Beleidsregels bijzondere bijstand 2014
Datum: Project: Auteur:
3 december 2013 Herijking bijzondere bijstand ISD CGM
Versie: Status:
1.3 Op 3 december 2013 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
Inhoudsopgave Inhoudsopgave...................................................................................................................... 1 Inleiding................................................................................................................................. 3 Algemene bepalingen ......................................................................................................... 6 B062 – Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht)................................ 6 B063 – Draagkrachtpercentages ........................................................................................... 6 B064 – Draagkrachtperiode bijzondere bijstand .................................................................... 7 B065 – Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode ..................................................... 7 B066 – Drempelbedrag ......................................................................................................... 8 B067 – Stappenplan berekening bijzondere bijstand ............................................................. 8 B069 – Waar en wanneer medisch advies opvragen............................................................. 9 B137 – In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht ................................................10 Directe levensbehoeften ....................................................................................................11 B079 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20–jarigen niet in inrichting .................................11 B080 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20–jarigen in een inrichting .................................12 B081 – Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren.......................................................13 B083 – LBIO–bijdrage residentiële opvang kinderen ............................................................13 B084 – Baby–uitzet ..............................................................................................................13 B088 – Stookkosten .............................................................................................................15 B096 – Bewassing en kledingslijtage....................................................................................16 B097 –Toeslag bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders....................................17 B105 – Overbrugging scherpe terugval in inkomen ..............................................................17 Voorzieningen voor het huishouden.................................................................................18 B087 – Verzorging en hulp ...................................................................................................18 Voorzieningen voor wonen................................................................................................19 B101 – Duurzame gebruiksgoederen ...................................................................................19 B102 – Verhuiskosten ..........................................................................................................21 B103 – Eerste maand huur en administratiekosten ..............................................................22 B145 – Berekening woonkostentoeslag huurders.................................................................23 B146 – Berekening woonkostentoeslag eigenaren ...............................................................24 Kosten uit maatschappelijke zorg.....................................................................................26 B014 – Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde .........................................................26 B082 – Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen ........................................................27 B087 – Communicatie en signalering ...................................................................................28 B095 – Kosten voor sociaal culturele en educatieve activiteiten ...........................................29
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 1
Financiële transacties ........................................................................................................30 B072 – Premie particuliere ziektekostenverzekering (vervallen) ...........................................30 B076 – Kosten bewindvoering ..............................................................................................31 B077 – Kosten curatele ........................................................................................................32 B078 – Kosten rechtsbijstand ...............................................................................................33 B093 – Suppletie GKB–lening ..............................................................................................35 B094 – Kosten schuldhulpverlening......................................................................................36 B165 – Kosten mentorschap ................................................................................................37 Uitstroombevordering........................................................................................................38 B089 – Reiskosten woon–werkverkeer (verwervingskosten) ................................................38 B092 – Reiskosten bezoek Werkplein ..................................................................................38 B098 – Kosten van scholing en opleiding .............................................................................38 B099 – Verwervingskosten (algemeen) ................................................................................39 Medische dienstverlening..................................................................................................40 B068 – Adresgegevens zorgverzekeraars ............................................................................40 B070 – Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering ................................40 B073 – Brillen en contactlenzen ...........................................................................................41 B074 – Overig beleid inzake medische kosten .....................................................................42 B091 – Reiskosten bezoek zieke familieleden......................................................................42 B138 – Aangewezen groepen voor categoriale bijzondere bijstand......................................45 B148 – Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen......................................45 B151 – Dieetkosten ..............................................................................................................46 B152 – Zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening............................................................47 B153 – Tandheelkundige hulp ..............................................................................................48 B154 – Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg ..........................................................49 B155 – Fysiotherapie en oefentherapie ................................................................................50 B160 – Eigen risico ..............................................................................................................51 Overige kostensoorten ......................................................................................................52 B012 – Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie ............52 B013 – Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde.......................................................52 B075 – Uitvaartkosten ..........................................................................................................53 B106 – Overige bijzondere kosten........................................................................................53 V003 – Bijzondere bijstand specifieke kosten zelfstandigen .................................................54
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 2
Inleiding Het college van burgemeester en wethouders beoordeelt aan de hand van artikel 35 WWB aanvragen voor bijzondere bijstand. De kaders van hoe zij dit doet zijn neergelegd in de beleidsregels bijzondere bijstand. De beleidsregels zijn periodiek aan verandering onderhevig als gevolg van veranderende wet- en regelgeving en andere veranderingen in het leven van alledag. Om deze beleidsregels aan te laten sluiten bij deze ontwikkelingen worden in dit document een 56-tal beleidsregels geactualiseerd voorgesteld. Deze actualisatie wordt gelijkelijk ingezet bij de gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert. Het uitgangspunt bij het actualiseren is dat het verstrekkingenniveau voor de burger zoveel mogelijk onveranderd blijft en heeft als verder doel om een eenduidige uitvoering te realiseren die transparant voor de burger is en kostenefficiënt qua procesinrichting is. Deze actualisatie is daarom veelal een tekstuele wijziging waardoor de informatie in de beleidsregel eenduidig is opgebouwd ten opzichte van de andere beleidsregels. Waar landelijke wet– en regelgeving veranderd is, zijn de beleidsregels aangepast om aan te sluiten bij deze wet– en regelgeving. Er zijn ook enkele beleidsregels waar inhoudelijke wijzigingen worden voorgesteld. Deze wijzigingen richten zich voornamelijk op harmoniseren van de beleidsregels tussen de CGM–gemeenten. Dit kan leiden tot een minimale verbetering of verslechtering van het verstrekkingenniveau, maar zullen in de regel amper voor komen omdat het veelal bijzondere gevallen betreft ten opzichte van reguliere verzoeken om bijzondere bijstand.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 3
Samenvatting Hieronder wordt een samenvatting gegeven van de beleidsregels die inhoudelijk worden gewijzigd en wat die wijziging inhoudt. De voorgestelde teksten van deze beleidsregels worden verderop in dit document behandeld. De overige beleidsregels wijzigen enkel tekstueel, waardoor deze beter leesbaar worden. Let op! De beleidsregels zijn genummerd met een code in de titel. Deze code correspondeert met de vindplaats in de kennisbank Grip Op WWB van KluwerSchulinck. De volgorde van beleidsregels is niet oplopend, maar gesorteerd naar de indeling die het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteert bij de BUS (Bijstandsuitkeringenstatistiek). B064 – Draagkrachtperiode bijzondere bijstand Wijzigingen: meetmoment van draagkrachtperiode. Formaliseren van de uitvoeringspraktijk. Het meetmoment voor de berekening van de draagkrachtperiode wordt vastgesteld op 1 maand voorafgaand aan het moment dat de kosten zich voordoen. B137 – In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Wijzigingen: In aanmerking te nemen middelen bij de berekening van draagkracht worden aangepast, zodat deze aansluit aan de berekening van het inkomen onder algemene bijstand. B076 – Kosten bewindvoering Wijzigingen: toevoeging verplichtingen aan belanghebbende(n) om mee te werken aan onderzoek naar financiële leerbaarheid en om mee te werken aan een schuldregeling inzake de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Dit heeft als doel om de klant middels schuldhulpverlening te helpen met het oplossen van diens schulden en daarmee de noodzaak van bewindvoering te verminderen. B094 – Kosten schuldhulpverlening Wijzigingen: tekst geactualiseerd aan Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De Wgs is een voorliggende voorziening en er bestaat daardoor géén recht meer op bijzondere bijstand. B082 – Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen Wijzigingen: tekst geactualiseerd aan de Verordening Reductieregeling. Bijstandsverlening is daardoor niet aan de orde. B084 – Baby–uitzet Wijzigingen: Bijstandsverlening blijft slechts mogelijk in bijzondere omstandigheden. B097 – Toeslag Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders Wijzigingen: Bijstandsverlening wordt gelimiteerd tot een periode van maximaal 6 maanden en de hoogte van de bijstand is maximaal het verschil tussen de norm alleenstaande (aangevuld met eventueel inkomen van het kind) en de norm alleenstaand ouder. B073 – Brillen en contactlenzen Wijzigingen: maximering van kosten bijzondere bijstand voor kosten brillen á (enkelfocus/lenzen) € 250,- en (multifocus) € 350,- / 2 jaar. Deze bedragen zijn maximale kosten voor hulpmiddelen. De vergoeding vanuit de verzekeraar moet hier nog van af.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 4
B091 – Reiskosten bezoek zieke familieleden Wijzigingen: bedrag bij vergoeding per auto wordt gelijkgesteld met de vergoeding die geldt voor de regeling voor zittend vervoer vanuit de zorgverzekeraars. Gebruik van openbaar vervoer blijft vooralsnog het uitgangspunt. B151 – Dieetkosten Wijzigingen: Het Cuijkse beleid opgenomen voor Grave en Mill en Sint Hubert. Inhoudelijk worden de meerkosten vergoed die verband houden met dieetkosten, conform de richtlijnen van het Nibud. Noodzaak moet medisch vastgesteld worden. B152 – Zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening Wijzigingen: bijstandsverlening blijft mogelijk in bijzondere gevallen. Dit betreft maatwerk en noodzaak moet middels een medisch advies worden vastgesteld. B160 – Eigen risico Wijziging: Mogelijkheid tot bijstandsverlening vervalt, kwam in praktijk al niet meer voor. Er bestaat een voorliggende voorziening via Compensatie Eigen Risico, welke als doel heeft mensen met een laag inkomen te compenseren voor het eigen risico voor ziektekosten. B014 – Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde Wijzigingen: het bedrag bij vergoeding per auto wordt gelijkgesteld met de vergoeding die geldt voor de regeling voor zittend vervoer vanuit de zorgverzekeraars. Gebruik van openbaar vervoer blijft vooralsnog het uitgangspunt. B075 – Uitvaartkosten Wijzigingen: tekstuele wijzigingen. De Wet op lijkbezorging geldt als voorliggende voorziening. Indien niet van toepassing, geldt een maximaal bedrag van de uitvaart dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt ad € 4.750,-. B095 – Kosten voor sociaal culturele en educatieve activiteiten Wijzigingen: tekst geactualiseerd aan de Verordening Reductieregeling. Bijstandsverlening is daardoor niet aan de orde. B101 – Duurzame gebruiksgoederen Wijzigingen: tekstuele wijzigingen. Bijstandsverlening blijft beperkt tot een gelimiteerde lijst van gebruiksgoederen met de maximale hoogte van de bijstand gekoppeld aan Nibud-normen. Langdurigheidstoeslag en Wmo worden expliciet genoemd als zijnde een voorliggende voorziening. B013 – Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde Wijzigingen: Het beleid van Grave en Mill en Sint Hubert wordt overgenomen. Geen bijstandsverlening voor dergelijke kosten. Het is aan belanghebbende en Justitie / Reclassering om afspraken te maken over het doorbetalen van de vaste lasten bij detentie. B102 – Verhuiskosten Wijzigingen: Forfaitaire vergoeding voor personen ouder dan 65 naar een seniorenwoning komt te vervallen. De Wmo is een voorliggende voorziening en vergoed substantieel meer dan de bijzondere bijstand. Bijstandsverlening in deze vorm is niet meer aan de orde.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 5
Algemene bepalingen B062 – Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 1 jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Dit in tegenstelling tot de algemene bijstand, waarbij dit in beginsel niet kan.
B063 – Draagkrachtpercentages Draagkrachtniveau Met draagkrachtniveau worden een tweetal zaken bedoeld. Op de eerste plaats heeft het betrekking op de inkomensgrens om te bepalen of men tot de doelgroep behoort of niet. Op de tweede plaats heeft het betrekking op de eigen (financiële) mogelijkheden van de aanvrager, ookwel het vermogen dat iemand kan aanwenden om kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd te betalen.
Draagkracht uit inkomen Bij de behandeling van de beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 is de inkomensgrens vastgesteld op 115% van de geldende bijstandsnorm. (Zie Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Mill en Sint Hubert, Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Cuijk en Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Grave) Let op! Op grond van artikel 35 lid 9 WWB geld voor categoriale bijzondere bijstand en andere vormen van generieke gemeentelijke inkomensvoorzieningen (zoals de Reductieregeling) een inkomensgrens van 110% van de geldende bijstandsnorm.
Draagkracht uit vermogen Bij de behandeling van de beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 is het begrip vermogen in relatie tot de draagkrachtberekening gelijkgesteld met de vermogensbestanddelen die boven het bedrag aan vrij te laten vermogen ex artikel 34 WWB liggen. Feitelijk wordt van een belanghebbende dus verwacht dat hij of zij alle vermogensbestandsdelen aanwend die boven het bedrag aan vrij te laten vermogen ligt voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd. (Zie Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Mill en Sint Hubert, Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Cuijk en Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Grave)
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 6
B064 – Draagkrachtperiode bijzondere bijstand Draagkrachtperiode De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is in beginsel een jaar, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten zijn/worden gemaakt. Met dien verstande dat deze datum niet verder dan één jaar terug kan liggen dan de datum van de aanvraag (zie ook B7.1.2). Dit betekent dus dat de draagkrachtperiode gaat lopen vanaf de datum dat de kosten daadwerkelijk bestaan (meestal de factuurdatum). Als er sprake is van een geleverde dienst met een latere factuurdatum, dan is de factuurdatum leidend omdat op dat moment de kosten ontstaan voor de klant.
Draagkrachtbepaling bij algemene bijstand Voor personen die in de periode dat de bijzondere kosten worden gemaakt maandelijks een algemene bijstandsuitkering ontvangen behoeft geen draagkrachtperiode te worden bepaald. Indien echter de algemene bijstand eindigt dient per datum beëindiging alsnog een draagkrachtperiode/draagkrachtjaar te worden vastgesteld.
Draagkrachtbepaling bij incidentele of periodieke bijzondere bijstand Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de volledige jaardraagkracht op de noodzakelijke kosten in mindering gebracht. Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de jaardraagkracht omgerekend naar een maand en vervolgens op de maandelijks voor bijstand in aanmerking komende kosten in mindering gebracht.
B065 – Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast. Uitzonderingen: Bij een inkomenswijzing van meer dan 50% dient de draagkracht voor de resterende draagkrachtperiode opnieuw te worden vast gesteld.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 7
B066 – Drempelbedrag Drempelbedrag Een aanvraag voor bijzondere bijstand kan worden ingediend indien een bedrag van gelijk aan het drempelbedrag als genoemd in artikel 35 lid 2 WWB aan kosten voortvloeiende uit bijzondere omstandigheden is bereikt. Indien het totaal van deze kosten op jaarbasis beneden dit drempelbedrag blijven kan eenmaal per jaar in de maand december, een aanvraag voor bijzondere bijstand worden ingediend. Voldoen de kosten aan de voorwaarde voor verlening van bijzondere bijstand kan verstrekking hiervan plaatsvinden. Toelichting Het betreft hier een zogeheten administratieve drempel. Dit houdt in dat een aanvraag bijzondere bijstand pas in behandeling wordt genomen nadat een bepaald bedrag aan kosten is gemaakt. Dit bedrag aan kosten wordt vastgesteld in artikel 35 lid 2 WWB. Hiermee worden aanvragen voor kleinere bedragen (en dus van relatief hoge uitvoeringskosten) voorkomen en “opgespaard” totdat de besteding van minimaal het drempelbedrag gerealiseerd is. Indien het totaal van de voor bijzonder bijstand vatbare kosten minder bedragen dan het drempelbedrag kan eenmaal per jaar (in de maand december) alsnog een aanvraag bijzondere bijstand worden ingediend. Voldoen de kosten aan de overige voorwaarde van de bijzondere bijstand kunnen deze vergoed worden. Voor een aanvraag die afgewezen moet worden op grond van het drempelbedrag is een standaardbeschikking opgenomen in het werkproces.
B067 – Stappenplan berekening bijzondere bijstand De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt: 1. Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten aan de hand van nota’s e.d.; 2. Bepaal de draagkrachtperiode (zie B7.2.4); 3. Bepaal de ruimte in het inkomen over de draagkrachtperiode (zie B7.2.2.3); 4. Bepaal de ruimte in het vermogen over de draagkrachtperiode (zie B7.2.2.3); 5. Bepaal de draagkracht in euro's door het draagkrachtpercentage toe te passen op de uitkomst van stappen 3 en 4; 6. Bereken als volgt: Kosten (1) Draagkracht (5) –/– Bijzondere bijstand Binnen de werkprocessen bijzondere bijstand is de draagkrachtberekening opgenomen, zodat deze rekening houdt met deze stappen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 8
B069 – Waar en wanneer medisch advies opvragen Wanneer een medisch advies opvragen? Staat de noodzaak vast en is duidelijk wat de kosten zijn (bijv. brillen) dan hoeft geen (medisch) advies te worden ingewonnen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat kosten die door aanvullende verzekeringen van de ziektekostenverzekeraars vergoed worden niet zonder meer noodzakelijk zijn. Is een medisch advies wel noodzakelijk, dan moet voordat een medisch advies wordt gevraagd eerst een kosten–batenanalyse worden gemaakt. Als de kosten van de voorziening waarvoor bijstand wordt gevraagd minder bedragen dan de kosten van een medisch advies, dan kan worden afgegaan op een verklaring/advies van de huisarts, opticien, tandarts of behandeld specialist van belanghebbende omtrent de medische noodzaak. Bedragen de kosten van de voorziening meer dan het medische advies dan kan de noodzakelijkheid eveneens worden beoordeeld op basis van een advies van de huisarts, opticien, tandarts of behandelend specialist van de belanghebbende. Dit advies dient dan wel te voldoen aan de voorwaarden waaraan een medisch advies moet voldoen; zie B7.4. Mochten er redenen zijn om te twijfelen aan een dergelijk advies of de noodzaak van de verstrekte voorziening (ook als er gekozen is voor duurdere versie), dan kan een medisch advies worden opgevraagd om de noodzaak van de desbetreffende kosten vast te stellen.
Waar een medisch advies opvragen? De gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert hebben voor de medische advisering omtrent bijzondere bijstand een overeenkomst gesloten met de volgende partijen: Argonaut Advies Adres: Postbus 145, 8000 AC, Zwolle Telefoon: (088) 229 80 80 E–mail:
[email protected] Website: www.argonautadvies.nl Trompetter & Van Eeden Adres: Dolderseweg 2, 3712 BP, Huis ter Heide Telefoon: (030) 698 65 85 E–mail:
[email protected] Website: www.treve.nl De keuze voor één van deze partijen is vooralsnog vrij.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 9
B137 – In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht Vrij te laten bescheiden vermogen Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt het wettelijk vrij te laten bescheiden vermogen (artikel 34 WWB) buiten beschouwing gelaten, tenzij anders vermeld in de richtlijn van de desbetreffende kostensoort.
Langdurigheidstoeslag Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt een reeds toegekende langdurigheidtoeslag buiten beschouwing gelaten, voor wat betreft de vaststelling van de draagkracht. Langdurigheidstoeslag kan nog steeds gezien worden als een voorliggende voorziening.
Inkomsten Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand worden inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 sub o WWB en inkomsten op grond van artikel 33 lid 5 van de WWB buiten beschouwing gelaten. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h WWB) worden dus alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarig kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.
Buitengewone lasten Bij het vaststellen van het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt geen rekening gehouden met buitengewone lasten. Hiermee worden de componenten voor inkomensvaststelling gelijkluidend met de algemene bijstand.
Actuele inkomen Bij het bepalen van het inkomen in relatie tot de draagkracht dient te worden uitgegaan van het actuele inkomen, tenzij voorzienbaar is dat dit inkomen gedurende de draagkrachtperiode zal wijzigen. In dat geval wordt rekening gehouden met voorzienbare wijzigingen in het inkomen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 10
Directe levensbehoeften B079 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20–jarigen niet in inrichting Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3).
Recht op bijstand Thuiswonenden De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar (artikel 20 WWB) en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonende personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt. Uitwonenden Voor de uitwonende alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden kan onder bepaalde voorwaarden naast de algemene bijstand een aanvulling via de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 WWB worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn.
Hoogte van de bijzondere bijstand Met betrekking tot de hoogte van de aanvulling voor uitwonenden geldt het volgende: • uitwonende alleenstaande van 18 t/m 20 jaar, met eigen huisvestiging: de bijstandsnorm (norm + toeslag – leeftijdsverlaging) voor een alleenstaande van 21 jaar, zijnde 60% (50% + 20% –10%) van de gehuwdennorm; • alleenstaande ouder van 18 t/m 20 jaar: de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder van 21 jaar, zijnde 90% van de gehuwdennorm; • gehuwden/samenwonenden met of zonder kinderen en een of beide partners jonger dan 21 jaar: de bijstandsnorm voor een gehuwde van 21 jaar, zijnde 100% van de gehuwdennorm. LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 11
B080 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20–jarigen in een inrichting Voorliggende voorziening Indien er sprake is van een situatie waarin een 18 tot en met 20–jarige diens onderhoudsrecht jegens zijn ouders ten gelde kan maken, dan kan achteraf middels verhaalsrecht de kosten van bijzondere bijstand op de ouders worden verhaald. Het ontbreken van voldoende middelen bij de ouders staat bijstandsverlening niet in de weg.
Recht op bijstand Jongeren van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a WWB). In hun algemene kosten van het bestaan wordt in beginsel voorzien door de inrichting waarin zij verblijven. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting. De bijstand die, rekening houdend met deze onderhoudsplicht, moet worden verleend, zal in voorkomende gevallen minder bedragen dan het voorgestelde landelijke normbedrag als bedoeld in artikel 23 WWB. Een juiste aansluiting op de bestaanskosten van de betrokkene en de ouderlijke onderhoudsplicht kan dus alleen worden bereikt door de hoogte van de bijstand geheel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de betrokkene. Daarvoor vormt de bijzondere bijstand het aangewezen instrument (zie ook TK 2002– 2003, 28 870, nr. 3, p. 43–45.
Hoogte van de bijzondere bijstand Wordt bijzondere bijstand voor zak– en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 WWB) in beginsel afgestemd op de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 18 t/m 20 jaar die niet in een inrichting verblijven (artikel 20 WWB). LET OP: Eventueel door de ouders voor de jongere ontvangen kinderbijslag, moet in mindering worden gebracht. Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Wet op de Jeugdzorg is zak– en kleedgeld in de dagprijs begrepen
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend. Er ontstaat jegens de ouders van belanghebbende verhaalsrecht, waarbij de kosten van bijstandsverlening in beginsel voor rekening van de ouders komen.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 12
B081 – Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren Er geldt geen bijzondere procedure. In het geval bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20 jarige met toepassing van artikel 12 onder b WWB wordt deze de bijstand op grond van artikel 61 lid 1 onder a WWB verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders.
B083 – LBIO–bijdrage residentiële opvang kinderen Voorliggende voorziening Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand omdat de voorliggende voorziening, de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW), moet worden aangemerkt als een passende en toereikende voorziening in de zin van de WWB. (Rb Leeuwarden, 17–03–1999, nr 97/1019, JABW 9–1999–nr.81)
Recht op bijstand De wijze waarop de LBIO–bijdrage wordt vastgesteld leidt ertoe dat de ouder de ouderbijdrage dient te bekostigen uit eigen middelen waaronder de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW).
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 13
B084 – Baby–uitzet Omschrijving van de kosten De kosten van een babyuitzet in verband met de geboorte van een kind. Zie B7.16.4 voor zover de kosten betrekking hebben op duurzame gebruiksgoederen.
Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2. Denk in dit geval aan: - een lening bij een kredietverlenende instelling of een betalingsregeling bij de leverancier.
Recht op bijzondere bijstand De kosten van een babyuitzet, als bedoeld in tabel 21 van de NIBUD–Prijzengids, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In hoeverre de belanghebbende voor de kosten van een babyuitzet heeft kunnen reserveren zal individueel beoordeeld moeten worden.
Hoogte bijzondere bijstand Bepaal de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand aan de hand van de richtprijzen zoals opgenomen in de NIBUD–Prijzengids. De mogelijkheden tot aanschaf van tweedehands goederen dienen eveneens te worden bezien. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2 in mindering gebracht.
Vorm en betaling bijzondere bijstand Verleen de bijzondere bijstand in de vorm van borgtocht, indien de belanghebbende alleen onder deze voorwaarde een lening kan afsluiten bij een kredietverlenende instelling. Verleen de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden (zie hiervoor), is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken (zie ook B9.2).
Aan de bijstand verbonden verplichtingen Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand: - De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. - De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. - Specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht. Zie B9.2
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 14
B088 – Stookkosten Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Voor stookkosten is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de stookkosten. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien: •
er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten. De medische noodzaak van de meerkosten wordt middels een medisch advies vastgesteld. In de adviesaanvraag wordt aangegeven dat het extra stook– of verwarmingskosten betreft en de naam van de behandelend specialist. Is er een medische noodzaak dan wordt vastgesteld of de noodzakelijke verwarming betrekking heeft op: o het woonvertrek in de koude maanden o het woon– en slaapvertrek in de koude maanden o het woonvertrek gedurende het hele jaar o het woon– en slaapvertrek gedurende het hele jaar. Daarnaast zal in het medisch advies de geldigheidsduur van het advies moeten worden aangegeven
Het voorgaande is geen limitatieve opsomming van situaties waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor stookkosten. Het betreft slechts een richtlijn. Zowel op grond van artikel 35 lid 1 WWB als op grond van artikel 4:84 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag wat is opgenomen in de Nibud– prijzengids (tabel 25), overeenkomstig met de perioden waarvoor bijzondere bijstand wordt verstrekt. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de volgende verplichting verbonden: •
bestedingsverplichting (artikel 55 WWB; zie B5.9): de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 15
B096 – Bewassing en kledingslijtage Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage is er géén sprake van een voorliggende voorziening. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie–absorptiemiddelen.
Recht op bijzondere bijstand Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien: • als gevolg van lichamelijke gebreken of het extra wassen als gevolg van het noodzakelijk gebruik van zalf sprake is van meer dan normale slijtage Het voorgaande is geen limitatieve opsomming van situaties waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewassing en ten gevolge van kledingslijtage. Het betreft slechts een beleidsregel. Zowel op grond van de artikel 35 lid 1 WWB als op grond van artikel 4:84 Awb kan en moet in individuele gevallen worden afgeweken.
Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende • waskosten wordt bepaald aan de hand van de NIBUD–Prijzengids. • meerkosten van kleding wordt bepaald aan de hand van de AAW–norm onder aftrek de richtprijs voor een kledingpakket op grond van de NIBUD–Prijzengids bij een inkomen op bijstandsniveau resp. het voor de andere inkomensklasse gebruikelijke bedrag voor kleding op grond van het NIBUD–Budgethandboek. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt de volgende verplichting verbonden: • bestedingsverplichting (artikel 55 WWB; zie B5.9): de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 16
B097 –Toeslag bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Voor de kosten van inkomensachteruitgang als gevolg van een normswijziging van alleenstaande ouder naar alleenstaande is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Omschrijving van de kosten De kosten van bijstandsverlening betreffen de compensatie van de inkomensterugval als gevolg van de normswijziging van alleenstaand ouder naar alleenstaande doordat het jongste ten laste komende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt.
Voorliggende voorziening Er is geen sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Wanneer bij een alleenstaande ouder het laatste inwonende kind niet langer ten laste van de moeder komt en de bijstandsnorm wordt teruggebracht tot het niveau voor een alleenstaande, betekent dat veelal een terugval in het gezinsinkomen. Indien het jongste ten laste komend kind 18 jaar wordt en tot het huishouden blijft behoren en het gezamenlijk inkomen van de ouder en het kind lager is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaand ouder kan een toeslag verstrekt worden om dit verschil te compenseren. Deze toeslag voormalige alleenstaande ouder wordt voor maximaal 6 maanden toegekend.
Hoogte De hoogte van de toeslag bedraagt maximaal het verschil tussen het normbedrag van een alleenstaande aangevuld met het inkomen van het kind en de bijstandsnorm voor een alleenstaand ouder.
Vorm en betaling bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.
B105 – Overbrugging scherpe terugval in inkomen Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Voor de kosten van inkomensachteruitgang als gevolg van een scherpe wijziging in het inkomen is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van een (scherpe) inkomensachteruitgang. De bijstandsnorm (norm + toeslag – verlaging, zie artikel 5 onder c WWB) wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 17
Voorzieningen voor het huishouden B087 – Verzorging en hulp Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd.
Recht op bijstand Indien de kosten van een voorziening – in het individuele geval – door de voorliggende voorzieningen wel noodzakelijk geacht, maar worden de kosten om budgettaire redenen niet of niet volledig vergoed, dan heeft het college de bevoegdheid (aanvullende) bijstand te verlenen. De eigen bijdrage, opgelegd door het CAK voor voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Awbz kan dus wel voor bijstandsverlening in aanmerking komen. De noodzaak van de te maken kosten staat immers vast.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is gelijk aan de netto kosten van de eigen bijdrage. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 18
Voorzieningen voor wonen B101 – Duurzame gebruiksgoederen Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). Een lening van een commerciële bank of de gemeentelijke kredietbank (GKB) wordt gezien als een voorliggende voorziening. In sommige gevallen kan de Wet Maatschappelijke Ondersteuning een voorliggende voorziening zijn. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin vloerbedekking moet worden vervangen omdat de belanghebbende last heeft gekregen van Cara (astma).
Recht op bijstand De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt: - bij een noodzakelijke verhuizing. Als noodzakelijke verhuizing wordt aangemerkt een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag (WKT; zie ook B7.17.2). Gelet op de voor verhuizing aanwezige hoge woonlasten in combinatie met de relatief korte periode waarbinnen de verhuizing moet plaatsvinden kan onvoldoende worden gereserveerd voor de noodzakelijk stoffering van deze nieuwe woning. Zie tabel 9 van de NIBUD–Prijzengids voor de kostensoorten die worden begrepen onder stoffering. Zie in dit verband ook onderdeel 6 van deze paragraaf voor de verhuiskosten zelf. In beginsel wordt er vanuit gegaan dat in de rest van de inrichting reeds is voorzien. - bij een eerste huisvestiging na het verlaten van een AZC. Gelet op het eerder genoten zak– en kleedgeld vanuit het COA was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Indien belanghebbende recht heeft op een langdurigheidstoeslag (zie paragraaf B8.2) is er niet langer meer sprake van een bijzondere omstandigheid ten aanzien van het niet meer kunnen reserveren. De volgende gebruiksgoederen worden als noodzakelijk voor een huishouden beschouwd: - wasmachine; - koelkast; - fornuis/kookplaat; - televisie; - stofzuiger; - computer (bij voorkeur een laptop). Andere gebruiksgoederen worden niet beschouwd als noodzakelijk en bijstandsverlening is in beginsel voor deze goederen niet mogelijk. De hierboven omschreven bijzondere omstandigheden zijn een uitzondering.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 19
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de NIBUD–Prijzengids. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet in redelijkheid kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken. Bij complete woninginrichting wordt in afwijking van tabel 17 van de NIBUD–Prijzengids uitgegaan van 50% van de daargenoemde bedragen, omdat belanghebbende geacht kan worden sommige goederen tweedehands aan te kunnen schaffen. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van borgtocht indien de belanghebbende alleen onder deze voorwaarde een lening kan afsluiten bij een geldverstrekker (meestal de gemeentelijke kredietbank). De bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om de bijzondere bijstand om niet te verstrekken. Zo mogelijk wordt de bijzonder bijstand geheel of gedeeltelijk direct betaald aan de leverancier(s) van de goederen. Dit om te voorkomen dat de bijstand aan andere zaken wordt besteedt of dat het een negatief banksaldo aanvult zonder dat de belanghebbende de bijstand ter bestrijding van de bijzondere kosten kan aanwenden. De bijstand voor de overige inrichtingskosten wordt in beginsel om niet verleend, tenzij zich ten aanzien van de belanghebbende omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 48 lid 2 WWB.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Voor specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht zie B9.2.9.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 20
B102 – Verhuiskosten Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan: - de Wmo. Bijvoorbeeld als de verhuizing medisch noodzakelijk is in verband met een handicap van de betrokkene. - de werkgever. Bijvoorbeeld als krachtens de CAO of een individuele arbeidsovereenkomst een tegemoetkoming in verhuiskosten betaald wordt door de werkgever. - een geldlening bij een kredietverstrekkende instantie, voorzover het gaat om duurzame gebruiksgoederen.
Recht op bijstand De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20–04–1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien: a) de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten; b) het een vrijwillige verhuizing betreft van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de toepasselijke aftoppingsgrens (Hsw) naar een woning waarvoor de woonkosten niet meer bedragen dan de kortingsgrens.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan: - de werkelijke gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (incl. brandstofkosten); - de kosten van stoffering, behang en verf zoals opgenomen in de NIBUD–Prijzengids (tabel 9).
Vorm van de bijzondere bijstand De bijstand wordt om niet verstrekt.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan belanghebbende worden de volgend verplichtingen (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) opgelegd: - De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. - De verplichting om betalingsbewijzen over te leggen. In geval van schulden of het dreigen van schulden kan op grond van belanghebbende verplicht worden mee te werken aan het verrichten van betalingen in zijn naam uit de verleende bijstand aan de leverancier van de goederen of diensten.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 21
B103 – Eerste maand huur en administratiekosten Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan - een geldlening bij een kredietverstrekkende instantie.
Recht op bijstand Kosten van eerste maandhuur en administratiekosten behoren in principe tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan welke uit eigen middelen dienen te worden voldaan. Er is in beginsel dan ook géén recht op bijzondere bijstand.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 22
B145 – Berekening woonkostentoeslag huurders Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan: - de Wet op de huurtoeslag
Recht op bijstand De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoort tot de algemene kosten van dagelijks bestaan. Bijstandsverlening is hier in beginsel niet voor mogelijk, daar de norm geacht wordt voldoende te zijn om te kunnen voorzien in deze kosten. Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling, maar door omstandigheden geen huurtoeslag kan krijgen. Dit kan zijn omdat de woning waarin wordt gewoond een te hoge huur heeft om voor huurtoeslag in aanmerking te komen. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen het huis moet verlaten, kan het college ervoor kiezen om gedurende een periode van maximaal 1 jaar voor de woonkosten bijstand te verlenen. Daarna wordt zal het college moeten beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en –kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De standaard berekeningsmethode van Kluwer Schulinck wordt gehanteerd. Zie het Formulier woonkostentoeslag. Let op! Als de woonkostentoeslag langer dan een half jaar loopt, dan zal er over de buitenliggende periode een aparte berekening gemaakt moeten worden om de hoogte van de woonkostentoeslag over deze periode te bepalen. Draagkracht Voor wat betreft de draagkracht uit inkomen wordt in afwijking van richtlijn B137 het inkomen boven 100% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand worden de volgende verplichtingen (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden: - Een verhuisverplichting: de belanghebbende stelt alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 23
B146 – Berekening woonkostentoeslag eigenaren Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie B3.2). Denk in dit geval aan: - Een lening bij een kredietverlenende instantie, waarmee overwaarde geconsumeerd kan worden of de maandlasten verlaagd kunnen worden.
Recht op bijstand De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoort tot de algemene kosten van dagelijks bestaan. Bijstandsverlening is hier in beginsel niet voor mogelijk, daar de norm geacht wordt voldoende te zijn om te kunnen voorzien in deze kosten. Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling, maar daardoor zijn vaste woonlasten voor de eigen woning niet meer kan voldoen. Dit kan zijn omdat de hypotheek (en eventuele verplichte aflossing danwel verzekering) berekend zijn op een hoger inkomen per maand en niet passen bij een bijstandsnorm. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen het huis moet verlaten, kan het college ervoor kiezen om gedurende een periode van maximaal 1 jaar voor de woonkosten bijstand te verlenen. Daarna wordt zal het college moeten beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen. De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn: •
De rente die verband houdt met de woning. o Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht. o Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld. o De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
•
Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals: o rioolrechten; o eigenaarsdeel waterschapslasten; o erfpachtcanon; o premies van verzekeringen tegen brand– en stormschade (alleen voor de opstallen); o eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel).
•
Een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud o Alleen kosten van groot onderhoud komen in aanmerking voor woonkostentoeslag. Bedoeld zijn de onderhoudskosten die in geval van bewoning van een huurhuis voor rekening van de verhuurder komen (bijvoorbeeld buitenschilderwerk). o Kosten van klein onderhoud moeten worden voldaan uit de bijstandsnorm of het daarmee vergelijkbare inkomen. Voor kosten van ingrijpende reparaties moet afzonderlijk bijstand worden verleend.
Als richtlijn voor de kosten van groot onderhoud gelden de bedragen die zijn opgenomen in het actuele overzicht van normen en bedragen. Deze bedragen zijn door het ministerie van VROM vastgesteld. Afwijking van deze bedragen kan alleen in bijzondere omstandigheden. Niet als een bijzondere omstandigheid kan gelden dat de betrokkene een zeer grote woning bewoont en derhalve hogere onderhoudskosten heeft. De bovengemiddelde kosten zijn niet–noodzakelijk en komen daarom niet in aanmerking voor bijstandsverlening.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 24
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en –kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De standaard berekeningsmethode van Kluwer Schulinck wordt gehanteerd. Zie het Formulier woonkostentoeslag. Let op! Als de woonkostentoeslag langer dan een half jaar loopt, dan zal er over de buitenliggende periode een aparte berekening gemaakt moeten worden om de hoogte van de woonkostentoeslag over deze periode te bepalen. Draagkracht Voor wat betreft de draagkracht uit inkomen wordt in afwijking van richtlijn B137 het inkomen boven 100% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.
Vorm van de bijzondere bijstand Bijstandsverlening is in beginsel om niet. Als er sprake is van overwaarde in de woning, boven het bedrag van vrij te laten vermogen (artikel 34 lid 2 sub d WWB jo. artikel 34 lid 3 WWB, dan dient voor het meerdere deel een krediethypotheek gevestigd te worden, tenzij: 1. de te verstrekken bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan het netto minimumloon per maand (inclusief vakantiebijslag), én 2. het vermogen verbonden in de woning hoger is dan het vermogen genoemd in artikel 34 lid 2 onderdeel d WWB.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand worden de volgende verplichtingen (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden: - Een verhuisverplichting: de belanghebbende stelt alles in het werk stelt om goedkopere woonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 25
Kosten uit maatschappelijke zorg B014 – Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde Omschrijving van de kosten De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar inrichting waar de gedetineerde verblijft.
Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening artikel 15 WWB; zie ook B3.2). Voor de reiskosten voor het bezoek aan een gedetineerde is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijzondere bijstand De noodzaak voor het bezoeken van een gedetineerde wordt aanwezig geacht indien: • de gedetineerde behoort tot het gezin (zie B1.7) van belanghebbende, en; • de gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting (= geen recht op verlof), en; • de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland; zie ook), en: • de bezoekfrequentie maximaal éénmaal per twee weken per gezinslid bedraagt.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer voor het betreffende traject. Om die reden worden kinderen jonger dan 12 jaar in voorkomende gevallen geacht mee te reizen met de ouder. Indien het niet mogelijk is om met het openbaar vervoer te reizen geldt een kilometervergoeding. De hoogte van die kilometervergoeding is gelijk aan de vergoeding voor ziekenvervoer van zorgverzekeraars. Zie richtlijn B091 voor meer informatie. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen (artikel 35 lid 1 WWB) en het (eventueel van toepassing zijnde) drempelbedrag (artikel 35 lid 2 WWB) in mindering gebracht. Zie voor de gemeentelijke beleidsregels inzake het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen en het al dan niet toepassen van het drempelbedrag B7.2.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.
Aan de bijstand verbonden verplichtingen Naast de algemene verplichtingen (zie hoofdstuk B5) wordt op grond van artikel 55 WWB een bestedingsverplichting opgelegd. Tevens moeten vervoers– of bezoekbewijzen worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting. Zie B5.10 voor de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 26
B082 – Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). Ten aanzien van reiskosten voor kinderen in het voortgezet onderwijs geldt de tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 3 van de Wtos als een toereikende en passende voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Indirecte studiekosten van ten laste komende schoolgaande kinderen komen in beginsel niet voor de verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Deze kosten worden geacht voldaan te kunnen worden uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm voor het gezin (= de alleenstaande ouder of de gehuwden). Er bestaat derhalve géén recht op bijzondere bijstand. Voor de maatschappelijke participatie van kinderen zijn wel mogelijkheden opgenomen om schoolkosten via de Reductieregeling te bekostigen. Zie de Verordening Reductieregeling 2012 Cuijk, Verordening Reductieregeling 2012 Grave en Verordening Reductieregeling Mill en St. Hubert 2012.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 27
B087 – Communicatie en signalering Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gemeend dat zij buitenwettelijk begunstigend beleid wil voeren ter ondersteuning van personen met een laag inkomen, door voor specifieke, medische kosten bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij gaat zij ervan uit dat deze personen zich aanvullend verzekeren tegen deze specifieke, medische kosten via een aanvullende verzekering. Voor het niveau van verzekering wordt uitgegaan van de collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente zelf voor haar minima heeft afgesloten. Zie richtlijn B074 voor meer informatie over hoe het verstrekkingenniveau vast wordt gesteld.
Recht op bijstand Communicatiekosten (gesprekkosten, abonnementskosten, aanschaf– een aansluitkosten) behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die kunnen worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau. Indien iemand aangesloten dient te worden op een alarmeringssysteem op basis van een sociaal– medische indicatie dan kunnen de eigen bijdrage en bij aansluiting de aansluitkosten worden vergoed via de bijzondere bijstand, mits er géén sprake is van een vergoeding via een voorliggende voorziening zoals de zorgverzekering. De indicatie gebeurt via de instantie die de aansluiting etc. regelt. Een positieve indicatie is dan tevens de vaststelling van de noodzaak.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is gelijk aan de kosten van de alarmering. Eénmalige kosten, zoals aansluitkosten komen ook in aanmerking voor bijstandsverlening. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verstrekt.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 28
B095 – Kosten voor sociaal culturele en educatieve activiteiten In de Verordening Reductieregeling 2012 Cuijk, Verordening Reductieregeling 2012 Grave en Verordening Reductieregeling Mill en St. Hubert 2012 is het volgende bepaald:
Rechthebbenden Recht op een tegemoetkoming bestaat voor de in Nederland woonachtige Nederlander of een daarmee gelijkgestelde vreemdeling als bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 WWB. Studenten Geen recht op tegemoetkoming bestaat voor studenten, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 sub g van de Verordening Reductieregeling. Inkomen Recht op een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4 van de Verordening Reductieregeling bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder of een gezin, met een inkomen dat op de peildatum* gelijk is aan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Vermogen Recht op een tegemoetkoming bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder of een gezin, welke een vermogen heeft dat op de peildatum* lager is dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB. *Peildatum: de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor deelname aan de Reductieregeling is ingediend.
Voorwaarden Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening Reductieregeling komt in aanmerking voor tegemoetkoming op grond van de Verordening Reductieregeling. Uitsluitend kosten voor sociaal–culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 1 van de de Verordening Reductieregeling komen in aanmerking voor tegemoetkoming op grond van de Verordening Reductieregeling.
Maximale tegemoetkoming/vergoeding De hoogte van de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie bedraagt maximaal per gezinslid per kalenderjaar € 123,00* (voor Cuijk en Grave) en € 160,00** (voor Mill en St. Hubert). In aanvulling hierop, geldt ter bevordering van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen, een éénmalige tegemoetkoming voor kinderen € 225,00 per kind per schoolcarrière, als bedoeld onder artikel 1 lid 2 sub h van de Verordening Reductieregeling. De bedragen hierboven genoemd worden jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden op hele euro’s naar boven afgerond. *in 2012: € 120,00 **in 2012: € 155,79
Uitvoering Verstrekking van een tegemoetkoming geschiedt op vertoon van bewijs van de gemaakte kosten. Let op: Voor Cuijk geldt dat aan een persoon die geen recht heeft op een tegemoetkoming, het college, gelet op de omstandigheden, in afwijking van de Verordening Reductieregeling, in het individuele geval kan beoordelen of iemand in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, indien zeer dringende redenen hiertoe noodzaken.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 29
Financiële transacties B072 – Premie particuliere ziektekostenverzekering (vervallen) Deze richtlijn is komen te vervallen in verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet op 1 januari 2006.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 30
B076 – Kosten bewindvoering Omschrijving van de kosten De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling.
Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). Hiervan is sprake als: de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening. Let op! Uit aanbevelingen van het LOK (Landelijk Overleg Kantonsectorvoorzitters) blijkt dat het beschermingsbewind niet (altijd) vervalt wanneer de rechtbank schuldsanering uitspreekt en een bewindvoerder in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) benoemt (saneringsbewindvoerder). Dat betekent dat er in dergelijke gevallen wel bijzondere bijstand voor het beschermingsbewind mogelijk is.
Recht op bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld. Voor de kosten van bewindvoering in het kader WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
Hoogte van de bijzondere bijstand Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking (zie hiervoor 'Taken– en tarievenlijst beroepsbewindvoerders' die door het LOK in overleg met de brancheorganisatie voor bewindvoerders tot stand is gekomen, zoals hierboven is weergegeven). Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.
Uitvoering Bij de aanvraag dient een kopie van de rechterlijke uitspraak waarin de instelling/persoon wordt aangewezen als wettelijk vertegenwoordiger te worden gevoegd. Bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten maximaal ter hoogte van de van toepassing zijnde tarieven zoals vermeld in de tarievenlijst van LOK toekennen. De bijzondere bijstand kan maandelijks worden uitbetaald. Er hoeft geen verantwoording middels door de kantonrechter (met stempel) geaccordeerde rekeningen achteraf plaats te vinden.
Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen Aan de bijstandsverlening dienen de volgende verplichtingen ex artikel artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) te worden verbonden: De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een onderzoek omtrent diens financiële leerbaarheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onderbewindstelling overbodig te maken. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) die als doel heeft om de bestaande schuldenproblematiek op te lossen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 31
B077 – Kosten curatele Omschrijving van de kosten De kosten tengevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.
Voorliggende voorziening Voor de kosten van curatele is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor kosten van curatele die door de Kantonrechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.
Hoogte van de bijzondere bijstand Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen Aan de bijstandsverlening dienen de volgende verplichtingen ex artikel artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) te worden verbonden: De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een onderzoek omtrent diens financiële leerbaarheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onderbewindstelling overbodig te maken. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) die als doel heeft om de bestaande schuldenproblematiek op te lossen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 32
B078 – Kosten rechtsbijstand Omschrijving kosten Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht en reiskosten.
Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). Denk in dit verband aan: • Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (excl. de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Zie ook B7.7. • Wet tarieven burgerlijke zaken voor de indebetstelling. Zie ook B7.7. • een rechtsbijstandsverzekering. Indien belanghebbende over zo'n verzekering beschikt is het een voorliggende voorziening. Het feit dat de belanghebbende geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.
Recht op bijzondere bijstand Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend, voorzover voormelde voorliggende voorziening niet geheel toereikend is met betrekking tot het griffierecht en de eigen bijdrage. Ook de eigen bijdrage voor verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur (zie B7.7) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand: • reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van rechtszittingen. In beginsel is het niet noodzakelijk dat belanghebbende in persoon aanwezig is op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van belanghebbende niet noodzakelijk zijn. • de kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wrb.
Hoogte bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen. Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming): • griffierechten; • kosten voor getuigen en deskundigen; • uittreksels uit de openbare registers; • telegrammen, internationale telex, internationale fax en internationale telefoongesprekken; • rolverrichtingen van de deurwaarder in kantongerechtzaken. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
Vorm bijzondere bijstand Verleen de bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in beginsel om niet (artikel 48 lid 1 WWB). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verleen de bijzondere bijstand dan in de vorm van borgtocht of een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB; zie ook B9.2).
Aan de bijstand verbonden verplichtingen Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand:
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 33
• • • • •
De verplichting om uit de toegekende bijzondere bijstand de betreffende kosten te voldoen. De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen. De verplichting om het vonnis te overleggen. De verplichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten. Indien nodig: specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht (zie B9.2).
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 34
B093 – Suppletie GKB–lening Voorliggende voorziening Voor de kosten van een suppletie van een GKB-lening is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor suppletie van een lening. In de situaties waarin belanghebbende de (totaal) benodigde geldlening voor incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan niet tot stand kan brengen bij een (normale) kredietverlenende instantie omdat de door de kredietverlenende instantie berekende aflossingcapaciteit van belanghebbende ontoereikend is, verleent het college bijstand voor de (totale) kosten van de incidenteel voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. De (normale) kredietverlenende instantie is dan namelijk geen voorliggende voorziening meer omdat belanghebbende er niet daadwerkelijk gebruik van kan maken (zie B3.2.3). Bovendien is dit voor belanghebbende en de gemeente goedkoper omdat geen rente hoeft te worden betaald. Zie voor het beleid ten aanzien van duurzame gebruiksgoederen B7.13
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 35
B094 – Kosten schuldhulpverlening Voorliggende voorziening Bijstandsverlening voor schulden is in beginsel niet mogelijk. Daar met de inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) de uitvoering van schuldhulpverlening een gemeentelijke taak is, moet schuldhulpverlening gezien worden als een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Er is in beginsel géén bijstand mogelijk.
Overige overwegingen Integrale schuldhulpverlening door PLANgroep per 1 januari 2012. Ingaande 1 januari 2012 wordt in het Land van Cuijk schuldhulpverlening integraal uitgevoerd door PLANgroep. Het contract duurt 2 jaar met een mogelijke verlenging van twee maal één jaar. De raamovereenkomst loopt tot uiterlijk 31 december 2015. PLANgroep voert namens de gemeenten in het Land van Cuijk de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening uit. Dit betekent niet alleen kijken naar het oplossen van de financiële problemen, maar ook naar de omstandigheden van de klant, die mogelijk hebben geleid tot die problemen. PLANgroep is in staat de schuldhulpverlening conform de Wgs én de richtlijnen van de brancheorganisatie Nederlandse vereniging voor volkskrediet (NVVK) uit te voeren. Daar is bij de aanbesteding en gunning van het contract rekening mee gehouden. De uitvoering door PLANgroep geschied aan de hand van het Beleidsplan integrale gemeentelijke schuldhulpverlening én de beleidsregels integrale gemeentelijke schuldhulpverlening. Uitvoering wordt gedaan bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert door medewerkers van PLANgroep. Begin september 2011 zijn er afspraken gemaakt tussen PLANgroep, RMC en de Sociaal Raadslieden/Informatiepunten (A.I.B.) over de rol van de Informatiepunten bij schuldhulpverlening. Het volgende is afgesproken: 1. de adviespunten RMC bieden integraal hulp bij enkelvoudige financiële hulpvragen. Klanten krijgen praktische hulp en begeleiding bij het omgaan en oplossen van de financiële hulpvraag. Deze klanten komen niet bij PLANgroep terecht; 2. de adviespunten RMC bieden alleen advies en informatie bij complexe financiële hulpvragen en verwijzen door. Klanten krijgen beperkt hulp in de vorm van advies en informatie. Deze klanten komen voor schuldhulpverlening bij PLANgroep. PLANgroep neemt deze klanten vanaf het begin op en begeleidt en ondersteunt deze klanten ook bij de inventarisatie van de schulden, het invullen van de formulieren en het aanvragen van voorzieningen; 3. RMC ondersteunt klanten bij (psycho)sociale problematiek. Deze 3 punten zijn als bijlage 1 toegevoegd aan het Uitvoeringsprotocol Integrale Schuldhulpverlening 2012–2014 Gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert en PLANgroep.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 36
B165 – Kosten mentorschap Voorliggende voorziening Voor de kosten van mentorschap is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijzondere bijstand Er is géén recht op bijzondere bijstand De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van mentorschap. In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Als de kantonrechter geen beloning heeft vastgesteld voor de werkzaamheden van de mentor, is belanghebbende de mentor geen beloning verschuldigd. De kosten doen zich dan dus niet voor en er is geen aanleiding bijzondere bijstand te verlenen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 37
Uitstroombevordering B089 – Reiskosten woon–werkverkeer (verwervingskosten) Omschrijving van de kosten De ondersteuning is afgestemd op de mogelijkheden van belanghebbende en kan bestaan uit verschillende vormen die tot inschakeling in de arbeid leiden indien algemeen geaccepteerde arbeid niet voorhanden is en sollicitaties tot onvoldoende resultaat hebben geleid. De ondersteuning dient bij te dragen tot een spoedige terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en kan onder meer bestaan uit het aanbieden van overige vergoedingen die kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling dan wel aan een terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en die niet door de werkgever worden vergoed (waaronder kinderopvang en reiskosten). Zie artikel 4 Re–integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013, artikel 4 Re–integratieverordening 2012 Mill en Sint Hubert en artikel 4 Re–integratieverordening 2012 Grave.
B092 – Reiskosten bezoek Werkplein Omschrijving van de kosten De kosten voor het vervoer van het woonadres van belanghebbende naar het UWV.
Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 WWB; zie ook B3.2). Voor de reiskosten van het bezoek aan het Werkplein is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het UWV. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.
B098 – Kosten van scholing en opleiding Voorliggende voorziening In beginsel wordt de inzet van re–integratiemiddelen vanuit het Participatiebudget als voorliggend beschouwd ten opzichte van verstrekking van bijzondere bijstand.
Recht op bijstand Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 38
B099 – Verwervingskosten (algemeen) Voorliggende voorziening In beginsel wordt de inzet van re–integratiemiddelen vanuit het Participatiebudget als voorliggend beschouwd ten opzichte van verstrekking van bijzondere bijstand. Voor de verwervingskosten is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Voor algemene verwervingskosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 39
Medische dienstverlening B068 – Adresgegevens zorgverzekeraars Voor de contactgegevens van zorgverzekeraars wordt verwezen naar de desbetreffende websites.
B070 – Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering Voorliggende voorziening Er is géén sprake van een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 WWB.
Recht op bijstand Hoewel belanghebbenden het wettelijke recht hebben op keuze vrijheid van hun zorgverzekeraar (en de daarbij behorende zorgpakketten), komt de premie voor een (aanvullende) zorgverzekering in beginsel niet in aanmerking voor bijstandsverlening. De kosten van een aanvullende zorgverzekering zijn vrijwillig te maken kosten waarvan niet kan worden gezegd dat deze kosten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn in de zin van artikel 35 lid 1 WWB (zie CRvB 07–01–2003, nrs. 00/6132 NABW e.a. en CRvB 08–03–2011, nrs. 09/540 WWB e.a.). Echter, het past binnen de besparingsgedachte dat men zich verzekerd voor veelvoorkomende ziektekosten. Daartoe hebben de gemeenten in het Land van Cuijk een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten met zorgverzekeraar VGZ. Deze collectieve ziektekostenverzekering wordt administratief beheerd door assuradeur Turien en Co. De polis van deze verzekering biedt een wettelijke basisverzekering alsmede een aanvullende ziektekostenverzekering voor de meest voorkomende ziektekostenkosten. Hierbij worden ruime vergoedingen geboden voor de volgende kostensoorten: - Tandartskosten; - Fysiotherapie; - Hulpmiddelen zoals brillen, lenzen; - Etc. Deze aanvullende ziektekostenverzekering geldt als toetssteen voor de verstrekking van bijzondere bijstand voor diverse medische kosten.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 40
B073 – Brillen en contactlenzen Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gemeend dat zij buitenwettelijk begunstigend beleid wil voeren ter ondersteuning van personen met een laag inkomen, door voor specifieke, medische kosten bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij gaat zij ervan uit dat deze personen zich aanvullend verzekeren tegen deze specifieke, medische kosten via een aanvullende verzekering. Voor het niveau van verzekering wordt uitgegaan van de collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente zelf voor haar minima heeft afgesloten. Zie richtlijn B074 voor meer informatie over hoe het verstrekkingenniveau vast wordt gesteld.
Recht op bijstand De belanghebbende heeft de vrijheid om zelf een opticien te kiezen. In de meeste gevallen heeft men immers al een (vaste) opticien. De kosten van de (eerste) aanschaf van een bril (montuur met glazen) of contactlenzen worden in beginsel aangemerkt als noodzakelijk kosten, wanneer er sprake is van een medische indicatie door een oogarts of opticien. Als het de vervanging van een bril, glazen of contactlenzen betreft worden de kosten pas als noodzakelijk aangemerkt als de vervanging plaatsvindt 2 jaar na de aanschaf of vorige vervanging. Indien de belanghebbende binnen twee jaar wederom een verzoek om bijstand in de kosten van een bril, glazen of contactlenzen doet, wordt dit verzoek afgewezen, tenzij sprake is van een medische indicatie (= recept oogarts of wijziging hoe gering ook van de sterkte van de glazen of lenzen gemeten door een opticien).
Hoogte van de bijzondere bijstand Wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening, welke de kosten niet helemaal vergoed, dan vergoedt de gemeente deze kosten tot het onderstaande maximum voor specifieke kosten, onder aftrek van een eventuele vergoeding vanuit de voorliggende voorziening. De gemeente vult, gedurende een periode van maximaal twee jaar, aan tot een maximum bedrag van: € 250,- voor lenzen c.q. enkelfocus bril € 350,- voor een multifocale bril Let op! De vergoeding bedraagt nooit meer dan de hoogte van het hierboven genoemde bedrag, onder aftrek van voorliggende voorzieningen. Dit betekent dat als de zorgverzekeraar bijvoorbeeld € 150,- vergoed voor een enkelfocus bril, de bijstand nooit meer kan zijn dan € 100,-. Zie ook B074 voor de vaststelling van het verstrekkingenniveau. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 41
B074 – Overig beleid inzake medische kosten In deze richtlijn worden de overige kaders van bijzondere bijstand voor medische kosten omschreven.
Voorliggende voorzieningen Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. In die gevallen dat de Rijksoverheid van mening is dat bepaalde kosten voor rekening van de burgers zelf dienen te komen, staat het de gemeente niet vrij om daarvoor in alle gevallen bijzondere bijstand te verstrekken. Daarom is bijstandsverlening voor medische kosten, zonder dat daar specifiek beleid op is geformuleerd, niet mogelijk.
Collectieve ziektekostenverzekering Op basis van de collectieve ziektekostenverzekering wordt aan cliënten met een Wwb–uitkering en aan overige minima een collectieve ziektekostenverzekering aangeboden. Degene die hiervan gebruik maken zijn tegen een gereduceerd tarief zowel regulier als aanvullend verzekerd tegen ziektekosten. Ten aanzien van het verstrekkingenniveau van de aanvullende ziektekosten verzekering geldt de ten behoeve van de uitkeringsgerechtigden en overige minima afgesloten collectieve ziektekostenverzekering als uitgangspunt. Dit betekent dat indien de belanghebbende niet gekozen heeft voor aansluiting bij de collectieve zorgverzekering maar zich elders heeft verzekerd slechts die kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen die ook niet door de collectieve zorgverzekeraar zouden zijn vergoed. Indien geen aanvullende verzekering is afgesloten uitsluitend ter besparing van premiekosten, dient de aanvraag in beginsel te worden afgewezen (bij 100% vergoeding vanuit de collectieve zorgverzekering) of dient de misgelopen vergoeding conform regels van de collectieve zorgverzekering in mindering te worden gebracht op de te verstrekken bijstand. Hiermee wordt aangesloten bij geldende jurisprudentie (CRvB 10–01–2012, nr. 11/2185 WWB e.a.). De achterliggende gedachte is dat men bewust een risico heeft genomen om medische kosten niet te verzekeren, daarmee premievoordeel heeft ten opzichte van anderen die wel aanvullend verzekerd zijn en daarom dit risico niet op de maatschappij kunnen afwentelen.
Overige kostensoorten De volgende kostensoorten hebben géén eigen richtlijn, maar behoeven wel nadere uitleg en voorwaarden. Daar waar bijstandsverlening aan de orde is, gelden de regels omtrent voorliggende voorzieningen in de zin van artikel 15 lid 1 WWB (zie paragraaf B3.3) en de andere richtlijnen omtrent verlening van bijzondere bijstand, onverminderd.
Premie aanvullende ziektekostenverzekering Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van de premie voor een aanvullende ziektekostenverzekering. Deze kosten worden geacht te behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan en passen binnen de verzekeringsgedachte dat men zich goed verzekerd tegen te verwachten medische kosten. Zie ook B070.
Bijzondere bijstand voor alternatieve geneeswijzen Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor medische kosten die bewust buiten de reguliere ziektekostenverzekering zijn gelaten; voor kosten die gerekend moeten worden tot de zogenaamde ontwikkelingsgeneeskunde en voor de kosten voor medische behandelingen die buiten Nederland plaatsvinden wordt geen bijzondere bijstand verleend. Zie B7.5.4.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 42
Bijzondere bijstand voor gehoortoestellen Er wordt géén bijzondere bijstand verleend voor de kosten van orthopedisch schoeisel (zie B7.5.8). De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) worden voor deze kosten gezien als passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Het niet kunnen leiden van een normaal sociaal leven zonder een gehoorapparaat en het in de loop der jaren toenemen van de gehoorstoornis kunnen niet worden aangemerkt als zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 lid 1 WWB (zie CRvB 23–02–2010, nr. 08/2296 WWB).
Bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel Er wordt géén bijzondere bijstand verleend voor de kosten van orthopedisch schoeisel (zie B7.5.9). De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) worden voor deze kosten gezien als passende en toereikende voorliggende voorzieningen. De eigen bijdrage die de Regeling zorgverzekering vraagt wordt gezien als een besparingsbijdrage waarvoor bijstandsverlening niet noodzakelijk is (de eigen bijdrage bedraagt een gemiddeld bedrag van een paar reguliere schoenen die men anders ook had moeten aanschaffen).
Bijzondere bijstand voor reiskosten voor medische behandelingen Er wordt géén bijzondere bijstand verleend voor de kosten van reiskosten voor medische behandelingen (zie B7.5.10). De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) worden voor deze kosten gezien als passende en toereikende voorliggende voorzieningen voor wat betreft zittend vervoer. Andere reiskosten in het kader van medische behandelingen behoren in beginsel tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan en kunnen uit de geldende bijstandsnorm voldaan worden.
Bijzondere bijstand voor IVF–behandelingen Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van een IVF–behandeling (zie B7.5.13). De voorliggende voorziening in de vorm van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) worden voor deze kosten gezien als passend en toereikend.
Bijzondere bijstand voor steunzolen Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van steunzolen. Bij steunzolen wordt een vergoeding gegeven voor de niet gedekte kosten, éénmaal per 2 jaar. Eventuele vergoeding vanuit de zorgverzekering artikel 15 lid 1 WWB (zie paragraaf B3.3) danwel aanwezige draagkracht (zie paragraaf B7.3) wordt in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand. Bijstandsverlening is om niet.
B091 – Reiskosten bezoek zieke familieleden Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel is er géén wettelijke, voorliggende voorziening voor deze kosten. Echter, er zijn wel commerciële voorzieningen die als voorliggend beschouwd kunnen worden. Denk in dit verband aan bijvoorbeeld een aanvullende ziektekostenverzekering die belanghebbende heeft afgesloten. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gemeend dat zij buitenwettelijk begunstigend beleid wil voeren ter ondersteuning van personen met een laag inkomen, door voor specifieke, medische kosten bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij gaat zij ervan uit dat deze personen zich aanvullend verzekeren tegen deze specifieke, medische kosten via een aanvullende verzekering. Voor het niveau van verzekering wordt uitgegaan van de collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente zelf voor haar minima heeft afgesloten. Zie richtlijn B074 voor meer informatie over hoe het verstrekkingenniveau vast wordt gesteld.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 43
Recht op bijstand De noodzaak voor het bezoeken van een zieke wordt aanwezig geacht indien: • de zieke behoort tot het gezin (zie B1.7) van belanghebbende, en; • de zieke verblijft in een inrichting (zie B1.3) en; • de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland; zie ook paragraaf B03). • de inrichting in de gemeente is gelegen, maar belanghebbende is aangewezen op taxi– vervoer en er geen vergoeding van de betreffende kosten mogelijk is via de Wmo. De medische indicatie moet blijken uit een medisch advies. Als uitgangpunt voor een noodzakelijk, toereikend en adequaat bezoekfrequentie geldt: 5 dagen per week door één persoon. Bij langdurig verblijf in een verpleeginrichting (of psychiatrisch ziekenhuis), dient de bezoekfrequentie te worden bepaald op basis van een individuele beoordeling. Zijn er minderjarige kinderen voor langere tijd opgenomen dan kan er geen bijstand worden verstrekt voor reiskosten indien aanspraak bestaat op dubbele kinderbijslag (= kind woont niet thuis). Dit in overeenstemming met jurisprudentie (RvS 27 september 1993/5).
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op de goedkoopste vorm van reizen per openbaar vervoer (trein en bus), ook al kiest men voor vervoer per auto. Een uitzondering kan worden gemaakt voor de situatie wanneer de kosten van reizen met de auto lager uitvallen, zie onder. Als uitgangspunt wordt de OV–reisplanner, via http://9292.nl/ (0900 – 9292) gebruikt. Op basis daarvan wordt de vergoeding per retour bepaald. Bij de aanvraag wordt de vergoeding per retour alsmede de bezoekfrequentie in het besluit vastgelegd en zal uitbetaling uitsluitend plaatsvinden aan de hand van een door belanghebbende opgestelde en geleverde bezoeklijst. Er is geen verklaring van de instelling vereist. Als belanghebbende met eigen vervoer (bijv. per eigen auto) reist, wordt de vergoeding per retour vergeleken met de reiskosten met eigen vervoer. Deze reiskosten met eigen vervoer worden gebaseerd op het aantal kilometers van en naar de bestemming maal € 0,31 per kilometer. Indien de reiskosten per retour lager uitvallen dan de reiskosten met het openbaar Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Tevens moeten vervoers– of bezoekbewijzen worden overgelegd binnen 5 werkdagen na de aangevraagde bezoekdatum, ter controle van de bestedingsverplichting.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 44
B138 – Aangewezen groepen voor categoriale bijzondere bijstand Recht op bijstand Met de vaststelling van de beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 is afgestapt van het voeren van een specifiek doelgroepenbeleid. Hierdoor is categoriale bijzondere bijstand voor de groepen chronisch zieken, gehandicapten en ouderen komen te vervallen. De resterende categoriale groepen zijn nu: Degenen die in aanmerking komen voor deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering van de gemeenten in het Land van Cuijk. Hiervoor geldt een inkomensgrens tot 110%, gebaseerd op artikel 35 lid 6 jo. artikel 35 lid 9 WWB. Kinderen, waartoe de gemeenten op grond van artikel 35 lid 5 WWB gehouden te zijn om maatschappelijke participatie mogelijk te maken. De gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert doen dit door uitvoering van de Verordening Reductieregeling. Zie Verordening Reductieregeling 2012 van de gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert.
B148 – Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Geen bijzondere bijstand Met de vaststelling van de beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 hebben de gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert de richtlijn met betrekking tot categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen ingetrokken. Zie Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Mill en Sint Hubert, Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Cuijk en Beleidsnotitie herziening minimabeleid 2012 Grave. Verzoeken om bijstand voor specifieke kosten worden op individuele basis beoordeeld. Daarbij dient rekening gehouden te worden met voorliggende voorzieningen die personen met een beperking financieel compenseren voor de generieke meerkosten. Denk in dit verband aan: Wet tegemoetkoming bijzondere ziektekosten (Wtcg); Compensatie eigen risico (Cer); Regeling specifieke zorgkosten (fiscale aftrek).
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 45
B151 – Dieetkosten Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). Onder voorliggende voorzieningen dient de teruggaaf van de Belastingdienst gezien te worden als een voorliggende voorziening. Deze wordt meestal achteraf vastgesteld, dus bij vaststelling gedurende het jaar dienen de kosten voor bijzondere bijstand terugvorderbaar gesteld te worden.
Recht op bijstand Onder dieetkosten worden de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding verstaan, die voortvloeien uit het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met de term voedingsupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn. Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen AWBZ en Zvw (zie CRvB 07–09–2004, nr. 02/2162 NABW en CRvB 13– 06–2006, nr. 05/1128 NABW). Deze kunnen met betrekking tot deze kosten dan ook niet als aan de WWB voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt. Dit betekent dat verlening van bijzondere bijstand mogelijk is indien wordt voldaan aan voorwaarden zoals aangegeven in B7.1.4. Zie ook B7.5.5.1, waarbij de nadruk wordt gelegd op het gegeven dat de vaststelling van een dieet door een diëtist niet maakt dat dit dieet per definitie medisch noodzakelijk is. Vaststelling van medische noodzakelijkheid zal middels een onafhankelijk medische onderzoek moeten worden aangetoond. Bij herhaalde aanspraak moet worden afgewogen of het eerder opgestelde medische advies voldoende actueel is. Zo niet, dan zal een nieuw medische advies moeten worden opgesteld. Ten slotte moet er sprake zijn van feitelijke meerkosten ten opzichte van de referentievoeding.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is gelijk aan meerkosten van de dieetkosten ten opzichte van de referentievoeding die is opgenomen in de Nibud–prijzengids. Deze kosten worden, indien nodig, naar rato verstrekt. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 46
B152 – Zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd.
Recht op bijstand Het college verleent in beginsel geen bijzondere bijstand voor de kosten van zelfzorggeneesmiddelen, tenzij het de kosten van een chronisch gebruiker betreft, waarbij de zelfzorggeneesmiddelen medisch noodzakelijk zijn en hiervoor geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening. Vaststelling van medische noodzaak zal middels een medische indicatie moeten worden gedaan.
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is gelijk aan kosten van de eigen bijdrage van de zelfzorggeneesmiddelen. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 47
B153 – Tandheelkundige hulp Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gemeend dat zij buitenwettelijk begunstigend beleid wil voeren ter ondersteuning van personen met een laag inkomen, door voor specifieke, medische kosten bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij gaat zij ervan uit dat deze personen zich aanvullend verzekeren tegen deze specifieke, medische kosten via een aanvullende verzekering. Voor het niveau van verzekering wordt uitgegaan van de collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente zelf voor haar minima heeft afgesloten. Zie richtlijn B074 voor meer informatie over hoe het verstrekkingenniveau vast wordt gesteld.
Recht op bijstand Het college verleent bijzondere bijstand voor de volgende tandheelkundige behandelingen: 1. Preventieve tandheelkunde (preventieve mondzorg, consultatie en diagnostiek); 2. Curatieve tandheelkunde (vullingen, wortelkanaalbehandelingen, tandvleesbehandelingen); 3. Orthodontische zorg (voor kinderen onder de 18 jaar); 4. Gebitsprothesen (eigen bijdrage voor een volledig uitneembare prothetische voorziening voor de boven– en onderkaak). De overige tandheelkundige behandelingen worden als niet–noodzakelijk beschouwd.
Hoogte van de bijzondere bijstand Wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening, welke de kosten niet helemaal vergoed, dan vergoedt de gemeente de onverzekerde kosten, mits voldaan het kosten betreft zoals hierboven omschreven. Andere kosten, zoals de kosten voor kronen, bruggen, implantaten, etc. alsmede hun bijkomende kosten worden niet vergoed. De gemeente gaat uit van het verstrekkingenniveau van haar collectieve ziektekostenverzekering. Zij vult deze vergoeding aan tot een maximum van 100% van de kosten. Wanneer er geen sprake is van deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering, wordt het verstrekkingniveau van de collectieve ziektekostenverzekering aangehouden. Zie richtlijn B074. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 48
B154 – Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gemeend dat zij buitenwettelijk begunstigend beleid wil voeren ter ondersteuning van personen met een laag inkomen, door voor specifieke, medische kosten bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij gaat zij ervan uit dat deze personen zich aanvullend verzekeren tegen deze specifieke, medische kosten via een aanvullende verzekering. Voor het niveau van verzekering wordt uitgegaan van de collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente zelf voor haar minima heeft afgesloten. Zie richtlijn B074 voor meer informatie over hoe het verstrekkingenniveau vast wordt gesteld.
Recht op bijstand Omdat in het kader van de Zvw en AWBZ in beginsel een bewuste beslissing is genomen over de omvang van de genees– en heelkundige hulp (artikel 15 lid 1 WWB; zie V2.11.12 en CRvB 06–04– 1999, nr. 97/4578 ABW) bestaat er slechts recht op bijzondere bijstand voor: - de eigen bijdrage in de kosten van eerstelijns geneeskundige GGZ die op grond van de Zvw wordt opgelegd; Het college is echter van oordeel dat de voorliggende voorziening niet in alle gevallen passend en toereikend is; indien - eerst een beroep op de voorliggende voorziening (basisverzekering en evt. aanvullende verzekering) is gedaan, en; - de klachten niet zijn afgenomen, en; - de noodzaak van (verdere) behandeling blijkt uit een medisch advies komen ook de kosten van maximaal 10 sessies in aanmerking voor bijstandsverlening indien die worden ondergaan bij een behandelaar die over een of meerdere van de volgende registraties beschikt: • Eerstelijns psycholoog; • GGZ–psycholoog; • Psychotherapeut.
Hoogte van de bijzondere bijstand Hoogte van de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage is gelijk aan die eigen bijdrage. Voor de hoogte van de kosten van de 10 extra sessies geldt een richtbedrag van € 75,00 per zitting minus een eventuele vergoeding vanuit een voorliggende voorziening. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 49
B155 – Fysiotherapie en oefentherapie Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter gemeend dat zij buitenwettelijk begunstigend beleid wil voeren ter ondersteuning van personen met een laag inkomen, door voor specifieke, medische kosten bijzondere bijstand te verlenen. Daarbij gaat zij ervan uit dat deze personen zich aanvullend verzekeren tegen deze specifieke, medische kosten via een aanvullende verzekering. Voor het niveau van verzekering wordt uitgegaan van de collectieve ziektekostenverzekering die de gemeente zelf voor haar minima heeft afgesloten. Zie richtlijn B074 voor meer informatie over hoe het verstrekkingenniveau vast wordt gesteld.
Recht op bijstand Op basis van de Zorgverzekeringswet komen de kosten van de eerste twintig behandelingen voor rekening van de verzekerde. Indien verdere behandeling noodzakelijk is en er sprake is van chronische aandoening (zie de “chronische lijst”), dan wordt deze vergoedt vanuit de basisverzekering. De eerste negen behandelingen bekkenfysiotherapie in verband met urine– incontinentie worden ook vergoed vanuit de basisverzekering. De aanvullende verzekering kan het gat vanaf de eerste behandeling dichten en geldt als een voorliggende voorziening. Het college verleent bijstand voor zover deze voorliggende voorziening ontoereikend is voor de bekostiging van de eigen bijdrage van deze behandelingen. Hierbij gaat zij uit van het vergoedingenniveau van de collectieve ziektekostenverzekering voor minima (zie B.074).
Hoogte van de bijzondere bijstand De hoogte van de bijstand is gelijk aan kosten van de eigen bijdrage van de eerste twintig behandelingen, minus een vergoeding vanuit de voorliggende voorziening. Draagkracht Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 50
B160 – Eigen risico Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd. De Compensatie Eigen Risico Zorgverzekeringen (CER), zoals jaarlijks automatisch uitgevoerd door het CAK, geldt als een voorliggende voorziening voor mensen met een chronische aandoening ter compensatie van hun doorgaans hoge eigen risico. Zie voor meer informatie www.cak.nl.
Recht op bijstand In de situatie dat belanghebbende géén aanspraak kan maken op de Compensatie Eigen Risico via het CAK moet beoordeeld worden of de kosten van het eigen risico bijzonder zijn. In beginsel zijn de kosten dat niet, daar iedere ingezetene geacht wordt verzekerd te zijn o.g.v. de Zorgverzekeringswet en een daarbij hoort een wettelijk eigen risico. Deze kosten wordt men geacht te kunnen betalen vanuit een inkomen gelijk aan de bijstandsnorm, waardoor bijstandsverlening niet noodzakelijk is. Gespreide betaling Indien belanghebbende niet in één keer zijn Eigen Risico kan voldoen, dan kan deze doorgaans afspraken maken met diens zorgverzekering om de rekening gespreid te betalen. Attendeer zo nodig de belanghebbende hierop.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 51
Overige kostensoorten B012 – Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie Voorliggende voorziening Voor de legeskosten van verblijfsvergunningen en naturalisatie is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Verblijfsvergunning De kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning worden aangemerkt als algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit een inkomen op bijstandsniveau kunnen worden voldaan door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Dit is anders indien er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Bijzondere omstandigheden Een bijzondere omstandigheid is aanwezig indien de belanghebbende niet heeft kunnen reserveren voor de kosten en het onmogelijk is om een lening af te sluiten voor de kosten. Tekortschietend besef Indien belanghebbende door een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid toch een beroep moet doen op bijstand, kan bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht worden verleend (artikel 48 lid 2 onderdeel b WWB). Van tekortschietend besef is sprake indien belanghebbende niet (tijdig) voor de kosten heeft gereserveerd dan wel de onmogelijkheid van een lening door zijn uitgavenpatroon heeft veroorzaakt. Bij de bepaling van de voor de bijstandverlening in aanmerking komende kosten worden de legeskosten die een Nederlander voor een identiteitsbewijs verschuldigd is in mindering gebracht. Naturalisatie De kosten van naturalisatie worden niet als noodzakelijke kosten aangemerkt zodat reeds om die reden verlening van bijzondere bijstand voor die kosten onmogelijk is.
B013 – Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde Voorliggende voorziening Voor de vaste lasten van het aanhouden van een woning voor gedetineerden is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor het aanhouden van de woning tijdens detentie. Eventueel met hulp van de reclassering, zal de gedetineerde zelf zorg moeten dragen voor het (kunnen) aanhouden van de woning door tijdige reservering voor deze kosten, het afsluiten van een lening of het tijdelijk (onder)verhuren van de woning.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 52
B075 – Uitvaartkosten Voorliggende voorziening Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB; zie ook B3.2). In beginsel zijn de nabestaanden verantwoordelijk voor het dragen van de kosten van een begrafenis of crematie, voor zover de overledene hierin niet zelf heeft voorzien. Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven voor een uitvaart of op wie daartoe een beroep kan worden gedaan, dan moet de Wet Op de Lijkbezorging worden beschouwd als een voorliggende voorziening.
Recht op bijstand Mocht er wel sprake zijn van nabestaanden die opdracht geven voor een uitvaart, dan geldt dat in eerste instantie de eventuele (huwelijks)partner voor de kosten aansprakelijk is en vervolgens e familieleden in de 1 graad, dan wel enig andere erfgenaam. De begrafeniskosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, welke daarvoor zonodig de nabestaanden kan aanspreken. De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn. Er kan slechts bijstand worden toegekend indien de nabestaanden over onvoldoende middelen beschikken om de begrafeniskosten te betalen. Ook dient er rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager, alsmede met de noodzakelijke kosten van lijkbezorging. Eigen middelen overledene Middelen van de overledene om een uitvaart te bekostigen zijn: 1. verzekeringen op het leven, zoals begrafenis– en levensverzekeringen, ongevallenverzekering; 2. lidmaatschap van een speciale vereniging, bijv. crematievereniging; 3. spaargelden, waaronder ook het "vrij te laten bescheiden vermogen"; 4. nalatenschap; 5. een in een depositofonds gestort bedrag met als enige bestemming de betaling van uitvaartkosten van de storter en eventuele partner. Overlijdensuitkering Een aan de achterblijvende echtgenoot toegekende overlijdensuitkering dient te worden aangemerkt als een periodiek inkomen bedoeld ter aanpassing aan de veranderde omstandigheden c.q. als overbrugging naar een lager inkomensniveau. Een overlijdensuitkering heeft niet per definitie ten doel om de uitvaart te bekostigen en blijft op grond daarvan buiten beschouwing bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand.
Hoogte van de bijzondere bijstand Aangezien aanvragers veelal geen directe bemoeienis zullen hebben gehad met de regeling van de uitvaart en de kosten vaak over meerdere nabestaanden verdeeld zullen moeten worden zou het te ver gaan om tot in detail te berekenen tot welk bedrag de kosten als noodzakelijk zouden kunnen worden beschouwd. De keuze tussen beide vormen van lijkbezorging is vrij. Binnen redelijke grenzen kan verder rekening worden gehouden met persoonlijke voorkeur van betrokkenen en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd. Desalniettemin wordt een totaalbedrag van € 4.750,00 als maximaal acceptabel aangemerkt. Dit maximum bedrag is gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze.
Vorm van de bijzondere bijstand De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 53
Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (ex artikel 55 WWB; zie paragraaf B5.9) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
B106 – Overige bijzondere kosten Voor dit onderdeel wordt geen gemeentelijke richtlijn opgenomen.
V003 – Bijzondere bijstand specifieke kosten zelfstandigen Recht op bijstand Er is géén specifiek beleid geformuleerd, waardoor bijstandverlening in beginsel niet mogelijk is. Eventuele specifieke kosten van een belanghebbende die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent worden als algemeen gebruikelijke kosten van bestaan van een zelfstandig ondernemer beschouwd.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand 2014
Pagina 54
Intergemeentelijke Sociale Dienst Gemeenten Cuijk, Grave, Mill en Sint Hubert
Telefoonnummer: 0485–396 733 Bereikbaar op werkdagen van 9:00 tot 12:00
Postadres: Postbus 10.001 5430 DA Cuijk
Bezoekadres: Zwaanstraat 7 5431 BP Cuijk
www.cuijk.nl www.grave.nl www.gemeente–mill.nl