Uitwerking Uitvoeringsplan Meedoen 2012: Bijzondere Bijstand
Gemeente Deventer Mei 2012
1
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Achtergrond 1.2 Toezeggingen aan de raad 1.3 Toekomst bijzondere bijstand
4 4 5
Hoofdstuk 2: Effecten van bezuinigingen 2.1 Uitgangspunten minimabeleid 2.2 Wijzigingen in Wet Werk en Bijstand per 2012 2.3 Motie Sterk 2.4 Ontwikkelingen binnen de G32 2.5 Monitoring armoede in Deventer 2.6 Minima Effect Rapportage 2.7 Andere mogelijkheden om de effecten van bezuinigingen te verzachten
6 6 7 7 7 7 8
Hoofdstuk 3: Beleidsvoorstellen bijzondere bijstand 3.1 Voorstellen tot versobering van bestaand beleid 3.2 Voorstellen tot ontwikkeling van nieuw begunstigend beleid
10 11
Bijlage 1: Begroting minimabeleid 2011 Bijlage 2: Bezuinigingen en begroting minimabeleid 2012 Bijlage 3: Wat is bijzondere bijstand? Bijlage 4: Minimascan 2011 Bijlage 5: Bewindvoerings- en inrichtingskosten Bijlage 6: Uitwerking voorstel vrij te laten bescheiden vermogen Bijlage 7: Uitwerking kleinere voorstellen tot versobering Bijlage 8: Uitwerking voorstel alarmsystemen Bijlage 9: Uitwerking voorstel eigen bijdrage kinderopvang en kwijtschelding Bijlage 10: Uitwerking voorstel eigen bijdrage(n) psychotherapie
13 14 16 20 21 26 28 31 32 35
2
Voorwoord Bij de totstandkoming van het ‘Uitvoeringsprogramma armoedebeleid 2012’ zijn voorstellen gedaan om de – vanuit een Kwestie van Kiezen - opgelegde bezuiniging van € 368.000,- te realiseren. Met de gedane voorstellen heeft de raad in februari 2012 ingestemd. Daar bovenop heeft de gemeente binnen het minimabeleid te maken (gekregen) met een extra rijksbezuiniging als gevolg van het invoeren van een maximale inkomensgrens van 110% op gemeentelijke minimaregelingen. Ook de komende periode zal de gemeente steeds meer geconfronteerd worden met afnemende budgetten. Het rijk voert stevige bezuinigingen door. Dit zal ook consequenties hebben voor personen met een laag inkomen, de minima. Deze kwetsbare doelgroep willen wij als gemeente niet uit het oog verliezen. Een extraatje in de vorm van een langdurigheidstoeslag of een verstrekking via de bijzondere bijstand kan voor sommigen net het verschil betekenen tussen het hoofd net boven water kunnen houden of kopje ondergaan. Dit laatste willen we vanzelfsprekend voorkomen, al merken we wel dat sommige mensen door een stapeling van bezuinigingen steeds moeilijker rond kunnen komen. In dit document, genaamd “Uitwerking Uitvoeringsplan Meedoen 2012: Bijzondere Bijstand” worden daarom gericht voorstellen gedaan om de gevolgen van een stapeling van effecten (ten aanzien van specifieke kostensoorten) te verzachten. Hiermee proberen we te voorkomen dat mensen tussen wal en schip raken en willen we juist stimuleren dat mensen blijven meedoen. Minimabeleid is onderdeel van het programma Meedoen. De visie, uitgangspunten en doelstellingen op het terrein van ‘meedoen’ zijn neergelegd in een overkoepelende nota, genaamd ‘Samen sterk in mensenwerk. De Deventer visie op meedoen voor de periode 2012-2015’. De visie op Meedoen bevat twee belangrijke elementen, namelijk zelfredzaamheid/eigen kracht en daarnaast Meedoen/ wederkerigheid. De visie op het lokale armoedebeleid maakt onderdeel uit van de overkoepelende visie op Meedoen. Onderhavig plan is een uitwerking van het (concept) uitvoeringsplan Meedoen 2012. In Deventer gaan we ervan uit dat iedereen het recht heeft op niet alleen de minimale levensbehoeften als voeding, woning en kleding maar ook op een goede sociale omgeving. Daarnaast vinden we dat mensen zich optimaal moeten kunnen ontplooien en dat zij hun persoonlijke kwaliteiten moeten kunnen ontwikkelen. We denken meer te kunnen bereiken door te denken en werken vanuit de mogelijkheden en talenten van mensen. De gemeente wil de eigen kracht van mensen ondersteunen. Ik geloof in de kracht van mensen en in de kracht van de Deventer samenleving. Daarom wordt voortaan niet meer gesproken van armoedebeleid maar van minimabeleid, omdat onze minima als persoon centraal staat en niet zozeer de armoede waarin hij verkeert. De kwaliteiten en talenten van onze inwoners hebben we als lokale samenleving ook nodig om samen te kunnen groeien en voor elkaar te blijven zorgen. In dat kader staat natuurlijk de eigen verantwoordelijkheid van burgers voorop. Degenen die moeite hebben om de weg te vinden naar gemeentelijke voorzieningen of regelingen, dienen we daarbij te ondersteunen. Juist in tijden van recessie is het van belang om de groep mensen met een kleine portemonnee te wijzen op het bestaan van zowel inkomensondersteunende als participatiebevorderende regelingen. Hiervoor maakt de gemeente dankbaar gebruik van professionele organisaties en hulpverleners, maar ook van vele vrijwilligers. Deze inzet is onmisbaar en noodzakelijk. Samen zijn we sterk in mensenwerk!
Namens het College van burgemeester en wethouders
Margriet de Jager, Wethouder Meedoen
3
Hoofdstuk 1: Inleiding Dit document heeft de titel “Uitwerking Uitvoeringsplan Meedoen 2012: Bijzondere Bijstand” meegekregen. De reden om niet meer een apart beleidsplan voor de bijzondere bijstand op te stellen, ligt in het feit dat er een concept Meedoen-Beleidsplan is opgesteld waartoe ook het minimabeleid behoort 1 . Voor 2012 is een concept Meedoen Uitvoeringsplan opgesteld, waarbij wordt ingegaan op de verschillende activiteiten op het gebied van Meedoen, waaronder ook voor het minimabeleid. De beleidsvoorstellen ten aanzien van de bijzondere bijstand zijn feitelijk een invulling van de activiteiten die zijn benoemd in het concept Meedoen Uitvoeringsplan 2012.
1.1 Achtergrond Bezuinigingen 2011 In de ‘Beleidsnota armoedebeleid in Deventer voor het jaar 2011’ is – naast een evaluatie van het beleid over de jaren 2008-2010 – beleid beschreven voor het jaar 2011. Eind 2010 – toen deze beleidsnota geschreven werd – was nog onduidelijk welke bezuinigingen het minimabeleid zouden treffen. Daarom wilde het college de beleidsnota slechts voor één jaar vaststellen. Daarbij is een drietal financiële scenario’s beschreven met elk hun eigen begroting. Besloten is om voor het budgetneutrale scenario te kiezen. Zie hiervoor de begroting als weergegeven in bijlage 1. Het beschikbare budget is daarbij het uitgangspunt voor de begroting geweest, waarbij onder meer een verschuiving tussen een aantal kostenposten heeft plaats gevonden (bijv. als het gevolg van het laten vervallen van de Bijdrageregeling 65+). In de begroting is tevens een bedrag van € 300.000,- in mindering gebracht op het budget bijzondere bijstand. Dit kwam omdat er binnen de beschikbare middelen gebleven moest worden, terwijl er feitelijk in 2010 reeds meer werd uitgegeven dan er beschikbaar was. Hierdoor moest er een bezuiniging gerealiseerd worden op de bijzondere bijstand, welke ingevuld zou worden door het beleid ten aanzien van bewindvoeringskosten en inrichtingskosten te wijzigen. Deze beleidsaanpassingen zijn tot op heden nog niet gerealiseerd. In dit plan worden voorstellen gedaan om de bezuiniging van € 300.000,- deels te realiseren. Bezuinigingen 2012 In het ‘Uitvoeringsprogramma armoedebeleid 2012’ zijn voorstellen gedaan om de - vanuit een Kwestie van Kiezen - opgelegde bezuiniging van € 368.000,- binnen het minimabeleid door te voeren. Daarnaast is door de invoering van de aangescherpte Wet Werk en Bijstand (WWB) door het rijk bepaald dat gemeenten een maximale inkomensgrens van 110% mogen hanteren bij (categoriale) gemeentelijke minimaregelingen. Als gevolg hiervan heeft het rijk een korting aan de gemeente Deventer opgelegd van € 240.000,-. Tot slot heeft Deventer voor 2012 een extra budget ontvangen van € 567.000,- omdat het rijk in 2012 en daarna een groter beroep op de individuele bijstand verwacht en de inkomenspositie van kwetsbaren wil verbeteren. Een deel van de verkregen middelen wordt aangewend om de opgelegde korting te dekken. Er blijft een bedrag van € 489.500,- over, hetgeen is toegevoegd aan het budget voor individuele bijzondere bijstand. Zie voor een overzicht van de bezuinigingen en de begroting van het minimabeleid 2012 bijlage 2. Daarnaast zal een bedrag van € 38.000,- aan het budget individuele bijzondere bijstand worden toegevoegd om te betrekken bij de kosten voor kinderopvang. Er zijn nog geen concrete voorstellen gedaan hoe de verkregen rijksmiddelen ingezet kunnen worden. In dit plan worden voorstellen gedaan om de verkregen middelen in te zetten.
1.2 Toezeggingen aan de raad Bij de behandeling van het ‘Uitvoeringsplan armoedebeleid 2012’ is door het college toegezegd om vóór de behandeling van de Voorjaarsnota 2012 een beleidsplan individuele bijzondere bijstand aan de raad voor te leggen, waarin nadere keuzes zijn gemaakt/uitgewerkt inzake de toepassing van: 1. de effecten van de maatregelen o.a. ten gevolge van de invoering van de aangescherpte WWB (incl. motie Sterk); en 2. de individuele bijzondere bijstand.
1
Het Meedoen-beleidsplan en het Meedoen-uitvoeringsplan moeten ten tijde van het opstellen van dit document nog definitief worden vastgesteld door de raad.
4
Ad 1: Effecten van bezuinigingen In dit document worden voorstellen gedaan om het effect als gevolg van een stapeling van bezuinigingen te verzachten. Deze voorstellen hebben betrekking op de individuele bijzondere bijstand. Op dit moment is nog niet bekend welke groepen in Deventer getroffen worden door een stapeling van bezuinigingen en in welke mate. Om dit inzicht te verkrijgen, zal de Minima Effect Rapportage (MER) worden gebruikt. Ten tijde van het opstellen van dit document wordt door het NIBUD gewerkt aan de MER voor Deventer. De resultaten van de MER worden eind april 2012 verwacht. Helaas kunnen de uitkomsten van de MER hierdoor niet worden meegenomen bij de totstandkoming van onderhavig document. Op het moment dat dit document in de raad besproken wordt, zullen de resultaten van de MER echter wel bekend zijn en kunnen desgewenst betrokken worden bij de besluitvorming omtrent dit stuk. Als uit de MER blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de effecten van de bezuinigingen te compenseren, dan zal bekeken moeten worden welke mogelijkheden hiervoor zijn. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de gevolgen van de gewijzigde WWB en worden manieren beschreven waarop deze nadelige effecten tegengegaan/verzacht kunnen worden. Ad 2: Voorstellen individuele bijzondere bijstand In hoofdstuk 3 van dit document worden concrete beleidsvoorstellen voor de toepassing van de individuele bijzondere bijstand gedaan, die enerzijds toezien op een nadere invulling van de bezuiniging op de bijzondere bijstand uit 2011 en die anderzijds toezien op nieuw te ontwikkelen beleid in het kader van de verkregen rijksmiddelen.
1.3 Toekomst bijzondere bijstand In de loop van 2012 zal een start worden gemaakt met het doorvoeren van de kanteling – zoals deze ook binnen de WMO gaande is – op de bijzondere bijstand. Dit betekent dat het totale beleid onder de loep zal worden genomen, waarbij gekeken wordt welke voorzieningen collectief gemaakt kunnen worden en welke kostensoorten individueel aangeboden moeten worden. Ook wordt de leefomgeving van de betrokkene betrokken, voordat een aanvraag bijzondere bijstand kan worden ingediend en zal worden toegekend. Eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid zijn kernbegrippen die binnen de bijzondere bijstand een rol gaan spelen.
5
Hoofdstuk 2: Effecten van bezuinigingen 2.1 Uitgangspunten minimabeleid Binnen het minimabeleid wordt middels inkomensondersteunende en participatiebevorderende maatregelen “meedoen” gestimuleerd. Als een tekort aan financiële middelen het meedoen belemmert, dan zijn er binnen het minimabeleid compenserende regelingen voorhanden. Daarnaast wil de gemeente een zogenaamde “armoedeval” tegengaan. Van een armoedeval kan sprake zijn als mensen ervan afzien (meer) te gaan werken omdat zij er, als gevolg van een (gedeeltelijk) verlies van hun aanspraken op bijvoorbeeld huurtoeslag, weinig of niets in inkomen op vooruit gaan. Door minimaregelingen niet enkel voor bijstandsgerechtigden te laten gelden, maar ook voor mensen met een inkomen boven bijstandsniveau (max. 110%), wordt voorkomen dat er een armoedeval optreedt. Tot slot zijn de regelingen binnen het minimabeleid bedoeld als vangnet binnen het sociale domein, zodat de effecten als gevolg van een stapeling van bezuinigingen verzacht kunnen worden. Om armoede tegen te gaan en deelname aan de samenleving te bevorderen kent de gemeente Deventer de volgende minimaregelingen binnen het minimabeleid: • Duurzame Gebruiksgoederenregeling (65+) • Langdurigheidstoeslag • Individuele bijzondere bijstand • Salland Optimaal verzekering • Rechtop! (Financiële Regeling en Beweging) • Stichting Leergeld In bijlage 3 wordt nader ingegaan op de bijzondere bijstand als onderdeel van de inkomensondersteunende maatregelen. Er wordt uitleg gegeven aan wat bijzondere bijstand precies is, voor welke kostensoorten bijzondere bijstand verstrekt kan worden en onder welke voorwaarden. Ook wordt het financiële kader rondom de bijzondere bijstand geschetst.
2.2 Wijzigingen in Wet Werk en Bijstand per 2012 De aanscherping van de WWB per 1 januari 2012 leidt voor bepaalde belanghebbenden tot een verslechtering van de rechtspositie. De wijzigingen binnen de WWB zullen met name ingrijpende consequenties hebben voor gezinnen die worden gevormd door drie of meer meerderjarige gezinsleden. Om te voorkomen dat dergelijke gezinnen door de ondergrens van het bestaansminimum zakken is het gewenst om aanvullende maatregelen te kunnen nemen waarbij gebruik wordt gemaakt van het instrumentarium dat binnen de wettelijke kaders van de WWB beschikbaar is. Hieronder volgen de belangrijkste wijzigingen binnen de WWB per 1 januari 2012 2 . De Wet Investeren in Jongeren (WIJ) is per 1 januari 2012 afgeschaft. Jongeren onder de 27 jaar met een werkleeraanbod en/of een WIJ-uitkering zijn per 1 januari 2012 overgedragen naar de bijstand (WWB). 1. Een gezin heeft recht op maar één bijstandsuitkering voor alle gezinsleden samen. 2. Met ‘gezin’ worden niet meer alleen vader, moeder en minderjarige kinderen bedoeld. Vanaf 2012 horen ook meerderjarige kinderen die nog thuis wonen en andere inwonende gezinsleden (zoals oma of schoonzoon) bij het gezin. 3. Er komt een gezinsinkomenstoets. Inkomsten en vermogen van alle gezinsleden worden meegeteld om te kijken of er recht is op een bijstandsuitkering of een regeling. 4. De gemeente kan mensen met een bijstandsuitkering verplichten om als tegenprestatie voor de bijstandsuitkering iets te doen dat nuttig is voor de samenleving. 5. Iedereen jonger dan 65 jaar mag maximaal vier weken per jaar naar het buitenland. 6. Bij de regelingen voor mensen met een laag inkomen wordt de inkomensgrens verlaagd van 120% naar maximaal 110% van de bijstandsnorm. 7. Alleenstaande ouders met kinderen jonger dan vijf jaar kunnen ook in 2012 nog vrijgesteld worden van de sollicitatieplicht. Maar de eisen voor de vrijstelling worden wel strenger. 8. Alleenstaande ouders mogen langer een bepaald gedeelte van hun bijverdienste houden. 2
Voor bestaande klanten gaat de gezinstoets en de gezinsbijstand per 1 juli 2012 in.
6
2.3 Motie Sterk Bij het aannemen van het wetsvoorstel inzake de aangescherpte WWB, heeft Tweede Kamerlid Sterk een motie ingediend. Inhoud van de motie is om een regeling binnen de bijzondere bijstand uit te werken voor de onvermijdbare kosten voor levensonderhoud van gezinnen met drie of meer volwassen personen die wel willen werken maar niet kunnen werken of niet (langer) in staat zijn om te werken, waarvan de financiering plaatsvindt uit de middelen van de bijzondere bijstand. Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk op welke wijze deze motie exact uitgewerkt zal worden. Probleem zou hierbij liggen in het feit dat de wet een dergelijke regeling niet mogelijk maakt en bovendien zijn er geen extra middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten. De VNG is hierover nog in gesprek met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
2.4 Ontwikkelingen binnen de G32 Net als de gemeente Deventer dienen ook veel andere gemeenten te bezuinigen. Landelijk is er in november 2011 in opdracht van de G32 een verkenningsrapport verschenen ‘Stapelingseffecten van de bezuinigingen in het sociale domein’ dat door het Nicis Institute en Ecorys is uitgevoerd. Het rapport is de basis geweest voor de motie Sterk. Binnen de G32 speelt op dit moment de vraag of er vanuit de G32 een monitor ontwikkeld moet worden die de effecten op lokaal niveau kan meten. Samen met het Nicis en zo mogelijk het ministerie van SZW ontwikkelt de G32 een monitor stapeling rijkseffecten als gevolg van wetswijzigingen onderkant van de arbeidsmarkt, jeugdzorg en AWBZ. Daarbij zullen ook wijzigingen in toeslagen en het gemeentelijke beleid worden meegenomen. Hiervoor zijn nog geen statistieken voorhanden. De monitor zal van onderop en door gemeenten worden vormgegeven. Vooralsnog zal Deventer niet actief deelnemen aan het opstellen van de monitor, totdat er meer duidelijkheid is over hoe groot de inspanning is die de gemeente daarvoor moeten gaan leveren en de opbrengst die de monitor gaat opleveren.
2.5 Monitoring armoede in Deventer De Deventer armoedemonitor komt eens per 2 jaar tot stand met het te houden bevolkingsonderzoek. De eerste resultaten van de Armoedemonitor 2011 zullen waarschijnlijk medio april bekend zijn. In de armoedemonitor wordt onderzoek gedaan naar de netto inkomsten van Deventenaren en de wijze waarop Deventenaren hun inkomen beoordelen (positief of negatief). De resultaten geven inzicht in de (ontwikkeling van) potentiële armoede. In het onderzoek is mensen gevraagd naar hun netto inkomen en naar hoe zij hun inkomsten beoordelen. Op die manier is inzicht ontstaan in de armoede in Deventer, met informatie per wijk, leeftijdscategorie en type huishouden. Daarnaast brengt Stimulansz ieder jaar voor een aantal gemeenten de zogenaamde minimascan uit. Hierin is per inkomensgrens te zien wat de omvang en samenstelling is van de personen die daarvan deel uitmaken. De minimascan 2011 is in bijlage 4 opgenomen.
2.6 Minima Effect Rapportage Het NIBUD heeft het instrument de Minima Effect Rapportage ontwikkeld (MER), waarbij het effect van landelijke en lokale inkomensondersteunende regelingen op de financiële positie van huishoudens met een laag inkomen in kaart wordt gebracht. Bekeken wordt welke groepen huishoudens goed profiteren van de verschillende inkomensondersteunende maatregelen en welke groepen minder goed. Ook maakt de rapportage een eventuele armoedeval 3 inzichtelijk. Ook in Deventer zal een MER worden uitgevoerd. De resultaten ervan worden eind april 2012 verwacht. Helaas kunnen de uitkomsten van de MER hierdoor niet worden meegenomen bij de totstandkoming van dit beleidsplan. 3
Armoedeval is het verschijnsel dat mensen die (relatieve) armoede lijden nauwelijks mogelijkheden hebben hun maatschappelijke situatie te verbeteren. Dit speelt met name een rol als iemand met een uitkering er in inkomen op achteruitgaat als hij of zij een betaalde baan krijgt (marginale lastendruk is groter dan 100%). Dit effect wordt veroorzaakt doordat mensen met een zeer laag inkomen of een uitkering vaak recht hebben op subsidies en andere inkomensafhankelijke regelingen. Als ze een baan aanvaarden kan de inkomensverbetering zodanig zijn dat het recht op de subsidies en regelingen vervalt, waardoor het inkomenseffect negatief wordt. Door dit effect zijn mensen vaak niet of slechts in geringe mate in staat om hun maatschappelijke situatie te verbeteren. Bovendien is de inkomensachteruitgang demotiverend. Soms wordt er een bredere definitie van de armoedeval gehanteerd, namelijk 'het gebrek aan financiële prikkels om (meer) te gaan werken'.
7
Op het moment dat dit beleidsplan in de raad besproken wordt, zullen de resultaten van de MER echter wel bekend zijn en kunnen desgewenst betrokken worden bij de besluitvorming omtrent dit beleidsplan (en de gedane beleidsvoorstellen). Welke effecten worden wel/niet in kaart gebracht door de MER? Het doel van de MER is inzicht te geven in de koopkracht van de armste groepen in de gemeente en in de effecten van landelijke en gemeentelijke maatregelen daarop. De resultaten van deze effectrapportage vormen de basis voor de verdere ontwikkeling van het minimabeleid van de gemeente. Het zal echter lastig in te schatten zijn of er nog andere maatregelen zijn die ervoor zorgen dat de koopkracht onder bepaalde doelgroepen (sterk) afneemt. Bovendien zijn de effecten door de MER weergegeven aan de hand van een financiële insteek. Andere mogelijke effecten van bezuinigingen, zoals een groter beroep op (geestelijke) gezondheidszorg, meer overlast in de stad, sociale uitsluiting van doelgroepen etc., worden hiermee niet inzichtelijk. Uit de MER zal verder niet exact duidelijk worden welke precieze kosten(soorten) ervoor zorgen dat mensen de dupe worden van de stapeling van effecten. Dit maakt de ontwikkeling van nieuw beleid enigszins lastig. Op dit moment wordt gebruik gemaakt van signalen uit (belangen)organisaties en o.a. van consulenten van Werk en Inkomen om te bepalen welke beleidsaanpassingen nodig zijn. In de paragraaf 3.2 komt een tweetal signalen (over kinderopvang en tweedelijns geestelijke gezondheidszorg) aan de orde. Op welke manier bieden de uitkomsten van de MER mogelijkheden voor beleidsaanpassingen? Per huishoudtype geeft de MER aan welke doelgroepen getroffen worden als gevolg van een stapeling van effecten. Voor deze groepen kan de gemeente beleid ontwikkelen om compenserende maatregelen te bieden. Daarbij dient de gemeente in ogenschouw te houden dat zij geen ongerichte inkomenspolitiek mag bedrijven. Dit is voorbehouden aan het rijk. Zo mogen gemeenten de minima geen eindejaarsuitkering geven. In de wet (artikel 35 WWB) is een aantal uitzonderingen gemaakt waaraan/waarvoor wel categoriale bijzondere bijstand mag worden verstrekt.
2.7 Andere mogelijkheden om de effecten van bezuinigingen te verzachten Vooralsnog worden in dit document voorstellen gedaan om de effecten van de bezuinigingen te verzachten via de individuele bijzondere bijstand. Als uit de MER blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de effecten van de bezuinigingen te compenseren, dan zal bekeken moeten worden welke mogelijkheden hiervoor zijn. Hieronder worden andere mogelijkheden genoemd om de effecten van de bezuinigingen te verzachten. 1. Ontwikkelen aanvullend/nieuw beleid individuele/categoriale bijzondere bijstand Ook via de bijzondere bijstand kan buitenwettelijk begunstigend beleid ontwikkeld worden om bepaalde kosten voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Als ondanks voorliggende voorzieningen, zoals toeslagen e.d. niet langer in de primaire bestaanskosten kan worden voorzien, kan er aanleiding zijn om individuele bijzondere bijstand te verlenen. Er moet dan een individueel oordeel gevergd worden, waarbij alle noodzakelijke uitgaven betrokken moeten worden. Ook kunnen de criteria van het bestaande beleid verruimd worden, specifiek voor grote gezinnen dan wel voor minima in het algemeen. Het is ook mogelijk om bijstand te verlenen op basis van groepskenmerken (bijv. ouders met minderjarige kinderen). Ook zou gedacht kunnen worden om de draagkrachtregels te versoepelen, of om het gezin als eenheid te beoordelen en als chronisch ziek of gehandicapt aan te merken, zodat er categoriale bijzondere bijstand verstrekt kan worden. 2. Aansluiten bij bestaande minimaregelingen Er kan aangesloten worden bij de bestaande inkomensondersteunende minimaregelingen zoals de Langdurigheidstoeslag (LDT) of de Duurzame Gebruiksgoederenregeling (DZGG) 4 . Eén en ander is afhankelijk van de uitkomsten van de MER en welk type huishouden het zwaarst getroffen wordt. Als blijkt dat voornamelijk 65-minners (die langdurig op bijstandsniveau leven) de dupe van stapelingseffecten zijn, dan ligt het voor de hand om de LDT aan te passen. Als blijkt dat 65plussers (die langdurig op bijstandsniveau leven) de dupe van stapelingseffecten zijn, dan ligt het voor de hand om de DZGG aan te passen. 4
Overigens wordt wel opgemerkt dat de bedragen voor de LDT en DZGG wel per 2012 omlaag zijn gebracht als gevolg van de invulling van een Kwestie van Kiezen.
8
Verder is het mogelijk om wellicht (ook) de participatiebevorderende maatregelen aan te passen, zoals de Rechtop! Financiële Regeling en de verstrekking via Stichting Leergeld. Echter, voor de grote koopkrachtmutaties zal het niet goed mogelijk zijn om dit enkel via Rechtop! of St. Leergeld op te lossen. Dit komt omdat deze regelingen toezien op participatie, terwijl de mensen juist gecompenseerd willen worden in de vorm van inkomensondersteunende maatregelen, waarbij er echt geld wordt overgemaakt op de bankrekening van mensen. Er zou ook gekozen kunnen worden voor een combinatie, waarbij er deels wordt gecompenseerd vanuit inkomensondersteunende maatregelen en deels vanuit participatiebevorderende maatregelen. 3. Aanpassing hoogte algemene bijstand middels normering of individualisering Aanpassen van de toeslagen- en verlagingenmodel, met name om tegemoet te komen aan de bedoeling van de motie Sterk om grote gezinnen te ontzien. In situaties dat grote gezinnen een medebewoner hebben of medebewoner zijn, kan worden besloten om af te zien van verlaging van de norm. De Toeslagenverordening zal in dat geval aangepast moeten worden. - Aanpassen van de hoogte van de normering. Deze aanpassing is niet heel gebruikelijk, maar het een mogelijkheid als aannemelijk gemaakt kan worden dat de normbijstand niet toereikend is voor het bekostigen van de hogere bestaanskosten als gevolg van de omvang van het gezin en de daaraan verbonden kosten. -
4. Nieuwe compensatieregeling ontwerpen Een andere mogelijkheid is dat er een aparte compensatieregeling wordt ontworpen om de ontstane effecten te compenseren. De gemeente Amsterdam loopt hierop vooruit met een voorstel om € 100,- per maand per gezin te gaan verstrekken. Tilburg introduceert een ondersteuningsfonds om hulp te bieden aan mensen die door de bezuinigingen in financiële problemen komen 5 . 5. • • • •
5
Ondersteuning via andere kanalen Soepeler benadering kredietverlening door gemeentelijke kredietbank voor grote gezinnen; Intensievere inzet participatiebudget voor grote gezinnen; Subsidiering van charitatieve instellingen e.d. zoals Stichting Leergeld met als doel dat deze instellingen de ondersteuning van grote gezinnen ter hand nemen; Gezamenlijke aanpas huisvestingsproblematiek grote gezinnen met corporaties.
Tilburg heeft daarvoor € 750.0000,- uitgetrokken.
9
Hoofdstuk 3: Beleidsvoorstellen bijzondere bijstand In dit hoofdstuk worden voorstellen beschreven om enerzijds een bezuiniging door te voeren op de bijzondere bijstand en anderzijds om nieuw beleid (voor nieuwe kostensoorten) te ontwikkelen. In paragraaf 3.1 worden voorstellen gedaan om voor een deel invulling te geven aan de bezuiniging op de bijzondere bijstand van € 300.000,-, welke bezuiniging in de beleidsnota ten behoeve van 2011 is neergelegd. Verder worden in paragraaf 3.2 voorstellen gedaan om nieuw beleid te ontwikkelen binnen de bijzondere bijstand. Hiermee wordt beoogd om gericht ondersteuning te geven op bepaalde gebieden, zoals kinderopvang en de tweedelijns gezondheidszorg. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de besluitvorming om de extra verkregen rijksmiddelen te bestemmen voor de te verwachte toename van aanvragen bijzondere bijstand. Daarnaast zullen de extra middelen worden gebruikt om de cumulatie van effecten van diverse maatregelen op mensen met een minimuminkomen op te kunnen vangen door mensen daar individueel in tegemoet te komen. De individuele bijzondere bijstand is immers bedoeld om op individuele gronden te kijken welke kosten vergoed kunnen worden als iemand vanwege bijzondere omstandigheden genoodzaakt is om extra kosten te maken. De verwachting voor 2012 is dat het aantal aanvragen bijzondere bijstand toeneemt. Er wordt daarom ook een buffer van ruim € 35.000,- aangehouden om de verwachte stijging op te kunnen vangen met de extra verkregen middelen.
3.1 Voorstellen tot versobering van bestaand beleid 3.1.1 Bewindvoerings- en inrichtingskosten ¾
Voorgesteld wordt om de looptijd van budgetbeheer voor huishoudens die niet in staat zijn zelfstandig verantwoord met financiën om te gaan te verlengen. ¾ Voorgesteld wordt om het BAD toestemming te geven om beschermingsbewind uit te voeren voor de breedst mogelijke doelgroep. ¾ Voorgesteld wordt om het project “Voorzieningenwijzers” structureel te maken en de uitvoering daarvan beleggen bij het BAD. ¾ Voorgesteld wordt om een bedrag van € 30.000,- jaarlijks vanuit de bijzondere bijstand beschikbaar te stellen voor de aansturing, opleiding en begeleiding van de Voorzieningenwijzers. ¾ Voorgesteld wordt om slechts bijzondere bijstand te verstrekken voor extra bewindvoeringskosten wanneer voor de uitgevoerde werkzaamheden geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. ¾ Voorgesteld wordt om iedere toekenning van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten door Werk & Inkomens of Publiekszaken verplicht vergezeld laten gaan van een gemotiveerde afwijzing van een kredietaanvraag bij het BAD/Kredietbank Salland en omstreken. ¾ Voorgesteld wordt om voortaan vaste bedragen uit te keren inzake inrichtingskosten/opknapkosten. Bovenstaande voorstellen leveren een verwachte besparing op van € 100.000,-. Daarnaast is een investering van € 30.000,- benodigd om de Voorzieningenwijzers te kunnen bekostigen. Zie voor meer achtergrondinformatie en de overwegingen van dit voorstel bijlage 5. 3.1.2 Vrij te laten bescheiden vermogen ¾
¾
Voorgesteld wordt om 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm vrij laten op het vermogen. De rest van het vrij te laten vermogen moet worden aangewend voor bijzondere kosten. Klanten met voldoende vermogen/inkomen moeten dus eerst interen op dit vermogen/inkomen, alvorens bijzondere bijstand te kunnen krijgen. Verder wordt voorgesteld om de langdurigheidstoeslag als voorliggende voorziening wanneer er bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor de vervanging/aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Er wordt dan geen bijzondere bijstand verleend voor de vervanging duurzame gebruiksgoederen als iemand in aanmerking komt voor langdurigheidstoeslag of deze in de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag bijzondere bijstand heeft ontvangen.
10
Bovenstaande voorstellen leveren naar verwachting een besparing op van € 10.000,-. Zie voor meer achtergrondinformatie en de overwegingen van dit voorstel bijlage 6.
3.3.1
Kleinere voorstellen tot versobering
¾
Alternatieve geneeswijzen Voorgesteld wordt om geen bijzondere bijstand meer te verstrekken voor de kosten van alternatieve geneeswijzen.
¾
Begrafenis- en crematiekosten Voorgesteld wordt om tot een bedrag van maximaal € 4.000,- bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van een begrafenis of voor een crematie.
¾
¾
¾
Fysiotherapie en oefentherapie Voorgesteld wordt om voor maximaal 8 behandelingen fysiotherapie of oefentherapie bijzondere bijstand te verstrekken. Als zich dringende redenen voordoen kan bijzondere bijstand verleend worden voor aandoeningen die niet op de betreffende bijlage behorend bij artikel 2.6 lid 2 Besluit zorgverzekering staan. Reiskosten bezoek gedetineerde Voorgesteld wordt om de frequentie voor vergoeding reiskosten voor bezoek aan gedetineerden aan te passen. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende bezoekfrequentie in het geval de gedetineerde geen recht heeft op (weekend)verlof: 6 − voor gezinsleden : 1 x per maand; − voor andere eerstegraads familieleden: 1 x per maand. Indien de gedetineerde met verlof mag, wordt dit in mindering gebracht op de bezoekfrequentie van de gezins- en familieleden. Ten aanzien van detentie in het buitenland blijft het huidige beleid gelden. Seksuele hulpverlening Voorgesteld wordt om geen bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten van seksuele hulpverlening, omdat dit geen noodzakelijke kosten zijn. Als sprake is van zeer dringende redenen, kan hiervan worden afgeweken. Bovenstaande voorstellen leveren naar verwachting een besparing op van € 5.000,-, maar doordat verwacht wordt dat het aantal aanvragen voor fysiotherapie zal stijgen, wordt ingeschat dat de besparing daardoor lager zal uitvallen tot een bedrag van € 2.500,-. Zie voor meer achtergrondinformatie en de overwegingen bij deze voorstellen bijlage 7.
3.2 Voorstellen tot ontwikkeling van nieuw begunstigend beleid ¾
3.2.1 Alarmsystemen Voorgesteld wordt om voor thuiswonende mensen de eigen bijdrage van € 5,67 per 4 weken te vergoeden via de bijzondere bijstand. Voor mensen die in een zorginstelling van Carinova (voorheen De Leiboom) wonen, wordt de vergoeding van de eigen bijdrage vastgesteld op de werkelijke kosten die gemaakt worden 7 . Voor mensen die in een zorginstelling van Solis Zorggroep wonen, wordt de vergoeding van de eigen bijdrage vastgesteld op € 11,25 per maand voor. De overige kosten die de verzorgingshuizen in rekening brengen voor een zorgabonnement, komen niet voor de verstrekking van bijzondere bijstand in aanmerking.
6
Onder gezins- en familieleden worden verstaan: degenen die tot het gezin behoren (partner en (pleeg)kinderen) en verdere familieleden in de eerste graad (ouders, kinderen). 7 Sinds kort is De Leiboom overgenomen door Carinova. Carinova hanteert voor de verschillende zorginstellingen aparte bedragen voor alarmsystemen. De
11
Dit voorstel zal naar verwachting ongeveer € 1.000,- meer gaat kosten, naast het bedrag dat jaarlijks al werd uitgegeven aan alarmsystemen (€ 4.000,- op jaarbasis). Zie voor meer achtergrondinformatie en de overwegingen bij deze voorstellen bijlage 8.
3.2.2 Eigen bijdrage kinderopvang en kwijtschelding ¾ ¾ ¾
Eigen bijdrage kinderopvang Voorgesteld wordt om de vergoeding van de eigen bijdrage kinderopvang aan cliënten WWB met een re-integratietraject of met gedeeltelijk eigen inkomsten te verhogen van 4,5% naar 9,3% (van de totale kosten kinderopvang). Voorgesteld wordt om studerende alleenstaande ouders op aanvraag via de bijzondere bijstand de eigen bijdrage van 9,3% vergoeding (van de totale kosten kinderopvang) te verstrekken. Voorgesteld wordt om de kosten van het verschil tussen de door kinderopvangpartijen gehanteerde uurprijs en de door het rijk vastgestelde uurprijs 8 niet langer te vergoeden vanuit de bijzondere bijstand. Verwacht wordt dat bovengenoemde voorstellen circa € 40.000,- op jaarbasis gaan kosten.
¾ ¾
Kwijtschelding Voorgesteld wordt om bij de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen de eigen bijdrage voor kinderopvang in mindering kan te brengen op het besteedbare inkomen voor de kwijtscheldingstoets, waarbij de maximale uurprijs (zoals deze door het rijk is vastgesteld) leidend is. Voorgesteld wordt om bij de berekening van de betalingscapaciteit kwijtschelding gemeentelijke belastingen voor 65 plussers, ten aanzien van de kosten van bestaan, de AOW-norm als kwijtscheldingsnorm van toepassing te verklaren. Verwacht wordt dat dit voorstel circa € 25.000,- op jaarbasis gaat kosten. Zie voor meer achtergrondinformatie en de overwegingen bij deze voorstellen bijlage 9. 3.2.3 Eigen bijdrage(n) psychotherapie
¾ ¾
¾ ¾
Voorgesteld wordt om de eigen bijdrage voor de kosten van ten hoogste vijf zittingen eerstelijnspsychologische zorg van € 20,00 per zitting te vergoeden via de bijzondere bijstand. 9 Voorgesteld wordt om de eigen bijdrage van de tweedelijns psychologische zorg voor bijzondere bijstand in aanmerking te laten komen indien belanghebbende aangeeft dat hij/zij tweedelijns zorg nodig heeft en dit ook daadwerkelijk de enige optie is. Hiertoe dient betrokkene een medische verklaring te overleggen. Voorgesteld wordt om de eigen bijdrage voor de kosten van onderdak en eten 10 in geval een persoon opgenomen is voor bijzondere bijstand in aanmerking te laten komen. Met Salland Verzekeringen wordt bezien of deze eigen bijdragen in de Salland Optimaal polis 2013 opgenomen wordt. Zie voor meer achtergrondinformatie en de overwegingen bij deze voorstellen bijlage 10. Verwachte kosten:
€ 100.000,- als de eigen bijdrage van € 200,- per jaar wordt vergoed. € 80.000,- als de eigen bijdrage van € 145,- per maand wordt vergoed. € 10.000,- als de eigen bijdrage 5 maal € 20,- per jaar wordt vergoed.
8
Vastgelegd in het besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkoming en in de kosten kinderopvang. Per 1 januari 2012 is de eigen bijdrage voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg gesteld op € 200,- per jaar. 10 Per 1 januari 2012 is de eigen bijdrage voor onderdak en eten gesteld op € 145,- per maand. 9
12
Bijlage 1: Begroting minimabeleid 2011 Scenario 2. (Binnen kaders huidige begroting) Uitgangspunten - Gewijzigd beleid - Bijdrageregeling voor activiteiten voor ouderen vervalt - Criteria voor Duurzame gebruiksgoederenregeling gelijktrekken aan langdurigheidstoeslag, d.w.z. inkomensgrens naar 100% toep. bijstandsnorm en 5 jaar referteperiode. - Toename binnen Rechtop! Fin. regeling a.g.v. voormalig cliënten Bijdrageregeling - Meerjarige afbouw De Stentor - Beperkte opbouw van middelen t.b.v. internetabonnementen - € 100.000 tijdelijke middelen t.b.v. Bijdrageregeling opgenomen als structureel - Geen rekening gehouden met stijging aanvragen etc. - € 300.000 besparing op bijzondere bijstand (m.n. bewindvoeringskosten, inrichtingskosten) Onderwerp/regeling Lasten Bijdrageregeling Cliëntenraad Communicatie Dzgg Incidentele subsidies Senioren agenda Indiv. bijz.bijst. langdurigheidstoeslag Onderzoekskosten Project ouderen (Focus) Rechtop: - huisv.kosten en personeel - fin regeling - beweging Overheveling bijdragereg. naar rechtop Salland optimaal St.leergeld uitvoeringskosten VluchtelingenWerk Internetabonnementen Totaal Lasten Baten putting i.deel Kader Totaal baten Totaal
2011
0 20.000 10.000 100.000 0 12.000 1.148.000 480.000 5000 40.000 150.000 200.000 75.000 120.000 150.000 300.000 62.000 0 50.000 2.922.000
-618.200 -2.303.800 -2.922.000 0
13
Bijlage 2: Bezuinigingen en begroting minimabeleid 2012 Overzicht bezuinigingen minimabeleid 2012 In het ‘Uitvoeringsprogramma armoedebeleid in 2012’ zijn voorstellen gedaan om uitvoering te geven aan een ‘Kwestie van Kiezen’, waarbij besloten is om € 368.000,- te bezuinigingen op het minimabeleid. De volgende bezuinigingen zijn in dit kader doorgevoerd per 1 januari 2012: 1. Bezuiniging van € 50.000,- op de Rechtop! Financiële Regeling realiseren door: • Max € 150,- per coupon voor sport, cultuur of educatie; • Beëindigen vergoeding op abonnement De Stentor. 2. Bezuiniging van € 50.000,- op de Rechtop! Beweging door in mindering te brengen op begroting Rechtop! 3. Bezuiniging van € 68.000,- + € 80.000,- op de Duurzame Gebruiksgoederenregeling (DZGG) en de Langdurigheidstoeslag (LDT) realiseren door: Referteperiode binnen de DZGG wordt gesteld op 5 jaar (voorheen 3 jaar) en er geldt • inkomensgrens 100% van de toepasselijke ouderennorm (AOW wordt hiermee gelijkgesteld) Uitkeringsbedragen DZGG en LDT worden verlaagd: • - Alleenstaande: € 286,(voorheen € 358,-) - Alleenstaande ouder: € 366,(voorheen € 458,-) - Gezin: € 408,(voorheen € 510,-) 4. Bezuiniging van € 120.000,- door geen middelen meer beschikbaar te stellen om overgang van Bijdrageregeling (is beëindigd per 1 januari 2011) naar Rechtop! Financiële Regeling mogelijk te maken. Daarnaast is er ook in de Begroting 2012 een bedrag van € 25.000,- minder beschikbaar voor de Rechtop! Beweging, omdat Rechtop! meer op eigen benen moet komen te staan. Verder is de opgelegde rijkskorting van € 240.000,- in 2012 als gevolg van het invoeren van een maximale inkomens van 110% op gemeentelijke minimaregelingen in het uitvoeringsprogramma aan de orde gekomen. Tot slot is een voorstel gedaan om de verkregen rijksgelden van € 567.000,- in 2012 binnen het minimabeleid een plaats te geven. Daartoe is het volgende voorgesteld en besloten: 1. De budgetten van de minimaregelingen worden met de volgende bedragen te verminderen als gevolg van de doorvoering van de inkomensgrens van 110% en de door het rijk opgelegde korting van € 240.000,- in 2012: - Rechtop! Financiële Regeling: € 60.000,- St. Leergeld: € 65.000,- Salland optimaal verzekering: € 37.500,- + Totaal € 162.500,2. Het restant van de korting (€ 77.500,-) ten laste te brengen van het extra budget van € 567.000,- (bedoeld voor de verbetering van de inkomenspositie van kwetsbaren). 3. Het restant van het verkregen budget ad € 489.500,- te reserveren voor de verwachte toename van aanvragen individuele bijzondere bijstand in 2012.
14
Begroting minimabeleid 2012 Onderwerp/regeling Lasten
2011
2012
Armoedemonitor Cliëntenraad Communicatie DZGG Meedoenkrant Indiv. bijz.bijstand Langdurigheidstoeslag Focus subsidie huisbezoeken ouderen Rechtop: - huisv.kosten en personeel - fin regeling - beweging Overheveling bijdragereg. naar Rechtop Salland optimaal St. Leergeld St. Leergeld internetabonnementen Uitvoeringskosten
5000 20.000 10.000 140.000 12.000 1.148.000 480.000 40.000
5000 20.000 10.000 32.000 12.000 1.675.000 400.000 40.000
150.000 200.000 75.000 120.000 150.000 300.000 50.000 62.000
0 90.000 150.000 0 113.000 235.000 50.000 62.000
Totaal Lasten
2.962.000
2.894.000
Baten putting WWB I-deel Kader Putting eenmalige problematiek Totaal baten Totaal
-618.200 -2.303.800 -40.000 -2.962.000 0
- 2.894.000 -2.894.000 0
15
Bijlage 3: Wat is bijzondere bijstand? Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval het inkomen van belanghebbende niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten. Voor zover de belanghebbende voor dergelijke kosten geen beroep kan doen op een voorliggende voorziening en deze uitgaven naar het oordeel van het college evenmin uit de eigen middelen kunnen worden voldaan, kan daarvoor bijzondere bijstand worden verstrekt. De gemeente kan bijzondere bijstand om niet verstrekken of in de vorm van een lening. Uitvoering en voorwaarden Het college is belast met de uitvoering van de bijzondere bijstand en zal bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand zich steeds de volgende vier vragen moeten stellen: 1. Doen de kosten zich voor? 2. Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk? 3. Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? 4. Kunnen de kosten worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Om te berekenen of iemand in aanmerking komt voor bijzondere bijstand wordt gekeken naar de hoogte van het inkomen en vermogen. Voor mensen die een inkomen hebben boven de bijstandsnorm, wordt gekeken wat hun financiële draagkracht is (en welk gedeelte mensen zelf moeten betalen). Bijzondere bijstand wordt in Deventer zowel bij Werk en Inkomen (WWB klanten) als bij Publiekszaken Zorg verstrekt (niet-WWB klanten). Categoriale bijzondere bijstand Het is gemeenten niet toegestaan om inkomenspolitiek te bedrijven en aan gerichte inkomensondersteuning te doen, maar voor een aantal groepen is het wél mogelijk om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. Gemeenten mogen categoriale bijzondere bijstand verstrekken voor: • Ouderen • Chronisch zieken en gehandicapten • De kosten in verband met maatschappelijke deelname van schoolgaande kinderen; • Een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering; • Voorzieningen op sociaal cultureel terrein. Voor de verstrekking van categoriale bijzondere bijstand heeft het rijk gemeenten per 1 januari 2012 de verplichting opgelegd om een inkomensgrens te hanteren van maximaal110% voor gemeentelijke minimaregelingen. Voor Deventer geldt de inkomensgrens van 110% voor de Rechtop! Financiële Regeling, St. Leergeld en de Salland Optimaal verzekering. Voor de overige regelingen gold al een inkomensgrens van 110% of lager (bijv. de Duurzame Gebruiksgoederenregeling en de langdurigheidstoeslag). De inkomensgrens van 110% geldt niet voor de verstrekking van individuele bijzondere bijstand. Kostensoorten Er kan voor veel verschillende soorten kosten bijzondere bijstand verstrekt worden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken voor medische kosten (zoals een bijdrage voor een gehoortoestel, tandheelkundige hulp, fysiotherapie, steunkousen etc.). Ook andere kosten zoals bewindvoeringskosten, inrichtingskosten of reiskosten kunnen onder bepaalde voorwaarden voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking komen. De gemeente registreert op dit moment de uitgaven op de kostensoorten middels een aantal interne codes. Het nadeel hiervan is dat niet voor elke kostensoort een aparte code is aangemaakt, waardoor er soms handmatig op dossierniveau uitgesplitst moet worden hoeveel is uitgegeven op een kostensoort. Zo worden bijvoorbeeld zowel de kosten voor de WSNP-bewindvoering als de kosten voor de “gewone” bewindvoering op de code ‘bewindvoering’ geboekt. Dit maakt het sturen op de bijzondere bijstand soms erg lastig.
16
Voorliggende voorzieningen en beleid gemeente Niet in voor alle kostensoorten is de gemeente verplicht om bijzondere bijstand te verstrekken. Daar waar een andere voorliggende voorziening is, heeft deze in beginsel voorrang op de verstrekking van bijzondere bijstand. Gedacht kan worden aan de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het staat gemeenten echter vrij om zogenaamd buitenwettelijk begunstigend beleid te maken op de verstrekking van bijzondere bijstand. Dit buitenwettelijk begunstigend beleid kan bijvoorbeeld toezien om toch bepaalde kosten te vergoeden (ook al is er een voorliggende voorziening) vanuit de bijzondere bijstand of op de hoogte van de verstrekking. Een voorbeeld hiervan is de vergoeding van een deel van de kosten voor een hoortoestel. Kosten van een hoortoestel komen in aanmerking voor vergoeding vanuit de basisverzekering. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de goedkoopst mogelijke, adequate voorziening toereikend is. Dit betekent dat de basisverzekering een eenvoudig basishoortoestel vergoedt. Indien er geen medische noodzaak aanwezig is, dan zullen de meerkosten voor een duurder/luxer hoortoestel voor de klant blijven. Het college heeft in 2010 buitenwettelijk begunstigend beleid voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor hoortoestellen ontwikkeld, waarbij aan een klant € 200,- per hoortoestel aan bijzondere bijstand kan worden toegekend. De overweging daarbij was dat met een iets luxer toestel mensen gemakkelijker aan het maatschappelijke leven zouden kunnen deelnemen en raken daardoor minder snel in een mogelijk isolement terechtkomen. Financieel kader Bij collegebesluit van 27 maart 2012 is besloten om de inkomensondersteunende maatregelingen uit het minimabeleid over te hevelen van programma 7 (Inkomensvoorziening en arbeidsmarkt) naar programma 8 (Meedoen), zodat het minimabeleid en schuldhulpverlening voortaan onder één portefeuille en één verantwoordelijk wethouder valt. De participatiebevorderende maatregelen uit het minimabeleid vielen al onder programma 8. In onderstaande tabel wordt aangegeven wat de toegekende aantallen, de begrote en uitgegeven kosten zijn op bijzondere bijstand.
2008 2009 2010 2011 2012
Toegekende aantallen 1118 1382 1483 1348 Nog niet bekend
Begroot
11
€ 987.000,€ 1.098.000,€ 1.555.500,€ 1.436.000,-* € 1.675.500,-**
Daadwerkelijke uitgaven € 1.073.581,€ 1.197.509,€ 1.433.947,€ 1.436.059,Nog niet bekend
*In 2011 is er bij de najaarsmarap eenmalig een extra bedrag gevraagd van € 300.000,- voor de bijzondere bijstand. Dit extra bedrag is in het bedrag van € 1.436.000,- verwerkt. Het bedrag van € 300.000,- is daadwerkelijk helemaal aangewend ten behoeve van de bijzondere bijstand. In 2012 wordt het minimabeleid – waaronder dus ook de bijzondere bijstand - gedekt uit de algemene middelen. **De begroting 2012 is opgebouwd uit een bedrag van € 1.148.000,- (primitieve begroting), met daarbij een bedrag van € 489.500,- (verkregen rijksmiddelen) en een bedrag van € 38.000,(verkregen rijksmiddelen om bijzondere bijstand te verstrekken voor kosten kinderopvang). Huidige uitgaven bijzondere bijstand In de eerste twee maanden van 2012 is er op de periodieke bijzondere bijstand een bedrag van € 233.000,- uitgegeven. Wanneer deze kosten voor bijzondere bijstand naar 12 maanden omgerekend worden, dan wordt verwacht dat er – bij ongewijzigd beleid - een bedrag van ruim € 1.400.000,- aan bijzondere bijstand gaat worden uitgegeven. In onderstaande tabel wordt per kostensoort aangegeven wat de uitgaven zijn in 2007 t/m 2012 (eerste twee maanden).
11
Begrote cijfers zijn inclusief in de loop van het jaar aangepaste begroting obv managementrapportage’s.
17
Uitgaven bijzondere bijstand per kostensoort per jaar Doordat er recentelijk een nieuw automatiseringssysteem in werking is getreden, zal er ten aanzien van bepaalde boekingen nog bekeken moeten worden of deze correct zijn gedaan en of het juist is dat ten laste van de bijzondere bijstand worden gebracht. Dit speelt bijvoorbeeld voor de kostensoort uitstroompremie.
Omschrijving kostensoort/jaar kleding of schoeisel eenmalig levensonderhoud
2007
2008
2009
2010
2011
Bedrag
Bedrag
Bedrag
Bedrag
Bedrag
2012 (jan/feb) Bedrag
15.404,19
14.948,31
15.651,73
15.036,29
10.002,09
780,29
124.236,67
117.509,72
165.342,07
194.797,06
150.790,34
40.737,47
uitstroompremie verwarmings-/verlichtingskosten maaltijdvoorziening toeslag boven norm
6.000,00 1.187,22
397,11
510,64
1.945,62
496,52
274,62
102.772,66
98.613,76
96.767,59
87.282,93
80.418,94
13.062,47
27.667,31
18.009,01
17.664,25
33.473,48
25.142,49
2.154,89
111.791,62
89.116,36
112.744,17
134.347,73
172.311,74
29.771,76
overige algemene levensbehoeften
14.950,11
6.811,42
22.724,32
38.743,35
50.192,90
1.586,87
huishoudelijke- of gezinshulp
56.445,57
52.297,75
56.357,22
49.289,75
52.205,57
8.087,56
191.600,00
4.422,46
330,05
21.117,42
869,11
5.850,00
6.600,00
4.267,60
3.600,00
600,00
3.322,32
4.581,00
648,84
aanvullende bijstand < 21 jr.
eenmalige uitkering weekje weg
6.851,00
gehoorapparaat overige kosten ivm huishouding
3.719,04
4.739,91
2.927,56
2.547,03
4.738,06
839,90
kosten inrichting en/of huisraad
143.974,11
166.808,24
169.863,08
173.676,22
127.654,82
24.308,24
verhuiskosten
12.722,74
10.821,60
5.829,15
8.560,39
4.675,01
2.347,99
woonkosten tot huurgrens
35.502,62
27.412,53
15.950,98
9.885,11
12.357,90
2.587,97
woonkosten boven huurgrens
12.098,97
10.124,62
2.992,10
33.391,31
13.632,67
1.491,13
alarmsysteem
6.191,96
4.305,06
4.111,98
3.899,88
3.797,03
658,22
voorzieningen i.v.m. handicap
1.078,78
694,61
448,52
108,00
333,54
75,00
overige kosten woonvoorzieningen
4.934,03
3.931,90
16.859,58
49.632,62
23.859,36
464,37
opvang/huisv. In pensioen/hotel
270,00
opvang in crisiscentrum
98,75
kinderopvang (niet zijnde 6400)
2.048,70
2.488,50
604,05
461,86
52,42
overige opvang
3.371,04
89,28
117,77
953,48
295,68
kosten telefoon
354,07
395,22
473,65
271,78
373,62
45,22
kosten eigen vervoermiddel
347,04
681,36
413,02
1.338,57
619,09
163,00
taxikosten
527,94
271,20
135,04
91,00
19.723,96
24.469,64
24.120,38
24.574,38
autokosten
overige vervoerskosten
837,54
350,00
18,70 24.021,70
2.369,14
reiskosten
811,12
reiskosten ziekenhuisbezoek
822,74
overige kosten maatschapp.zorg
10.128,89
15.344,57
19.433,68
31.012,35
18.823,77
2.488,39
schulddelging;rente en aflossing
8.378,74
30.195,13
51.233,57
33.165,76
37.599,63
5.479,81
691,93
1.398,73
13.277,28
7.454,34
4.294,60
4.078,11
2.429,51
381,70
arbeidsongeschiktheidsverzek.
3.831,94
7.266,70
245,58
2.148,74
4.293,96
390,00
ziektekostenverzekering
1.416,57
6.404,99
4.307,23
5.117,27
4.939,36
554,12
rechtsbijstand
7.041,81
8.827,35
21.164,20
22.904,73
25.898,01
5.517,20
kosten vestiging kred.hypotheek betaling n.a.v. borgstelling
696,90
18
bewindvoering
59.678,53
107.683,01
204.798,18
290.034,54
400.151,86
awbz bijdrage
5.606,48
3.441,48
283,12
1.219,24
1.520,79
66.401,06
overige kosten fin.transacties
10.474,45
5.460,13
6.749,00
8.107,15
8.368,13
1.642,06
omscholings- of studiekosten
5.618,50
4.380,19
4.675,47
2.123,96
3.095,95
98,00
445,00
43,00
2.833,50
6.212,01
1.423,70
1.837,28
1.990,54
40,00
68.945,32
99.838,90
90.697,46
46.042,16
61.610,88
33,00
bedrijfsdoeleinden reiskosten ivm werk of scholing kinderopvang ivm werk / scholing kosten identificatie
1.000,00
188,00
premie zorgverzekering
19.911,28
19.619,92
19.325,53
16.745,44
19.044,79
kosten geneesmiddelen
5.944,30
5.439,02
5.998,19
5.226,22
4.335,00
302,04
bril
16.359,46
10.889,48
18.065,09
10.657,98
13.424,12
79,00
hulpmiddelen (niet zijnde bril)
39.129,60
28.205,96
14.242,26
11.905,51
7.468,55
459,66
5.685,31
5.798,68
6.113,12
11.170,46
7.849,49
1.047,66
109,49
574,17
4.862,45
475,28
dieetkosten opname in ziekenhuis, e.d. kosten huisarts + apotheek
15,95
intra- of semimurale verpl/verz
70,00
223,35
verpleging aan huis
3.175,31
2.624,82
1.388,61
762,00
231,32
kosten ivm geboorte
5.979,56
7.597,25
10.101,54
9.511,90
6.070,00
462,50
33.014,59
32.190,45
28.254,63
27.182,28
40.296,36
9.202,15
468,50
892,81
1.208,25
300,72
525,13
196,87
34.122,53
14.671,81
21.722,38
14.712,47
15.888,04
2.628,26
overige (para)medische hulp
2.962,31
2.651,78
2.346,70
584,00
900,00
313,00
begrafeniskosten
9.803,50
5.222,65
13.669,40
10.759,06
4.465,59
kosten specialist kosten fysiotherapie kosten tandarts
overige niet indeelbare kosten
230,50
19
Bijlage 4: Minimascan 2011
20
Bijlage 5: Uitwerking voorstel bewindvoerings- en inrichtingskosten De uitgaven aan bijzondere bijstand zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Daardoor is een tekort ontstaan op het budget bijzondere bijstand. Naar aanleiding daarvan is een analyse gemaakt van de uitgaven op twee vormen van bijzondere bijstand die een aanzienlijk beslag op het totale budget leggen. Dit zijn de kosten van bewindvoering en inrichting.
Bewindvoeringskosten Inleiding In 2011 is voor € 400.000,- aan bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten verstrekt. Het is lastig om te achterhalen welk gedeelte daarvan is aangewend voor bewindvoeringen in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) en welk gedeelte voor beschermingsbewind. De veronderstelling is dat minimaal 90% betrekking heeft op de kosten van beschermingsbewind. De tarieven die voor bewindvoering worden gehanteerd, worden door de verantwoordelijke rechtercommissaris vastgesteld. Aan die tarieven is een maximum gesteld. Er zijn twee standaard maximumtarieven: een hoger tarief voor organisaties die lid zijn van de branchevereniging van beschermingsbewindvoerders en een lager tarief voor de overige professionele beschermingsbewindvoerders. Voor extra werkzaamheden zoals het invullen van belastingaangiftes, of voor complexe zaken (bijvoorbeeld als er sprake is van niet geregelde schulden) kan om een extra vergoeding bovenop het standaardtarief worden gevraagd. Daardoor bedragen de gemiddelde kosten per jaar meestal meer dan 12x het maandtarief. De vergoedingen moeten in principe uit het vermogen, de boedel of het inkomen van de onder bewind gestelde worden betaald. Als er geen 12 draagkracht is, kan een beroep op de bijzondere bijstand worden gedaan . Er is een trend zichtbaar dat de uitgaven voor bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten stijgen (in 2009 werd bijna € 205.000,- aan deze kosten betaald, in 2011 al bijna het dubbele ervan). Dat is ook logisch, want beschermingsbewind is een maatregel die in de meeste gevallen levenslang wordt opgelegd. Dat betekent dat er weinig mensen uitstromen. Door het complexer worden van de financiële huishouding wordt beschermingsbewind wel vaker geïndiceerd. Met de komst van een nieuwe wet die beschermingsbewind regelt 13 , worden de criteria verduidelijkt, maar ook versoepeld. “Verkwisting” en het laten ontstaan van problematische schulden wordt dan ook een reden om een persoon onder bewind te laten stellen. Het is nog onduidelijk wanneer de wet wordt ingevoerd, maar er wordt nu al uitgebreid op voorgesorteerd. Het lijkt dus voor de hand te liggen, dat de uitgaven de komende jaren fors door zullen stijgen. Analyse Om in beeld te krijgen wat de mogelijkheden zijn om de uitgaven te beperken, is een analyse gemaakt van het bestand cliënten dat in 2011 vanuit de bijzondere bijstand een vergoeding voor bewindvoeringskosten heeft gehad. Daarbij is vooral gekeken naar mogelijkheden voor de gemeente om op de uitgaven te sturen. Die mogelijkheden zijn beperkt. In 2011 is aan 380 personen (aantallen bekend tot november, wanneer geheel 2011 wordt omgerekend aan de hand van de uitgaven over heel 2011, zijn dit 460 klanten) bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten verstrekt. Daarvan zijn 189 personen klant van het BAD of zijn dat geweest. Van deze 189 zijn er 125 bij het BAD in budgetbeheer geweest. Van de overige 64 is de veronderstelling dat ongeveer de helft door het BAD is doorverwezen voor bewindvoering, de andere helft stond al onder bewind en is door de bewindvoerder bij het BAD aangemeld voor een schuldregeling. De totale uitgaven voor de groep cliënten die vanuit het BAD zijn doorverwezen, bedragen naar schatting € 150.000,- (45% van het totaal).
12
De Centrale Raad van Beroep heeft in 2010 geoordeeld dat een bewindvoerder zijn salaris - als dit niet uit de boedel betaald kan worden - niet bij de belanghebbende in rekening mag brengen. Om die reden bestaat er (in beginsel) geen aanleiding om bijzondere bijstand te verstrekken voor de kosten voor het salaris van de WSNP-bewindvoerder. 13 Het wetsvoorstel tot wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap van Boek I BW.
21
Het uitbetaalde bedrag aan bewindvoeringskosten ligt gemiddeld genomen op 108% van de gehanteerde maximum maandtarieven. Zoals eerder opgemerkt heeft dat deels te maken met de kosten van de intake (waarvoor standaard een extra bedrag mag worden gerekend), deels heeft het te maken met extra uitgevoerde werkzaamheden. Financiële vooruitzichten Het is lastig om de kosten voor beschermingsbewind naar beneden te brengen. De onder bewind gestelde klant is vrij in zijn keuze van een bewindvoerder, toewijzing gebeurt door de Rechtbank, de kosten liggen redelijk vast en zijn nauwelijks te beïnvloeden en behalve een draagkrachttoets kan de gemeente geen criteria aanleggen voor de toekenning van bijzondere bijstand. Voor personen die al onder bewind zijn gesteld, wordt het bewind niet snel beëindigd. Ook overdragen naar een andere (goedkopere) bewindvoerder is vrijwel onmogelijk. In de vorige paragraaf is aangegeven dat 125 klanten na afloop van budgetbeheer door het BAD zijn overgedragen naar een bewindvoerder. Dat gebeurt, omdat een budgetbeheertraject na 3 jaar stopt, maar een deel van de klanten op dat moment niet (en in veel gevallen nooit) in staat is om verantwoord zelfstandig met financiën om te gaan. De komende jaren stromen bij het BAD jaarlijks ongeveer 240 huishoudens uit budgetbeheer. Minimaal de helft daarvan (115) is niet in staat om zelfstandig met financiën om te gaan. Daarvoor moet een aanvullende voorziening worden getroffen. Van deze 115 zullen er minimaal 100 een inkomen hebben dat rond het bijstandsniveau zit en op grond daarvan een beroep op de bijzondere bijstand doen. Dat betekent een oplopende jaarlijkse kostenpost van 100 klanten x 12 maanden x € 75 per maand x 108% = € 97.200,- per jaar. Naast de instroom vanuit budgetbeheer zal ook in de toekomst instroom vanuit andere indicatiestellers plaatsvinden. In de huidige verhouding komt 45% van alle bewindvoeringsklanten van het BAD. Verwacht wordt dat die verhouding zal veranderen. Door de wetswijziging zal het beroep op beschermingsbewind over de hele linie toenemen, maar omdat het BAD ook nog sterker op uitstroom van cliënten uit budgetbeheer moet gaan sturen, zal de stijging onder die klantgroep sterker zijn. Op dit moment stromen er vanuit andere organisaties tussen de 30 en 40 personen in die een beroep doen op bijzondere bijstand voor bewindvoering. Ingeschat wordt dat bij ongewijzigd beleid de jaarlijkse instroom vanuit andere organisaties rond de 50 zal liggen. Dat is dus nog een extra kostenpost van € 48.600,- per jaar. Totaal groeien de uitgaven voor bewindvoering bij ongewijzigd beleid dus met zo’n € 145.000,- per jaar. Alternatieven Er zijn meerdere mogelijkheden om te voorkomen dat de kosten zo sterk oplopen. 1. Verlengd budgetbeheer Een van de belangrijkste redenen om beschermingsbewind in te zetten, is de keuze die is gemaakt om budgetbeheer voor een periode van maximaal 36 maanden in te zetten. Dat levert een uitstroom van ca. 240 huishoudens per jaar op. Zoals gezegd is de helft daarvan niet in staat om verantwoord zelfstandig het inkomen te beheren. Naar schatting 70% daarvan zou ook geholpen zijn wanneer de keuze wordt gemaakt om de mogelijkheid te creëren om budgetbeheer langer dan 3 jaar te laten doorlopen en daarnaast in te zetten op de extra mogelijkheden die bewindvoering biedt (zoals het aanvragen van financiële voorzieningen en het doen van belastingaangifte). Dat deel van de uitstroom naar bewindvoering zou dan niet tot stand hoeven te komen. De kosten van budgetbeheer bedragen € 60,- per maand en kunnen (in principe) door de klant zelf betaald worden. Het gaat om klanten die niet meer in een schuldregelingstraject zitten en die dus ruimte in hun budget hebben om de kosten zelf te voldoen. De kosten van budgetbeheer komen niet in aanmerking voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand. Besparing: 70% van 139 cliënten
14
(97 cliënten) x 12 x € 75 x 108% = € 94.000,-
14
Aantal van 115 cliënten is het aantal dat bekend was tot november 2011. Wanneer dit aantal – aan de hand van de uitgaven over heel 2011 -wordt omgerekend naar het totaal aantal cliënten in 2011, dan wordt er uitgekomen op 139 cliënten.
22
2. Voorzieningenwijzers inzetten tijdens bewindvoeringstrajecten Op dit moment voert het BAD alleen bewindvoering uit voor cliënten die niet bij andere organisaties terecht kunnen. De tarieven die het BAD hanteert zijn lager dan die van de andere organisaties. Dat is mogelijk, doordat het BAD de keuze maakt om een deel van de werkzaamheden te laten uitvoeren vanuit het project “Voorzieningenwijzers”. De kosten van het BAD liggen 10% tot 20% lager dan de reguliere tarieven. Door meer eigen cliënten intern door te verwijzen, kan ook weer bespaard worden op de kosten van de cliënten waarbij verlengd budgetbeheer onvoldoende zekerheid biedt. Besparing: 30% van 139 cliënten (42 cliënten) x 12 x € 75 x 108% x 15% = € 6.100,3. BAD gaat meer bewindvoeringstrajecten op zich nemen Wanneer het BAD zich steviger profileert als bewindvoerdersorganisatie kan een deel van de onder bewindstellingen die nu door externe organisaties bij andere bewindvoerderskantoren worden aangemeld, ook bij het BAD terechtkomen. Daarmee kunnen ook kosten bespaard worden. Al die aanvragen komen nu bij bewindvoerders buiten het BAD terecht. Besparing: 30% van 50 cliënten (15 cliënten) x 12 x € 75 x 108 x 15% = € 3.570,-. Totaal kan op deze manier tenminste € 100.000 bespaard worden, waardoor de kosten niet met € 145.000 per jaar oplopen, maar met € 45.000 per jaar. De uitvoering van verlengd budgetbeheer en bewindvoering kan kostendekkend worden ingericht. Om de aangegeven besparing te realiseren, moet echter wel het project “Voorzieningenwijzers” structureel gemaakt worden. Het project wordt uitgevoerd door HBO- en MBO-stagiaires, gecombineerd met vrijwilligers. De kosten van het project zitten met name in de aansturing, begeleiding en opleiding van de medewerkers. Voor de continuering van het project is een bedrag van € 30.000 op jaarbasis nodig. Naast besparing op de kosten voor bewindvoering levert het project ook een aanzienlijke besparing op in de uitvoeringskosten. De Voorzieningenwijzers ondersteunen namelijk met het invullen van formulieren en het verzamelen van gegevens en kunnen er op die manier voor zorgen dat minder incomplete en/of kansloze aanvragen worden ingediend. Met betrekking tot bewindvoeringskosten bestaat er tenslotte ook nog een mogelijkheid om de extra kosten (de kosten die worden gedeclareerd bovenop de standaard maandtarieven en de kosten voor de intake) te beperken. Dat kan, door slechts die kosten te vergoeden waarvoor geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (zoals sociaal raadsliedenwerk, budgetbeheer, de voorzieningenwijzers of schuldhulpverlening). Dit kan zeker in de toekomst nog een besparing opleveren, omdat nu begint rond te zingen dat bewindvoerders extra uren in rekening kunnen brengen als hun klant problematische schulden heeft. Om een besparing te realiseren moet wel vooraf aan de bewindvoerders worden gemeld wat de mogelijkheden zijn en moet worden aangegeven dat het beleid op dit gebied gewijzigd is. Een besparing van 5% op de totale kosten moet daarmee mogelijk zijn.
Inrichtingskosten Analyse In 2011 is voor in totaal € 127.000 aan bijzondere bijstand voor inrichtingskosten verstrekt. Deze kosten worden vanuit de bijzondere bijstand vergoed, wanneer de aanvrager geen andere mogelijkheden heeft om de kosten voor de noodzakelijke (her)inrichting van een woning te betalen. Dat betekent dat in alle gevallen eerst moet worden gekeken naar voorliggende voorzieningen. Belangrijk alternatief voor deze uitgaven is het doen van een beroep op de gemeentelijke kredietbank (i.c. het BAD) voor een lening. In het gemeentelijk beleid is deze voorwaarde expliciet opgenomen. In 2011 is in totaal aan 162 huishoudens bijzondere bijstand voor inrichtingskosten toegekend. Deze groep is vergeleken met het aanvraagbestand persoonlijke leningen van het BAD en daaruit blijkt dat slechts 21 huishoudens in beide bestanden voorkomen (met andere woorden: van de 162 huishoudens waaraan bijzondere bijstand is verstrekt, hebben er slechts 21 eerst geprobeerd een lening te verkrijgen).
23
Dit aantal moet nog wel enigszins worden genuanceerd. Het kan namelijk zo zijn, dat bij de beoordeling van de aanvraag bijzondere bijstand de afweging wordt gemaakt of een aanvraag voor een persoonlijke lening zinvol is. Het is namelijk niet erg klantvriendelijk om kansloze aanvragen in te laten dienen. Daarom is ook nog een bestandsvergelijking gemaakt met het schuldsaneringsbestand van het BAD vanaf 2008. De veronderstelling daarbij is, dat klanten die in een schuldsaneringstraject zitten of daar in het recente verleden een beroep op hebben gedaan, niet in aanmerking komen voor een lening. Uit deze vergelijking blijkt dat van de overgebleven 141 huishoudens er 53 in een schuldsaneringstraject zitten of hebben gezeten. In totaal zijn dus 74 van de 162 huishoudens (45,7%) bekend bij het BAD. Dat baart om 2 redenen zorgen. In de eerste plaats omdat bij meer dan de helft van de huishoudens niet kan worden aangetoond dat een lening niet mogelijk is. Dat kan betekenen dat bijzondere bijstand wordt verstrekt zonder dat is gekeken naar voorliggende voorzieningen. Het zou nog zo kunnen zijn dat de beoordelaar op basis van de schuldsituatie van de klant heeft geoordeeld dat een leningaanvraag kansloos is. Dat is ook zorgelijk, omdat de klant in die gevallen voor een schuldregeling naar het BAD verwezen had moeten worden. Huidig beleid De bijzondere bijstand voor inrichtingskosten wordt verstrekt op individuele gronden en de hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van richtprijzen zoals vermeld in de Prijzengids van het NIBUD. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet kan voldoen uit de bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken. Een en ander zal uit een nader onderzoek door de consulent moeten blijken. Ongeacht de richtprijzen van het NIBUD geldt onverkort dat bijstand wordt verleend voor de goedkoopst adequate voorziening. De gemeente heeft voor twee specifieke doelgroepen vastgesteld beleid: AMA’s: Voor kamerbewonende AMA’s gelden de volgende bedragen: Alleenstaande € 1.386,- (bruto) € 1.138,40 (netto) Alleenstaande ouder € 1.782,- (bruto) € 1.463,66 (netto) Echtpaar € 1.980,- (bruto) € 1.626,29 (netto) Dak- en thuislozen: Voor de kosten van woninginrichting wordt uitgegaan van (maximaal) onderstaande bedragen Alleenstaande (kamer) € 500,Alleenstaande (woning) € 1.000,Alleenstaande ouder € 1.500,De bijstand wordt in de vorm van leenbijstand verstrekt daar waar het gaat om inrichtingskosten voor duurzame gebruiksgoederen. Voor de overige kosten welke betrekking hebben op de inrichting van de woning (denk aan verf, behang etc.) wordt dit verstrekt als bijstand om niet.
− − −
Voorstel aangepast beleid Bij het in behandeling nemen van de aanvraag dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden: De aanvraag moet worden ingediend vóórdat het gebruiksgoed is aangeschaft. Wanneer de aanvraagdatum na de aanschaf van de goederen ligt, moet de aanvraag in principe worden afgewezen. Uitzonderingen op deze regel moeten goed gemotiveerd worden vermeld. De noodzaak van de aanschaf van de goederen moet vaststaan. Bij inrichtingskosten in verband met een verhuizing moet ook gekeken worden of de verhuizing op zich noodzakelijk is en in hoeverre er goederen uit de oude woning meegenomen kunnen worden. Er is geen financiering mogelijk via: • Een voorliggende voorziening; • Te ontvangen gelden in verband met overname kosten; • Gereserveerd geld: Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen dient het bescheiden vermogen in beginsel te worden meegenomen, tenzij moet worden aangenomen, dat (een deel van) het vermogen niet bestemd is ter voorziening in deze kosten; • Een geldlening bij een kredietverlenende instelling niet mogelijk is. • De aanvrager net een LDT heeft ontvangen (kijken tot 2 maanden terug) of gaat ontvangen.
24
De werkgroep kiest ervoor om geen onderscheid meer te maken in doelgroepen. Indien de vier stappen doorlopen zijn en er is noodzaak aanwezig voor het verstrekken van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening dan gelden de hieronder gestelde maximale bedragen die als uitgangspunten gelden: Kosten maximale verstrekking bijzondere bijstand voor de kosten van volledige woninginrichting: • Alleenstaande € 2.400,• Twee volwassenen € 2.800,€ 380,• Kind (1e kind) Bij meerdere kinderen wordt een extra bedrag verstrekt ad € 50,-. Indien er sprake is van een aanvraag bijzondere bijstand voor i.v.m. de aanschaf van een wasmachine wordt de richtprijzen van het NIBUD aangehouden. Opknapkosten: Naast de bijzondere bijstand voor woninginrichting kan er bijstand om niet worden verstrekt voor de opknapkosten van een woning. Onder opknapkosten wordt bv. verf en behang verstaan. Voor opknapkosten wordt de onderstaande bedragen aangehouden: • 1 kamerwoning € 233,• 2 kamerwoning € 292,• 3 kamerwoning € 349,• 4 kamerwoning € 412,Niet tot een kamer worden gerekend: toilet, badkamer en keuken. Het gaat om verblijfsruimten als de woonkamer en slaapkamer(s) die daadwerkelijk worden gebruikt. Argumenten Voor: − Binnen het huidige beleid van de gemeente Deventer is ten aanzien van bijzondere bijstand voor inrichtingskosten geen eenduidige criteria opgenomen waaraan getoetst kan worden of iemand wel of niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt. In de praktijk leidt dit ertoe dat aanvragen bijzondere bijstand verschillend worden toegekend. Het is gewenst dat op dit punt beleid wordt ontwikkeld. − Het hanteren van maximale tarieven levert uniformiteit binnen de toekenningen op. Tegen: − Het is nog niet duidelijk of door de beleidswijziging ook daadwerkelijk een bezuiniging gerealiseerd zal worden op de inrichtingskosten. Van individueel maatwerk wordt nu overgegaan tot vastgestelde maximum bedragen. Financiële consequenties Niet bekend is wat de beleidswijziging aan financieel voordeel gaat opleveren, omdat een geheel andere wijze van toekennen gaat worden ingevoerd. Van individueel maatwerk wordt overgegaan tot het hanteren van maximum bedragen. Mogelijk zullen er wel meer leningen worden afgesloten via het BAD/Kredietbank Salland en omstreken, waardoor het beroep op de bijzondere bijstand zal afnemen. Aanpak/uitvoering Wanneer een aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting wordt ingediend zal deze in het vervolg verplicht vergezeld worden van een gemotiveerde afwijzing van een kredietaanvraag bij het BAD/Kredietbank IJsselland. Dit geldt ook indien er sprake is van een aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en aanvrager valt onder de WSNP. Indien er sprake is van WSNP geldt als voorliggende voorziening dat aan de bewindvoerder of de rechter commissaris toestemming gevraagd wordt om een lening aan te gaan voor de aanschaf van de kosten van duurzame gebruiksgoederen. Dit betekent dat een WSNP-er altijd een verklaring dient te overleggen van de bewindvoerder of rechter commissaris. Indien de aanvrager geen lening kan afsluiten bij het BAD/Kredietbank Salland en omstreken kan een aanvraag bijzondere bijstand in behandeling worden genomen. De aanvraag dient te allen tijde getoetst te worden aan de criteria die de Centrale Raad van Beroep stelt aan de aanvraag (zie hierboven).
25
Bijlage 6: Uitwerking voorstel vrij te laten bescheiden vermogen Inleiding Als een klant een aanvraag voor bijzondere bijstand indient, wordt altijd gekeken naar de financiële draagkracht van die persoon. Dit speelt een rol wanneer iemand een vermogen/inkomen heeft dat boven de bijstandsnorm uitkomt. De gemeente mag zelf bepalen welk gedeelte van iemands vermogen/inkomen wordt aangewend als financiële draagkracht en welk gedeelte van het vermogen/inkomen wordt vrijgelaten. De WWB geeft aan hoeveel vermogen een WWB-gerechtigde mag hebben. Vermogen onder deze grens wordt "vrij te laten bescheiden vermogen" genoemd. Voor een alleenstaande is het vrij te laten vermogen per 1 januari 2012 € 5.685,- en voor een alleenstaande ouder/echtpaar is het vrij te laten vermogen € 11.370,-. In bepaalde gevallen kan het wenselijk zijn om (een deel van) het vrij te laten vermogen aan te wenden voor bijzondere kosten, voor zover dit niet nodig is voor het gebruikelijke levensonderhoud. Daarbij kan gedacht worden aan bijzondere kosten voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, de kosten voor woninginrichting of de eigen bijdrage voor bewindvoering. Huidig beleid Tot nu toe bekeek de gemeente Deventer per geval of en zo ja welk deel van het vermogen moest worden aangewend voor bijzondere kosten (en waarvoor de klant dus bijzondere bijstand werd aangevraagd). Met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is duidelijk geworden dat bijna het geheel vrij te laten vermogen aangewend mag worden voor bijzondere kosten (alleen 1 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm moet worden vrijgelaten).
−
− − −
−
−
Argumenten Voor: In bepaalde situaties is het alleszins gerechtvaardigd het vrij te laten vermogen dat niet direct voor het gebruikelijke levensonderhoud nodig is beschikbaar te achten voor optredende bijzondere kosten. De keus om voor deze kosten het vrij te laten bescheiden vermogen toch in te zetten komt voort uit het uitgangspunt dat deze kosten strikt genomen geen bijzondere kosten zijn, maar tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten behoren die men geacht wordt uit het inkomen te kunnen voldoen. Er wordt aangesloten bij de huidige praktijk van intering van vermogen tot de vermogensgrens waarbij eveneens deze norm wordt aangehouden (zijnde 1,5 maal de toepasselijke bijstandsnorm). Gemeenten hebben beleidsvrijheid om per klant de financiële draagkracht vast te stellen. Gemeenten mogen volgens de uitspraak van de CRvB 1 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm buiten het vrij te laten vermogen laten. De gemeente Deventer wil klanten iets meer financiële ruimte geven door hen 1,5 maal de van toepassing zijnde bijstandsnorm buiten het vrij te laten vermogen te houden. Door de beleidswijziging wordt bespaard op de kosten van bijzondere bijstand, omdat mensen met voldoende vermogen/inkomen eerst moeten interen op dit vermogen/inkomen, alvorens bijzondere bijstand te kunnen krijgen. Tegen: Klanten met voldoende vermogen/inkomen moeten eerst interen op dit vermogen/inkomen, alvorens bijzondere bijstand te kunnen krijgen. Dit zullen - naar verwachting - vaker ouderen (65-plussers) zijn. Financiële consequenties Niet bekend is wat de beleidswijziging aan financieel voordeel gaat opleveren, omdat voorheen niet gekeken werd naar het vermogen en welk deel daarvan vrijgelaten/aangewend zou moeten worden bij een aanvraag bijzondere bijstand. Veel bijstandsgerechtigden hebben geen positief saldo op hun bankrekening staan. Veelal 65-plussers die een aanvraag bijzondere bijstand doen, zullen met deze maatregel te maken krijgen omdat zij over het algemeen wat meer geld gespaard hebben. Er wordt ingeschat dat voor een bedrag van € 10.000,- aan instroom op de bijzondere bijstand kan worden bespaard.
26
Aanpak uitvoering Voorgesteld wordt om de reeds afgegeven beschikkingen inzake het besluit om bijzondere bijstand te verlenen te handhaven. Alleen voor nieuwe gevallen geldt het nieuwe beleid (inwerkingtreding per 1 juli 2012). De beleidsregels langdurigheidstoeslag dienen aangepast te worden. Op grond van de huidige beleidsregels langdurigheidstoeslag is een bepaling opgenomen dat een aanvraag bijzondere bijstand "kan" worden afgewezen als men recentelijk een langdurigheidstoeslag ontving. De "kanbepaling" zal door een dwingender bepaling worden vervangen, zodat hier standaard naar wordt gekeken als een aanvraag bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt ingediend 15 .
15
Hiervan zou afgeweken kunnen worden voor grote gezinnen, zoals de Motie Sterk voor ogen heeft.
27
Bijlage 7: Uitwerking kleinere voorstellen tot versobering Alternatieve geneeswijzen Inleiding De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed in de AWBZ en de Zvw. In het besluit zorgverzekeringen is een bewuste beslissing genomen over de noodzaak van het vergoeden van de kosten van alternatieve geneeskundige behandelingen. De kosten van alternatieve geneeswijzen worden niet vergoed omdat de werking ervan niet wetenschappelijk is bewezen. Voor deze kosten bestaat in beginsel ook geen recht op bijstand. De wettelijke grondslag hiervoor is artikel 15 lid 1 tweede lid WWB. Onder alternatieve geneeswijzen vallen onder meer: - Homeopathie - Acupunctuur - Osteopathie - Chiropractische hulp - Manuele therapie Huidig beleid In het huidige beleid van de gemeente Deventer is het mogelijk om toch bijzondere bijstand te verlenen voor alternatieve geneeswijzen. Daartoe is enkele jaren geleden buitenwettelijk begunstigend beleid gecreëerd. Het beleid houdt het volgende in: wanneer de aanvrager zich niet aanvullend verzekerd heeft, dan wordt voor de hoogte van de te verlenen bijstand aansluiting gezocht bij de vergoeding die verleend zou worden indien er wel sprake was van een aanvullende verzekering. Heeft men nagelaten zich aanvullend te verzekeren dan bepalen de individuele omstandigheden de hoogte van de eventuele bijstand. In dat geval bedraagt de vergoeding maximaal hetgeen voor eigen rekening zou zijn gebleven indien men aanvullend verzekerd zou zijn via Salland Optimaal. Argumenten De kosten voor alternatieve geneeswijzen worden vanuit de zorgverzekeringswet als niet-noodzakelijk aangemerkt. Financiële consequenties De verwachte besparing zal ongeveer € 2.000,- op jaarbasis zijn.
Begrafenis- en crematiekosten Inleiding De kosten van een begrafenis of crematie tot de schulden van de nalatenschap als er geen begrafenisverzekering is afgesloten. De kosten komen dan voor rekening van de erfgenamen. Deze erfgenamen kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te kunnen voldoen. Het is niet mogelijk om aan de overledene zelf bijstand te verlenen voor de kosten van de begrafenis of crematie. Ook de kosten van premiebetaling voor een uitvaartverzekering komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Huidig beleid Het huidige beleid bepaalt dat de volgende bedragen vergoed kunnen worden via de bijzondere bijstand. Er is in het huidige beleid een onderscheid aangebracht tussen kosten voor een begrafenis en kosten voor een crematie. De bedragen zijn ontleend aan de prijzengids van het NIBUD over het jaar 2011. Totale kosten begrafenis: € 7.466,00 Totale kosten crematie: € 3.936,60 Argumenten Tot een bedrag van € 4.000,- kunnen de kosten voor een begrafenis of crematie als noodzakelijk worden aangemerkt. Hierbij is het (naar boven afgeronde) bedrag voor een crematie uit de NIBUDprijzengids 2011 als uitgangspunt genomen. Dit beleid is ook in overeenstemming met wat andere gemeenten, zoals Zutphen en Amersfoort hanteren.
28
Financiële consequenties De verwachte besparing zal ongeveer € 2.000,- op jaarbasis zijn.
Fysiotherapie en oefentherapie Inleiding De aanspraak op fysiotherapie en oefentherapie is geregeld in artikel 2.6 Besluit zorgverzekering. Voor verzekerden van 18 jaar en ouder is de aanspraak op fysiotherapie of oefentherapie beperkt tot de behandeling van bepaalde specifieke (chronische) aandoeningen. Deze specifieke aandoeningen zijn vastgelegd in een bijlage behorend bij artikel 2.6 lid 2 Besluit zorgverzekering. Voor verzekerden van 18 jaar en ouder geldt dat de eerste 20 behandelingen voor eigen rekening komen 16 . Voor deze eerste 20 behandelingen is in beginsel geen ruimte om bijzondere bijstand te verstrekken. De gemeente kan hierop buitenwettelijk begunstigend beleid ontwikkelen. Aan het buiten de voorziening laten van kosten van oefentherapie en fysiotherapie voor de niet op de bijlage behorend bij artikel 2.6 lid 2 Besluit zorgverzekering voorkomende aandoeningen ligt een bewuste keuze van de wetgever over de noodzakelijkheid van de voorziening ten grondslag ligt. Dit betekent dat er - tenzij er sprake is van zeer dringende redenen - geen ruimte is om voor deze kosten bijzondere bijstand toe te kennen. Huidig beleid Het huidige beleid houdt in dat bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste negen behandelingen fysiotherapie en oefentherapie wordt verstrekt. Voor de kosten van een eventuele vervolgbehandeling wordt de zorgverzekeringswet in alle gevallen als een toereikende en passende voorliggende voorziening beschouwd. Argumenten Het huidige beleid is inmiddels verouderd en dient afgestemd te worden op de wijzigingen vanuit de Zorgverzekeringswet. Met de voorgestelde vergoeding van 8 behandelingen kan een eventueel gat gedekt worden tussen de vergoeding uit de aanvullende verzekering en de vergoeding vanuit de basisverzekering. Als mensen geen aanvullende verzekering hebben, dan worden de eerste 8 behandelingen vergoed vanuit de bijzondere bijstand. Het gat tussen deze 8 betaalde behandelingen vanuit de bijzondere bijstand en de vergoeding vanuit de basisverzekering, komt voor mensen zonder aanvullende verzekering voor eigen rekening. Er wordt op deze manier een redelijke vergoeding gegeven voor mensen die zich niet aanvullend hebben gegeven. Financiële consequenties In het nieuwe beleid wordt 1 behandeling minder vergoed ten opzichte van het huidige beleid. Dit zou in beginsel een besparing dienen op te leveren. De verwachting is echter dat het beroep op de bijzondere bijstand voor fysiotherapie zal toenemen, omdat de basisverzekering pas vanaf 20 behandelingen gaat vergoeden. Verwacht wordt dat de kosten dus toe zullen nemen tot ongeveer € 2.500,- op jaarbasis. Tot op heden werd slechts voor een paar honderd euro aan bijzondere bijstand verstrekt voor fysiotherapie op jaarbasis.
Reiskosten bezoek gedetineerde Inleiding De kosten verbonden aan het bezoeken van een gedetineerde behoren - in beginsel - niet tot de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer en/of tot de kosten van het leven van alledag die in de regel uit de ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan verstrekte normuitkering dienen te worden bestreden. De vervoerskosten verbonden aan het bezoeken van een gedetineerde worden met een ander doel gemaakt. Het betreft hier dan ook (meestal) uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten. De gemeente Deventer heeft buitenwettelijk begunstigend beleid gemaakt inzake de vergoeding van de reiskosten die door gezinsen familieleden van een gedetineerde worden gemaakt in verband met een bezoek aan de gedetineerde.
16
Voor verzekerden jonger dan 18 jaar worden de eerste 20 behandelingen wel vergoed door de basisverzekering.
29
Huidig beleid Er wordt uitgegaan van de volgende bezoekfrequentie in het geval de gedetineerde geen recht heeft op (weekend)verlof: − voor gezinsleden: 1 x per 2 weken; − voor andere eerstegraads familieleden: 1 x per maand; − voor tweedegraads familieleden: 1 x per maand. Indien de gedetineerde met verlof mag, wordt dit in mindering gebracht op de bezoekfrequentie van de gezins- en familieleden. Wanneer de detentie in het buitenland plaatsvindt wordt de hoogte van de bijstand zodanig vastgesteld dat alleen de reiskosten in Nederland worden vergoed. Reiskosten die in dit verband in het buitenland worden gemaakt, komen wegens strijdigheid met het territorialiteitsbeginsel immers niet voor bijstand in aanmerking. Argumenten Er wordt geen bijzondere bijstand meer verstrekt voor tweedegraads familieleden, omdat deze kosten als niet-noodzakelijk worden beschouwd. Voor gezinsleden en eerstegraads familieleden wil de gemeente het buitenwettelijk beleid behouden, maar dit wordt versoberd tot vergoeding van de reiskosten tot 1 x per maand. Een hogere bezoekfrequentie wordt niet noodzakelijk bevonden. Financiële consequenties De verwachte besparing zal ongeveer € 500,- op jaarbasis zijn. Jaarlijks wordt een kleine duizend euro verstrekt aan bijzondere bijstand voor reiskosten.
Seksuele hulpverlening Inleiding Lichamelijk gehandicapten kunnen behoefte hebben aan seksuele hulpverlening. Sommige hulpverlenende instanties geven aan dat seksuele hulpverlening wenselijk kan zijn voor een betrokkene. Een enkele keer wordt hiervoor een aanvraag bijzondere bijstand ingediend. Huidig beleid Er is op dit moment geen beleid vastgelegd over de verstrekking van bijzondere bijstand voor seksuele hulpverlening. In praktijk werd er wel tot vergoeding overgegaan. Argumenten Aangezien voor de betreffende kosten geen beroep kan worden gedaan op de Zorgverzekeringswet of AWBZ (omdat de kosten niet behoren tot de voorzieningen die in het kader van deze wetten worden vergoed), is de gemeente de mening toegedaan dat er geen bijzondere bijstand zou hoeven te worden verstrekt voor de kosten van seksuele hulpverlening. De CRvB stelt bovendien dat er geen bijzondere bijstand kan worden verleend als er sprake is van wenselijke kosten De noodzaak van seksuele hulpverlening is bovendien niet (medisch) vast te stellen. Financiële consequenties Aangezien slechts een enkele keer een dergelijk verzoek wordt ingediend, zal de besparing niet erg groot zijn, ongeveer € 500,- op jaarbasis.
30
Bijlage 8: Uitwerking voorstel alarmsystemen Inleiding Mensen die nog over zelfstandige huisvesting beschikken of woonachtig zijn in een aanleunwoning of verzorgingshuis maken soms gebruik van een alarmeringssysteem, zodat er hulp komt in geval van calamiteiten. Huidig beleid Het huidige beleid bepaalt dat de kosten van een abonnement op het alarmeringssysteem van Stichting Thuiszorg voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking komt. Bij personen ouder dan 65 jaar wordt de medische indicatie aanwezig geacht en hiernaar hoeft geen nadere onderzoek te worden gedaan. De kosten worden ten dele vergoed vanuit een gemeentelijke subsidie en de eigen bijdrage bedraagt € 5,67 per vier weken. Bij personen jonger dan 65 jaar wordt de noodzaak niet door Stichting Thuiszorg vastgesteld en zij zijn een hogere bijdrage verschuldigd. In die gevallen dient de noodzaak te worden vastgesteld aan de hand van een medisch advies. Er zijn geen vaste bedragen voor vergoeding in het beleid opgenomen. Argumenten De vergoeding van de eigen bijdrage voor mensen die via Stichting Thuiszorg een abonnement op het alarmeringssysteem hebben, blijft in stand. Aangezien er nog geen beleid ontwikkeld was voor mensen die in een verzorgingshuis gebruikmaken van een alarmeringssysteem, wordt hieraan met dit beleidsvoorstel tegemoet gekomen. De bedragen die voor vergoeding in aanmerking komen, zijn opgevraagd bij de Leiboom en Zorggroep Solis. Vaak maakt een alarmeringssysteem onderdeel uit van een zorgabonnement. Enkel de kosten voor een alarmeringssysteem komen voor vergoeding in aanmerking. Financiële consequenties Aangezien dit nieuw beleid is, valt nog niet goed in te schatten hoeveel mensen hiervan gebruik gaan maken. Jaarlijks wordt gemiddeld rond de € 4.000,- uitgegeven aan bijzondere bijstand voor alarmsystemen. De verwachting is dat dit voorstel de gemeente jaarlijks een bedrag van € 1.000,extra kost.
31
Bijlage 9: Uitwerking voorstel eigen bijdrage kinderopvang en kwijtschelding Eigen bijdrage kinderopvang Inleiding Sinds 2012 is de kinderopvangtoeslag gekoppeld aan het aantal uren dat de ouder met de kleinste baan werkt. De hoogte van de toeslag hangt ook af van het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat, voor hoeveel uur dat gebeurt en de uurprijs van de kinderopvang. De eigen bijdrage van de kinderopvang is in 2012 verhoogd naar 9,3%. Deze eigen bijdrage geldt voor elke ouder die kinderopvangtoeslag krijgt. Het rijk wil de armoedeval van – met name alleenstaande ouders - tegengaan en de (arbeids)participatie van ex-WWB’ers vergroten. Daarom roept het rijk gemeenten op om een bijdrage te leveren aan het verminderen van de armoedeval, door bij het beoordelen van het recht op bijzondere bijstand rekening te houden met de eigen bijdrage die huishoudens betalen voor de kinderopvang. Hiermee worden huishoudens die gaan werken doelgericht in inkomen ondersteund als zij ondanks het hebben van werk nog een beroep doen op de bijzondere bijstand. Huidig beleid De gemeente vergoedt o.a. voor WWB-klanten in een re-integratietraject nu 4,5% van deze eigen bijdrage. Verder geldt dat de kinderopvangtoeslag lager wordt naarmate het inkomen hoger wordt. De overheid vergoedt bovendien niet meer dan een maximale uurprijs voor kinderopvangtoeslag (€ 6,36), terwijl veel kinderopvangbedrijven een prijs rekenen die boven de vergoeding van de uurprijs door de belastingdienst ligt. Zo rekent Raster met een uurprijs van € 6,89. Het verschil tussen hetgeen de belastingdienst vergoedt en hetgeen het kinderopvangbedrijf als uurprijs hanteert, komt voor rekening van de ouder(s). Met name alleenstaande (studerende) ouders komen in financiële nood. Ook speelt dit probleem bij projecten waarbij ouders vrijwilligerswerk verrichten. En mogelijk speelt dit ook een rol bij ouders die in het kader van wederkerigheid actief moeten zijn van de gemeente 17 . Wettelijk gezien zijn gemeenten niet verplicht om de extra vergoeding van 4,5% naar 9,3% te verhogen. Op dit moment wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor zowel het verschil in uurprijs, als voor de eigen bijdrage van 9,3%. Argumenten Voor: - Als gevolg van een stapeling van bezuinigingen worden met geconfronteerd met extra kosten, zoals de eigen bijdrage voor de kinderopvang. Het gevaar bestaat dat mensen door een stapeling van bezuinigingen het hoofd niet meer boven water kunnen houden. - Voorkomen wordt dat klanten stoppen met hun re-integratietraject, inburgering of studie. Met name de groep studerende alleenstaande ouders die geen klant van de gemeente zijn, is een kwetsbare groep en dreigen uit te vallen als zij de kinderopvang niet meer kunnen betalen. - In geval mensen met hun traject of studie stoppen, leidt dit niet tot de gewenste (arbeids)participatie en wellicht tot juist meer bijstandsaanvragen en -uitkeringen. In dat geval wegen de kosten om de eigen bijdrage te vergoeden niet op tegen de kosten van het verstrekken van een bijstandsuitkering(en) gedurende meerdere jaren. Tegen: - Wettelijk gezien zijn gemeenten niet verplicht om de eigen bijdrage van 4,5% (en de per 1 januari 2012 verhoogde eigen bijdrage van 9,3%) te vergoeden. - De maatregel is opgelegd door het rijk. Het ligt niet op de weg van de gemeente om rijksbeleid te doorkruisen en lokaal begunstigend beleid te ontwikkelen ten aanzien van de vergoeding van kosten kinderopvang. - Door het verschil in uurprijs niet te vergoeden, blijft de marktwerking van en tussen kinderopvangbedrijven gehandhaafd. 17
De alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar kan in aanmerking komen voor vrijlating van 12,5% van de netto arbeidsinkomsten, tot max. €120 per maand, voor max. 3 jaar. Aan de SGP werd toegezegd de ontheffing van de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders van kinderen tot 5 jaar in de bijstand niet af te schaffen. De Krom vond het amendement van de SGP aantrekkelijk, omdat het niet alleen gaat om het handhaven van de ontheffing op de sollicitatieplicht voor alleenstaande jonge ouders. De SGP stelt ook voor om strenger te letten op nakoming van afspraken met de ouders die worden ontzien,om ze uiteindelijk aan het werk te helpen.
32
-
-
Verder wordt van mensen met een laag inkomen verwacht dat zij op zoek gaan naar een kinderdagverblijf dat een uurprijs hanteert dat even hoog is als de prijs die door de belastingdienst vergoed wordt. De gemeente zal door toekomstig rijksbeleid op het gebied van kinderopvang mogelijk meer te maken krijgen met extra kosten door hogere eigen bijdragen en lagere uurprijsvergoedingen door de belastingdienst. Hierdoor zal voor de gemeente het budget kinderopvang meer onder druk komen te staan. Vooralsnog worden de lagere inkomens echter ontzien.
Financiële consequenties Als de extra vergoeding van 4,5% naar 9,3% wordt vergoed door de gemeente, dan kost dit circa € 30.000,- op jaarbasis. Als de gemeente beleid wil ontwikkelen om studerende alleenstaande ouders te compenseren, dan zal dit naar verwachting € 10.000,- op jaarbasis gaan kosten.
Wetsvoorstel wijziging Wet Kinderopvang Minister Kamp van SZW heeft een wetsvoorstel tot wijziging van de Wk ingediend. In het wetsvoorstel wordt geregeld dat de rol van gemeenten en het UWV in de uitbetaling van de tegemoetkoming komt te vervallen met ingang van 1 januari 2013. De uitbetaling van de vergoeding voor kinderopvang voor doelgroepouders wordt volledig overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen. De gehele uitvoering van de kinderopvangtoeslag komt daarmee voor rekening van de Belastingdienst/Toeslagen. Voorts wordt in het wetsvoorstel het volgende geregeld: o Er wordt een grondslag gecreëerd om het recht op het aantal uren kinderopvangtoeslag voor doelgroepouders te koppelen aan het traject naar werk. o Er wordt een grondslag gecreëerd om een inkomensonafhankelijke eigen bijdrage per gezin mogelijk te maken. o Er wordt een grondslag gecreëerd om de in de kinderopvangtoeslag bestaande vaste voet te kunnen afbouwen. o De extra verhoging van de tegemoetkoming van 4,5% respectievelijk 3,5% van de kosten van kinderopvang die gemeenten uitkeren boven de kinderopvangtoeslag wordt gewijzigd. Het vaststellen van de percentages wordt een beleidsvrijheid van gemeenten. De bevoegdheid tot het verstrekken van deze extra bijdrage blijft bij gemeenten en wordt niet overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen. Het wetsvoorstel geldt naar verwachting met ingang van het berekeningsjaar 2013. Zie ook het advies van de Raad van State en het nader rapport van de minister.
Kwijtschelding Inleiding Kwijtschelding lokale lasten en kosten formele kinderopvang Huishoudens die vanuit een bijstandssituatie aan het werk gaan, komen in veel gevallen niet meer in aanmerking voor kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Het netto inkomen wordt dan namelijk te hoog. Dat lijkt terecht, maar tegelijkertijd kan het zijn dat het besteedbare inkomen niet toeneemt, door de kosten van kinderopvang. Het kabinet ziet deze armoedeval – minder besteedbaar inkomen, ook al wordt er meer gewerkt – als een ongewenste situatie. Het zorgt namelijk voor een belemmering om deel te nemen op de arbeidsmarkt. Het kabinet spant zich deze kabinetsperiode in om de armoedeval op te lossen. Hierbij is in het bijzonder aandacht voor de armoedeval van alleenstaande ouders. Bij kwijtschelding van gemeentelijke belastingen krijgt de gemeente per 2012 de mogelijkheid om rekening te houden met de eigen bijdrage voor kinderopvang, waarbij de eigen bijdrage voor kinderopvang in mindering kan worden gebracht op het besteedbare inkomen voor de 18 kwijtscheldingstoets . Hierbij hoort voor de berekening van de kosten van kinderopvang rekening te worden gehouden met de maximale uurprijs uit het besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang.
18
Dit is neergelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
33
AOW kwijtscheldingsnorm Uitkeringen als de AOW, ANW, WW, WIA, WAO en Wajong gaan vanaf 1 januari 2012 omhoog. De verhogingen worden doorgevoerd omdat de uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. De aanpassingen zijn nodig omdat ook de lonen en de prijzen de afgelopen tijd zijn gestegen. Bij de berekening van de uitkeringsbedragen is rekening gehouden met het wetsvoorstel ‘Geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon’. Dit wetsvoorstel is op 13 december 2011 aangenomen in de Eerste Kamer. Hierin wordt vanaf 1 januari 2012 de dubbele algemene heffingskorting afgebouwd in het referentieminimumloon. De dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon wordt de komende 20 jaar twee keer per jaar afgebouwd. Dit geldt ook voor de WWB-norm. De AOW-norm, die ook is gebaseerd op het referentieminimumloon, wordt ook door deze maatregel getroffen. Bij de berekening ‘kwijtscheldingstoets’ ontstaat er voor de 65 plussers betalingscapaciteit. Het ontstaan van betalingscapaciteit voor een 65 plusser met enkel AOW is een niet gewenste situatie. Op landelijk niveau binnen de politiek heeft dit tot een discussie geleid. De discussie heeft ertoe geleid dat de kosten van bestaan voor een 65 plusser met een bedrag van € 18,79 (per persoon) wordt verhoogd. Dit betekent dat de AOW-norm en de WWB-norm de komende 20 jaar uit elkaar groeien. Door een verruimingsmogelijkheid in de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke belastingen wordt aan de lagere overheden de mogelijkheid geboden om voor 65 plussers, voor de kosten van bestaan, de (verruimde) AOW-norm te hanteren. Huidig beleid Op dit moment wordt bij de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen nog geen rekening gehouden met de eigen bijdrage voor kinderopvang en wordt op dit moment de eigen bijdrage voor kinderopvang nog niet in mindering gebracht op het besteedbare inkomen voor de kwijtscheldingstoets. Ten aanzien van de AOW-kwijtscheldingsnorm is nieuw beleid per 2012 ingevoerd. Het huidige beleid zag nog toe op het bestaan van de dubbele heffingskorting. Nu deze afgebouwd gaat worden, is nieuw beleid noodzakelijk. Argumenten Voor: - Als gevolg van een stapeling van bezuinigingen worden mensen met geconfronteerd met extra kosten, zoals de eigen bijdrage voor de kinderopvang. Het gevaar bestaat dat met name mensen met een laag inkomen door een stapeling van bezuinigingen het hoofd niet meer boven water kunnen houden. Van dit voorstel hebben mensen die vanuit een uitkeringssituatie gaan werken profijt. - Het voorkomen van het ontstaan van betalingscapaciteit bij 65 plussers. Tegen: - Er zijn geen argumenten tegen dit voorstel. Financiële consequenties Om gemeenten te ondersteunen bij het uitvoeren hiervan, wordt structureel tien miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor Deventer betreft het een bedrag van € 63.000,-. Team belastingen denkt hiervan € 25.000,- nodig te hebben. Voorgesteld wordt om deze € 25.000,- toe te voegen aan programma 11. Ten aanzien van het restantbedrag (€ 38.000,-) wordt voorgesteld om dit toe te voegen aan het budget individuele bijzondere bijstand (programma 8) met als doel om hiervoor ook mogelijkheden te creëren om de kosten kinderopvang te vergoeden 19 .
19
Hiertoe wordt besloten bij de voorjaarsnota 2012.
34
Bijlage 10: Uitwerking voorstel eigen bijdrage(n) psychotherapie Inleiding De geneeskundige geestelijke gezondheidszorg is met ingang van 1 januari 2008 uit de aanspraken op grond van de AWBZ verwijderd en is onder de te verzekerden prestaties op grond van de Zorgverzekeringswet overgebracht. Er is een onderscheid te maken in een eerstelijns- en tweedelijns psycholoog. Voor de behandeling door tweedelijns psychologische zorgverleners, zoals psychotherapie, geldt voor een verzekerde van 18 jaar of ouder een eigen bijdrage. De hoogte van de bijdrage is afhankelijk van het aantal minuten voor een diagnose behandeling combinatie. De maximale eigen bijdrage bedraagt per 1 januari 2012 € 200,00 per jaar. Er komt geen eigen bijdrage voor: • Jeugd en jongeren tot 18 jaar; • Iemand die betrokken wordt bij de behandeling van een naaste (nevencliënt); • Mensen die onvrijwillig, op basis van de Wet BOPZ worden opgenomen; • Patiënten die in een crisis verkeren; • Patiënten die via bemoeizorg worden behandeld; • Asielzoekers; • Patiënten die onder justitie vallen. Behandeling door een eerstelijnspsycholoog valt onder de Zorgverzekeringswet. Sinds 1 januari 2012 worden de kosten van ten hoogste vijf zittingen eerstelijnspsychologische zorg op grond van de Zorgverzekeringswet vergoed, waarbij een eigen bijdrage van € 20,00 per zitting geldt (artikel 2.3 Regeling zorgverzekering). Als iemand in een psychiatrische kliniek wordt opgenomen, dan wordt € 145,- per maand in rekening gebracht vanaf de tweede maand van opname voor onderdak en eten. Dit speelt bijvoorbeeld voor personen die opgenomen zijn bij Dimence. Huidig beleid Het huidige beleid kent enkel de vergoeding van de eigen bijdrage voor de eerstelijns zorg. In het huidige beleid wordt nog geen eigen bijdrage voor de tweedelijns zorg vergoed, mede omdat deze eigen bijdrage pas per 2012 is ingevoerd. Tot 2012 werd de eigen bijdrage van € 10,- voor maximaal 10 zittingen binnen de eerstelijns zorg vergoed via de bijzondere bijstand. Argumenten Voor: - Als gevolg van een stapeling van bezuinigingen worden met geconfronteerd met extra kosten, zoals de eigen bijdrage voor de tweedelijns geestelijke gezondheidszorg. De gemeente kan de eigen bijdrage van € 200,- per jaar en € 145,- per maand op zich nemen. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat mensen de juiste zorg krijgen en hulp zoeken. Wanneer mensen deze zorg niet zoeken/krijgen vanwege geldgebrek, zou dit kunnen leiden tot isolement van mensen of juist tot overlast in de stad. - Daarbij worden personen die in crisis-opvang van Dimence zijn opgenomen ook nog geconfronteerd met de kosten die zij maken voor het aanhouden van hun woning. Dit komt omdat de behandeling altijd gericht is op terugkeer naar de eigen woning. - Naast de GGZ-bijdrage blijft deze groep mensen ook nog de AWBZ bijdrage betalen bij opname. Tegen: - De Zorgverzekeringswet voorziet in vergoeding van kosten van eerstelijns psychologische zorg. Voor zover een belanghebbende voor die eerstelijns zorg kan kiezen, moet dit gezien worden als een passende en toereikende voorliggende voorziening en bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdragen voor tweedelijns zorg. Het is immers de eigen keuze van belanghebbende om duurdere (tweedelijns) zorg aan te wenden. Het is niet de bedoeling dat een dergelijke keuze afgewenteld wordt op de WWB. - De maatregel is opgelegd door het rijk. Het ligt niet op de weg van de gemeente om rijksbeleid te doorkruisen en lokaal begunstigend beleid te ontwikkelen.
35
Financiële consequenties Volgens opgave van Dimence zijn er 1200 personen die de eigen bijdrage van € 200,- op jaarbasis moeten betalen. Er zijn 70 mensen die de eigen bijdrage van € 145,- per maand moeten betalen. Niet iedereen zal – qua inkomen/vermogen – voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Volgens opgave van Salland Verzekeringen deden in 2010 630 mensen een beroep op een vergoeding van tweedelijns gezondheidszorg via de Salland optimaal verzekering. Voor de berekening van de kosten als de eigen bijdrage van € 200,- op jaarbasis zou worden vergoed, wordt ingeschat dat 500 personen hiervoor via de bijzondere bijstand in aanmerking komen. De kosten hiervan zijn € 100.000,- op jaarbasis. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat voor meer mensen de eerstelijns zorg afdoende zou moeten zijn, waardoor er geen beroep meer gedaan hoeft te worden op tweedelijns zorg. Voor de berekening van de kosten als de eigen bijdrage van € 145,- per maand vergoed zou worden, wordt ingeschat dat 45 personen hiervoor via de bijzondere bijstand in aanmerking komen. De kosten hiervan zijn dan bijna € 80.000,- op jaarbasis. De eigen bijdrage van € 20,- voor 5 zittingen komt ook voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking. Omdat verwacht wordt dat meer mensen vanuit de tweedelijns zorg een beroep zullen doen op de voorliggende voorziening van de eerstelijns zorg, wordt verwacht dat hier een extra toename in de zien zal zijn. De kosten hiervan worden op € 10.000,- geschat.
36