Uitvoeringsproces Gedragsbeïnvloedende maatregel
Definitieve status, d.d. 9 november 2010
1. Betrokken partijen en hun taken en verantwoordelijkheden • Jeugdreclassering: De Jeugdreclassering is samen met de zorgaanbieder de belangrijkste actor bij de uitvoering van de gedragsmaatregel. De Jeugdreclassering is belast met de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.1 De Jeugdreclassering brengt geregeld verslag uit aan het openbaar ministerie over het verloop daarvan, waarbij zij kenbaar kan maken dat naar haar inzicht de maatregel gewijzigd of verlengd moet worden2. Een afschrift van dit verslag wordt naar de RvdK gestuurd.3 • Zorgaanbieders: De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de uitvoer van de gedragsinterventie. De zorgaanbieder heeft contact met de jeugdreclassering over de voortgang van de maatregel. • OM: Het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor het omzetten van de maatregel in vervangende jeugddetentie indien de jongere niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt4. Over de voortgang van de maatregel wordt het openbaar ministerie geïnformeerd door de Jeugdreclassering5. Tevens kan het openbaar ministerie, indien het gedrag van de veroordeelde jongere daartoe aanleiding geeft en het in het belang is van zijn ontwikkeling, een wijziging of verlenging van de gedragsmaatregel vorderen.6 • RvdK: De Raad voor de Kinderbescherming heeft (ook) bij de uitvoering van de gedragsmaatregel de casusregie, teneinde de samenhang te bevorderen tussen de verschillende activiteiten van de onderscheiden partners in de jeugdstrafrechtsketen. De Raad houdt toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden van de jeugdreclassering en is bevoegd om de JR in dat kader aanwijzingen te geven.7 In het geval het openbaar ministerie overgaat tot het vorderen van een wijziging of verlenging van de maatregel is de Raad gehouden advies uit te brengen aan de rechtbank. • Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie: Het NIFP kan bij de toeleiding naar een GBM door de rechtbank of het OM om een pro-justitia rapportage gevraagd worden. Het gaat hierbij om een onafhankelijk rapport van een externe deskundige. Als daarin sprake is van een GBM-advies, zal een - via het NIFP bemiddelde - psychologische en/of psychiatrische rapportage als bijlage van het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming aan de rechtbank worden gezonden. Ook bij wijziging, verlenging en omzetting van de gedragsmaatregel kan de expertise van het NIPF dan wel – via het NIFP - de onafhankelijk rapporteur zelf worden ingeroepen. • Zittende magistratuur: De rechtbank legt de gedragsmaatregel op en beslist bij een vordering tot verlenging of wijziging van de gedragsmaatregel. Ook beslist zij op het bezwaarschrift dat de jongere kan indienen tegen de omzetting van de gedragsmaatregel. • Volwassenreclassering: Een instelling voor volwassenreclassering kan door de kinderrechter worden aangewezen als verantwoordelijke partij voor de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel.8 Als de volwassenreclassering als verantwoordelijke is aangewezen geldt er een aangepast uitvoeringsproces9.
1 2 3 4 5 6 7
8
9
Art. 77w, zevende lid, Sr. De JR heeft echter geen adviserende rol richting de rechtbank over een eventuele wijziging of verlenging van de maatregel. Art. 48, tweede en vierde lid, Uitvoeringsbesluit wet op de Jeugdzorg Art. 77wc, vierde lid Sr, juncto art. 77p Sr. Art. 77w, zesde lid Sr. Art. 77wb en wd Sr. Art. 77hh, eerste lid, Sr en art. 10, tweede lid, Wet op de Jeugdzorg. De toezichthoudende taak en de aanwijzingsbevoegdheid van de Raad voor de Kinderbescherming is nader geëxpliciteerd in het Landelijk toetsingskader voor de regionale samenwerkingsafspraken tussen Bureau Jeugdzorg en de Raad. Op termijn zal het mogelijk zijn dat de kinderrechter ook de volwassenreclassering aanwijst als verantwoordelijke voor de ondersteuning voor de tenuitvoerlegging van de maatregel. Hiertoe zal aan het zevende lid van artikel 77w Sr een volzin worden toegevoegd die als volgt komt te luiden: Indien de jeugdige ten tijde van de tenuitvoerlegging van de maatregel de leeftijd van achttien jaren bereikt of heeft bereikt, kan de rechter bepalen dat de ondersteuning van de tenuitvoerlegging van de maatregel geschiedt door een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid. Binnen het project ‘implementatie GBM’ wordt separaat aandacht besteed aan het maken van afspraken tussen de Raad voor de Kinderbescherming en de Volwassenreclassering voor het geval de Volwassenreclassering is aangewezen als verantwoordelijke partij voor de ondersteuning van de maatregel. Dit is neergelegd in bijlage 1.
• Dienst Justitiële inrichtingen: Deze dienst van Justitie, waarvan de Sector Justitiële jeugdinrichtingen een onderdeel is, verschaft de plek voor de jeugdige in de justitiële jeugdinrichting als de gedragsmaatregel wordt omgezet in vervangende jeugddetentie. Tevens draagt de sector zorg voor de uitvoering van de basismethodiek, YOUTURN, in de inrichtingen. • Centraal Justitieel Incasso Bureau: Het CJIB coördineert de plaatsing van de jeugdige in de justitiële jeugdinrichting.
2. Werkwijze bij opgelegde GBM 2.1 Inleiding De beschrijving van het uitvoeringsproces van de GBM start op het moment dat het vonnis GBM onherroepelijk is geworden. Voor zover relevant zal worden verwezen naar het toeleidingsproces GBM. Het Landelijk Protocol Toezicht Jeugd10 is gebruikt bij het opstellen van de beschrijving van het uitvoeringsproces. Daar waar mogelijk is daarbij aansluiting gezocht. 2.2 De start van de uitvoering De Jeugdreclassering heeft als taak de uitvoering van de maatregel te coördineren. Dit is in de beschrijving als uitgangspunt genomen. • Uitgangspunt is dat de JR zo snel mogelijk de uitvoering van de GBM van start laat gaan.11 In alle gevallen is de JR al betrokken bij de begeleiding van de jongere, in de vorm van Toezicht & Begeleiding tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De Toezicht & Begeleiding loopt tot de datum van de zitting. Ook kan er sprake zijn van een al eerder opgelegde Maatregel Hulp & Steun.12. • Bij behandeling van de zaak op een zitting van de meervoudige kamer, zal na twee weken uitspraak worden gedaan13. Zodra het vonnis onherroepelijk is geworden (twee weken na vonnis) kan worden begonnen met de uitvoering van de GBM.14 • De rechtbank stuurt de uitspraak naar de executieafdeling van het Parket. Vanuit daar wordt het doorgestuurd naar de Raad voor de Kinderbescherming, die het op haar beurt weer aan de Jeugdreclassering stuurt. De Jeugdreclasseerder/ BJZ kan ook aanwezig zijn bij het uitspreken van het vonnis zelf. Als dat niet het geval is zal de JR twee weken na zitting telefonisch contact opnemen met de rechtbank met de vraag of het vonnis onherroepelijk is geworden en om de inhoud ervan te achterhalen. • JR vangt aan met de uitvoering van het plan, zoals dat voorafgaande aan de zitting in samenwerking met de RvdK is opgesteld. Binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis wordt hiervoor een jeugdreclasseerder aangewezen. 15 Bij voorkeur zal de jeugdreclasseerder die betrokken is geweest bij het opstellen van het plan van aanpak als verantwoordelijke jeugdreclasseerder worden aangewezen.
Landelijk Protocol Toezicht Jeugd, toezicht op voorwaardelijk veroordeelde minderjarigen, d.d. 16 juli 2009 Dit wijkt af van de normale gang van zaken, waar de JR begint met het maken van een plan van aanpak ná vonnis. 12 De duur van de Maatregel Hulp&Steun is niet afhankelijk van het tijdstip van de zitting, maar van het eerdere vonnis waarbij dit is opgelegd. 13 De gedragsmaatregel kan door zowel een enkelvoudige als een meervoudige kamer van de rechtbank worden opgelegd. Het overgrote deel van de GBM zaken wordt door een meervoudige kamer behandeld. Bij behandeling door een enkelvoudige kamer zal in veel gevallen direct ter zitting uitspraak worden gedaan. 14 De praktijk is dat er zeker na enkelvoudige uitspraken direct na de uitspraak afstand wordt gedaan van hoger beroep, waarmee het vonnis dan onmiddellijk onherroepelijk is geworden (op datum uitspraak.) De termijn voor start executie vangt dan direct aan. Indien de jongere echter hoger beroep instelt, is er tot de uitspraak in hoger beroep geen grondslag voor (verplichte) begeleiding van de jongere. 15 Art. 47, eerste lid, Uitvoeringsbesluit wet op de Jeugdzorg. 10 11
2.3 De uitvoering zelf 2.3.1 Inleiding De JR kan afhankelijk van de invulling van de GBM twee verschillende rollen vervullen. In veel gevallen zal het programma van de GBM zijn ingevuld met een justitiële gedragsinterventie, jeugd psychiatrische zorg, provinciale jeugdzorg of verslavingszorg. De jeugdreclasseerder heeft in zo’n geval een coördinerende rol. De jeugdreclasseerder houdt zicht op het verloop van de behandeling van de jongere, zeker als deze programma’s gericht zijn op de begeleiding van het hele systeem van de jongere. Tussen de zorgaanbieders en de JR zal er sprake moeten zijn van zodanige informatie-uitwisseling dat de JR aan zijn verplichting kan voldoen het OM, en in afschrift aan de Raad, over de voortgang van de maatregel te informeren. 16 Als de programma’s fragmentarischer zijn en/of ITB onderdeel is van de GBM zal de JR zelf actiever betrokken zijn bij de begeleiding. In het geval van ITB zal de Jeugdreclassering de jongere in de eerste periode controleren, instrueren en motiveren en in een latere fase van het traject zal het accent langzamerhand verschuiven van controle naar loslaten en van eisen en regelen naar begeleiden en ondersteunen. Ook de ouders van de jongere zal de Jeugdreclasseerder ondersteunen en coachen. Tevens staat hij in contact met de instellingen die met de jongere te maken hebben. • De zorgaanbieder stelt de Jeugdreclassering op de hoogte van de voortgang van de behandeling van de jongere.17 • De jeugdreclasseerder rapporteert, conform het Handboek Jeugdreclassering, minimaal half jaarlijks aan het OM over de voortgang van de maatregel. • De informatie van de jeugdreclasseerder moet de officier van Justitie in staat stellen een oordeel te vormen over de mate waarin de jeugdige zich aan het programma van de GBM houdt. De officier van Justitie neemt een passieve rol in ten aanzien van het verloop van de gedragsmaatregel, tenzij er een negatief signaal komt vanuit de uitvoering. Ten aanzien van de termijnen neemt de officier wel een actieve rol in. Dit speelt bij verlenging van de maatregel. Het OM zal dan contact opnemen met de Raad. • Afschriften van deze rapportages worden gelijktijdig naar de casusregisseur van de RvdK gestuurd. De informatie die de JR aan de RvdK verstrekt moet de Raad in staat stellen te toetsen of de in het plan van aanpak van de jeugdreclassering opgestelde doelen worden gerealiseerd. Tevens zorgt de RvdK voor de termijnbewaking.18 • Indien de Raad naar aanleiding van de rapportage vragen of antwoorden heeft, treedt hij in overleg met de JR. Bij verschil van inzicht spannen de Raad en de JR zich gezamenlijk in om door middel van overleg tot overeenstemming te komen. 2.3.2 situatie 1 de jongere werkt naar behoren mee Indien de jongere naar behoren meewerkt aan de uitvoering van de maatregel dan zullen er naast de hierboven genoemde rapportages, coördinatie en begeleiding geen extra inspanningen door de JR worden verricht. De afsluiting van het ondersteunen van de tenuitvoerlegging van de gedragsmaatregel gebeurt zoals onder 2.4 vermeld. Wijziging van de GBM Echter, de mogelijkheid bestaat dat de GBM buiten de schuld van de jongere dreigt te mislukken. Dit kan het geval zijn als bijvoorbeeld het programma niet voldoende aansluit bij de problematiek van de jongere of zijn ouders onvoldoende meewerken. Een wijziging van de GBM zal alleen worden ingezet als de inhoud van het vonnis niet toestaat dat er een andere invulling of andere volgorde aan het programma wordt gegeven. In het geval de JR tot de conclusie komt dat een wijziging van de maatregel in het belang is van de ontwikkeling van de jongere en uitkomst kan bieden, gebeurt het volgende:
Binnen het project ‘implementatie GBM’ wordt separaat aandacht besteed aan het in goede banen leiden van zodanige afspraken. In het nog te ontwikkelen model afspraken JR en zorgaanbieders zullen ook standaardafspraken opgenomen worden over de tijdstippen en de wijze waarop gerapporteerd wordt over de voortgang van de behandeling 18 Bij de GBM is voor de Casusregisseur hier met name een rol weggelegd in het geval een wijziging of verlenging van de maatregel ophanden is. 16 17
• De zorgaanbieder stelt de Jeugdreclassering op de hoogte van de voortgang van de behandeling van de jongere. Mocht de zorgaanbieder van mening zijn dat de behandeling wijziging behoeft dan wordt dit besproken met de JR en komt dat in de rapportage naar voren. • De JR meldt bij het OM dat zij van mening is dat de maatregel gewijzigd moet worden. • Ook stelt de JR de Raad hiervan op de hoogte. Tussen Raad/JR en OM kan als één van de partijen dat nodig vindt, overleg plaatsvinden. • Als er bij de toeleiding naar de GBM een onafhankelijk rapporteur van het NIFP betrokken is geweest, betrekt de Raad – via het NIFP - op dat moment ook deze rapporteur bij het overleg. Is er geen onafhankelijk rapporteur van het NIFP betrokken geweest bij de toeleiding van de GBM, dan overweegt de Raad om het NIFP voor advies bij het overleg te betrekken. • Het OM beslist, op basis van de van de JR verkregen rapportage, en op basis van het overleg met de JR/Raad of een vordering tot wijziging van de GBM bij de rechtbank wordt voorbereid. Het belang van de jeugdige staat hierbij voorop. → NB indien niet tot een vordering wordt overgegaan, zal de GBM verder moeten worden uitgevoerd. Het overleg tussen partijen voorafgaande aan de beslissing is van groot belang om de geloofwaardigheid van de Jeugdreclassering te waarborgen. • De Jeugdreclassering gaat vervolgens met de Raad in overleg over het wijzigingsvoorstel. • De Raad start met het opstellen van een advies over de wijziging. De Raad verzoekt de JR een eventueel verkort haalbaarheidsonderzoek, waarin een andere inhoud aan het programma wordt gegeven dat beter past bij de situatie en/of de persoon van de jeugdige, uit te brengen ten behoeve van het wijzigingsadvies. • Hangende de wijzigingprocedure is de behandeling van de jongere gestopt. De Jeugdreclassering blijft contact onderhouden met de jongere en zal waar nodig en mogelijk hem blijven begeleiden. • De rechtbank beslist, na advisering door de Raad, op de vordering van het OM. Verlenging van de GBM Tevens bestaat de mogelijkheid indien het gedrag van de jeugdige daartoe aanleiding geeft en het in het belang is van zijn ontwikkeling de maatregel te verlengen. In de praktijk zal het voorkomen dat de jongere naar behoren meewerkt aan de uitvoering van het programma, maar dat door omstandigheden19 een verlenging van de maatregel is aangewezen. De uitvoering is als volgt: • De zorgaanbieder stelt de Jeugdreclassering op de hoogte van de voortgang van de behandeling van de jongere. Mocht de zorgaanbieder van mening zijn dat de behandeling verlenging behoeft dan wordt dit besproken met de JR en komt dat in de rapportage naar voren. • De JR meldt, minimaal twee maanden vóór het aflopen van de maatregel, het OM dat een verlenging naar haar inzicht is aangewezen. Tevens zal de JR hierover contact opnemen met de Raad, gelet op de toetsende taak van de Raad. • Indien één van de partijen dat nodig vindt, overleggen de Raad /JR en OM over de noodzaak tot verlengen. De Raad heeft de taak over de verlenging advies uit te brengen aan de rechtbank. Hierbij is het niet verplicht dat nogmaals een gedragsdeskundig onderzoek wordt gedaan. Dit advies moet vergezeld zijn van een afschrift van de aantekeningen van de uitvoerende instantie (de jeugdreclassering) omtrent het gedrag van de jongere. • Als er bij de toeleiding naar de GBM een onafhankelijk rapporteur van het NIFP betrokken is geweest, betrekt de Raad – via het NIFP - op dat moment ook deze rapporteur bij het overleg. Is er geen onafhankelijk rapporteur van het NIFP betrokken geweest bij de toeleiding van de GBM, dan overweegt de Raad om het NIFP voor advies bij het overleg te betrekken. • Het OM neemt de beslissing of een vordering tot verlenging wordt ingediend. • De rechtbank beslist op de vordering. Opgemerkt wordt dat het mogelijk is dat gelijktijdig om een wijziging en een verlenging wordt gevraagd.
19
Hierbij kan gedacht worden aan een groter dan ingeschat onvermogen van de jeugdige, langdurige ziekte van de jeugdige of dat de instelling door wie de jongere behandeld wordt buiten zijn schuld niet kan waar maken wat in het plan van aanpak is opgenomen.
2.3.3 situatie 2 de jongere werkt niet naar behoren mee Indien de Jeugdreclassering op basis van de informatie van de zorgaanbieders van mening is dat de jongere niet naar behoren meewerkt aan de uitvoering van de gedragsmaatregel, kan het OM de ‘stok achter de deur’ inzetten: de vervangende jeugddetentie. De samenwerking in de keten is er op gericht om zo snel en consequent mogelijk de gedragsmaatregel om te zetten in vervangende jeugddetentie. • De JR heeft overleg met het OM over het negatieve verloop van de maatregel. Met die informatie kan het OM de jongere een waarschuwing geven. • Mocht de waarschuwing niets uithalen dan zal de JR, nadat hier intern multidisciplinair overleg aan vooraf gaat, de GBM als mislukt terugmelden bij het OM. Tevens informeert zij de Raad hierover. De terugmelding behoort informatie te bevatten over de inhoud en voortgang van de begeleiding, de redenen en data van eventuele waarschuwingen en de reden van terugmelding • Indien JR en Raad van mening verschillen over het al dan niet mislukken van de maatregel, zal er overleg plaatsvinden. • Het OM beslist of tot tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie wordt overgegaan. Het OM streeft er naar de vervangende jeugddetentie zo snel mogelijk om te zetten20. → NB indien niet tot omzetting wordt overgegaan, zal de GBM verder moeten worden uitgevoerd. Het overleg tussen partijen voorafgaande aan de beslissing is van groot belang om de geloofwaardigheid van de Jeugdreclassering te waarborgen. • De officier van justitie zal de opdracht tot tenuitvoerlegging samen met het vonnis en de laatste rapportage van JR aan de selectiefunctionaris van DJI/IJZ voorleggen. Die zorgt voor het plaatsen van een jongere in een JJI.21De jongere wordt opgeroepen zich zelf te melden, tenzij de officier van justitie direct de arrestatie gelast. • In de JJI zal de jongere de basismethodiek YOUTURN doorlopen. Alle jongeren stromen daar in in Fase 1. In deze fase wordt bekeken over welke vaardigheden de jongere beschikt en welke vorderingen zijn gemaakt in het programma van de maatregel. Op basis hiervan kan worden besloten de jongere direct door te laten gaan met Fase 3, waarin gedragsinterventies kunnen worden ingezet. De behandeling zoals die in de maatregel was begonnen kan hier worden voortgezet. Situatie 2A de jongere maakt bezwaar tegen de tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie • Als de jongere het niet eens is met de beslissing van het OM de vervangende jeugddetentie ten uitvoer te leggen, kan hij daartegen binnen veertien dagen bezwaar maken. De jongere, dan wel zijn advocaat dient hiertoe een bezwaarschrift in bij de rechter die de straf oplegde. Dit bezwaar kan niet door de ouders van de jeugdige worden ingediend. Wel zullen zij worden opgeroepen en uitgenodigd voor de zitting. • Gelet op het streven van het OM de vervangende jeugddetentie zo snel mogelijk om te zetten, zit de jongere conform de richtlijn van het OM tijdens de periode tussen het indienen van het bezwaar en de zitting in detentie. Mocht de jongere echter onverhoopt niet vast zitten gedurende die periode, dan heeft de jeugdreclassering feitelijk nog het toezicht over de jongere. • De zaak zal op een zitting worden geplaatst en de rechter besluit het bezwaar gegrond of ongegrond te verklaren en daarmee de jeugddetentie wel of niet ten uitvoer te laten leggen. • Door het bezwaar niet direct te behandelen maar de zitting aan te houden, wordt als het ware een time-out gecreëerd. Het OM informeert de Raad hierover, zodat hij in staat is tijdens deze periode onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een eventuele doorstart van de GBM.22
De duur van de vervangende jeugddetentie wordt verdisconteerd met de reeds uitgevoerde periode van de gedragsmaatregel. Als een gedragsmaatregel is opgelegd voor de duur van 1 jaar, met vervangende jeugddetentie van 6 maanden, zal daar bij omzetten van de maatregel na 4 maanden, vervangende jeugddetentie van 4 maanden tegenover staan. 21 Indien de jongere ten tijde van het negatief terugmelden van de GBM reeds meerderjarig is, zal de vervangende jeugddetentie ten uitvoer worden gelegd als vervangende hechtenis (en zal de jongere aldus in het gevangeniswezen belanden) tenzij de rechter in het vonnis waarbij de GBM is opgelegd anders heeft bepaald. 22 Hier wordt voor het verdere verloop in principe verwezen naar het toeleidingsproces. Nu er immers al een hoop informatie beschikbaar is, zal de toeleiding verkort zijn. 20
• Als de rechtbank het bezwaarschrift wel direct behandelt, kan een time-out ook worden bereikt doordat de rechter beslist dat niet de gehele jeugddetentie wordt uitgezeten, maar slechts een deel daarvan. Daarna kan de jeugdige (na onderzoek over de haalbaarheid daarvan) verder gaan met het programma van de GBM.23 Situatie 2B er is sprake van samenloop van een GBM met een voorwaardelijke sanctie onder bijzondere voorwaarden • De JR zal beginnen met de uitvoering van de bijzondere voorwaarden op het moment dat de GBM is afgelopen. • De JR evalueert, tijdig voor de afloop van de GBM, de effecten van het programma van de GBM en stelt vast welke problemen nog kunnen worden aangepakt. De JR legt dit vast in een nieuw werkplan. Situatie 2C er is sprake van samenloop van een GBM met een OTS • Naast de medewerker van de Jeugdreclassering, zal tevens een gezinsvoogd betrokken zijn bij de begeleiding van de jongere. 2.3.4 situatie 3 de jongere recidiveert Als een jeugdige tijdens de uitvoering van de maatregel een nieuw strafbaar feit pleegt dient overleg plaats te vinden met het OM of de maatregel kan worden voortgezet. Dit is afhankelijk van de vraag of de gevolgen van het nieuw gepleegde delict de uitvoering van de maatregel onmogelijk maken. Mocht de jongere voor het strafbare feit voorlopig worden gehecht, dan schort dit de termijn van de maatregel op24. Als deze opschorting van zodanige duur is dat het programma niet meer nadien kan worden hervat, dan kan het OM in overleg met de JR concluderen dat het de uitvoering van de GBM onmogelijk maakt. 2.4 De afsluiting De jeugdreclasseerder schrijft in alle gevallen, in aansluiting op het Handboek Jeugdreclassering, een afsluitrapportage als de maatregel beëindigd is of bijna beëindigd is. Deze rapportage gaat naar het OM en een afschrift naar de RvdK.
23 24
De optie van het aanhouden van de behandeling van het bezwaarschrift lijkt de meest praktische. Zie art. 77w, achtste lid Sr.
Dit is een uitgave van: Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 | 2500 eh Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj November 2010 | Publicatienr: j-5463