UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2010 – 2011
Necrobacillose bij het rund
door
Jeroen PAUWELS
Promotor: Dr. Iris Kolkman
Casus in het kader van de Masterproef
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT DIERGENEESKUNDE
Academiejaar 2010 – 2011
Necrobacillose bij het rund
door
Jeroen PAUWELS
Promotor: Dr. Iris Kolkman
Casus in het kader van de Masterproef
Dankwoord Vooreerst wil ik mijn promotor dr. I. Kolkman, werkzaam in de Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde hartelijk danken. Zonder uw inzet en feedback was deze studie niet mogelijk geweest.
Ook wil ik graag een woordje van dank richten aan mijn medestudenten. In het bijzonder Jeroen Poissonnier, Thomas De Craene en Hannes Dedobbeleer voor hun oneindige steun, tips en raadgevingen tijdens de examens.
Bedankt mama, papa, Ilse en Pierre voor jullie onvoorwaardelijke steun en eindeloze aanmoedigingen doorheen mijn studiecarrière.
Sophie, dankjewel om mijn steun en toeverlaat te zijn.
Inhoudsopgave Samenvatting .................................................................................................................................................... 1
1. Inleiding ......................................................................................................................................................... 2
2. Casus ............................................................................................................................................................. 3
2.1. Anamnese ............................................................................................................................................ 3 2.2. Klinisch onderzoek ............................................................................................................................... 3 2.3. Diagnose .............................................................................................................................................. 3 2.4. Behandeling ......................................................................................................................................... 3 2.5. Prognose .............................................................................................................................................. 6
3. Literatuurstudie ............................................................................................................................................ 9
3.1. Fusobacterium necrophorum ............................................................................................................... 9 3.1.1. Etiologie ............................................................................................................................................ 9 3.1.2. Virulentiefactoren .............................................................................................................................. 9 3.1.3. Andere infecties van Fusobacterium necrophorum ........................................................................ 11
3.2. Necrotische laryngitis .........................................................................................................................14 3.2.1. Pathogenese ...................................................................................................................................15 3.2.2. Symptomen .....................................................................................................................................15 3.2.3. Diagnose .........................................................................................................................................16 3.2.4. Behandeling ....................................................................................................................................16 3.2.4.1. Medicamenteus ....................................................................................................................16 3.2.4.2. Operatief...............................................................................................................................16 3.2.5. Prognose .........................................................................................................................................19 3.2.6. Preventie .........................................................................................................................................19
4. Bespreking ..................................................................................................................................................21
5. Literatuurlijst ...............................................................................................................................................22
De auteur en de promotor geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor. Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur en de promotor zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
Samenvatting Deze casus handelt over een Belgisch Witblauwe jaarling stier die een dag geleden gevochten had met de andere stieren in zijn box. Bij het aankomen op de boerderij stond het dier recht en was tevens nog alert. De temperatuur was sterk verhoogd tot 40°C en de ademhaling was van op afstand hoorbaar. Na het klinisch onderzoek was het rund verdacht van necrobacillose van de larynx. Dit is een pathologisch proces waarbij een Gram-negatieve bacterie (Fusobacterium necrophorum) een necrotiserende onsteking veroorzaakt. Om deze redenen werd een behandeling gestart met antibiotica en ontstekingsremmers. Na enige tijd een medicamenteuze behandeling te hebben gedaan, was het dier nog altijd niet aan de betere hand, daarom werd een tracheotomie uitgevoerd. De voorbereidingen, de operatie zelf en de naverzorging van de chirurgische ingreep worden uitgebreid beschreven in het eerste deel van deze masterproef. In de literatuurstudie wordt een opsomming gegeven van andere mogelijke infecties veroorzaakt door Fusobacterium necrophorum. Daarna wordt eveneens wat meer aandacht besteed aan zowel de etiologie, symptomen, (differentiaal)diagnose, prognose en behandeling van necrotiserende laryngitis.
Kernwoorden: rund - respiratoire stridor - necrobacillose van de larynx - operatie - Fusobacterium necrophorum
1.Inleiding
Necrobacillose is een verzamelnaam voor infecties gepaard gaande met necrose. Deze kan bij het dier overal in het lichaam plaatsvinden. De meest voorkomende aandoeningen zijn leverabcessen, panaritium bij koeien en schapen, difterie bij kalveren en mastitis bij koeien.
14
De betreffende kiem is Fusobacterium necrophorum: een Gram-negatieve niet sporenvormende anaërobe kiem die zeer pleomorf is van uitzicht. F. necrophorum heeft niet de mogelijkheid om het intakte epitheel of membraan te penetreren. Daarom is er steeds een trigger noodzakelijk. Deze kan zowel van traumatische als van infectieuze aard zijn.
20
Als uitbreiding van de casus wordt de bacterie Fusobacterium necrophorum in detail besproken. Daarna wordt difterie bij kalveren, necrobacillose van de larynx of laryngitis grondig bekeken. Dit is een acute tot chronische infectie van de laryngeale mucosa en van het arytenoïd kraakbeen die frequent voorkomt bij het Belgisch Witblauw rund. De meest voorkomende symptomen zijn koorts en inspiratoire stridor die overgaan tot een gemengde stridor. Naarmate de stridor toeneemt, neemt ook de dyspnee toe. Uiteindelijk is er een gemengde dyspnee die zelfs tot verstikking kan leiden.
16
Het Belgisch Witblauwe ras is zeer kwetsbaar op het vlak van ademhalingsproblemen. Predisponerende factoren zoals de nauwere larynx en een hogere luchtstroom veroorzaken irritatie. Deze werken bijgevolg ‟contactulcera‟ in de hand, die een verhoogde gevoeligheid voor luchtweginfecties veroorzaken. De prevalentie bij deze dieren wordt geschat op 1 à 2% en komt het ganse jaar door voor, met een piek in het najaar en de winter. Vooral mannelijke dieren tussen 3 en 18 maanden zijn door hun enorme dagelijkse groei het gevoeligst. Op sommige bedrijven is deze aandoening enzoötisch aanwezig.
11
De manier van intensieve veehouderij die in België gevoerd wordt versterkt nog deze problematiek. Daarom wordt er veel aandacht besteed aan de preventie van ademhalingsstoornissen. Deze voorzorgsmaatregelen uiten zich in een betere huisvesting en strak vaccinatie schema. Aangezien difterie in het merendeel bij BWB kalveren een probleem vormt, is een vaccinatie voor Fusobacterium necrophorum niet beschikbaar. De zogenaamde „triggers‟ kunnen wel beïnvloed worden. Deze kunnen zowel virussen als bacteriën zijn met een respiratoir tropisme. Runderen die klinisch aangetast zijn door necrobacillose van de larynx zijn een economisch verlies. Deze dieren dienen lang behandeld te worden met antibiotica, bij voorkeur met procaïnebenzylpenicilline. Is de infectie in het chronische stadium, dan is er uitgebreide necrose en is de kraakbeenschade zodanig dat enkel een chirurgische ingreep redding kan brengen.
9,21
Ook
hier zijn er terug verschillende mogelijkheden naargelang leeftijd / slachtwaarde van het dier.
Het is belangrijk een vroege en correcte diagnose te stellen. Aangezien deze aandoening vrij typisch is voor het Belgisch Witblauw, is necrobacillose van de larynx de meest frequente in de differentiaaldiagnose. Met zeer eenvoudige hulpmiddelen zoals een buis speculum is het mogelijk de andere aandoeningen van de differentiaaldiagnose uit te sluiten. Nog meer duidelijkheid kan verkregen worden door een endoscoop te gebruiken, maar bij een eerstelijns dierenarts is die niet altijd voor handen.
9
2
2. Casus
2.1. Anamnese
23 september 2010 werd de Vakgroep Verloskunde, Voortplanting en Bedrijfsdiergeneeskunde gebeld voor een zieke stier bij een vleesveehouder van hun cliënteel. Het Belgisch Witblauwe rund van anderhalf jaar oud, had volgens de veehouder deze morgen met de andere stieren in de box gevochten. Nu echter had het dier een grollende ademhaling.
2.2. Klinisch Onderzoek
Toen we bij de stier aankwamen stond die recht en was die tevens nog alert. De temperatuur was sterk verhoogd tot 40°C en de ademhaling was van op afstand hoorbaar. De mucosae waren roze, de turgor was normaal en de lymfeknopen waren niet opgezet. Wel was een grollend geluid van de ademhaling ter hoogte van de larynx waarneembaar. Door de zwelling was er een duidelijke inspiratoire en expiratoire stridor met dyspnee als gevolg. Ter hoogte van de longen daarentegen waren geen abnormaliteiten te horen.
2.3. Diagnose
Het is een zeer gekend beeld bij Belgisch Witblauwe runderen en de diagnose: necrobacillose van de larynx kon met enige zekerheid gesteld worden.
2.4. Behandeling
DATUM
BEVINDINGEN
BEHANDELING Intraveneuze toediening van antibiotica, 35 cc Lincospectine® (Lincomycine
23 September 2010
Zie: 2.2. Klinische onderzoek.
hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België) en corticosteroïden,15 cc Rapidexon® (Dexamethasone, Eurovet, België).
De temperatuur was gedaald tot 38,6°C, 24 September 2010
de eetlust was goed en de respiratoire
Zelfde medicatie als de dag voordien.
stridor was verdwenen. Intraveneuze toediening van antibiotica, 35 25 - 28 September 2010
Respiratoire stridor verdwenen, zelfs bij
cc Lincospectine® (Lincomycine
druk op de larynx.
hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België).
De temperatuur was nog steeds normaal 29 September 2010
(38,8°C), maar bij druk was er terug een inspiratoire stridor aanwezig.
Intraveneuze toediening van antibiotica, 35 cc Lincospectine® (Lincomycine hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België).
3
Intraveneuze toediening van antibiotica, 35 De jonge stier deed terug koorts (39,6°C) 30 September 2010
en de ademhaling ter hoogte van de larynx was versterkt.
cc Lincospectine® (Lincomycine hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België) en corticosteroïden,15 cc Rapidexon® (Dexamethasone, Eurovet, België). Intraveneuze toediening van 30 cc
1 Oktober 2010
De temperatuur was 38,6°C en de grollende ademhaling was verdwenen.
Lincospectine® (Lincomycine hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België) en 20 cc Ketofen® (Ketoprofen, Merial, Frankrijk). Intraveneuze toediening van 30 cc Lincospectine® (Lincomycine
2 - 3 Oktober 2010
-
hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België) en 20 cc Ketofen® (Ketoprofen, Merial, Frankrijk).
De temperatuur was terug gestegen tot 4 Oktober 2010
39,7°C en bij druk was de larynx nog
Lincospectine® (Lincomycine
gevoelig. Tevens was nog steeds stridor
hydrochloride en spectinomycinesulfaat,
en dyspnee aanwezig.
Pfizer, België).
De stier had een hoge koorts van 40,2°C en de eetlust was verminderd, met als 5 Oktober 2010
Intraveneuze toediening van 30 cc
gevolg een slecht gevulde pens. De mestconsistentie was wel nog normaal. Daarnaast was een versnelde ademhaling aanwezig.
De therapie werd gewijzigd, daarom werd 30 cc PENI-kel® (Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België) en 15 cc Ketofen® (Ketoprofen, Merial, Frankrijk) toegediend.
De temperatuur was 39,9°C, de stier was merkelijk minder alert én had een
6 Oktober 2010
oppervlakkige en versnelde ademhaling
Er werd 30 cc PENI-kel®
met af en toe een hoest. Naast een
(Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België)
gemengde stridor met dyspnee, was ook
toegediend.
de pens slecht gevuld en de mestconsistentie te droog. De temperatuur was 39,5°C en de
7 Oktober 2010
ademhaling was 44 / min. De eetlust was
De jaarling stier werd verder behandeld
gedaald en de mest te droog, de pens was
met 30 cc PENI-kel®
wel nog actief. Er was een lichte stridor te
(Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België).
horen. De boer gaf 30 cc Duphapen® 8 - 10 Oktober 2010
-
(Procaïnebenzylpenicilline, Fort Dodge, Nederland).
11 Oktober 2010
De temperatuur was 38,5°C en de eetlust
De behandeling met 30 cc PENI-kel®
was terug normaal. Een inspiratoire stridor
(Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België)
was wel terug aanwezig.
werd voortgezet. De stier werd door de boer behandeld met
12 - 15 Oktober 2010
-
De ademhaling was verhoogd en de 16 Oktober 2010
temperatuur normaal (38,7°C). De lymfeknopen en de turgor waren niet afwijkend. De mucosae was mooi roze.
30 cc PENI-kel® (Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België).
De stier kreeg nu enkel 20 cc Rapidexon® (Dexamethasone, Eurovet, België) toegediend.
4
De stier was rustig en de temperatuur was 18 Oktober 2010
38,6°C. De ademhaling was zonder
De stier kreeg 30 cc PENI-kel®
noemenswaardige dyspnee, licht costo-
(Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België).
abdominaal. De pens was slecht gevuld. De boer moest de stier verder behandelen 19 - 21 Oktober 2010
-
met PENI-kel® (Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België).
De ademhaling was 48 / min en de pols 64 22 Oktober 2010
/ min. De temperatuur was verhoogd tot
Er werd een tracheotomie uitgevoerd.
39,1°C. 22 – 30 Oktober 2010
Zie: C. De naverzorging.
-
A. De voorbereidingen
Het rund wordt bij voorkeur goed gefixeerd, hier hebben we de stier kunnen vast zetten in een klauwbox. De kop werd naar boven gebonden met behulp van een heftruck. Bij deze stier hebben we geen alfa-2adrenerge agonist (xylazine, Xyl-M 2%®, VMD, België, 0,016-0,1 mg/kg intraveneus) toegediend omdat hij gedurende de operatie relatief rustig bleef.
De plaats van de incisie werd ruim geschoren en gewassen (Foto 1). Daarna werd ontsmet met alcohol en een lokaal anestheticum gegeven (75 ml procaïne 4% + adrenaline, VMD, België) (Foto 2). Hierna nogmaals gewassen met ioodzeep, ontsmet met alcohol en povidone-iodine oplossing.
B. De eigenlijke operatie De incisie van de huid en subcutis gebeurde in de mediaanlijn ongeveer 15 – 20 cm caudaal van de larynx of ter hoogte van de overgang van het bovenste naar het middelste derde van de hals (Foto 3). Daarna werden de onderliggende spieren, de mm. Sternothyreohyoidei gekliefd en zijdelings getrokken (Foto 4). Op die manier werd de trachea vrijgelegd. Een maanvormig stukje kraakbeen werd uit twee aanpalende tracheaalringen verwijderd bij voorkeur deze van de vierde, vijfde en / of zesde tracheaalring. De tracheotube werd vervolgens in de tracheotomieopening geplaatst en rond de hals gefixeerd (Foto 6 – 10). Op die manier kan het dier tijdelijk worden aangehouden (Foto 11).
C. De naverzorging
26 oktober bedroeg de temperatuur 39,6°C en er was enige zwelling rond de tracheotube. De tube op zich was schoon en rondom was zeer weinig etter te vinden. De pens was actief, maar toch was een verminderde eetlust aanwezig. De stier werd intraveneus behandeld met 25 cc Emdofluxine® (flunixine megluminum, Ecuphar, België). 28 oktober bedroeg de temperatuur 40,1°C, de eetlust was behoorlijk maar de korrels bleven liggen. De ademhaling was wel duidelijk versneld. Rond de operatieplaats was er enige zwelling en een beetje etter 5
aanwezig. De stier werd behandeld met 50 cc Baytril® en 15 cc Ketofen®. Als advies werd aan de boer gegeven de wonde rond de operatieplaats regelmatig te reinigen. 29 oktober kreeg de stier intraveneus 40 cc Baytril® en 15 cc Ketofen® toegediend. Wanneer de zaterdag en de zondag de temperatuur minder dan 40°C was, diende hij 30 cc Baytril® subcutaan te geven, indien die hoger was dan 40°C moest hij bellen. 30 oktober was de temperatuur 40,3°C en werd de stier intraveneus behandeld met 15 cc Ketofen® en 40 cc Baytril®. Als de temperatuur hoger was dan 40°C, moest de boer onmiddellijk terug bellen.
2.5. Prognose
De initiële prognose was behoorlijk goed. Maar alles stond of viel natuurlijk met de mate waarop het dier reageerde op zijn medicatie. Na verloop van tijd was duidelijk dat de medicamenteuze therapie niet succesvol was. De prognose van een tracheotomie is afhankelijk van de toestand van het dier, bij deze stier was die gereserveerd. Aangezien
de stier
39°C
koorts had
en
xylazine een
onderdrukking van
het
ademhalingsstelsel veroorzaakt was enig risico aanwezig. Toch kon een staande operatie plaatsvinden. Aangezien er bij dieren met een tracheotube, een open verbinding bestaat met de buitenwereld zijn die meer gevoelig voor (aspiratie)pneumonie.
6
Foto 1: Plaats van de incisie scheren
Foto 2: Toediening lokaal anestheticum
en wassen
Foto 3: Incisie van de huid
Foto 5: De tracheotube
Foto 4: De trachea opzoeken
Foto 6: Plaatsen van de tracheotube 7
Foto 7: De tracheotube plaatsen om te hechten
Foto 9: Andere kant vasthechten
Foto 8: Eén kant vastgehecht
Foto 10: Einde van de operatie
Foto 11: Stier terug in zijn box
8
3. Literatuurstudie
3.1. Fusiobacterium necrophorum
3.1.1. Etiologie
Fusobacterium necrophorum is een Gram-negatieve, niet sporenvormende anaërobe kiem die zeer pleomorf is van uitzicht. Deze is een normale bewoner van het spijsverteringsstelsel bij zowel mens als dier.
1
Twee subspecies van Fusobacterium necrophorum zijn geïdentificeerd. De twee belangrijkste zijn subspecies necrophorum (biotype A) en subspecies funduliforme (biotype B). Ze zijn morfologisch, biologisch en biochemisch verschillend van elkaar. Het subspecies necrophorum is meer virulent en wordt 14
meer frequent geïsoleerd uit infecties dan subspecies funduliforme.
F. Necrophorum is facultatief
pathogeen en veroorzaakt meerdere necrotische infecties bij een verscheidenheid van dieren. Zowel leverabcessen bij het rund als panaritium en necrotiserende laryngitis kunnen veroorzaakt worden door F. Necrophorum. Het is een major pathogeen die zowel bij mens als dier voorkomt en kan geïsoleerd worden uit de mond, gastrointestinale en genitaal stelsel. Deze bacterie is één van de meest voorkomende anaërobe 1
infecties geïsoleerd uit abcessen en infecties van het respiratoir stelsel. Een typische karakteristiek is de mogelijkheid om propionzuur uit lactaat te produceren.
3.1.2. Virulentiefactoren
Fusobacterium necrophorum is een zeer complexe en niet goed gedefinieerde kiem. Verschillende toxines worden geproduceerd zoals leukotoxines, endotoxines, hemolysines, hemagglutinines, adhesines en verschillende extracellulaire enzymes, met inbegrip van proteasen en deoxyribonucleasen (Tabel 1). Deze hebben allemaal een belangrijke virulentiefactor. Al deze factoren dragen bij tot de intrede, kolonisatie en 2
proliferatie van het organisme én de ontwikkeling van lesies. Het blijkt dat het leukotoxine een hoofdtoxine is. Het is een geproduceerd proteïne van hoog moleculair gewicht, specifiek actief tegen de leukocyten van herkauwers.
9
Tabel 1: Virulentiefactoren van Fusobacterium necrophorum (naar: Nagaraja et al.)
TOXINE
KARAKTERISTIEK
WERKINGSMECHANISME
ROL IN DE INFECTIE
Cytotoxisch voor neutrofielen,
fagocytose van neutrofielen en
Beschermt tegen de
Leukotoxine
Extracellulair proteïne
macrofagen, hepatocyten en
Kupffer cellen, veroorzaakt
epitheliale cellen van
schade aan het parenchym
herkauwers
van de lever door de vrijstelling van cytolytische stoffen
Endotoxine
Celwand component,
Necrotisch effect en
Creeërt een anaëroob milieu
lipopolysaccharide
veroorzaakt DIC
en bevordert de groei
Extracellulair, maar cel
Lyse van de erythrocyten bij
ijzer, dit werkt als stimulator
geassocieerd proteïne
verschillende dieren
van de bacteriële groei, creeërt
Helpt in het verwerven van Hemolysine
een anaëroob micro-milieu
Hemaglutinines
Adhesines ( Pili)
Dermonecrotisch toxine
Waarschijnlijk een eiwit,
Agglutineert erythrocyten van
celwand geassocieerd
verschillende dieren
Extracellulair, waarschijnlijk
Hecht zich vast aan de
een eiwit
celwand van eukaryoten
Celwand geassocieerd
Veroorzaakt necrose in de celwand
Bevorderd de vasthechting aan de epitheelcellen en de lever van herkauwers Helpt bij de kolonisatie van het epitheel of de huid Helpt in de penetratie van epitheel of huid van herkauwers Creeërt een anaëroob milieu,
Platelet aggregation factor
Celwand geassocieerd
Slaat eiwitten van de cel neer
bevordert de groei en de neerslag van fibrine kan voor bescherming vormen Mogelijkheid tot penetratie van
Proteasen
Extracellulair proteïne
Slaat eiwitten van de cel neer
epitheel of huid van herkauwers
Leukotoxine heeft een cytotoxische werking op neutrofielen, macrofagen, hepatocyten en waarschijnlijk ook op de epitheliale cellen van herkauwers. De cytotoxiciteit blijkt enkel specifiek te zijn bij herkauwers (schapen en runderen) en humane neutrofielen, maar niet bij deze van biggen en konijnen. Bij de 22
neutrofielen van paarden is er enkel een matige toxiciteit.
Het toxine induceert aan een lage concentratie
apoptose, bij een hogere concentratie veroorzaakt die lyse van de cellen. Deze is ook meer actief tegen 4
polymorfonucleaire cellen dan tegen lymfocyten. De mogelijkheid van leukotoxines om het immuunsysteem te beïnvloeden vertegenwoordigd een potentieel belangrijk mechanisme in de pathogenese. Samengevat bestaat deze uit een cellulaire activatie van polymorfonucleaire cellen en apoptose gemedieerde afdoding 2
van fagocyten en immuniteit effectorcellen. Het leukotoxine van F. necrophorum is aanzienlijk omvangrijker (336,000 Da) dan leukotoxines geproduceerd door andere bacteriën zoals Mannheimia hemolytica (104,000 Da) en Staphylococcus aureus (38,000 en 32,000 Da).
De complete nucleotide sequentie van het leukotoxine operon van F. necrophorum is gekend. Een operon bestaat uit een promotor, operator(en) en meerdere (structurele) genen, die coderen voor proteïnen met
10
verwante functies. Het operon bestaat uit drie genen (lktBAC) waarvan het tweede gen (lktA) het structurele gen is van leukotoxine.(Fig. 1)
Fig. 1: Het leukotoxine operon van F. necrophorum
Het lktA gen is 9726 bp lang en codeert voor een proteïne van 3241 aminozuren, met een moleculair gewicht van 335,956. Deze vertoont totaal geen enkele sequentie overeenkomst met andere gekende bacteriële leukotoxines.
3
Het eerste gen lktB, bestaat uit 551 codons en vertaalt een proteïne met een moleculair gewicht van 62,981. Analyses veronderstellen dat het een proteïne aanwezig in de buitenste membraan van F. necrophorum kan zijn. En tevens een correlatie heeft met het FhaC eiwit, een proteïne van de buitenste membraan verantwoordelijk voor het efficiënt transport van grote filamenteuze hemagglutine eiwitten. Hieruit leidt men af dat het LktB proteïne verantwoordelijk kan zijn voor de secretie van LktA.
3
Als laatste hebben we lktC, dit gen codeert een eiwit van 145 aminozuren met een moleculair gewicht van 17,150.
3
3.1.3. Andere infecties van Fusobacterium necrophorum
Fusobacterium necrophorum gaat gepaard met tal van necrotische aandoeningen, algemeen genaamd „necrobacillose‟ en kan ieder deel van het lichaam binnendringen. Meest voorkomende infectie is de abcessen in de lever. Panaritium bij koeien en schapen, difterie bij kalveren en mastitis bij koeien zijn vaak 14
veroorzaakt door een menginfectie met een andere pathogene bacterie: Arcanobacterium pyogenes.
11
Tabel 2: Infecties van Fusobacterium necrophorum
AANDOENING
Leverabces
GASTHEER
SUBSPECIES necrophorum en/of
Runderen
Foot rot en abcessen
Necrotische laryngitis (Kalver difterie)
funduliforme
Kalveren
Koeien
Mandibulaire abcessen
Antilopen en Buideldieren
abcessen thv zachte weefsels
necrophorum en/of
Runderen
Zomerwrang
Het syndroom van Lemierre en
funduliforme
BACTERIEN Arcanobacterium pyogenes Arcanobacterium pyogenes, Porphyromonas levii Prevotella intermedia
necrophorum en/of
Arcanobacterium pyogenes,
funduliforme
Pasteurella multocida
Niet gekend necrophorum en/of funduliforme
Mensen
ANDERE BETROKKEN
Arcanobacterium pyogenes, Peptostreptococcus indolicus Arcanobacterium pyogenes
funduliforme?
-
Leverabcessen
Leverabcessen zijn vaak secundair aan pensacidose en ruminitis bij sterk gevoederde dieren. Leverabcessen komen op alle leeftijden en alle types van runderen voor, maar de abcessen met een 5
economische impact vinden vooral plaats bij vleesvee. Abcessen zijn secundair aan een primaire infectie van de penswand. Omdat een hechte correlatie bestaat tussen de aanwezigheid van penspathologieën en leverabcessen spreekt men van „ruminitis-leverabces complex‟. Desondanks is het exacte mechanisme niet gekend. Er wordt aangenomen dat een snelle fermentatie van krachtvoer door pensbacteriën de oorzaak is van een verhoogd synthese van vluchtige vetzuren en lactaat. Het resultaat is het ontstaan van pensacidose. Zuur geïnduceerde ruminitis en schade aan het beschermende oppervlak, die soms nog verergerd worden door irritatie / penetratie van een vreemd voorwerp (scherpe voorwerpen, haren, …), predisponeren de penswand tot een invasie en kolonisatie van Fusobacterium necrophorum. Zo ontstaat de mogelijkheid van de kiem om in het bloed te geraken of in de penswand een abces te veroorzaken. Daarna komen bacteriële embolieën in de portale circulatie terecht. Bacteriën worden vanuit de portale circulatie gefilterd en gecapteerd in de lever. Het logische resultaat is een infectie en mogelijke abcesvorming.
6
Ongetwijfeld spelen ook hier de virulentiefactoren zoals de protease activiteit, de dermonecrotische activiteit en het cytotoxische effect van het leukotoxine geproduceerd door Fusobacterium necrophorum een 6
kritische rol bij de penetratie en kolonisatie van het pensepitheel. De lever is sterk gevasculariseerd, daarnaast rijk voorzien van zuurstof én een sterk beschermd orgaan door de massa‟s fagocyten (leukocyten en Kupffer cellen) die aanwezig zijn. Fusobacterium necrophorum, die een facultatief anaërobe kiem is, moet eerst deze twee (oxygenatie en fagocytose) overwinnen om te kunnen overleven, te vermeerderen en een abces te vormen.
24
Leukotoxines en het endotoxisch LPS van Fusobacterium necrophorum kunnen de kiem beschermen tegen fagocytose. Eveneens het vrijkomen van cytolytische stoffen zoals lysosomale enzymes en radicalen 12
ten gevolge van de vernietiging van fagocyten, hebben een nadelig effect op het parenchym van de lever.
4
Het synergisme met facultatieve bacteriën, intra-vasculaire coagulatie geïnduceerd door endotoxische LPS en platelet aggregation factor, het vormen van fibrine omkapselde abcessen en een gebrekkig zuurstoftransport door de erytrocyten te beschadigen (veroorzaakt door hemolysine), dragen bij om te 6,24
overleven in de penswand of abcessen te vormen in de lever.
Recent heeft een vaccin met het leukotoxine van Fusobacterium necrophorum gecombineerd met een immunisering van Arcanobacterium pyogenes een daling van de prevalentie van leverabcessen veroorzaakt. Daarnaast was ook na vaccinatie de omvang van de leverabcessen sterk gedaald.
20
Interdigitale necrobacillose
Panaritium, interdigitale necrobacillose of tussenteen(klauw)flegmoon is een acute, flegmoneuze infectie van de subcutis van de tussenklauwhuid. De aandoening komt zowel voor op droge, harde bodem als op vuile, vochtige bodem. Meestal gaat het om geïsoleerde gevallen. Bij vleesvee die op een extensieve manier aangehouden wordt, kan een veralgemeende uitbraak voorkomen.
7
De oorzaak is meestal Fusiobacterium necrophorum in combinatie met een andere obligaat anaërobe kiem, Arcanobacterium pyogenes. De huid moet eerst gekneusd of verweekt zijn. De exotoxines van beide bacteriën veroorzaken necrose en beschadiging van de wand van bloedvaten met oedeem en zwelling tot gevolg. De ontsteking is gekenmerkt door hoge koorts, erge oedemateuze zwelling, warmte en pijn. De dieren zijn plots heel erg mank. Een vroegtijdige behandeling is noodzakelijk.
17
Differentiaaldiagnostisch zijn
een fractuur van het klauwbeen, een gecompliceerde zoolulcus, dermatitis digitalis en een steekwonde met infectie van een vreemd voorwerp in de tussenklauwspleet de voornaamste.
Een éénmalige injectie met penicilline, sulfonamide of tetracycline volstaat meestal. Eveneens worden goede resultaten gezien na een injectie met ceftiofur. Wanneer de infectie al is uitgebreid dringt zich vaak een operatie op. Dit kan zowel de operatie van Breuer zijn als een klauwamputatie.
15
Dermatitis interdigitalis
Bij dermatitis interdigitalis speelt Fusiobacterium necrophorum een ondergeschikte rol bij het snel aanslaan van infecties. Hier is de hoofdoorzaak Dichelobacter nodosus, eveneens een gram-negatieve bacterie. De invasie beperkt zich tot de epidermis. Deze aandoening veroorzaakt zelden klinische symptomen, maar aangezien de ziekte makkelijk aanleiding geeft tot de vorming van een ulcus, zal manken hierdoor vaak een logisch gevolg zijn. Deze ziekte is vrijwel endemisch. De bacteriën veroorzaken in eerste instantie een sereuze ontsteking van de epiderm in de tussenklauw met vorming van een zeer karakteristieke geur. Er is noch zwelling noch pijn. De bacteriën dringen vervolgens door tot op stratum germinativum. Onder invloed van proteolytische enzymes wordt de verbinding tussen de huid en de hoorn aan de axiale zijde van de balstreek verstoord.
15,17
13
Door de zeer hoge prevalentie wordt een curatieve behandeling niet altijd uitgevoerd en ligt de nadruk op preventie. Deze omvat het doorbreken van de vicieuze cirkel en het reduceren van de infectiedruk op niveau van de tussenklauwspleet. Het regelmatig functioneel pedicuren van alle dieren, het gebruik van doorloopbaden en het verhogen van de bedrijfshygiëne zijn bepalende factoren. Bij het bekappen van aangetaste dieren wordt de teen ingekort. Om het steunen op een pijnlijke hiel te vermijden, wordt de overmatige aanwezige en kwalitatief afwijkende zoolhoorn verdund en de eventueel aanwezige hogere 15
buitenklauw verlaagd.
Orale necrobacillose
Orale necrobacillose komt het frequentst voor bij kalveren die jonger zijn dan één maand. Het betreft meestal een aantasting van het wangslijmvlies en van de tong. De dieren vertonen een verminderde eetlust, er treedt speekselvloed op, de tongpunt steekt uit de muil en het voeder blijft stagneren in de wang. Bij inspectie van de muil is het slijmvlies geel-grauw van kleur en stinkt. Bij necrobacillose van de weke delen van de muil is de prognose gunstig. Men kan een lokale therapie instellen in combinatie met een algemene 16
penicilline-therapie.
Andere aandoeningen
Pathologische aandoeningen waar F. necrophorum een belangrijke secundaire infectie kan vormen: necrotische rhinitis bij het varken die meestal voorkomt bij jonge dieren en traumatisch schade aan de neus veroorzaakt. Neonatale bacteremie, meestal veroorzaakt door een infectie via de navel en zo terecht kan komen in het lichaam.
14
3.2. Necrotische laryngitis
Laryngitis of necrobacillose van de larynx is een acute tot chronische infectie van de laryngeale mucosa en van het arytenoïd kraakbeen. Deze aandoening komt frequent voor bij mannelijke dieren tussen de 3 en 18 maanden oud. Door hun enorme stijging in gewicht en volume ten opzichte van het orgaanstelsel is de belasting van de longen toegenomen. Daarnaast heeft de ad libitum opname van zowel ruwvoer als krachtvoer een invloed op het ademhalingsstelsel. De ziekte wordt bijgevolg veroorzaakt door Fusobacterium necrophorum. De prevalentie bij Belgische Witblauw wordt geschat op 1 à 2% en komen het ganse jaar door voor, met een piek in het najaar en de winter. Op sommige bedrijven is deze aandoening enzoötisch aanwezig.
11
14
3.2.1. Pathogenese
De kiem is op zich niet in staat de intacte mucosa te penetreren. Een toegangspoort voor de necrotiserende onsteking ontstaat door zogenaamde „contact ulcera‟. Deze kunnen ontstaan door: (1) een gemengde respiratoire infectie met zowel virussen (Infectieuze Boviene Rhinotracheïtis, Parainfluenza-3) en bacteriën (Mycoplasma spp., Pasteurella en Histophilus somni). (2) Het reflectoir hoesten en slikken waardoor de larynx zeer frequent moet sluiten, en (3) resulterende beschadiging van de gezwollen 11,12,21
mucosae.
Kortom waar runderen dicht bevolkt zitten in onhygiënisch omstandigheden heeft de bacterie een kans deze te infecteren. Daarnaast zijn irriterende gassen en een vitamine A deficiëntie die hyperkeratose en een meerlagig verhoornd epitheel veroorzaakt, ook predisponerende factoren.
De letsels vinden vooral plaats ter hoogte van de stembanden en de mediale zijde van het arytenoïd kraakbeen.
In het acute stadium zijn vooral oedeem en hyperemie rondom een necrotische ulcer in mucosa van de larynx merkbaar. Lesies kunnen zich spreiden langs de stembanden en uitbreiden tot de musculus cricoarytenoideus dorsalis. In chronische gevallen ontstaat necrose van het kraakbeen die een purulente 1,18
uitvloei kan veroorzaken. Daar rond is een sterke vorming van granulatieweefsel aanwezig.
3.2.2. Symptomen
Wanneer de kiem de mucosa van de larynx of pharynx heeft gepenetreerd, ontstaat inflammatie en necrose. Deze zorgt voor een zwelling wat een inspiratoire tot gemengde stridor veroorzaakt. Naarmate de stridor toeneemt, neemt ook de dyspnee toe. Uiteindelijk is er een gemengde dyspnee die zelfs tot verstikking kan leiden.
12,16
Wanneer het laryngeaal kraakbeen aangetast is, spreekt men van chondritis. Deze heeft een nadelige invloed op de heling. De exotoxines die geproduceerd worden kunnen systemische tekens zoals koorts en 1
shock veroorzaken.
Initieel wordt een pijnlijke hoest gediagnosticeerd. Daarnaast valt een inspiratoire dyspnee op, die gekarakteriseerd wordt door met een gestrekte nek en open mond te ademen tevens is een luide inspiratoire stridor aanwezig. Speekselen, pijnlijke slikbewegingen en een bilaterale purulente neusvloei kunnen eveneens symptomen zijn. Daarnaast is meestal koorts aanwezig, initieel is die van de ontsteking, later ontstaat
een
thermoregulatie.
hyperthermie
ten
gevolge
van
de
verhoogde
ademhalingsarbeid
en
gestoorde
21,24
Bij langdurende bacteriële laryngitis kan eveneens chronische tympanie en longabcessen voorkomen.
15
3.2.3. Diagnose
Deze kan gesteld worden aan de hand van klinische symptomen. Voor het stellen van de exacte diagnose van necrobacillose van de larynx is een endoscopisch onderzoek nodig. Andere mogelijkheden zijn het gebruik van een oraal buis speculum, een laryngoscopie of radiografie. Hierbij kan ofwel zwelling ofwel necrose en/of granulatieweefsel ter hoogte van de arytenoïden opgemerkt worden. Verminderde 9
beweeglijkheid van de arytenoïden en vernauwing van de glottis is vrijwel steeds aanwezig. Bij een rund met inspiratoire dyspnee en ademnood dient vooraleer een laryngoscopisch of endoscopisch onderzoek een 25
tracheotomie geplaatst te worden.
Differentiaal diagnose: Een aangeboren tracheastenose, een faryngeaal trauma, viraal / bacterieel veroorzaakte laryngitis, actinobacillose, laryngeaal oedeem, abcessen, trauma, paralyse en tumoren. Eveneens een extra-tracheale massa die inspiratoire stridor veroorzaakt kan gelijkaardige symptomen 19,21
geven.
3.2.4. Behandeling
3.2.4.1. Medicamenteus
Bij een vroegtijdige behandeling, wanneer enkel zwelling is en geen necrose of granulatieweefsel kan toediening van antibiotica succesvol zijn. Deze therapie moet een tweetal weken aangehouden worden. Een intraveneuze toediening van sulfonamiden of intramusculaire penicilline G geven de beste resultaten. Daarnaast zijn ook streptomycine, oxytetramycine en tylosine doeltreffend. NSAID‟s en corticosteroïden zijn voornamelijk belangrijk om de zwelling, ontstekingsreactie en de koorts te verminderen. PENI-kel® is niet alleen efficiënt tegen gram-positieve bacteriën, maar ook tegen anaëroben zoals Clostridium en 13,20
Fusobacterium necrophorum.
3.2.4.2. Operatief
Het maken van een kunstmatige opening tussen trachea en buitenwereld is geïndiceerd bij alle aandoeningen die gepaard gaan met een ernstige belemmering van de luchtpassage of met verstikking. De ingreep is soms spoedeisend en levensreddend. Een indicatie bij het paard is droes (Streptococcus equi infectie), bij het kalf necrobacillose van de larynx, bij de hond obstructie, trauma of aandoening van de hogere luchtwegen. De ingreep gebeurt onder lokale of algemene anesthesie. Bij het paard en het rund kan dit bij het rechtstaand dier. Bij dieren die het erg benauwd hebben, wordt er geen sedatie gegeven.
23
Een tracheotomie of het insnijden van één of meerdere tracheaalringen gebeurt meestal in noodsituaties. Nadat er een correctie is gebeurd van het primaire lijden, worden er een tracheotube geplaatst.
Tijdens een tracheostomie wordt een circulaire of ovaalvormige, permanente opening gemaakt. De 16
mucosa van de trachea wordt aan de huid gehecht. De stoma wordt aangelegd bij het dier in rugligging.
De laatst mogelijke operatieve behandeling is een laryngostomie.
Een tracheotomie
Deze kan op twee manieren gebeuren: ofwel maakt men tussen twee tracheaalringen een spleetvormige opening in het annulaire ligament, ofwel verwijdert men een halfcirkelvormig kraakbeenstuk uit de ventrale zijde van twee aanpalende tracheaalringen met de bedoeling een ronde opening te maken.
13,26
Door de spleetvormige opening wordt een platte, ovaalvormige tracheotube aangebracht. Aangezien de diameter van de tube redelijk klein is, zal deze door ophoping van bloed en mucus vrij snel verstoppen en moet die dan ook zeer regelmatig gereinigd worden. De techniek wordt aangewend als omwille van een dreigende verstikking de ingreep snel moet gebeuren. Na definitieve verwijdering van de tube zal de wonde snel genezen.
Een ronde tube wordt geplaatst na het creëren van een ronde opening. Aangezien de trachea bij het rund meer slijm produceert dan deze bij het paard is dagelijkse reiniging van de tube bij deze diersoort noodzakelijk. In vergelijking met een spleetvormige opening kan deze opening veel langer worden aangehouden. Men gebruikt metalen tubes uit één stuk of tubes van synthetisch materiaal met een buitenen binnenmantel (Foto 5). Bij genezing kunnen er rond het defect granulomen gevormd worden met eventuele vernauwing van het lumen tot gevolg. Aangezien er bij dieren met een tracheotube, een open verbinding bestaat met de buitenwereld zijn deze dieren meer gevoelig voor aspiratiepneumonie.
8,9,26
Een tracheostomie In geval van een tracheostomie begint de stoma aan de tweede – derde tracheaalring en omvat ze drie à 23
vier kraakbeenringen: de mucosa wordt aan de huid gehecht (Fig. 2).
Fig. 2: Een wigvormig deeltje van de kraakbeenring werd weggesneden zodat de mucosa van de trachea tijdens het hechten volledig aansluit met de schuin doorgesneden huid. 17
Een laryngostomie
Bij dieren met erge benauwdheid en / of shocksymptomen gebeurt er bij het rechtstaande dier vooraf een noodtracheotomie en wordt er een tracheotube geplaatst. Na normalisatie van de symptomen vindt de definitieve ingreep plaats.
De laryngostomie kan onder algemene of lokale anesthesie gebeuren.
Onder inhalatieanesthesie
De techniek wordt vooral toegepast bij dieren van meer dan 300 kg. In eerste instantie wordt een tracheotomie uitgevoerd voor plaatsing van een tracheotube. Dit gebeurt als volgt. Na lokale infiltratieanesthesie wordt de huid 15 tot 20 cm caudaal van de larynx ingesneden en wordt er tussen twee kraakbeenringen een dwarse incisie gemaakt in de trachea: een tube met cuff wordt er geplaatst. Langs deze tube gebeurt de inhalatieanesthesie.
De eigenlijke laryngostomie:
Ter hoogte van het cricoïd en de voorste tracheaalringen wordt een ovaal stuk huid gereseceerd. De huidincisie wordt een weinig schuin (divergerend) gemaakt en kan eventueel naar rostraal en caudaal verlengd worden. De subcutane weefsels worden in de mediaanlijn ingesneden en de mm. sternothyreohyoidei van elkaar gescheiden. Er wordt een wondspreider geplaatst.
De isthmus van de schildklier wordt met twee hechtingen zijdelings onderbonden en doorgesneden. In de mediaanlijn wordt een incisie gemaakt doorheen het cricoïd en twee à drie tracheaalringen. Indien meer expositie vereist is, kan craniaal ook het thyroïd met een stevige schaar doorgesneden worden.
Fig. 3: Inspectie van het cricoïd en het thyroïd. (Te: wondspreider, Et: endotracheale tube, Ne: necrose, Tr: tracheaalring: Tm mucosa van de trachea)
18
Na dieper plaatsen van de wondspreider gebeurt een grondige inspectie en palpatie van de larynx op aanwezigheid van necrotisch weefsel, fistels, abcessen of granulatieweefsel (Fig. 3). Soms wordt er alleen oedeem of zwelling van de stembanden gezien. Abcessen worden geopend en gedraineerd. Fistelopeningen worden vergroot, necrotisch kraakbeen afkomstig van het arytenoïd en granulatieweefsel worden verwijderd.
Het cricoïd en de tracheaalringen worden vervolgens aan de randen van de huidwonde gefixeerd. Vooraleer deze vast te hechten snijdt men aan beide uiteinden van de kraakbeenring een wigvormig deeltje weg zodat de mucosa van de trachea tijdens het hechten volledig aansluit met de schuin doorgesneden huid (Fig. 2). Indien dit niet wordt gedaan, kan het kraakbeen tussen de mucosa en de huid uitpuilen. Kraakbeen dat niet met mucosa bedekt is, sterft af waardoor de wondheling verstoord wordt.
9,23,25,26
Postoperatief vergt de operatie een grondige verzorging. De stoma wordt dagelijks uitwendig gereinigd gedurende een tweetal weken om ingedroogde mucus en korsten te verwijderen zodat deze niet dieper in de luchtwegen terechtkomen. Inwendige reiniging veroorzaakt irritatie van de mucosa met vorming van korsten binnen in de trachea en is daarom te mijden. Indien een inwendige reiniging toch noodzakelijk is, gebeurt dit atraumatisch en zo weinig mogelijk: men tracht de mucosa niet te irriteren.
8,26
Onder lokale infiltratieanesthesie
Deze techniek wordt veruit het meest toegepast. De laryngostomie wordt uitgevoerd zoals voorgaand beschreven. Sedatie gebeurt met xylazine. Een anestheticum wordt steeds lokaal geïnfiltreerd. De anesthesiediepte kan onderhouden worden door intraveneus een infuus volgens de “triple drip”-methode toe te dienen. “Triple drip” bestaat uit een oplossing met 500 ml guaiacol glycerine ether 5% met 5 ml ketamine 100 mg/ml en 2,5 ml xylazine 2%. Deze wordt toegediend aan een snelheid van 1 ml/kg/uur.
Het nadeel bij infiltratieanesthesie is het gevaar voor bloedaspiratie in de luchtwegen. Men moet voor een goede hemostase zorgen. Daarom wordt intermitterend of continu geaspireerd of wordt het dier schuin gelegd met de kop en de hals lager dan de achterhand.
3.2.5. Prognose
Deze is goed wanneer er vroegtijdig en langdurig medicamenteus ingegrepen wordt. Wanneer er reeds kraakbeennecrose is opgetreden is een operatieve ingreep noodzakelijk. Er is wel een medicamenteuze nabehandeling nodig, zoals PENI-kel® en Finadyne®. Ook de wonde dient regelmatig gereinigd te worden.
14,21
3.2.6. Preventie
Eén van de mogelijkheden bestaat uit een actieve immunisatie tegenover ademhalingsvirussen door 19
middel van een levend verzwakt vaccin. De immuniteit dient zo breed mogelijk opgewekt te worden. Hiernaast is ook de huisvesting van de jonge runderen van groot belang. De dieren, bij voorkeur geschoren moeten in een luchtige stal geplaatst worden.
20
20
4. Bespreking
Alhoewel in de literatuur overal geschreven staat dat de behandeling bij necrobacillose van de larynx 20
dient te gebeuren met penicillines wordt dit niet altijd nageleefd.
Bovenstaande casus is hier een mooi
voorbeeld van. Er moet een onderscheid gemaakt worden naargelang het type rund aangetast is. Heeft het dier al dan niet een slachtwaarde? Het intraveneus toedienen van Lincospectine® (Lincomycine hydrochloride en spectinomycinesulfaat, Pfizer, België) beperkt de wachttijd voor vlees tot 14 dagen. Rapidexon® (Dexamethasone, Eurovet, België) tegen de zwelling / koorts heeft een wachttijd van 7 dagen. Verrassend is de korte wachttijd van PENI-kel® (Procaïnebenzylpenicilline, KELA, België), die maar 9 dagen is. Het intraveneus toedienen van medicatie verkort niet alleen de wachttijd, maar op die manier worden ook spuitplekken vermeden.
Maar of het aanslepen van de behandeling het resultaat is van niet exact de voorgeschreven therapie te volgen is nog maar de vraag. Of had men na enkele dagen niet beter direct een (nood)tracheotomie uitgevoerd en zodra de wachttijd voorbij was het dier geslacht? Wanneer men een kostenberekening doet, wordt duidelijk dat de behandeling duur uitvalt.
Als dierenarts wordt vaak verwacht een prognose / verloop van een aandoening of gestarte therapie te geven. Hieruit blijkt dat dit niet altijd mogelijk / voorspelbaar is. Enige voorzichtigheid is dan ook wel gewenst. Niemand had ooit durven denken dat de behandeling van deze jaarling stier zo‟n nazorg ging veroorzaken.
Hieruit blijkt dat ervaring in de praktijk van betekenis is. Op die manier kan men casussen en therapieën met elkaar vergelijken om zo kordaat in te grijpen.
De operaties, zowel een tracheotomie als laryngostomie worden in de praktijk weinig gedaan. Nochtans is over necrobacillose en de manier van behandelen in het verleden al veel literatuur beschreven. Het is een dankbare en levensreddende operatie, die mits een goede voorbereiding in de praktijk voldoende haalbaar moet zijn. Zeer veel complicaties of onaangename verrassingen kunnen niet optreden. De ingreep is bij de verschillende runderen met necrobacillose van de larynx behoorlijk gelijkaardig.
Aangezien deze aandoening zo goed als louter bij Belgisch Witblauwe ras van klinisch belang is, wordt weinig onderzoek verricht naar een vaccin. Economisch is de markt te beperkt. Bij bedrijven waar de kiem enzoötisch voorkomt is de preventie en / of eradicatie moeilijk. Niet alleen omdat deze kiem behoort tot de normale flora, maar zoals hoger vermeld, de specifieke immuniteit ertegen niet kan gestimuleerd worden.
20
Andere preventieve maatregelen zijn vergelijkbaar met deze van griep.
Zoals alle andere diergeneeskundige aandoeningen moet men altijd kritisch blijven en een uitgebreid klinisch onderzoek uitvoeren. Op die manier kan men een schatting doen van het stadium waarin de necrose zich bevindt. Dit is zeer belangrijk om te verhinderen dat gedurende lange tijd onnodige antibiotica wordt gegeven die bij reeds aanwezig chondritis totaal geen zin hebben. Hieruit blijkt nogmaals dat een relatief gewone en frequent voorkomende aandoening door vereenvoudiging foutief ingeschat kan worden. 21
5. Literatuurlijst
(1) Jang SS., Hirsh DW. (1994). Characterization, distribution, and microbiological associations of Fusobacterium spp. in clinical specimens of animal origin. J Clin Microbiol 322:384-7.
(2) Narayanan SK., Nagaraja TG., Chengappa MM., Stewart GC. (2002). Leukotoxins of Gram-negative bacteria. Vet Microbiol 84:337-56.
(3) Narayanan SK., Nagaraja TG., Chengappa MM., Stewart GC. (2001). Cloning sequencing and expression of the leukotoxin gene from Fusobacterium necrophorum. Infect Immum 69:5447-55.
(4) Narayanan SK., Stewart GC., Chengappa MM., Nagaraja TG. (2002). Fusobacterium necrophorum leukotoxin induces activation and apoptosis of bovine leukocytes. Infec Immun 10:4609-20.
(5) Nagaraja TG., Chengappa MM. (1998). Liver abscesses in feedlot cattle: a review. J Anim Sci 76:287-98.
(6) Jensen R., Daene HM., Cooper LJ., Miller VA., Graham WR. (1954). The rumenitis-liver abscess complex in beef cattle. Am J Vet Res 15:202-16.
(7) Berg JN., Loan RW. (1975). Fusobacterium necrophorum and Bacteroides melaninogenicus as etilogical agents of foot rot in cattle. Am J Vet Res 36,1115-22.
(8) De Moor A. & Verschooten F. (1968). Surgical treatment of laryngeal roaring in calves. Veterinary Record 83, 262-4.
(9) Gasthuys F., Verschooten F., Parmentier D., De Moor A. & Steenhaut M. (1992). Laryngotomy as a treatment for chronic laryngeal obstruction in cattle: a review of 130 cases. Veterinary Record 130, 220-3.
(10) Jensen R. & MacKay D. R. (1965). Diseases of Feedlot Cattle. p.62, Philadelphia: Lea and Febiger.
(11) Sustronck B. (1992). Laryngeale necrobacillose bij volwassen runderen. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 61, 115.
(12) Van Loon G. (1996). Necrobacillose van de larynx bij kalveren. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift 65, 104.
(13) Schönfelder A., Martens A. and Sobiraj. (2004). Operative Behandlung der Necrobacillosis laryngis beim kalb. Tierärztl. Praxis 32, 7-12.
(14) Nagaraja TG., Narayanan SK., Stewart GC., Chengapa MM. (2005). Fusobacterium necrophorum infections in animals: Pathogenesis and pathogenic mechanisms. Elsevier, Anaerobe 11, 239-246.
22
(15) Rebhun WC., Pearson EG. (1982). Clinical management of bovine foot problems. J Am Vet Med Assoc 181:574-7.
(16) Haesebrouck F. (2008-2009). Bacteriële en mycotische ziekten en zoönosen bij het rund. Cursus Faculteit Diergeneeskunde Gent, Gent, hoofdstuk 2 p.40-44.
(17) Pille F. (2010). Aanvulling in de bijzondere heelkunde van de grote huisdieren, met klinieken heelkunde en medische beeldvorming. Cursus Faculteit Diergeneeskunde Gent, Gent, Klauwletsels bij het rund. p. 261288.
(18) Mackey DR. (1968). Calf diphtheria. J Am Vet Med Assoc 152:822-3.
(19) Penny CD., Howie F., Nettleton PF., Sargison ND., Schock A. (2002). Upper respiratory disease and encephalitis in neonatal beef calves caused by bovine herpesvirus type 1. Veterinary Record 151:89-91.
(20) Barbara F. (1977). Fusobacterium necrophorum: Its Characteristics and Role as an Animal Pathogen American Society for Microbiology 41:373-390.
(21) Deprez P. (2010). Geneeskundige ziekteleer van de Grote Huisdieren.
Cursus Faculteit
Diergeneeskunde Gent, Gent, hoofdstuk 8.2 p. 288-291.
(22) Tan ZL., Nagaraja TG., Chengappa MM., Smith JS. (1944). Biological and biochemical characterization of Fusobacterium necrophorum leukotoxin. Am J Vet Res 55:515-21.
(23) Vlaminck L. (2009). Bijzondere heelkunde van de huisdieren. Cursus Faculteit Diergeneeskunde Gent, Gent, hoofdstuk Heelkunde van de hals. p. 256-260.
(24) Tan ZL., Nagaraja TG., Chengappa MM. (1996). Fusobacterium necrophorum infections: virulence factors, pathogenic mechanism and control measures. Vet Res Comm 20:113-40. (25) Heppelmann M., Rehage J., Starke A. (2007). Diptheroid necrotic laryngitis in three calves – Diagnostic procedure, Therapy and Post-operative Development. J. Vet. Med; 54:390-392.
(26) West HJ. (1997). Tracheolaryngostomy as a treatment for laryngeal obstruction in cattle. The Veterinary Journal 153:81-86.
23