Zeg niet aan mijn moeder dat ik ondernemer ben... Ze denkt dat ik op zoek ben naar een job.
Bart Verhaeghe
INLEIDING durf ondernemen, vrees angst De aanslagen van 11 september veroorzaakten naast de menselijke en materiële schade een enorme psychologische schok. Een ongrijpbare, onvoorspelbare vijand kan op elk moment, waar ook toeslaan. Nergens zijn we nog veilig. Emoties over de oorlog worden opgeklopt door de media. De bedrijfswereld kreunde in 2002 onder de schandalen. Het begon eind 2001 toen Enron, ooit het op zes na grootste bedrijf in de Verenigde Staten, bescherming zocht tegen zijn schuldeisers na geknoei met de boekhouding. Het eindigde in het grootste faillissement ooit in de Amerikaanse geschiedenis. Na Enron doken plots overal gevallen op van boekhoudkundig geknoei, bedrijfsfraude, ondeugdelijk bestuur en onvolkomen auditing. Bedrijfsleiders werden aan de schandpaal genageld en de kruistocht tegen consultants, auditors en revisoren was begonnen. Het vertrouwen in de ondernemer en zijn controleur werd zwaar geschonden. Gedupeerde beleggers voelden zich opgelicht, hun euforische optimisme van enkele jaren terug sloeg om in risicoschuwe vrees. De vertrouwenscrisis op de beurs duwde de reeds slabakkende economie nog verder neerwaarts. We voelen meer dan ooit de kracht van de onbegrensde wereld. Er zijn geen afstanden meer, noch in tijd, noch in ruimte. Elke beslissing heeft grensoverschrijdende dimensies en ongekende gevolgen. We ervaren onze onmacht. Er lijken geen zekerheden meer te zijn. We verstarren, durven niet te beslissen, durven zelfs niet meer onderzoeken. Ook de media spelen daarin een rol. Het slechte nieuws overstijgt het goede. Pessimisten en onheilsprofeten spreken van depressie, ‘double dip’, de onvermijdelijke zeven magere jaren en verstevigen zo de neerwaartse trend. Maar wat we eigenlijk het meeste zouden moeten vrezen is angst. Angst verstart. Een economie kan alleen bloeien als er vertrouwen is. Huishoudens moeten durven consumeren, beleggers moeten aandelen durven kopen, bedrijven moeten durven investeren, politici moeten ‘ja’ durven zeggen tegen verandering en vooruitgang. De toekomst is geen vijand maar een vriend die we recht in de ogen kijken. Maar dat doen we niet. In tijden van angst vaardigen wij nieuwe regels uit die ons weer zekerheid en voorspelbaarheid zouden moeten brengen, althans dat hopen we. Die regels ondersteunen ons vertrouwen en vervangen zelfs ons geweten. De angst verlamt ons en verantwoordt dat wij anderen (met regels) verlammen. We beperken onze toekomst (en dus onze mogelijkheden). De obsessie waarmee vooral de groenen tijdens hun eerste regeerperiode hun angst in reglementen omzetten is onbeschrijfelijk. Zij denken blijkbaar dat het onheil over de wereld is neergedaald, zij zien geen kansen, alleen kommer en kwel: fabrieken zijn altijd ‘schadelijk’, genetisch gewijzigd is in hun jargon ‘gemanipuleerd’, het vogelbestand wordt onvermijdelijk ‘uitgeroeid’, zure regen ‘vernietigt’ de natuur... telkens slagen zij erin ‘ecopaniek’, een ware angstpsychose, te veroorzaken. En hoe vaak zij er achteraf ook naast zaten met hun doemscenario’s, hun tactiek werkt. Want in tijden van zogenaamde gigantische catastrofes heb je helden nodig, een groen geweten dat – met regels – kan anticiperen op al die mogelijke doemscenario’s die wij, gewone mensen, niet kennen. Hiermee beperken zij niet alleen onze toekomst, maar ook – wat erger is – die van de volgende generaties. Toch is het eigenlijk evident dat wetenschappelijke doorbraken en de toepassingen ervan de levensomstandigheden overal spectaculair kunnen verbeteren: nieuwe vormen van energiewinning, andere grondstoffen, plantenveredeling, verhoging van productiviteit in de landbouw, bestrijding van ziekten, nieuwe manieren van kennisoverdracht..., en dit niet ten koste van het milieu.
Milieuzorg stijgt met de toename van rijkdom en ontwikkeling. Maar groenen nemen geen risico’s, zelfs niet op een intelligente wijze: “ze dragen een broeksband en bretellen, en reizen met de auto – weliswaar een Volvo – op de achterbank in een kinderstoeltje met vijf ankerpunten”, hoorde ik het onlangs uitdrukken. Ze kijken naar de toekomst in hun achteruitkijkspiegel en zullen onvermijdelijk botsen. Wij hebben geen boodschap aan pessimisten en doemdenkers. Wat we om ons heen zien aan welvaart, uitvindingen en cultuur komt niet voort uit de regels en systemen van bangeriken. Dit is moedig mensenwerk. Ik geloof in het vermogen van de mens om grote en goede dingen te doen. Ik geloof in een systeem van vrijheid dat de voorwaarden schept om menselijke creativiteit te bevorderen omdat dit ons de kans geeft die dingen te kiezen die we zelf belangrijk vinden. Als je gelooft in de mensheid, durf je de toekomst aan. Dan zijn er nog de vakbonden en hun afgevaardigden die in deze tijd van onzekerheid willen blijven vasthouden aan hun zogenaamd ‘verworven’ zekerheden met als belangrijkste de automatische loonindexering en het vervroegd pensioen. Ze prediken solidariteit, maar willen niet inzien dat een samenleving niet duurzaam solidair is enkel en alleen omdat er een buitengewoon ontwikkeld systeem van sociale zekerheid bestaat. Solidariteit is er maar als er samenhorigheid is, als iedereen weet dat er tegenover de rechten die ze hebben ook plichten staan. Bij ons is er een sociale zekerheid zonder solidariteit, een onbetaalbaar systeem van sociale rechten dat enkel valt te financieren met torenhoge belastingen op arbeid. Belangengroepen zoals vakbonden, gepensioneerden en ambtenaren hebben meer oog voor hun eigen privileges dan voor het algemeen belang. En het lukt de werkgeversorganisaties klaarblijkelijk niet in om hierin verandering te brengen. De verleidelijkheid van dit vangnet ontneemt ons onze dynamiek en drijfveer voor ondernemerschap, de prijs van dit sociale vangnet ontmoedigt onze ondernemers. De prijs zal steeds hoger worden. In Europa zal één op de vier mensen tegen 2025 de huidige pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Tegen 2050 zal het aantal actieven per gepensioneerde in Europa tussen de 0,7 en 1,4 (excl. Verenigd Koninkrijk) bedragen. Sommigen vinden dit beangstigend, maar eigenlijk is het dat niet, tenminste indien we deze toekomst aanvaarden en ons systeem aanpassen. Want ook ons begrip ‘oud’ zou moeten verschuiven. In 2050 zal immers de gemiddelde Belg 90 tot 100 jaar worden (volgens de studie van demograaf M. Poulain van de UCL). De Westerse mens wordt per jaar een seizoen ouder. Iemand van 70 vandaag voelt zich zo fit als iemand van 60 van de vorige generaties en als 80 van de volgende generaties. Is dat geen goed nieuws? We worden ouder en blijven langer jong. In plaats van als angsthazen te blijven vasthouden aan verouderde en onhoudbare verworvenheden, zouden we ook hier de toekomst moeten onthalen en beseffen dat de oudere mens van morgen geen karikatuur van de gepensioneerde van gisteren is. De gedachte dat zij niets meer kunnen, moet ter discussie worden gesteld. Kijk de toekomst in de ogen! Ondernemers zijn schuinsmarcheerders, profiteurs en verdrukkers, heet het. Is dit nu nog niet voldoende bewezen nu we de zeepbeleconomie hebben meegemaakt? Maar, wie waren de schuldigen? Natuurlijk ‘hypen’ hightechbedrijven om geld aan te trekken. Maar investeerders investeren het best in bedrijven die opbrengen en analisten verkopen het liefst bedrijven met een hoge opbrengst, maar ook het personeel dat aandelen krijgt toegestopt, is gebaat met een hoge koers en hetzelfde geldt voor elke belegger en alle klanten. Iedereen wil slapend rijk worden en liep er graag met open ogen in (Aart De Zitter in Bubble Business). Bankiers bleken bereid gigantische kapitalen te verstrekken aan bedrijven die een ongelooflijke groei beloofden. Ambitieuze groeiers creëerden enorme goodwillposities. De druk van de opgeklopte beursgekte deed vergeten wat werkelijk ‘waarde’ is in een onderneming. Feit is dat slechts enkele ondernemers, analisten en toezichthouders zich lieten verleiden tot fraude. Helaas staan alle ondernemers nu in een slecht daglicht en helaas wordt dit debacle een nieuwe aanleiding tot meer regels: regels die moeten anticiperen op mogelijke fraude en ontwijking, regels die het geweten moeten vervangen van de ondernemer. Bewakers die bewakers moeten controleren. De bureaucratie neemt toe. Zei de oosterse meester Laotse het 2.500 jaar geleden al niet “hoe meer wetten er komen, hoe meer bandieten en dieven er opstaan”? De kunst van het zich indekken zal opnieuw een veralgemeend fenomeen worden.
Wie betrapt wordt, kan een beroep doen op gerechtelijke procedures om zijn straf te ontlopen. Het recht zal gebruikt worden om het recht te ontlopen. Want een rechtsstaat kan niet leven met recht alleen, er is ook nood aan een rechtsgevoel en verantwoordelijkheidszin. Dat kun je niet opleggen met regels. Normvervaging en onverschilligheid vind je niet alleen bij ondernemers, het komt evenveel voor bij alle andere beroepen, in alle geledingen van de samenleving. In het Nederlandse Gouda ging men zelfs zo ver om ‘Gouden stadsregels’ voor de moderne stedeling te schrijven: 10 concrete vertalingen van morele principes die eigenlijk sterk doen denken aan de 10 geboden van weleer. Hoe we het geweten van mensen in onze samenleving weer op gang moeten krijgen, weet ik niet. Maar ik weet wel dat het niet is door meer regels te creëren. Want ik heb het gevoel dat al die regels ons morele gevoel uitdoven. Alles wat niet verboden is, mag. De regels komen in de plaats van ons geweten, het geweten wordt overbodig. Wat we zeker meer nodig hebben is verantwoordelijkheidsgevoel. J.F Kennedy zei enkele decennia geleden “vraag niet wat Amerika voor jou kan doen, maar wat jij voor Amerika kan betekenen”. Of de moderne versie van Bart Somers, Minister-President: “Iedereen Burgemeester”. Iedereen draagt een stuk verantwoordelijkheid voor wat met de samenleving gebeurt. En dat is evengoed zo in het bedrijfsleven. Wat is de ondernemer met werknemers die hem alleen maar op zijn verplichtingen wijzen? Wat is de ondernemer met het dure verslag van zijn auditor dat aanvangt met een managementletter waarin voorbehoud wordt gemaakt voor van alles en nog wat? Wat is de waarde van het juridisch advies van zijn jurist (hij die bij uitstek het recht zou moeten kennen) die zich vooraf exonoreert voor alles wat zich kan voordoen waardoor zijn advies anders had moeten zijn? Waar is de beroepsernst, de verantwoordelijkheidzin en de durf? Is de ondernemer, of de leider in het algemeen, de enige die nog verplichtingen heeft? Er is een mentaliteitswijziging nodig, niet alleen naar meer vertrouwen in de toekomst maar zelfs naar meer zelfvertrouwen, en dit op alle vlakken in de maatschappij. En, daarvoor is meer optimisme nodig. Wij hebben geen doemdenkers nodig die met regels anticiperen op alle mogelijke rampscenario’s, maar mensen met een optimistische kijk op de kansen om risico’s in de toekomst te overwinnen. “De combinatie van onze talenten is eigenlijk gemeenschappelijk goed” concludeert John Rawls. Maar “toch geloven de meeste mensen dat als ze handig zijn, ze het onaantastbare morele recht hebben om met dat talent veel geld te verdienen”, (ver-) oordeelt Frank Vandenbroucke. Koen Raes bepleit daarom, zoals bekend, de rijkdombestrijding. Want armoedebestrijding zou alleen mogelijk zijn door rijkdombestrijding. Bij zulke uitspraken gaan mijn haren rechtop staan. Natuurlijk is het bezit van een bepaald talent geen verdienste, maar wat je ermee doet wel. Was het niet in het oude testament dat we al konden lezen dat we onze talenten niet in de grond mogen stoppen? Trouwens als we massaal onze talenten in de grond stoppen, zullen we niet veel aan rijkdombestrijding meer kunnen doen. En hoe ga je armoede bestrijden als er geen rijkdom meer is? Is rijkdom niet de conditio sine qua non voor armoedebestrijding? Elk confisquerend belastingsysteem verhindert ondernemerschap omdat het stabiliteitsbevorderend werkt: “verdien vooral niet veel meer, want het wordt toch afgeroomd door de staat”. Vermoei je niet bovenmatig, investeren heeft geen zin, nieuwe ideeën ontwikkelen is doelloos en risico’s nemen is absurd indien de mogelijke opbrengst toch naar de staat gaat. Te hoge belastingen leidt tot vluchtgedrag. Niets is zo mobiel als geld. Eén enkele vingerdruk en het geld is weg naar een plaats waar de inzet ervan wel gewaardeerd wordt. Armoedebestrijding kan alleen door ondernemerschap, door de creatie van welvaart, weliswaar voor de ondernemer, maar evengoed voor iedereen die met hem zakendoet. Het gebruik (niet de herverdeling) van talenten is de enige manier om armoede te bestrijden. Alleen wie van rijkdom een groter probleem maakt dan van armoede zal niet kunnen verdragen dat er mensen veel geld verdienen terwijl anderen het gewoon beter krijgen. Wij hebben niet zomaar het morele recht onze talenten te gebruiken, nee, we hebben hiertoe zelfs de morele plicht. Dit is nu net verantwoordelijkheidsgevoel. Is het trouwens niet het gebruik van onze talenten dat ons een goed gevoel, voldoening en eigenwaarde geeft?
DE BANGE BELG België bengelt helemaal onderaan op de ladder van het ondernemerschap. Slechts 4,6 procent van de 18- tot 64jarigen is in ons land bezig met het oprichten van een eigen bedrijf of met een bedrijf van minder dan 3,5 jaar oud (cijfers Global Enterpreneurship Monitor). Het internationale gemiddelde is 9,6 procent! Onze angst (en ons omgaan met angst) is hier zeker in belangrijke mate verantwoordelijk voor. België lijkt geen goed biotoop voor ondernemers. Wij zijn al geen durvers en met al onze regels wordt het nog een stuk gewaagder om eraan te beginnen. Ondernemers hebben hier bovendien niet alleen een slecht imago, maar er is ook nog een soort onbeschrijfelijke weerstand tegen het ondernemerschap. Alsof het een deur is waarop staat “geen toegang”. En wij zullen dan ook niet naar binnen gaan. Zo zit de Belg nu eenmaal in elkaar. Ondernemerschap moet gedemystificeerd worden. En ik denk dat indien ondernemers hun ervaringen, goede en slechte, hun uitgangspunten en hun manier van denken op een rij zetten, het raam met het zicht op alle voor- en nadelen openzetten, dit kan bijdragen tot meer ondernemerschap. Dit boekje is mijn – weliswaar beperkte – bijdrage hiertoe. “Nauwelijks draaglijk is de triomf van de mens die altijd binnen de lijntjes kleurt en zijn volmaaktheid schaamteloos etaleert”, zo schrijft Rik Torfs. Inderdaad, wat is de bijdrage, de verdienste van iemand die niets doet en dus niets verkeerd kan doen? Als passiviteit een kwaliteit wordt, zijn we verkeerd bezig. Gesjoemel, fraude, uitbuiting, misbruik en hebzucht zijn zeker niet goed te praten en moeten bestreden worden. Maar dit mag niet leiden tot een immobiliserende puriteinse vloedgolf. Laat ons maar opletten met al die ‘politiek correcten’ en met operaties-’propere handen’ want, zo wil ik graag met Rik Torfs besluiten, “hopelijk blijven er nog voldoende onvolmaakte mensen over die hun handen nog wel vuil durven maken”.
13. ASSOCIATION VERELST twintig jaar studeren, twintig jaar werken en dan een nieuwe zingeving “Eerst studeert een mens twintig jaar, dan werkt hij twee decennia keihard aan zijn carrière, en dan (tijdens de midlifecrisis) zoekt hij een nieuwe zingeving...” Dit is de levensfilosofie van Luc Verelst, een filosofie die hij niet enkel propageert maar zelf ook vorm geeft. Een avontuurlijke familiereis door Namibië, tijdens dewelke hij geconfronteerd werd met aangrijpende, nijpende armoede, was het startschot voor een nieuwe periode in zijn leven. Hij besloot zijn krachten in te zetten voor humanitaire doeleinden. Zelf zegt hij daarover: “Wij hebben enorm geluk gehad dat wij hier geboren zijn, dat wij dingen zoals eten, drinken, hygiëne, school als vanzelfsprekend mogen ervaren. Er zijn miljoenen mensen die dat geluk niet kennen, gewoon omdat zij elders zijn geboren. Dat is een reden die me ertoe aanzet om in het buitenland te werken wat niet wegneemt dat er in België natuurlijk ook veel werk aan de winkel is.” Het oorspronkelijke idee om te werken via niet-gouvernementele organisaties werd vlug herzien. Hun kritiek en argwaan tegen ondernemers die humanitair geëngageerd zijn, was onthutsend. Wij waren de kapitalisten, a priori slecht, alsof wij ons kwamen verrijken middels de steun die wij verleenden. Wij mochten het geld afgeven en dan het liefst maken dat wij wegkwamen. Men vergat dat wij eerst dat geld hadden verdiend, en dat wij dus toch wel wat ervaring moesten hebben met resultaatgericht ondernemen. Want ook hulp verlenen moet structureel gebeuren. Wat voor zin heeft het om een school te bouwen in een dorp waar de ouders niet de minste inkomsten hebben? Structureel hulp bieden impliceert het respecteren van de economische wetmatigheden. En dat bleek iets, waarvan ngo’s nogal wars zijn. Daarmee kon Luc zich niet verzoenen. Wij besloten het zelf te doen, zonder al te veel tussenkomst van intermediaire partijen. Wat startte als een ongeorganiseerde activiteit, waarbij vooral ad hoc steun werd verleend, groeide met de oprichting van de Zwitserse stichting Association Verelst uit tot een organisatie met een beschikbaar kapitaal van 6,2 miljoen euro en een jaarlijkse dotatie van 1,5 miljoen euro. Ik was medeoprichter en ben nog steeds medebeheerder. Luc is de actieve manager en ik ben zijn klankbord. Er wordt direct steun verleend. Luc en de werknemers van Association reizen zelf de wereld rond om de mogelijke projecten te evalueren en de effectieve projecten op te volgen. De belangrijkste doelstelling is steeds het creëren van eigenwaarde. En eigenwaarde krijgen mensen zodra ze een economische rol kunnen spelen. De projecten situeren zich voornamelijk rond inkomensverhogende en inkomensverschaffende activiteiten. ‘Mobiele School’ van Arnoud Raskin is door de VRT-reportages van Napels zien het meest bekende project dat wordt gesteund. Het is ontstaan vanuit een eindwerk productontwikkeling van Arnoud dat door hemzelf verder werd geconcretiseerd en uitgeprobeerd. De ‘Mobiele School’ richt zich voornamelijk naar straatkinderen in derdewereldsteden. Door deel te nemen aan het georganiseerde straatwerk met de mobiele klas krijgen kinderen een regelmaat in hun leven en worden ze voorbereid op de stap naar dagcentra en tehuizen van waaruit ze kunnen aansluiten bij het reguliere onderwijs. Het project wordt uitgewerkt rond drie educatieve pijlers, alfabetisering, creatieve therapie en gezondheidseducatie.
Association Verelst heeft zich geëngageerd om de opstartkosten van deze vzw en de vaste kosten gedurende vijf jaar op zich te nemen om zo de organisatie een kans te geven het project te mondialiseren. ‘San Lucas Toliman-Finca Porvenir’ is een project in Guatemala vlak bij het Atitlan-meer. Association Verelst heeft voor de gemeenschap – 200 boeren die voordien als lijfeigenen werkten – een bestaande koffieplantage (600 hectare) en drie waterbronnen aangekocht. Elke boer heeft een perceel in gebruik gekregen waarvan hij eigenaar wordt. Verspreid over de jaren betalen de boeren de verkregen grond terug op een gemeenschapsrekening zodat met de gelden andere projecten voor deze gemeenschap kunnen worden opgezet. Water and Sanitation project te Namibië is een drinkwaterproject dat zich situeert in het noordoosten van Namibië tegen de Angolese grens. Het is een zeer ruige en desolate streek waarin de semi-nomadische bevolkingsgroep, de Himba’s, proberen te overleven in zeer primitieve omstandigheden. De voornaamste doelstelling is het beperken van de impact van droogtesituaties en het verbeteren van de levensomstandigheden en de gezondheidssituatie van de plaatselijke bevolking. Traditioneel graven Himba’s naar grondwater in de droogstaande rivierbeddingen. Hoewel dat water niet geschikt is voor consumptie wordt het toch gebruikt voor mens en vee, met een hoog sterftecijfer bij kinderen en borelingen (door diarree) als gevolg. Tezamen met het Rode Kruis zal Association Verelst in een periode van vijf jaar 125 waterputten aanleggen en rehabiliteren (één waterput geeft gratis drinkbaar water voor ca 2.000 mensen). Er wordt tevens de nodige aandacht besteed aan gezondheidseducatie, zodat water- en sanitairgerelateerde ziektes kunnen worden ingeperkt. En zoals Arnoud Raskin het zei tijdens een van de reportages “veel mensen zeggen dat dit een druppel olie op een hete plaat is. Ik hoor dit niet graag. Dat is meestal het excuus om niets te doen. Ik vind het een druppel olie om een machine op gang te brengen.” Alleen iemand met idealen zal de wereld vooruithelpen! Wij zijn niet de enige die eigen filantropische doelen stellen en onszelf organiseren – los van de gevestigde kanalen – om ze vervolgens te realiseren. De laatste jaren is een nieuwe soort filantropie ontstaan waarbij rijke zakenlui op zeer strategische wijze welbepaalde problemen in de wereld aanpakken. Op dezelfde systematische manier als ze zakendoen, maken ze gedetailleerde plannen om de kern – niet de symptomen – van het probleem aan te pakken, om vervolgens meetbare resultaten te behalen. Daarmee zijn vaak enorme fortuinen gemoeid. Sinds 1990 zijn de (gekende) individuele liefdadigheidsgiften toegenomen van 110 tot 164 miljard dollar. Als belangrijkste namen zijn er Gordon Moore (Intel), Eli Broad (SunAmerica), the Walton family (Wal-Mart), George Soros (investeerder) en uiteraard Bill en Melinda Gates (Microsoft). Dit echtpaar stopt in hun eentje meer geld in de campagne tegen ziektes in ontwikkelingslanden dan de Amerikaanse overheid. Jaarlijks spenderen zij, met hun gezondheidsfonds van zo’n 23 miljard dollar, ongeveer 1,2 miljard dollar aan de vaccinatie en onderzoek van veel voorkomende ziekten bij kinderen in de ontwikkelingslanden. Nochtans wordt het niet altijd onverdeeld in dank aanvaard. Noreena Hertz schrijft in haar bestseller De stille overname: “We zijn getuige van een nieuwe gouden periode van filantropie, waarin de machtigen, de rijken onderwijsprogramma’s en culturele instellingen financieren. Terwijl regeringen veel verzet van kiezers ondervinden tegen hoge persoonlijke belastingstarieven en verzet van het bedrijfsleven tegen verhoging van vennootschapsbelasting, leggen sommige vermogende mensen zichzelf in feite een belasting op. Ze spelen voor Robin
Hood: ze stelen van de staat en geven aan... nou ja, aan welk doel ze zelf de moeite waard vinden. Een niet onaanzienlijk aantal mensen dat ruim geprofiteerd heeft van een systeem dat in hun voordeel uitvalt, doet nu zijn best om degenen te helpen die alles tegen hebben.” De filantropen doen dit, naar haar zeggen, niet uit liefdadigheid. Ze gebruiken liefdadigheid als een middel om invloed te kunnen uitoefenen over de hele wereld en dit op twee manieren. Met het weggegeven geld kopen zij als het ware hun beste personeelsleden en verleiden zij hun klanten. Want klanten en personeel kopen niet alleen het product dat de onderneming aan de man brengt maar de hele bedrijfsethiek. Bovendien overtroeven zij op deze manier de macht van de overheid. Ze nemen de rol over van de overheid over, het zijn zelfbenoemde politici. De zakennatie is ontstaan. Indien we – zelfs de overheid – afhankelijk zijn van rijke zakenmensen, wie zal er dan nog zijn om hen te controleren? “Wie bewaakt de bewakers”, vraagt ze zich af. Ik heb hierbij twee bedenkingen: Vooreerst lukt het deze, weliswaar ‘niet-verkozen politici’ vaak om iets in de wereld te veranderen. Hun eigenschappen die hen zo succesvol maken in de zakenwereld, in combinatie met hun individuele rijkdom, maken hen blijkbaar uiterst geschikt om bovendien een sleutelrol te spelen in de wereld. Zij doen wat de politici blijkbaar niet meer kunnen realiseren. Zij verleggen de grens van de overheid en daar kun je toch alleen maar respect voor hebben en hoop uit koesteren. Bill Gates besteedt een kwart van wat alle industrielanden tezamen besteden aan ziektebestrijding in de ontwikkelingslanden. Ik denk dat die zieken blij zijn met zo iemand als Gates want ze hebben kennelijk meer aan hem dan bijvoorbeeld aan de WHO (World Health Organisation), die steeds meer geld besteedt aan de gezondheidsproblemen in de landen die de grootste bijdragen leveren aan het budget van de WHO. Zijn we dan niet beter met een houding zoals die van Bill Clinton, die herhaaldelijk beklemtoonde dat hij ervan droomt dat de mondiale zakenwereld een gezamenlijke visie zou ontwikkelen over hoe de wereld er zou moeten uitzien om die dan vervolgens te realiseren? Ten slotte merk ik op dat indien de zakenmensen en hun bedrijvigheid dan toch zo gevoelig zijn aan de ethiek die ze uitstralen, indien ze zoveel miljoenen ophoesten enkel en alleen om het juiste imago te kunnen kleven aan hun product of aan hun dienst, dan ligt daar ook hun kwetsbaarheid. Want de dag dat zij een verkeerde beslissing zullen nemen, het foute doel steunen of het verkeerde belang dienen, dan zullen zij daar zelf persoonlijk verantwoordelijk voor zijn. Hun miljoeneninvestering zal waardeloos zijn en hun bedrijfsimago zal voorgoed verknoeid zijn. Een persoonlijke verantwoordelijkheid die veel drastischere gevolgen heeft dan die van een politicus. Luc heeft zich volledig teruggetrokken uit het bedrijfsleven. De bijbedoelingen die critici nogal eens menen te ontdekken achter een gift kunnen hem zeker niet verweten worden. De bedragen die hij besteedt, die weliswaar niet zo fabuleus zijn als de eerdergenoemde absolute getallen – maar eigenlijk moet je ze vergelijken met de grootte van de pot waaruit ze komen -, wil hij op de meest resultaatsgerichte wijze besteden. Luc zal dit wellicht nog blijven doen tot hij (lichamelijk) niet meer kan (nog een hele tijd dus). Dan heeft hij, aldus het vervolg van zijn levensfilosofie, nog een literaire en contemplatieve fase te goed. Ik kijk er al naar uit wat dat te betekenen zal hebben.
ADDENDUM – OVER BART VERHAEGHE Bart Verhaeghe werd in 1965 geboren in Vilvoorde als jongste uit een gezin van vijf kinderen. Hij groeide op in Grimbergen en liep school bij de paters Jezuïeten aan het Jan-van-Ruusbroeckollege. Zijn licentiaatsdiploma rechten aan de KU Leuven vulde hij aan met een MBA-opleiding aan de Vlerick School. Bart Verhaeghe startte zijn carrière in 1990 als bedrijfsadviseur bij KPMG Management Consulting. In augustus 1993 werd hij bestuurder van Groep Verelst. Vijf jaar later werd hij via een management-buy-out aandeelhouder en gedelegeerd bestuurder van de groep. Nog in 1993 werd hij de drijvende kracht achter de vastgoedontwikkelaar Eurinpro. In juni 2000 werd hij mede-oprichter en beheerder van de Association Verelst, een non profit vennootschap naar Zwitsers recht die financiële steun verleent aan duurzame ontwikkelingsprojecten in de derde wereld. Bart Verhaeghe is gehuwd met Ann De Kelver en vader van drie kinderen.
isbn 90 7751 901 7 Wettelijk depot: D/2003/9974/1 © 2003 uitgeverij Level Two Hopstraat 13 1000 Brussel 02/503 45 98
[email protected] Verantwoordelijke Uitgever: danny roelens zetwerk: griffo, gent Druk: imschoot, gent Omslagontwerp: wim schamp Foto: © isabelle persijn Distributie: van halewijck Niets uit deze uitgave mag door elektronische of andere middelen, met inbegrip van automatische informatiesystemen, gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgezonderd zijn korte fragmenten, die uitsluitend ten behoeve van recensies geciteerd mogen worden. No part of this book may be reproduced in any form or by any electronic or mechanical means, including information storage or retrieval devices or systems, without prior written permission from the publisher, except that brief passages may be quoted for review.