen: • • • •
voorschriften of beperkingen van paracommerciële instellingen (artikel 4, derde lid Dranken Horecawet); de leeftijd van personen waaraan drank mag worden verkocht (artikel 20, vijfde lid Dranken Horecawet); verbieden van alcoholverstrekking in (delen) van de gemeente (artikel 23 Drank- en Horecawet); gegevensverstrekking bij de aanvraag van een Drank- en Horecavergunning (artikel 26 Drank- en Horecawet).
Op 16 december 1993 is door de raad van de Gemeente Edam-Volendam een Drank- en Horecaverordening vastgesteld. Hierin is onder andere het volgende opgenomen: •
• •
het is verboden anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting: a. waarin of in een onderdeel waarvan uitsluitend of in hoofdzaak geringe etenswaren, zoals belegde broodjes, patates-frites en kroketten worden verkocht; b. waarin onderwijs wordt gegeven; c. welke of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen; d. welke of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of –instellingen; e. die gelegen is op een recreatie-, kampeer- of caravanterrein(artikel 5). het is verboden bedrijfsmatig sterke drank voor gebruik elders dan ter plekke te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 5 (artikel 6). de burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod in artikel 3 en 5. De ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden, een ontheffing kan al dan niet tijdelijk worden ingetrokken of gewijzigd (artikel 4 en 7).
23
HOOFDSTUK 7
TERRASSENBELEID
Inleiding De Gemeente Edam-Volendam beschikt over fraaie oude centra en prachtige natuurgebieden met volop recreatiemogelijkheden. Het toeristische karakter van de Gemeente Edam-Volendam brengt met zich mee, dat er in de centra naast de winkels ook een concentratie van horecagelegenheden is. Dit heeft tot gevolg, dat er zich vooral in het zomerseizoen op en achter de Dijk terrassen, uitstallingen, reclameborden, zonneschermen en dergelijke op of boven de openbare weg bevinden. Op zich hoeft dit niet bezwaarlijk te zijn, zolang de bruikbaarheid van de openbare weg niet in het geding komt, het straatbeeld de kwaliteit bezit die de gemeente nastreeft en gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken er geen onaanvaardbare hinder van ondervinden. Aanleiding opstellen beleid In de praktijk kan het gebruik van het voor hen bestemde gedeelte van de openbare weg door voetgangers, rolstoelgebruikers en mensen met kinderwagens in het nauw komen. Vaak dienen zij uit te wijken naar de rijbaan, hetgeen gevaarlijke situaties kan opleveren. De verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de openbare weg moeten derhalve gewaarborgd worden. Ten gevolge van de uitstalling van diverse objecten ontstaat er een wat onoverzichtelijk straatbeeld. Aangezien de gemeente de kwaliteit van de ruimte hoog in het vaandel heeft staan, vormt het versterken c.q. handhaven van de kwaliteit van het openbaar gebied, tevens reden tot het opstellen van beleid. Daarnaast komt het voor dat met name bewoners van het centrum hinder ondervinden van diverse objecten in de nabijheid van hun woning; ter voorkoming of beperking daarvan is regelgeving van belang. Tenslotte is het als eigenaar van de openbare ruimte belangrijk het gebruik van de openbare ruimte te regelen al dan niet tegen betaling van een vergoeding. Met het opstellen van dit beleid willen wij voor de toekomst vastleggen onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden de openbare weg voor andere dan verkeersdoeleinden kan worden gebruikt. Hierbij is het niet de bedoeling om andere dan verkeersactiviteiten op de openbare weg te verbieden; dat zou namelijk de levendigheid van het straatbeeld teveel aantasten en tekort doen aan een bredere functie die met name het Dijkgebied heeft. Wij willen echter komen tot een zekere ordening van andere dan verkeersactiviteiten op de weg, zodat de weg aan zijn oorspronkelijke bestemming kan blijven beantwoorden en de openbare ruimte de kwaliteit bezit die de gemeente nastreeft. Instrumenten Met het opstellen van beleid staan een aantal instrumenten tot de beschikking. Genoemd worden de APV, het bestemmingsplan en nadere regelgeving waaronder bijvoorbeeld de Drank- en Horecawet, die alle publiekrechtelijk van aard zijn. Daarnaast brengt de eigendom van onroerende zaken met zich mee dat ook privaatrechtelijke bevoegdheden ingezet kunnen worden. Bij het realiseren van het beleid zullen die instrumenten hetzij apart, hetzij in combinatie worden gebruikt. Beleid Bij het formuleren van het beleid moet worden uitgegaan van duidelijke regels, zodat iedereen weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen algemene beleidslijnen en specifieke beleidslijnen, omdat er bijvoorbeeld voor het plaatsen van een terras op de openbare weg andere uitgangspunten kunnen zijn dan voor reclameborden. Het beleid beperkt zich tot een regeling voor terrassen. Handhaving Op de naleving van de regels zal consequent moeten worden toegezien, wil de doelstelling van het beleid gehaald worden. Hierin ligt een gezamenlijke taak voor de gemeente en politie.
24
Gebruik gemeentegrond Het gebruik van openbare ruimte zal geregeld moeten worden, waarbij een keuze gemaakt kan worden tussen de publiekrechtelijke weg en de privaatrechtelijke weg. Aangezien de Gemeente Edam-Volendam reeds beschikt over een precarioverordening, zal doorgaans voor de publiekrechtelijke weg worden gekozen. Algemene beleidsregels De bepalingen inzake voorwerpen of stoffen op, aan of boven de openbare weg uit de APV zijn vrij ruim geformuleerd teneinde een basis te hebben voor het gemeentelijk toezicht op het gebruik van de openbare weg. Uit de tekst valt niet altijd direct af te lezen of bepaalde activiteiten op de openbare weg al dan niet zijn toegestaan. Evenmin is het duidelijk welke regels in acht dienen te worden genomen. Ze dienen dan ook meer als een juridisch kader om ongewenst gebruik tegen te gaan. Tot op heden is bij de verlening van vergunningen voor het hebben van voorwerpen of stoffen op, aan of boven de openbare weg – voor zover deze vergunningen werden aangevraagd – het “beleid” gevoerd, dat er op het voor voetgangers bestemde gedeelte van de openbare weg te allen tijde een doorgang gewaarborgd dient te blijven. Aan een consequente handhaving van dit beleid en aan een constante controle op het al dan niet aanwezig zijn van benodigde vergunningen heeft het in de praktijk ontbroken met als gevolg een wildgroei van obstakels op de openbare weg. Om meer expliciet aan te geven welke regels in acht dienen te worden genomen ten aanzien van het gebruik van de openbare weg, dienen de bepalingen dus verder geconcretiseerd te worden. Uit artikel 2.1.5.1. van de APV is gebleken dat er een drietal weigeringsgronden zijn: 1. de verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de openbare weg; 2. het niet voldoen aan de redelijke eisen van welstand; 3. de overlast of hinder die gebruikers van de in nabijheid gelegen onroerende zaken ervan kunnen ondervinden. Verkeersveiligheid en bruikbaarheid van de weg Het belangrijkste criterium voor de toelaatbaarheid van het plaatsen van objecten op de openbare weg is, dat deze objecten zowel direct als indirect geen gevaar, hinder of overlast voor de gebruikers mogen veroorzaken. Direct gevaar, hinder of overlast voor gebruikers van de openbare weg Het spreekt voor zich dat het vanuit oogpunt van verkeersveiligheid nooit de bedoeling kan zijn dat obstakels geplaatst worden op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg. Daarnaast dient boven dit gedeelte minimaal 4,50 meter vrije ruimte te bestaan, gebaseerd op de normen voor de maximale hoogte van vrachtverkeer, die 4,20 meter bedragen. Voor wat betreft het waarborgen van voldoende vrije ruimte op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg, zodat uitwijken naar de rijbaan en daarmee verkeersonveiligheid voorkomen kan worden, heeft de gemeente volledige beleidsvrijheid. Uit de richtlijnen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en uit jurisprudentie zijn echter normen te destilleren die als richtsnoer gelden. Daarnaast beveelt het “handboek verkeersvoorzieningen voor mensen met een handicap” als profiel van vrije ruimte aan: - voor mensen die met een wandelstok lopen: 0,90 meter; - voor een blinde of slechtziende met een tasstok: 1,20 meter; - voor een rolstoelgebruiker: 1,50 meter. Boven dit gedeelte dient minimaal 2,20 meter vrije ruimte te bestaan teneinde te voorkomen dat men het hoofd stoot. Over het algemeen is het onderscheid tussen de verschillende bestemde gedeelten van de openbare weg fysiek zichtbaar door verschil in gebruikt bestratingmateriaal, hoogteverschil (trottoirs) dan wel door middel van aangebrachte belijning. Beleidsregel 1 De voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg dienen volledig obstakelvrij te zijn, terwijl de vrije doorrijhoogte minimaal 4,50 meter bedraagt. In de Gemeente Edam-Volendam geldt als
25
richtlijn 0,90 meter als gehanteerde norm voor vrije ruimte op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg meter, terwijl hierboven 2,20 meter vrij moet blijven. Indirect gevaar, hinder of overlast voor gebruikers van de openbare weg Indirect gevaar, hinder of overlast kan ontstaan wanneer het object schade aan de weg veroorzaakt, waardoor de feitelijke bruikbaarheid van de weg in het geding komt. Doorgaans betreft dit zware objecten zoals containers en bouwmaterialen, of vervuilende objecten zoals autowrakken. Het mag duidelijk zijn dat deze laatste in geen geval geplaatst mogen worden en direct optreden vereisen. Voor wat betreft het plaatsen van zware materialen kan toestemming worden verleend, met inachtneming van de toegankelijkheidsnorm en mits er goede afspraken gemaakt worden ter voorkoming van schade dan wel het direct herstellen van de schade. Het verwijderen van klinkers of tegels voor het plaatsen van objecten is enkel mogelijk wanneer er geen goede alternatieven zijn en alleen onder toezicht van de gemeente. Beleidsregel 2 Vervuilende objecten die schade aan de weg kunnen veroorzaken zijn nooit toegestaan, zware objecten dan wel objecten die geplaatst worden door middel van het verwijderen van klinkers of tegels, alleen onder nadere voorwaarden. De redelijke eisen van welstand Het plaatsen van een object kan vanwege zijn verschijningsvorm of juist de beoogde locatie niet voldoen aan de redelijke eisen van welstand en daarom ongewenst zijn. Hiervoor dient te worden teruggegrepen op het bepaalde in de welstandsnota, die volgens de Woningwet nodig is. Per soort object dienen daarin toetsingscriteria te worden geformuleerd. Beleidsregel 3 Voor de verschillende soorten objecten kunnen “welstandscriteria” geformuleerd worden gelet op de verschijningsvorm en/of de beoogde locatie. Overlast voor gebruikers van in nabijheid gelegen onroerende zaken In zijn algemeenheid moet overlast c.q. hinder voor gebruikers van de in nabijheid gelegen onroerende zaken ten gevolge van de aanwezigheid van objecten op de openbare weg voorkomen dan wel beperkt worden. Met name bewoners kunnen – direct dan wel indirect – hinder van objecten ondervinden. Directe hinder ten gevolge van een object Directe hinder ontstaat natuurlijk wanneer de toegang of ontsluiting van de in de nabijheid gelegen onroerende zaken onmogelijk wordt gemaakt door de plaatsing van het object. Bij het verlenen van medewerking zal toegezien worden op de precieze locatie. Blijkt hinder of overlast onontkoombaar dan zal medewerking geweigerd worden. Beleidsregel 4 De toegang of ontsluiting van belendende percelen mag niet belemmerd worden. Indirecte hinder ten gevolge van een object Van indirecte hinder is sprake wanneer ten gevolge van de aanwezigheid van het object hinder ontstaat. Gedacht kan worden aan licht- en geluidsoverlast. Bepalend is natuurlijk of hierbij de aanvaardbare grenzen overschreden worden. Hierbij zijn de normen van de hierop toeziende regelgeving van toepassing (bijvoorbeeld het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer). Beleidsregel 5 Teneinde indirecte hinder of overlast van objecten te voorkomen, zijn de aanvaardbare normen van hierop toeziende regelgeving van toepassing.
26
Bestemmingsplan Zoals eerder gesteld voorziet het bestemmingsplan elke onroerende zaak van een bestemming waaruit de eventuele gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden af te leiden zijn. De openbare weg en/of ruimte heeft meestal de bestemming verkeers- en verblijfsdoeleinden. Dit betekent echter niet dat het plaatsen van objecten op, aan of boven de openbare weg automatisch strijdigheid tot gevolg heeft. Wanneer een en ander past binnen het kader van de APV, is er geen aanleiding voor optreden. Nadere regelgeving Het plaatsen van objecten aan, op of boven de openbare weg is veelal onderhevig aan nadere regelgeving. Per soort object dient dit in beeld te worden gebracht en meegenomen te worden in de behandeling van de aanvraag van de vergunning. Eigenaarbevoegdheden Hoewel de openbare weg veelal gemeente-eigendom betreft, wordt vanuit de visie dat het tevens publieke ruimte betreft meer toegestaan dan op basis van het privaatrecht behoeft. Zolang voldaan wordt aan de eisen uit de publiekrechtelijke regelingen hoeft dit ook geen problemen op te leveren. Desalniettemin is het zaak het gebruik goed te regelen. De Gemeente Edam-Volendam heeft een precarioverordening op basis waarvan gebruikers van gemeentegrond belasting betalen. Beleidsregel 6 Voor het gebruik van gemeentegrond is precariobelasting verschuldigd. Beleidsregels voor het plaatsen van terrassen op de openbare weg Vanuit de algemene beleidsregels kunnen ten aanzien van het plaatsen van terrassen de volgende specifieke beleidsregels worden geformuleerd, waarbij uitgegaan wordt van normale omstandigheden. In bijzondere gevallen (bijvoorbeeld tijdens evenementen) kan worden afgeweken van deze beleidsregels. Onder verwijzing naar het gestelde onder “evenementen” zal hierop verder worden ingegaan. Betreffende het plaatsen van terrasmeubilair is ons voornemen om niet zonder meer medewerking te verlenen aan uitbreiding van het huidige aantal vierkante meters terras. Waar mogelijk zal eerder gekozen worden voor het terugdringen van het aantal terrassen c.q. de omvang daarvan. Hiervan is met name sprake in die situaties waarbij de laatste jaren zonder terrasvergunning enig terrasmeubilair geplaatst is, zonder dat daartegen is opgetreden, maar onder het nieuwe beleid niet toegestaan kan worden. Aan verzoeken tot het plaatsen van een terras op plekken waar nu nog geen terras aanwezig is, maar waar dit in het kader van het nieuwe beleid wel ingepast kan worden, zullen wij – onder voorwaarden – medewerking verlenen. Beleidsregel 7: Obstakelvrije zone op en boven de openbare weg Normale omstandigheden in acht genomen, kunnen terrassen niet geplaatst worden op de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg. Op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg zijn wel mogelijkheden, waarbij de gehanteerde norm voor een vrije ruimte van 0,90 meter gehanteerd wordt. Op plaatsen waar het mogelijk is meer ruimte vrij te houden en dit in verband met de functie van desbetreffende ruimte naar het oordeel van het college de voorkeur geniet, wordt de minimumnorm naar boven bijgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan gebieden die vanwege zeer frequent gebruik meer vrije ruimte behoeven (doorstroming). De vrije ruimte boven dit gedeelte dient minimaal 2,20 meter te bedragen; een zonneluifel mag dus nooit lager hangen. In bijzondere gevallen (evenementen) kan het college in afwijking van het bovenstaande het gebruik van de voor de rijbaan bestemde gedeelten van de openbare weg ten behoeve van de exploitatie van een terras toestaan. Hierbij speelt het waarborgen van de toegang voor direct aanwonenden en ook de hulpverleningsdiensten een belangrijke rol. Voor hulpverleningsdiensten dient de ongehinderde doorgang minimaal 3,50 meter breed en 4,50 meter hoog te zijn. Beleidsregel 8: Minimale diepte van terrassen Het in acht nemen van de obstakelvrije zone van minimaal 0,90 meter, kan tot gevolg hebben dat de mogelijkheid van het exploiteren van een terras beperkt wordt tot minder dan 1 meter. Hoewel het plaatsen van terrasmeubilair dan nog wel mogelijk is, zal dit in de praktijk ten koste gaan van de obstakelvrije zone ten gevolge van het gebruik door bezoekers. Gelet hierop wordt tegelijkertijd een minimale diepte voor een terras vastgesteld, die – naast de obstakelvrije zone – beschikbaar moet zijn
27
voor het exploiteren van een terras. Deze minimale diepte dient zodanig te zijn dat in alle redelijkheid een terras kan worden geëxploiteerd. In een optimale situatie is een diepte van 1,50 meter de norm. Wanneer dit tot gevolg heeft dat een bepaald terras niet gerealiseerd zou kunnen worden, kan het college overwegen een minimale diepte van 1,00 meter aan te houden. Anderszins behoort de exploitatie van een terras niet tot de mogelijkheden. Beleidsregel 9. Situering terrassen Voor vergunning in aanmerking komende terrassen zijn gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van het horecabedrijf. Tijdens bijzondere gelegenheden (evenementen) kan voor de duur hiervan voor andere (naastgelegen) panden het plaatsen van terrassen worden toegestaan. Belangen van eigenaar/gebruikers van naastgelegen panden verdienen dan bijzondere aandacht. Weigeringgronden voor de situering van terrassen zijn: vrees voor verstoring van de openbare orde en veiligheid, verkeersveiligheid, welstandscriteria en de desbetreffende bestemmingsplannen. Beleidsregel 10: Maximale oppervlakte van terrassen Wanneer rekening gehouden wordt met al het hiervoor gestelde ten aanzien van diepte, breedte en obstakelvrije zone, zijn er locaties die volledig benut zouden kunnen worden voor het plaatsen van een terras. Aangezien dit niet overeen hoeft te stemmen met een ter plaatse beoogd straatbeeld, is het college bevoegd aan het terras een maximumoppervlakte te verbinden. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen op plaatsen waar de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg heel royaal zijn of op het voor parkeren bestemde gedeelte van de openbare weg. Beleidsregel 11: Terrasschotten Om bezoekers uit de wind te laten zitten, mogen terrasschotten worden geplaatst, mits het geen vooren tussenschotten parallel aan de weg betreft. Een maximale hoogte van 1,50 meter is voldoende om aan dit doel te voldoen, waarvan minimaal 0,75 meter volledig transparant dient te zijn. De lengte van terrasschotten is afhankelijk van de breedte van het betreffende terras, maar mag nooit langer zijn dan de maximaal toegestane breedte van het terras (diepte). De terrasschotten dienen bovendien demontabel/inklapbaar te zijn, zodat zij kunnen worden verwijderd gedurende de tijden dat de terrassen niet worden geëxploiteerd en de tafeltjes en stoeltjes van het terras zijn verwijderd. Naast deze in de vergunning op te nemen terrasschotten, zijn er ook terrasschotten, die op eigen terrein – geen deel uitmakende van de weg – zijn gesitueerd. Ten behoeve van deze meer permanente terrasschotten zullen daarvoor mogelijk de benodigde vergunningen op grond van de Woningwet moeten worden aangevraagd. Beleidsregel 12: Terrasinrichting Aangezien onder meer in het straatbeeld van de Gemeente Edam-Volendam kwaliteit wordt nagestreefd, is het voor de hand liggend ook ten aanzien van de inrichting van terrassen kwaliteitscriteria op te stellen. Er mogen slechts tafels en stoelen van aantoonbaar brandveilig materiaal gebruikt worden die passen bij de inrichting. Parasols (incl. voet) mogen alleen gebruikt worden indien zij een semi-permanent karakter hebben en als afzonderlijke elementen herkenbaar blijven. Bovendien moeten deze inklapbaar zijn en parasolvoeten dienen verwijderd te kunnen worden. In uitgeklapte toestand moet zich de onderkant van de volant op minimaal 2,20 meter hoogte bevinden en mogen de grenzen van het terras niet overschreden worden. De aan het terras gerelateerde objecten, waaronder maximaal één reclamebord, mogen niet groter zijn dan 0,80 bij 1,15 meter. De totale constructie mag niet hoger zijn dan 1,50 meter en niet breder en dieper dan 1,00 meter. Deze objecten dienen binnen de grenzen van het terras te worden geplaatst. Verlichting- en verwarmingselementen mogen alleen op een terras direct grenzend aan een pand aangebracht worden aan de gevel. Bij wijze van uitzondering kan ingeval de maatvoering van het terras tot gevolg heeft dat de op deze wijze aangebrachte verlichting dan wel verwarming ondercapaciteit tot gevolg heeft in overleg met de gemeente gezocht worden naar een passende oplossing. Beleidsregel 13: Terrasseizoen De vergunning is alleen van kracht gedurende het terrasseizoen, ofwel de maanden april tot oktober. Het terrasmeubilair, schotten en andere voorwerpen voor zover afkomstig van het terras op de openbare weg, dienen buiten dit seizoen van de openbare weg verwijderd te zijn. Het is niet toegestaan buiten de inrichting terrasmeubilair op te stapelen, tenzij het op een brandveilige manier in
28
overleg met de sector Brandweer/Veiligheid gebeurt en er in de terrasvergunning toestemming voor wordt verleend. In incidentele gevallen kan het college overwegen medewerking te verlenen aan het plaatsen van een terras op de openbare weg waarbij nadere voorwaarden worden gesteld. Beleidsregel 14: Openingstijden van het terras Het terras mag dagelijks geëxploiteerd worden van 09:00 uur tot 22:00 uur. In de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag mag het terras geëxploiteerd worden tot 24:00 uur, met uitzondering van terrassen die gesitueerd zijn in de directe nabijheid van een woning. Na sluitingstijd dient het terrasmeubilair op zijn minst opgestapeld te worden en op een afdoende wijze te worden beveiligd. De Gemeente Edam-Volendam is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van diefstal, vandalisme etc. Beleidsregel 15: Afval op de openbare weg ten gevolge van gebruik van terras De vergunninghouder dient ervoor zorg te dragen dat het terras en de naaste omgeving daarvan (ca. 25 meter) vrij blijven van afval en andere ongerechtigheden afkomstig van of veroorzaakt door het gebruik van het terras. Beleidsregel 16: Muziek Op het terras mag geen live-muziek ten gehore worden gebracht. Tijdens een collectieve festiviteit als bedoeld in artikel 4.1.2. APV of indien een kennisgeving incidentele festiviteit op grond van artikel 4.1.4. APV is gedaan en artikel 4.1.4. APV niet van toepassing is, kan door het college onder bepaalde voorwaarden ontheffing worden verleend. Beleidsregel 17: Gedragsregels De vergunninghouder is gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om hinder en overlast, veroorzaakt door de op een terras aanwezige bezoekers, te voorkomen of beperken. Beleidsregel 18: Terrassen op niet openbare gronden Voor de beoordeling of terrassen op niet openbare gronden toelaatbaar zijn of niet, dient gekeken te worden naar het betreffende bestemmingsplan. Beleidsregel 18: Precariobelasting De mogelijkheid tot het gebruik van de openbare weg voor commerciële doeleinden heeft zonder twijfel een meerwaarde voor de bedrijfsvoering. Anderzijds heeft de aanwezigheid van terrassen ook een meerwaarde voor de uitstraling en beleving van de Gemeente Edam-Volendam. Indien het terras op gemeentegrond wordt geplaatst, dient precariobelasting te worden betaald. Indien het terras op particuliere grond wordt geplaatst, is geen precariobelasting verschuldigd. Wel zijn dan leges verschuldigd vanwege de afhandeling van de vergunningaanvraag. Beleidsregel 19: Gebruik gemeentelijk eigendom Het is niet toegestaan: 1. veranderingen in de grond aan te brengen, waaronder in ieder geval begrepen het slaan van palen en pennen en het verwijderen van klinkers of tegels; 2. de grond op enige wijze geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik te geven; 3. gedurende de periode dat door of vanwege de gemeente of vanwege nutsbedrijven werkzaamheden in of aan de grond moeten worden uitgevoerd, dit in te richten als terras. Gedurende de periode dat de vergunninghouder geen gebruik kan maken van de plaats waar het terras zich normaliter bevindt, bestaat geen recht op schadevergoeding of restitutie, tenzij dit schriftelijk anders is bepaald. 4. het college kan voor het genoemde in sub 1. ontheffing verlenen. Beleidsregel 20: Markeringen Ter afbakening van de grenzen van het terras worden op de openbare weg markeringen aangebracht die voor beide partijen op niet mis te verstane wijze duidelijkheid schept. Deze markeringen worden aangebracht door de gemeente door middel van zogenaamde “punaises”.
29
HOOFDSTUK 8
HANDHAVING
Inleiding Handhaving van voorschriften maakt onmiskenbaar onderdeel uit van het gemeentelijk horecabeleid. Handhaving vormt de laatste schakel in de reguleringsketen. En zoals voor alle ketens geldt, geldt ook voor deze keten dat die zo sterk is als haar zwakste schakel. Dit houdt onder meer in dat: • • • •
het zonder adequate handhaving niet mogelijk zal zijn om de doelstellingen die met regelgeving worden beoogd, te realiseren; de geloofwaardigheid van de overheid zonder goede handhaving in het geding is; adequate handhaving van regelgeving van belang is met het oog op de rechtszekerheid van de burgers; met adequate handhaving kan worden voorkomen dat de concurrentieverhouding tussen de goedwillende en de malafide horecabedrijven wordt verstoord.
De meest effectieve vorm van handhaving is preventie. Door te voorkomen dat regels worden overtreden, vervalt immers de noodzaak om sanctionerend op te treden. Voorbeelden hiervan zijn het verstrekken van informatie aan horecaondernemers en adequate vergunningverlening. Handhaving: een korte toelichting Onder handhaving wordt verstaan: het door controle en toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke sanctiemiddelen bereiken dat de voorschriften worden nageleefd. Controle Controleactiviteiten kunnen worden onderscheiden in toezicht en opsporing. Toezicht betreft de gewone controle op de naleving van voorschriften, zonder dat er een concrete verdenking hoeft te bestaan dat voorschriften zijn overtreden. Toezichtactiviteiten vallen onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat belast is met de uitvoering van de voorschriften. Opsporingshandelingen kunnen pas verricht worden als uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat er een strafbaar feit is gepleegd. Opsporingsactiviteiten vinden plaats onder de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Toepassen van sancties In het geval dat er een overtreding van een administratiefrechtelijk voorschrift wordt geconstateerd, kunnen in beginsel zowel een bestuurlijke als een strafrechtelijke sanctie worden opgelegd. Het zal van de concrete situatie afhangen welke soort sanctie de voorkeur verdient. Veelal zullen beide mogelijkheden worden ingezet. Handhavend optreden door een bestuurlijk orgaan is erop gericht een einde te maken aan een verboden toestand en herstel van de gewenste toestand. Strafrechtelijk optreden daarentegen maakt de gevolgen van een overtreding meestal niet ongedaan, maar is primair gericht op vergelding van het aan de samenleving aangedane onrecht en op het voorkomen van herhaling. Handhaving van de openbare orde Het begrip “openbare orde” wordt in de wetgeving veelvuldig gebruikt zonder dat er een definitie is gegeven. Binnen de regelgeving heeft dit begrip niet altijd dezelfde betekenis. Wat in een bepaalde context onder “openbare orde” wordt begrepen en wat niet, dient mede in de bestuurs- en rechtspraktijk te worden bepaald. Veel gebruikte omschrijvingen zijn: “het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven” en “de orde op voor het publiek toegankelijke plaatsen”. Op grond van artikel 174, lid 1 Gemeentewet wordt de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. In het tweede lid van dit artikel is expliciet bepaald dat de burgemeester bevoegd is ter zake bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
30
Het derde lid van artikel 174 bepaalt dat de burgemeester ook is belast met de uitvoering van verordeningen, voor zover deze betrekking hebben op het in het eerste lid bedoelde toezicht. Op basis van artikel 175 van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij of zij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar noodzakelijk acht. De burgemeester is op grond van artikel 175 van de Gemeentewet bevoegd algemene voorschriften te geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn. Beide bepalingen hebben betrekking op noodsituaties. De handhaving van de openbare orde is een op zichzelf staande activiteit. Het gaat om een activiteit die weliswaar haar oorsprong dient te vinden in de overtreding van een of meer strafbepalingen, maar waarvan het bijzondere is gelegen in de effecten die deze overtreding(en) ter plaatse en op het gemeenschapsleven teweegbrengt of brengen. Juridische sanctiemiddelen A. Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen Bestuursdwang In artikel 125 van de Gemeentewet is een algemene bestuursdwangbevoegdheid opgenomen. Bestuursdwang is de bevoegdheid van een bestuursorgaan om een situatie die in strijd is met de inhoud van een voorschrift feitelijk in overeenstemming te brengen met de inhoud van dat voorschrift. Ook een aantal bijzondere wetten geeft gemeenten de bevoegdheid tot het uitoefenen van bestuursdwang. Bestuursdwang is per januari 1998 geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Sluiting van een horecabedrijf Onder andere in de APV is de bevoegdheid tot het sluiten van een horecabedrijf opgenomen. De burgemeester kan op grond van artikel 2.3.1.7 van de APV in geval van verstoring van de openbare orde, van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan of van andere bijzondere omstandigheden, een en ander ter beoordeling van de burgemeester, bevel geven de inrichting te doen ontruimen, te sluiten en gedurende een bij dat bevel bepaalde tijd gesloten te houden. Voornoemd bevel wordt de houder persoonlijk gegeven dan wel door afkondiging ter algemene kennis gebracht. Dwangsom Artikel 5.32 van de Algemene wet bestuursrecht geeft de gemeente een algemene dwangsombevoegdheid. Lid 1 bepaalt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. In het tweede lid staat dat een last onder dwangsom ertoe strekt de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen. Gelijktijdige toepassing van bestuursdwang en een last onder dwangsom ter zake van één en dezelfde overtreding is niet mogelijk. Intrekking van de vergunning Bij overtreding van de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden, kan het bestuursorgaan dat de vergunning heeft verleend in beginsel de vergunning intrekken. Artikel 31 van de Drank- en Horecawet verplicht burgemeester en wethouders om de Drank- en Horecavergunning in te trekken wanneer niet meer voldaan wordt aan de vergunningseisen en ook in de situatie dat zich in de betreffende inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid. B. Strafrechtelijke sanctiemiddelen De hantering van de strafsanctie is geen zaak voor de gemeente. Over de strafvervolging wordt beslist door het Openbaar Ministerie; de eventuele strafoplegging geschiedt door de strafrechter. Voor een honderdtal bijzondere wetten zijn de sancties uit de Wet economische delicten van toepassing. De straffen en maatregelen die in het kader van deze laatste wet kunnen worden opgelegd, zijn in hoofdzaak een geldboete en/of gevangenisstraf.
31
Gemeentelijk beleid Op 27 juni 2002 heeft de gemeenteraad de Kadernota Handhaving vastgesteld. De nota heeft een kader geschapen, waarbinnen het handhavingsbeleid ten aanzien van de horecasector vorm gegeven dient te worden. Doel daarbij is te komen tot een goede en adequate uitvoering van de handhavingstaken en het verbeteren van het naleefgedrag van burgers en bedrijven. In het kader van de horecasector kan hierbij gewezen worden op het Horecaconvenant dat op 27 januari 2000 voor de Gemeente Edam-Volendam is vastgesteld. Dit horecaconvenant tussen de Gemeente EdamVolendam, de individuele horecaondernemers in Edam-Volendam, de politie regio ZaanstreekWaterland en het Openbaar Ministerie te Haarlem is vastgesteld voor een periode van één jaar. Binnen korte tijd volgt actualisering van het convenant. Het gemeentelijk handhavingsbeleid met betrekking tot de horecasector zal op verschillende manieren worden vormgegeven. Het handhavingsbeleid zal actief van aard zijn (periodieke controles), maar ook passief (alleen in het geval er klachten zijn; het zogenaamde “piepsysteem”). Gedogen kan een onderdeel zijn van het gemeentelijk handhavingsbeleid, zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de Kadernota Handhaving. Er is sprake van gedogen als het bestuur weet heeft gekregen van schending van voorschriften, maar het bewust niet tot toepassing van sancties overgaat. Gedogen kan op passieve wijze (afzien van handhaving zonder een besluit daartoe) en op actieve wijze (het nemen van gedoogbesluiten). Conform de Kadernota Handhaving zal er in de Gemeente Edam-Volendam alleen actief gedoogd worden en slechts in incidentele gevallen. Adequate handhaving, zoals omschreven in hoofdstuk 6 van de Kadernota Handhaving, is niet te realiseren als niet aan een aantal randvoorwaarden is voldaan. De volgende randvoorwaarden kunnen worden onderscheiden: 1. handhaafbare regelgeving (vergunningen, ontheffingen, algemene regels); 2. voldoende opleidings- en kennisniveau van de medewerkers die met handhaving zijn belast; 3. voldoende (financiële) mogelijkheden voor onderzoek ten behoeve van repressieve handhaving in de bestuurlijke sfeer; 4. overleg vooraf met het Openbaar Ministerie om te voorkomen dat handhavingsacties geen of onvoldoende vervolg krijgen (sepots, niet in het beleid passende straffen); 5. voldoende beschikbare tijd voor repressieve handhaving; 6. in- en externe coördinatie en beleidsafstemming; 7. bestuurlijke en politieke bereidheid tot handhaven; ad 1. ad 2. ad 3.
ad 4. ad 5.
ad 6. ad 7.
Hierbij is van belang dat in vergunningen en dergelijke geen voorschriften worden opgenomen die achteraf niet-naleefbaar moeten worden geoordeeld. Om het kennisniveau op een voldoende peil te kunnen brengen c.q. houden is het noodzakelijk (financiële) ruimte vrij te maken voor (bij)scholing. De tijdsinvestering die met handhaving gemoeid is, kan soms behoorlijk oplopen. Een stringent handhavingsbeleid brengt mee dat hiervoor jaarlijks personele ruimte beschikbaar moet zijn. Voor specifieke gevallen zal een budget beschikbaar moeten zijn voor extern onderzoek. Het driehoeksoverleg (burgemeester, unithoofd politie, officier van justitie) is hiervoor het aangewezen platform. Feitelijke handhaving is een taak die niet alleen bij de politie thuishoort, maar ook bij de gemeente. De politie zal proces-verbaal opmaken voor het strafrechtelijke traject en de gemeente kan via de bestuursrechtelijke weg handhaven. Zowel bij de gemeente als bij de politie dient de bereidheid aanwezig te zijn aan handhaving een bepaalde, in overleg met de driehoek, overeen te komen prioriteit toe te kennen. Zie ook ad 3. Het op gelijke wijze handhaven in gelijke gevallen maakt een goede interne coördinatie noodzakelijk. Dit geldt in versterkte mate in gevallen waarbij verschillende diensten en instanties betrokken zijn. Door het steunen van de Kadernota Handhaving en de in deze Nota aangedragen beleidsuitgangspunten wordt expliciet de bereidheid uitgesproken dat handhaving van deze uitgangspunten en de hierbij behorende wettelijke voorschriften worden nageleefd.
32
HOOFDSTUK 9
BESLISPUNTEN NOTA HORECABELEID
Inleiding In dit hoofdstuk worden een aantal punten naar voren gebracht waarover de raad geacht wordt te beslissen. De beslispunten zijn per hoofdstuk ingedeeld. Beslispunten Hoofdstuk 4: Horeca en ruimtelijke ordening -
Instemmen met horecadifferentiatie en categorie-indeling.
-
Daarbij beschrijving in bestemmingsplan “Oud Volendam” als uitgangspunt nemen.
-
Standpunt innemen over regeling en omschakeling naar andere categorie. Voorstel: niet continueren.
-
Uitspraak doen over voorstel beëindiging bevriezing aantal horecagelegenheden.
-
Uitwerking ondersteunende horeca wel in overige bestemmingsplannen?
-
Toetsen van nog lopende verzoeken aan vastgestelde nota. Afgewezen verzoeken van maximaal 2 jaar geleden nogmaals bezien en toetsen aan deze nota.
Hoofdstuk 5: Exploitatievergunningstelsel -
Instemmen met regeling en deze opnemen in APV. Effectuering ervan vervolgens laten afhangen van concrete omstandigheden.
Hoofdstuk 6: Paracommercialisme -
Instemmen met verbinden van eenduidige voorschriften aan vergunningen voor niet-commerciële horecabedrijven.
Hoofdstuk 7: Terrassenbeleid -
Instemmen met beleidsregels 1 t/m 20.
Hoofdstuk 8: Handhaving: -
Voldoen aan randvoorwaarden als beschreven.
33
HOOFDSTUK 10
FINANCIËN
Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting De raad stelt elk jaar een verordening, met bijbehorende tabel van tarieven, op de heffing en invordering van precariobelasting vast. Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond (artikel 1). De belasting wordt geheven van wie, dan wel ten behoeve van wie één of meer voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd worden aangetroffen (artikel 2). Verordening op de heffing en invordering van leges De raad stelt elk jaar eveneens een verordening, met bijbehorende tabel van legestarieven, op de heffing en invordering van leges vast. Hierbij staat het streven naar kostendekkendheid centraal. Onder de naam leges worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in voornoemde verordening (artikel 1). Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend (artikel 2).
34
HOOFDSTUK 11
EVALUATIE EN BIJSTELLING
Bij het totstandkomen van deze nota is een ambtelijke interdisciplinaire projectgroep betrokken geweest onder leiding van de Coördinator Integrale Veiligheid en Handhaving, bestaande uit personen van de sector Brandweer/Veiligheid, de afdeling VROM en de sectie Bestuursondersteuning. Daarnaast is advies gevraagd aan Horeca Nederland, afdeling Edam-Volendam, Horecagilde, afdeling Edam-Volendam en Stichting VVV Edam-Volendam. Tot op heden hebben alleen Horeca Nederland en Stichting VVV schriftelijk gereageerd. De reacties van beide organisaties zijn als bijlage aan deze nota toegevoegd. Vervolgprocedure De gemeente beschikt over een inspraakverordening op basis waarvan een inspraakprocedure kan worden vastgesteld. Deze inspraakprocedure omvat: a. de wijze waarop inspraak wordt verleend; b. een termijnstelling; c. een omschrijving van de mate waarin en de voorwaarden waaronder de inspraak wordt verleend aan ingezetenen in de gemeente en de in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen. Indien hiervan afgeweken wordt, kan dit door hierover een besluit te nemen en dat te publiceren in een plaatselijke krant. Geadviseerd wordt de concept-nota gedurende twee weken ter inzage te leggen en hiervan mededeling te doen in de plaatselijke bladen, de Nivo en de Stadskrant. Na twee weken wordt het eindverslag opgemaakt waarin tenminste de gevolgde procedure wordt aangegeven en een weergave te vinden is van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht. Daarnaast wordt een reactie gegeven op de zienswijze waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen zou kunnen worden overgegaan. Dit eindverslag wordt ter kennis van de gemeenteraad gebracht. Daarna zal te volgen procedure zijn: • • • •
eerste bespreking van de conceptnota voorleggen aan de Commissie VROM en de Commissie Algemene Zaken; bijstellen van de conceptnota naar aanleiding van de reacties uit voornoemde commissies; vaststellen van de Nota Horecabeleid door de raad; de openbare voorbereidingsprocedure ingevolge de Algemene wet bestuursrecht wordt gevolgd daar het vastgestelde beleidsregels betreft.
Deze nota heeft, nadat deze door de raad is vastgesteld in principe een werkingsduur van vijf jaren. Het voornemen bestaat om, gelet op de ontwikkelingen in de horecabranche, de Nota Horecabeleid te evalueren. Bijstelling van de beleidsdoelstellingen kan na evaluatie in overleg met de bij deze nota betrokken partijen plaatsvinden.
35
BIJLAGE 1 Extract uit het bestemmingsplan “Oud Volendam” Voorschriften Artikel 1 Begripsbepalingen (pag. 5) 31. Horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt. Artikel 10 Horeca (pag. 26) Doeleinden 1. De op de plankaart voor "Horeca" aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor de volgende doeleinden: a. voor zover op de kaart aangegeven als categorie II.2.1 uitsluitend voor een horecabedrijf in die categorie en conform de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horecabedrijven (bijlage 1) met dien verstande dat slechts één bouwlaag mag worden gebruikt voor het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse ten dienste van de hoofdfunctie; b. voor zover op de kaart aangegeven als categorie II 2.2, III en IV: 1. op één bouwlaag voor horecabedrijven uitsluitend in die categorie en conform de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horecabedrijven (bijlage 1) en, 2. op andere bouwlagen voor doeleinden die ten dienste staan van de onder b.1 genoemde horecabedrijven en voor zover op de kaart aangegeven met een * tevens voor horecabedrijf in categorie 5, met daarbij behorende gronden (erf) gebouwen, dienstwoningen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerk zijnde, zoals verhardingen en parkeer- en groenvoorzieningen. Bebouwing 2. Voor het bouwen op de in lid 1 omschreven gronden geldt, behoudens het bepaalde in artikel 3, de volgende bepaling: a. dienstwoningen met daarbij behorende bijgebouwen uitsluitend inpandig mogen worden gerealiseerd en in aantal niet meer dan één. Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders zijn met inachtneming van het gestelde in de beschrijving in hoofdlijnen bevoegd, vrijstelling verlenen van: het bepaalde in lid 1, voor: a. de uitoefening van een horeca-activiteit die in de Staat van Horecabedrijven is vermeld in een categorie die niet is toegestaan op het desbetreffende bouwperceel, mits deze activiteit naar haar ruimtelijke uitwerking of uitstraling op de omgeving kan worden gelijk gesteld met de ter plaatse toegelaten categorie horecabedrijf. b. de uitoefening van een horecabedrijf in de categorie 1, 2 en 3 voor percelen aangegeven als horecabedrijf in de categorie 4 en 5. c.
het inpandig realiseren van woningen met bijbehorende bijgebouwen in horecabedrijven in de categorie 1, 2 en 3 mits gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en geen onevenredige verkeers- en parkeerproblemen ontstaan.
36
d. het bouwen van een uitbouw of een luifel met een maximale hoogte van 3 meter op die plaatsen en binnen de daarop aangegeven grenzen zoals deze op de plankaart zijn aangegeven. Artikel 12 Beschrijving in Hoofdlijnen Horeca Het plangebied kenmerkt zich door een mengeling van functies zoals wonen, detailhandel (veel souvenirwinkels) en horeca. Met name de bedrijfstak horeca is strek geconcentreerd op de Dijk. Juist deze concentratie van horeca-aangelegenheden vraagt om een integraal beleid. Het horecabeleid in de gemeente staat geen toename van het aantal vestigingen toe en geen verdere groei van de zwaardere horeca binnen dit aantal. Dit beleid is in dit plan doorgezet, door te onderscheiden in horecafuncties. Op de plankaart zijn die verschillende functies aangegeven met een categorie-indeling. Horecacategorieverschuiving kan plaatsvinden van een zwaardere (4 en 5) naar een lichtere horecacategorie (l, 2 en 3) volgens de van deze voorschriften deel uitmakende Staat van Horecabedrijven. Omdat de verschijningsvorm van de panden in dit deel van de oude kom in het algemeen ook een wezenlijk onderdeel is van de bestaande structuur, zijn de kapvormen op de bebouwing via kappenkaart en voorschriften geregeld: deze kappenkaart is maatstaf voor de beoordeling van bouwen verbouwplannen. Ter wille van het behoud van de bestaande structuur is de maatvoering binnen de bestemmingen bepaald aan de hand van de bestaande situatie. Vrijstellingen zijn, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, mogelijk mits daardoor de stedenbouwkundige waarden in het plangebied (zie voor de omschrijving hiervan begripsbepaling 30 in artikel 1) niet worden aangetast. Op gronden met de bestemming "Tuin" mag in principe niet worden gebouwd; alleen voor kleinere bergingen kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen, tot een maximum van 6.00 m2. Toelating van meer bebouwing op deze gronden zou afbreuk doen aan (de zichtbaarheid van) het specifieke karakter van het Doolhof. Een zekere openheid in dit kleinschalige gebied waarin de bebouwing toch al dicht op elkaar staat, moet gewaarborgd zijn. Staat van horecabedrijven Categorie I • vormen van horecabedrijven, die wat betreft de exploitatievorm behoren bij en ondergeschikt zijn aan een sociaal-culturele hoofdfunctie, zoals: buurthuizen en sportkantines Categorie II 2.1 • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse, zoals hotels, hotel-restaurants met daarbij behorende vergaderruimtes. -vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, zoals pensions. 2.2 • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en nietalcoholische dranken, zoals restaurants, bistro' s, pizzeria' s en pannenkoekenhuizen. • vormen van horecabedrijven die tot ~ hoofddoel hebben het verstrekken van zwak- en nietalcoholische dranken, met I~ als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, zoals koffie- en theehuizen.
37
Categorie III • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals shoarmazaken, lunchrooms cafetaria, snackbars (inclusief inrichtingen met loketverkoop aan de straat of inrichtingen waar de verkoop in de inrichting plaatsvindt maar in open verbinding staat met de straat en de zitgelegenheid minder dan 20% bedraagt van de bedrijfsvloeroppervlakte). Categorie IV • vormen van horecabedrijven, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, die tot hoofddoel hebben het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, zoals cafés eetcafés pubs en partycentra. • vormen van horecabedrijven die tot doel hebben het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse waarbij het accent ligt op het verstrekken van dranken, zoals bars. Categorie V • vormen van horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en de gelegenheid geven tot dansen en wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken en bardancings.
38
BIJLAGE 2 Inventarisatielijst van aanvragen t.b.v. horeca-uitbreiding in Volendam en Edam in 2002. 1. 2.
3. 4.
5.
6.
7.
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Aanvraag van uitbreiding t.b.v. hotel-restaurant de Lutine; Haven 80 te Volendam. Men wil uitbreiding van hotelkamers en een terras. Status: Tot op heden afgewezen omdat er op de bestemming “erf” niet gebouwd mag worden. Omzetting van perceel Haven 88 te Volendam met bestemming “woondoeleinden” in bestemming “pension”. Het perceel wordt al jaren (illegaal) verhuurd aan slapers. Het perceel is eigenlijk niet geschikt als woonbestemming op die plek, wegens lawaaioverlast van uitgaanspubliek. Status: B&W hebben het verzoek t.b.v. een wijziging van de bestemming in oktober 2002 afgewezen. Aanvraag tot het starten van een coffeeshop in Volendam (locatie maakte niet uit). Status: Afgewezen in 2000. Aanvraag van de AMVO aan de Julianaweg 106 te Volendam om na de renovatie een terras te mogen exploiteren op een strook groen achter op het parkeerterrein. Status: Afgewezen medio 2002 wegens strijdigheid met bestemmingsplan en wegens verbod uitbreiding horeca. Aanvraag tot het starten van een pannenkoekenrestaurant op het perceel Damplein 6 te Edam. In het achterhuis wil men logies en ontbijt beginnen. Status: In mei 2002 afgewezen wegens strijdig met het bestemmingsplan en wegens verbod uitbreiding horeca. Bovendien heeft aanvrager afgezien van deze locatie. Er is bouwvergunning verleend voor verbouwing en restauratie van het voormalige postkantoor, Damplein 4-5 te Edam. Naast een woonfunctie wordt gedacht ter plaatse een museum, een atelier en een kleine museumwinkel te realiseren. Voor de toekomst leeft de wens ter plaatse een theehuis en een terras te starten. Status: nog geen daartoe strekkend verzoek. Verzoek tot het exploiteren van een terras voor snackbar Arnold, Saturnusstraat 28 te Volendam. Status: het verzoek is in juni 2002 afgewezen wegens strijd met het bestemmingsplan en wegens verbod uitbreiding horeca. J. Veerman wenst de horeca-activiteiten ter plaatse van Haven 154-156 te continueren dan wel ter plaatse van Haven 142-146 te Volendam een nieuwe horecagelegenheid te realiseren. Status: Over deze plannen is nog geen definitief besluit genomen. Verzoek nabij ‘De Seinpaal’ sportvoorziening te realiseren met daarbij een ondersteunende horecavoorziening. Status: geen definitief besluit genomen. Aanvraag tot het verkopen van broodjes en kleine etenswaren in de Alidahoeve, Zeddeweg 1 te Volendam als onderdeel van de kaasboerderij (ondersteunende horeca). Status: enkele jaren geleden afgewezen wegens het verbod uitbreiding horeca. Verzoek van 19 december 2002 van J. Koning om het pand Haven 74 (naast de Lutine) een horecabestemming te geven. Status: nog geen besluit genomen. Verzoek van J. Steenbeek om ter plaatse van Haven 37 een terras te mogen realiseren Status: nog geen besluit genomen. Verzoek van Grand café restaurant De Dijk van 20 januari 2003 tot plaatsing van een beun aan de Haven. Status: nog geen besluit genomen. Verzoek van E. Lapère om ter plaatse van Voorhaven 113 een eetgelegenheid c.a. te vestigen. Status: nog geen besluit genomen. Restaurant De Lunch, Haven 96. Verzoek om beun te gebruiken als terras. Status: nog geen besluit genomen.
Gehonoreerde verzoeken/aanvragen: •
Aanvraag tot het starten van een kaasmuseum en daaraan gerelateerd een restaurant te Edam voor locatie Voorhaven 125-127.
39
• • •
Status: B&W hebben in principe besloten medewerking te verlenen. Het plan wordt nu verder op haalbaarheid onderzocht door de aanvrager. In 2000 is een verzoek gehonoreerd m.b.t. Haven 172 voor de vestiging van een Indonesische toko met afhaalfaciliteiten. Het perceel heeft de bestemming “detailhandel”. De activiteiten passen binnen de bestemming. In 2002 is een verzoek gehonoreerd m.b.t. Julianaweg 140a voor de verkoop van kant en klare Thaise maaltijden en aanverwante artikelen. Het perceel heeft de bestemming “detailhandel”. De activiteiten passen binnen de bestemming. Bij Peek en Peek is er toestemming gegeven tot het plaatsen van een tafel en maximaal 4 stoeltjes in de delicatessenzaak aan het Noordeinde 1a te Volendam als vorm van ondersteunende horeca.
40
BIJLAGE 3 Concept terrasvergunning Wij verlenen u bij deze voor onbepaalde tijd vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.1 van de APV voor het mogen plaatsen van een terras op het gedeelte van de weg, zoals aangegeven op bijgaande situatietekening(en). Aan deze vergunning verbinden wij de volgende voorwaarden: 1.
De vergunning geldt van 1 april tot 1 oktober. Buiten deze periode dient alle terrasmeubilair en andere voorwerpen afkomstig van het terras van de openbare weg te zijn verwijderd;
2.
Het terras mag dagelijks worden geëxploiteerd van 09:00 uur tot 22:00 uur. In de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag mag het terras geëxploiteerd worden tot 24:00 uur, met uitzondering van terrassen die gesitueerd zijn in de directe nabijheid van een woning;
3.
Het terrasmeubilair dient buiten de in sub 2. genoemde openingstijden inpandig opgeslagen te worden, tenzij het op een brandveilige manier in overleg met de sector Brandweer/Veiligheid gebeurt, het opslaan voldoet aan de redelijke eisen van welstand en er tevens in de terrasvergunning toestemming voor wordt verleend;
4.
Op het terras mag geen live-muziek ten gehore worden gebracht, tenzij ontheffing is verleend;
5.
Degene die de inrichting drijft is gehouden te doen en na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om hinder en overlast veroorzaakt door op een terras aanwezige bezoekers te voorkomen of te beperken;
6.
De vergunninghouder dient er voor zorg te dragen dat het terras en de naaste omgeving schoon worden gehouden;
7.
Het terrasmeubilair dient aan redelijke eisen van welstand te voldoen en dient te passen bij de Inrichting. Tevens dient het terrasmeubilair van aantoonbaar brandveilig materiaal vervaardigd te zijn.
8.
De vergunninghouder dient er voor zorg te dragen dat niet wordt afgeweken van de bij de vergunning gevoegde situatietekening(en);
9.
De vergunning en de daarbij behorende situatietekening(en) moeten in de inrichting aanwezig zijn en op eerste aanzegging van de controlerende ambtenaar getoond te worden en desgewenst aan hem ter inzage te worden afgegeven;
10.
Eventuele door de politie en/of brandweer in het belang van de openbare orde, zedelijkheid, veiligheid en de vrijheid of de veiligheid op de weg te geven aanwijzingen en/of bevelen dienen terstond en stipt te worden opgevolgd;
11.
Brandkranen moeten vrij toegankelijk zijn voor hulpdiensten;
12.
Er mogen geen voorwerpen in gemeentelijk trottoir of bestrating worden geslagen, dan wel andere beschadigingen worden aangebracht;
13.
De vergunninghouder is verplicht de schade, die hij door het gebruikmaken van de vergunning aan eigendommen van de gemeente of van derden toebrengt te vergoeden en voorts redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen, teneinde te voorkomen dat de gemeente of derden ten gevolge van het gebruik van de vergunning schade lijden;
14.
Eventuele overkappingen, parasols en zonneschermen mogen worden geplaatst, mits deze in geopende toestand de grenzen van het terras niet overschrijden en minimaal op een hoogte van 2,20 meter hangen;
41
15.
Op het terras mag een reclamebord worden geplaatst, mits dat reclamebord niet groter is dan 0,80 bij 1,15 meter, niet hoger is dan 1,50 meter en niet dieper dan 1,00 meter. Bovendien mag de grens van het terras niet worden overschreden;
16.
Terrasschotten zijn toegestaan mits deze: a. gemakkelijk kunnen worden verplaatst; b. niet hoger zijn dan 1,50 meter, waarvan maximaal 0,75 meter boven het maaiveld ondoorzichtig is.
17.
Bij eventuele toekomstige renovatieplannen kan geen claim worden gelegd op de locatie en afmetingen van het terras;
18.
Vergunninghouder wordt aansprakelijk gesteld voor eventuele schade, hoe ook genaamd, die door het exploiteren van het terras aan de Gemeente in eigendom toebehorende gronden of werken wordt veroorzaakt.
Indien niet wordt voldaan aan een of meer vergunningvoorwaarden of voorschriften en/of nadere eisen uit of gebaseerd op het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer kan de vergunning worden ingetrokken. Voorts wijzen wij u nog op het volgende. De Gemeente is niet aansprakelijk voor schade die het gevolg is van voorvallen die direct of indirect te maken hebben met de exploitatie van het terras. Het terrassenbeleid zal na één jaar geëvalueerd worden. Het college houdt zich het recht voor om na evaluatie, het beleid en de voorwaarden die verbonden zijn aan de terrasvergunning bij te stellen.
42
BIJLAGE 4 Bijlage, behorende bij Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (gedeeltelijjk) 1.1.1 Voor het equivalente geluidsniveau (LAeq) en het piekniveau (Lmax), veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten geldt dat: a. de niveaus op de in tabel I genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden; Tabel I LAeq, op de gevel van woningen LAeq, in in- of aanpandige woning Piekniveau op de gevel van woningen Piekniveau in in- of aanpandige woning
07.00-19.00 50 dB(A) 35 dB(A) 70 dB(A) 55 dB(A)
19.00-23.00 45 dB(A) 30 dB(A) 65 dB(A) 50 dB(A)
23.00-07.00 40 dB(A) 25 dB(A) 60 dB(A) 45 dB(A)
1.1.2 Bij het bepalen van de geluidsniveaus, bedoeld in voorschrift 1.1.1 blijft buiten beschouwing het stemgeluid van: a. bezoekers op een onverwarmd en onoverdekt terrein, dat onderdeel is van de inrichting, tenzij dit terrein kan worden aangemerkt als een binnen terrein; b. bezoekers op het open terrein van een sportinrichting of recreatie-inrichting. 1.1.5 Voorschrift 1.1.1 is niet van toepassing op inrichtingen die zijn gelegen in een concentratiegebied voor horeca-inrichtingen dat bij of krachtens een verordening als zodanig is aangewezen. In een dergelijk gebied mag het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, in ieder geval: a. het in dat gebied heersende referentieniveau niet overschrijden, en b. binnen een woning of andere geluidsgevoelige bestemming op de volgende tijdstippen niet meer bedragen dan de in tabel II aangegeven waarden: Tabel II LAeq Piekniveau
07.00-19.00 35 dB(A) 55 dB(A)
19.00-23.00 30 dB(A) 50 dB(A)
23.00-07.00 25 dB(A) 45 dB(A)
Toelichting 1.1.2 onder a Dit voorschrift vormt een verbijzondering van de meet- en rekenregels voor de bepaling van het equivalente geluidsniveau van een inrichting. Met onoverdekt terrein wordt bedoeld een voor publiek toegankelijk onbebouwd deel van de inrichting, dus een buitenterrein zoals een tuin of een terras. Het betrekken van stemgeluid van bezoekers in de beoordeling van de geluidsnormen is problematisch. Geluid afkomstig van terrassen wordt niet of nauwelijks afgeschermd en kan direct omliggende gevels belasten. Rigide toepassing van de geluidsnormen zou het in veel gevallen onmogelijk maken een terras in gebruik te hebben. De uitsluiting van stemgeluid afkomstig van een buitenterrein geldt feitelijk uitsluitend voor situaties waarbij het buitenterrein aan de straat of een andere openbare ruimte is gelegen. In deze gevallen mag worden aangenomen dat het van bijvoorbeeld het terras afkomstige geluid opgaat in het omgevingsgeluid. Echter indien een buitenterrein omsloten is door bebouwing zal het omgevingsgeluid doorgaans veel lager zijn. Stemgeluid van het terras zal dan eerder leiden tot overlast. De beoordeling van dergelijke situaties dient overeenkomstig voorschrift 1.1.1 te geschieden. Met een overdekking wordt een vaste overdekking bedoeld en niet een zonnescherm of luifel. Verwarmde of overdekte terrassen noden tot een gebruik in alle jaargetijden en moeten overeenkomstig voorschrift 1.1.1 worden beoordeeld.
43
1.1.2 onder b Belangrijk argument voor uitsluiting van het door bezoekers van een openlucht horeca- of sportinrichting geproduceerde geluid is het gegeven dat het beheersen daarvan slechts mogelijk is door zeer vergaande maatregelen en buitensporig hoge kosten. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het geheel of gedeeltelijk afschermen of overkappen van open terreinen van aanzienlijke afmetingen. Door het voeren van een juist ruimtelijke ordeningsbeleid is doorgaans te voorkomen dat overlast ontstaat in een omliggende woonomgeving. 1.1.5 Denkbaar is dat voor een bepaald gebied specifiek gemeentelijk beleid gewenst is, bijvoorbeeld in het kader van een gebiedsgerichte ontwikkelingsvisie voor een locatie of deel van de gemeente. Indien bij een gemeentelijke verordening op basis van de Gemeentewet een concentratiegebied voor horeca wordt aangewezen, gelden de geluidsnormen van voorschrift 1.1.1 niet in dat gebied. Van groot belang is echter dat deze ontwikkeling in akoestische zin wordt afgedwongen tegen de belangen van bewoners en overige belanghebbenden in zo' n gebied. Met de aanwijzing van een afgebakend gebied kan dergelijk gemeentelijk beleid vervolgens worden vertaald naar een specifieke geluidsgrenswaarde voor het aldaar gevestigde of nog te vestigen individuele bedrijf. Het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door de inrichting, mag in ieder geval niet het in dat gebied heersende referentieniveau overschrijden. Het feit dat voorschrift 1.1.1 niet langer in een dergelijk gebied van toepassing is, mag ook geen gevolgen hebben voor het geluidsniveau binnen woningen van derden; daarvoor is ongeacht de hoogte van de buitenwaarden een vast beschermingsniveau vastgelegd overeenkomstig de binnenwaarden van tabel II. Voor de vaststelling van de verordening dient derhalve te worden nagegaan in hoeverre het geluidsniveau binnen woningen van derden die binnen de akoestische invloedssfeer zijn gelegen, wordt beïnvloed. Met de akoestische invloedssfeer wordt hier bedoeld de geluidbelasting vanwege de inrichtingen op de gevels van omliggende woningen voor zover dat hoger is dan 50 dB(A).
44
BIJLAGE 5 Overzicht horecagelegenheden in Edam-Volendam*) Uitgesplitst naar: - kern (Edam/Volendam) - adres (alfabetisch/numeriek) - aard exploitatie (café/restaurant/hotel/sportkantine etc.) *) In dit overzicht zijn uitsluitend horecagelegenheden opgenomen waarvoor een Drank- en Horecavergunning is afgegeven, dan wel een aanvraagformulier is toegestuurd, dan wel een aanvraag is ingediend. Hierdoor kan dit overzicht niet worden beschouwd als een volledig overzicht van alle aanwezige horecagelegenheden in Edam-Volendam. De achter de horecagelegenheden vermelde cijfers zijn gebaseerd op de categoriesystematiek van het bestemmingsplan “Oud-Volendam” De horecagelegenheden waar een vetgedrukt cijfer achter vermeld staat, vallen binnen het bestemmingsplan “Oud-Volendam”. De letter “D” die achter enkele horecagelegenheden is vermeld, staat voor “Detailhandel”. Onderstaande indeling is gebaseerd op de categoriesystematiek van het bestemmingsplan “Oud-Volendam”. Het spreekt voor zich dat, onverlet de hoofdactiviteit, het gebruik van alcoholhoudende dranken zich niet beperkt tot categorie 4 en 5. EDAM 1). De Burghwall 2). Atletiekvereniging Edam 3). Nohol 4). De Gevangenpoort 5). ’t Buitenkoffiehuis 6). De Boei 7). Postduivenvereniging S.V.E.L. 8). Voetbalvereniging E.V.C. 9). Damhotel 10). Tai Wah 11). Hof van Holland 12). De Eterij 13). De Prinsenbar 14). De Fortuna 15). Slijterij Stevens 16). De Harmonie 17). De Zuiderzee 18). Jazzclub Mahogany Hall 19). Strandbadcamping 20). Station Zuid
verenigingsgebouw kantine jongerencentrum café/restaurant restaurant café kantine kantine hotel/restaurant restaurant restaurant snackbar/restaurant café/bar hotel/restaurant slijterij café eetcafé jazztheater snackbar hotel/eetcafé
1 1 1 4 2 4 1 1 2.1 2 2 2 4 2.1 D 4 2 1 2 2.1
Achterhaven 89 Burg. Versteeghsingel 4 a Burg. Versteeghsingel 5 a Gevangenpoortsteeg 1-3 Groot Westerbuiten 8 Hoogstraat 4-6 Keetzijde 9 b Keetzijde 22 Keizersgracht 1 Lingerzijde 62 Lingerzijde 69 Prinsenstraat 5 Prinsenstraat 8 Spuistraat 3-5 Spuistraat 27 Voorhaven 94 Zeevangszeedijk 7 Zeevangszeedijk 7 b Zeevangszeedijk 7 b Zuidervesting 5
café café cafetaria slijterij restaurant café kantine kantine
4 4 3 D 2 4 1 1
Brugstraat 3 Brugstraat 2-8 Burg. van Baarstraat 14 Burg. van Baarstraat 32 Dril 7-11 Dril 12 Foksiastraat 1 a Harlingenlaan 22 a
VOLENDAM 1). 2). 3). 4). 5). 6). 7). 8).
De Oude Brug ’t Gat van Nederland Lutecks Slijterij Pelk Grillbar Max Motje Turnvereniging St. Mauritius Handbalvereniging Volendam
45
9). Sporthal de Seinpaal 10). Tafeltennisvereniging Victory 55 11). Tennisvereniging 12). Zwembad de Waterdam 13). Spaander 14). Volendam 15). De Koe 16). Van Diepen (Cathrien) 17). De Boer 18). ’t Havengat 19). Lutine 20). Jan Kok 21). De Lunch 22). The Night Live Pianobar 23). De Groene 24). Van den Hogen 25). De Dijk 26). De Molen 27). Old Dutch/Pompadour 28). De Kakatoe 29). Bowling Centrum Volendam 30). Sporthal Opperdam 31). Indrapoera 32). R.K.A.V. Volendam 33). AMVO 34). The Movies 35). Golden Gong 36). BZN Bar 37). Riksja 38). Dansschool Cornelissen 39). De Herberg 40). De Huiskamer 41). Palingrokerij Smit-Bokkum 42). ’t Winkeltje 43). R.K.F.C. Volendam 44). Slijterij de Stient 45). Pius X 46). La Dolce Vita 47). De Passagebar 48). D’ Ouwe Helling 49). De Joppekop
kantine 1 kantine 1 kantine 1 kantine 1 hotel/restaurant 2.1 café 4 restaurant 2 restaurant 2 restaurant 2 café 4 café 4 hotel/restaurant 2.1 café 4 restaurant 2 café/bar 4 café/restaurant 4 hotel/restaurant 2.1 café/restaurant 4 café/restaurant 4 hotel/restaurant 2.1 café/bar 4 zalencentrum 1-2 kantine 1 restaurant 2 kantine 1 zalencentrum/restaurant2 discotheek 5 restaurant 2 café/bar 4 restaurant 2 dansschool 1 café 4 café 1 restaurant D café/bar 4 kantine 1 slijterij D jongerencentrum 1 restaurant 2 café/bar 4 bistro 2 café/bar 4
Harlingenlaan 23 Harlingenlaan 24 Harlingenlaan 25 Harlingenlaan 26 Haven 15-17 Haven 19 Haven 22 Haven 26 Haven 35 Haven 56 Haven 64 Haven 80 Haven 94 a Haven 96 Haven 102 a Haven 104 Haven 106 Haven 108 Haven 114 Haven 142 Haven 166 Heideweg 1 Heideweg 4 Hyacintenstraat 14 b Julianaweg 3 a Julianaweg 106 Julianaweg 106 a Meerzijde 23 Meerzijde 29 Plutostraat 40 a Plutostraat 40 d Rokersgracht 17 Sint Jozefstraat 2 Slobbeland 19 Spoorbuurt 5 Sportlaan 10 De Stient 3 W.J. Tuijnstraat 19 Zeestraat 13 Zeestraat 15 Zuideinde 5 Zuideinde 83
46