UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2008-2009
ANATOMIE VAN HET LIGAMENTUM CAPITIS OSSIS FEMORIS BIJ DE HOND
door Ingrid DEN OUDEN
Promotor: Dierenarts C. Casteleyn Medepromotor: Prof. Dr. P. Simoens
Studieproject in het kader van de Masterproef
De auteur geeft de toelating deze studie voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van deze studie. Het auteursrecht betreffende de gegevens vermeld in deze literatuurstudie berust bij de promotor(en). Het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals tabellen en figuren, blijft daarbij gevrijwaard. De auteur en de promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.
DANKWOORD Graag wil ik mijn promotor dierenarts C. Casteleyn en medepromotor Prof. Dr. P. Simoens bedanken voor het begeleiden van deze masterproef en voor het feit dat ik een eigen onderwerp mocht uitwerken. In het bijzonder wil ik dierenarts C. Casteleyn bedanken voor het commentaar en de ideeën bij het maken van deze masterproef. L. Standaert wordt bedankt voor het maken van de histologische coupes. P. Vervaet wil ik bedanken voor de technische hulp. Mijn vader wil ik bedanken voor de hulp bij de computertechnische problemen en voor het nalezen van dit werk. Ook mijn moeder en mijn zus worden bedankt voor het kritisch nalezen van deze masterproef. Tot slot wil ik mijn familie bedanken voor hun interesse en steun.
INHOUDSOPGAVE Samenvatting - Abstract .............................................................................................................................1 1.
Inleiding .........................................................................................................................................2
2.
Materiaal en methoden..................................................................................................................3
2.1.
Aangewende dieren ..................................................................................................................... 3
2.2.
Anatomische dissectie van het heupgewricht .............................................................................. 3
2.3.
Verzamelen van de gegevens...................................................................................................... 3
2.4.
Histologisch onderzoek ................................................................................................................ 4
2.5.
Vervaardigen van een artrologisch museumpreparaat ................................................................ 4
2.6.
Vervaardigen van een afgietsel van het heupgewricht ................................................................ 5
3.
Resultaten .....................................................................................................................................6
3.1.
Anatomie van het ligamentum capitis ossis femoris .................................................................... 6
3.2.
Afmetingen van het ligamentum capitis ossis femoris ................................................................. 9
3.3.
Histologische eigenschappen..................................................................................................... 12
3.4.
Artrologisch museumpreparaat .................................................................................................. 12
3.5.
Afgietsel van het heupgewricht .................................................................................................. 12
4.
Discussie .....................................................................................................................................13
5.
Literatuurlijst ................................................................................................................................15
SAMENVATTING Wegens tegenstrijdige gegevens die aanwezig zijn in de literatuur over het ligamentum capitis ossis femoris bij de hond, wordt in dit werk een gedetailleerde beschrijving gegeven van de anatomie van dit ligament. Ook worden morfometrische gegevens van het ligament gepresenteerd. De heupgewrichten van 41 geëuthanaseerde honden werden onderzocht. Na het bestuderen van het ligamentum capitis ossis femoris werd deze uitgesneden, waarna verschillende lengtes werden opgemeten en het volume werd bepaald. Het ligamentum capitis ossis femoris hechtte ter hoogte van het acetabulum aan in de fossa acetabuli en aan het ligamentum transversum acetabuli. Bovendien liep er een afsplitsing van het ligamentum capitis ossis femoris door de uitloper van de incisura acetabuli aan de ventrale zijde van het os ischii. Deze afsplitsing wordt in dit werk benoemd als het bijkomende bandje. De samenstelling van het bijkomende bandje was niet steeds gelijk, maar meestal bestond het bandje uit een afsplitsing van het ligamentum capitis ossis femoris dat in verbinding stond met het ligamentum transversum acetabuli. De afmetingen van het ligamentum capitis ossis femoris namen toe met stijgend gewicht van de honden, weliswaar met uitzondering van enkele hondenrassen. Er is duidelijk gebleken dat er in alle heupgewrichten een bijkomend bandje aanwezig is dat verbinding heeft met het ligamentum capitis ossis femoris. De beschrijving hiervan in de anatomiehandboeken is onvolledig. Kennis hieromtrent zou echter van belang kunnen zijn bij de aanpak van caniene heuppathologieën.
ABSTRACT Due to contradictions present in literature concerning the ligament of the femoral head in dogs, this work aims to give a detailed description of the anatomy of this ligament. Additionally, morphometric data of the ligament is presented. The hip joints of 41 euthanized dogs were examined. After the ligament of the femoral head was studied, it was excised. Subsequently, the different lengths of the ligament were measured and its volume was determined. At the level of the acetabulum the ligament of the femoral head was attached to the acetabular fossa and to the transverse ligament. Furthermore a branch of the ligament of the femoral head passed through the branch of the acetabular notch. This ligament will be called accessory ligament in this paper. The composition of the accessory ligament was not similar in all the hip joints, but the ligament generally consisted of a branch of the ligament of the femoral head and a branch of the transverse ligament. The dimensions of the ligament of the femoral head increased with increasing weight of the dogs, with the exception of a few breeds. In all examined hip joints an accessory ligament was present that was attached to the ligament of the femoral head. The description of this accessory ligament in literature is incomplete. Knowledge of this ligament could, however, be important in the treatment of canine hip joint pathologies. Key words: Acetabulum - Dog – Hip joint - Ligament of the femoral head – Transverse ligament
1. INLEIDING Het ligamentum capitis ossis femoris verbindt de femur met het acetabulum (Fig. 1). Uit een eerder uitgevoerde
c
literatuurstudie (Den Ouden, 2008) is gebleken dat er
b
veel tegenstrijdige beschrijvingen en weergaven zijn van het ligamentum capitis ossis femoris bij de hond. In de
e
a
meeste klassieke anatomiehandboeken wordt er weinig gedetailleerde informatie over het ligament gegeven. In twee handboeken wordt echter een bijkomend bandje vermeld. Volgens Barone (2000) loopt er een bijkomend
d
bandje in de incisura acetabuli richting het ligamentum transversum acetabuli, maar dit bijkomende bandje reikt niet tot de buitenkant van de incisura acetabuli. Budras en Reese (2002) tekenen daarentegen een bijkomend Fig. 1: Ventraal aanzicht van het linker heupgewricht van de hond. a) ligamentum bandje dat wel duidelijk reikt tot buiten de incisura capitis ossis femoris, b) caput ossis femoris, c) acetabulum, d) bijkomend bandje, acetabuli. e) ligamentum transversum acetabuli. In het kader van operaties of artroscopie van het heupgewricht is het belangrijk te weten hoe het ligamentum capitis ossis femoris exact verloopt en of er al dan niet een bijkomend bandje aanwezig is. Het doel van dit werk is dan ook om de anatomie van het ligamentum capitis ossis femoris gedetailleerd te onderzoeken en te beschrijven en om morfometrische gegevens van dit ligament bij verschillende hondenrassen in kaart te brengen. Om een duidelijk driedimensionaal beeld van het ligament te kunnen vormen, werd een artrologisch preparaat gemaakt. Ook werd er een afgietsel van het heupgewricht gemaakt om te kunnen zien welke ruimte het ligamentum capitis ossis femoris inneemt in het gewricht en om na te gaan hoe ruim de gewrichtsholte is.
2
2. MATERIAAL EN METHODEN 2.1. AANGEWENDE DIEREN Eenenveertig geëuthanaseerde honden afkomstig uit verschillende Vlaamse dierenasielen werden gedurende het academiejaar 2008-2009 verzameld door de vakgroep Morfologie om de kadavers aan te wenden in practica. Het betrof dieren van verschillende rassen waarvan de leeftijd en de voorgeschiedenis niet bekend waren. Het ras en het gewicht konden wel worden bepaald (Tabel 1). 2.2. ANATOMISCHE DISSECTIE VAN HET HEUPGEWRICHT Van elke hond werden beide heupgewrichten (articulationes coxae) van ventromediaal uit vrijgeprepareerd. Het gewrichtskapsel werd verwijderd waardoor het ligamentum capitis ossis femoris zichtbaar werd en nauwkeurig bestudeerd kon worden. Van enkele representatieve heupgewrichten werden foto’s genomen met een digitaal fototoestel (Canon EOS 300D, Canon Belgium, Diegem, België). Daarna werd het ligamentum transversum acetabuli verwijderd en werd het ligamentum capitis ossis femoris met zijn bijkomende bandje zo precies mogelijk uitgesneden. 2.3. VERZAMELEN VAN DE GEGEVENS De craniocaudale en dorsoventrale diameter van het acetabulum (Fig. 2) en de breedte van de aanhechting ter hoogte van de femurkop en het acetabulum van het uitgesneden ligamentum capitis ossis femoris werden met een digitale schuifpasser opgemeten. Indien het mogelijk was, werden ook verschillende lengtes van het ligament opgemeten, namelijk de lengte van de aanhechting ter hoogte van de femur tot de aanhechting ter hoogte van het acetabulum (L1), de lengte van aanhechting ter hoogte van de femur tot het uiteinde van het bijkomende bandje (L2) en de lengte van het bijkomende bandje (bb) zelf (Fig. 3). Vervolgens werd het ligament gewogen en zijn volume werd bepaald door middel van de waterverdringingsmethode, uitgevoerd in een aangepaste maatcilinder (10:0,2 ml ± 0,15 ml).
bb Aanhechting acetabulum
* L1
D-V L2
Cr-Ca
Aanhechting femur
Fig. 2: Lateraal aanzicht van het linker acetabulum met aanduiding van de gemeten craniocaudale (Cr-Ca) en dorsoventrale (D-V) diameter.
Fig. 3: Schematische weergave van het uitgesneden ligamentum capitis ossis femoris met aanduiding van het bijkomende bandje (*) en weergave van de gemeten lengtes: L1, L2 en bb.
3
2.4. HISTOLOGISCH ONDERZOEK Enkele ligamenten werden een aantal dagen bij kamertemperatuur gefixeerd in 3,5% neutrale gebufferde formaldehyde. De weefsels werden vervolgens gedehydrateerd in een histokinette (STP420D, Microm International GmbH, Merelbeke, België) en nadien ingebed in paraffine met een inbedtoestel (EC 350-1, Microm International GmbH, Merelbeke, België). Om de 500 µm werd een weefselcoupe van 8 µm dikte gesneden (HM 360 microtoom, Microm International GmbH, Merelbeke, België) die werd gekleurd met haematoxyline (Hematoxylin (C.I. 75290), Merck KGaA, Darmstadt, Duitsland) en eosine (Eosine yellow (C.I. 45380), VWR international, Leuven, België). Alle coupes werden ten slotte lichtmicroscopisch onderzocht met een gemotoriseerde microscoop (Olympus BX 61, Olympus Belgium, Aartselaar, België) waaraan een digitale camera was gekoppeld (Olympus DP 50, Olympus Belgium, Aartselaar, België). Een hard, verkalkt ligament werd vooraleer te dehydrateren, ontkalkt volgens de Stewart methode (Gooding en Stewart, 1932. Vermeld in: Callis, 2002). Hierbij werd het te ontkalken weefsel in de ontkalkingsvloeistof, bestaande uit 5% mierenzuur en 5% formaldehyde in gedestilleerd water, ondergedompeld. Het weefsel bleef minstens twee dagen in de ontkalkingsvloeistof en vervolgens werd de mate van ontkalking getest met de calciumoxalaattest. Hiervoor werd 5 ml van de te testen ontkalkingsvloeistof genomen waaraan een druppel neutraalrood werd toegevoegd. Deze vloeistof werd druppelsgewijs geneutraliseerd met NaOH 8%. De vloeistof werd toegevoegd totdat de indicator omsloeg van rood naar geel. Vervolgens werd 0,1 ml ammoniumoxalaat 5% toegevoegd en werd een half uur gewacht. Wanneer de vloeistof troebel werd, duidde dit erop dat er nog calcium in het ligament aanwezig was. De ontkalkingsvloeistof werd vervolgens ververst en na enkele dagen werd de calciumoxalaattest opnieuw uitgevoerd. Dit werd herhaald totdat de ontkalkingsvloeistof na het uitvoeren van de calciumoxalaattest niet meer troebel werd, wat betekende dat het weefsel volledig ontkalkt was. Vervolgens werd het weefsel gespoeld in twee baden van 70% alcohol, elk gedurende een halve dag, waarna de dehydratatie kon worden voortgezet. 2.5. VERVAARDIGEN VAN EEN ARTROLOGISCH MUSEUMPREPARAAT Er werd een artrologisch preparaat van het heupgewricht gemaakt waarop enkel het linker os coxae, de femur, het ligamentum capitis ossis femoris met zijn bijkomende bandje en het ligamentum transversum acetabuli aanwezig waren. Hiervoor werden het linker verbeend iliosacraal gewricht en de verbeende bekkensymphyse doorgezaagd. Alle vlezige onderdelen op de femur en het heupbeen die buiten het gewrichtskapsel van het heupgewricht lagen, werden zoveel mogelijk manueel verwijderd. Vervolgens werd het gewrichtskapsel verwijderd waarna het geheel een aantal minuten in natriumhypochloriet min 42° (VWR International, Leuven, België) werd ondergedompeld om vlezige restanten te verwijderen. Daarna werd het preparaat gespoeld met leidingwater en ondergedompeld in waterstofperoxide 27,5% TL (UNIVAR Benelux, Brussel, België) dat 1:2 verdund werd met leidingwater tot ongeveer 15% om het geheel te bleken en om de laatste vlezige restanten te verwijderen. Het heupgewricht met de ligamenten zelf werd slechts enkele uren met waterstofperoxide behandeld om
4
schade te vermijden, terwijl de extra-articulaire delen enkele dagen in de vloeistof werden gehouden. Na nogmaals grondig spoelen met leidingwater werd het preparaat gedroogd in een trekschouw. 2.6. VERVAARDIGEN VAN EEN AFGIETSEL VAN HET HEUPGEWRICHT Er werd een preparaat gemaakt waarbij de gewrichtsholte van het heupgewricht gevuld werd met polymeer volgens de Batson techniek. Hierbij werd gebruik gemaakt van Batson’s #17 Plastic Replica and Corrosion Kit (VWR, Haasrode, België). Het polymeer werd bereid volgens de instructies van de fabrikant. Met gebruik van een 5 ml injectiespuit (Terumo Europe, Leuven, België) werd 5 ml base monomeer in een glazen recipiënt gedaan. Vervolgens werd 0,75 ml katalysator toegevoegd met een 1 ml glazen Pasteur pipet (VWR International, Leuven, België). Er werd met een glazen staaf een druppel groen pigment aan het mengsel toegevoegd en deze werd goed door de oplossing vermengd. Vervolgens werden twee druppels promotor toegevoegd met een Pasteur pipet, waarna het geheel goed gemengd werd met een glazen staaf. Eens de promotor was toegevoegd, begon de polymerisatie, die ongeveer vijftien minuten in beslag nam. Het heupgewricht werd van dorsolateraal uit gedeeltelijk vrijgeprepareerd totdat het gewrichtskapsel zichtbaar was. Van hieruit werd een katheter in het heupgewricht ingebracht, waarna het gewricht werd gespoeld met water om het synoviaalvocht te verwijderen. Vervolgens werd het gemaakte mengsel via de katheter ingespoten, zodanig dat er een hoge druk ontstond in het gewricht en de vloeistof zich dus zoveel mogelijk kon verspreiden. Nadien moest het polymeer uitharden gedurende vijftien minuten, maar veiligheidshalve werd er een uur gewacht vooraleer het gewricht te openen. Tijdens het uitharden werd het geheel ondergedompeld in koud water om uitdroging te voorkomen en om weefselschade door de exotherme polymerisatiereactie te verhinderen. Het heupgewricht werd vrijgeprepareerd en er werd een preparaat van gemaakt waarop enkel het linker os coxae en de femur aanwezig waren. Alle vlezige onderdelen werden zoveel mogelijk manueel verwijderd.
Vervolgens
werd
het
preparaat
gedurende
enkele
dagen
ondergedompeld
in
waterstofperoxide 27,5% TL (UNIVAR Benelux, Brussel, België), dat 1:2 verdund werd met leidingwater tot ongeveer 15% om het geheel te bleken en om de laatste vlezige restanten te verwijderen. Tot slot werd het preparaat gespoeld met leidingwater en gedroogd.
5
3. RESULTATEN 3.1. ANATOMIE VAN HET LIGAMENTUM CAPITIS OSSIS FEMORIS Het ligamentum capitis ossis femoris ontsprong ter hoogte van de fovea capitis van de femur. Het was hier cilindervormig en bestond uit één streng (Fig. 4). Op zijn verloop richting acetabulum werd het ligament breder. Het ligament “waaierde” uit en er leken meerdere kleine afsplitsingen gevormd te worden, maar de meeste van deze afsplitsingen kwamen niet los van elkaar (Fig. 5 en 6). Een uitzondering hierop werd gevormd door een afsplitsing die door de uitloper van de incisura acetabuli naar caudaal liep. Deze afsplitsing wordt in dit werk benoemd als het Fig. 4: Mediaal aanzicht van het linker caput ossis femoris. De aanhechting van het ligamentum capitis ossis femoris wordt weergegeven door de stippellijn.
bijkomende bandje. Het ligamentum capitis ossis femoris hechtte ter hoogte van het acetabulum aan in de fossa acetabuli, op de dorsale zijde van het ligamentum transversum acetabuli (Fig. 7) en in de uitloper van de incisura acetabuli aan de ventrale zijde van het os ischii (Fig. 8 en 9).
* a
a
*
*
a b
Fig. 5: Lateroventraal aanzicht van het linker heupgewricht waarbij te zien is dat het ligamentum capitis ossis femoris (a) uitwaaiert in craniocaudale richting.
Fig. 6: Cranioventraal aanzicht van het linker heupgewricht waarop het uitwaaieren van het ligamentum capitis ossis femoris (a) in dorsoventrale richting met de vorming van de verschillende “strengen” (*) duidelijk zichtbaar is.
Fig. 7: Lateroventraal aanzicht van het linker heupgewricht. Het ligamentum transversum acetabuli (a) is craniaal losgesneden, waardoor de aanhechting van het ligamentum capitis ossis femoris (b) ter hoogte van het ligamentum transversum acetabuli duidelijk zichtbaar is.
Het bijkomende bandje was aanwezig in alle onderzochte heupgewrichten. De samenstelling van het bandje was echter niet steeds dezelfde. Het bandje bestond meestal uit een afsplitsing van het ligamentum capitis ossis femoris en stond in verbinding met het ligamentum transversum acetabuli op de plaats waar de twee elkaar kruisten. Bij één hond was het bijkomende bandje in beide heupgewrichten duidelijk te scheiden van het ligamentum transversum acetabuli en was het dus enkel 6
afkomstig van het ligamentum capitis ossis femoris (Fig. 10). Bij deze hond was er ook over het verdere verloop van het ligamentum capitis ossis femoris geen verbinding met het ligamentum transversum acetabuli.
a
b
c
Fig. 8: Caudoventraal aanzicht van het rechter heupgewricht. a) ligamentum capitis ossis femoris, b) ligamentum transversum acetabuli, c) bijkomend bandje.
Fig. 9: Lateraal aanzicht van de aanhechting van het linker ligamentum capitis ossis femoris ter hoogte van het acetabulum, waarbij zeer duidelijk te zien is hoe het ligamentum capitis ossis femoris tussen het ligamentum transversum acetabuli en de caudoventrale rand van het acetabulum dringt (pijl).
Bij sommige honden vormde het bandje een overbrugging van de incisura acetabuli en liep het tot aan de craniale aanhechting van het ligamentum transversum acetabuli (Fig. 11). Het ligamentum capitis ossis femoris hechtte loodrecht op dit bijkomende bandje aan.
b b a a
Fig. 10: Ventraal aanzicht van het linker heupgewricht. Het bijkomende bandje (a) bestaat hier enkel uit het ligamentum capitis ossis femoris (b), dat niet vergroeid is met het ligamentum transversum acetabuli (verwijderd).
Fig. 11: Ventraal aanzicht van het linker heupgewricht na verwijderen van het ligamentum transversum acetabuli. Hier vormt het bijkomende bandje (a) eerder een aanhechtingsplaats voor het ligamentum capitis ossis femoris (b), dan dat het er een onderdeel van is. 7
Bij één hond bestond het bijkomende bandje uit meerdere strengen. Hierbij volgde één streng het verloop van het ligamentum transversum acetabuli en hechtte craniaal op dezelfde plaats aan als het ligamentum transversum acetabuli. Een tweede streng vormde een afsplitsing van het ligamentum capitis ossis femoris, terwijl nog een andere streng de incisura overbrugde en iets meer ventraal aanhechtte dan het ligamentum transversum acetabuli. Het ligamentum capitis ossis femoris hechtte loodrecht op dit laatste bandje aan (Fig. 12 en 13). Het bijkomende bandje hechtte steeds aan op het uiteinde van de uitloper van de incisura acetabuli aan de ventrale zijde van het os ischii en had buiten deze aanhechting op zijn verloop door de incisura geen verbindingen met het periost.
d b
c
b
a a Fig. 13: Ventraal aanzicht van het rechter heupgewricht. Het ligamentum transversum acetabuli is craniaal losgesneden en teruggeslagen (a), het deel van het bijkomende bandje dat ook op deze plaats aanhechtte (b) is gescheiden van het ligamentum transversum acetabuli, en het andere deel van het bijkomende bandje (c) afkomstig van het ligamentum capitis ossis femoris (d) is zichtbaar.
Fig. 12: Ventraal aanzicht van het rechter heupgewricht waarop duidelijk zichtbaar is dat het bijkomende bandje (a) het ligamentum transversum acetabuli (b) volgt.
Bij één hond was er een verkalkt ligamentum transversum acetabuli aanwezig. Hoewel het ligamentum capitis ossis femoris en het bijkomende
bandje
verbonden
waren
met
het
transversum acetabuli waren zij niet verbeend (Fig. 14).
ligamentum
a
Fig. 14: Caudoventraal aanzicht van het linker heupgewricht met een verbeend ligamentum transversum acetabuli (a).
8
3.2. AFMETINGEN VAN HET LIGAMENTUM CAPITIS OSSIS FEMORIS Het gewicht en volume van het ligamentum capitis ossis femoris en de lengte van het bijkomende bandje worden samen met het gewicht van de honden weergegeven in Tabel 1 en 2. In alle tabellen worden steeds de gemiddelde waarden per ras weergegeven met de standaarddeviatie (sd), de minimum waarde (min), de maximum waarde (max) en het aantal onderzochte dieren of gewrichten (N). Tabel 1: Gemiddeld gewicht van de honden en gewicht van het ligamentum capitis ossis femoris per ras. Ras
American Staffordshire Terrier Beauceron Berner Sennenhond Cairn Terrier Canis vulgaris Duitse Herder Dwergpinscher Engelse Bulldog Engelse Cocker Spaniel Golden Retriever Groenendaeler Jack Russell Terrier Labrador Retriever Mechelse Herder Rottweiler Tervuerense Herder
Gewicht hond (kg) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal dieren
Gewicht ligament (g) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
24,8 ± 4,1 (20,5−31,5), N = 5 32,0; N = 1 32,0; N = 1 9,0; N = 1 16,1 ± 10,1 (7,0−32,0), N = 10 29,7 ± 1,8 (28,0−31,5), N = 3 10,0; N = 1 23,5; N = 1 20,0; N = 1 37,0; N = 1 31,5 ± 4,2 (28,5−34,5), N = 2 8,1 ± 2,1 (4,5−10,5), N = 6 26,5 ± 0,9 (25,5−27,0), N = 3 20,0; N = 1 38,5 ± 7,4 (33,5−47,0), N = 3 35,0; N = 1
0,72 ± 0,09 (0,60−0,90), N = 10 1,07 ± 0,09 (1,00−1,13), N = 2 1,12 ± 0,07 (1,07−1,17), N = 2 0,25 ± 0,04 (0,22−0,27), N = 2 0,52 ± 0,35 (0,18−1,10), N = 17 1,00 ± 0,13 (0,79−1,17), N = 6 0,16; N = 1 0,41; N = 1 0,39 ± 0,04 (0,36−0,41), N = 2 0,93 ± 0,01 (0,92−0,94), N = 2 0,94 ± 0,29 (0,70−1,33), N = 4 0,19 ± 0,08 (0,09−0,33), N = 10 0,63 ± 0,10 (0,51−0,76), N = 5 0,72; N = 1 1,20 ± 0,44 (0,82−1,79), N = 6 1,46; N = 1
Tabel 2: Gemiddeld volume van het ligamentum capitis ossis femoris en gemiddelde lengte van het bijkomende bandje (bb) per ras. Ras
American Staffordshire Terrier Beauceron Berner Sennenhond Cairn Terrier Canis vulgaris Duitse Herder Dwergpinscher Engelse Bulldog Engelse Cocker Spaniel Golden Retriever Groenendaeler Jack Russell Terrier Labrador Retriever Mechelse Herder Rottweiler Tervuerense Herder
Volume ligament (ml) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
Lengte van bb (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
0,63 ± 0,10 (0,45−0,80), N = 10 0,99 ± 0,01 (0,98−0,99), N = 2 1,01 ± 0,16 (0,90−1,12), N = 2 0,43 ± 0,31 (0,10−1,00), N = 17 0,90 ± 0,14 (0,70−1,10), N = 6 0,10; N = 1 0,38; N = 1 0,31 ± 0,01 (0,30−0,32), N = 2 0,99 ± 0,01 (0,98−1,00), N = 2 0,79 ± 0,23 (0,60−1,10), N = 4 0,16 ± 0,05 (0,08−0,24), N = 10 0,59 ± 0,08 (0,50−0,70), N = 5 0,70; N = 1 1,13 ± 0,37 (0,80−1,62), N = 6 1,38; N = 1
13,37 ± 3,11 (8,70−18,22), N = 10 15,25 ± 0,16 (15,13−15,36), N = 2 14,62 ± 1,04 (13,88−15,35), N = 2 12,35 ± 3,17 (8,03−18,09), N = 15 17,19 ± 2,44 (12,55−19,12), N = 6 13,38; N = 1 11,86 ± 1,41 (10,86−12,85), N = 2 10,55 ± 0,94 (9,88−11,21), N = 2 13,69 ± 0,75 (12,72−14,56), N = 4 9,15 ± 2,87 (4,47−12,62), N = 7 11,65 ± 1,45 (9,50−12,58), N = 4 10,37; N = 1 17,13 ± 1,83 (15,43−19,85), N = 6 15,23; N = 1
9
In Tabel 3 en 4 worden de verschillende lengtes van het ligamentum capitis ossis femoris en de breedtes van de aanhechting van het ligament ter hoogte van het acetabulum en de femur weergegeven.
Tabel 3: Gemiddelde lengtes (L1 en L2) van het ligamentum capitis ossis femoris per ras. Ras
American Staffordshire Terrier Beauceron Berner Sennenhond Cairn Terrier Canis vulgaris Duitse Herder Dwergpinscher Engelse Bulldog Engelse Cocker Spaniel Golden Retriever Groenendaeler Jack Russell Terrier Labrador Retriever Mechelse Herder Rottweiler Tervuerense Herder
L1 (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
L2 (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
15,08 ± 3,27 (8,92−19,14), N = 10
25,51 ± 3,68 (20,81−32,59), N = 10
14,90 ± 0,53 (14,52−15,27), N = 2 13,97 ± 0,18 (13,84−14,10), N = 2 12,70 ± 4,37 (6,98−19,69), N = 15 14,34 ± 1,19 (13,03−15,90), N = 4 17,14 ± 6,14 (12,80−21,48), N = 2 15,06 ± 1,80 (13,78−16,33), N = 2 14,47 ± 1,17 (13,64−15,30), N = 2 11,06 ± 3,20 (7,24−18,03), N = 9 16,46 ± 3,00 (12,22−18,67), N = 4 12,76; N = 1 16,15 ± 5,67 (9,62−23,70), N = 6 12,55; N = 1
29,01 ± 5,30 (25,26−32,76), N = 2 27,04 ± 4,04 (24,18−29,90), N = 2 23,17 ± 6,78 (15,71−35,96), N = 14 31,29 ± 1,46 (29,61−33,09), N = 4 24,02 ± 2,36 (22,35−25,69), N = 2 23,68 ± 0,69 (23,19−24,17), N = 2 26,29 ± 0,19 (26,15−26,42), N = 2 15,78 ± 3,16 (11,67−21,26), N = 8 26,18 ± 0,89 (25,18−27,16), N = 4 24,91; N = 1 30,35 ± 3,97 (25,10−36,79), N = 6 30,82; N = 1
Tabel 4: Gemiddelde afmetingen van de aanhechting van het ligamentum capitis ossis femoris ter hoogte van het acetabulum en ter hoogte van de femur per ras. Ras
American Staffordshire Terrier Beauceron Berner Sennenhond Cairn Terrier Canis vulgaris Duitse Herder Dwergpinscher Engelse Bulldog Engelse Cocker Spaniel Golden Retriever Groenendaeler Jack Russell Terrier Labrador Retriever Mechelse Herder Rottweiler Tervuerense Herder
Aanhechting acetabulum (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
Aanhechting femur (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
28,97 ± 4,09 (24,31−36,13), N = 8
10,46 ± 2,35 (7,77−14,04), N = 10
28,16 ± 5,38 (24,35−31,96), N = 2 33,78 ± 0,52 (33,41−34,14), N = 2 24,90 ± 7,74 (17,05−37,58), N = 13 31,45 ± 5,70 (21,98−36,53), N = 5 25,71 ± 4,14 (22,78−28,63), N = 2 33,69 ± 0,66 (33,22−34,15), N = 2 26,55 ± 3,47 (24,09−29,00), N = 2 16,92 ± 3,55 (11,69−22,43), N = 9 26,95 ± 2,96 (23,78−30,15), N = 4 25,78; N = 1 33,82 ± 4,00 (28,63−36,86), N = 6 32,74; N = 1
6,49 ± 0,30 (6,27−6,70), N = 2 10,27 ± 1,16 (9,45−11,09), N = 2 7,48 ± 2,48 (4,63−12,23), N = 15 9,15 ± 2,21 (7,28−12,74), N = 5 6,22 ± 2,65 (4,34−8,09), N = 2 8,30 ± 0,93 (7,64−8,95), N = 2 8,51 ± 0,13 (8,42−8,60), N = 2 6,63 ± 1,30 (4,39−8,38), N = 9 8,16 ± 1,56 (6,74−10,38), N = 4 10,22; N = 1 9,71 ± 1,94 (7,00−12,61), N = 6 9,20; N = 1
10
De afmetingen van het acetabulum zijn weergegeven in Tabel 5. In Fig. 15 is de relatie tussen het gewicht van de honden en het gewicht en volume van het ligamentum capitis ossis femoris weergegeven. Tabel 5: Gemiddelde diameters van het acetabulum (Cr-Ca = craniocaudaal, D-V = dorsoventraal) per ras. Ras
Cr-Ca (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
D-V (mm) gemiddelde ± sd (min−max), N = aantal gewrichten
20,80 ± 1,61 (19,29−22,96), N = 10
18,91 ± 2,16 (16,11−22,09), N = 10
24,39 ± 0,05 (24,35−24,42), N = 2 23,83 ± 0,17 (23,71−23,95), N = 2 19,07 ± 4,68 (14,35−27,71), N = 17 24,20 ± 0,63 (23,26−24,74), N = 6 13,14; N = 1 18,33; N = 1 17,92 ± 0,19 (17,78−18,05), N = 2 22,94 ± 0,93 (22,28−23,60), N = 2 21,40 ± 0,30 (21,04−21,75), N = 4 14,37 ± 1,25 (11,77−15,72), N = 10 19,59 ± 1,09 (18,62−21,08), N = 5 19,91; N = 1 24,05 ± 1,88 (22,32−26,82), N = 6 -
22,12 ± 1,56 (21,02−23,22), N = 2 22,12 ± 0,21 (21,97−22,26), N = 2 17,30 ± 4,06 (12,89−25,11), N = 17 21,99 ± 1,34 (20,55−24,03), N = 6 12,70; N = 1 17,21; N = 1 16,62 ± 0,34 (16,38−16,86), N = 2 21,05 ± 0,66 (20,58−21,52), N = 2 19,66 ± 1,06 (18,84−21,14), N = 4 12,88 ± 1,18 (10,54−14,40), N = 10 17,51 ± 0,85 (16,14−18,47), N = 5 18,89; N = 1 21,93 ± 1,83 (20,02−24,65), N = 6 -
American Staffordshire Terrier Beauceron Berner Sennenhond Cairn Terrier Canis vulgaris Duitse Herder Dwergpinscher Engelse Bulldog Engelse Cocker Spaniel Golden Retriever Groenendaeler Jack Russell Terrier Labrador Retriever Mechelse Herder Rottweiler Tervuerense Herder
2,0
Gewicht lcof (g)
1,8
Volume lcof (ml)
1,6
Meetwaarden
1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0,0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Gew icht hond (kg)
Fig. 15: Relatie tussen het gewicht van de hond en het gewicht en het volume van het ligamentum capitis ossis femoris (respectievelijk gewicht lcof en volume lcof).
11
3.3.
HISTOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN Het ligamentum capitis ossis femoris bestond voornamelijk uit collageen bindweefsel. Ook waren er redelijk veel vetcellen en bloedvaten aanwezig (Fig. 16).
*
In het verkalkte ligamentum transversum acetabuli was beenvorming aanwezig.
*
Fig. 16: Histologisch beeld van het ligamentum capitis ossis femoris, met aanduiding van enkele bloedvaten (pijl) en vetcellen (*). 3.4. ARTROLOGISCH MUSEUMPREPARAAT In Fig. 17 is het artrologisch museumpreparaat weergegeven. 3.5. AFGIETSEL VAN HET HEUPGEWRICHT Het afgietsel van het heupgewricht is weergegeven in Fig. 18.
a c b
Fig. 17: Ventraal aanzicht van het artrologisch preparaat, waarbij het verloop van de ligamenten van het heupgewricht duidelijk zichtbaar is. a) ligamentum capitis ossis femoris, b) bijkomende bandje, c) ligamentum transversum acetabuli.
Fig. 18: Caudaal aanzicht van het caput ossis femoris, met een afgietsel van de gewrichtsholte (donkergroen). De niet gevulde ruimte (pijl) binnen dit afgietsel werd ingenomen door het ligamentum capitis ossis femoris.
12
4. DISCUSSIE De anatomie van het ligamentum capitis ossis femoris was typisch zoals weergegeven in Fig. 8. Met uitzondering van één hond hechtte het ligamentum capitis ossis femoris bij alle honden tevens aan op het ligamentum transversum acetabuli. Dit werd tot nog toe enkel beschreven door Evans (1993). Bij alle honden was het bijkomende bandje aanwezig en liep het naar caudaal door de uitloper van de incisura acetabuli aan de ventrale zijde van het os ischii. Het bijkomende bandje verliep dus zoals het is getekend door Budras en Reese (2002). In andere anatomiehandboeken (Adams, 1986; Nickel et al., 1986; Evans, 1993; Barone, 2000; Liebich et al., 2004) wordt het bijkomende bandje niet als dusdanig getekend of beschreven. Het is belangrijk te weten dat er een bijkomend bandje aanwezig is. Indien men namelijk niet van het bestaan van dit bandje afweet, zou het weleens beschadigd kunnen worden tijdens ingrepen ter hoogte van het heupgewricht. Het museumpreparaat dat werd gemaakt geeft een goede driedimensionale weergave van het ligamentum capitis ossis femoris zoals dit bij de meeste honden voorkomt. Het zou dus gebruikt kunnen worden als hulpmiddel bij het bepalen van een benadering van het heupgewricht voor bijvoorbeeld artroscopie of operaties. Aangezien er nog geen naam bestaat voor het bijkomende bandje, zou het praktischer zijn om dit bandje concreet te benoemen zodat niet steeds een uitgebreide beschrijving van dit ligament nodig is als men het wil aanduiden. Een voorstel voor de benaming van het bijkomende bandje is ligamentum capitis ossis femoris accessorium. Hierbij is rekening gehouden met de richtlijnen die vermeld staan in de Nomina Anatomica Veterinaria (2005). De benaming moet zo kort en eenvoudig mogelijk zijn, maar tegelijkertijd ook instructief en beschrijvend. De voorgestelde benaming is zeer beschrijvend, wat wel ten koste gaat van de lengte van de benaming. Belangrijk is dat het ligamentum capitis ossis femoris accessorium niet verward wordt met het ligamentum accessorium ossis femoris. Dit laatste ligament komt namelijk enkel voor bij het paard en het konijn en vormt een verbinding tussen de musculus rectus abdominis en de fovea capitis (Barone, 2000; Liebich et al., 2004; Nomina Anatomica Veterinaria, 2005). Het volume en het gewicht van het ligamentum capitis ossis femoris stegen met toenemend gewicht van de honden (Fig. 15). Er zijn echter enkele rasverschillen terug te vinden betreffende het volume en het gewicht van het ligamentum capitis ossis femoris. Het volume en het gewicht van het ligament waren bij de Mechelse Herder namelijk hoger en bij de Golden Retriever lager dan zou worden verwacht uit de gewichten van deze rassen. Een belangrijke verklaring hiervoor kan zijn dat er van beide rassen slechts één hond werd onderzocht. Het ligamentum capitis ossis femoris bevatte een variabele hoeveelheid aan vet, dat moeilijk te verwijderen was. Dit kan geleid hebben tot afwijkingen in de metingen. Over het volume van het ligamentum capitis ossis femoris bij de verschillende rassen zijn niet veel gegevens beschikbaar. Bij de Labrador Retriever worden gemiddelde volumes variërend van 0,53 tot 0,62 ml gerapporteerd (Lust et al., 1980; Lust en Summers, 1981; Burton-Wurster et al., 1999). Bij de Duitse Herder wordt een 13
gemiddelde waarde gemeld van 0,82 ml (Mande et al., 2003). In deze masterproef werden bij de Labrador Retriever en de Duitse Herder volumes gemeten van respectievelijk 0,59 ml en 0,90 ml. Deze waarden stemmen dus overeen, ondanks het feit dat het niet duidelijk is of het bijkomende bandje in de geciteerde onderzoeken ook is meegerekend in het volume en of het vet al dan niet werd verwijderd van het ligamentum capitis ossis femoris. Wanneer men de lengte van het bijkomende bandje bekijkt bij de verschillende rassen, is de algemene trend dat de lengte van het bijkomende bandje toeneemt met het gemiddelde gewicht van de rassen. Rassen die hierop een uitzondering vormen zijn de Duitse Herder, de Labrador Retriever en de Golden Retriever. Bij de Duitse Herder was het bijkomende bandje langer dan bij het gewicht van dit ras werd verwacht, terwijl het bandje bij de Labrador Retriever en de Golden Retriever korter was dan werd verwacht. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de lengte van het bijkomende bandje gerelateerd is aan de grootte van het acetabulum. Het acetabulum was bij de Duitse Herder in relatie tot zijn gewicht namelijk groter in vergelijking met de andere rassen en bij de Labrador Retriever en de Golden Retriever was het acetabulum kleiner. Nog een verklaring voor eventuele afwijkingen is dat er dieren onderzocht zijn van verschillende leeftijden. Het is mogelijk dat de afmetingen van het ligamentum capitis ossis femoris en zijn bijkomende bandje tijdens de groei en tijdens het verouderen zich anders tot elkaar verhouden dan bij een hond op middelbare leeftijd. Hier is in dit onderzoek geen rekening mee gehouden, omdat de leeftijden van de aangewende dieren niet bepaald konden worden. Uit deze studie is duidelijk gebleken dat er in alle heupgewrichten een bijkomend bandje aanwezig is dat verbinding heeft met het ligamentum capitis ossis femoris. De oorsprong van dit bandje is echter niet steeds gelijk. Ook is gebleken dat de afmetingen van het ligamentum capitis ossis femoris toenemen met stijgend gewicht van de honden, met uitzondering van enkele hondenrassen. In de toekomst zou het interessant zijn om te onderzoeken of het bijkomende bandje een specifieke functie heeft in het heupgewricht.
14
5. LITERATUURLIJST −
Adams D.R. (1986). Musculoskeletal System. In: Adams D.R. (Editor), Canine Anatomy, 1st edition, The Iowa State University Press, Ames, pp. 83-89.
−
Barone R. (2000). Arthrologie et myologie. In: Barone R. (Editor), Anatomie comparée des mammifères domestiques, Tome II, 4ième edition, Editions Vigot, Paris, pp. 251-261.
−
Budras K.D., Reese S. (2002). Synovial structures of the pelvic limb. In: Budras K.D. (Editor), Anatomy of the Dog, 4th edition, Schlütersche, Hannover, pp. 86-87.
−
Burton-Wurster N., Farese J.P., Todhunter R.J., Lust G. (1999). Site-specific variation in femoral head cartilage composition in dogs at high and low risk for development of osteoarthritis: insights into cartilage degeneration. Osteoarthritis and Cartilage 7, 486-497.
−
Den
Ouden
I.
(2008).
Anatomische
variabiliteit
van
het
heupgewricht
bij
de
hond.
Masterproef deel I, Universiteit Gent, Faculteit Diergeneeskunde, Merelbeke, pp. 7-9. −
Evans H.E. (1993). Arthrology. In: Evans H.E. (Editor), Miller’s anatomy of the dog, 3rd edition, W.B. Saunders Company, London, pp. 244-246.
−
Gooding H., Stewart D. (1932). A comparative study of histological preparations of bone which have been treated with different combinations of fixatives and decalcifying fluids. The Laboratory Journal 7, 55. Bron: Callis G.M. (2002). Bone. In: Bancroft J.D., Gamble M. (Editors), Theory and Practice of Histological Techniques, 5th edition, Elsevier, Churchill Livingstone, London, pp. 269-301.
−
Liebich H.G., König H.E., Maierl J. (2004). Hindlimb or pelvic limb (membra pelvina). In: König H.E., Liebich H.G. (Editors), Veterinary Anatomy of Domestic Mammals - Textbook and Colour Atlas, Schattauer, Stuttgart, pp. 197-220.
−
Lust G., Beilman W.T., Dueland D.J., Farrell P.W. (1980). Intra-articular volume and hip joint instability in dogs with hip dysplasia. The Journal of Bone and Joint Surgery 62-A, 576-582.
−
Lust G., Summers B.A. (1981). Early, asymptomatic stage of degenerative joint disease in canine hip joints. American Journal of Veterinary Research 42, 1849-1855.
−
Mande J.D., Mbithi P.M.F., Mbugua S.W., Buoro I.B.J., Gathumbi P.K. (2003). Volume of the ligamentum capitis femoris in osteoarthritic hip joints of adult dogs. Journal of the South African Veterinary Association 74, 11-13.
−
Nickel R., Schummer A., Seiferle E., Frewein J., Wilkens H., Wille K.H. (1986). The locomotor system of the domestic animals. In: Nickel R., Schummer A., Seiferle E. (Editors), The anatomy of the domestic animals, vol.1, Verlag Paul Parey, Berlin, pp. 75-204.
−
Nomina Anatomica Veterinaria (2005). International Committee on Veterinary Gross Anatomical Nomenclature,
5th
edition,
Hannover,
Columbia,
Gent,
Sapporo.
Internetreferentie:
http://www.wava-amav.org.
15