1
Schotland, acht jaar later Het was een perfecte dag om nieuwe woonruimte te zoeken. En een nieuwe huisgenoot. Ik stapte vanuit het bedompte, oude trappenhuis van het georgiaanse appartementencomplex naar buiten, waar het een verbluffend hete dag was voor Edinburghse begrippen, en ik keek naar de vlotte groen-wit gestreepte shorts die ik een paar weken eerder bij Topshop had gekocht. Sindsdien had het alleen maar geregend en ik had me wanhopig afgevraagd of ik ooit de kans zou krijgen om mijn nieuwe aankoop te kunnen dragen. Maar vandaag scheen eindelijk de zon. Hij piepte net over de rand van de torenspits van de Bruntsfield Evangelical Church. Mijn sombere stemming verdween en ik kreeg weer een beetje hoop. Omdat ik mijn leven in de Verenigde Staten al op achttienjarige leeftijd vaarwel had gezegd en was teruggekeerd naar mijn vaderland, had ik lang moeite gehad met veranderingen. Maar die tijd was voorbij en inmiddels was ik gewend aan mijn riante woning, waar voortdurend een muizenplaag heerste. Ik miste echter mijn beste vriendin en huisgenoot Rhian, met wie ik vanaf het tweede jaar aan de University of Edinburgh een appartement had gedeeld. We hadden elkaar voor het eerst in een studentenhuis ontmoet en het klikte meteen. Omdat we allebei veel waarde hechtten aan onze privacy, voelden we ons bij elkaar op ons gemak. We respecteerden elkaars verleden zonder er zo nodig over te moeten praten. Tijdens het eerste studiejaar waren we goed bevriend geraakt en we hadden besloten om in het tweede jaar samen een appartement te huren – of een ‘flatje’ zoals Rhian het noemde. Na ons afstuderen was Rhian naar Londen vertrokken om te gaan promoveren en zat ik zonder huisgenoot. Daar kwam nog bij dat ik ook mijn 9
beste vriend James, de vriend van Rhian, was kwijtgeraakt omdat hij naar Londen was gegaan – een stad die hij verafschuwde – om bij zijn vriendin te kunnen zijn. En als klap op de vuurpijl? Mijn huisbaas lag in scheiding en had het appartement dat ik van hem huurde zelf nodig. De afgelopen twee weken had ik gereageerd op advertenties van jonge vrouwen die een huisgenoot zochten, maar tot nu toe was het op niets uitgelopen. Een van hen had me laten weten dat ze geen Amerikaanse in huis wilde, wat ervoor had gezorgd dat ik met een arrogant gezicht voor de eer had bedankt. Drie van de appartementen die ik had bezichtigd waren ronduit smerig, bovendien wist ik zeker dat een van de meiden drugs dealde. En het laatste appartement leek drukker bezocht door mannen dan een bordeel, dus hoopte ik maar dat mijn afspraak met Ellie Carmichael vandaag eindelijk iets zou opleveren. Haar appartement was duurder dan alles wat ik tot nu toe had bezichtigd en het lag aan de andere kant van het centrum. Ik was altijd zuinig als het om mijn erfenis ging, alsof dit de nare bijsmaak van mijn ‘welgesteldheid’ wat minder bitter maakte. Maar op dit moment was ik wanhopig. Als ik als schrijfster aan het werk wilde, had ik geschikte woonruimte nodig en een aardige huisgenoot. Het was een optie om alleen iets te huren, ik kon het me immers veroorloven. Maar eerlijk gezegd vond ik de eenzaamheid geen prettig vooruitzicht. Ondanks mijn geslotenheid – ik hield bijna alles voor mezelf – werd ik graag omringd door mensen. Als anderen me over dingen vertelden die ik niet uit eigen ervaring kende, probeerde ik me altijd voor te stellen hoe het was om in hun schoenen te staan, omdat ik ervan overtuigd was dat elke goede schrijver over een groot inlevingsvermogen moest beschikken. Hoewel ik het geld niet nodig had, werkte ik op donderdag- en vrijdagavond in een bar in George Street en het oude cliché klopte: achter de bar hoorde je de gekste verhalen. Ik was met twee collega’s bevriend, Jo en Craig. Maar we zagen elkaar eigenlijk alleen tijdens het werk. Als ik wat gezelschap wilde, moest ik een huisgenoot vinden. Het appartement dat ik nu ging 10
bezichtigen lag maar een paar straten van mijn werk vandaan, wat erg handig was. Terwijl ik mijn zorgen over het vinden van geschikte woonruimte van me af probeerde te zetten, keek ik om me heen of ik een taxi zag. Daarbij viel mijn oog op de ijssalon en even kwam ik in de verleiding om een ijsje te halen, maar ik had helaas geen tijd. Ik ontwaarde een taxi tussen het verkeer aan de overkant van de straat en stak mijn hand op. Toen ik naar rechts keek om over te kunnen steken zag ik tot mijn opluchting dat de taxichauffeur langs de stoep stilhield. Vlug stak ik de brede straat over, tussen de auto’s door manoeuvrerend in de hoop dat ik niet als een groen-wit gestreept insect tegen de voorruit van een arme automobilist geplakt zou eindigen. Toen ik het had overleefd rende ik met maar één doel voor ogen naar de taxi: zo snel mogelijk de handgreep van het portier grijpen voordat iemand me voor was. Maar in plaats daarvan greep ik een hand... Ontzet liet ik mijn blik langs de gebruinde mannelijke hand dwalen, via een lange arm naar zijn brede schouders en gezicht, dat ik vanwege het tegenlicht niet duidelijk kon zien. Met zijn ruime één meter tachtig torende hij net als alle lange mensen boven me uit. Zelf was ik aan de kleine kant met mijn één meter zestig. Me afvragend waarom deze man zijn hand op míjn taxi hield, zag ik alleen het chique pak dat hij droeg. Een zucht ontsnapte hem. ‘Waar moet je heen?’ vroeg hij me geërgerd. Ik woonde hier al vier jaar, en nog steeds deed een vloeiend Schots accent de rillingen langs mijn rug lopen. Net als nu, ondanks zijn wat botte vraag. ‘Dublin Street,’ antwoordde ik zonder erbij na te denken, in de hoop dat ik verder moest dan hij, zodat hij mij de taxi zou geven. ‘Mooi.’ Hij opende het portier. ‘Ik moet ook die kant op. En ik ben al laat, dus stel ik voor om de taxi te delen, in plaats van tijd te verliezen aan de vraag wie de taxi harder nodig heeft.’ Hij duwde me met een warme hand tegen mijn onderrug vriendelijk naar voren. Enigszins overdonderd liet ik hem begaan en voor ik het in de gaten had zat ik in de taxi. Ik klikte de veiligheidsgordel vast terwijl ik me in stilte afvroeg of ik zonder het te weten 11
misschien instemmend had geknikt, wat volgens mij niet zo was. Toen ik de man-in-pak tegen de taxichauffeur hoorde zeggen dat we naar Dublin Street moesten, fronste ik mijn wenkbrauwen en mompelde: ‘Dank u wel. Althans... Dat neem ik aan.’ ‘Kom je uit Amerika?’ vroeg hij zacht. Nu keek ik de man naast me aan. Wow... Hij voldeed niet aan het klassieke schoonheidsbeeld, maar zijn ogen twinkelden en hij had een sensuele mond. Hij had onmiskenbaar veel sexappeal. Ik schatte hem eind twintig, begin dertig en aan zijn perfect passende zilvergrijze maatpak, dat een flinke duit had gekost, kon ik zien dat hij aan fitness deed. Met de zelfverzekerde houding die een man met een goed getraind lichaam en een strakke buik kenmerkt, zat hij naast me en keek me aan. De blik in zijn lichtblauwe ogen leek wat verdwaasd van onder zijn lange wimpers. En ik kon er maar niet over uit dat hij zwart haar had. Ik viel namelijk op blonde mannen, dat was altijd zo geweest. Toch hadden die blonde mannen er geen van allen voor gezorgd dat mijn onderbuik bij de eerste aanblik tintelde van lust en verlangen. Hij had een karakteristiek en een zeer mannelijk gezicht – een uitgesproken kaaklijn, een kin met een spleetje, brede jukbeenderen en een klassieke, rechte neus. Zijn wangen waren bedekt met zwarte stoppels en zijn haar zat warrig. Al met al was zijn ongepolijste verschijning niet echt in overeenstemming met het dure designerpak dat hij droeg. De man-in-pak trok een wenkbrauw op toen ik hem onbeschaamd opnam, waardoor de lust in mijn onderbuik niet langer tintelde maar kolkte en gloeide en brandde, wat me totaal overviel. Ik had me nog nooit op het eerste gezicht tot een man aangetrokken gevoeld. En na mijn wilde tienerjaren had ik het zelfs niet overwogen om in te gaan op een aanbod voor een onenightstand. Hoewel ik ineens niet zeker wist of ik een aanbod van deze man zou kunnen weigeren, dacht ik, overvallen door een mij onbekende roekeloosheid. Dit was me nog niet door het hoofd geschoten of ik verstarde, verbaasd over mezelf en plotseling nerveus. Onmiddellijk trok ik uit zelfbescherming de spreekwoordelijke muur om me heen op 12
en zorgde voor een afstandelijk beleefde gezichtsuitdrukking. ‘Ja,’ antwoordde ik toen ik me weer herinnerde dat de man-inpak me een vraag had gesteld. Daarna wendde ik verveling voor en keek onverschillig van hem weg, terwijl er een veelbetekenend zelfgenoegzaam lachje om zijn mond was verschenen. Ik dankte God op mijn blote knieën dat mijn rode blos niet zichtbaar was op mijn getinte huid. ‘Een tripje?’ mompelde hij. Geërgerd door mijn heftige reactie leek het me beter om een gesprek tot het minimum te beperken. Ik vertrouwde mezelf op dit moment niet en wist niet zeker of ik er gekke dingen zou uitflappen. ‘Nee.’ ‘Dan ben je een student.’ Zijn toon was me niet ontgaan. Dan ben je een student. Hij had het met rollende ogen gezegd – figuurlijk gezien – alsof studenten bedelende klaplopers waren zonder een nobel doel in hun leven. Met een ruk draaide ik mijn hoofd om hem vernietigend van repliek te dienen, toen ik zag dat hij geboeid mijn blote benen bestudeerde. Dit keer trok ik een wenkbrauw op en wachtte tot hij de blik in zijn adembenemende ogen van mijn benen zou losrukken. Toen hij in de gaten kreeg dat ik hem aanstaarde, keek de man-in-pak op. Ik had verwacht dat hij zou doen alsof hij absoluut niet verlekkerd naar mijn benen had zitten staren, of dat hij snel zou wegkijken of iets anders van dezelfde strekking. Dus ik had er niet op gerekend dat hij me de meest verdorven en erotische glimlach zou schenken die me ooit ten deel was gevallen. Met een zucht sloeg ik mijn blik op terwijl ik mijn best deed om de hete gloed die tussen mijn dijen omhoogkroop te negeren. ‘Ik wás een student,’ antwoordde ik een tikje arrogant. ‘Ik woon hier. Ik heb een dubbele nationaliteit.’ Was ik mezelf aan het verantwoorden? ‘Ben je deels Schots?’ Ik knikte nauwelijks zichtbaar en genoot heimelijk van de manier waarop hij de harde ‘t’ in ‘Schots’ uitsprak. ‘En wat doe je nu je afgestudeerd bent?’ Waarom wilde hij dat weten? Ik wierp hem een zijdelingse blik 13
toe. Van het geld dat zijn driedelige pak had gekost hadden Rhian en ik onze hele studententijd kunnen eten – als het om goedkoop studentenvoer ging. ‘Wat doe jij? Als je geen vrouwen op hardhandige wijze in een taxi duwt?’ Een zelfvoldaan lachje was zijn reactie op mijn spottende vraag. ‘Wat denk je?’ ‘Je bent advocaat. Je beantwoordt vragen met wedervragen, je bent grof, je vindt jezelf geweldig en glimlacht zelfvoldaan...’ Zijn sonore, wat grommende lach resoneerde in mijn borst en hij keek me met zijn twinkelende ogen aan. ‘Ik ben geen advocaat, maar je zou er zelf een kunnen zijn. Ik dacht me een vraag te herinneren die je net met een wedervraag beantwoordde. En dat...’ hij gebaarde naar mijn mond, waarna hij mijn lippen met een intense duistere blik bewonderde, ‘als dat geen zelfvoldane glimlach is...’ vervolgde hij met hese stem. Toen onze ogen elkaar ontmoetten en we elkaar langer dan voor onbekenden beleefd was aankeken, sloeg mijn hart op hol. Mijn wangen gloeiden, net als een ander plekje. Ik raakte behoorlijk opgewonden van zijn nabijheid en de wijze waarop onze lichamen zonder woorden communiceerden. Tegen de tijd dat mijn harde tepels onder mijn strakke t-shirt zichtbaar werden, keerde ik geschokt terug in de werkelijkheid. Vlug bevrijdde ik me van zijn blik, keek uit het raam naar het verkeer en smeekte dat er sneller dan het licht een eind aan deze rit kwam. We naderden Princes Street, waar een omleiding, veroorzaakt door de aanleg van nieuwe tramrails, voor oponthoud zorgde, en ik begon me af te vragen of ik de taxi kon ontvluchten zonder nog een praatje met hem te moeten maken. ‘Ben je verlegen?’ vroeg de man-in-pak, en het beetje hoop dat ik had, verdween als sneeuw voor de zon. Ik kon er niets aan doen, maar ik draaide me naar hem toe en lachte, in verwarring gebracht door zijn vraag. ‘Pardon?’ Hij hief zijn hoofd en keek door half dichtgeknepen ogen op me neer. Zo zag hij eruit als een roofdier dat me aandachtig opnam en overwoog of ik als prooi de moeite van het jagen waard was. Toen hij zijn vraag herhaalde, liepen de rillingen langs mijn rug. 14
Was ik verlegen? Nee, dat niet. Alleen zoals gewoonlijk ongenaakbaar. Dat vond ik prettig, het was veiliger. ‘Waarom denk je dat?’ Ik had toch echt niet de indruk dat ik zo verlegen op hem reageerde en ik glimlachte om het idee. De man-in-pak haalde zijn schouders op. ‘De meeste vrouwen zouden hun voordeel doen met mijn gevangenschap in een taxi. Ze zouden aan mijn oor knabbelen, of me opschepen met hun telefoonnummer... en meer van die dingen.’ Even dwaalde zijn blik af naar mijn borsten om snel weer naar mijn gezicht terug te keren. Het schaamrood stond op mijn kaken, al was het niet te zien. Ik kon me niet herinneren dat iemand het ooit voor elkaar had gekregen om me zo in verlegenheid te brengen. Niet gewend aan dit soort intimidatie probeerde ik het van me af te laten glijden. Zijn overdosis aan zelfvertrouwen verbaasde me en ik lachte naar hem. Bij het zien van mijn lach werden zijn ogen even iets groter, wat me een genotzalige tinteling bezorgde. ‘Je vindt jezelf geweldig, hè?’ Hij beantwoordde mijn lach en zijn witte maar niet geheel perfecte gebit en scheve lachje joegen een onbekende sensatie door mijn lichaam. ‘Ik spreek uit ervaring.’ ‘Nou, ík ben anders niet het soort vrouw dat haar telefoonnummer zomaar aan de eerste de beste vent geeft.’ ‘Aha.’ Hij knikte alsof hij zich een beeld van mij had gevormd. Zijn lach verdween en zijn gezicht stond ineens hard, waardoor hij een gesloten uitdrukking kreeg. ‘Dus je bent het type vrouw dat pas na drie dates aan seks doet om vervolgens te trouwen en kinderen te krijgen.’ Ik trok mijn neus op voor zijn voorbarige oordeel. ‘Nee, nee en nog eens nee.’ Trouwen en kinderen krijgen? Ik huiverde bij het idee en de angst die diep vanbinnen zat en me geen dag met rust liet, kwam even naar boven en vloog me naar de keel. Nu keek hij me weer aan en iets in mijn gezicht zorgde ervoor dat hij zich ontspande. ‘Interessant,’ mompelde hij. Nee, dat was niet interessant. Ik wilde niet dat deze vent me interessant zou vinden. ‘Mijn telefoonnummer krijg je niet.’ Opnieuw grijnsde hij. ‘Ik heb er ook niet om gevraagd. En zelfs 15
als ik het zou willen, zou ik er niet naar vragen. Ik heb een vriendin.’ Ik negeerde de teleurstelling die ik diep in mijn buik voelde en kennelijk negeerde ik eveneens de beheersing van mijn brein over mijn woorden. ‘Stop er dan mee om me zo aan te staren,’ flapte ik eruit. De man-in-pak leek geamuseerd. ‘Ik mag dan wel een vriendin hebben, maar ik ben niet blind. Het feit dat ik niets kan ondernemen wil nog niet zeggen dat het verboden is om te kijken.’ Zo blij was ik niet met de aandacht van deze man. Ik ben een sterke, onafhankelijke vrouw, sprak ik mezelf bemoedigend toe. Door het raampje zag ik tot mijn opluchting dat we bij Queen Street Gardens waren. Dublin Street was om de hoek. ‘U kunt me hier afzetten,’ zei ik tegen de taxichauffeur. ‘Waar moet u zijn?’ riep de chauffeur naar mij. ‘Hier,’ antwoordde ik net iets scherper dan de bedoeling was, maar ik haalde opgelucht adem toen de chauffeur zijn knipperlicht aandeed en de taxi langs de stoep tot stilstand bracht. Zonder de man-in-pak nog een blik waardig te gunnen, laat staan nog iets te zeggen, betaalde ik de chauffeur. Maar voor ik kon uitstappen, klonk een sonore stem. ‘Wacht.’ Ik verstijfde van schrik en wierp de man-in-pak over mijn schouder een bezorgde blik toe. ‘Wat is er?’ ‘Heb je ook een naam?’ Nu schoot ik in de lach, blij verlost te zijn van hem en de hevige aantrekkingskracht tussen ons. ‘Ik heb er zelfs twee.’ Ik stapte uit en negeerde de verraderlijke opwinding die zich meester van me maakte toen hij lachte. Zodra de deur openging en ik Ellie Carmichael zag, wist ik op het eerste gezicht dat ik haar wel aardig vond. De lange blondine droeg een jumpsuit, een blauwvilten hoed, een monocle en een nepsnor. Ze knipperde met haar grote lichtblauwe ogen. In verwarring gebracht vroeg ik haar: ‘Kom ik... ongelegen?’ Ellie staarde me aan alsof mijn vraag naar aanleiding van haar out16
fit haar verbaasde. Toen plotseling tot haar doordrong dat ze een nepsnor droeg, wees ze ernaar. ‘Je bent vroeg. Ik was aan het opruimen.’ Aan het opruimen? Een vilten hoed, een monocle en een nepsnor? Ik keek over haar schouder en zag een lichte en ruime gang. Tegen de muur stond een fiets zonder voorwiel, op een prikbord dat boven een kast hing, waren foto’s, ansichtkaarten en andere dingen vastgeprikt. Onder een aantal haken in de muur die overladen waren met jassen, lagen twee paar laarzen en een paar zwarte pumps rommelig op de grond. Er lag een houten vloer en het zag er verzorgd uit. Met een lach op mijn gezicht keek ik weer naar Ellie. Ik had er een goed gevoel over. ‘Ben je soms op de vlucht voor de maffia?’ ‘Hoezo?’ ‘Vanwege je vermomming.’ ‘O.’ Lachend stapte ze opzij om me binnen te laten. ‘Nee, nee. Ik had gisteravond een paar vriendinnen over de vloer en we hebben iets te veel gedronken. We hebben al mijn oude halloweensetjes uit de kast gehaald.’ Opnieuw lachte ik. Dat klonk gezellig. Wat miste ik Rhian en James... ‘Jij bent Jocelyn, als ik het goed heb?’ ‘Ja. Joss,’ corrigeerde ik haar. Sinds het overlijden van mijn ouders had niemand me meer Jocelyn genoemd. ‘Joss,’ herhaalde ze, me vriendelijk toeknikkend toen ik mijn eerste stappen in het appartement op de begane grond zette. Het rook er lekker fris en schoon. Net als mijn oude appartement was dit ook in georgiaanse stijl. Dit monumentale pand had ooit in zijn geheel aan een rijke familie toebehoord, maar nu was het opgedeeld in twee appartementen. In het pand ernaast zat een boetiek en de kamers op de eerste verdieping waren eigendom daarvan. De kamers had ik niet gezien, maar de boetiek was chic. Ze verkochten er handgemaakte kleding en elk kledingstuk was uniek. Dít appartement was geweldig! De gepleisterde muren waren zo glad dat ik vermoedde dat ze onlangs nog waren opgeknapt en degene die het pand had gereno17
veerd had fantastisch werk geleverd. De vertrekken hadden brede plinten en sierlijsten in de oorspronkelijke stijl en de plafonds leken eindeloos, net als in het appartementencomplex waar ik had gewoond. De muren waren helderwit en hier en daar hingen kleurige schilderijen. Het wit zou kil zijn geweest als de deuren en vloeren niet van donker hout waren, dat een warm contrast vormde en het geheel een rustige statige uitstraling gaf. Ik was helemaal verkocht terwijl ik de rest nog niet eens had gezien. Gehaast deed Ellie de hoed en snor af en ze wendde zich tot mij om iets te zeggen. Maar ze bedacht zich en lachte schaapachtig terwijl ze de monocle weghaalde, die ze nog voor haar oog had. Ze legde het ding op de houten kast en keek me stralend aan. Ze had een vrolijk karakter. Normaal gesproken ging ik vrolijke mensen uit de weg, maar Ellie was ontwapenend. ‘Zal ik je eerst een rondleiding geven?’ ‘Graag.’ Ellie beende naar de deur links naast me en deed hem open. ‘De badkamer. Het is een wat vreemde plek voor een badkamer, zo dicht bij de voordeur, maar hij is van alle gemakken voorzien.’ Weifelend stapte ik naar binnen. Het geluid van mijn slippers weerkaatste tussen de betegelde muren. De hele badkamer was met glanzende lichte tegels afgewerkt, behalve het plafond, dat met crèmekleurige verf was beschilderd en ingebouwde spotjes had die een warm licht verspreidden. De badkamer was ruim. Ik liet mijn hand langs de kuip met vergulde klauwpoten glijden en stelde me voor dat ik met een glas rode wijn in mijn hand in bad zat met een muziekje bij romantisch kaarslicht, ondergedompeld in schuim, om even helemaal nergens aan te hoeven denken. Het bad stond in het midden van het vertrek. Achter in de rechterhoek stond een douchecabine met de grootste douchekop die ik ooit had gezien. Links van mij zag ik een moderne glazen kom op een wit keramisch blad. Was dat de wastafel? Ik nam alles in me op: de vergulde kranen, een grote spiegel, een verwarmd handdoekenrek... De badkamer in mijn vorige appartement had niet eens een handdoekenrek. 18
‘Ongelooflijk.’ Ik schonk Ellie een blik over mijn schouder. ‘Dit is fantastisch.’ Ellie stond bijna te springen van enthousiasme en knikte met een stralende lach. ‘Inderdaad. Maar ik maak er niet vaak gebruik van omdat ik eigen sanitair bij mijn kamer heb. Dus dat is een voordeel voor mijn toekomstige huisgenoot. Die heeft deze hier praktisch voor zichzelf.’ Ik mijmerde over de aanlokkelijke badkamer. Het was me nu wel duidelijk waarom de huur zo hoog was. Maar als je toch het geld had om hier te wonen, waarom zou je deze kans dan aan je voorbij laten gaan? Toen ik Ellie door de gang naar een ruime woonkamer volgde, vroeg ik haar beleefd: ‘Is je vorige huisgenoot verhuisd?’ Ik deed alsof ik gewoon nieuwsgierig was, maar eigenlijk voelde ik Ellie aan de tand. Aangezien het appartement zo luxe was, had het vertrek van haar huisgenoot misschien aan Ellie gelegen. Voordat ze de kans kreeg om mijn vraag te beantwoorden, hield ik plotseling stil en keek om me heen om het vertrek in me op te nemen. Zoals bij al dit soort oude panden waren de plafonds hoog en de ramen groot, zodat er veel licht vanuit de drukke straat naar binnen viel. In het midden van de muur aan de overkant bevond zich een grote open haard, die zo te zien niet meer werd gebruikt, maar als karakteristiek element het vertrek zijn charme gaf. Kijkend naar de stapels boeken die her en der verspreid in de kamer stonden en de gekke prullen die op de grond lagen, zoals een plastic poppetje van Buzz Lightyear, constateerde ik dat het er wel rommelig was. Maar nu ik Ellie eens aandachtig opnam, begon me te dagen waarom de kamer zo rommelig was. Haar blonde lokken waren in een warrige knot opgebonden, ze droeg twee verschillende slippers, en er zat een prijsstickertje op haar elleboog geplakt. ‘Mijn vorige huisgenoot?’ vroeg Ellie en ze draaide zich naar me om. Nog voordat ik haar vraag kon beantwoorden, knikte ze begripvol terwijl haar frons verdween. Fijn dat ze me begreep, het was tenslotte niet zo’n moeilijke vraag. ‘O, nee.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Ik had geen huisgenoot. Mijn broer heeft dit pand gekocht als investering. Hij heeft het helemaal laten renoveren. Vervolgens be19
dacht hij dat het beter was voor mij als ik me tijdens mijn promotieonderzoek geen zorgen over de huur hoefde te maken, dus liet hij me hier gratis wonen.’ Dat was nog eens een aardige broer... Hoewel ik niet had gereageerd, had ze vermoedelijk iets in mijn ogen bespeurd. Ze lachte en een tedere blik maakte haar gezicht zachter. ‘Braden overdrijft altijd alles. Een cadeau van hem kan nooit eenvoudig zijn. En wie weigert er nu zoiets als dit? Het enige nadeel is dat ik er nu een maand woon en het te groot en te eenzaam vind, zelfs als mijn vriendinnen in het weekend langskomen. Vandaar dat ik tegen Braden heb gezegd dat ik op zoek ging naar een huisgenoot. Hij juichte het niet toe, maar toen ik hem vertelde hoeveel huur dit appartement zou opbrengen, bedacht hij zich. Een zakenman in hart en nieren.’ Intuïtief wist ik dat Ellie haar – duidelijk welgestelde – broer graag mocht en dat ze een hechte band hadden. Ik zag het in haar ogen toen ze het over hem had en ik herkende die blik. Ik had die blik door de jaren heen bestudeerd. Ik was de confrontatie ermee aangegaan en had mezelf beschermd tegen de pijn die me overviel als ik de liefde voor familieleden op gezichten van anderen bespeurde – anderen die wel familie hadden. ‘Het lijkt me een gulle man,’ zei ik diplomatiek, omdat ik niet gewend was aan mensen die hun gevoelens er uitflapten tegen mij terwijl we elkaar niet of nauwelijks kenden. Ellie leek geen last te hebben van mijn reactie, die niet bepaald een geïnteresseerde indruk gaf, en ze bleef lachen terwijl ze me door de gang naar de keuken leidde. Het was een smal vertrek, maar het uiteinde was groter en had de vorm van een halve cirkel, waar een eettafel met stoelen stond. De keuken zelf was net zo luxueus als de rest, alle toebehoren waren van de beste kwaliteit en in het midden stond een kookeiland. ‘Erg gul,’ herhaalde ik. Ellie kreunde. ‘Hij is te vrijgevig. Ik heb deze luxe niet nodig, maar hij stond erop. Zo is hij nu eenmaal. Neem nu zijn vriendin, hij kan haar niets weigeren. Ik kan niet wachten tot hij genoeg van haar heeft – zoals dat bij al zijn vriendinnen gaat – want zij is tot nu 20
toe wel de ergste. Het ligt er duimendik bovenop dat het haar om zijn geld te doen is en niet om hem. En hij weet het. Hij beweert dat deze “regeling” hem goed van pas komt. Regeling? Wie praat er nu zo over een relatie?’ Wie praat er hier nu te veel? Bij het zien van de grootste slaapkamer van het appartement onderdrukte ik een lach. Net als Ellies kamer was ook deze kamer rommelig. Ze bleef over haar broer babbelen met zijn saaie vriendin en ik vroeg me af wat Braden ervan zou vinden als hij wist dat zijn zus zijn privéleven met een volslagen onbekende besprak. ‘Dit zou jouw kamer kunnen worden.’ We stonden in de deuropening van een kamer achter in het pand, met een hoog plafond, een erker met een groot raam, een erkerbank en zware gordijnen die tot op de vloer hingen. Er stond een schitterend bed in rococostijl, een schrijfkabinet van donker hout en een lederen fauteuil. Een prima plek om te schrijven. Ik was meteen verliefd op de kamer. Het was prachtig en ik wilde hier graag wonen, wat kon de hoge huur me nog schelen? Om maar te zwijgen van een huisgenoot die me de oren van het hoofd kletste. Ik had lang genoeg zuinig geleefd, ik was alleen in een land waar ik niet was geboren en ik had wel een beetje luxe verdiend. Aan Ellie zou ik heus wel wennen. Ze praatte veel, maar ze was aardig en charmant en in haar ogen zag ik oprechte vriendelijkheid. ‘Wat dacht je van een kopje thee? Dan bespreken we hoe het verdergaat.’ Opnieuw verscheen er een brede glimlach op haar gezicht. Even later zat ik in de woonkamer terwijl Ellie in de keuken thee aan het zetten was. Plotseling bedacht ik dat het niet uitmaakte of ik Ellie mocht. Het ging erom dat Ellie míj aardig vond als ze me de kamer zou aanbieden. Dit baarde me ineens zorgen, want ik was niet de meest benaderbare persoon, terwijl Ellie het tegenovergestelde leek, gezien de openheid waarmee ze me van alles vertelde. Misschien vond ze mij niet de geschikte huisgenoot. ‘Het is niet gemakkelijk,’ verklaarde Ellie toen ze de woonkamer binnenkwam. Ze droeg een dienblad met thee en wat lekkers. 21
‘Om een huisgenoot te vinden, bedoel ik. Er zijn maar weinig mensen van onze leeftijd die zich zo’n hoge huur kunnen veroorloven.’ Ik heb veel geld geërfd. ‘Ik kom uit een rijke familie.’ ‘O?’ Ze gaf me een glas thee en een chocolademuffin. Mijn handen beefden om het glas en ik schraapte mijn keel. Het koude zweet was me uitgebroken en mijn oren suisden. Dat gebeurde me altijd als ik op het punt stond de waarheid te vertellen: Mijn ouders en kleine zusje kwamen om bij een auto-ongeluk toen ik veertien was. De enige familie die ik nog heb, is een oom in Australië. Hij zag af van het voogdijschap, dus werd ik in een pleeggezin geplaatst. Mijn ouders waren rijk. De opa van mijn vader had veel geld verdiend in de olie in Louisiana en mijn vader was heel zuinig omgesprongen met zijn erfenis. Toen ik achttien werd erfde ik alles. Mijn hart kwam weer tot bedaren en het beven hield op toen ik bedacht dat ik Ellie echt niet mijn zielige verhaal hoefde te vertellen. ‘Mijn familie van vaderskant kwam oorspronkelijk uit Louisiana. Mijn overgrootvader heeft veel geld verdiend in de olie.’ ‘Dat is interessant.’ Ze klonk oprecht. ‘Is je familie uit Louisiana vertrokken?’ ‘Verhuisd naar Virginia.’ Ik knikte. ‘Maar mijn moeder kwam uit Schotland.’ ‘Dus je bent voor de helft Schots. Dat is te gek.’ Ze schonk me een geheimzinnige lach. ‘Ik ben ook maar gedeeltelijk Schots. Mijn moeder is een Française maar haar familie verhuisde naar St. Andrews toen ze vijf jaar was. Tot mijn schande spreek ik geen woord Frans.’ Ellie snoof en wachtte mijn reactie af. ‘Spreekt je broer wel Frans?’ ‘O, nee.’ Ellie maakte een wegwuivend gebaar. ‘Braden en ik zijn halfbroer en halfzus. We hebben dezelfde vader. Onze moeders leven allebei nog, maar onze vader overleed vijf jaar geleden. Hij was een bekend zakenman. Heb je ooit van Douglas Carmichael & Co gehoord? Het is een van de oudste makelaarsbedrijven in Schotland. Mijn vader nam het bedrijf van zijn vader over toen hij nog erg jong was en begon daarnaast een renovatiebedrijf. Hij bezat ook een aantal restaurants en zelfs een paar souvenirwinkels hier in 22
Edinburgh. Hij heeft een mini-imperium opgebouwd. Toen hij overleed heeft Braden alles overgenomen. En vanaf dat moment wilde iedereen graag vriendjes zijn met Braden om een graantje mee te pikken. Omdat ze weten hoe hecht we zijn, probeerden ze ook misbruik van mij te maken.’ Er verscheen een verbitterde trek om haar welgevormde mond, wat helemaal niet bij haar gezicht paste. ‘Dat spijt me voor je.’ Ik meende het. Ik wist immers hoe het voelde. Het was een van de redenen waarom ik uit Virginia was vertrokken om in Schotland een nieuw bestaan op te bouwen. Kennelijk voelde Ellie de oprechtheid van mijn reactie aan en ze ontspande zich weer. Ik zou nooit begrijpen hoe iemand zich zo kon blootgeven aan een vriendin, laat staan aan een onbekende, maar voor het eerst in mijn leven merkte ik dat Ellies openheid me niet afschrikte. Misschien verwachtte ze van mij dat ik me net als zij openstelde en lief en leed met haar zou delen, maar als ze me eenmaal beter leerde kennen, wist ze gauw genoeg dat ik niet zo in elkaar zat. Tot mijn verbazing was de stilte die voortduurde aangenaam, en alsof Ellie er hetzelfde over dacht, glimlachte ze naar me. ‘Wat doe je in Edinburgh?’ ‘Ik woon hier. Ik heb een dubbele nationaliteit. Maar hier in Schotland voel ik me meer thuis.’ Mijn antwoord beviel haar. ‘Studeer je hier?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik ben net afgestudeerd. Op donderdag- en vrijdagavond werk ik bij Club 39 in George Street. Maar ik probeer me eigenlijk toe te leggen op het schrijverschap.’ Ellie leek verrukt over deze bekentenis. ‘Dat is fantastisch! Ik heb altijd al bevriend willen zijn met een schrijver. Het vergt moed om je droom na te jagen. Mijn broer vindt dat mijn promotieonderzoek verspilde moeite is omdat ik voor hem zou kunnen werken, maar ik vind mijn vakgebied interessant. Ik ben docent aan de universiteit en dat is... Nou ja, ik ben er gelukkig mee. Ik ben een van die vreselijke mensen die zich kunnen permitteren om dat te doen waar hun hart ligt, zelfs als dat niet goed betaalt.’ Ze grimaste. ‘Dat klinkt verwend, hè?’ 23
Het lag niet in mijn aard om anderen te veroordelen. ‘Het is jouw leven, Ellie. Je hebt het geluk dat je je geen zorgen om geld hoeft te maken. Maar daarvan word je nog geen slecht mens.’ Gedurende mijn middelbareschooltijd liep ik bij een therapeut en nu hoorde ik haar nasale stem in mijn hoofd: Waarom kun jij niet op dezelfde manier leven, Joss? Je erfenis accepteren is geen schande. Je ouders wilden immers dat je het geld goed zou besteden. De jaren tussen mijn veertiende en achttiende had ik in twee pleeggezinnen in mijn geboorteplaats doorgebracht. Geen van beide gezinnen had het breed. Maar ik was gewend aan een groot en mooi huis, goed eten en dure kleding en moest wennen aan spaghetti uit blik en mijn kleren delen met mijn jongere pleegzusje, dat net zo groot was als ik. Toen mijn achttiende verjaardag naderde en iedereen in de stad wist dat ik een enorme som geld zou erven, werd ik door een aantal zakenlui benaderd die dachten hun voordeel te kunnen doen met mijn naïviteit, zodat ik mijn geld in hun zaken zou investeren. Er was zelfs een klasgenoot die me vroeg of ik in zijn website wilde investeren. Ik denk dat mijn leven in armoedige pleeggezinnen en mijn ontgoocheling toen ik door valse types werd benaderd die alleen maar geïnteresseerd waren in mijn geld en niet in mij, de twee belangrijkste redenen waren waarom ik mijn erfenis liever niet aansprak. Nu ik Ellie hoorde praten, die financieel in een vergelijkbare situatie zat en om andere redenen dan ik met een schuldgevoel worstelde, voelde ik een voor mijn doen wonderlijk sterke klik. ‘De kamer is van jou,’ kondigde Ellie plotseling aan. Ik schoot in de lach om haar spontane uitgelaten reactie. ‘Zomaar, zonder meer?’ Ineens knikte ze ernstig. ‘Ik heb er een goed gevoel over.’ Dat gevoel was gelukkig wederzijds. Opgelucht schonk ik haar een glimlach. ‘Ik kan niet wachten om hier in te trekken.’
24