E
r s a w
. . . s een
De levensverhalen van Michelle, Diana, Lotte, Angelica en Sacha doen niet onder voor de sprookjes die de gebroeders Grimm eeuwen geleden schreven. 52 | 13
45
... Een Assepoester
‘Vanaf het moment dat mijn moeder uit het ziekenhuis kwam tot aan haar dood acht jaar later nam ik na schooltijd de huishouding voor mijn rekening’
Top (Kim Werner), ceintuur (Accessorize).
46
52 | 13
Michelle Trentelman (46) nam als jong meisje het leeuwendeel van de huishouding over van haar invalide moeder.
“Ieder kind heeft zijn of haar eigen rol binnen het gezin. Mijn broer en zus, met wie ik respectievelijk drie en anderhalf jaar scheel, waren het in mijn herinnering niet eens met hoe het er bij ons thuis aan toeging. Zoals ik het heb ervaren, kwamen ze vaak in opstand tegen onze invalide moeder. Mijn vader was toen al uit beeld. Iemand moest het voor mama opnemen en ik voelde de verantwoordelijkheid dat te doen. Ik was acht toen ze op het balkon een deken uitklopte en haar evenwicht verloor. Ze viel van de eerste verdieping, kwam ongelukkig terecht en verbrijzelde haar rechterenkel en een deel van haar linkerhand. Een poos lag ze in het ziekenhuis en ook het revalidatieproces nam veel tijd in beslag. Voor ze arbeidsongeschikt raakte, was mijn moeder een carrièrevrouw. Ze had een verantwoordelijke baan als hoofdverpleegkundige bij het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. Eenmaal werkloos verloor zij perspectief in het leven en verloor zichzelf
in de drank. Mede omdat mijn vader eerst vreemdging en later verliefd werd op een andere vrouw en met de noorderzon vertrok. Haar letterlijk en figuurlijk gebroken achterlatend met drie opgroeiende kinderen, van wie twee opstandige pubers. Ik voelde instinctief: mama kan het niet alleen. Ze verging van de pijn en kon zonder krukken niet lopen. Vanaf het moment dat ze uit het ziekenhuis werd ontslagen tot aan haar dood acht jaar later - ik was zestien toen ze stierf aan de gevolgen van kanker en een hersenbloeding - nam ik na schooltijd het leeuwendeel van de huishouding voor mijn rekening. Soms staken mijn broer en zus ook hun handen uit de mouwen, maar meestal was ik het die boodschappen haalde, kookte, de ramen zeemde, opruimde en wasjes draaide. Eigenlijk waren de rollen onuitgesproken verdeeld of koos ieder de rol die hij aankon. Alleen als ik bij mijn vriendinnetje ging spelen en haar moeder zat te wachten met thee en koekjes, voelde ik een steek van jaloezie. Dat ik te jong was voor zo veel verantwoordelijkheden, bleek toen onze kat verdronk in de wasmachine. Tijdens het vullen van de trommel had ik niet ge-
zien dat hij daar lag te slapen. Schuldig dat ik me voelde. In de zin van hard werken, was ik zeker een soort Assepoester. Maar dan zonder boze stiefmoeder, want je kunt veel over haar zeggen: mama bedoelde het niet verkeerd. Ze hield ontzettend veel van ons. Nu ik zelf twee pubers heb, snap ik haar nog beter. Aan huis gekluisterd, geen cent te makken en niemand om op terug te vallen. Natuurlijk is dat zwaar. Na haar dood bleven we met z’n drieën achter in ons ouderlijk huis. Financieel was er niets geregeld. Iemand moest de kost verdienen. Ook deze keer nam ik het voortouw, broer en zus waren druk met hun studie. Met enkel een mavodiploma op zak ging ik fulltime aan de slag als verkoopster bij de schoenenwinkel waar ik voorheen op zaterdag werkte. Mijn salaris was geen vetpot, we moesten de eindjes aan elkaar knopen. Elke dag ruzieden mijn broer en zus over geld. Daarbij vlogen de verfpotten letterlijk door de kamer. Een jaar na mijn moeders dood, zei mij eerste vriendje: ‘Nu is het genoeg.’ We gingen samenwonen, zes maanden nadat we elkaar hadden ontmoet. Hij was geen vlucht, we bleven elf jaar samen. Met mijn broer en zus spreek ik nooit over het verleden, de geschiedenis is te beladen. Mijn zus die kinderen heeft in dezelfde leeftijd al die van mij - zie ik af en toe. Ik neem haar niets kwalijk. Ook zij had het niet makkelijk en ieder mens verwerkt verdriet op z’n eigen manier. Dat ik na zo’n traumatische jeugd toch goed terecht ben gekomen, vind ik een wonder. Therapie leerde me dat mijn ervaringen me sterker hebben gemaakt, maar ook dat ik er soms alert op moet zijn dat ze mijn oordeelsvorming in het heden niet negatief kleuren. Alleen mijn handen - ik heb artrose en fibromyalgie (een reumatische aandoening, red.) - zijn versleten, waarschijnlijk omdat ik zo jong zo hard moest werken. Maar ik klaag niet. Ik heb twee prachtige dochters, ben gelukkig getrouwd, woon in een heerlijk huis en heb een leuke baan. Kwam het allemaal toch nog goed.” ▶ 52 | 13
47
... Een lelijk eendje
Diana Coester (45) was als jong meisje allesbehalve een opvallende verschijning, totdat die enorme bril van haar neus ging en zij zich voor het eerst in haar leven bewust werd van haar uiterlijk.
“De opticien haalde de bril van mijn neus, keek me indringend aan en zei tegen zijn collega: ‘Moet je kijken wat er onder dit brilletje verstopt zit.’ En vervolgens: ‘Zonde. We gaan iets anders doen.’ In eerste instantie protesteerde ik. Mijn moeder had me eropuit gestuurd om een nieuwe bril te kopen. Contactlenzen vond ze vast te duur. Totdat de opticien een spiegel voor mijn neus hield. Ik staarde naar mijn spiegelbeeld, zag wat hij zag en was blij verrast. Dit is de eerste herinnering aan de bewustwording van mijn uiterlijk. Ik ben nooit gepest, maar mijn klassenfoto’s liegen niet: ik was beslist een lelijk eendje. Of dat de reden is dat ik me onopvallend gedroeg, durf ik niet te zeggen. Makeup, mode en schoonheid interesseerden me toen nog niet zo. Ik was een paardenmeisje. Bovendien kon ik met die jampotglazen weinig beginnen. Oogschaduw, mascara, opgestoken haar, lange oorbellen... het stond gewoon niet. De vrees dat mijn ouders boos zouden worden bleek ongegrond. Ze vonden me prachtig zonder bril. Wilde ik contactlenzen, dan kreeg ik contactlenzen. Die zomervakantie maakte ik heel geleidelijk een metamorfose door. Ik doorzocht mijn moeders toilettasje, experimenteerde met een wimper krultang, rouge en lipgloss, grotere oorbellen en bruinde mijn huid in de zon. Ook werd ik het oefenobject van mijn moeder, die een kappersopleiding volgde. Eén van haar eerste opdrachten was per48
52 | 13
‘Make- up, mode en schoonheid interesseerden me niet zo. Bovendien kon ik met mijn jampotglazen weinig beginnen’ manenten. Ze gaf me een bos krullen waar niemand omheen kon. De vakantie ging voorbij en de eerste schooldag begon. Hoe zouden mijn klasgenoten reageren? De verbazing was van hun gezichten af te lezen. Maar iedereen reageerde enthousiast. Hoe meer complimenten ik kreeg, hoe zelfverzekerder ik werd. Na deze zomer werd ik op school ‘ontdekt’ door een jongen. Dat was we me nog niet eerder overkomen. Ik zat in de klas en hij zat in de gang een proefwerk in te halen. Opeens keek hij door het grote raam naar binnen, recht in mijn ogen. Bam! Liefde op het eerste gezicht. We kregen verkering en ik kon mijn geluk niet op. Uiterlijk, of beter gezegd ‘verzorgd zijn’, is altijd belangrijk geweest in mijn leven. Ik besef echter heel goed dat innerlijke schoonheid onbetaalbaar is. Wat mij betreft de enige onmisbare eigenschap om écht mooi te zijn. Er zijn al zo veel ‘lelijke’ mooie mensen.” ▶
Blouse (Kim Werner), ring (Accessorize).
52 | 13
49
... Een schone slaapster
Lotte van der Kort (22) kreeg eind 2009 een ernstig autoongeluk. Ze lag acht maanden in coma en hield er een zware hersenbeschadiging aan over.
‘Ik kan niet meer praten en heb geen controle over mijn spieren, maar ik denk nooit: was ik maar niet meer wakker geworden’
Top (Kim Werner), gilet (C&A), ketting (privé).
50
52 | 13
“Van de tijd dat ik in coma lag herinner ik me weinig. Bij vlagen voelde het als een nachtmerrie: ik wilde wakker worden, maar dat lukte niet. Ook na die acht maanden was het een tijdlang wazig. Door de hersenbeschadiging is mijn geheugen aangetast. Ik vergeet bijvoorbeeld telkens dat mijn tanden gepoetst zijn. Geregeld vraag ik om de tandenborstel en dan blijkt dat mijn moeder net mijn tanden heeft gepoetst. Het besef dat ik dat echt niet meer weet maakt me verdrietig. Ik ben altijd bang dat ik op een dag niets meer onthoud. Om mijn geheugen te trainen, heb ik laatst geopperd om na het avondeten met ons gezin memory te spelen. Het is er nog niet van gekomen, maar ik houd het in gedachten. Dat dan weer wel. Mijn eerste bewuste herinnering dateert van juli 2010. Tijdens een proef met een
speciale symbolen-computer vroeg de ergotherapeut of ik wilde aangeven waar ik trek in had. Met heel veel moeite lukte het me het spaghettiplaatje aan te wijzen en vervolgens een wijnglas. Voor mijn moeder meer dan genoeg informatie. Die avond at ik een paar hapjes spaghetti carbonara en dronk ik een paar slokjes zoete witte wijn. Over het algemeen krijg ik eten en drinken toegediend via een pegsonde, een slangetje dat rechtstreeks naar mijn maag loopt. Maar zitten we in het weekend gezellig met z’n allen aan tafel en heb ik trek in een borrel, dan vult mijn zus een spuitje met rode wodka en Red Bull, dat ze heel langzaam laat leeg druppelen in mijn mond. Door de hersenbeschadiging kan ik niet praten en heb ik geen controle over mijn spieren. Het meest frustrerend vind ik dat ik mezelf niet goed kan uiten. De symbolen zijn inmiddels vervangen door een letters en cijfers. Maar als iemand me niet begrijpt, word ik boos en schiet ik in spasmes, die overigens ook willekeurig opkomen. Een venijnige pijn die het best valt te vergelijken met kramp. Hoelang zo’n woede-
aanval duurt, is niet te zeggen. Het liefst wil ik op zo’n moment met rust worden gelaten. Uit frustratie probeer ik dan alles te slopen waar ik ook maar enigszins bij kan. Om vervolgens uit te huilen op mijn moeders schouder. In de loop der jaren is er van mijn vriendengroep weinig overgebleven. Deels omdat ik zelf niets meer met hen te maken wil hebben, deels omdat ze gewoon wegbleven. Alleen mijn hartsvriendin komt nog langs, al is zij de laatste tijd erg druk met afstuderen en stages. Dat mijn leeftijdsgenootjes doorgroeien en mijn leven in zekere zin stilstaat, vind ik het ergst. Ik had zo veel dromen, wilde de tweede Carice van Houten worden. Schitteren op het witte doek en zó veel geld verdienen, dat ik mijn ouders een fijne oude dag zou kunnen bezorgen. Die droom ligt voorgoed in duigen. Natuurlijk is mijn leven niet je van het, maar ik denk nooit: was ik maar niet meer wakker geworden. Daarvoor houd ik te veel van mijn familie. Ik wil hen niet missen. De tijd van stappen of spontane uitjes ligt achter me, maar shoppen kan altijd. Wat dat betreft ben ik net zo ijdel als vroeger. Omdat ik zelf niet tussen de rekken kan snuffelen, gaan mijn zus Marije of schoonzus Danielle mee, mijn persoonlijke stylisten. Over de toekomst nadenken vind ik lastig. Mijn grootste wens is dat onze stichting Lotte’s Leven op tijd genoeg geld binnenhaalt voor een behandeling in Amerika. Via internet heb ik geregeld contact met een meisje dat er slechter aan toe was dan ik. Dankzij zuurstof- en stamceltherapie heeft zij haar leven weer kunnen oppakken. Alleen praten gaat nog langzaam. Helaas is vooraf niet te zeggen of deze therapieën aanslaan. Maar om het dan maar niet te proberen, dat zou echt stom zijn!” Dit interview kwam tot stand via de mail en met hulp van Lottes moeder en zus. Lotte wees de antwoorden aan op een letterkaart. Kijk voor meer informatie over haar stichting op www.lottes-leven.nl.
▶
52 | 13
51
... Een prins op het witte paard
Vlak vóór 9/11 werd Angelica Schouten-Pozon (42) verliefd op een Nederlandse ‘prins’ die haar redde uit crazy Manhattan.
“‘Je zou mijn droomvrouw kunnen zijn,’ zei Dirk vlak voor we op Schiphol landden. We kenden elkaar net, maar ook ik voelde vlinders. ‘Mijn hemel. Wat is hij knap,’ had ik negen uur eerder op JFK Airport tegen mijn zus gezegd, met wie ik de citytrip naar Amsterdam had geboekt. Dirk stond samen met twee mannen voor ons in de rij om te boarden. In de hoop zijn aandacht te trekken, speelde ik met mijn lange haar. Tevergeefs, Dirk zag me niet of wilde me niet zien. Misschien is hij gay, dacht ik lichtelijk teleurgesteld. De vlucht was overbooked, mijn zus had geluk en werd geüpgraded naar businessclass. Ik kreeg een ‘goedkope’ stoel toegewezen, naast een oude dame en twee rijen achter Dirk en - zo vertelde hij later - zijn voormalige collega’s. Het was 24 mei 2001, Memorial Day. Vanwege de feestdag was het druk op de luchthaven. De piloot riep om dat we vertraging opliepen. Ik sloot mijn ogen, viel in slaap en schrok pas wakker toen de motor werd gestart. Versuft draaide ik mijn hoofd in de richting van mijn buurvrouw en keek tot mijn verbazing recht in het gezicht van de man over wie ik zojuist had gedroomd. ‘Am I still dreaming?’ kreunde ik. Dirk schoot in de lach. Vervolgens biechtte hij op dat hij voor de gate met moeite zijn ogen van me had kunnen afhouden, maar dat hij graag hard to get speelde. Toen ik sliep, vroeg hij de dame naast me of ze haar stoel wilde ruilen voor zijn plek en een Telegraaf. Al tijdens onze eerste ontmoeting vertelde Dirk dat hij naast een kasteel woonde. Ik begreep hem verkeerd en dacht stiekem: deze knappe man woont in een kasteel. Misschien is hij wel mijn prins op het witte paard. Dat is nog steeds ons grapje. We kregen een latrelatie en na mijn tweede bezoek aan hem in Nederland bracht Dirk mij op 10 september 2001 naar Schiphol. Diezelfde 52
52 | 13
middag landde ik op het vliegveld Newark, waar ik een taxi pakte. Er was veel verkeer, maar dat vond ik niet erg. Ik genoot intens van het prachtige uitzicht op downtown Manhattan en de Twin Towers. Van mijn stad. Totdat vijftien uur later de hel losbarstte. De volgende ochtend stapte ik om kwart voor negen uit de metro. Ik zag nog net de Boeing voorbijschieten, rakelings over het Midtowngebouw waar ik werkte. Wat raar, dacht ik, en toen was daar die allesvernietigende klap. In paniek rende ik naar de bank waar ik werkte. Op kantoor was het een chaos. Sommigen renden huilend over de afdeling, anderen stonden verstijfd voor de televisie. Een groep voormalige collega’s werkte op de honderdste verdieping in de North Tower. Mensen met wie ik geregeld een drankje dronk. In shock staarde ik naar het beeldscherm. Steeds maar weer die herhaling van de vliegtuigen die zich in de torens boorden, de enorme rookpluimen en de silhouetten die, uit angst voor verbranding, de dood tegemoet spongen. Zijn dat mijn vrienden? vroeg ik me huilend af. Het zou kunnen, want geen van hen overleefde de ramp. Geen idee hoe ik de dagen, de
weken, de maanden ná 9/11 ben doorgekomen. Gelukkig was daar Dirk, die me in deze moeilijke periode in mijn leven ontzettend steunde. Omdat veel mensen niet meer durfden te vliegen, kostte een retourtje Amsterdam nog maar 250 dollar. Maandelijks vloog ik op en neer, want alleen in Nederland kon ik ontspannen. Voor mijn grote liefde reden om me begin 2002 ten huwelijk te vragen. Mijn prins wilde me letterlijk redden uit crazy New York. Dat ik pas een jaar later emigreerde, heeft te maken met mijn werk. Als programmeur op Wall Street verdiende ik een riant salaris. Mijn loon bestond echter uit twee delen; een basissalaris dat elke maand werd over gemaakt en een aanzienlijk bedrag dat pas na twee jaar zou worden uitgekeerd. Ontslag nemen, betekende geen bonus. Niet dat geld belangrijk is, integendeel, maar ik ben graag financieel onafhankelijk. Vandaar dat ik pas in de zomer van 2003 ‘de gekte’ achter me kon laten. Inmiddels woon ik alweer tien jaar heel gelukkig met mijn prins naast het kasteel. Een rustige om geving, waar ik niet hoef te vrezen voor de veiligheid van onze kinderen.” ▶
‘Geen idee hoe ik de tijd ná 9/11 ben doorgekomen. Gelukkig was daar Dirk, die me ontzettend steunde’
Top (Kim Werner), vest (de Bijenkorf), ring (Bijou Brigitte).
52 | 13
53
... Een prinses op de erwt
Sacha Velgersdijk (39) heeft al tien jaar last van insomnia. Per nacht slaapt ze hooguit drie uur.
‘Na twee jaar slapeloosheid was ik doodsbang voor de nacht. Ik dacht dat ik gek werd’ Top (C&A), vest (Summum Woman), ring (Bijou Brigitte).
54
52 | 13
“Het begon allemaal tien jaar geleden. Na een stressvolle periode - een relatiebreuk en spanning op mijn werk sliep ik steeds slechter. Uiteindelijk belandde ik met een burn-out in de ziektewet. Ik ging door de medische molen, zowel regulier als alternatief. Ik werd uitvoerig onderzocht en getest in een slaapkliniek in Den Haag, ging voor een second opinion naar slaapcentrum Kempenhaeghe in Heeze en liet een melatonineonderzoek uitvoeren in voedingsziekenhuis De Gelderse Vallei in Ede. Iedere specialist die ik sprak gaf aan het zorgelijk te vinden, maar niemand kon me vertellen waarom ik niet in de diepe slaapfase kom. Ten einde raad liet ik me in 2005 opnemen in een crisiscentrum. Na twee jaar slapeloosheid was ik doodsbang voor de nacht. Ik dacht dat ik gek aan het worden was. Op aanraden van mijn psychiater zocht ik contact met lotgenoten. De wetenschap dat ik niet de enige ben heeft
inderdaad geholpen. Net als afkicken van antidepressiva, waarvan ik inmiddels weet dat het slaapverstorend werkt. Slaapmedicatie heb ik ook geprobeerd. Volgens mijn huisarts waren het zulke zware pillen dat je er zelfs een olifant mee om krijgt. Maar al slikte ik twee tabletten, het had geen effect. Toen ik net slapeloos was, probeerde ik mezelf ’s avonds uit te putten: ik maakte lange wandelingen, sportte tot heel laat, boende mijn huis schoon en hield televisie marathons. Geen succes. Hoe actiever ik werd, hoe helderder mijn hoofd. Inmiddels heb ik geleerd dat ik meer kans maak op een paar sluimeruurtjes als ik mezelf op tijd afsluit voor impulsen. Om te ontspannen volg ik elke avond een strikt ritueel. Om uiterlijk tien uur sluit ik mijn computer af en gaat de televisie uit. Zodra het stil is in huis schenk ik een kop rustgevende thee in, zonder theïne, en ga op de bank zitten met een hete pittenzak in mijn rug en mijn voeten in een bak warm water. Soms blader ik door een tijdschrift, maar echt lezen lukt niet, omdat ik me
niet kan concentreren. Om half twaalf mag ik van mezelf naar bed. In mijn slaapkamer zet ik een ontspannings-cd op. Niet dat rustgevende muziek werkt, het is eerder een dwangneurose. Doe ik het niet, dan weet ik zeker dat ik wakker blijf. Eenmaal in bed begint het lange wachten. Als ik geluk heb, doezel ik tegen vieren even weg. Heb ik pech, dan pas tegen het ochtendgloren. Maar nooit diep. Een auto, gestommel bij de buren, een deur die dichtslaat, één geluidje en mijn ogen schieten open. In die zin lijk ik zeker op de prinses op de erwt. Uitslapen gaat ook niet. Ten eerste heb ik de ‘donkerte’ nodig om weg te zakken, bovendien wil ik niet dat mijn biologische klok nog meer van slag raakt. Als ik al slaap, word ik ’s morgens om half zeven wakker. Ik ben dan meteen alert. Meestal blijf ik nog een uurtje liggen, anders duurt de dag zo lang. Opstaan blijft een gevecht, ’s ochtends voel ik me duffer dan ’s avonds. Langer blijven liggen heeft ook geen zin. Door die afschuwelijke insomnia is mijn leven volledig op z’n kop gezet. Werken gaat niet meer, ik ben gedeeltelijk afgekeurd en leef van een WIA-uitkering. Door de jaren heen hebben verschillende mensen het laten afweten, maar ik heb er geen nieuwe vrienden bij gekregen. Gelukkig heb ik goed contact met mijn familie en beste vrienden, van wie ik veel steun krijg. Soms heb ik een goede dag, maar vaak sleep ik me letterlijk door de dag. Ik mag dan ‘uitbehandeld’ zijn, me slap, moe en rusteloos voelen, ik geef de moed niet op. Nu ik mijn aandoening deels heb geaccepteerd, gaat het beter. Hoop doet leven. Wie weet slaap ik op een nacht spontaan door. Of vinden ze een middel uit dat insomnia geneest. Op welke manier dan ook, ooit zal ik zeggen: ‘En ik slaapleefde nog lang en heel gelukkig’.” ■ interviews: petra schouten. fotografie: ester gebuis. styling: esther loonstijn. visagie: carmen zomers. m.m.v.: loods 5 (pluche kussen, witte schaal, ijspegels van glas), & klevering (papieren kerststerren), blokker (waxinelichtjes met glitter, kerststerren kunststof, glazen kerstballen). voor verkoopinformatie, zie inhoud.
52 | 13
55