Beroepsopdracht Valangst
VALANGST BIJ OUDEREN Onderzoek naar factoren die geassocieerd zijn met valangst
Beroepsopdracht 2003 Marieke Altenburg & PaulineVellenga Docentbegeleider: Martin v.d Esch Instituut fysiotherapie Hogeschool van Amsterdam Externe begeleider: Marjan Faber Faculteit der Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam
Marieke Altenburg
1
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
Inhoudsopgave Blz. Samenvatting
3
Inleiding
4
Methode
5
Resultaten
8
Discussie/ Conclusie
13
Literatuurlijst
17
Bijlage 1: Demografische tabel en testresultaten per huis
19
Bijlage 2: Val Angst Lijst (VAL)
20
Bijlage 3: Performance Oriented Mobility Assessment (POMA)
21
Bijlage 4: Mini Mental State Examination (MMSE)
24
Marieke Altenburg
2
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
Samenvatting In dit onderzoeksartikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar factoren die geassocieerd zijn met valangst. De onderzoekshypothese is als volgt geformuleerd: de angst om te vallen zal groter zijn bij vrouwen, bij ouderen die last hebben van duizeligheid, bij gebruik van een loophulpmiddel en zal toenemen met de leeftijd, een slechtere balans en een verminderd loopvermogen. Over al deze factoren, behalve over het gebruik van een loophulpmiddel is informatie terug te vinden in de literatuur. Om de associatie van valangst met deze factoren te onderzoeken zijn gegevens gebruikt die komen uit een voormeting van het onderzoek ‘Valpreventie bij ouderen’, dat mo menteel uitgevoerd wordt door de Vrije Universiteit, Faculteit der Bewegingswetenschappen. Er is onderzoek gedaan bij 191 niet zelfstandig wonende ouderen, verdeeld over 11 verschillende verzorgingshuizen in Amsterdam en omgeving. De respondenten uit dit onderzoek zijn geselecteerd aan de hand van een aantal in- en exclusie criteria, waarbij de doelgroep bestond uit ouderen met een verhoogd risico om te vallen. De angst om te vallen is gemeten met behulp van de Val Angst Lijst (VAL). Dit is een lijst waarin aan de hand van een 10-tal ADL activiteiten getoetst wordt of men bezorgd is om te vallen. Vrouwen zijn niet angstiger om te vallen dan mannen (p = 0,10). Naarmate men ouder is is men niet angstiger om te vallen (r = 0.142, p = 0,05). Ouderen die last hebben van duizeligheid zijn bezorgder om te vallen dan ouderen die niet duizelig zijn (χ² = 8,3 degrees of freedom (df) = 3, p = 0,04). Respondenten die een loophulpmiddel gebruiken hebben meer angst om te vallen dan respondenten zonder loophulpmiddel. Er is een verband aangetoond tussen het gebruik van een loophulpmiddel en de VAL totaal score met de χ²-toets (χ² = 6,4 (df = 1) p = 0,01). De VALtotaalscore heeft een correlatie van r = -0,61 (p < 0,01) met de POMA balans en een correlatie van r = -0,53 (p < 0,01) met de POMA lopen. De conclusie van dit onderzoek is dat de factoren gebruik van een loophulpmiddel en balans- en loopvermogen geassocieerd zijn met valangst. De factoren leeftijd, geslacht, duizeligheid zijn dit niet of nauwelijks. Het feit dat balans en loopvermogen redelijk samenhangen met valangst kan gebruikt worden binnen de fysiotherapeutische behandeling. Er kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met het feit dat een verminderde balans of loopvermogen indirect kan komen door valangst. Aandacht besteden aan valangst, balans en loopvermogen kan dan een eerste stap zijn ter bevordering van bewegen bij niet zelfstandig wonende ouderen.
Marieke Altenburg
3
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
Inleiding Het is bekend dat vallen een serieus probleem is voor ouderen. De kans om te vallen neemt toe met de leeftijd.5 Doordat de westerse bevolking aan het vergrijzen is zal het aantal valincidenten toenemen. Een val kan voor ouderen ernstige gevolgen hebben. Deze gevolgen kunnen zich uiten in de vorm van een letsel, maar ook angst om nogmaals te vallen is een gevolg dat bij veel ouderen voorkomt. Valangst komt ook voor bij ouderen die nog nooit gevallen zijn.2 De laatste jaren is er veel onderzoek gedaan naar de oorzaken en gevolgen van vallen bij ouderen. Van alle zelfstandig wonende 65-plussers valt ongeveer een derde per jaar en van alle ouderen die niet zelfstandig wonen, bijvoorbeeld in een verzorgingshuis, valt ongeveer de helft per jaar.1, 4, 8, 20 Vrouwen vallen vaker dan mannen.25 Naast leeftijd en geslacht als risicofactor voor vallen spelen ook duizeligheid,3 visusstoornissen, cardiovasculaire aandoeningen, gebruik van medicijnen en verminderde mobiliteit een rol.7 Ongeveer 10 % van de vallen resulteert in ernstige verwondingen, waarvan 1-2 % heupfracturen, 3-5% ander fracturen en 5% in ander letsel, zoals hoofdtrauma en kneuzingen.15,
21
Vooral heupfracturen hebben desastreuze gevolgen: van de
ouderen met een heupfractuur overlijdt 15 – 20 % binnen een jaar en 30% kan niet meer zelfstandig functioneren met als gevolg een verhuizing naar een verzorgings- of verpleegtehuis.5, 21 Uit later onderzoek blijkt dat valincidenten de belangrijkste oorzaak van beperkingen, letsel en dood zijn onder ouderen.6 Naast de hierboven genoemde intrinsieke risicofactoren voor vallen en fysieke gevolgen van een valpartij, is angst om te vallen een belangrijk aspect van de valproblematiek. 30-50 % van de zelfstandig wonende ouderen zijn bang om te vallen, dit ongeacht of ze daadwerkelijk gevallen zijn.2, 24 Eerdere onderzoeken rapporteren dat 40-73% van de gevallen ouderen valangst heeft, dit tegenover 20-46% van de mensen die niet gevallen zijn.12, 14, 28 Angst om te vallen wordt sterker naarmate men ouder wordt en komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (72 % vs. 18%).2,14 Ouderen met valangst gaan vaak minder bewegen, omdat ze minder vertrouwen hebben in hun ADL activiteiten en omdat ze denken door deze activiteiten te mijden minder kans te hebben op een valincident.22,
23
Ongeveer 25 - 35% van de valangstige ouderen, die al minstens een keer
gevallen zijn, vermijdt activiteiten omwille van de angst om te vallen.2,
18, 24
Inactiviteit heeft
echter veel negatieve gevolgen voor het uithoudingsvermogen, de spierkracht, flexibiliteit en coördinatie.6, 14 Zelfstandig wonende ouderen met valangst hebben significant minder balans en loopvermogen.12, 26 Naar aanleiding van de verschillende onderzoeken is gebleken dat er veel informatie bekend is omtrent factoren die samenhangen met valangst bij zelfstandig wonende ouderen Er is echter weinig beschreven over valangst bij ouderen die behoren tot een risicogroep voor vallen. Ouderen behoren tot een verhoogde risicogroep voor vallen, wanneer zij minimaal 2 valincidenten
Marieke Altenburg
4
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst hebben gehad in het afgelopen half jaar of mobiliteitsproblemen hebben.* Deze ouderen met een verhoogd valrisico zijn veelal woonachtig in aanleunwoningen, verzorg- of verpleegtehuizen. De vraagstelling voor dit onderzoek, die volgt uit de conclusies van het literatuuronderzoek, luidt: Welke factoren zijn geassocieerd met valangst bij niet zelfstandig wonende ouderen met een verhoogd valrisico op basis van minimaal 2 valpartijen in het afgelopen half jaar of mobiliteitsproblemen? De onderzoekshypothese is als volgt geformuleerd: de angst om te vallen zal groter zijn bij vrouwen, bij ouderen die last hebben van duizeligheid, bij gebruik van een loophulpmiddel en zal toenemen met de leeftijd, een slechtere balans en een verminderd loopvermogen.
Methode De respondenten (n=191) voor dit onderzoek zijn afkomstig uit een onderzoek dat op dit moment gedaan wordt aan de Faculteit der Bewegingswetenschappen (FBW), Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Er wordt onderzoek gedaan naar het effect van bewegingsprogramma’s op de valfrequentie bij ouderen met een verhoogd risico voor vallen. Verder wordt er onderzoek gedaan naar de trainbaarheid van belangrijke intrinsieke risicofactoren voor vallen, zoals kracht, balans, coördinatie en mobiliteit. Voor dit onderzoek worden de respondenten geworven in 12 verzorgingstehuizen in Amsterdam en omgeving. Meestal beschikken deze verzorgingstehuizen ook over aanleunwoningen. De doelgroep bestaat uit ouderen met een verhoogd valrisico. Een verhoogd valrisico blijkt uit minimaal 2 valincidenten in het afgelopen half jaar of het hebben van mobiliteitsproblemen.10 De inclusiecriteria zijn: minimaal 2 valincidenten in het afgelopen half jaar, lopen met een loophulpmiddel (bijvoorbeeld stok of rollator), moeite hebben met opstaan uit een stoel of langzaam lopen. Een respondent moet aan tenminste één van de inclusiecriteria voldoen. De exclusiecriteria zijn: ernstige beperkingen in cognitief functioneren (dementie), niet kunnen lopen (met of zonder loophulpmiddel) over een afstand van minimaal 6 meter, het ondergaan van een fysiotherapeutische behandeling op het moment van aanvang van het onderzoek, verhuizing naar elders voordat het onderzoek afgerond of een medische contraindicatie. Onder een medische contra- indicatie wordt verstaan: ongecontroleerd hartfalen, terminale ziekte, een gevorderd stadium van Parkinson of MS, CVA - restverschijnselen of ernstige klachten aan het bewegingsapparaat, die bewegen pijnlijk maakt, bijvoorbeeld ten gevolge van een been amputatie, recente botbreuk, arthritis of arthrose. Bij de selectie wordt niet gelet op leeftijd.
Op basis van de in- en exclusie criteria worden de potentiële respondenten geselecteerd via een directe benadering door het personeel van de instelling, die bekend zijn met de bewoners. *
mobiliteitsproblemen bleek de belangrijkste risicofactor te zijn in een predictief risicoprofiel voor vallen in een populatie van ouderen ouder dan 70 jaar, die woonachtig waren in verzorgings-
Marieke Altenburg
5
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst De geselecteerden worden persoonlijk uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst. In een aantal instellingen worden alle bewoners uitgenodigd voor de voorlichtingsbijeenkomst. Op de bijeenkomst wordt het onderzoek toegelicht en duidelijk gemaakt wat deelname zal gaan inhouden. De informatie wordt ook verstrekt in de vorm van een informatiebrief. Daarna krijgen de bewoners de mogelijkheid om aan te geven of ze wel of niet mee willen doen met de interventie. De ouderen die instemmen met deelname tekenen een toestemmingsformulier. Na het tekenen van het toestemmingsformulier worden bij alle respondenten een 9-tal testen en vragenlijsten afgenomen op de ICIDH- niveaus ‘functiestoornissen’ (Impairments) en ‘beperkingen in het dagelijks functioneren’ (Disability). Daarnaast worden er gegevens verzameld over: o.a. geslacht, leeftijd, gezichtsvermogen, duizeligheid en cognitief vermogen middels de Mini Mental State Examination (MMSE).9 De testen en vragenlijsten worden 3 keer afgenomen: voor de interventieperiode, na de interventieperiode en na de 32 weken durende follow-up periode. De datagegevens van 11 van de 12 verzorgingstehuizen uit de voormeting zullen worden gebruikt voor dit onderzoeksverslag. Het onderzoek is opgezet als een randomized clinical trial, waarbij er twee bewegingsprogramma’s worden getest op hun effectiviteit. Binnen één verzorgingstehuis wordt slechts één soort programma aangeboden. Per tehuis worden de respondenten door middel van loting verdeeld in een interventiegroep en een controlegroep. De interventiegroep doorloopt een 20 weken durend programma waarbij in de eerste 4 keer (1 keer per week) het accent ligt op voorlichting over vallen. Hierna volgen nog 16 weken van training, die 2 keer per week plaatsvindt. Na de interventieperiode volgt een follow-up periode van 32 weken. De controlegroep wordt geadviseerd hun normale activiteitenpatroon te handhaven.
Meetinstrumenten De volgende meetinstrumenten zijn gebruikt in dit onderzoek: de Val Angst Lijst (VAL) en de Performance Oriented Mobility Assessment (POMA).
Val Angst Lijst De VAL is de Nederlandse versie van de Falls Efficacy Scale (FES), die in 1990 door Tinetti ontwikkeld is. Tinetti ontwierp de FES om de angst om te vallen theoretisch te onderbouwen en het gebrek aan sensitiviteit op te heffen.22 Valangst wordt omschreven als ‘een bezorgdheid om te vallen, zo dat een individu geneigd is om activiteiten te vermijden waar hij of zij lichamelijk wel toe in staat is om te kunnen doen’. 23 De VAL heeft een 4-punts ordinale schaal. De score per item varieert van 1 (helemaal niet bezorgd), 2 (een beetje bezorgd), 3 (best wel bezorgd) tot 4 (heel erg bezorgd). Aan de
tehuizen en aanleunwoningen in Amsterdam en omgeving.10
Marieke Altenburg
6
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst respondent wordt gevraagd of hij/zij bezorgd is om te vallen tijdens het uitvoeren van 10 verschillende ADL-activiteiten: schoonmaken, aan- en uitkleden, klaarmaken van een maaltijd, in bad gaan of douchen, boodschappen doen, gaan zitten en opstaan, de trap op- of aflopen, een wandelingetje maken, iets van een hoge plank of een diepe kast pakken en de telefoon pakken voordat het bellen ophoudt. Wanneer een respondent aangeeft dat hij/zij de activiteit nooit uitvoert wordt aan de respondent gevraagd om het zich voor te stellen dat hij de activiteit uitvoert. Daarnaast kan het voorkomen, dat een respondent aangeeft de handeling nooit zelfstandig uit te voeren en daarom aangeeft helemaal niet bezorgd te zijn. Ook dan wordt gevraagd om het zich voor te stellen. Wanneer bij een activiteit de zin ‘stelt U zich eens voor dat…..’ gebruikt is, wordt achter de score een sterretje genoteerd. De vraag wordt niet gescoord wanneer de respondent dan nog steeds zegt dat hij/ zij dat niet doet (kan doen) of de vraag weigert te beantwoorden. Hierbij wordt een 9 gescoord op het antwoordformulier. Het scorebereik van de totale schaal loopt van 10 tot 40, waarbij de 9 niet wordt meegerekend. In plaats daarvan wordt er bij de activiteit, die een 9 heeft gescoord, het gemiddelde van de rest van de items genomen. De test- hertest betrouwbaarheid van de FES in 2 groepen van 74 zelfstandig wonende ouderen (leeftijd 65-91jr) was 0.71 (Pearson’s correlatie).22 De VAL is een betrouwbare en valide schaal om de angst om te vallen van ouderen te meten bij het uitvoeren van alledaagse activiteiten binnenshuis. De vragenlijst is consistent en homogeen.16
Performance Oriented Mobility Assessment De POMA is ontwikkeld door Tinetti, Williams and Mayewski.19 De POMA is een test om de dynamische balans te meten en de kwaliteit van het looppatroon te beoordelen. De POMA bestaat uit individuele prestatietaken, verdeeld over 8 balans- en 9 looptaken. Elk item kan gescoord worden op een 2- of 3 punts ordinale schaal (0-1 en 0-2 respectievelijk). Indien een item mislukt of een respondent weigert een onderdeel uit te voeren wordt er een score van 9 gegeven. Een hogere score betekent een stabielere prestatie. De balans- en looptest worden apart gescoord. De totaalscore wordt berekend door de balans- en looptestscores bij elkaar op te tellen. Wanneer een 9 is gescoord, wordt voor dat item 0 punten gescoord. Respondenten beginnen de balanstest in een armloze stoel. Balans wordt gemeten aan de hand van de volgende items: balans tijdens het zitten, het opstaan uit de stoel, het staan in de eerste 3-5 seconden, het staan na 5 seconden, het staan met gesloten ogen en voeten zo dicht mogelijk bij elkaar, een duw op het sternum met de voeten zo dicht mogelijk bij elkaar, tijdens het 360° draaien en het gaan zitten. Een perfecte balansscore resulteert in een totaal van 16 punten. Bij de looptest begint de respondent naast de examinator. De kwaliteit van het looppatroon gemeten aan de hand van de volgende items: start van het lopen, staphoogte, staplengte, stapsymmetrie, continuïteit van het stappen, deviatie van de looprichting, rompbalans tijdens het
Marieke Altenburg
7
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst lopen, stand van de voeten tijdens het lopen en omdraaien tijdens het lopen (180°). Een perfecte loopscore resulteert in een totaal van 12 punten. De maximale totaalscore is 28 punten. De interbeoordelaars betrouwbaarheid bij een scoremeting door 2 observanten was meer dan 90%. Criteria gerelateerde validiteit is bevestigd en laat zien dat de gemiddelde totaal score significant lager is voor mensen die vaker vallen (Gemiddelde (M) = 14, Standaarddeviatie (SD) = 6) dan voor diegenen die een keer of nooit zijn gevallen (M=21, SD = 4).19 Uit het onderzoek van Sterke 17 komt naar voren dat de POMA totaalscore te gebruiken is om valrisico op te sporen. In dit onderzoek is aangetoond dat de inschatting van het valrisico die fysiotherapeuten op grond van hun ervaring maken bij het zien van de POMA significant samenhangt met de POMA-scores. De proefpersonen die volgens de POMA-totaalscores het hoogste risico hebben om te vallen, worden door de fysiotherapeuten echter niet als zodanig ingeschat.
Statistische analyse Demografische data van de respondenten zijn geanalyseerd met behulp van beschrijvende statistiek. Ter analyse worden de gemiddelde itemscore van de VAL en het aantal niet- scoorders per item gerapporteerd. Met een bivariate, 2-tailed Spearman (r) wordt berekend of er een correlatie is tussen de leeftijd en de totaalscore van de VAL. Met een T-toets wordt berekend of de totaal score op de VAL significant verschillend is bij mannen en vrouwen. In Excell is een grafiek gemaakt, waarin aangegeven wordt hoe de verdeling van de gemiddelde totaalscore van de VAL is tussen mannen en vrouwen en bij verschillende leeftijdscategorieën. Of er een significant verband bestaat tussen duizeligheid en de VAL totaalscore wordt er een χ²-toets uitgevoerd. Met een χ²-toets wordt ook gekeken of er een statistisch significant verband bestaat tussen het gebruik van een loophulpmiddel en de VAL totaalscore. De correlatie tussen de POMA totaalscores en de VAL item-en totaalscore wordt uitgevoerd met een bivariate, 2-tailed Spearman correlatie. In alle analyses wordt een significantieniveau van < 0,05 gehanteerd. Statistische analyses zijn uitgevoerd met behulp van SPSS 9.0 for windows.27
Resultaten De respondenten Tabel 1 geeft een aantal demografische en lichamelijke karakteristieken van de deelnemers weer, die samenhangen met valangst, te weten: leeftijd, geslacht, mate van duizeligheid en gebruik van loophulpmiddel. De gegevens zijn gemiddelden en frequentieverdelingen van alle 191 respondenten uit de 11 deelnemende huizen. Zie bijlage 1 voor een overzicht van de gemiddelde scores en verdelingen per huis.
Marieke Altenburg
8
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst De gemiddelde leeftijd is 85,5 jaar (SD = 5,7), geen van de huizen wijkt hier significant van af. Van de 191 respondenten zijn 153 van het vrouwelijk geslacht, dit komt neer op 80%. De hoge score van duizeligheid is bij het ‘AH Gerhardhuis’ opvallend: 7 van de 21 respondenten uit het ‘AH Gerhardhuis’ scoren hier een 1 (= vaak duizelig). De score van 7 komt overeen met 22% van de in totaal 32 respondenten die ‘vaak duizelig’ gescoord hebben. Dertien respondenten (6,8%) gebruiken geen loophulpmiddel of hebben alleen aangepaste schoenen en 178 respondenten (93,2%) gebruiken wel een loophulpmiddel. Binnenshuis maken 124 respondenten (65%) gebruik van een rollator. Bijna de helft van de respondenten die geen loophulpmiddel gebruikt woont in ‘De Westerwatering’.
Tabel 1: Demografische en lichamelijke karakteristieken van de respondenten Variabele
Gemiddelde (SD)
Frequentie (n)
Frequentie (%)
85,5 (5,7)
191
100
-
38 153
19,9 80,1
32 53 48 57 1
16,8 27,7 25,1 29,8 0,5
13
6,8
178
93,2
Leeftijd in jaren Geslacht Man Vrouw Duizeligheid Score 1 = Vaak 2 = Soms 3 = Zelden 4 = Nooit 5 = Niet gescoord Loophulpmiddel Score 0 = geen loophulpmiddel of alleen aangepaste schoenen 1= wel loophulpmiddel
-
-
De gemiddelde scores van de MMSE, de VAL en de POMA zijn vermeld in tabel 2. Zie bijlage 1 voor een overzicht van de huizen afzonderlijk. Het cognitief vermogen (MMSE) wordt weergegeven om een indruk te krijgen van het niveau van de respondenten. Hier worden verder geen berekeningen mee uitgevoerd. De gemiddelde score van de MMSE is 24,2 (SD = 4,4). Er zijn geen significante verschillen tussen de huizen. Een score van 24 wordt vaak gehanteerd als drempelwaarde voor een milde cognitieve stoornis.11 Een MMSE score van 24 of lager is door 81 respondenten (42%) gescoord. De gemiddelde score van de VAL is 20,8 (SD = 7,9). Gezien de hoge standaarddeviatie is verschil tussen de huizen niet te maken. Opvallend is de lage score op de VAL in ‘De Westerwatering’, het huis waaruit de meeste mensen zonder loophulpmiddel afkomstig zijn. Op de POMA balans en de POMA lopen is een gemiddelde score behaald van respectievelijk 10,2 (SD = 3,5) en 9,2 (SD = 2,4). Ook hier zijn geen significante verschillen tussen de 11 huizen.
Marieke Altenburg
9
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst Tabel 2: Testresultaten van de MMSE, VAL en POMA Variabele
Gemiddelde totaalscore
Standaarddeviatie (SD)
Range van de test
24,2
4,4
0 - 30
20,8
7,9
10 - 40
10,2
3,5
0 – 16
9,2
2,4
0 - 12
MMSE
à Hoe hoger de score, hoe beter het cognitief vermogen VAL à Hoe hoger de score, hoe bezorgder men is om te vallen
POMA balans à Hoe hoger de score hoe beter de balans POMA lopen à Hoe hoger de score hoe beter het loopvermogen Analyses van de VAL
Per item van de VAL is berekend wat de gemiddelde itemscore was van alle respondenten. In tabel 3 is te zien dat de items waar de meeste respondenten na tweemaal vragen geen antwoord op gaven, ‘boodschappen doen’ en ‘de trap op- en aflopen’ waren, respectievelijk n =16 (8,4%) en n = 17 (8,9%). De ‘trap op-of aflopen’ heeft de hoogste gemiddelde itemscore (2,7) met daaropvolgend het item ‘iets van een hoge plank of uit een diepe kast pakken’ (2,5). ‘Boodschappen doen’ en ‘het in bad gaan of douchen’ hebben relatief gezien ook een hoge gemiddelde itemscore (2,4). Het item dat het laagst heeft gescoord was ‘gaan zitten en opstaan (1,5). Tabel 3: Gemiddelde (± SD) en het aantal niet- scoorders per item van de VAL Activiteit
Gemiddelde itemscore (SD)
Aantal nietscoorders per item (%) 2 (1,0)
Het schoonmaken
2,0 (1,1)
Het aan- en uitkleden
1,7 (0,9)
0
(0,0)
Het klaarmaken van maaltijden
1,6 (0,9)
4
(2,1)
Het in bad gaan of douchen
2,4 (1,3)
3
(1,6)
Boodschappen doen
2,4 (1,3)
16 (8,4)
Gaan zitten en opstaan
1,5 (0,9)
0
De trap op- of aflopen
2,7 (1,3)
17 (8,9)
Een wandelingetje maken
2,1 (1,3)
7
(3,7)
Iets van een hoge plank of uit een diepe kast pakken
2,5 (1,2)
4
(2,1)
De telefoon pakken voordat het bellen ophoudt
1,9 (1,2)
3
(1,6)
Totale VAL- score
Marieke Altenburg
(0,0)
20,8 (7,9)
10
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst Relatie van de VAL met leeftijd en geslacht Vrouwen zijn niet bezorgder om te vallen dan mannen (p = 0,10). Naarmate men ouder is is men ook niet angstiger om te vallen (r = 0.142, p = 0,05). Ter illustratie is in figuur 1 een overzicht gegeven van de gemiddelde scores en de standaarddeviaties van de mannen en de vrouwen. Deze zijn ingedeeld in 4 leeftijdscategorieën. In tabel 4 worden het aantal mannen en vrouwen per leeftijdscategorie gegeven. In figuur 1 is te zien dat vrouwen in elke leeftijdscategorie boven de gemiddelde VALscore van de mannen scoren, maar de verschillen zijn niet significant. In de leeftijdscategorie ‘ouder dan 90’ zijn beide geslachten het meest bezorgd om te vallen. Daarop volgt de leeftijdscategorie ‘jonger dan 80 jaar’.
Figuur 1: Gemiddelde (± SD) VAL totaalscore per geslacht en leeftijdscategorie 35
VAL totaalscore
30 25 20
Mannen
15
Vrouwen
10 5 0 < 81
81 t/m 85
86 t/m 90
> 90
Leeftijd in jaren
Tabel 4: Aantal mannen en vrouwen per leeftijdscategorie Groep
< 81 81 t/m 85 86 t/m 90 > 90
Aantal mannen (n) 8 13 13 4
Aantal Vrouwen (n) 25 44 51 33
Relatie tussen duizeligheid en de VAL Er is een minimaal verband tussen duizeligheid en de VAL totaalscore (χ² = 8,3 degrees of freedom (df) = 3, p = 0,04). Om de onderlinge frequentieverdeling van de respondenten met betrekking tot duizeligheid en hun VAL totaalscore weer te geven is duizeligheid en de VAL totaalscore in subgroepen verdeeld. Onder ‘wel duizelig’ (44,7 %) worden de respondenten
Marieke Altenburg
11
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst verstaan die vaak of soms duizelig zijn en onder ‘niet duizelig’ (55,3%) worden de respondenten verstaan die zelden of nooit duizelig zijn. Eén respondent heeft niet gescoord. De gemiddelde VAL totaalscore van de respondenten die ‘wel duizelig’ zijn is 22,4 (SD = 7,7) en de gemiddelde VAL totaalscore van de respondenten die ‘niet duizelig’ zijn is 19,5 (SD = 7,9). De VAL totaalscore met een range van 10- 40 wordt in 4 subgroepen verdeeld, respectievelijk 10-15, 16-25, 26-35, 36-40. Zie tabel 5.
Tabel 5: Procentuele frequentietabel van duizeligheid en VAL- totaalscore per subgroep VAL totaal score tussen 16-25 (%) 17,9
VAL totaal score tussen 26-35 (%) 14,7
VAL totaal score tussen 36-40 (%) 2,1
Totaal (%)
Wel duizelig
VAL totaal score tussen 10-15 (%) 10,0
Niet duizelig
22,6
19,5
11,6
1,6
55,3
Totaal
32,6
37,4
26,3
3,7
100
44,7
Relatie tussen VAL en loophulpmiddel Respondenten die een loophulpmiddel gebruiken hebben meer angst om te vallen dan respondenten zonder loophulpmiddel. Er is een verschil aangetoond tussen de wel en niet gebruikers van een loophulpmiddel en de VAL totaal score met de χ²-toets (χ² = 6,4 (df = 1) p=0,01). De gemiddelde totaalscore op de VAL van de respondenten zonder loophulpmiddel of alleen aangepaste schoenen is 12,9 (SD = 3,5) en de gemiddelde totaalscore voor respondenten met gebruik van een loophulpmiddel is 20,8 (SD = 7,8). In Tabel 6 is te zien dat de meeste respondenten een loophulpmiddel gebruiken en een VAL totaalscore hebben tussen de 10 en 25 (62,8%). Het is opvallend dat er geen respondenten zijn die geen loophulpmiddel gebruiken en een VAL totaalscore hebben tussen de 26 en 40. Wanneer er een verdeling in 4 subgroepen zou zijn, zoals bij de factor duizeligheid, zouden er 2 cellen leeg zijn. Daarom is hier gekozen voor een verdeling in 2 subgroepen.
Tabel 6: Procentuele frequentietabel van het gebruik van een loophulpmiddel en de VAL-totaalscore per subgroep VAL totaalscore VAL totaalscore tussen 10- 25 (%) tussen 26- 40 (%) Wel gebruik loophulpmiddel Geen gebruik loophulpmiddel Totaal
Marieke Altenburg
Totaal (%)
62,8
29,9
92,7
7,3
0,0
7,3
70,1
29,9
100
12
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst Correlatie tussen de VAL en POMA balans en POMA lopen
Om een verband aan te tonen tussen de verschillende items van de VAL en de totaalscores van de POMA balans en POMA lopen is een correlatieberekening uitgevoerd. Er wordt een negatieve correlatie verwacht, omdat een hoge score op de VAL overeen komt met een lage score op de POMA testen oftewel: respondenten die valangstig zijn hebben een slechtere balans en een verminderd loopvermogen. De POMA balans en de VAL-totaalscore hebben een correlatie van r = 0,61 (p < 0,01). De POMA lopen en de VAL-totaalscore hebben een correlatie van r = 0,53 (p<0,01). Er is sprake van lineariteit, de punten van de VAL en de POMA balans en POMA lopen clusteren zich min of meer rond een rechte lijn. In tabel 7 is te zien dat alle items van de VAL en de totale VAL score correleren met zowel de POMA balans als met de POMA lopen (p<0,01). Het item ‘de trap op- of aflopen’ heeft bij beide POMA scores de hoogste correlatie, gevolgd door ‘het schoonmaken’ en ‘een wandelingetje maken’.
Tabel 7: Correlatie van de POMA balans en POMA val met de verschillende items van de VAL Activiteit item VAL
Correlatie met POMA-balans totaal score (r) - 0,52*
Correlatie met POMA- lopen totaal score (r) - 0,46*
Het aan- en uitkleden
- 0,24*
- 0,34*
Het klaarmaken van maaltijden
- 0,45*
- 0,45*
Het in bad gaan of douchen
- 0,42*
- 0,35*
Boodschappen doen
- 0,46*
- 0,42*
Gaan zitten en opstaan
- 0,38*
- 0,33*
De trap op- of aflopen
- 0,53*
- 0,50*
Een wandelingetje maken
- 0,49*
- 0,46*
Iets van een hoge plank of uit een diepe kast pakken
- 0,43*
- 0,38*
De telefoon pakken voordat het bellen ophoudt
- 0,31*
- 0,15*
Totale VAL-score
- 0,61*
- 0,53*
Het schoonmaken
* p < 0,01
2-tailed Spearman correlatie
Discussie In deze cross-sectionele studie is onderzocht welke factoren geassocieerd zijn met valangst bij niet zelfstandig wonende ouderen met een verhoogd valrisico op basis van minimaal 2 valpartijen in het afgelopen half jaar of mobiliteitsproblemen. Naar aanleiding van de literatuurstudie wordt er verwacht dat de angst om te vallen groter zal zijn bij vrouwen, bij ouderen die last hebben van duizeligheid en zal toenemen met de leeftijd, een slechtere balans en een verminderd loopvermogen. Daarnaast wordt er verwacht dat de angst om te vallen groter zal zijn
Marieke Altenburg
13
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst bij respondenten die gebruik maken van een loophulpmiddel. Over deze factor is niets gevonden in de literatuur. Allereerst zullen de resultaten met betrekking op de VAL besproken worden. In het onderzoek van Tinetti
22
scoort het item ‘het in bad gaan en douchen’ en ‘iets van
een hoge plank of uit een diepe kast pakken’ het hoogst. In dit onderzoek komen deze items respectievelijk op een 3e en 2e plaats. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de respondenten die ondervraagt zijn zelf niet meer douchen, maar hier hulp bij krijgen en daardoor niet meer bang zijn om te vallen. Hetzelfde geldt voor ‘iets uit van een hoge plank of uit een diepe kast pakken’. Verder valt op te merken dat bij het onderzoek van Tinetti het item ‘traplopen’ nog niet was opgenomen in de VAL, het item dat bij dit onderzoek het hoogst scoort. De hoge score van dit item kan verklaard worden, doordat de respondenten in het verpleeg- of verzorgingstehuis geen trap meer hoeven te lopen en het daarom ook niet meer doen. De vraag werd dan dus: hoe bezorgd bent u om te vallen als u zich voorstelt dat u trap moet lopen. Te verwachten is dat wanneer men zich iets moet voorstellen men zich al sneller angstiger uit. Toch is het bij de items traplopen en boodschappen respectievelijk 17 en 16 keer voorgekomen dat er niet gescoord is. Dit werd vervolgens doorberekend maar kan wel een vertekend beeld van de totaalscore geven. De items die bij Tinetti als laagste score naar voren kwamen waren: ‘het aan- en uitkleden’, ‘het klaarmaken van maaltijden’ en ‘de telefoon pakken voordat het bellen ophoudt’. Naast het klaarmaken van maaltijden komen deze scores overeen met de bevindingen van dit onderzoek. Voor deze items hebben de respondenten een manier gevonden om dit veilig uit te voeren en zijn daarbij niet bezorgd om te vallen. Aan en uitkleden doet men vaak zittend en de telefoon laten ze in veel gevallen wat langer rinkelen. Opvallend is dat vrouwen significant niet angstiger zijn om te vallen dan mannen. Hoewel het niet significant is scoren de vrouwen per leeftijdscategorie toch hoger dan de mannen. Dat er geen verschil aangetoond is zou kunnen komen, omdat de mannen en vrouwen al geselecteerd zijn op valrisico. Hierdoor zou hun angst ook ongeveer gelijk kunnen zijn. Tussen de totale VALscore en de leeftijd is geen significant verband in tegenstelling tot de bevindingen in de literatuur.2, 14, 16 In de literatuur is bij de leeftijdsindeling gebruik gemaakt van 5- jaarscohorten, beginnend bij 65 en eindigend bij 80 +. In dit onderzoek is de eerste categorie ‘jonger dan 81 jaar’, wat dus aangeeft dat hier met een oudere groep respondenten is gewerkt. Personen in verzorgingstehuizen blijken gemiddeld even angstig te zijn om te vallen, ongeacht de leeftijd. Een verklaring voor het ontbreken van een verband kan zijn dat het bij deze groep waarschijnlijk eerder gaat om hoe ze zich voelen dan om hun leeftijd. In Figuur 1 is te zien dat, wanneer je een toename met de leeftijd verwacht, de gemiddelde VAL-score van de leeftijdscategorie ‘jonger dan 81 jaar’ te hoog is. In deze leeftijdscategorie zitten mogelijk meer chronisch zieke ouderen, die over het algemeen angstiger zijn om te vallen.16 Hoewel bepaalde chronische ziekten onder het exclusiecriterium ‘medische contra-indicatie’ vallen, zijn er toch respondenten met deze chronische ziekten aanwezig. De selectie is dus niet te allen tijde strikt nageleefd, wat een beperking is van dit onderzoek.
Marieke Altenburg
14
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst In dit onderzoek is een nihil verband gevonden tussen duizeligheid en valangst, gemeten met de VAL. Wanneer je de verdeling van de scores bij wel en niet duizelige respondenten analyseert zie je dat het grootste percentage niet duizelige respondenten valt binnen de eerste twee subgroepen met een valscore tussen de 10 en 25. Voor de duizelige respondenten valt het grootste percentage binnen de tweede en de derde groep, dit wil zeggen tussen een VAL totaalscore van 16 en 35. Uit literatuur komt naar voren dat chronische duizeligheid sterker geassocieerd is met valangst.3 Tien procent van de respondenten geven aan wel duizelig te zijn maar niet valangstig (VAL-score tussen 10 en 15). Deze groep beschouwen wij als een risicogroep om te vallen. Waarschijnlijk hebben deze respondenten ondanks hun duizeligheid een veilige manier gevonden om hiermee om te gaan. Bij een veilige manier van omgaan met duizeligheid valt te denken aan rustig blijven zitten tot de duizeligheid verminderd of verdwijnt, zittend aankleden, niet onnodig bukken, enz. In dit onderzoek is een redelijk verband naar voren gekomen tussen de POMA (balans en lopen) en de afzonderlijke VAL-items en de VAL-totaalscore, wat aangeeft dat hoe slechter de balans en de kwaliteit van het lopen is des te groter de angst om te vallen. Hun fysieke vermogen komt dus redelijk overeen met hun gedachten over hun eigen kunnen. In de literatuur13 zijn kleinere verbanden gevonden tussen de POMA en de onderlinge VAL-items dan in dit onderzoek. Dat onderzoek bestond uit 39 deelnemers en er werd een suggestie gedaan voor een grootschaliger onderzoek. In dit onderzoek zijn 191 respondenten en is er een groter verband aangetoond. In het onderzoek van Manning is het grootste verband dat er gescoord werd 0.375. Of men een lage POMA-score moet zien als een gevolg van de valangst of dat de valangst een lagere POMA-score veroorzaakt is niet duidelijk. Er is een statistisch significant verband gevonden tussen ouderen met een verhoogd valrisico die gebuik maken van een loophulpmiddel en hun VAL totaalscore. Hoewel ouderen met een loophulpmiddel hoger scoren, scoren zij over het algemeen nog steeds niet heel erg hoog. Veel van de angst zal namelijk al worden weggenomen door juist gebruik te maken van een loophulpmiddel. Wanneer de respondent geen loophulpmiddel zou gebruiken, maar wel een hoge VAL totaalscore zou hebben (tussen de 26 en 40) zou dit verontrustend kunnen zijn. De respondent geeft namelijk aan bang te zijn om te vallen, maar hier wordt niets aan gedaan d.m.v. een loophulpmiddel. In dit onderzoek heeft niemand zodanig gescoord, wat aangeeft dat er waarschijnlijk in de verzorgingstehuizen bij de ouderen met een verhoogd valrisico goed op gelet wordt. Na het uitvoeren van dit onderzoek zijn er een aantal beperkingen naar voren gekomen. Aangezien er geen beschikking was over het aantal valincidenten per persoon in het afgelopen jaar kan er geen uitspraak gedaan worden over of valangst samenhangt met voorafgaande valincidenten. Door het ontbreken van deze informatie is er ook geen uitspraak te doen of groepen die wij als risicogroep betitelen dit ook daadwerkelijk zijn, oftewel dat de risicogroep vaker valt dan de rest. De risicogroepen die geformuleerd zijn waren: een lage VAL-score in combinatie met duizeligheid of een hoge VAL-score in comb inatie met het niet gebruiken van een
Marieke Altenburg
15
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst loophulpmiddel. Een tweede beperking van dit onderzoek is dat er bij een aantal items uit de VAL een hoog percentage van de respondenten geen antwoord kon geven op de vraag hoe bezorgd ze waren tijdens het uitvoeren van het item. Dan werd er een ‘9’ gescoord. Mensen die bijvoorbeeld drie maal een ‘9’ scoren en voor de rest ‘1’-en scoren uiteindelijk heel laag, voor hoge scores geldt dit vice versa. Deelnemers die dus op sommige vragen geen antwoord geven kunnen een vertekende totaalscore hebben. Wel is bekend dat dit mensen zijn die de handeling niet meer uitvoeren en ook niet weten of ze bij deze activiteit bezorgd zouden zijn om te vallen. Alvorens over te gaan op de conclusie nog een paar suggesties voor vervolgonderzoek. Aangezien er nauwelijks literatuur gevonden is over onderzoek bij niet zelfstandig wonende ouderen, zou dat nog een keer gedaan moeten worden om te zien of deze resultaten en conclusies ondersteund kunnen worden. Een andere suggestie is om de VAL aan te passen aan niet zelfstandig wonende ouderen, omdat trap lopen en boodschappen doen zaken zijn, die in verzorgings- en verpleegtehuizen nauwelijks voorkomen. Je zou het bijvoorbeeld kunnen vervangen door ‘rollator rijden’. De conclusie van dit onderzoek is dat de factoren gebruik van een loophulpmiddel, balans- en loopvermogen geassocieerd zijn met valangst. De factoren leeftijd, geslacht, duizeligheid zijn dit niet of nauwelijks. Het feit dat balans en loopvermogen redelijk samenhangen met valangst kan gebruikt worden binnen de fysiotherapeutische behandeling. Er kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met het feit dat een verminderde balans of loopvermogen indirect kan komen door valangst. Aandacht besteden aan valangst, balans en loopvermogen kan dan een eerste stap zijn ter bevordering van bewegen bij niet zelfstandig wonende ouderen.
Marieke Altenburg
16
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
Literatuurlijst 1.
A report of the Kellogg International Work of the prevention of falls by the elderly, (1987), The prevention of falls in later life, Dan Med Bull, 34:1-24
2.
Arfken, C.L., Lash H.W., Birge, S.J., Miller, J.P. (1994), The prevalence and correlates of fear of falling in elderly persons living in the community, American Journal of Public Health, 84 (4): 565-570
3.
Burker, E.J., Wong, H., Sloane, D., Mattingly, D., Preisser, J., Mitchell, C.M. (1995), Predictors of fear of falling in dizzy and nondizzy elderly, Psychology and aging, 10(1): 104110
4.
Campbell, A.J., Borrie, M.J., Spears, G.F. (1989), Risk factors for falls in an communitybased prospective study of people 70 years and older, Journal of Gerontology, 44: M112M117
5.
Campbell, A.J., Borrie, M.J., Spears, G.F., Jackson, S.L., Brown, J.S., Fitzgerald, J.L. (1990), Circumstances and consequences of falls experienced by a community population 70 years and over during a prospective study, Age & Ageing, 19: 136-141
6.
Chandler, J.M., Duncan, P.W., Sanders, L., Studenski, S. (1996), The fear of falling syndrome: relationship to falls, physical performance, and activities of daily living in older persons, Topics in Geriatric Rehabilitation, 11(3): 55-63
7.
Cutson, T.M. (1994), Falls in the elderly, American Family Physician, 49(1): 149-156
8.
Duncan, P.W., Studenski, S., Chandler, J., Prescott, B. (1992), Functional reach; Predictive validity in a sample of male veterans, Journal of Gerontology: MS, 46: M93-M98
9.
Folstein, M.E., Folstein, S.E., McHugh, P.R. (1975), ‘Mini-Mental State’: a practical method for grading the cognitive state of patients for the clinician, Journal Psychiatric Res., 12: 189198
10. Graafmans, W.C., Ooms, M.E., Hofstede, H.M.A., Bezemer, P.D., Bouter, L.M., Lips, P. (1996), Falls in the elderly: A prospective study on risk factors and risk profiles, American Journal of Epidemiology, 143: 1129-1136 11. Kempen, G.IJ.M., Brilman, E.L., Ormel, J. (1995), De mini-mental state examination. Normeringsgegevens en een vergelijking met een 12- en 20-item versie in een steekproef ouderen uit de bevolking, Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 26: 163-172 12. Maki, B.E., Holliday, P.J., Topper, A.K. (1991), Fear of falling and postural performance in the elderly, Journal of Gerontology: Medical Sciences, 46(4): M123-M131 13. Manning, J., Neistadt, M.E., Parker, S. (1997), The relationship between fear of falling and balance and gait abilities in elderly adults in an subacute rehabilitation facility, Physical and Occupational Therapy in Geriatrics, 15(2): 33-47 14. Myers, A.M., Powell, L.E., Maki, B.E., Holliday, P.J., Brawley, L.R., Sherk, W. (1996), Psychological indicators of balance confidence: relationship to actual and perceived abilities, Journal of Gerontology, 51A(1): M37-M43 15. Nevitt, M.C., Cummings, S.R., Hudes, E.S. (1991), Risk factors for injurous falls: A prospective study, Journal of Gerontology, 46: M164-M170
Marieke Altenburg
17
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst 16. Raymakers, E.R.P.M. (2002), De Val Angst Lijst, Een onderzoek naar betrouwbaarheid en validiteit, FBW, Onderzoeksverslag 17. Sterke, S. (2002), Beoordeling van valrisico bij ouderen door fysiotherapeuten, FBW, Onderzoeksverslag 18. Tennstedt, S., Howland, J., Lachman, M., peterson, E., Kasten, L., Jette, A. (1998), A randomized, controlled trial of a group intervention to reduce fear of falling and associated activity restriction in older adults, Journal of Gerontology, 53B(6): 384-392 19. Tinetti, M.E., Williams, T.F., Mayewski, R. (1986), Fail risk index for elderly patients based on number of chronic disabilities, American Journal of Medicine, 80: 429-434 20. Tinetti, M.E. (1987), Factors associated with serious injury during falls ambulatory nursing homes residents, Journal of the American Geriatric Society, 35: 644-648 21. Tinetti, M.E., Speechley, M., Ginter, S.F. (1988), Risk factors for falls among eldery persons living in the community, New England Journal of medicine, 319: 1701-1707 22. Tinetti, M.E., Richman, D., Powell, L. (1990), Falls efficacy as a measure of fear of falling, Journal of Gerontology, 45(6): 239-243 23. Tinetti, M.E., Powell, L. (1993), Fear of falling and low self- efficacy: A cause of dependance in elderly persons, The Journals of Gerontology, 48: 35-38 24. Tinetti, M.E., Mendes de Leon, C.F., Doucette, J.T., Baker, D.I. (1994), Fear of falling and fall-related efficacy in relationship to functioning among community- living elders, Journal of Gerontology, 49(3): M140-M147 25. Tromp, A.M., Smit, J.H., Deeg, D.J.H., Bouter, L.M., Lips, P. (1998), Predictors for falls and fractures in the Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA), Journal of Bone and Mineral Research, 13(12): 1932-1939 26. Vellas, B.J., Wayne, S.J., Romero, L.J., Baumgardner, R.N., Garry, P.J. (1997), Fear of falling and restriction of mobility in elderly fallers, Age and ageing, 26(3): 189-193 27. Vocht, A. de, (1999), Basishandboek SPSS 8 & 9 voor Windows 95 & 98, Utrecht, Bijleveld Press 28. Walker, J, Howland, J. (1991), Falls and fear of falling among elderly persons living in the community: occupational therapy interventions, American Journal Occupational Therapy, 45 (2): 119-122
Marieke Altenburg
18
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst Bijlage 1
St Jacob
De Rieker- Leo hof Polakhuis
Henriette Roland Holst Huis
De Schutse
AH Gerardhuis
Meerpaal/ Wetering
De Westerwatering
Eijkenhove
Horizon
De Tien Gemeen ten
Alle huiz
86,3 (4,43)
87,3 (5,22)
87,9 (7,99)
83,2 (4,48)
85,6 (7,41)
86,7 (5,75)
83,3 (5,92)
84,6 (4,74)
83,1 (7,34)
86,2 (4,42)
86,6 (4,17)
2 10
1 13
3 11
4 12
1 13
8 13
5 14
6 16
3 13
3 19
2 19
38 (19,9 153 (80,1
3 4 3 2
3 4 3 4
1 3 6 4
3 6 4 3
1 4 4 5
7 6 2 6
3 6 5 5
4 6 4 8
1 3 4 8
1 6 7 8
5 5 6 4 1
32 (16,8 53 (27,7 48 (25,1 57 (29,8 1 (0,5%
0 12
0 14
1 13
1 15
1 13
0 21
0 19
6 16
2 14
2 20
0 21
13 (6,8% 178 (93,2
23,33 (5,18)
24,57 (4,45)
23,36 (4,43)
25,56 (4,43)
24,36 (3,69)
22,95 (4,68)
25,37 (3,34)
22,55 (6,36)
23,75 (4,25)
25,95 (2,32)
24,19 (4,35)
24,19 (4,42)
20,83 (9,09)
20,71 (7,26)
23,43 (6,20)
21,63 (8,78)
21,64 (7,34)
21,81 (8,85)
21,00 (7,54)
17,77 (8,39)
19,19 (8,84)
20,91 (6,60)
21,14 (8,21)
20,82 (7,89)
12,42 (3,18)
11,21 (3,79)
7,86 (3,28)
9,81 (3,25)
8,21 (3,21)
10,14 (3,77)
9,79 (3,14)
11,77 (3,07)
11,25 (3,13)
9,23 (3,28)
10,57 (3,40)
10,21 (3,48)
10,00 (2,30)
9.93 (2,20)
8,07 (2,70)
8,19 (2,54)
7,79 (2,39)
9,05 (2,46)
8,21 (1,78)
10,86 (1,52)
9,81 (1,83)
8,36 (2,22)
10,48 (1,83)
(2,35)
Marieke Altenburg
19
Pauline Vellenga
(5,73)
Beroepsopdracht Valangst Bijlage 2
Val Angst Lijst (VAL) Ik ga u nu een aantal vragen stellen over allerlei dagelijkse handelingen. Ik wil van u weten of u tijdens de handeling bezorgd bent om te vallen. U kunt telkens kiezen uit deze 4 antwoorden: 1.
Helemaal niet bezorgd
2.
Een beetje bezorgd
3.
Best wel bezorgd
4.
Heel erg bezorgd SCORE
Bent u bezorgd om te vallen tijdens: 1.
Het schoonmaken
2.
Het aan- en uitkleden
3.
Het klaarmaken van maaltijden
4.
Het in bad gaan of douchen
5.
Boodschappen doen
6.
Gaan zitten en opstaan
7.
De trap op- en aflopen
8.
Een wandelingetje maken
9.
Iets van een hoge plank of uit een diepe kast pakken
10. De telefoon pakken voordat het bellen ophoudt
Totale VAL-score:………punten (maximaal 40 punten)
Marieke Altenburg
20
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst Bijlage 3
Performance Oriented Mobility Assessment (POMA) B1.
Zitbalans INSTRUCTIE: Gaat u ontspannen zitten q 2 stabiele zitbalans q 1 houdt zich aan de stoel vast om rechtop te blijven zitten q 0 leunt, glijdt onderuit in de stoel q 9 mislukt/ geweigerd
B2.
Opstaan uit de stoel INSTRUCTIE: Gaat u nu eens opstaan en probeer uw armen niet te gebruiken. q 2 staat in één vloeiende beweging op zonder gebruik te maken van de armen q 1 gebruikt de armen om zich op te drukken of op te trekken en/ of schuift eerst naar voren in de stoel q 0 hulp van persoon noodzakelijk/ niet in staat om op te staan q 9 mislukt/ geweigerd
B3.
Directe stabalans (eerste 3-5 sec.) q 2 stabiel zonder hulpmiddelen of steun q 1 stabiel met gebruik van loophulpmiddel of ander voorwerp q 0 elk teken van instabiliteit q 9 mislukt/ geweigerd
B4.
Stabalans (na 5 sec.) q 2 stabiel met beide voeten tegen elkaar en zonder steun q 1 staat stabiel, maar niet met de voeten tegen elkaar q 0 elk teken van instabiliteit q 9 mislukt/ geweigerd
B5.
Stabalans met gesloten ogen en voeten zo dicht mogelijk bij elkaar INSTRUCTIE: Kunt u uw voeten zo dicht mogelijk bij elkaar zetten, uw ogen sluiten en 10 seconden stil blijven staan? q 2 stabiel met beide voeten tegen elkaar en zonder steun q 1 staat stabiel, maar niet met de voeten tegen elkaar q 0 elk teken van instabiliteit/ behoefte om steun te zoeken q 9 mislukt/ geweigerd
B6.
Duw op sternum (voeten zo dicht mogelijk bij elkaar) INSTRUCTIE: Kunt u uw voeten weer zo dicht mogelijk bij elkaar zetten? Ik ga nu tegen uw borst duwen en u moet proberen te blijven staan. q 2 stabiel q 1 moet de voeten verplaatsen, maar houdt zich staande q 0 dreigt te vallen/ onderzoeker moethulp geven teneinde balans te handhaven q 9 mislukt/ geweigerd
B7.
Draaibalans (360 graden) INSTRUCTIE: Kunt u volledig om u as draaien? q 2 stabiel zonder steun, met continue stappen (draaien is een vloeiende bweging) q 1 stabiel met discontinuïteit van stappen (zet de ene voet eerst volledig neer alvorens de ander op te tillen q 0 elk teken van instabiliteit/ behoefte om steun te zoeken q 9 mislukt/ geweigerd
Marieke Altenburg
21
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
L1.
Start van het lopen INSTRUCTIE: kunt u eens een eindje gaan lopen zoals u normaal loopt? Aan het einde draait u om en loopt weer terug. Ik kijk dan hoe goed u kunt lopen. q 1 begint zonder aarzeling te lopen q 0 aarzelt/ onderneemt verschillende pogingen/ geen vloeiende bewegingen q 9 mislukt/ geweigerd
L2.
L3.
Staphoogte Let niet op de eerste stappen; observeer afzonderlijk linker en rechter voet q 1 linker voet komt los van de vloer q 0 linker voet komt niet los van de vloer of wordt te hoog opgeheven (hoger dan de enkelhoogte van de rechtervoet) q 9 mislukt/ geweigerd q q
1 0
q
9
rechter voet komt los van de vloer rechter voet komt niet los van de vloer of wordt te hoog opgeheven (hoger dan de enkelhoogte van de linkervoet) mislukt/ geweigerd
Staplengte Van beide kanten beoordelen; observeer de afstand tussen de tenen van het standbeen en de hiel van het zwaaibeen; let niet op de eerste stappen q 1 paslengte links is minimaal de lengte van een voet q 0 paslengte links is minder dan de lengte van de rechter voet (linker hak komt niet voorbij de tenen van de rechter voet) q 9 mislukt/ geweigerd q q
1 0
q
9
paslengte rechts is minimaal de lengte van een voet paslengte rechts is minder dan de lengte van de linker voet (rechter hak komt niet voorbij de tenen van de linker voet) mislukt/ geweigerd
L4.
Stapsymmetrie Let niet op de eerste stappen q 1 nagenoeg gelijke staplengte links en rechts q 0 wisselende staplengte links en rechts q 9 mislukt/ geweigerd
L5.
Continuïteit van het stappen q 1 begint hiel te heffen als de andere voet de grond raakt/ geen pauzes tussen de stappen q 0 gehele voet is op de vloer (hak en bal) voordat de ander voet wordt opgetild/ stopt tussen de stappen q 9 mislukt/ geweigerd
L6.
Deviatie van de looprichting q 2 loopt zonder hulpmiddel in een rechte lijn q 1 loopt met een hulpmiddel in een rechte lijn q 0 forse afwijking naar beide zijden of in één richting q 9 mislukt/ geweigerd
L7.
Rompbalans q 1 stabiele rompbalans tijdens het lopen q 0 zwaait met de romp en/of buigt de knieën of romp en/of abduceert de armen om evenwicht te handhaven q 9 mislukt/ geweigerd
Marieke Altenburg
22
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
L8.
Stand van de voeten tijdens het lopen q 1 enkels (mediale malleolus) raken elkaar bijna tijdens het lopen q 0 enkels ver uiteen tijdens het lopen q 9 mislukt/ geweigerd
L9.
Omdraaien tijdens het lopen (180 graden) q 1 vloeiend, zonder pauzes q 0 weifelend, neemt pauzes, discontinu q 9 mislukt/ geweigerd
B8.
Gaan zitten INSTRUCTIE: Gaat u maar weer zitten. q 2 gaat in een vloeiende beweging zitten q 1 moet gebruik maken van de armen/ geen vloeiende beweging q 0 laat zich in de stoel vallen/ schat afstand verkeerd in q 9 mislukt/ geweigerd
Totaal score POMA- balans: …………….punten (maximaal 16 punten) POMA- lopen: …………….punten (maximaal 12 punten) POMA-totaal: …………….punten (maximaal 28 punten)
Marieke Altenburg
23
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst Bijlage 4
Mini Mental State examination (MMSE) Instructie Ik ga u een aantal vragen stellen om de werking van uw geheugen en concentratie na te gaan. De meeste vragen zijn gemakkelijk (scoor een punt voor elk juist item). Oriëntatie in tijd (max. score = 5) score = .. 1. Welk jaar is het? 2. Welk seizoen is het? 3. Welke datum is het? 4. Welke dag is het? 5. Welke maand is het? Oriëntatie in plaats (max. score = 5) score = .. 1. Kunt u mij vertellen in welke provincie u nu bent? 2. Kunt u mij vertellen in welke stad u nu bent? 3. Kunt u mij vertellen in welk gebouw u nu bent? 4. Kunt u mij vertellen op welke afdeling u nu bent? 5. Kunt u mij vertellen op welke verdieping u nu bent? Registratie (max. score = 3) score = .. Ik noem u zo dadelijk drie voorwerpen. Nadat ik ze heb opgenoemd, wil ik dat u ze herhaalt. Probeert te onthouden welke het zijn, want ik zal ze opnieuw vragen over een paar minuten. Wilt u de volgende drie woorden herhalen: boek, plant, molen. (Scoor eerste poging, maar herhaal totdat alledrie geleerd zijn). 1. Boek 2. Plant 3. Molen Aandacht (max. score = 5) score = .. a. Wilt u van 100 zeven aftrekken, dan daar weer zeven aftrekken en zo doorgaan? Scoor een punt per goed antwoord, d.w.z. als het verschil 7 bedraagt. Niet verder doorgaan dan 65). Noteer exact alle antwoorden van de patiënt: 100-7 = ...., ...., ...., ..., .... b. Wilt u het woord DORST van achteren naar voren spellen? (Scoor een punt per goede letter in juiste volgorde) Noteer: T S R O D........ Scoor de hoogste score van 4a of 4b. Vijf antwoorden zijn goed: 5 punten, vier antwoorden zijn goed: 4 punten; drie antwoorden zijn goed: 3 punten; twee antwoorden zijn goed: 2 punten; slechts één antwoord is goed: 1 punt; geen enkel antwoord is goed: 0 punten. Geheugen (max. score = 3) score = .. Noemt u nogmaals de drie woorden van zojuist? 1. Boek 2. Plant 3. Molen Taal (max. score = 2) score = .. 1. Wat is dit? (wijs een potlood of pen aan) 2. Wat is dit? (Wijs een horloge aan) (Beide voorwerpen worden goed benoemd: 2 punten; slechts één voorwerp wordt goed benoemd: 1 punt; geen enkel voorwerp wordt goed benoemd: 0 punten). Taal (max.score = 1) score = .. Wilt u de volgende zin herhalen: 'geen alsen, ennen of maren.' (Scoor een punt als de complete zin goed is; er is slechts een poging toegestaan).
Marieke Altenburg
24
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
Commando's (max. score = 3) score = .. (Lees eerst de instructie voor, geef dan het papier) Ik geef u een stukje papier. Wilt u dit in uw rechterhand nemen, het in tweeën vouwen en weer op uw schoot neerleggen? 1. Papier in rechterhand nemen 2. Papier in tweeën vouwen 3. Papier in schoot neerleggen (Scoor iedere goede handeling) Lezen (max. score = 1) score = .. Wilt u dit lezen en opvolgen: 'Sluit uw ogen' (Toon vel met deze opdracht) Schrijven (max. score = 1) score = .. Wilt u voor mij een zin opschrijven? (Spellings- of grammaticale fouten zijn niet belangrijk. Schrijfwijze is juist als de zin een onderwerp en eengezegde heeft, en betekenis heeft) Tekenen (max. score = 1) score = .. Hier is een tekening. Wilt u deze natekenen? De tekening zijn twee 5-hoeken die elkaar overlappen. (Tekening is juist als alle hoeken en zijden getekend zijn en de overlappende figuur een vierhoek is).
MMSE-totaalscore (max.score = 30) score = ..
Marieke Altenburg
25
Pauline Vellenga
Beroepsopdracht Valangst
Marieke Altenburg
26
Pauline Vellenga