Effectiviteitsmeting Inzet Zuidoost Uitkomsten nulmeting
Dit onderzoek is uitgevoerd door Research voor Beleid in opdracht van de Stuurgroep Inzet Zuidoost
Miranda Grootscholte Jaap Bouwmeester
B2197 Leiden, 9 juni 2000
VOORWOORD
Per 1 november 1999 is het project Inzet Zuidoost van start gegaan. Dit project is een experimentele vorm van samenwerking tussen Arbeidsvoorziening Zuidoost en gemeente Amsterdam om meer cliënten in Zuidoost aan werk of scholing te helpen. De stuurgroep Inzet Zuidoost wil graag inzicht in de effecten en de effectiviteit van Inzet Zuidoost, daarom is Research voor Beleid gevraagd een effectiviteitsmeting uit te voeren. Deze effectiviteitsmeting bestaat uit een nulmeting en een éénmeting. In dit rapport vindt de verslaglegging plaats van de nulmeting. Het rapport bestaat uit een inleidend hoofdstuk, waarin kort wordt ingegaan op de huidige werkloosheidsproblematiek en de doelstelling van het onderzoek wordt omschreven. Hoofdstuk twee schets het evaluatiekader met de te hanteren meetpunten. Hoofdstuk drie gaat in op de opzet van Inzet Zuidoost. Het potentieel bereik is weergegeven in het daarop volgende hoofdstuk. Tot slot geeft hoofdstuk 5 een omschrijving van de externe omgeving waarin Inzet zich bevindt. Namens Inzet Zuidoost was mevrouw C.A.M. Beentjes (projectleider) contactpersoon. Het onderzoek werd uitgevoerd door ondergetekende en Miranda Grootscholte. Een adviserende rol werd vervuld door Douwe Grijpstra.
J. Bouwmeester Projectleider Leiden, 9 juni 2000
INHOUDSOPGAVE Pag. Voorwoord 1
Achtergrond en doelstelling 1.1 Werkloosheidsproblematiek: van vraag- naar aanbodgebonden 1.2 Doelstelling van het onderzoek 1.3 Opzet rapportage nulmeting
1 1 2 3
2
Evaluatiekader: meetpunten
4
3
Beschrijving Inzet Zuidoost 3.1 Methodiek, uitgangspunten en doelstellingen 3.2 Input
11 11 13
4
Potentieel bereik
20
5
Externe invloeden
24
Literatuur
28
Bijlage Inzet intakeformulier
32
1
1
ACHTERGROND EN DOELSTELLING
1.1
Werkloosheidsproblematiek: van vraag- naar aanbodgebonden
De werkloosheid is de laatste jaren sterk afgenomen. Mede dankzij het gunstige economische tij hebben de vergrote kansen op toetreding zich niet beperkt tot de meest kansrijke groepen. Ook onder traditioneel ‘moeilijke’ groepen zoals allochtonen is de werkloosheid aanzienlijk gedaald. Een van de gevolgen van deze ontwikkeling is dat intussen voor bijna iedereen die in principe arbeidsgeschikt is, ook daadwerkelijk op korte termijn een baan beschikbaar is. Het centrale knelpunt bij de werkloosheidsbestrijding is dan ook niet meer het onvoldoende voorhanden zijn van banen, maar van belemmeringen op het niveau van de individuele werkzoekende. Een belangrijk deel van de werklozen kampt met een complex van problemen die toetreding tot de arbeidsmarkt in de weg staan. Deze in de persoon gelegen factoren betreffen onder andere hogere leeftijd, (gebrek aan) opleiding en werkervaring, maar vaak ook medische, sociaal-psychische en/ of materiële problemen. De werkloosheidsproblemen blijken zich bij specifieke groepen binnen onze samenleving (onder andere allochtonen) in sterkere mate voor te doen en zich ook in geografisch opzicht te concentreren in specifieke wijken binnen de grote steden. Het verschuivend accent bij de werkloosheidsbestrijding weerspiegelt zich in de ontwikkeling van de gehanteerde methodieken. Een individueel gerichte, integrale benadering wint terrein. Het project Inzet Zuidoost past binnen deze ontwikkeling en gaat zelfs nog een stap verder. Met Inzet wil de overheid via persoonlijke begeleiding langdurig werklozen toch aan het werk helpen. Inzet is een experimentele vorm van samenwerking tussen Arbeidsvoorziening Zuidoost en de Sociale Dienst Zuidoost om meer cliënten in Zuidoost aan werk, scholing, sociale activering of zorg te helpen. De aanpak is wijkgericht en richt zich op een intensieve begeleiding en ondersteuning van cliënten. Kenmerkend en nieuw van de aanpak is dat één organisatie verantwoordelijk is voor alle middelen en zich richt op in principe alle typen cliënten. Werkzoekenden in fase 1 krijgen ondersteuning bij het zoeken naar werk, voor fase 2 zijn er scholingsmogelijkheden en werkervaringsprojecten. Bij fase 3 en 4 ligt het accent op maatschappelijke dienstverlening en het wegnemen van belemmeringen door het bieden van bijvoorbeeld kinderopvang en schuldhulpverlening. Het idee achter de aanpak is dat de volgtijdelijkheid van de trajectonderdelen in veel gevallen onlogisch is en bovendien vertragend kan werken op het toeleidingstraject. Integrale aanbieding vanuit één hand biedt mogelijkheden voor nevenschikking van trajectonderdelen. In hoofdstuk 3 komen de verdere opzet en de werking van Inzet Zuidoost aan de orde.
Achtergrond en doelstelling
1.2
2
Doelstelling van het onderzoek
De gemeente Amsterdam en Arbeidsvoorziening Zuidelijk Noord-Holland willen de effectiviteit meten van de binnen Inzet Zuidoost gehanteerde methodiek. De ervaringen met het project dienen aanknopingspunten op te leveren voor de versterking van het project en voor de aanpak van de rest van de werkloos werkzoekenden. De Stuurgroep Inzet Zuidoost onderscheidt drie doelstellingen waaraan het onderzoek moet voldoen. Het onderzoek dient: • Inzicht te bieden in de effectiviteit van de methodiek van Inzet Zuidoost; • Vast te stellen of de doelstelling van het project in termen van uitstroom gehaald wordt; • Inzicht te bieden in de onbedoelde effecten en knelpunten. Doelstelling van het onderzoek is zoveel mogelijk inzicht te bieden in de effectiviteit van organisatie, methodiek en werkprocessen. Daarbij gaat het zowel om een analyse van de veranderingen in de arbeidsmarktpositie van cliënten als om een analyse van de manier waarop de integrale benadering van Inzet deze arbeidsmarktpositie beïnvloedt. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat een verbetering in de arbeidsmarktpositie niet altijd instroom in een reguliere of zelfs in een additionele baan hoeft in te houden. Evenzeer kunnen een aantal eerste stappen binnen een arbeidstoeleidingstraject of - bij cliënten zonder verder arbeidsmarktperspectief - een vorm van sociale activering een zekere verbetering van de arbeidsmarkt- dan wel maatschappelijke positie van de cliënt betekenen, en daarmee een effect van Inzet. De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt derhalve: Wat zijn de bedoelde en onbedoelde effecten van Inzet Zuidoost op de positie (op de arbeidsmarkt) van cliënten en hoe worden de bedoelde effecten bereikt? Daaruit zijn de volgende deelvragen af te leiden: 1. Hoe effectief is de methodiek van Inzet Zuidoost? Welke resultaten worden met de cliënten behaald? Dit vooral in vergelijking met de manier waarop binnen de Sociale Dienst aan trajectbegeleiding gedaan wordt. 2. Op welke manier bereikt Inzet Zuidoost deze resultaten? Kent Inzet Zuidoost een hogere efficiency en een groter effectiviteit dan welke met de reguliere werkwijze van de Sociale Dienst en Arbeidsvoorziening bereikt worden? 3. Welke onbedoelde (positieve en negatieve) effecten treden op? 4. Is er sprake van knelpunten in de methodiek en werkprocessen van Inzet en hoe zijn deze knelpunten op te lossen? 5. Is er sprake van sterke punten in de aanpak van Inzet die een uitstralingseffect kunnen hebben voor de werkloosheidsbestrijding in andere delen van Amsterdam Zuidoost, geheel Amsterdam en de omringende regio (good practice)?
Achtergrond en doelstelling
3
Voor de meting van de effectiviteit van Inzet is gekozen voor een experimentele onderzoeksopzet. De kern van het experimentele design is dat er sprake is van een onderzoeksgroep en een (qua kenmerken vergelijkbare) controlegroep. De onderzoeksgroep ondergaat de nieuwe aanpak volgens de methode ‘Inzet’, de controlegroep niet. De onderzoeksgroep valt geheel samen met de initiële doelgroep van Inzet: een groep van 782 werkloos werkzoekenden wonende in de H-buurt in Amsterdam Zuidoost. De controlegroep bestaat uit een even grote groep cliënten van de sociale dienst met overeenkomstige kenmerken uit de G-buurt in Zuidoost. Er vinden twee metingen plaats: een nul- en een éénmeting. De nulmeting geeft de situatie weer voorafgaande aan de start van Inzet en de éénmeting biedt inzicht in de stand van zaken nadat de nieuwe aanpak een jaar in werking is. Doel van de nulmeting is: • De uitgangssituatie van Inzet Zuidoost kwantitatief en kwalitatief beschrijven: proces, doelgroep, externe factoren; • Taakstellingen en doelen van Inzet Zuidoost vastleggen, het bepalen van de criteria voor het meten van de effectiviteit van Inzet. De nulmeting heeft plaatsgevonden bij de start van Inzet Zuidoost in de periode november/ december 1999 en stelde de uitgangssituatie vast. Om dit te kunnen doen is vooraf een evaluatiekader met meetpunten opgesteld, deze is net als de uitkomsten van de nulmeting terug te vinden in dit onderzoeksrapport.
1.3
Opzet rapportage nulmeting
In hoofdstuk 2 is het evaluatiekader weergegeven met de belangrijkste meetpunten. Een deel van deze meetpunten heeft betrekking op de uitgangssituatie van Inzet Zuidoost. Aan de hand van deze meetpunten is in hoofdstuk 3 de opzet van Inzet Zuidoost weergegeven. Hoofdstuk 4 geeft een omschrijving op het gebied van samenstelling van de bevolking van zowel Amsterdam Zuidoost, als van de H-buurt, als van de onderzoeks- en controlegroep. Tot slot is in hoofdstuk 5 een omschrijving van de externe invloeden terug te vinden.
4
2
EVALUATIEKADER: MEETPUNTEN
De effecten van Inzet Zuidoost worden vastgesteld aan de hand van de volgende parameters: input, bereik, procesgang, efficiency, effecten en de externe invloeden (figuur 1). Deze parameters worden in dit hoofdstuk geoperationaliseerd tot concrete meetpunten. De wijze waarop de parameters op elkaar kunnen inwerken is in de onderstaande afbeelding schematisch weergegeven. Figuur 1
Overzicht parameters effectiviteitsmeting
In p u t
P roc es
B e r e ik
K os te n E xte rn e In v lo e d e n
E ffec ten
E f f ic ië n c y
Van elke parameter wordt hieronder de definitie en de meetpunten gegeven. De parameter kosten is ondergebracht in de parameter input. Input Onder input verstaan we de voorgenomen werkwijze. Daaronder valt alles wat Inzet Zuidoost aan de cliënten biedt als ook alle interne organisatie die nodig is om dit te kunnen realiseren. De meetpunten die betrekking hebben op de werkelijke uitvoering van het project komt aan de orde bij procesgang.
Evaluatiekader: meetpunten Hierbij gaat het om de volgende onderwerpen met bijbehorende meetpunten: • Organisatie - Interne organisatie (interne contacten en samenwerking) - Externe organisatie (externe contacten en samenwerking) - Afstemming interne en externe organisatie - Integratie tussen front en backoffice • Budgettering - Beschikbaar budget - Geplande besteding budget • Huisvesting - Locatie Inzet Zuidoost - Inrichting ruimte - Capaciteit om cliënten te ontvangen • Personele bezetting - Aantal fte’s naar functie - Aantal functionarissen naar functie - Verdeling van personeel (fte’s en functionarissen) naar RBA en SDA - Functie-eisen - Samenstelling personeel • Administratieve organisatie - Opzet dossier - Informatiewaarde dossier - Bruikbaarheid dossier voor consulenten - Bruikbaarheid dossier voor andere organisaties - Benodigde tijd voor bijhouden dossier - Terugzoektijd informatie in dossier • Partijen en taken - Betrokken partijen - Rol van betreffende partijen in uitvoering project - Taken van betreffende partijen - Aantal overlegmomenten tussen consulenten - Aantal overlegmomenten van de stuurgroep - Aantal overlegmomenten tussen projectleider en consulenten - Aantal overlegmomenten met RBA, SDA buiten stuurgroep om - Contacten met andere organisaties (verantwoordelijkheidsafstemming). - Onderwerpen van bovengenoemd overleg. • Instrumenten (middelen) - Beschikbare instrumenten - Capaciteit instrumenten - Toereikendheid instrumenten • Trajecten - Opzet trajectonderdelen - Volgorde trajectonderdelen - Volgtijdelijkheid trajectonderdelen - Aantal contactpersonen per cliënt - Aantal trajecten - Aantal contacten met cliënten
5
Evaluatiekader: meetpunten
•
6
- Duur contacten met cliënten - Onderwerpen van gesprek met cliënten - Wachttijd voor aanvang traject - Aansluiting traject op problematiek - Duur traject - Duur nazorg - Vorm nazorg Motivering d.m.v. bepaalde regelgeving - Werking regels
Bereik Bij de parameter ‘bereik’ gaat het om de omvang en samenstelling van de (potentiële) doelgroep van het project. Deze parameter is onder te verdelen in het potentiële en het gerealiseerde bereik. Het potentiële bereik omvat alle cliënten in de H-buurt die mogelijk met Inzet te maken krijgen. Het gerealiseerde bereik bestaat uit de groep cliënten die daadwerkelijk een intakegesprek hebben gevoerd met een consulent van Inzet. Procesgang Het succes van het project is ondermeer afhankelijk van de wijze waarop het proces verloopt. De ingrediënten voor het proces worden gegeven door de input. De hier geformuleerde meetpunten hebben betrekking op de uitvoering van de bij input geformuleerde meetpunten. • Organisatie - Uitvoering interne en externe organisatie en integratie • Budgettering - Besteding budget • Huisvesting - Knelpunten locatie en huisvesting • Personele bezetting - Veranderingen op het gebied van de inzet van functionarissen • Administratieve organisatie - Werkelijke opzet en bruikbaarheid dossier • Partijen en taken - Veranderingen in rollen, taken en overlegmomenten/ onderwerpen van partijen • Instrumenten - Gebruikte instrumenten en toereikendheid • Trajecten - Uitvoering trajecten - Knelpunten per trajectonderdeel • Motivering dmv bepaalde regelgeving - Verandering regelgeving Effecten Uitstroom naar werk is het uiteindelijke doel van Inzet. Gegeven de samenstelling van het werklozenbestand in Zuidoost, is het echter niet waarschijnlijk dat eventuele positieve effecten al op korte termijn zichtbaar worden. Daarom worden de effecten vastgesteld aan de hand van uitstroom naar werk (positie op de arbeidsmarkt), activeringstrajecten (trajectactiviteiten) en hulpverlening.
Evaluatiekader: meetpunten
7
Deze effecten worden gecorrigeerd voor eventuele externe invloeden die een rol hebben gespeeld en daarnaast voor het standaard te behalen effect. Als deze correcties zijn uitgevoerd blijft het effect van Inzet Zuidoost over. De gerealiseerde (bedoelde) effecten op het gebied van positie op de arbeidsmarkt en trajectactiviteiten worden in kaart gebracht aan de hand van onderstaande schema’s (figuur 2 en 3). Figuur 2 geeft aan welke positie iemand in neemt op de arbeidsmarkt. In dit schema is een stap omhoog een positief effect. Figuur 2
Stappenschema positie op de arbeidsmarkt
Positie op de arbeidsmarkt 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Heeft werk/ volgt opleiding zonder nazorg Heeft werk/ volgt opleiding met nazorg Deeltijd baan Tijdelijk werk gehad Geschikt voor werk (geen belemmeringen) Werkervaringsplaats/ gesubsidieerd werk Vrijwilligerswerk Geen activiteiten richting arbeidsmarkt
Naast de positie op de arbeidsmarkt is het ook van belang in kaart te brengen waar men zich bevindt binnen de trajectactiviteiten. Dit geeft een vollediger beeld van de effecten van Inzet. Ook hier is een stap omhoog een positief effect. Beide schema’s kunnen ook los van elkaar geïnterpreteerd worden, maar voor een volledig overzicht is een combinatie mogelijk. Het is dus niet zo dat als een persoon zich in het eerste schema op 7 (vrijwilligerswerk) bevindt, hij zich ook in het tweede schema op 7 bevindt (sociale activering met succes afgerond). Verschillende combinaties zijn mogelijk. Figuur 3
Stappenschema trajectactiviteiten
Trajectactiviteiten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Geen traject of sociale activering gevolgd (geen belemmeringen) Traject gevolgd en met succes afgerond Bezig met een kortdurend traject (< een jaar) Bezig met een langdurig traject (> een jaar) Traject vroegtijdig gestopt In gesprek over het volgen van een traject Sociale activering met succes afgerond Bezig met sociale activering Geen traject of sociale activering gevolgd (wel belemmeringen of geen belemmeringen en fase 3 of 4)
Evaluatiekader: meetpunten
8
In het ideale geval wordt de doelgroep van Inzet en de controlegroep op moment nul (december 1999) en op moment één (december 2000) gekarakteriseerd aan de hand van dit schema. In de loop van de nulmeting is gebleken dat dit op basis van de geautomatiseerde bestanden niet mogelijk is. Deze bestanden bevatten geen gegevens over trajectactiviteiten of de arbeidsmarktsituatie. Daarom is er voor gekozen de beginsituatie grotendeels achteraf vast te stellen. De gegevens worden verzameld door dossieranalyse. Voor de onderzoeksbuurt wordt hierbij gebruik gemaakt van de door Inzet opgestelde dossiers. Dit om zowel de situatie voorafgaand aan de start van Inzet, als de situatie op het moment van de éénmeting in kaart te brengen. Als blijkt dat er niet genoeg informatie voorhanden is in de Inzetdossiers kunnen de SDA dossiers ter aanvulling dienen. Voor de controlebuurt zijn we volledig afhankelijk van de door de SDA of RBA bijgehouden dossiers. Voor het dossieronderzoek wordt een checklist gebruikt. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: - Achtergrondkenmerken algemeen (o.a.: leeftijd, geslacht, nationaliteit, aantal kinderen) - Achtergrondkenmerken gericht op arbeid (o.a.: fase, opleiding, uitkeringsduur) - Positie op de arbeidsmarkt (werkervaring, belemmeringen) - Trajectactiviteiten (trajectplan, inhoud, stadium) - Sociale activering (trajectplan, inhoud, stadium) Op basis van de met behulp van de checklist verzameld gegevens, vindt een indeling in het in figuur 2 en 3 getoonde schema’s plaats. Op deze wijze ontstaan er acht verschillende schema’s, namelijk: • H-buurt bij nulmeting - Arbeidsmarktsituatie - Trajectactiviteiten • G-buurt bij nulmeting - Arbeidsmarktsituatie - Trajectactiviteiten • H-buurt bij éénmeting - Arbeidsmarktsituatie - Trajectactiviteiten • G-buurt bij éénmeting - Arbeidsmarktsituatie - Trajectactiviteiten Niet alleen wordt de kwantitatieve uitstroom (naar werk, trajecten en hulpverlening) in kaart gebracht, ook wordt gekeken naar de aard van de uitstroom. Daarom wordt er in de checklist die gebruikt wordt voor de dossierstudie ook gevraagd naar de reden van uitstroom. Aan de hand van statistische analyses vindt vergelijking plaats van de groep die wel uitgestroomd is en de groep die niet uitgestroomd is. Aan de hand van deze informatie kan worden vastgesteld wat feitelijk gezien de uitstroom uit de bijstand in de H-buurt is en wat de feitelijke uitstroom uit de bijstand in de G-buurt is. Tevens wordt gekeken naar de toe of afname van de totale groep bijstandsgerechtigden in de Hbuurt. Het kan immers zo zijn dat het aantal constant blijft ondanks door Inzet behaalde successen. Dit komt doordat (andere) buurtbewoners in de loop van het jaar in de bijstand terecht
Evaluatiekader: meetpunten
9
zijn gekomen en doordat werklozen van elders de plaatsen innemen van verhuizende, werkende buurtbewoners. Of Inzet Zuidoost daadwerkelijk effect heeft gehad is afhankelijk van de eventuele verschillen in de uitgangsituatie (kenmerken doelgroep) en van de invloeden van buitenaf (externe factoren). De overige parameters (input en procesgang) dienen inzicht te geven in welke onderdelen van Inzet mogelijk bijgedragen hebben aan het eventueel behaalde effect. Neveneffecten Van belang is het ook eventuele positieve en negatieve onbedoelde effecten te achterhalen. Een positief onbedoeld effect kan bijvoorbeeld zijn dat meer mensen uit de omgeving aan het werk gaan omdat door het toenemen van het aantal werkenden in de buurt een ‘cultuurverandering’ in gang is gezet. Een indicator hiervoor zou kunnen zijn het aantal spontane aanmeldingen bij Inzet. Een negatief effect kan zijn het in elkaars ‘vaarwater’ zitten van Inzet Zuidoost en de sociale dienst Amsterdam, dit in verband met het inkopen van instrumenten. Een ander mogelijk neveneffect is het eventueel terugdringen van fraude. De werkwijze binnen Inzet zou op een aantal manieren fraude kunnen tegengaan. Ten eerste vindt aan de start van Inzet opschoning van de bestanden plaats en worden alle gegevens gecontroleerd. Daarnaast wordt bij de uitvoering van Inzet gewerkt met regelmatig persoonlijk contact met de cliënten op deze wijze is de kans klein dat zaken verborgen kunnen blijven. Efficiency De efficiency wordt bepaald door de kosten van het project af te zetten tegen de baten van het project. Voor het bepalen van de efficiency is het niet zinvol om naar de efficiency op macroniveau te kijken. Dit omdat een nieuw project altijd hoge opstartkosten met zich meebrengt. De efficiency op micro (cliënt) niveau geeft daarom meer informatie. Voor het vaststellen van de efficiency op microniveau zijn de volgende meetpunten van belang: - aantal contacten met cliënten opgesplitst naar onderdeel van traject - duur contacten met cliënten - aantal bestede fte’s - budget besteed aan trajecten - aantal voltooide trajecten Dit alles wordt afgezet tegen de behaalde uitstroom en in vergelijking met de door de SDA behaalde resultaten en bestede middelen. Externe factoren Externe factoren zijn de factoren die van buitenaf invloed kunnen hebben op de effecten van Inzet. Hierbij gaat het om de volgende meetpunten: - Verhuisbewegingen (van bijstandsgerechtigden naar of uit de H-buurt), deze informatie is te achterhalen bij woningbouwverenigingen en andere contactpersonen in de Bijlmer. De recente verhuisbewegingen worden in afgezet tegen de historische cijfers - Arbeidsmarktontwikkelingen zowel nationaal, als op stadsdeelniveau als op buurtniveau. Waar mogelijk uitgesplitst naar verschillende nationaliteiten of naar etniciteit. Om dit vast te stellen zijn we afhankelijk van op dat moment beschikbare bronnen. - Ontwikkelingen op het gebied van relevante wetgeving (mogelijkheden tot bijverdienen)
Evaluatiekader: meetpunten -
-
10
Economische ontwikkelingen (bijvoorbeeld gemiddeld besteedbaar inkomen), ook hierbij kan een uitsplitsing gemaakt worden naar economische ontwikkelingen op nationaal en lokaalniveau. Effecten van andere initiatieven die in Zuidoost worden genomen op het gebied van terugdringen van de werkloosheid of andere gerelateerde onderwerpen. Andere relevante ontwikkelingen in beide buurten (bijvoorbeeld laag/ hoogbouw en bevolkingssamenstelling).
11
3
BESCHRIJVING INZET ZUIDOOST
3.1
Methodiek, uitgangspunten en doelstellingen
Inzet Zuidoost is een experimentele vorm van samenwerking tussen Arbeidsvoorziening Zuidoost en gemeente Amsterdam om meer cliënten in Zuidoost aan werk of scholing te helpen. De idee achter de aanpak is dat de volgtijdelijkheid van de trajectonderdelen in veel gevallen onlogisch is en bovendien vertragend kan werken op het toeleidingstraject. Integrale aanbieding vanuit één hand biedt mogelijkheden voor nevenschikking van trajectonderdelen. Bijvoorbeeld, het gelijktijdig of parallel laten verlopen van werkervaringsproject met een resocialisatietraject, kan de effectiviteit van de inspanningen van sociale diensten en Arbeidsvoorziening vergroten. Bovendien kan er tegelijkertijd kinderopvang en eventuele schuldhulpverlening geboden worden. De aanpak is wijkgericht en richt zich op een intensieve begeleiding en ondersteuning van cliënten. Kenmerkend en nieuw van de aanpak is dat één organisatie verantwoordelijk is voor alle middelen en zich richt op in principe alle typen cliënten. Werkzoekenden in fase 1 krijgen ondersteuning bij het zoeken naar werk, voor fase 2 zijn er scholingsmogelijkheden en werkervaringsprojecten. Bij fase 3 en 4 ligt het accent op maatschappelijke dienstverlening en het wegnemen van belemmeringen door bieden van kinderopvang en schuldhulpverlening. De Wisconsin-methode De aanpak van Inzet is geïnspireerd op de uit de VS afkomstige Wisconsin-methode. De Wisconsin-methode als belangrijkste uitgangspunt dat iedereen, die dat kan, gaat werken voor een regulier inkomen. Om dit te bewerkstelligen sluit de overheid contracten af met bemiddelingsorganisaties die met elkaar concurreren. Deze organisaties krijgen een vast budget toegewezen waarvan ze zowel de uitkering aan de cliënten betalen als de arbeidsbemiddeling. Het belangrijkste doel is de cliënten aan het werk helpen. De bemiddelingsorganisaties hebben er belang bij de begeleiding naar de arbeidsmarkt zo efficiënt mogelijk vorm te geven: dit werkt immers kostenbesparend. Een deel van de winst vloeit af naar de overheid, de rest mag de organisatie houden. Niet alleen vanuit winstoogpunt is het van belang zo efficiënt mogelijk te werk te gaan, maar ook in verband met de concurrentiepositie. Indien de overheid niet tevreden is, wordt immers het volgend jaar gebruik gemaakt van een ander bureau. De organisaties voeren dan ook een beleid uit dat gericht is op zoveel mogelijk mensen uit de bijstand te laten stromen. Mensen waarvan het idee bestaat dat ze geschikt zijn voor werk, moeten werk zoeken. Diegenen die daar nog niet helemaal klaar voor zijn, moeten sociale dienstverlening doen. De groep die vanwege belemmeringen niet kunnen werken, worden ondergebracht in een overgangscategorie waarin ze verplicht onderwijs en scholing moeten volgen in ruil voor bijstand. Een werkzoekende mag niet langer dan twee jaar in dezelfde categorie blijven en in totaal niet langer dan vijf jaar financiële bijstand ontvangen. Naast deze arbeidsplicht zijn er ook stimulerende maatregelen ingevoerd. Zo is het basisbedrag met 20% verhoogd en kunnen deelnemers gratis gebruik maken van verschillende voorzieningen zoals kinderopvang, gezondheidszorg en reiskostenvergoeding. Ook is de rol van de consulent veranderd: deze moet niet al-
Beschrijving Inzet Zuidoost
12
leen vaststellen in welke categorie iemand valt maar ook helpen bij het regelen van scholing en het zoeken naar werk. Binnen Inzet Zuidoost is een deel van deze ideeën overgenomen, namelijk dat iedereen, die dat kan, gaat werken voor een regulier inkomen en dat deze cliënten zo efficiënt mogelijk naar werk toegeleid moeten worden. Elementen die niet overgenomen worden uit het Wisconsinmodel zijn de privatisering en de kapitalisering. Dus er wordt geen organisatie op contractbasis ingehuurd die zelf financieel belang heeft bij de uitstroom uit de bijstand. Dit is met name regeltechnisch in Nederland niet mogelijk. Uitgangspunten Inzet Het voor Inzet Zuidoost gehanteerde model kent de volgende uitgangspunten: - iedereen die kan werken, wordt naar betaald werk begeleid; - blijvend regulier werk is het doel; - zelfredzaamheid als doel voor alle bijstandscliënten; - bij het effectief zijn van de projectorganisatie Inzet, zal er geïnvesteerd worden in interne kwaliteitsslagen; - bonus/ malus voor de cliënt volledig conform de bestaande uitvoering van de bijstandswet in Amsterdam. Deze uitgangspunten zijn op het moment van de nulmeting nog niet gerealiseerd. De verwachting bestaat dat dit over een jaar wel het geval is. Doelstellingen Inzet In het bedrijfsplan Inzet Zuidoost worden de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen van het project als volgt verwoord. Kwalitatieve doelstellingen • Het versterken van een groep van 782 werkloos werkzoekenden cliënten van de sociale dienst in Amsterdam Zuidoost uit de H-buurt met behulp van werkgelegenheidsinstrumenten en andere middelen gericht op het wegnemen van belemmeringen in het bemiddelingstraject. Uitgangspunt is het aanbieden van een traject gericht op passend werk (regulier of additioneel). Bij het ontbreken van deze mogelijkheid worden alternatieven aangeboden zoals activeringstrajecten en verwijzingen voor hulpverlening. • Het verkrijgen van meer inzicht in de opbouw van het bestand, met name de fase 4 werklozen en in de effectiviteit van maatregelen, methodieken en instellingen. • Vernieuwing: de ervaringen die tijdens het project worden opgedaan dienen te leiden tot rationalisatie, aanpassing en afstemming van uitvoeringsorganisaties. • Het organiseren van dienstverlening aan cliënten van uitvoeringsinstellingen van de sociale zekerheid op een geïntegreerde en eenduidige manier, met het doel om de uitkeringsperiode zo kort mogelijk te laten zijn en de mogelijkheden van betaald werk zo snel mogelijk te verkennen door: • het vanuit een organisatorisch verband inzetten van uitkeringsgelden en activeringsgelden; • geïntegreerd inzetten van instrumenten; • beperken van overdrachten; • leveren van maatwerk.
Beschrijving Inzet Zuidoost
13
Kwantitatieve doelstellingen • Het binnen twee jaar opstarten van 700 trajecten; 300 zorg- of sociale activeringstrajecten en 400 reïntegratietrajecten richting werk. • Van de trajecten gericht op werk moeten er binnen twee jaar 280 leiden tot instroom naar ongesubsidieerde en/ of additionele banen.
3.2
Input
Organisatie De Gemeentelijke Sociale Dienst Amsterdam en Arbeidsvoorziening Zuidelijk Noord-Holland hebben een inkoopcontract gesloten. De Sociale Dienst is opdrachtgever en Arbeidsvoorziening is opdrachtnemer. Beide partijen zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep die eindverantwoordelijk is voor de uitvoering van het project. In deze stuurgroep zitten ook vertegenwoordigers van de Stadsdeelraad en het Stadhuis. De projectleider van Inzet Zuidoost legt verantwoording af aan de stuurgroep (maandelijks met betrekking tot de resultaten) en wordt aangestuurd door de directeur uitvoering van Arbeidsvoorziening Zuidelijk Noord-Holland. De stuurgroep legt verantwoording af aan de Wethouder. Inzet zelf bestaat uit een front- en backoffice. Op dit moment (december ’99) bestaat Inzet alleen nog uit een frontoffice, de backoffice (SDA) is op dit moment nog niet fysiek geïntegreerd in Inzet. Wel zijn er verschillende plannen opgesteld om deze integratie uit te voeren. Het is de bedoeling om de scheiding tussen frontoffice en backoffice wel te laten bestaan dit in verband met de kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening aan de cliënten. Het blijft wel zo dat de cliënt maar met één contactpersoon te maken heeft. Budgettering De Sociale Dienst Amsterdam stelt voor de uitvoering van het project 7 miljoen gulden ter beschikking. Dit geld is afkomstig van het inkoopcontract 1999-2000. Daarnaast stelt de Sociale Dienst medewerkers beschikbaar voor de uitvoering van de reguliere taken van de Sociale Dienst. De projectleider beheert het budget. Uit het budget van Inzet worden de meeste opleidingskosten voldaan, alleen bij opleidingen die al zijn ingekocht door SDA is dat niet het geval. Inzet kan ook kosteloos gebruik maken van de Instrumentarium SDA voor wat betreft BSI en overige instrumenten die zijn ingekocht. Inzet koopt zelf kinderopvang en budgethulpverlening in. Huisvesting Bij de huisvesting heeft men het doel gehad een volledig nieuwe identiteit op te zetten die niet geassocieerd wordt met de SD of het Arbeidsbureau. Hiertoe is er voor een ruime open opzet gekozen. Cliënten worden in een grote ruimte aan een bureau te woord gestaan. Hierdoor bestaat het gevoel bij een klein bedrijf binnen te lopen. Op deze wijze wil men stimuleren dat clienten makkelijker binnen lopen en Inzet zo weinig mogelijk geassocieerd wordt met de SD en het Arbeidsbureau.
Beschrijving Inzet Zuidoost
14
Personele bezetting De totale personeelsformatie van Inzet Zuidoost bedraagt 17 fte’s. De herkomst van deze 17 fte’s is als volgt verdeeld: 9 fte’s budget Inzet en 8 fte’s vanuit de SDA. Onder de medewerkers uit het budget Inzet vallen de projectleider, een administratieve medewerker en adviseurs Inzet. De formatie afkomstig van het budget van SDA bestaat uit een chef werkeenheid, een senior medewerker, medewerkers dienstverlening, een berekenaar en een administratief medewerker. Van het totaal aantal fte’s hebben 9 fte’s in de frontoffice direct contact met de cliënten (7 fte’s Inzet en 2 fte’s SDA), 6 fte’s functioneren in de backoffice en de overige twee worden ingevuld door een projectleider en een administratieve medewerker. Administratieve organisatie Dossiervorming vindt plaats op basis van de gegevens uit de dossiers van de Sociale Dienst en Arbeidsvoorziening. Deze informatie wordt door middel van een intakegesprek gecheckt, eventueel uitgebreid en weergegeven in het intakeformulier. Dit intakeformulier is door Inzet zelf ontwikkeld. Op basis van dit dossier kan dan ook geen uitkering worden toegekend. De dossiers worden na opstellen van het intakeformulier teruggestuurd naar de sociale dienst. Binnen Inzet wordt met de eigen dossiers gewerkt. Het opstellen van het intakeformulier gebeurt niet voor alle 782 cliënten tegelijk. Zowel het opbouwen van het dossier (het invullen van het intakeformulier) als het uitnodigen van de cliënten verloopt gefaseerd. De informatie die in de loop van het proces beschreven wordt in het Inzetdossier wordt ook daar waar relevant overgenomen in de elektronische bestanden van de SD en Arbeidsvoorziening. Het Inzetdossier is opgesteld in Word zo dat het voor organisaties waarmee men functionele relaties onderhoudt makkelijk is de informatie op te vragen en te gebruiken voor het uitzetten van het traject voor de cliënt. Partijen en taken Beide partijen zullen binnen deze projectorganisatie een aantal reguliere taken van de Sociale Dienst en Arbeidsvoorziening uitvoeren. Daarnaast worden nieuwe activiteiten uitgevoerd. De reguliere taken van de Sociale Dienst zijn de volgende: • Inkomensverstrekking; • Zorgactiviteiten; • Sociale activering; • Toeleiding naar trajecten gericht op uitstroom naar werk; • Alle overige wettelijke activiteiten die hier niet genoemd zijn. De reguliere taken van Arbeidsvoorziening zijn: • Registreren van werkzoekenden; • Verstrekken van informatie en advies; • Diagnostiseren van de afstand tot de arbeidsmarkt en advies met betrekking tot een vervolgtraject; • Opstellen en uitvoeren reintegratieplan (inclusief scholing/ inzet overig instrumentarium); • Bemiddelen naar ongesubsidieerde / additionele banen inclusief nazorg.
Beschrijving Inzet Zuidoost
15
Naast bovenstaande reguliere taken maken onderstaande nieuwe activiteiten ook deel van de verantwoording van Inzet Zuidoost: • Opstellen individueel cliëntprofiel met advies voor vervolgtraject ten aanzien van werkzoekenden ongeacht de fasering; • Uitvoeren van een geïntegreerd traject naar werk; • Intensieve begeleiding van cliënten tijdens het reïntegratietraject, onder andere bij de oplossing van persoonlijke problemen (bijvoorbeeld kinderopvang/ schuldhulpverlening) die arbeidsinpassing in de weg staan; • Intensieve nazorg na plaatsing op een ongesubsidieerde/ additionele baan; • Alle overige gezamenlijke activiteiten die noodzakelijk zijn om instroom op ongesubsidieerde/ additionele banen te realiseren. Hierboven is een taakomschrijving voor heel Inzet weergegeven hieronder volgt een globale indeling naar frontoffice en backoffice. Frontoffice: • Toeleiding trajecten gericht op werk • Opstellen en uitvoeren trajecten naar werk • Uitvoeren zorgtrajecten gericht op werk • Sociale activering • Regisseur van alle backoffice vragen Backoffice: • Inkomensverstrekking • Noodzakelijk administratie in NUS • Zorgactiviteiten die geen betrekking hebben op werk (bijv. schuldhulpverlening) • Uitvoeren wettelijke activiteiten zoals Wet Maatregelen en Boeten. Ook voert de backoffice nog de sociale activering en toeleiding uit, voor cliënten die nog niet zijn opgeroepen door Inzet. Projectleider De projectleider heeft als taak de medewerkers van het project aan te sturen, diensten in te kopen, andere partijen bij het project te betrekken en maandelijks te rapporteren aan de stuurgroep. Hierbij komen de volgende onderwerpen aan de orde: aantal uitgenodigde klanten, resultaat van uitnodiging (aantal intakes) aantal opgestelde plannen (richting werk/ sociale activering, zorg). Het aantal opgestelde plannen wordt verder uitgewerkt naar fase. Tevens wordt gerapporteerd over het gebruikte aantal plaatsen binnen de voorzieningen kinderopvang en schuldhulpverlening. Naast deze kwantitatieve informatie vindt ook een kwalitatieve toelichting plaats op de specifieke acties binnen Inzet. Consulenten De consulenten zijn vaste aanspreekpunten van een van vooraf vastgestelde groep. Gedurende het traject, van intake tot nazorg blijft de cliënt contact houden met één en dezelfde consulent. Binnen de reguliere werkwijze van de Sociale Dienst en Arbeidsvoorziening was dit niet het geval. Daar kan de cliënt per keer een andere consulent treffen. Op deze wijze is het mo-
Beschrijving Inzet Zuidoost
16
gelijk gelijk aan de slag te gaan met de cliënt alvorens eerst de achtergrondgegevens weer te moeten doornemen. Een ander belangrijk verschil met de reguliere werkwijze van de Sociale Dienst is ook de tijd die voor cliënten beschikbaar is en de onderwerpen die besproken worden. Op dit moment is de tijd vaak minimaal en gaan de gesprekken voornamelijk over de uitkering zelf en wordt men eventueel doorverwezen naar een andere instelling. Ook is nazorg niet aan de orde. Aangezien gepoogd wordt de cliënt contact te laten hebben met één consulent, wordt op afspraak gewerkt, hiermee worden lange wachttijden en irritaties daarover vermeden. De consulenten zelf zijn geselecteerd op hun klantvriendelijkheid en affiniteit met de doelgroep en andere benodigde kwaliteiten. Er is vooraf geen speciale training gegeven om de consulenten op Inzet voor te bereiden. In de toekomst zal een dergelijke training wel gaan plaatsvinden. Deze training is gericht op de regietaak (ook voor uitkeringszaken) van de frontoffice medewerkers. Ook is het de bedoeling dat consulenten onderling regelmatig cases bespreken om ervaringen uit te wisselen. Instrumenten Inzet Zuidoost maakt gebruik van een scala aan instrumenten. Deze instrumenten zijn er op gericht de afstand tot de arbeidsmarkt van de doelgroep te verkleinen en sluiten aan bij de instrumenten die al in gebruik waren. Voor de keuze van de instrumenten geldt dat aansluiting bij de problematiek voorop staat. Daarom wordt er, indien instrumenten van buitenaf moeten worden ingekocht, alleen bij instanties ingekocht die kunnen inspringen op de wisselende vraag vanuit Inzet Zuidoost. Een deel van de instrumenten is al ingekocht door de SDA. Het gaat hierbij om een beperkte set instrumenten, waaronder plaatsen bij kinderopvang en schuldhulpverlening. Op dit moment is een discussie gaande over of Inzet Zuidoost gebruik gaat maken van de ingekochte plaatsen. Het probleem hierbij is dat de rest van de cliënten van SDA op deze wijze minder mogelijkheden krijgt om gebruik van de plaatsen te maken. Trajecten De door Inzet Zuidoost gehanteerde trajecten bestaan uit de volgende onderdelen: 1) Intake en inventarisatie belemmeringen; 2) Opstellen begeleidingscontract; 3) Opstellen plan van aanpak; 4) Wegnemen belemmeringen (kinderopvang, schuldsanering); 5) Voortraject (basispakket); 6) Begeleiding (inzet instrumenten); 7) Bemiddeling; 8) Nazorg. Ad 1) Een cliënt kan op twee manieren bij Inzet terechtkomen. Ten eerste via een oproep en ten tweede door zichzelf spontaan te melden. Deze laatste groep cliënten krijgt voorrang als ze tot de geselecteerde doelgroep behoren boven de cliënten die nog opgeroepen moeten worden. Indien ze niet tot de doelgroep behoren worden ze overgedragen aan het arbeidsbureau in hun woongebied. Alle beschikbare dossiers worden vanuit het Arbeidsbureau en de Sociale Dienst samengebracht. Alle informatie die van belang is, wordt uit de dossiers gehaald en verwerkt in het elek-
Beschrijving Inzet Zuidoost
17
tronische Inzet-intakeformulier (zie bijlage 1). Hierop worden naast algemene gegevens de beschikbaarheid, de opleiding, werkervaring en belemmeringen. Aanvullend vindt een intakegesprek plaats waarin de op het formulier ontbrekende informatie wordt aangevuld en de ander informatie wordt gecheckt. Aan de hand van deze informatie wordt een plan van aanpak opgesteld. Ad 2) Het begeleidingscontract is een overeenkomst tussen Inzet Zuidoost en de cliënt. Hierin staat uitgelegd waarom dit contract is opgesteld. De rechten, spelregels, premies/ onkostenvergoedingen en sancties op het niet nakomen van afspraken komen aan de orde. Dit contract krijgt de cliënt na het intakegesprek mee met als doel het thuis te lezen en de volgende keer ondertekend mee terug te nemen. Ad 3) Bij de volgende bijeenkomst wordt het door de consulent opgestelde plan van aanpak besproken. Naast algemene gegevens van de cliënt zijn daar een diagnose en een advies in opgenomen. In de diagnose wordt de positie van de cliënt op de arbeidsmarkt weergegeven en wordt een inventarisatie van de belemmeringen gegeven. Het advies bestaat uit, naast een algemeen advies, de beschrijving van een traject (ofwel sociale activering (zorgtraject) ofwel een toeleidingstraject tot arbeid). Ad 4) Een aantal instrumenten is erop gericht belemmeringen weg te halen, zoals schuldsanering, kinderopvang en psycho-sociale problemen. Bij dat laatste kan er gedacht worden aan verslavingsproblematiek, waarbij de cliënt wordt door verwezen naar het CAD. Ook zijn er doorverwijsmogelijkheden naar een medisch adviseur of de GGD. Op moment van door verwijzing stopt het persoonlijk contact met Inzet. Op het moment dat de persoon klaar is voor sociale activering wordt het contact weer hersteld. Bij kinderopvang en schuldhulpverlening bestaat de mogelijkheid om tegelijkertijd met een ander onderdeel uit het traject bezig te zijn. Ad 5) In dit voortraject wordt een basispakket aangeboden. Dit basispakket bestaat uit een training sociale vaardigheden en afhankelijk van de arbeidsmarktpositie van de cliënt een sollicitatietraining. Ad 6) In dit stadium wordt de cliënt “bemiddelingsklaar” gemaakt. Dit gebeurt door een juiste combinatie aan instrumenten afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt. De uitvoering van de instrumenten ligt vaak bij andere instellingen. De begeleiding kan of overgenomen worden door de betreffende instelling of blijft in handen van Inzet Zuidoost. In het eerste geval blijft de consulent op de hoogte van het verloop van het traject door periodieke gesprekken met de klant.
Beschrijving Inzet Zuidoost
18
Ad 7) Een bemiddeling vindt plaats in de vorm van een bemiddelingsgesprek tussen consulent en cliënt. In de regel vindt dit gesprek een keer per week plaats. Dit geldt alleen voor de cliënten die bemiddelingsklaar zijn. In dit gesprek worden concrete afspraken gemaakt over de uit te voeren acties van die week (bijvoorbeeld sollicitatiebrieven schrijven). De verwijzing naar vacatures vindt plaats via Inzet of een andere intermediair die de vacature beheert. Inzet gaat pas actief op zoek naar vacatures als duidelijk is dat de cliënt geschikt is om de arbeidsmarkt op te gaan en duidelijk is welke mogelijkheden de cliënt heeft. De bemiddelingsperiode is vastgesteld op maximaal een half jaar. Mocht de bemiddeling dan niet geslaagd zijn, dan wordt gekeken of men wel op de juiste weg is met de cliënt en op wat de rol van de consulent hierin is. Ad 8) Nazorg is een belangrijk onderdeel van het traject. Hierdoor is het mogelijk de cliënt ook tijdens het werkproces in de gaten te houden en op deze wijze het weer werkloos raken van de cliënt te verkleinen. Het is de bedoeling tijdens de proeftijd één keer per week persoonlijk contact te hebben en daarna tot een half jaar één keer per maand. Met de werkgever wordt niet direct contact onderhouden door Inzet. Het contact met de werkgever verloopt via het intermediair dat bemiddeld heeft. Voor een aantal typen trajecten is een tijdsplanning opgesteld: 1) Regulier werk
Oriëntatie maximaal 1 maand Kwalificatie maximaal 8 weken inclusief sollicitatie training Bemiddeling maximaal 1 maand inclusief WEP/ ID-banen Indien niet succesvol doorverwijzen naar Maatwerk Nazorg 6 maanden
2) WIW dienstbetrekking
Oriëntatie, Kwalificatie en bemiddeling in één Nazorg 2 jaar
3) Langdurige scholing
Oriëntatie maximaal 1 maand Kwalificatie maximaal 1 jaar Bemiddeling maximaal 1 maand Nazorg 6 maanden
4) Specifieke oplossingen
Eigen bedrijf: STEW traject maximaal ½ jaar Ziekte en Zeer: arbeidsintegratie gehele traject
5) Zorgtrajecten
Afhankelijk van contract en behoefte klant
Samenvattend De belangrijke verschillen tussen de reguliere aanpak en de aanpak van Inzet Zuidoost liggen in het feit dat alle cliënten een oproep krijgen en er vanaf dan gericht gewerkt wordt aan een terugkeer naar het arbeidsproces. Deze nieuwe aanpak kenmerkt zich door het opstellen van een begeleidingscontract tussen consulent en cliënt, het opstellen van een persoonlijk plan
Beschrijving Inzet Zuidoost
19
van aanpak volledig afgestemd op de behoeften van de cliënt, het feit dat elke consulent eigen cliënten heeft en door het bieden van nazorg.
Motivering door middel van regelgeving Cliënten De motivatie van de cliënten probeert de SDA’s te verhogen door incentives te geven op het moment dat een opleiding of traject is afgerond. De precieze invulling hiervan voert te ver om hier op te nemen. Indien er in de loop van het Inzetproject wijzigingen optreden worden deze tijdens de eenmeting meegenomen. Consulenten De consulenten zijn verantwoordelijk voor de uitstroom van cliënten en de voortgang van trajecten. De mate waarin zij geslaagd zijn in het succesvol bemiddelen of het succesvol laten volgen van een traject wordt meegenomen in het functioneringsgesprek. RBA De opdrachtnemer van dit project vindt zijn motivatie in de wens een langdurige samenwerking met de SDA aan te gaan. Daarnaast is natuurlijk het opgestelde contract een motivator. Toekomst Het project kent een proefperiode van twee jaar. Hoe men na twee jaar verder wil is nog niet concreet weer te geven. Dit is natuurlijk afhankelijk van de door het project behaalde resultaten.
20
4
POTENTIEEL BEREIK
Het potentieel bereik (=de doelgroep) van Inzet bestaat uit alle cliënten, die woonachtig zijn in de H-buurt met een bijstandsuitkering. Dit zijn in totaal 782 cliënten, 12% van de totale bevolking van de H-buurt (6784). De controlegroep bestaat uit alle cliënten uit de G-buurt met een bijstandsuitkering. Hierbij gaat het om 825 cliënten (het totale inwoneraantal van de G-buurt is niet voorhanden). In dit hoofdstuk wordt zowel het potentieel bereik als de controlegroep omschreven en worden beide vergeleken op achtergrondkenmerken. Dit om te achterhalen of de groepen vergelijkbaar zijn en dus de cliënten uit de G-buurt als controlegroep gebruikt kunnen worden tijdens de éénmeting. Daarnaast is het in verband met de interpretatie van de effecten van belang inzicht te verkrijgen in de samenstelling van de bevolking van de totale H- en Gbuurt. Een aantal gegevens van deze buurten zijn niet voorhanden daarom is er voor gekozen gegevens over heel Zuidoost mee te nemen en deze af te zetten tegen de gegevens over heel Amsterdam. Etniciteit/nationaliteit In vergelijking met heel Amsterdam ligt het percentage allochtonen in Zuidoost een stuk hoger: in Zuidoost is het aandeel allochtonen 66% (45% 1e generatie, 21% 2e generatie) tegenover 44% (27% 1e generatie, 17% 2e generatie) in heel Amsterdam. Voor de H-buurt geldt dat het percentage weer wat hoger ligt, namelijk op 81% (tabel 1). Het aantal Surinamers en personen afkomstig uit de ‘overige niet-geïndustrialiseerde landen’ zijn in vergelijking met Zuidoost oververtegenwoordigd in de H-buurt. Van de H-buurt is bekend dat van de personen afkomstig uit de ‘overige niet-geïndustrialiseerde landen’ ruim 40% afkomstig is uit Ghana, voor Zuidoost ligt dit op nog geen 2% (bron O+S Amsterdam). Tabel 1
Bevolkingssamenstelling Zuidoost/ H-buurt naar etnische groepen1
Etniciteit Nederlandse Surinaamse Antilliaanse/ Arubaanse Turkse Marokkaanse Zuid-Europese Overige niet-geïndustrialiseerde landen Overige geïndustrialiseerde landen Totaal
Zuidoost (N=85.163)
H-buurt (N=6784)
34% 31% 6% 1% 1% 2% 20% 5%
19% 36% 7% 2% 2% 2% 27% 5%
100%
100%
Bron: Arbeidsmonitor Amsterdam Zuidoost
1
De bevolkingssamenstelling naar etnische groepen is voor de G-buurt niet voorhanden.
Potentieel bereik
21
Het is niet geheel duidelijk hoe de doelgroep van Inzet naar etniciteit is samengesteld. Wel is bekend dat van de bijstandscliënten uit beide buurten 92% de Nederlandse nationaliteit heeft. De nationaliteit zegt echter veel minder over de cliënten dan de etniciteit. Aangenomen wordt dat verdeling naar etniciteit van de groep bijstandsgerechtigden ongeveer gelijk is aan de verdeling in de H-buurt. Te verwachten is zelfs dat de groep allochtonen nog iets groter is, dit in verband met de hogere werkloosheid onder allochtonen. De werkloosheid in Zuidoost ligt namelijk voor de totale bevolking op 17% en voor allochtonen op 21%. Deze percentages liggen voor geheel Amsterdam lager, namelijk 13% tegenover 18%. Leeftijd en geslacht De bevolking van Amsterdam Zuidoost is, net als de H-buurt, relatief jong. Met name het aantal jongeren onder de 24 jaar is in Zuidoost erg hoog, namelijk 39%. Voor Amsterdam ligt dit percentage een stuk lager namelijk op 27%. De ouderen zijn daartegenover in Zuidoost juist ondervertegenwoordigd, namelijk 20% in Zuidoost en 26% in heel Amsterdam. Opvallend is dat terwijl de bevolking relatief jong is, de helft van de cliënten in zowel de H-buurt als de Gbuurt, 40 jaar of ouder is (tabel 2). Tabel 2
Leeftijdsverdeling cliënten SDA H-buurt en G-buurt
Leeftijd
H-buurt (N=782)
G-buurt (N=825)
57 jaar en ouder
13%
17%
50 tot 57 jaar
10%
11%
40 tot 50 jaar
27%
23%
30 tot 40 jaar
30%
25%
29 jaar en jonger
20%
24%
100%
100%
Totaal
De verdeling naar geslacht is voor zowel Amsterdam, als voor Zuidoost, als voor de H-buurt gelijk. Voor de bijstandsgerechtigden in de H- en G-buurt geldt dat de vrouwen oververtegenwoordigd zijn (60%). Gezinssituatie In Amsterdam bestaat de bevolking met name uit echtparen met kinderen (26%) en uit eenoudergezinnen (13%). Voor Zuidoost geldt, dat de eerste groep kleiner is (22%) en de tweede groep groter (19%). Deze gegevens zijn voor de bijstandsgerechtigden niet voorhanden. Van deze groep is alleen de burgerlijke staat bekend. Tabel 3 laat zien dat het in deze groep voornamelijk om ongehuwde en gescheiden cliënten gaat.
Potentieel bereik Tabel 3
22
De verdeling naar burgerlijke staat
Burgerlijke staat Ongehuwd Gescheiden Gehuwd/ verlaten Gehuwd/ niet verlaten Weduwstaat Totaal
H-buurt (N=782)
G-buurt (N=825)
41% 32% 13% 12% 2%
47% 27% 12% 10% 4%
100%
100%
Een groot deel van de cliënten heeft financieel afhankelijke kinderen. Tabel 4 laat zien dat het aantal cliënten met financieel afhankelijke kinderen ongeveer 10% hoger ligt in de H-buurt. Het percentage cliënten dat een zorgverplichting heeft (dus een kind jonger dan 5 jaar) ligt voor beide buurten op 20%. Tabel 4
Aantal financieel afhankelijke kinderen
Aantal financieel afhankelijke kinderen
H-buurt (N=782)
G-buurt (N=825)
55% 22% 14% 6% 3%
64% 18% 12% 4% 2%
100%
100%
Geen 1 2 3 4 of meer Totaal
Opleiding Over de hoogste afgeronde opleiding is voor de bewoners van Zuidoost geen informatie beschikbaar. Voor de groep bijstandscliënten uit de H- en G-buurt is dit wel beschikbaar (tabel 5). Opvallend is hier dat bijna 50% geen onderwijs of alleen lager onderwijs heeft gevolgd. Tabel 5
Opleidingsniveau cliënten H-buurt en G-buurt
Opleiding Geen Lager onderwijs Mavo /Lbo Havo/ VWO/ MBO HBO Kandidaats Universiteit Totaal
H-buurt (N=782)
G-buurt (N=825)
20% 27% 35% 13% 3% 2% 1%
22% 26% 35% 11% 4% 1% 0%
100%
100%
Potentieel bereik
23
Positie arbeidsmarkt Uit bovenstaande informatie is af te leiden dat de groep bijstandsgerechtigden waar Inzet Zuidoost zich op richt niet de makkelijkste groep is op het gebied van arbeidsbemiddeling. Ten eerste bestaat de groep voor een groot deel uit allochtonen. Dit hoeft in eerste instantie geen belemmering te zijn maar wel als er sprake is van taalproblemen. Daarnaast is een groot deel van de bijstandsgerechtigden ouder dan 40 jaar, waarschijnlijk is een groot deel hiervan al lange tijd werkloos, wat de bemiddeling alleen maar zal bemoeilijken. Een ander punt is dat een groot deel gescheiden is en de zorg heeft voor kinderen. Daarnaast is ook het opleidingsniveau niet de meest gunstige (meestal lager onderwijs of geen). Op basis van deze kenmerken is te verwachten dat veel cliënten een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Tabel 6 laat zien dat dit inderdaad het geval is. Een groot deel (45%) van de cliënten is ingedeeld in categorie D en heeft dus een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Het kan zijn dat het om een hoger percentage gaat, aangezien de indeling in categorieën voor een vijfde van de cliënten niet bekend is. Als we er vanuit gaan dat de verdeling van deze groep cliënten gelijk is aan die van de totale groep dan is de groep cliënten met een grote afstand tot de arbeidsmarkt nog een stuk groter (53%). Tabel 6
Categorie-indeling1
Categorie-indeling A B C D Nader te bepalen Onbekend Totaal
H-buurt (N=782)
G-buurt (N=825)
7% 6% 21% 44% 1% 21%
7% 5% 19% 45% 0% 23%
100%
100%
Uit tabel 1 tot en met 6 blijkt dat voor de H-buurt en de G-buurt de verdeling naar verschillende achtergrondkenmerken nagenoeg gelijk is. Hier uit kan de conclusie getrokken worden dat de G-buurt bruikbaar is voor dit onderzoek als controlebuurt.
1
De keuze voor het werken met de categorie-indeling boven de fase-indeling is gemaakt, omdat in de gebruikte bestanden de gegevens over categorie-indeling completer waren dan de gegevens over fase-indeling.
24
5
EXTERNE INVLOEDEN
Om de resultaten van Inzet scherp in beeld te krijgen moeten deze worden onderscheiden van externe ontwikkelingen. Externe ontwikkelingen kunnen mogelijke effecten ondermijnen of juist versterken. Dit geldt zowel voor ontwikkelingen op landelijk niveau als ontwikkelingen op buurtniveau. Op buurtniveau is het van belang eventuele verschillende ontwikkelingen per buurt te kunnen verklaren. In dit hoofdstuk volgt een omschrijving van de H-buurt in kwalitatieve zin. Tevens worden de meetpunten voor de externe omgeving verder ingevuld. Algemene ontwikkelingen in Zuidoost Zowel de onderzoeksbuurt (de H-buurt) als de controlebuurt (de G-buurt) zijn gelegen in de Bijlmermeer, een van de woongebieden in het stadsdeel Amsterdam Zuidoost. In totaal wonen in de hele Bijlmermeer 34.000 mensen met 70 verschillende nationaliteiten. De Bijlmermeer bestaat voornamelijk uit hoogbouwflats met veel groenvoorziening. Door de verschillende nationaliteiten en de hoogbouw is de sociale cohesie laag. Met name door de hoogbouw blijft het mogelijk dat mensen langs elkaar heen leven. Ook neemt door deze hoogbouw en de onoverzichtelijke groenvoorziening de anonimiteit toe, dit en de weinige sociale voorzieningen leidt weer tot een verhoogde criminaliteit en vervuiling. Versterking hiervan vindt plaats doordat de binding met de wijk vaak laag is. Wat is ontstaan door het feit dat veel bewoners niet van plan zijn er lang te blijven wonen of er tegen hun zin in wonen. Dit blijkt uit het feit dat de woonduur op een adres voor 40% van de bevolking in Zuidoost 1 jaar of korter is. Tevens is het zichtbaar in het gemiddeld aantal jaar dat iemand blijft wonen in Zuidoost, dat is namelijk 5,5 jaar tegenover 8 jaar voor heel Amsterdam en in het vertrek en vestigpercentage, namelijk 8%. Daarnaast kenmerkt de buurt zich door het vele ‘grijswerk’, dit met name op het gebied van taxi’s en catering. De situatie is lange tijd in de Bijlmermeer zorgwekkend geweest. Op dit moment is men bezig met het project ‘Vernieuwing Bijlmermeer’. Dit project, opgezet door de woningcorporatie Nieuw Amsterdam, de gemeente Amsterdam en het stadsdeel, heeft als belangrijkste doel de bewoners langer aan de wijk te binden. De vernieuwing vindt op drie terreinen tegelijk plaats. Ten eerste de ruimtelijke vernieuwing, die tot doel heeft kleinschaliger en gevarieerder woonbuurten te creëren. Van alle hoogbouw wordt 25% gesloopt en vervangen door laagbouwwijken, met zowel huur als koopwoningen. De hoogbouw die blijft staan wordt gerenoveerd en de openbare ruimte wordt opnieuw ingericht. De vernieuwing van beheer is gericht op leefbaarheid, veiligheid en betere culturele voorzieningen. Daarnaast vinden sociaal-economische vernieuwingen plaats gericht op vier clusters: jeugd, leefbaarheid, empowerment en economie en werk. In verband met Inzet Zuidoost is het cluster economie en werk van belang. Hierbij staat werk creëren centraal. Een samenwerkingsverband hierbinnen is het ArenA-initiatief. Het doel van dit initiatief is werkzoekenden naar de arbeidsmarkt te leiden. Dit gebeurt aan de hand van verschillende projecten, voorbeelden hiervan zijn: ‘Arbeidsbureau ArenA-boulevard’, het wervingsproject ‘Barefoot Recruitment’, de sec-
Externe invloeden
25
torcommissie Detailhandel en de ‘ArenA’-academie. Niet alleen het zoeken van werk speelt een rol in dit cluster maar ook het stimuleren van kleine zelfstandigen. Naast bovengenoemd initiatief zijn er, buiten de activiteiten van het arbeidsbureau Zuidoost, verder weinig andere initiatieven in Zuidoost genomen om bewoners aan werk te helpen. Op dit moment zijn alleen de uitzendbureaus druk bezig met het naar zich toe trekken van bewoners in verband met veel moeilijk vervulbare vacatures door de krapte op de arbeidsmarkt. Bij interpretatie van de effecten van Inzet Zuidoost dient rekening te worden gehouden met de resultaten van de hierboven omschreven initiatieven. Verschillen tussen de H-buurt en G-buurt zijn moeilijk in kaart te brengen. Na interviews met twee personen uit het veld, bleek het belangrijkste verschil te zitten in de vorderingen van het Vernieuwingsproject Bijlmermeer. Met name in de G-buurt is men op het gebied van sloop van de hoogbouw en vervanging door laagbouw in een vergevorderd stadium. Volgens geïnterviewden waren er nog geen duidelijk gevolgen zichtbaar die de situaties in beide wijken verschillend maken. Meetpunten externe factoren In hoofdstuk 3 is een aantal meetpunten geformuleerd met betrekking tot de externe omgeving. Hierbij ging het om de volgende meetpunten: 1. Verhuisbewegingen, deze informatie is te achterhalen bij woningbouwverenigingen en andere contactpersonen in de Bijlmer en via interviews met mensen die de buurt kennen. 2. Arbeidsmarktontwikkeling zowel nationaal, als op stadsdeelniveau als op buurtniveau. Waar mogelijk uitgesplitst naar verschillende nationaliteiten of naar etniciteit. Om dit vast te stellen zijn we afhankelijk van op dat moment beschikbare bronnen. 3. Ontwikkelingen op het gebied van relevante wetgeving. 4. Economische ontwikkelingen, ook hierbij kan een uitsplitsing gemaakt worden naar economische ontwikkelingen op nationaal niveau en op lokaal niveau. 5. Effecten van andere initiatieven die in Zuidoost worden genomen op het gebied van terugdringen van de werkloosheid of andere gerelateerde onderwerpen. 6. Andere relevante ontwikkelingen in beide buurten (bijvoorbeeld laag/ hoogbouw en bevolkingssamenstelling). 7. Beschikbaarheid plaatsen bij kinderopvang, schuldhulpverlening e.d. Hieronder wordt per punt, waar mogelijk, de situatie op dit moment weergegeven. Ad 1. Verhuisbewegingen Op dit moment is het zo dat 40% van de bevolking in Zuidoost één jaar of korter op hetzelfde adres blijft wonen. Opgemerkt moet worden dat een groot deel van de verhuizingen plaats vindt binnen Zuidoost (43% van de totale verhuizingen). Gegevens op buurtniveau over verhuisbewegingen zijn niet voorhanden. De verwachting bestaat dat bij de éénmeting gebruik moet worden gemaakt van kwalitatieve informatie. Ad 2. Arbeidsmarktontwikkelingen In de afgelopen 12 maanden is de werkloosheid in Nederland met 20% gedaald, van 265.000 naar 211.000 duizend. Deze ontwikkeling was ook merkbaar in de Amsterdamse regio. Hier is de laatste twee tot drie jaar sprake geweest van een gunstige werkgelegenheidsontwikkeling. Ook in Zuidoost is dit effect doorgedrongen, maar toch niet zo sterk als in andere delen. Er is
Externe invloeden
26
in Zuidoost nog steeds, zoals eerder aangegeven, sprake van een relatief hoge werkloosheid ten opzichte van het Amsterdams gemiddelde. De werkgelegenheid binnen Zuidoost neemt toe. De grootste werkverschaffers zijn de volgende sectoren: financiële instellingen, zakelijke diensten, gezondheid, sport en cultuur en reparatie en handel. Een deel van de banen wordt opgevuld door mensen van buiten Zuidoost. Hierdoor blijft de werkloosheid in deze wijk relatief hoog. Een groot deel van de werkgelegenheid voor Zuidoost is afkomstig van buiten de grenzen van het Stadsdeel en Amsterdam. Met name Aalsmeer met de bloemenveiling en Haarlemmermeer met Luchthaven Schiphol bieden veel mogelijkheden op het gebied van werkgelegenheid. De ontwikkelingen zijn ook merkbaar binnen de bestanden van de SDA en RBA. Tabel 7 laat op basis van de bestanden van RBA een overzicht zien van de in- en uitstroom van niet-werkende werkzoekenden in Zuidoost. Ongeveer een derde van de totale instroom is herinstroom. Herinstroom ontstaat doordat uitgeschreven werkzoekenden zich in dezelfde periode opnieuw laten inschrijven. Dit beïnvloedt dus de netto in- en uitstroom. Uit de tabel blijkt dat de daling van het aantal niet-werkende werkzoekenden doorzet. Tabel 7
In- en uitstroom niet-werkende werkzoekenden in Zuidoost
Tweede helft 1998 Stand ultimo juni 1998 Instroom Uitstroom Stand ultimo december 1998
Eerste helft 1999 11.001 3.906 4.884 10,023
Stand ultimo december 1998 Instroom Uitstroom Stand ultimo juni 1999
10.023 3.576 4.217 9.382
Bron: Arbeidsmonitor Amsterdam Zuidoost
Ten opzichte van heel Amsterdam blijkt de werkloosheid in Zuidoost tweemaal zo sterk te dalen, 4,1 procentpunten ten opzichte van 1,9 procentpunten. Uit de bestanden van de SDA blijkt dat ook de Abw-gerechtigden meeprofiteren van de groei van de economische activiteit en de werkgelegenheid. Tabel 8 geeft een overzicht van het aantal Abw-uitkeringen in 1998 en 1999. De daling van het aantal Abw-uitkeringen is in Zuidoost sterker dan die voor heel Amsterdam (namelijk een daling van 4 procent tegenover een daling van 3 procent). Tabel 8
Aantal Abw-uitkeringen in Amsterdam Zuidoost
Tweede helft 1998 Stand ultimo juni 1999 Stand ultimo december 1998
Eerste helft 1999 8.796 8.152
Stand ultimo december 1999 Stand ultimo juni 1999
8.152 7.796
Bron: Arbeidsmonitor Amsterdam Zuidoost
Uit cijfers van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat in Amsterdam in 1998 22,3% uit de bijstand is gestroomd, waarvan 7,7% naar werk. Uit de combinatie van deze gegevens met die uit tabel 8 blijkt dat ook in de bijstand veel herinstromers zitten. De uitstroom is namelijk vrij hoog terwijl de daling relatief laag is.
Externe invloeden
27
Ook in het Grote Steden Beleid plan van Amsterdam Zuidoost wordt de gunstige werkloosheidsontwikkeling in Zuidoost in het algemeen en de Bijlmermeer in het bijzonder genoemd. Ad 3 Ontwikkelingen op het gebied van relevante wetgeving Op dit moment voert het te ver om alle relevante wetgeving hier weer te geven. Daarom wordt bij de éénmeting die regelgeving weergegeven waarbinnen een wijziging is opgetreden die eventueel invloed gehad heeft op de effecten van Inzet Zuidoost. Ad 4 Economische ontwikkelingen De economische situatie is onder de bewoners van Zuidoost niet erg gunstig. Het gemiddeld besteedbaar inkomen in Zuidoost ligt namelijk voor zowel individuen als huishoudens een stuk onder het Nederlands gemiddelde. Ook het Grote Steden Beleidplan maakt melding van het feit dat recentelijk is gebleken dat de inkomenspositie van de minima in het stadsdeel er het afgelopen jaar (1998-1999) op achteruit is gegaan. Ad 5 Effecten van andere initiatieven op het gebied van werk(gelegenheid) e.d. Eerder is al het Arena-initiatief genoemd. Bij de éénmeting worden de effecten van dit initiatief meegenomen in de interpretatie van het effect van Zuidoost. Een ander initiatief is “Heel de Buurt”, een project dat tot doel heeft een integrale wijkgerichte aanpak te ontwikkelen om de sociale samenhang in buurten te versterken. Dit project zou effect kunnen hebben op de cultuur in de wijk. Deze cultuurverandering kan ook invloed hebben op de wijze waarop men over werk denkt. Deze mogelijke invloeden worden in de éénmeting meegenomen. Ad 6 Andere relevante ontwikkelingen in beide buurten Het feit dat de laagbouw in de G-buurt verder gevorderd is dan in de H-buurt is een van deze ontwikkelingen. Op dit moment is dit verschil nog niet merkbaar. Over een jaar wordt gekeken of dit verschil nog steeds aanwezig is en of er effecten zijn opgetreden. Hierbij is met name interessant welke groepen mensen de buurt door de veranderingen verlaten of binnenkomen en of dat effect heeft op de werkloosheid in de buurt. Op dit moment zijn er geen andere ontwikkelingen die in dit stadium van het project invloed kunnen hebben. Op het moment van de éénmeting wordt op nieuw gekeken welke ontwikkelingen zich in dat jaar hebben voorgedaan. Ad 7 Beschikbaarheid plaatsen bij kinderopvang, schuldhulpverlening e.d. Op dit moment is er over de beschikbare plaatsen van de kinderopvang bij de SD een discussie gaande. Uiteindelijk zal vastgesteld worden hoeveel plaatsen ter beschikking komen aan Inzet. Bij de éénmeting wordt vastgesteld of dit aantal voldoende is gebleken en of hierdoor wachttijden voor cliënten zijn ontstaan.
28
LITERATUUR Gemeente Amsterdam, Invoering categoriale vergoeding voor arbeidskosten; wijzigingen Premie- en vrijlatingsverordening. Heel de buurt, nieuwsbrief, jaargang 1, nummer 1. Inzet Amsterdam Zuidoost, 1999 en andere interne stukken. Kluis de, E. (1999), de cliënten beetpakken en niet meer loslaten, Zorg+Welzijn, 1999, 14 –16. Kwame Nimako (1999), Voorbij multiculturalisatie, Amsterdam Zuidoost als strategische locatie. Massing, M. (1999), Wisconsin Works: het einde van de verzorgingsstaat, Tijdschrift voor de SOCIALE SECTOR, 1999, 232 – 27. NYFER (1999), Eén loket voor werk en inkomen, lessen uit Wisconsin. O+S (1999), kerncijfers Amsterdam 1999. O+S (1999), Amsterdam in cijfers, 1999. O+S (1998), Amsterdam in cijfers, 1998 O+S (1999), DIADAM, statistische informatie T Zuidoost. Stadsdeel Amsterdam Zuidoost, Arbeidsbureau Zuidoost, Sociale Dienst Zuidoost en KPMG Bureau voor Economische Argumentatie (1999), Arbeidsmarktmonitor Amsterdam Zuidoost, eerste helft 1999. Stadsdeel Amsterdam Zuidoost (1999), Grote Steden Beleid 1999-2003, Stadsdeel Amsterdam Zuidoost.
BIJLAGE 1 INZET INTAKEFORMULIER