1
2
Beste Vrienden, Alweer drie maanden voorbij, het is ongelofelijk hoe snel alles gaat. De lente is alweer in aantocht en alles bloeit weer. Ook onze vereniging gaat erop vooruit. Wij hebben toch ook weer enkele nieuwe leden, die wij uiteraard zeer hartelijk verwelkomen in ons midden. Wat de koffietafels betreft, zijn we er nog niet echt over uit hoe we de zaak verder zullen aanpakken. Wij willen enkel het beste voor onze leden en vrienden. Zodra we erover uit zijn zullen jullie uiteraard op de hoogte gebracht worden. Ons vaderland wordt eigenlijk altijd maar weer op de korrel genomen is het niet door de ene strekking dan wel door de andere. Wij moeten echt allen aan hetzelfde touw trekken en aan allen laten zien dat we echte vaderlanders zijn en ook trots zijn daarop. Daarom vraag ik ook met aandrang om aanwezig te zijn op de plechtigheid van 21 juli in de rogierlaan voor de bloemenhulde gevolgd door een optocht naar de St. Petrus en Paulus kerk alwaar het tedeum zal worden gezongen. Naderhand is er een reuze BBQ in feestzaal Ten Stuyver met dans, voor de prijs van 32€. Wees erbij en vier mee met ons, de nationale feestdag. Langs deze weg wil ik ook alle makkers bedanken, in mijn naam en in deze van mijn familie voor alle blijken van respect bij het overlijden van mijn vader, Geselle Walter, eveneens al 20 jaar lid bij onze geliefde KFMB. Beste vrienden, als jullie aanwezig zijn op een koffietafel of feestmaal, breng gerust vrienden en kennissen mee, wie weet vinden ze wel hun gading bij ons en zo vergroot onze KFMB familie alsmaar meer, ze vinden er misschien ook wel vrienden of oud militairen waar ze me gediend hebben, of die in dezelfde kazerne hebben gelegen. Je doet ze misschien meer plezier dan je weet. Proberen maar, iedereen welkom. Redgy Voorzitter Afdeling Oostende en Kust Sectie Goegebeur
3
4
Levensverhaal van Werner Samijn – Oorlog 1940-44 Werner Samijn is geboren te Staden op 10 december 1925. Vader Cyriel Samijn, moeder Aline Colbaert gehuwd met Ameela Paula dochter Jeannine Samijn. Kleinkinderen Caroline en Steve Van Denterghem, achterkleinkinderen Kato en Julien. Levenspartner Van Haecke Henriette. Vrienden en kleinkinderen en 2 achterkleinkinderen. Hij liep school in het O.L.V. College te Oostende. In 1941 – 1 juli werd ik gecontacteerd door Marcel Mollet om me in te lijven in het Geheim Leger. Hij was jongste weerstander, wie zijn kameraden waren wist hij niet, wie zijn oversten waren ook niet, alleen Marcel Mollet was de enige contactpersoon. Ik kreeg als opdracht het gazetje in de brievenbus te deponeren. Op 16 jarige leeftijd kreeg ik een wapen met uitleg hoe het functioneerde, dat was in 1942. Vervolgens moest ik ’s nachts de duikbootbasis op de Opex observeren en melden wat er gebeurde zo een jaar lang. In 1943 kreeg ik als opdracht de zoeklichten op de soldatenberg te saboteren, door ze stuk te schieten. Soms lukte het, soms lukte het niet en moest ik vluchten. Dit gebeurde ongeveer waar nu het O.V. monument staat. Op een nacht in 1943 werd ik van mijn bed gehaald en naar de Kommandatuur in de Leopold II Laan gebracht. Ik werd verhoord door dikke Jef. Ik moest bekennen wie mijn kameraden waren, ik kon niets bekennen daar ik niet op de hoogte was, wie wie was. Na drie dagen van afzien moest ik naar het kamp van Breendonk, na een pak slaag van dikke Jef. Op een moment dat mijn bewaker niet oplette kon ik van de trein springen die op dat moment op een traag tempo reed tussen Oostkamp en Beernem en zakte af naar St. Andries, en vroeg aan de kloosteroverste of ik mij mocht verbergen, de zusters waren zeer behulpzaam en ik kreeg de toelating. Toen ik langs de radio vernam dat het Canadees leger zich te Varsenare stond besloot ik naar Oostende terug te keren om me bij Marcel Mollet te voegen maar ik werd tegengehouden door de Canadezen. Toen ik hun mededeelde dat ik lid was van het Geheim leger "resistaner" voor hen. Ik moest uitleggen waar ik mij bevond op de kaart en hoe zij het best vooruit kwamen met al die bruggen te Brugge. Daarna kon ik per fiets naar Oostende, daar werd ik met open armen ontvangen en toen zag ik wie mijn oversten en kameraden waren in het "Hotel Du Parc" op het Marie José plein. Als opdracht kreeg ik de landverraders aan te houden en in scholen te plaatsen, om daarna naar Brugge over te brengen tot zij een proces kregen! Op 31 oktober 1944 ging ik naar Brugge om mij aan te melden als O.V. Ik werd ingedeeld in het 24ste Bataljon Fus. 21ste Brigade Eisenhouwer 8ste leger onder generaal Eisenhouwer. Na de oorlog sloot ik me aan bij de verbroedering "Geheim Leger". In 1962 werd ik Secretaris tot 1986. In 1986 Ondervoorzitter. In 1946 sloot ik mij bij de O.V. 1914 – 18 aan, en in 1952 werd ik Ondervoorzitter. In 1976 werd ik Voorzitter van de O.V. Oostende, daarna Erevoorzitter voor het leven. In 1978 werd ik medestichter van de O.V. Provincie West-Vlaanderen. In 1982 Voorzitter. Het mooiste moment bij de O.V. was hun een monument geven en dit werd bekomen na lange discussies met het stadsbestuur en aangezien Brugge er één gekregen had, werd eindelijk de toestemming gegeven. Hij was ook medestichter van het VOSVAMO. Dat is de smelting van het U.V.M.O. en het Vosmo. Hij sloot zich ook aan bij de Oude Rijnwacht na samenwerking met Raymond Goegebeur, werd de Rijnwacht heropgericht. Ik werd Voorzitter en daarna Erevoorzitter. Op 11 november 2010 werden de O.V. stilgelegd, dit door gebrek aan bestuursleden en leden, door de hoge ouderdom 85-86-88 jarigen en ook door ziekte. Het Vaandel werd behouden om te gebruiken bij sterfgevallen en later aan het museum "De Plate" af te geven.
5
6
7
(Het vervolg…"De Dodendraad")
18/ Hoe kon men legaal de dodendraad passeren? In de dodendraad waren poorten aangebracht: Zivildurchläße bestemd voor de doortocht van burgers en Militärdurchläße voor militairen. Over de ganse grens moeten er zowat vijfenzeventig poorten zijn geweest: vijftig alleen voor militairen, negen alleeen voor burgers en zestien met een dubbele functie. Deze doorgangen lagen meestal op belangrijke wegen of aan een spoorweg en werden uiteraard streng bewaakt. De poorten waren in de eerste plaats noodzakelijk om toegang te krijgen tot het “niemandsland” tussen de dodendraad en de rijksgrens. Daarnaast konden brugers (mits een Passierschein van de plaatscommandant naar Nederland reizen), al was de kans niet groot. Op 26 januari 1915 besloot de bezetter om geen Passierschein meer te overhandigen aan de Belgische mannen tussen zestien en vijfenveertig jaar omwille van het risico dat zij het Belgische leger zouden vervoegen. Om strategisch-militaire redenen tenslotte wilden de Duitsers niet alle toegangswegen naar Nederland afsluiten. Je wist maar nooit hoe de relaties tussen Nederland en Duitsland of tussen Nederland en België tijdens de oorlog konden evolueren.
19/ Hoe slaagde men erin illegaal de dodendraad te passeren? Grensbewoners verzonnen allerlei technieken om alsnog voorbij de dodendraad te geraken. De meest interessante wijze bestond erin de Duitse grenswachters om te kopen. In ruil voor wat geld werd afgesproken om op een bepaald ogenblik de spanning op de draden gedurende een kwartiertje af te zetten. Velen zijn op die wijze aan de overkant geraakt, maar velen wereden ook verraden door de grenswachter waarmee was afgesproken. Daarnaat kon men proberen de versperring te ontwijken door bijvoorbeeld door een duiker, riool, afvoerbuis of kanaaltje onder de versperring te kruipen. Vaak maakte men ook gebruik van stokken die aan de bovenzijde een geïsoleerd U-profiel hadden: daarmee kon men de onderste draad een tiental of twintigtal centimeter naar omhoog duwen, zodat er meer plaats was om er onderdoor te kruipen. In de aanvangsperiode vluchtten ook tal van mensen door de mergelgrotten bij Kanne en Riemst, met toegangen en uitgangen zowel in België als in Nederland. Na enige tijd hadden de Duitsers een en ander door en metselden ze de toegangen tot de mergelgrotten gewoon dicht. Sommigen probeerden met een ladder over de versperring te geraken. Daar gebeurden evenwel nogal wat ongevallen mee. In de Voerstreek, maar ook op andere plaatsen, sprongen vluchtelingen met een polstok over de versperring. Soms werd wel een ton, waarvan onder- en bovenkant waren weggeslagen, onder de onderste en de tweede draad geschoven, zodat men er vrij veilig door kon kruipen. Dat gebeurde ook wel eens met een mand waarvan de bodem was weggeknipt of een houten bak zonder bodem. De handigste variant hierop was het gebruik van een houten fietsvelg die tussen de onderste en de tweede draad werd opgespannen: zo ontstond een vrij brede opening waardoor zelfs onervaren lieden vrij veilig door de draden konden geraken. Elementair was het gebruik van wollen dekens: men wikkelde een deken rond een draad en een ander rond de erboven of eronder liggende draad, zodat men tussen de dekens naar de andere kant kon kruipen. Interessanter was het gebruik van rubber. Wanneer een rubberen mat van één tot anderhalve meter onder de onderste draad werd geschoven, konden vluchtelingen redelijk veilig op de mat gaan staan en door de draden heen kruipen, ze konden de draden zelfs vasthouden op voorwaarde dat ze met de voeten op de rubberen mat bleven staan. Grensgidsen die vluchtelingen of spionnnen door de versperring hielpen, bescikten daarenboven over rubberen handschoenen en laarzen, soms zelfs over rubberen pakken. Goed beschermd met rubberen handschoenen gebruikten zij ook vaak een aan de handvaten geïsoleerde
8
hefboomkniptang om de draden door te knippen. Deze techniek was evenwel niet zonder gevaren, want van zodra een draad was doorgeknipt ging er bij de grenswachter een alarm af. Tot slot was er het “passeursraam”, een houten plooibaar raam met geïsoleerde boven- en onderkant. Dat werd tussen de draden gespannen, waarna de “passeur” naar de andere kant kon kruipen.
20/ Wanneer werd de dodendraad afgebroken? De dodendraad werd na de Wapenstilstand door de Belgische overheid als oorlogsbuit beschouwd, maar bleek op vele plaatsen al verdwenen. In Weelde-Statie (Ravels) werd de dodendraad een paar dagen voor hetb einde van de oorlog gesloopt. Het materiaal werd door landbouwers hergebruikt om hun weilanden te omheinen. Maar niet overal was de dodendraad zo vlug opgeruimd. Landbouwer Jan Van Looveren uit Meer wilde op 12 november 1918, de dag na de Wapenstilstand, zijn ouders gaan opbezoeken die in een boerderijtje in de Beemden in Wuustwezel woonden. Op Gestel in Meer (Hoogstarten) probeerde Jan om tussen de draden te kruipen. Blijkbaar dacht hij dat de Duitsers de stroom hadden uitgeschakeld, want met zijn twee handen nam hij de stroomdraad vast. Hij werd wellicht het laatste slachtoffer van de versperring, nog wel na het beëindigen van de oorlog! (Met dank aan Marc Benaerts voor dit artikel) (Einde verhaal)
K.F.M.B. KONINKLIJKE FEDERATIE DER MILITAIREN IN HET BUITENLAND
W ij w ensen een spoedig herstel toe aan Angilles Raymond Denis Starkey Lenears
W ij betreuren het overlijden van Geselle Walter 9
10
11
12
(Het vervolg… "23ste Linieregiment")
Gedurende de eerste drie dagen van de bezetting van de sector van Steenstraete, verloren de 5 bataljons vele manschappen. Gedurende deze memorabele dagen hadden de strijders etenswaren voor één enkele dag. De compagnies enerzijds en de keukens anderzijds kenden hun respectievelijke plaatsen niet; zij werkten op onbekend terrein, heel erg verslagen door de vijandelijke artillerie. De karwei van de voedselvoorziening was onmogelijk of blootgesteld aan een complete destructie. Ondanks ontberingen en intoxicaties, ondanks het ontbreken van drank deed ieder zijn taak en niemand verliet het slagveld zonder vervanging. Gewonden vroegen om niet weggevoerd te worden. De zin van toewijding en opoffering was een eer voor het grote 3de regiment. Tot 10 mei 1915 hielden de 3de en de 23ste , verenigd in 5 bataljons, trots het hoofd aan de vijandelijke aanvallen. We gaven ons rekenschap van wat ons regiment heeft moeten doorstaan gedurende de veldslag van Steenstraete. Hij verloor 11 officiers en 580 van zijn beste soldaten. Luitenant Fontenas werd in volle actie gedood terwijl hij zijn manschappen aanspoorde hun taak te doen. Onderluitenant Charles werd dodelijk getroffen terwijl hij kruipend een verbinding wilde verwezenlijken met een naburige compagnie op 125 m. van de vijandelijke linie. Kapitein Commandant Clinckemaille kreeg 18 verwondingen (ballen en shrapnellscherven) terwijl hij zijn compagnie naar de strijd begeleidde. Het regiment werd aan de dagorder geroepen door de 6de divisie Artillerie. De Koning zelf, die de herinnering van deze glorieuze dagen wou vereeuwigen stemde in om als eerbetoon het woord “STEENSTRAETE” te broderen op het kenteken van het regiment. Zijne Majesteit heeft niet alleen een ongelooflijke eer gebracht aan het heroïsche gedrag van het regiment, maar Hij wou in gouden letters in militaire praal een naam schrijven naast anderen van nu af aan onsterfelijk en herinnert voor altijd aan het land wat stoutmoedige soldaten hebben volbracht en geleden hebben voor zijn grootheid en zijn vrijheid. Een jonge vrijwilliger, juist na de veldslag aangekomen, beschrijft zijn komst aan het front als volgt: “In 1915, de dag na de overwinning in Steenstraete, deed ik mijn intrede in het regiment, het mooie 3de linie. De moedige soldaten kwamen terug van de vreselijke veldslag die vernieling in hun rangen hadden veroorzaakt. Zij zaten onder de modder en waren zwart, uitgeput, maar niettemin toonden ze een glimlach. Wat de opoffering mocht zijn, van het ogenblik dat zij de overwinning behaalden! …Ziehier de mentaliteit van deze dappere mannen waarvan ik straks de leiding neem in de loopgraven”. Op 10 mei 1915, aangekomen in Bredene (kustwacht) werd de 3de naar Diksmuide gestuurd, waar ze de 5de jagers vervingen. De bezetting van deze sector en namelijk de hoofdbruggen van de rechteroever van de IJzer dwongen een bewogen verblijf en ook heel grote verliezen. De 12de juli 1915 neemt het regiment de sector van Steenstraete terug aan de Frans-Belgische verbinding en blijft er tot 28 februari 1916. Hij gebruikt meer dan een andere eenheid de nieuwe tactiek van intimidatie van de vijand met behulp van de loopgravenartillerie, heel sterk uitgerust. Hier moet het Belgisch leger enkel op zijn infanteristen en zijn genietroepen rekenen om elk gevecht tegen te gaan, om hun taak tot een goed einde te brengen. Hij moet zij eigen verzetslinie organiseren. Zonder zich ooit te laten ontmoedigen bereidt de Genie de taak van de infanteristen voor. Deze werken dag en nacht en maken het veld zo niet onschendbaar, ten minste moeilijk te betreden voor een aanval. De loopgraaflijnen volgen de loopgraaflijnen op. Noch de tijd, noch de vermoeidheid, noch het geweld van de artillerieschoten en de karabijnschoten houden de drang tegen en nochtans, hoeveel dappere kameraden zijn er gedurende deze periode gevallen. De Duitsers willen met alle middelen onze posities verhinderen sterker te worden. Zij verwoestten met bommen en obussen van groot kaliber. Verloren moeite, verkwiste munitie, onze “gasten” waakten en ’s anderendaags waren de bressen hersteld, de loopgraven hermaakt en versterkt. De Duitsers hoefden enkel hun spel te herbeginnen wat 7 maanden in beslag nam. Onze loopgravenartilleristen, allen of bijna allen afkomstig van de infanterie en onze veldartillerie spaarden ze niet. De Duitse statistieken die in die tijd verschenen wijzen op de zware verliezen van de vijand tegenover het deel van het front bezet door de 4de en de 3de. De kennisgeving van dit document deed de harten trillen en het is met fierheid dat over de sector van Steenstraete gesproken werd. (Wordt vervolgd)
13
14
15
(Het vervolg…De Belgen die Duitsland bezetten. (slot)
'De lijken lagen op een lange rij in het talud van de weg, en de camions stonden aan te schuiven om ze weg te brengen naar massagraven in Holland. Dat opladen gebeurde door een twintigtal Duitse krijgsgevangen. Er was geen legeraalmoezenier bij met een kruisje of een kort gebed, nee, één Duitsers ging in de houding staan en salueerde kort, en met z’n tweeën pakte ze het lijk dan bij armen en voeten, ploften het lijk op een berrie, droegen het tot bij de camion en kiepten het daar in de laadbak. Op drukke dagen waren die bakken tot de rand gevuld, hier hing een kop, daar een been en ginder een arm over de rand van die open vrachtwagens. Je had ook kalme dagen, dan vertrok er soms maar één camion met één man op de laadbak.' 'Duitsers en Ami’s lagen door elkaar. Ze werden niet gesorteerd, ze werden gezamenlijk afgevoerd. En hoe sommige doden eruitzagen! Er waren erbij die doorzeefd waren met hout. Dan was er een boom tussen de dennen gevallen en die grove splinters hadden hen doorboord, zo kwamen ze hier aan, met een spies hout door hun kop of hun borstkas. Er waren er ook die maar een heel klein gaatje hadden in hun hemd, en d'r waren er van wie de halve kop verdwenen was.' Dat heb ik allemaal gezien als kind, zegt hij. En na wat stilte: op zulke dagen vergaat je de lust om te spelen. Sneeuw was er ook toen vroeg gevallen, en dat de Ami’s in alle huizen van het dorp lakens en kussenslopen hadden opgeëist, witgoed dat moest dienen als camouflage in de sneeuw. Bij die Amerikaanse soldaten was een heel bekende naam, Ernest Hemingway, 'ik wist niet wie hij was, maar de Ami’s wezen hem aan en waren trots dat hij hen volgde. Hij heeft hier een maand verbleven. Ik zag hem elke dag, met een camera rond zijn nek.' En dat hij bij de Ami’s 'voor het eerst in zijn leven een neger heeft gezien'. Hij moet ook van Aken vertellen, een stad die toen constant gebombardeerd werd en dat de vlammen daar zo hoog opsloegen dat je om middernacht de krant kon lezen, zo taghell was het, terwijl Aken in vogelvlucht toch twintig kilometer van zijn dorp ligt. En zo zitten we in de schemerwordende keuken waar ook een wasmachine en een oude oven staan en waar de palmtak verdort in de schouder van het kruis. Hij gaat wat 'souvenirs' halen. Het zijn doodsprentjes. Twee beduimelde Wehrmacht-gezichten die al zestig jaar in een doos begraven liggen. Het zijn een oom en een neef.
NAZI KAPUTT! Ik vraag naar de houding van de Amerikaanse troepen. Ja, die hadden weleens smalend 'Nazi kaputt' of 'Hitler kaputt' geroepen, en met hun vinger langs hun keel gesneden, 'maar er waren er ook die ons eten gaven'. Eén Ami had bij hen huiszoeking gedaan en had een 'naziboek' zien liggen. Dat dateerde nog uit de tijd dat hij verplicht bij het Jungvolk was: elke jongen van tien moest toen bij de Hitlerjugend, leren schieten en marcheren. Het vuur in met dat boek, had die Ami gezegd. En z’n moeder had alle bladzijden één voor één moeten losscheuren, en die soldaat had staan wachten tot alle papier in de haard was opgevlamd. Na de Amerikanen kwamen de Britten, 'die moesten zoeken naar nazi’s en naar wapens, maar ze hebben hier conserven gejat die de Ami’s voor ons hadden achtergelaten. De Britten, dat waren smeerlappen. Die wezen je aan, du! Nazi! Ook tegen kinderen zegden ze dat.' Nadien kwamen de Belgen, 'bossen hakken voor jullie mijn- en meubelindustrie. Dat waren brave jonge miliciens. Maar zo armmoedig gekleed, wij hebben nog hemden van vader aan hen verkocht!' sjofele kerels dus, maar gezellig in de omgang, 'die kwamen bij de mensen thuis en brachten soms een bak bier mee, en dan vertelden wij hoe het was in de nazitijd en dan vertelden zij hoe het was om bezet te zijn in België'. En dat er zo vijf meisjes uit het dorp met een Belg zijn getrouwd. 'In '47 hebben de Belgen zelfs nog twee leren voetballen geschonken aan FC Zweifall. Dat jaar hadden wij ook een Belg in de ploeg, een topvoetballer, ze zeiden dat hij bij jullie in de nationale ploeg speelde!' Als kind heeft hij eigenlijk alleen maar oorlog gekend: 'Ik begon m’n eerste studiejaar in september '39, toen Hitler Polen binnenviel. En toen ik op mijn viertiende de vakschool verliet, moest ik direct beginnen in de wederopbouw.' En dat hij mag stellen dat hij tussen 1943 en 1953 alleen puin heeft gezien. 'Je reed bijvoorbeeld naar Soest, twee uur met de boemeltrein: wel, dan zeg je twee uur puin.'
GROTE NEGER De volgende morgen regent het, de wind drijft natte bladeren uit de bomen en er zijn lange plassen in de zijkant van de weg. Bij Langerwehe sla ik af naar een gehucht, men wijst het oude molenhuis bij de forellenrivier, daar woont iemand van tijdens de oorlog.
16
Kom binnen, zegt Leo Wolff zonder aarzeling. De houtkachel gloeit en hij was zestien toen hij in 1944 bij de Volkssturm werd ingelijfd. 'Wij moesten diepe antitankgreppels graven om de Amerikaanse tanks tegen te houden. Wij waren met tachtig jongens van hier in de streek, en daarvan zijn er vier dood gebleven. Dat kwam door de Britse en Amerikaanse Jabo's (Jagdbombenflugzeug, jachtbommenwerpers,). Die hadden hun bommen op één of andere stad gegooid, en op de terugweg vielen ze dan andere doelwitten aan. Vooral treinen en wegkonvooien, maar bij ons kwamen ze ook. Van op grote hoogte maakten ze dan plots een duikvlucht naar onze greppels, je raakte soms niet snel genoeg uit die diepe put, en zo zijn er vier jongens overhoop gemitrailleerd.' Hij zegt dat hij zijn leven te danken heeft aan één oudere officier. 'Die riep alle jongens op een avond samen. Hij zei dat wij nog te jong waren om te sterven, en dat we ´s nachts maar moesten weglopen. Hau ab, geh nach Hause, zorg dat je naar huis komt!' Zo’n goede man, zegt hij en hij kijkt van me weg, een krop in de keel. Maar de oorlog was nog niet gedaan: 'Op een dag was ik met de fiets bij het dorp van m’n oom en ineens dook er zo’n Jabo uit de wolken en die scheerde over de weg waar ik fietste.' Hij moest in een beek duiken, de kogels kletsten in de oever, de piloot maakte een bocht en kwam nog een keer heel laag over. En dat hij dat niet kon vatten, dat zo’n piloot één kind achterna kon zitten! En dat de Amerikanen al in het buurdorp waren gekomen, maar dat hij zich nog bang tegen de huizen drukte als de bommenwerpers weer in grote eskaders over het dorp dreunden, 'ze gaan toch weer geen bommen gooien?!' En dat er ineens iemand een hand op zijn schouder legde, en dat er achter hem een 'grote neger' stond, en die lachte en schudde zijn hoofd, no boy no boy! Dat hij niet meer bang moest zijn. Dat er geen bommen meer zouden vallen op het dorp. Het is stil in de kamer als hij z’n tranen niet kan bedwingen. En toen begon de wederopbouw. En thuis hadden ze gevraagd om wat dakpannen van een kapotgeschoten huis te recupereren, en hij nam een paar schaliën weg, en toen zag hij die hand, de hand van een meisje van drie dat dood onder de dakspanten zat. Hij hapt weer de tranen weg, was bin ich doch weich heute morgen! En dat het nog lang een onzekere tijd is geweest. Na de Amerikanen kwamen de Britten, en daarna de Belgen. Dat was de tijd dat de Poolse dwangarbeiders losbraken uit hun werkkampen en ’s nachts door de streek zwierven om boerderijen te plunderen en om de boeren te vermoorden die hen slecht behandeld hadden, 'één boer hebben ze dood teruggevonden met zijn kop in het gat van de wc'. En natuurlijk waren er ruzies met de bezetters en knokpartijen in de cafés, maar 'dat was folklore, jonge gasten die jaloers waren op de buitenlanders. Zij hadden onze meisjes alles te bieden, wij hadden alleen maar dennenappels en bietenloof!'
KLEIN EN SCHULDIG Ik vraag of hij in het buitenland nog scheef bekeken wordt als Duitser. Hij vertelt van een tankstation in Nederland waar ze hem de rug toekeerden toen hij de weg vroeg, dat is amper vijf jaar geleden. De zoon komt binnen en beaamt, 'ja, in Holland is het erg'. Hij was er een paar jaar geleden met de vrachtwagen onderweg, in een stadje stopte hij voor een zebrapad en vlak voor zijn voorruit bracht een man de Hitlergroet, en hoe klein hij zich toen voelde. Hoe schuldig ook. 'Wat wij nooit kunnen uitwissen, is die schuld van de Endlösung. Al sinds de Romeinen wil men met de Joden komaf maken, ook in later eeuwen stak die haat weer op, maar wij hebben dat idee doorgezet, wij hebben die uitroeiing van a tot z technisch uitgewerkt.' En dat hij vorig een documentaire op Arte heeft gezien, van Joden die ze gedeporteerd hadden uit een klein vissersdorp in Griekenland: 'Als je dat ziet, dat ze die mensen tot in de verste uithoeken van Europa zijn gaan zoeken om ze op de trein te zetten en hier te vernietigen, ja dan lopen de tranen over het gezicht!' De goeiige vader heeft het knikkend aangehoord. En nu zegt hij wat ik alleen nog maar in documentaires heb horen zeggen: dat van die kampen, ehrlich wahr, das haben wir nicht gewusst! Dan nog blijft die schuld, zegt de zoon. 'Ik ben eenenveertig en dat is iets dat ik meedraag, dat klééft aan mij. Mijn oudere broer heeft dat ook. In het buitenland voelen wij ons altijd bekeken. Wij zijn die natie die een misdaad tegen de mensheid heeft begaan. En dat ze tot voor kort een land waren dat wegens die schandvlek 'op niks trots mocht zijn'. De eerste verandering hebben ze gezien bij het EK voetbal in '96: 'Duitsland won de finale, en toen zag je voor het eerst dat mensen weer een Duitse vlag uit het raam durfden te hangen. Dat was vroeger ongepast.'
17
VERBRANDE AARDE In een gehucht nabij Jülich woont de negentigjarige Johann K. Hij kijkt me vorsend aan, twijfelt tussen me wegsturen of binnenlaten, en wil dan praten, langzaam en bedachtzaam. Dat ze van de Britse en Belgische bezetting nooit last hebben gehad. Hij was toen boer in het dorp Imden, 'en dat ons dorp zo kapot was, dat heeft ons geholpen: die bezetters hadden niet het hart om ons lastig te vallen'. Hij is zelf soldaat geweest in het noorden van Noorwegen, en toen hij na de bevrijding en driekwart jaar gevangenschap terug in Imden kwam, was zijn boerderij 'voor tachtig procent kaputt'. Bij andere boeren hadden ze het vee kunnen evacueren, bij hem hadden ze alleen een paar beesten kunnen slachten, de rest was noodgedwongen achtergebleven, en die lagen 'rottend in hun halsband, vel over been, van de honger omgekomen'. En dat de mensen zelf ook erge honger hebben geleden, 'ze verkochten alles op de zwarte markt om toch maar eten te kunnen kopen, tot zelfs kasten en meubels werden verkocht, op den duur stond er niks meer in de huizen.' En dat hij ook kolen is gaan stelen in het goederenstation, 'iedereen ging stelen, vaders, moeders, kinderen en grootouders, en normaal moest de Militaire politie dat beletten, want die kolen waren bestemd voor Holland en België als compensatie voor de oorlogsschade, maar de mensen waren zo wanhopig dat men dat door de vingers zag'. Haast elke getuige spreekt over het stelen in stations. En de plunderingen waren het zwaarst in de ijskoude winter van 1946-1947. Toen werden op drie maanden tijd zéventienduizend Duitsers gearresteerd voor de diefstal van kolen. In diezelfde winter stierven zestigduizend voornamelijk oudere Duitsers van honger en onderkoeling. Es war eine schreckliche Zeit, zegt Johann K. Ik zeg hem dat er in België weinig bekend is over die tijd. Dat de Belgische soldaten de puinen, de armoe en de honger wel gezien hebben, maar er thuis weinig over verteld hebben: van medelijden met de Duitsers kon toen geen sprake zijn. Hij kan dat heel goed begrijpen, zegt hij, wij zijn de oorlog begonnen. Maar dat het een raderwerk was waaraan je niet kon ontsnappen. En dat hij soms verrast is dat de mensen niet méér haat koesteren. Een flink aantal jaren terug is hij met een bus Duitsers naar het noorden van Noorwegen geweest, en het had hem danig verrast dat de mensen daar zo vriendelijk en hartelijk waren. 'Ik was daar zelf soldaat geweest, en bij onze aftocht hadden we over zevenhonderd kilometer alles in brand gestoken. De tactiek van de verbrande aarde. Elk huis, elke schuur, elke houtstapel staken we aan. Soms met Feurerwerfer, soms met een simpele lucifer. Al die huizen waren van hout: je stapelde wat beddengoed en stro in de woonkamer, lucifer erin en alles ging de vlammen op. Zelfs de stallen met de dieren zijn zo verkoold.' En dat hij zelf wel houtstapels, maar nooit huizen of veestallen heeft aangestoken. 'Dat kon ik niet over mijn hart krijgen. Maar ik was er wel bij natuurlijk, ik was geheel medeplichtig.'
Trouwring Een paar kilometer verder ligt Jülich, de stad die tijdens de wereldoorlog voor honderd procent is verwoest. Ze droeg zelfs een titel: meest verwoeste stad van West-Europa. En toch bleven zevenduizend van de elfduizend inwoners in de hoeken en kelders van die puinhopen wonen. Gerta Mojert schreef een boek over de Trümmerfrauen die hun huishouden beredderden tussen die chaos van gebroken stenen, verpulverd pleisterwerk en neergeplofte dakbalken. Zelf was ze twaalf in ´45 en hoewel zij noch haar geïnterviewden weet hebben van brutaliteiten, ('iedereen is positief over de Belgen'), staat één ding toch wel vast. Doordat de Belgische soldaten zo actief waren op de zwarte markt, hebben ze massaal geprofiteerd van de armoede en de hongersnood. 'Hier in Jülich was een herstelplaats van het Belgische leger waar vrachtwagens werden gerepareerd. Dat gebouw was dé draaischijf van de zwarte markt. Iedereen in Jülich wist dat: je moest je melden in het stenen wachthuisje, en van soldaat tot officier, allemaal waren ze d´rmee bezig. Mijn vader zou in 1946 terugkomen uit gevangenschap, er was niks in huis om hem te verrassen, en mijn moeder is dan met haar trouwring naar die garage gegaan en voor die ring heeft ze wat koffie en sigaretten kunnen krijgen.' Dat er weinig medelijden was met de compleet ausgebombte en berooide inwoners van Jülich, blijkt ook uit de videodocu '50 jaar Belgische Strijdkrachten in Duitsland', die in 1996 door het leger is uitgegeven. Over de bezettingsjaren 1945-1946 wordt amper gesproken, tenzij dan door ex-commandant Joris, die enig leedvermaak niet kan verbergen: 'Bij aankomst waren we ontsteld over de omvang van de vernielingen. Bijzonder dan in Jülich, een stad die ik als kind gekend had. Wij hadden echter geen medelijden met de situatie. (…) En de opdracht die onze voorkeur wegdroeg, was de huiszoeking.
18
Daarbij konden we enigszins onze honger naar wraak stillen. Daarom ook dat de Duitsers na onze bezoeken heel wat werk hadden om hun woning weer in orde te brengen.' Ik bezoek nog enkele rusthuizen, maar met het oog op de privacy mag ik de bewoners 'zomaar niet interviewen'. In één rusthuis krijg ik de toestemming om de ouderen in de foyer aan te spreken, 'vraagt u het aan die tafel, die vrouwen zijn allemaal rond de negentig'. Het viertal kruist al van ver de armen: de Nachkriegszeit, en wat wilt u daarover weten? En dat er niks bijzonders is gebeurd is, alles is 'goed gegaan' en zij hebben 'niks verkeerd gedaan'. En ze kijken naar mekaar en dan zwijgen ze. Gesprek afgelopen. Ik sta er bedremmeld bij. Dit zijn moeders met kleine kinderen geweest, die kunnen alleen maar grote miserie hebben gezien, maar niemand wil zijn zwakte tonen in het bijzijn van een buitenstaander, en zo sluit men de rangen in dit oud-Duitse gezelschap. Schönen Abend noch, ik zeg het ontstemd. Maar later denk ik: wie ben ik dat ik récht heb op hun miserie? (Einde verhaal) 'Dat is iets wat ik vaker zal horen, bij Duitsers die het hebben meegemaakt: dat het allemaal verleden tijd is, dat alles lang vorbei is, en dat we moeten leven met de tijd van nu.' (foto: Amerikaanse tanks in Berlijn , 1946
Vanuit de redactie
Beste leden en vrienden, mogen wij u vragen, indien u recht hebt op een medaille, er mee rekening te houden dat de medaille slechts wordt aangevraagd nadat u het te betalen bedrag hebt gestort op de POSTREKENING: IBAN: BE61-0000-4957-8417 BIC: BPOTBEB1 Het is niet zo dat indien u vermeldt staat op de lijst voor een medaille, dat u die ook automatisch krijgt. Voor meer informatie zich wenden tot onze secretaris Beyen Ivan. (KFMB)
INDIEN U WENST DEEL TE NEMEN AAN EEN KOFFIETAFEL OF EEN MAALTIJD INGERICHT DOOR DE KFMB OOSTENDE, MOET HET BEDRAG GESTORT WORDEN OP DE BANKREKENING. ER WORDEN GEEN BETALINGEN MEER AANVAARD TER PLAATSE ZELF!!! Om alle discussies achteraf te vermijden, het stortingsbewijs geldt als bewijs.
LET OP: Betaald u toch op de dag zelf, dan kunnen er extra kosten aangerekend worden. Het bestuur geniet ook graag van een feestje, geef hen dus geen extra werk nog op de dag zelf.
Beste leden, indien u ons (groen) boekje van de K.F.M.B. Oostende niet mocht ontvangen, of indien er twee boekjes op hetzelfde adres toekomen, wilt u dit dan vermelden aan de voorzitter of aan de secretaris. Zij zullen dan het nodige doen om dit in orde te brengen. De redactie is hier niet verantwoordelijk voor. 19
20
Personen die in 2015 recht hebben op een medaille Uitreiking op ons jaarfeest 19 september 2015 BSD medaille
Medaille Buiten de landsgrenzen
effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effktief
41852 44542 46231 47298 48222 50210 50280 50282 50323 50416
Dreezen Quintens Broucke Angilles Montoye Geryl Vandemoortele Cabeke Vermeesch Mortier
effektief effektief effektief
50458 50463 50459
Vanmassenhove Van Orshaegen De Landtsheer
Jean Philippe Jean-Pierre Roland Marc Harlof Christan Ronny Rudi VladimirCesar Jonathan Marc Willy
effektief effektief effektief effektief effektief
Goegebeur Vanhecke Angilles Collier Coudeville
Franky Stefan Dirk Bart Marcel
41852 45875
Dreezen Piergierycht
Jean Henri
Callewaert De Landtsheer
Oscar Willy
Ridder effektief geassocieerd
KNUOB MEDAILLE effektief effektief
Gouden Palm
44535.V 44890 48205 49219.V 49952.V
50464 50459
Medaille van getrouwheid 20 jaar
effektief effektief effektief effektief effektief effektief
44515 44535.V 44542 44890 44964 46231
Bousse Goegebeur Quintens Vanhecke Heyndrick Broucke
effektief effektief
47077 47078.V
Lebrun Scherpereel
Gaston Franky Philippe Stefan Werner JeanPierre Roland Etienne
effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief effektief geassocieerd geassocieerd geassocieerd geassocieerd
47083 48205 45878.V 49219.V 48222 49632.V 49952.V 50126.V 50210 50280 50282 50322 50323 50415 48228 49629 50284 50211
Vermoote Angilles Cantrijn Collier Montoye De Wulf Coudeville Vanmassenhove Geryl Vandermootele Cabeke Constant Vermeesch Lenaers Kimpe Meeremans Vanderbeken Nobus
Eddy Dirk Inge Bart Marc Steve Marcel Frans Harlof Christan Ronny Jean Louis Rudi Denise Roger Siegfried Gilbert Rudy
effektief effektief effektief effektief effektief effektief
41852 44515 44535.V 44542 44717.V 44826
Dreezen Bousse Goegebeur Quintens Vandierendounck Callenaere
Jean Gaston Franky Philippe Antoine Rene
effektief effektief
44890 44958
Vanhecke Walschaerts
Stefan PierreMarieJean
Medaille van getrouwheid 30 jaar effektief
41554
Peeters
Ivo
Uitreiking op het Kerstfeest 20 december 2015 Riddder Effektief
47298
Angilles
Roland
46238
Machielsen
Jacques
Officier Effektief
Gelieve de aanvragen te richten aan de secretaris: Ivan Beyen De aanvragen dienen bij de secretaris te zijn voor 2 augustus 2015 dit om de dossiers in orde te brengen.
[email protected] NA BETALING VAN DE MEDAILLE WORDT DE AANVRAAG VOLTOOID, DE PENNINGMEESTER ZAL U EEN OVERSCHRIJVING BEZORGEN.
21
22
HERDENKINGSPLECHTIGHEID 10 MEI Terugdenkend aan de vorige jaren viel het weer wel echt mee, een beetje fris maar weldra scheen de zon toch volop. Er hing een lichte euforie in de lucht alsof het weer het einde van de oorlog was. Om 10 uur was er een herdenkingsmis met daarop volgend verzameling op het St.Petrus en Paulusplein voor alle aanwezigen, voor de groet aan de Vaandels van de geallieerde landen. Hierop volgend marcheerden we onder begeleiding van de Koninklijke Stadsharmonie voor de bloemenhulde aan het Stadsmonument, het was zoeken om alle aanwezige vaandeldragers een plaatsje te kunnen geven. Daarna werd de stoet gevormd om zich naar het stadhuis te begeven. In het stadhuis werden aan het monument bloemen neergelegd ter nagedachtenis aan de militairen, de weerstanders, de politieke gevangenen en burgerlijke oorlogsslachtoffers. In de Alice Freyzaal werden de vaandeldragers met een getuigschrift bedankt voor hun trouw aanwezig zijn op alle plechtigheden. Albert Clawaert (93) en Roland Corneau (92), beiden oud-strijders Wereldoorlog II, kregen de hoogste onderscheiding door de Franse president uitgereikt, en werden opgespeld door de burgemeester. Ook alle marinecadetten kregen een aandenken, ze waren met een flink aantal mensen aanwezig. Een oprechte dank voor het geleverde werk dat ze deden. Als afsluiter op het stadhuis was er een mooie receptie voorzien, aangeboden door het Stadsbestuur. Om 12h30 konden de mensen die waren ingeschreven voor het feestmaal, zich begeven naar de feestzaal "Ten Stuyver". Daar konden ze zich ten volle laten bedienen van een overheerlijk menu. De "Joy Band" speelde heerlijke deuntjes en gekende liedjes ten tijde van Wereldoorlog II. Er was ook een mooie tombola voorzien met zeer mooie prijzen. Dankzij vele mensen die er hun beste beentje hebben voorgezet, was het een super gezellig feest. Een dikke pluim voor alle aanwezige vaandeldragers en een dikke proficiat aan onze Engelse vrienden die in grote getale waren overgekomen. Bedankt vrienden, leden, sympathisanten en genodigden. Hopelijk zien we jullie volgend jaar terug. Voor de mensen die er niet bij waren, jullie hebben zeker iets gemist….
23
24
25
BRIEF AAN ZIJN LIEF. Te velde, ergens in België.
Liefste Margrietje, 'k Neme de penne in mijn handen om ne keer de goeie staat van mijn gezondheid te laten kennen en 'k verhope van u hetzelfde. We zitten nu in ’n groote fabrieke, te Vilvoorde, met alle soorten van machinen. Ge weet, we sliepen op ’t kasteel «Champion» in ’t stroo gelijk onze Pier in zijn kot, maar hier is ’t beter zulle: elk ’n schoon ijzeren bedde met een stroozak van drie vingers dikte, gevuld met schoone wulle van ’t land (gras zeggen ze bij ons) en omme ’s nuchtens opstaan kundje pannekoeken bakken op onzen rugge. Voor de rest is ’t hier goed weie, Margrietje. Eten, dat onze ceinture openspringt. Gisteren, hé, heeft één onzer keukenpieten P.D. zijn kromme broek afgekookt, en soepe dat er van kwam, zie, 'k en ikke da nog van mijn leven nie geëten. En ’s avonds hé waren 't, voor een veranderingske, nationale oliebollen, en met twee (maar ik had er drie weie, want ze kennen mij goed in de keuken) was elkendeen gerust voor 12 uren. Ge peis nu zeker met al da fijn eten en zal hij niet meer willen naar huis komen. Maar 'k doe zulle, Margrietje (of moet ik zeggen Ritatje of Margo, lijk of da nu al de onnoozele moderne menschen da doen. Wa hoor je lievre?) 'k Verlange weeral mijn herte en mijn ziele uit om u weer te zien. Zeg, weet je nog in d'andere weke toen ik ’t huis was. ’t Was geestig hé in de cinema. Hebt gij ze geteld, de pipkes? ’t Waren er wel duust of nog meer. ’t Ga wel dat ons Zulma daden ie n weet, hé, of anders ze zou weer zalous worden en zegge: «noozelaars». Maar Margrietje, ze weet zie da ook hoe geerne we malkander zien hé. Die zottekoente! G'en moet niet benauwd zijn zulle Margrietje, da 'k hier met andere meisjes loope, 'k en zie ze nog allemaal niet hangen. ’t Zijn al leelijke 'k en heb er nog geen schoontje gezien, en alzoo hé Margrietje, ge moogt gerust zijn. 'k Ga hier alle Zundagen naar de Misse zonder één over te slaan? Da zou wa zijn zekre als al die militairen vroegen aan O.L. Heerke dat we algauw naar huis mochten gaan (bij U hé Margrietje) voor goed dat zou beter zijn da al dat gezeever rond de keuningskwestie en beter dan al die vervelende wachten bij die groote Engelsche dépoos, waar da er zoovele soldatenkleêren liggen te vinnigen en wiedre hebben nog geen kleêren aan ons lijf. Zeg, schatje, kan ikke hier ’n schoone kostuume (hoe heeten ze da weere, oh ja: battel dris!) koopen voor 650 fr. Zou 'k ze kopen? Of zou 'k liever da geld op mijn spaarboekje zette voor latre? Van nacht 'k kwam wakker, 'k peisde dat er een vliegmachine over de fabrieke vloog, maar ’t was Pol die lag Te grollen nevens mij. 'k Heb dan voorzeker twee uren wakker gelegen en gepeisd op U. zie Margrietje, 'k peize geheele dagen op u en 'k zie u bezig in huis aan de stove of aan ’t patatten schillen ('k moet da hier niet meer doen. De Duutschen doe da nu). Maar nu moet ik stoppen om in ’t zweet us aanschijns (’t is stikheet vandaag) wacht te gaan spelen aan de kor de garde, en 'k steke in den brief wel duust totjes. Als ge ze niet vindt hé, hou ze maar te goed tot ik thuiskom. Ge weet wel waar ons plaatske is achter de hage, hé. Dag, Margrietje, en peist maar vele op uw soldaatje dat U wreed geerne ziet en peis op de piepetotjes hé. Voor eeuwig en drie dagen de uwe. Uw Pamfiel. (30ste Bataljon Fusiliers)
Om niet te vergeten Zaterdag Zaterdag Dinsdag Zondag Zondag Zaterdag Zondag
20 juni 27 juni 21 juli 26 juli 2 augustus 19 september 4 oktober
Nationaal Huldenbetoon 3,23,33&53 linie Herdenkingsplechtigheid Koning Leopold III Belgische Nationale feestdag Herdenking overlijden koning Bouwdewijn Herdenkingsplechtigheid Nieuwpoort 1914-1918 Jaarfeest K.F.M.B. Oostende Herdenking Brigade Piron 26
Provincie knapt oorlogssites op Ieper – In het provinciaal domein de Palingbeek en in de omgeving ervan worden enkele historische sites grondig heraangelegd. Het gaat om plaatsen en relicten die verwijzen naar de Eerste Wereldoorlog. Ook op de Kemmelberg komen ingrijpende aanpassingen. Zo wordt de weg aan de Lokerse kant verschoven en heraangelegd. Enkele belangrijke sites in De Palingbeek en de omgeving ervan moeten voor de bezoekers straks vlotter toegankelijk zijn, meer kansen bieden tot beleving én de geschiedkundige achtergrond ervan respecteren. Dat is het opzet waarmee het provinciebestuur samen met Ieper en Heuvelland, met de voogdijoverheid en met de Commonwealth War Graves Commission aan de slag ging. Op het domein de Palingbeek in Ieper bevinden zich diverse WO I-sites. Eén ervan, The Bluff, krijgt een grondige opwaardering. The Bluff is een deel van het Palingbeekdomein dat in ’14-’18 in de frontzone lag en dat een belangrijke rol speelde in het verhaal van de ondergrondse oorlogsvoering. Tot op vandaag is dat gedeelte niet toegankelijk voor het publiek. Een deel ervan is overgroeid door bramen en struiken. Die worden weggehaald en er komt een vlonderpad. Er wordt ook een onthaalpunt gebouwd waar de bezoeker via een korte film uitleg krijgt over de Zuidelijke Ieperboog in ’14-’18. Vlakbij het domein bevindt zich Hill 60. Dat is een van de meest bezochte sites daar: meer dan 100.000 bezoekers vorig jaar. Vlakbij bevindt zich de Caterpillarkrater. Beide sites getuigen van de ondergrondse oorlogsvoering. De heuvel werd ondermijnd. De krater is het resultaat van een immense ontploffing. De eerste gasaanval in 1915 werd vanuit deze omgeving gelanceerd, maar die mislukte. “De heuvel is ook een begraafplaats. Honderden soldaten liggen hier”, vertelt Pieter Vandevoorde. Maar de grote publieke belangstelling heeft na al die jaren erosie veroorzaakt. Bovendien verhindert een parkeerplaats het unieke uitzicht op de stad Ieper – een strategisch belangrijk uitzicht – en hindert een te smalle brug over de spoorweg een vlotte toegang. Gedeputeerde Guido Decorte: “Er komt een voetgangersbrug naast de bestaande en er worden vlonderpaden aangelegd die het patroon van de ondergrondse mijngangen min of meer volgen.” Ook de WO I-relicten op de Kemmelberg in Heuvelland krijgen een grondige facelift. Het standbeeld boven de berg staat eigenlijk in verbinding met het Franse massagraf waar 5.500 Fransen rusten. De weg tussen die twee monumenten kreeg een soort ‘knik’, waardoor de directe verbinding niet meer zichtbaar is. De weg wordt nu heraangelegd en weer lichtjes verschoven. En de omgeving van de monumenten wordt heraangelegd.
27
28