Nulmeting Energietransitie Eindrapport in het kader van de internship bij Natuur en Milieufederatie Utrecht Utrecht, 10 september 2014
Master
Energy Science
Departement
Innovatie- Milieu- en Energiewetenschappen
Faculteit
Geowetenschappen
Student
H.A.Hekkert, BSc
Begeleider NMU
B.Wesselink
Begeleider UU
dr. R.Harmsen
Het figuur op de voorpagina komt van de site http://www.energielabelatlas.nl/ en geeft voor de woningen in de gemeente Utrecht de (geïndiceerde) energielabels weer.
1 Samenvatting Voor u ligt een rapport over de huidige stand van zaken betreffende de energietransitie in de provincie Utrecht. Dit rapport is opgesteld in opdracht van de Natuur en Milieufederatie Utrecht (NMU). Het doel van dit rapport is om het huidige energieverbruik in de provincie zo compleet mogelijk in kaart te brengen. Daarnaast wordt ook de hernieuwbare energieproductie in de provincie in kaart gebracht. Deze twee waardes worden gecombineerd om het aandeel duurzame energie in de provincie te kunnen bepalen. Om dat te kunnen bereiken wordt alleen data gebruikt van betrouwbare instanties. Bovendien worden alleen bronnen gekozen die periodiek worden vernieuwd zodat de NMU periodiek opnieuw het aandeel duurzame energie kan bepalen om zo de voortgang van de energietransitie in de provincie Utrecht goed te kunnen blijven volgen. Daarnaast wordt via energielabels van gebouwen een beeld geschetst van de huidige stand van zaken betreffende de energiezuinigheid van de gebouwde omgeving. In dit rapport wordt berekend dat het finale energieverbruik in de provincie in 2012 84,1 PJ bedroeg. Dit is het opgetelde verbruik van aardgas, elektriciteit, warmte en brandstof voor personenauto’s. Hiervan kwam 2,0 PJ uit hernieuwbare bronnen, zodat het aandeel duurzame energie in 2012 neerkwam op 2,4%. De doelstelling van de provincie van 10% hernieuwbare energie in 2020 is dus nog ver weg. Daarnaast wordt in dit rapport vooruitgeblikt naar de stand van de energietransitie in 2020. Er werden op basis van trends een inschatting gemaakt van het energieverbruik in de provincie in 2020. Dit werd bepaald op ongeveer 78,2 PJ. Ook werden op basis van geplande projecten, landelijke verwachtingen en huidige groeitrends inschatting gemaakt voor de hernieuwbare energieproductie in 2020. De verwachtingen zijn een vertienvoudiging van zonne-energie, een verviervoudiging van windenergie en een verdubbeling voor bijmenging biobrandstoffen. Dit zorgt ervoor dat het gebruik van hernieuwbare energie groeit naar 5,2 PJ. Het aandeel duurzame energie in 2020 komt daarmee neer op 6,6%. De doelstelling van de provincie van 10% hernieuwbare energie in 2020 wordt dus niet bereikt.
Hoofdstuk: Samenvatting
De belangrijkste resultaten en conclusies uit dit rapport zijn op 10 september 2014 in een persbericht gepubliceerd door de NMU en de Economic Board Utrecht (EBU), onder de titel “Groen geld verdienen: volop kansen in de provincie Utrecht”.
1
2 1
Samenvatting ................................................................................................................................... 1
3
Inleiding ........................................................................................................................................... 4 3.1
4
Leeswijzer: .................................................................................................................................... 4
Utrechts energieverbruik................................................................................................................. 5 4.1
Huishoudens ................................................................................................................................. 5
4.2
Overig kleinverbruik ..................................................................................................................... 6
4.3
Missende data .............................................................................................................................. 7
4.4
Totalen .......................................................................................................................................... 8
5
Utrechtse energierekening .............................................................................................................. 9 5.1
Energierekeningen Utrechtse woningen ...................................................................................... 9
5.2
Energierekeningen overig kleinverbruik....................................................................................... 9
5.3
Investeren energierekening........................................................................................................ 10
Energielabels woningen................................................................................................................. 11 6.1
Energielabels woningen 2014..................................................................................................... 11
7
Energielabel corporatie huurwoningen......................................................................................... 17
8
Energielabels particuliere huurwoningen ..................................................................................... 19
9
Nul-op-de-meter Woningen .......................................................................................................... 21 9.1
Aantal NOM-woningen nu .......................................................................................................... 21
9.2
Ambitie aantal NOM-woningen 2020......................................................................................... 21
9.3
Energiebesparing NOM-woning ................................................................................................. 21
9.4
Investeringskosten NOM-woning ............................................................................................... 22
10
Windturbines ............................................................................................................................. 23
10.1
Aantallen en Capaciteit 2014...................................................................................................... 23
10.2
Opbrengst 2014 .......................................................................................................................... 23
10.3
Ambitie 2020 .............................................................................................................................. 24
10.4
Opbrengst 2020 .......................................................................................................................... 24
10.5
Investeringskosten nieuwe windturbines .................................................................................. 24
11
Zonnepanelen ............................................................................................................................ 25
11.1
Aantal panelen en opgesteld vermogen 2014 ........................................................................... 25
11.2
Ambitie aantal panelen en opgesteld vermogen 2020 .............................................................. 26
11.3
Opgewekte elektriciteit 2020 ..................................................................................................... 26
11.4
Investeringskosten nieuwe zonnepanelen ................................................................................. 27
12 12.1
Duurzaam vervoer ..................................................................................................................... 28 Geregistreerde elektrische voertuigen in de provincie Utrecht................................................. 28
Hoofdstuk: Samenvatting
6
2
12.2
Geregistreerde laadpunten in de provincie Utrecht .................................................................. 28
12.3
Geregistreerde CNG voertuigen in de provincie Utrecht ........................................................... 29
12.4
Geregistreerde Groen gas tankstations in de provincie Utrecht................................................ 30
13
Aandeel duurzame energie ....................................................................................................... 32
13.1
Opwek duurzame energie nu ..................................................................................................... 32
13.2
Aandeel duurzame energie nu ................................................................................................... 33
13.3
Opwek duurzame energie 2020 ................................................................................................. 33
13.4
Aandeel duurzame energie 2020 ............................................................................................... 34
14
Conclusie.................................................................................................................................... 35
14.1
Huidige situatie ........................................................................................................................... 35
14.2
Situatie 2020 ............................................................................................................................... 35
15
Geciteerde werken .................................................................................................................... 37
Hoofdstuk: Samenvatting
Bijlage A – Aantal woongelegenheden per corporatie in Utrecht ........................................................ 40
3
3 Inleiding In September 2013 is er in Nederland een nationaal Energieakkoord gesloten door overheden (landelijke, provinciale en gemeentelijke), milieuorganisaties, bedrijfsleven en andere belanghebbende organisaties. In dit Energieakkoord zijn de tekenende partijen verplichtingen aangegaan met betrekking tot energiebesparing, hernieuwbare energieproductie, smart grids, innovatie en werkgelegenheid. Belangrijke onderdelen in het Energieakkoord zijn de volgende: • • • • •
Het aandeel hernieuwbare energieproductie zal stijgen van 4% nu naar 14% in 2020 en 16% in 2023 De grootste bijdrage daarin moet geleverd worden door windenenergie met een capaciteit van 6.000 MW op land in 2020 en 2.050 MW op zee in 2020 en 4.450 MW in 2023. Sluiting van 5 oude kolencentrales en een maximum op bijstook van biomassa van 15 PJ Een versnelling van energiebesparing van de huidige circa 1% per jaar naar 1,5% van het finale gebruik. Dit betekent een extra energiebesparing van 100 PJ in 2020 Dit zal een totaal van 15.000 fulltime banen opleveren
NMU wil van het momentum en de aangegane verplichtingen in dit Nationale Energie Akkoord profiteren en met andere partijen een regionale vertaling maken, in de vorm van een provinciale Utrechtse Energie Agenda. Om de urgentie en het belang van zo’n Energie Agenda te benadrukken is het belangrijk de startsituatie ofwel de baseline te kennen. In dit rapport zullen indicatoren worden benoemd die samen een goed beeld kunnen geven van de stand van de energietransititie in de provincie Utrecht. Deze indicatoren zullen zo gekozen worden dat ze op te bouwen zijn uit betrouwbare data die in principe jaarlijks vernieuwd wordt. Op deze manier kunnen de waarden voor deze indicatoren met een vaste regelmaat opnieuw worden vastgesteld en kan er een goed en doorlopend beeld worden geschetst van de voortgang van de energietransitie in de provincie Utrecht.
3.1 Leeswijzer:
In het tweede deel van het rapport wordt aandacht besteed aan hernieuwbare energie. Niet allen wordt de huidige stand van zaken belicht, maar ook word er op basis van trends verwachtingen geschetst voor 2012. In hoofdstuk 10 komt windenergie aan bod, waarna in hoofdstuk 11 zonneenergie zal worden behandeld. Hoofdstuk 12 zal gaan over hernieuwbaar energie verbruik in transport. In hoofdstuk 13 zullen de eerste twee delen van het rapport aan elkaar gekoppeld worden door het aandeel duurzame energie in 2012 en 2020 te berekenen, waarna in hoofdstuk 14 conclusies worden getrokken.
Hoofdstuk: Inleiding
In het eerste deel van het rapport wordt aandacht besteed aan het huidige energieverbruik in de provincie Utrecht. Zo wordt in hoofdstuk 4 het energieverbruik van de provincie Utrecht zo compleet mogelijk in kaart gebracht. In hoofdstuk 5 wordt dan een prijskaartje in euro’s aan dat energieverbruik gehangen. In de hoofdstukken 6, 7 en 8 wordt gekeken naar de energiezuinigheid van de gebouwde omgeving door middel van energielabels voor gebouwen. In hoofdstuk 9 wordt aandacht besteed aan een specifiek energiebezuinigingsproject voor woningen, het Nul-op-de-meter concept.
4
4 Utrechts energieverbruik De eerste indicator is het verbruik van energie in de provincie Utrecht.
4.1 Huishoudens De energievraag van huishoudens kan ruwweg gesplitst worden in drie categorie; elektriciteitsvraag, warmtevraag (via directe warmtelevering of via een omzetting van gas of elektriciteit naar warmte) en energievraag die benodigd is voor vervoer. Via Energie in beeld is een databestand verkregen met de totale energieleveranties in de provincie Utrecht via de landelijke netbeheerders (Energie in Beeld, 2014). Hoewel dit bestand een mooi beeld geeft van de energieleveranties van elektriciteit en gas is het op basis van dit bestand alleen niet mogelijk deze leveringen toe te wijzen aan huishoudens of andere gebruikers. Deze gegevens zullen dus worden berekend aan de hand van algemene gemiddelden die te verkrijgen zijn via het CBS. Zo was in 2012 was het gemiddelde gasgebruik van een woning in de provincie Utrecht 1.399 m3. Het gemiddelde elektriciteitsverbruik lag op 3.228 kWh. Bovendien waren nog eens 10,1% van de 514.084 woningen aangesloten op een warmtenet. (Klimaatmonitor, 2014). Deze warmtegegevens zijn helaas slecht verkrijgbaar. Er is maar een datapunt gevonden. Gegevens van Eneco Warmte & Koude laten zien dat in 2011 een woning aangesloten op het warmtenet van de stad Utrecht gemiddeld 31,1 GJ warmte per jaar afnam (Eneco Warmte & Koude B.V.). We gaan ervan uit dat woningen aangesloten op warmtenetten in Nieuwegein en Houten ongeveer hetzelfde verbruik kennen. Alle gegevens zijn inzichtelijk gemaakt in Tabel 1 Tabel 1 Gemiddelde energievraag woning in de provincie Utrecht, 2004-2012
Jaar 2004 2006 2008 2009 2010 2011 2012
woningen per 1 januari 472.013 482.424 494.230 500.082 506.189 509.851 514.084
Gem. elektriciteitsgebruik [kWh] 3.420 3.385 3.364 3.367 3.338 3.332 3.228
Gem. gasgebruik [m3] 1.596 1.545 1.560 1.531 1.746 1.350 1.399
Gem. gasgebebruik (temperatuurgecorrigeerd) [m3] 1.646 1.644 1.594 1.571 1.531 1.466 1.381
Aandeel stadsverwarming [%] 8,1 8,1 8,7 8,7 9,6 9,8 10,1
Gemiddelde warmtevraag via stadsverwarming (GJ) 31,1 -
Met behulp van deze gegevens zijn berekeningen gemaakt om de totale energievraag van de Utrechtse woningen te berekenen. In Tabel 2 is inzichtelijk gemaakt wat de totale energievraag in 2012 van de Utrechts woningen is geweest. De totale energievraag in 2012 komt op 32,9 PJ oftewel 64,1 GJ per woning. In Figuur 1 is de totale vraag naar elektriciteit en aardgas door alle Utrechtse woningen inzichtelijk gemaakt.
Hoofdstuk: Utrechts energieverbruik
Bron: (Klimaatmonitor, 2014)
5
Tabel 2 Totale energieverbruik van de woningen in de provincie Utrecht in 2012
Energiedrager Elektriciteit Gas Warmte Totaal
vraag in PJ 6,0 25,3 1,7 32,9
Bron: Eigen berekeningen op basis van data van (Eneco Warmte & Koude B.V.) (Energie in Beeld, 2014) (Klimaatmonitor, 2014)
Figuur 1 Overzicht totale gas- en elektriciteitsvraag Utrechtse woningen, 2004-2012
Ook de data voor het verbruik van energie voor vervoer komt uit CBS. In 2012 werden 7,6 miljard van de totale 96,8 reizigerskilometers per personenauto gemaakt in de provincie Utrecht. (CBS, 2014a) Deze data kan als verdeelsleutel gebruikt worden om het aantal gebruikte liters brandstof in Nederland voor personenvervoer toe te bedelen aan de provincie Utrecht. Van de in totaal 7,7 miljard liter autobrandstof (totaal 258,1 PJ) komt dan 608 miljoen liter voor rekening van de provincie Utrecht. (CBS, 2014b) Dit getal komt overeen met een totaal van 20,3 PJ of 39,4 GJ per woning. Als de waarden voor energieverbruik voor elektriciteit, gas, warmte en vervoer bij elkaar worden opgeteld gebruikte een gemiddelde Utrechtse woning in 2012 103,5 GJ.
4.2 Overig kleinverbruik Zoals al eerder is aangegeven werd via Energie in beeld een bestand verkregen waarin al het kleinverbruik elektriciteit en aardgas voor de periode 2008 tot 2012 in de provincie Utrecht is opgenomen. Nu in paragraaf 5.1 de elektriciteits- en aardgasvraag van de Utrechtse woningen in
Hoofdstuk: Utrechts energieverbruik
Bron: Eigen berekening op basis van (Klimaatmonitor, 2014)
6
berekend kan ook het overige kleinverbruik worden berekend. Het overig kleinverbruik bestaat uit alle niet-woningen met een aansluiting op het net van de netbeheerders. Hieronder vallen bijvoorbeeld kantoren, winkels, scholen e.d. Grote verbruikers, die rechtstreeks zijn aangesloten op de netten van Tennet (elektriciteit) en Gasunie (gas), zijn dus niet inbegrepen in dit databestand. In Tabel 3 is het provinciale kleinverbruik van energie voor de periode 2008-2012 in beeld gebracht. (Energie in Beeld, 2014) In dezelfde tabel is voor dezelfde periode ook het gas- en elektraverbruik van de woningen in de provincie Utrecht in beeld gebracht. (Klimaatmonitor, 2014) Deze vertegenwoordigen ongeveer de helft van de totale kleinverbruik vraag naar gas en elektra. Het resterende deel is dus de elektriciteits- en aardgasvraag van de overige Utrechtse kleinverbruikers. Tabel 3 Energieverbruik kleinverbruikers 2008-2012 in de provincie Utrecht, totaal en voor de sector woningen
Jaar 2008 2009 2010 2011 2012
Totaal Totaal Verbruik Verbruik Overig Overig kleinverbruik kleinverbruik woningen woningen Gas kleinverbruik kleinverbruik Elektra (PJ) Gas (PJ) Elektra (PJ) (PJ) Elektra (PJ) Gas (PJ) 17,7 45,7 6,0 27,1 11,8 18,5 18,7 44,9 6,1 26,9 12,6 18,0 18,8 44,2 6,1 31,1 12,7 13,1 18,7 43,0 6,1 24,2 12,6 18,8 18,4 41,7 6,0 25,3 12,5 16,4
Bron: (Energie in Beeld, 2014) (Klimaatmonitor, 2014)
Ook de overige kleinverbruikers kunnen, net als woningen, op een warmtenet zijn aangesloten. Uit de cijfers van Eneco Warmte & Koude B.V. blijkt dat bijvoorbeeld in het warmtenet Utrecht Nieuwegein in 2011 ongeveer 1700 niet huishoudelijke aansluitingen waren die in totaal 1,9 PJ aan warmte afnamen. (Eneco Warmte & Koude B.V.)
4.3 Missende data
•
•
•
Energieverbruik grootverbruikers. Zakelijke aansluitingen direct op de netten van Tennet of de Gasunie. In deze categorie valt voornamelijk de zware, energie-intensieve industrie en deze is niet of nauwelijks vertegenwoordigd in de provincie Utrecht Warmteverbruik zakelijke kleinverbruikers. Alleen de warmteafname van de bedrijven in de stad Utrecht binnen het warmtenet Utrecht Nieuwegein is bekend. Afname van warmte buiten die gebied en warmtenet door zakelijke kleinverbruikers is dus onbekend. Vervoer anders dan personenvervoer per auto. Belangrijkste missende categorie zijn het vrachtverkeer, scheepvaart, luchtverkeer en railverkeer. Vervoer per personenauto is wel met afstand de grootste component van de het totale vervoer. Voor Nederland betreft dit ongeveer de helft van de totale energievraag voor vervoer. (Compendiumvoordeleefomgeving, 2014)
Hoofdstuk: Utrechts energieverbruik
Helaas zijn niet alle energieverbruiken in de provincie Utrecht in kaart te brengen. De data die op dit moment in dit rapport ontbreekt is de volgende:
7
4.4 Totalen Op basis van de berekeningen in de vorige paragraven kan nu een totaal overzicht gemaakt worden van de bekende energieverbruiken in de provincie Utrecht. Het totale bekende energieverbruik voor 2012 komt dan neer op 84,1 PJ. Dit is inzichtelijk gemaakt in Tabel 4. Tabel 4 Totale bekende energiegebruiken in PJ in de provincie Utrecht in 2012
Sector Elektriciteit Woningen 6,0 Zakelijke kleinverbruikers 12,5 Zakelijke grootverbruikers Personenvervoer per auto Overig vervoer Totaal 18,5
Aardgas 25,3 16,4 41,7
Warmte 1,7 1,9 3,6
Overig 20,3 20,3
Totaal 33,0 30,8 0,0 20,3 0,0 84,1
Hoofdstuk: Utrechts energieverbruik
Bron: op basis van eigen berekeningen in paragraaf 4.1 en 4.2
8
5 Utrechtse energierekening Met de verbruikscijfers die zijn berekend in het vorige hoofdstuk zijn ook de energierekeningen te berekenen. Deze cijfers zijn belangrijk omdat deze energierekeningen ook wel gezien kunnen worden als het investeringskapitaal in energiebesparing of decentrale hernieuwbare energieopwekking.
5.1 Energierekeningen Utrechtse woningen De energierekening voor een Utrechtse woning is te berekenen door de verbruiken van Utrechtse woningen te vermenigvuldigen met de gemiddelde energieprijs per energievorm. De verbruiken zijn reeds berekend in hoofdstuk 4.1. De energieprijzen voor gas en elektra zijn verkregen via de klimaatmonitor (Klimaatmonitor, 2014) en de prijzen voor warmte zijn verkregen via publicaties van de Eneco. De prijzen voor elektriciteit, aardgas en warmte zijn inclusief vastrecht en belastingen. De prijzen voor woningen zijn weergegeven in Tabel 5 Tabel 5 Energieprijzen (incl. vastrecht en belastingen) voor woningen
Jaar 2008 2009 2010 2011 2012
elektriciteit (€/kWh) € 0,181 € 0,200 € 0,180 € 0,179 € 0,190
aardgas (€/m3) € 0,727 € 0,799 € 0,637 € 0,669 € 0,754
warmte (€/GJ) € 34,00 € 38,36 € 31,75 € 31,22 € 34,68
Euro 95 (€/liter) € 1,476 € 1,354 € 1,503 € 1,640 € 1,758
Diesel (€/liter) € 1,241 € 1,013 € 1,171 € 1,348 € 1,444
LPG (€/liter) € 0,599 € 0,509 € 0,644 € 0,700 € 0,769
Bron: (CBS, 2014f), (Klimaatmonitor, 2014)
Op basis van deze gegevens kan de totale energierekening per woning in 2012 worden berekend. Met behulp van de gegevens in Tabel 1 en de vraag naar motorrijtuigbrandstoffen is de gemiddelde energierekening voor een Utrechtse woning berekend op ongeveer €3.700. Voor alle Utrechtse woningen samen is dat ruim €1,9 miljard. Dit totaal bestaat uit €992 miljoen aan motorbrandstoffen en €920 miljoen aan warmte, aardgas en elektriciteit.
5.2 Energierekeningen overig kleinverbruik
Tabel 6 Gemiddelde energieprijs (incl. netwerkkosten) zakelijk kleinverbruik
Jaar 2008 2009 2010 2011 2012 Bron: (CBS, 2014g)
€ € € € €
Aardgas (€/GJ) 12,011 11,769 10,351 10,974 12,109
Elektriciteit (€/GJ) € 30,370 € 32,824 € 28,565 € 28,241 € 28,148
Hoofdstuk: Utrechtse energierekening
Tarieven voor kleinverbruik zijn lastiger te vinden. Deze tarieven zijn vaak opgesplitst naar verbruiksklassen. In de data van de CBS zijn vier verbruiksklassen te vinden voor aardgas en 6 klassen voor elektriciteitsprijzen. (CBS, 2014g) Er is besloten een gemiddelde te nemen van de prijzen van alle klassen. De resultaten zijn inzichtelijk gemaakt in Tabel 6.
9
Ook de prijs van warmteleveringen is moeilijk vast te stellen. Dit is uiteindelijk gedaan door het gemiddeld gebruik van een warmteaansluiting vast te stellen voor het warmtenet Utrecht Nieuwegein en voor deze verbruiksklasse een berekening te maken van de gemiddelde kosten. Deze kosten komen dan op ongeveer €24,50 per GJ warmte, inclusief vastrecht en belastingen. (Eneco, 2012) Op basis van de energievraag van zakelijke kleinverbruikers zoals die inzichtelijk is gemaakt in Tabel 4 komt de totale energierekening voor zakelijk kleinverbruik voor 2012 dan op een kleine €0,6 miljard.
5.3 Investeren energierekening Energierekeningen kunnen gezien worden als investeringskapitaal. Er zijn immers tegenwoordig voldoende energiebesparingsopties en kleinschalige duurzame energie opwekmethodes die kosteneffectief uit te voeren zijn. Dat wil zeggen dat de jaarlijkse kosten voor de investering aan rente en aflossing, lager zijn dan de besparing op de energierekening. Wanneer de huidige fossiele energie rekening van €2,5 miljard per jaar jaarlijks wordt geïnvesteerd in energiebesparing en duurzame energie in de regio, dan genereert dat jaarlijks 2,5 miljard productwaarde. Voor deze productwaarde is te bepalen wat voor effecten dat zou opleveren voor de werkgelegenheid. Voor het bepalen van de werkgelegenheidsramingen is uitgegaan van productiewaarden per arbeidsjaar die varieert van € 170.000 tot maximaal € 285.000 per jaar, dus gemiddeld €200.000 per jaar. Voor de bepaling van de werkgelegenheid bij bedrijven die goederen en diensten toeleveren, de zogenoemde indirecte effect is een gemiddelde multiplier gebruikt van 1,6. ( (Ecorys, 2013), gebaseerd op (CBS, 2012))
Hoofdstuk: Utrechtse energierekening
Bij een gemiddelde productiviteit van €200.000 per arbeidsjaar per jaar betekend deze investering een toename van 12.500 banen. Worden de toeleverende bedrijven meegerekend, de indirecte effecten, dan neemt dit aantal toe tot 20.000 banen.
1 0
6 Energielabels woningen Een volgende parameter die opgenomen wordt in deze monitor is het energiezuinigheid van de gebouwde omgeving. Er voor gekozen om de energie zuinigheid van de gebouwde omgeving te bepalen via energielabels. Deze energielabels geven namelijk goed inzicht in de energiezuinigheid van een gebouw, rekening houdend met verschillende eigenschappen van het gebouw. Zo krijgen bijvoorbeeld een flatwoning en een twee-onder-een-kap woning verschillende metingen omdat een flatwoning minder buitenmuren, en dus minder warmteverliesoppervlak heeft. Het energielabel van een woning wordt bepaald aan de hand van de Energie-Index. Voor de woning wordt deze Energie-Index berekend. Deze bepaalt in welke (energie) labelklasse de woning valt. Het getal geeft de Energie-Index van de woning aan. Zie Figuur 2. Deze Energie-Index wordt berekend op basis van de gebouweigenschappen, gebouw gebonden installaties en een gestandaardiseerd bewoners/gebruikersgedrag. (Meer met Minder, 2014b)
Figuur 2 Energielabels woningen met bijbehorende Energie-Index Bron: (Allesoverzonnepanelen.nl, 2014)
Hierna worden drie methoden onderzocht om de energielabel verdeling van woningen in de provincie Utrecht te bepalen.
Helaas hebben nog niet alle woningen in Nederland een energielabel. De data uit verschillende bronnen over de hoeveelheid afgegeven energielabels lopen enigszins uiteen, maar in 2014 hadden landelijk ongeveer 2,5 miljoen woningen een door een gecertificeerd adviseur afgegeven energielabel, ook wel de afgemelde energielabels genoemd. (Klimaatmonitor, 2014) Deze data extrapoleren naar de totale Nederlandse woningvoorraad van 7,3 miljoen woningen levert waarschijnlijk afwijkingen op. Van de gelabelde woningen is namelijk het overgrote deel een huurwoning zoals blijkt uit Tabel 7. Uit een grote steekproef die gehouden is voor het energiemodel voor het WoonOnderzoek Nederland 2012 (WoON 2012) door het miniserie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het CBS blijkt dat er verschillen zitten in de labelklasse-verdelingen tussen de energielabels verdeeld naar woningeigendom. (Ministerie BZK, 2013) Zo blijken koopwoningen de groenste energielabels te hebben en particuliere huurwoningen de minst groene. Zie ook Figuur 3. Omdat de afgemelde energielabels helaas niet beschikbaar zijn op woningeigendom-niveau is het op basis van deze constateringen onmogelijk om de afgemelde labels te extrapoleren om de labelklasseverdelingen van de gehele huizenvoorraad te bepalen.
Hoofdstuk: Energielabels woningen
6.1 Energielabels woningen 2014
1 1
Tabel 7 Afgemelde energielabels Nederlandse en Utrechtse woningen in 2011, verdeeld naar eigendom
Eigendom woning Huurwoning Koopwoning Eigendom onbekend
Nederland 1.839.719 90% 166.915 8% 36.080 2%
Utrecht (PV) 107.949 87% 14.001 11% 2.171 2%
Bron: (CBS, 2011)
Figuur 3 Energielabels voor Nederlandse woningen in 2012, verdeeld naar eigendom Bron: (Ministerie BZK, 2013)
Een tweede mogelijkheid zou zijn de data van de representatieve steekproef van het WoOnonderzoek 2012 te extrapoleren naar de Utrechtse huizenvoorraad. De verdelingen van woningen over de verschillende eigendomsvormen in Utrecht is immers bekend. Ook voor deze methode is uiteindelijk niet gekozen omdat de ontwikkelingen met energielabels hard gaan en deze data toch al weer twee jaar oud is. Bovendien zijn dit landelijke cijfers en is er geen garantie dat deze niet af zullen wijken van de regionale, Utrechtse cijfers.
Hoofdstuk: Energielabels woningen
Uiteindelijk is gekozen voor een derde methode, namelijk een benadering via indicatieve labels. Bij deze methode wordt op basis van verschillende eigenschappen van woningen een geïndiceerd label gegeven. Voorbeelden van eigenschappen die een rol spelen zijn type woning, de grote van een woning en het bouwjaar. Dit lijkt momenteel de beste methode. Er wordt gebruik gemaakt van de data van Energielabelatlas.nl. (Meer met Minder, 2014) Figuur 4 geeft daarvan een voorbeeld.
1 2
Figuur 4 Grafische weergave van de data zoals opgenomen in de Energielabelatlas.nl voor de gemeente Baarn Bron: (Meer met Minder, 2014)
De Energielabelatlas hanteert 3 typen energielabels, die verschillen in volledigheid van woninggegevens, uitgedrukt in sterren; 1 ster: Energielabel gebaseerd op een aantal standaard woningkenmerken uit openbare bronnen, zoals het bouwjaar, vloeroppervlak en het aantal woonlagen.
2 sterren: Energielabel aangepast met gebruik van de het woningdossier.nl De eigenaar kan dan een aantal kenmerken van zijn/haar woning verder specificeren zodat een nauwkeuriger berekening gemaakt kan worden.
De totalen en gemiddelden van de 3 typen energielabels in de provincie Utrecht worden weergegeven in Tabel 8. Opvallend is dat voor haast 70% van de woningen gewerkt moet worden met een geïndiceerd energielabel.
Hoofdstuk: Energielabels woningen
3 sterren: Energielabel opgenomen door gecertificeerd adviseur aan huis.
1 3
Tabel 8 Verdeling type energielabels voor Utrechtse woningen, aantallen en gemiddelde Energie-Index, juli 2014
Type label * ** *** Totaal
Aantal 380.196 1.916 164.343 546.455
Labelscore D 1,76 D 1,84 D 1,71 D 1,75
Bron: (Meer met Minder, 2014)
In Tabel 9 zijn de gemiddelde energielabels, Energie-Indexen en verdeling van de labeltypes per provincie weergegeven. Utrecht scoort een vijfde plaats op basis van de Energie-Index, ligt onder het landelijk gemiddelde van 1,77, maar de verschillen tussen de provincies onderling zijn klein. De enige provincie die er uit schiet is de provincie Flevoland met een gemiddeld energielabel C met een bijbehorende Energie-Index van 1,33. Deze lage waardes zijn te verklaren door de jonge leeftijd van de provincie Flevoland waar vrijwel alle woningen van na 1980 zijn. Tabel 9 Energielabel en labeltypes per provincie in 2014
Provincie Flevoland Noord-Brabant Gelderland Drenthe Utrecht Overijssel Zuid-Holland Noord-Holland Limburg Zeeland Friesland Groningen Nederland
* 120.847 756.528 610.247 148.375 380.196 303.895 1.055.222 913.548 368.555 128.138 192.362 179.460 5.157.373
Labeltype Labelscore ** *** Gem. Label Gem. EI 205 46.067 C 1,33 1.996 328.617 D 1,70 1.755 267.613 D 1,73 688 66.431 D 1,73 1.916 164.343 D 1,75 19.343 168.201 D 1,75 6.166 605.171 D 1,80 1.772 415.178 D 1,84 1.078 159.343 D 1,84 1.493 50.869 D 1,85 593 95.870 D 1,86 494 92.224 D 1,88 37.499 2.459.927 D 1,77
Een ander opvallend verschil is het relatief grote aantal 2-sterren labels in de provincie Overijssel. Zie Figure 5. Dit valt te verklaren vanuit het feit dat de provincie Overijssel het woningdossier actief gepromoot heeft in haar programma Duurzaamheidslening Overijssel.
Hoofdstuk: Energielabels woningen
Bron: (Meer met Minder, 2014)
1 4
Figure 5 Procentuele verdeling type labels per provincie in 2014 Bron: (Meer met Minder, 2014)
Het nadeel van het systeem met drie type energielabels is dat een verandering in het gemiddelde energielabel voor een regio meer dan een reden kan hebben. Zo kan het verklaart worden door daadwerkelijke energierenovaties van woningen, maar het zou ook verklaard kunnen worden door een verbetering van de beschikbare data van woningen. Met andere woorden zonder een energierenovatie heeft een woningeigenaar haar woningdossier ingevuld of een gecertificeerd adviseur een energielabel laten opnemen waardoor het labeltype van die woning met één of twee sterren is toegenomen en daardoor is de Energie-Index van deze woning veranderd.
Hoofdstuk: Energielabels woningen
Om eventuele verschillen tussen de gemeentes in de provincie Utrecht beter in kaart te kunnen brengen is de database van energielabelatlas.nl is begin juni 2014 geraadpleegd via de website. In Tabel 10 is de labelverdeling voor de provincie Utrecht te vinden per gemeente. Ook zijn nu de aantallen energielabels per klasse voor de provincie Utrecht inzichtelijk gekregen.
1 5
Tabel 10 Aantallen energielabels per klasse, voor woningen voor de gemeentes in de provincie Utrecht
Gemeente
Labels
A
Amersfoort Baarn Bunnik Bunschoten De Bilt De Ronde Venen Eemnes Houten IJsselstein Leusden Lopik Montfoort Nieuwegein Oudewater Renswoude Rhenen Soest Stichtse Vecht Utrecht Utrechtse Heuvelrug Veenendaal Vianen Wijk bij Duurstede Woerden Woudenberg Zeist Totaal
64.975 11.011 11.330 812 6.106 577 7.804 1.195 18.364 783 17.256 1.451 3.504 863 19.517 5.236 14.004 2.056 12.254 1.282 5.170 485 5.339 558 27.538 1.378 4.166 595 1.705 384 7.659 928 19.742 1.107 27.291 2.572 143.409 25.256 20.471 1.426 26.387 3.045 7.859 742 9.598 937 20.852 2.877 4.721 846 27.035 1.619 534.056 70.021 13,1%
B 14.337 932 541 1.203 1.675 1.960 571 4.479 4.029 1.600 783 919 4.136 531 252 905 2.562 2.696 18.181 2.299 4.857 741 1.813 3.884 741 2.896 79.523 14,9%
C 18.050 2.879 2.492 2.996 4.590 7.745 1.786 7.997 4.518 6.588 1.746 2.014 16.220 1.192 462 1.857 6.105 12.980 25.006 6.307 10.266 3.047 4.509 7.110 1.554 6.736 166.752 31,2%
D 4.289 1.423 785 935 2.435 2.257 138 765 1.833 1.462 616 656 3.686 593 221 1.172 2.378 3.619 12.098 3.448 1.845 1.438 809 1.997 671 3.072 54.641 10,2%
E 6.131 1.514 409 355 2.235 1.470 113 207 577 237 258 308 1.193 233 126 884 2.480 1.502 16.273 1.892 3.316 563 387 1.438 245 4.154 48.500 9,1%
F
G
6.742 4.415 1.808 1.962 935 367 751 369 3.473 3.173 1.552 821 31 2 444 389 639 353 690 395 677 605 558 326 635 290 569 453 149 111 1.184 729 2.148 2.962 2.206 1.716 31.566 15.029 3.193 1.906 1.493 1.565 787 541 697 446 2.266 1.280 394 270 3.713 4.845 69.300 45.320 13,0% 8,5%
Gemiddeld label C D C C D C C C C C C C C C C D D C D D C C C C C D
Hoofdstuk: Energielabels woningen
Bron (Meer met Minder, 2014)
1 6
7 Energielabel corporatie huurwoningen In het Energieakkoord zijn doelstellingen opgenomen voor de energiezuinigheid van huurwoningen in 2020. Voor de sociale huursector is afgesproken dat de gemiddelde Energie-Index in 2020 1,25 is, dat betekend dat een woning in 2020 gemiddeld label B heeft. Bovendien geldt dat niet-groene labels (D-G) in beginsel ongewenst zijn. Aedes heeft als landelijke branchevereniging van woningcorporaties in Nederland een monitor ontwikkeld die sinds 2010 de voortgang van de sector op het gebied van energiebesparing in kaart brengt. Dit wordt gedaan via de Sociale Huursector Audit en Evaluatie van Resultaten Energiebesparing, kortweg SHAERE. In SHAERE staan de energieprestatiegegevens van bijna 2 miljoen sociale huurwoningen. (Aedes, 2014) Een voorbeeld van data die te vinden is in de landelijke monitor is weergegeven in Tabel 11. Tabel 11 Voorbeeld van data uit SHARE-rapportage 2013
Bron: (Aedes, 2014)
Om de energieprestaties van de Utrechtse corporatie huurwoningen in kaart te brengen wordt ook gebruik gemaakt van SHAERE. Jammer genoeg is het op dit moment nog niet mogelijk om via SHAERE regionale rapportage te verkrijgen met dezelfde hoeveelheid indicatoren als in de landelijke rapportage. Momenteel is de enige data die voor kleinere regio’s te verkrijgen is een overzicht van afgemelde energielabels. Aedes onderkent echter het nut van regionale benchmarking, dus de mogelijkheid bestaat dat dit in de toekomst wel mogelijk wordt. Omdat de data in SHAERE vertrouwelijk is moeten de individuele corporaties toestemming geven voordat Aedes toegang kan geven tot deze informatie. Omdat er in de provincie Utrecht 41 verschillende corparaties werkzaam zijn, zie ook bijlage A, is dit omzeilt door een direct, geaggregeerd (en dus geanonimiseerd) dataverzoek aan Aedes voor de SHAERE data voor de provincie Utrecht. In Tabel 12 is de data inzichtelijk gemaakt die is verkregen via Aedes.
Hoofdstuk: Energielabel corporatie huurwoningen
Uit deze landelijke data valt op te maken dat de gemiddelde Energie Index van een corporatiewoning afneemt en het aantal corporatiewoningen met een zonneboiler of PV-panelen toeneemt. Een Energie Index van 1,69 betekend dat de gemiddelde corporatiewoning een energielabel D heeft.
1 7
Tabel 12 Energielabels corporatie huurwoningen provincie Utrecht, SHAERE 2012 en SHAERE 2013
Rapportage Totaal A++ SHAERE 2012 100.694 0 3 SHAERE 2013 76.860
A+
107 121
A
B
C
D
E
3.358 17.224 27.259 25.346 14.030 2.950 14.667 23.050 18.274 10.619
F
9.204 5.580
G
4.166 1.596
Bron: (B.Jansen, Aedes, 2014)
Hoewel Aedes geen gemiddelde Energie-Index voor de corporatie huurwoningen in provincie Utrecht kan leveren kan deze eenvoudig worden benaderd door het aantal labels in een klasse te vermenigvuldigen met de gemiddelde Energie-Indexwaarde van die labelklasse. Door dit voor alle labelklassen te doen en al deze waardes te sommeren en te delen door het totaal aantal labels is een gemiddelde Energie-Index voor de corporatie huurwoningen in provincie Utrecht bepaalt. Voor 2012 komt deze waarde uit op 1,76 en voor 2013 op 1,69. De cijfers wijzen er dus op dat er tussen 2012 en 2013 op het gebied van energiebesparing grote stappen zijn gezet bij de corporatie huurwoningen in provincie Utrecht. Nadere analyse leerde dat dit vooral te maken heeft met het ontbreken van energielabels van een aantal corporaties. De 41 woningcorporaties die actief zijn in de provincie Utrecht bezaten in 2012 152.456 woningen (CFV, 2012a) (CFV, 2012b). In 2012 waren er dus voor ongeveer 50.000 woningen geen labels aanwezig in SHAERE, terwijl er in 2013 voor maar liefst 75.000 geen labelinformatie aanwezig was in SHAERE. Dit komt omdat een aantal corporaties in 2013 geen cijfers konden of wilden leveren aan Aedes. Om de cijfers voor 2013 zo compleet mogelijk te maken zijn voor de corporaties die geen cijfers 2013 aanleverden de cijfers van 2012 handmatig toegevoegd aan het bestand met cijfers van 2013. In Tabel 13 is het nieuwe databestand inzichtelijk gemaakt.
Rapportage Totaal A++ SHAERE12+13 97.550 3
A+
121
A
B
C
D
E
3.323 17.484 27.151 23.348 13.394
F
G
8.769
3.957
Bron: Eigen berekening op basis van (B.Jansen, Aedes, 2014)
Voor deze label verdeling is ook een gemiddelde Energie-Indexwaarde uitgerekend. Deze waarde ligt op 1,75. Verder is bekend dat voor de 21.000 woningen die zijn toegevoegd in de periode 2012-2013 ongeveer 4.000 labelstappen zijn gezet naar aanleiding van energierenovaties (B.Jansen, Aedes, 2014), de uiteindelijke Energie Index waarde voor 2013 zal dus iets lager liggen dan 1,75. Als we de labelklassenverdeling uit Tabel 13 extrapoleren naar de 152.456 corporatie huurwoningen dan kan berekend worden dat nog ongeveer 120.000 huurwoningen een label C of lager hebben, dat is ongeveer 80% van de totale voorraad. De doelstelling gemiddeld label B wordt vertaald naar vrijwel alle woningen met label C-G zetten de stap naar label B, en zijn echter evenveel label C woningen als label A woningen, zodat het gemiddelde op label B ligt. Dan leert een simpele rekensom dat er binnen de corporatie huurwoningen voor 2020 nog ongeveer 227.000 labelstappen gezet moeten worden.
Hoofdstuk: Energielabel corporatie huurwoningen
Tabel 13 Energielabels corporatie huurwoningen provincie Utrecht, SHAERE 2013 aangevuld met SHAERE 2012
1 8
8 Energielabels particuliere huurwoningen Een volgende indicator die wordt toegevoegd zijn de energielabels van particuliere huurwoningen. Dit wordt mede gedaan omdat er voor de particuliere huursector in het energieakkoord afspraken zijn gemaakt. Er is afgesproken dat minimaal 80% van de woningen label C heeft in 2020. Bovendien geld dat niet-groene labels (D-G) in beginsel ongewenst zijn. Hoewel het duidelijk is dat er verschillen zitten tussen de energielabelklassenverdeling op basis van eigendom, zie Figuur 3, worden voor afgemelde (en geïndiceerde) energielabels niet bijgehouden bij welk type eigenaar de woning behoort. Waar deze informatie voor corporatiewoningen nog te verkrijgen was via SHAERE bestaat er niet zo’n database voor particuliere huurwoningen. Om toch een inschatting te kunnen maken van de energielabels van particuliere huurwoningen, wordt gebruik gemaakt van de enige bron met specifieke data betreffende de energielabels van particuliere huurwoningen, het WoonOnderzoek 2012. (Ministerie BZK, 2013)
Figuur 6 Verdeling ingeschatte enegielabels woningen in 2012 (o.b.v. bouwjaar en woningtype) Bron: (Klimaatmonitor, 2014)
Hoofdstuk: Energielabels particuliere huurwoningen
Omdat dit een landelijke steekproef betreft is de eerste aanname dat de energielabels van de woningen van heel Nederland en de provincie Utrecht redelijk vergelijkbaar zijn. Deze aanname wordt ondersteund door cijfers van de energiebesparingsverkenner.nl, zie Figure 5 (Klimaatmonitor, 2014). Om deze reden is het mogelijk om de landelijke verdeling van energielabels zoals die uit een steekproef kwam die gehouden is voor de energiemodel voor het WoonOnderzoek Nederland 2012, te extrapoleren naar de provincie Utrecht.
1 9
Uit gegevens van de CBS blijkt dat er in de provincie Utrecht in 2012, het jaar van het WoonOnderzoek, ongeveer 514.000 woningen waren. Hiervan zijn ongeveer 61.000 particuliere huurwoningen (12%) en nog eens 4.000 woningen (1%) waarvan de eigendomssituatie onbekend is. Deze laatste categorie is naar verhouding verdeeld over de overige categorieën zodat het totaal aantal particuliere huurwoningen uitkomt op ongeveer 61.2000 . Met dit totaal is een energielabelklassenverdeling gemaakt voor de particuliere huurwoningensector in de provincie Utrecht in 2012. Tabel 14 Energielabelklassenverdeling particuliere verhuur in de provincie Utrecht in 2012
Label A/A+ B C D E F G Totaal
Particuliere verhuur 1.200 6.700 10.400 9.800 12.300 11.600 9.200 61.200
Bron: eigen berekening op basis van schaling van landelijke gegevens (Ministerie BZK, 2013)
Zoals eerder gezegd zijn in het Energieakkoord doelstellingen opgenomen voor de energiezuinigheid van woningen in 2020. Voor de particuliere huursector is afgesproken dat minimaal 80% van de woningen label C in 2020. Bovendien geld dat niet-groene labels (D-G) in beginsel ongewenst zijn.
Hoofdstuk: Energielabels particuliere huurwoningen
Zoals blijkt uit Tabel 14 zijn er nog ongeveer 43.000 particuliere huurwoningen met een label D of lager, dat is 70% van deze voorraad. Als we de doelstelling 80% op label C vertalen naar 80% van de labels zit op niveau A, B of C en de resterende 20% op D, dan moeten er in totaal voor 2020 nog ongeveer 94.000 labelstappen gezet worden.
2 0
9 Nul-op-de-meter Woningen Een volgende indicator is het aantal nul-op-de-meter wonigen (NOM-woningen) in de provincie Utrecht. Deze indicator is interessant omdat NMU samen met de EBU een van de stuwende krachten is achter dit project.
9.1 Aantal NOM-woningen nu Helaas is er geen database of centraal punt waar alle NOM-woningen staan geregistreerd. Dit zal ook een probleem gaan vormen om ontwikkelingen van deze indicator goed te kunnen volgen in de toekomst. Op basis van literatuur onderzoek wordt het aantal NOM-woningen als zeer klein vastgesteld. Momenteel zijn er drie demo-woningen van de Energiesprong, een hooguit enkele NOM-woningen die door burgers of bouwers individueel gebouwd zijn. Het aantal NOM-woningen in 2014 is daarmee hoogstwaarschijnlijk kleiner dan 10.
9.2 Ambitie aantal NOM-woningen 2020 In juni 2013 tekenden vier bouwbedrijven en zes woningcorporaties de deal ‘Stroomversnelling’, voor de eerste 11.000 NOM-woningen. Dit initiatief moet uiteindelijk groeien naar 111.000 woningen. (Energiesprong, 2013) De steden Utrecht en Amersfoort zijn deelnemers van het subprogramma Hoogspringers. Amersfoort het de ambitie om voor 2020 1.000 gebouwen te renoveren naar energieneutraal (Energiesprong, 2014a), en Utrecht heeft de ambitie alle corporatiewoningen met een D, E, F of G label te renoveren tot energienota-nul. (Energiesprong, 2014b) Daarnaast werken in de regio Utrecht diverse partijen samen om ervoor te zorgen dat er zoveel mogenlijk energierenovaties naar NOM-woningen gerealiseerd kunnen worden. Voorbeelden van partijen zijn: Economic Board Utrecht, Energiesprong/Platform31, Natuur en Milieufederatie Utrecht, Kamer van Koophandel, Utrecht Sustainability Institute, Hogeschool Utrecht, provincie Utrecht, gemeenten Utrecht en Amersfoort. De EBU streeft daarbij naar 50.000 energierenovatie naar NOMwoningen in 2020 (EBU, 2014)
In een NOM-woning wordt per saldo geen energie gebruik of er wordt een overschot aan energie geproduceerd. Dit wordt gerealiseerd door een het aanbrengen van extra isolatie en andere besparende maatregelen waardoor de warmtevraag van een woning sterk afneemt. Veelal wordt de woning afgesloten van het aardgasnet en wordt de warmtevoorziening verzorgt door een warmtepomp. Omdat ook de ventilatie vaak wordt aangepast vanwege de extra isolatie neemt het elektriciteitsverbruik van een NOM-woning licht toe. Deze vraag naar elektriciteit wordt afgedekt door het plaatsen van PV-panelen die ervoor zorgen dat de totale vraag naar energie van een NOMwoning per jaar op of onder de nul komt. Voor een simpele berekening van de totale energiebesparing is dan de verdeling nodig van de 50.000 NOM-woningen over eengezinswoningen en meergezinswoningen en de huidige energievraag van die woningen. Via de klimaatmonitor zijn de gemiddelde energieverbruiken voor bepaalde type woningen in de provincie Utrecht verkregen. De waarden zijn inzichtelijk gemaakt in Tabel 15.
Hoofdstuk: Nul-op-de-meter Woningen
9.3 Energiebesparing NOM-woning
2 1
Tabel 15 Gemiddeld energieverbruik van een Utrechtse woning in 2012, per type
Energieverbruik (2012) Elektriciteit
Gas
Appartement Tussenwoning
814 m3 1.299 m3
2.269 kWh 3.343 kWh
Bron: (Klimaatmonitor, 2014)
Een berekening gemaakt met een verdeling van 70% eengezinswoningen en 30% meergezinswoningen levert dan een gasbesparing van 2,0 PJ op. Er is gekozen voor de verdeling 70/30 omdat dit de huidige verdeling tussen voorraad een- en meergezinswoningen in de provincie Utrecht is. (SysWov, 2014) Tegenover de daling van het gasverbruik staat een lichte stijging van het elektriciteitsverbruik van ongeveer 0,2 PJ zodat de totale energiebesparing uitkomt op 1,8 PJ. Om de resterende elektriciteitsvraag af te dekken is een totale opwek van ongeveer 0,76 PJ via zonnepanelen nodig.
9.4 Investeringskosten NOM-woning Op dit moment worden de kosten voor het renoveren naar een NOM-woning geraamd op ongeveer 70.000 euro per woning. Door leereffecten en schaalvergroting zou dit op termijn moeten zakken naar tussen de 40.000 en 50.000 euro. De totale investering voor 50.000 NOM-woningen in 2020 zou dan tussen de 2,0 en de 2,5 miljard euro liggen. Een investering van deze grote kan alleen terugverdient worden in huizen met een voldoende grote energierekening. Deze energierekening is immers het investeringskapitaal in de NOM-renovatie. In de praktijk betekend dat dat vooral de seriewoningen uit de jaren ‘50, ‘60 en ‘70 van relatief slechte kwaliteit (kou-, tocht- en vochtproblemen), met lage huren, maar met hoge energiekosten in aanmerking komen. (Energiesprong) In Tabel 16 wordt het aantal woningen per 1 januari 2011 per bouwjaarklasse in de provincie Utrecht in kaart gebracht. Tabel 16 Verdeling Utrechtse woningvoorraad naar bouwjaar per 1 jan. 2011
waarvan -1905
34.495
waarvan 1906-1930
36.471
waarvan 1931-1944
29.070
waarvan 1945-1959
44.896
waarvan 1960-1970
78.388
waarvan 1971-1980
84.049
waarvan 1981-1990
81.734
waarvan 1991-2000
64.027
waarvan 2001+
56.721
Totaal
509.851
Bron: (SysWov, 2014)
Met een totaal van ongeveer 207.000 woningen gebouwd tussen 1945 en 1980 is de doelstelling van 50.000 renovaties naar NOM-woning in 2020 ambitieus.
Hoofdstuk: Nul-op-de-meter Woningen
Woningvoorraad op 1 jan. 509.851
2 2
10 Windturbines 10.1 Aantallen en Capaciteit 2014 In Utrecht staan momenteel 7 windturbines met een totale capaciteit van 15 MW (Bosch & Van Rijn, 2014).
10.2 Opbrengst 2014 Vanwege de geringe opgestelde capaciteit aan windturbines in Utrecht zijn er geen productiegetallen voor de provincie Utrecht beschikbaar. Zo wordt door de CBS de data voor de provincie Utrecht samengevoegd met andere provincies met een geringe opgestelde capaciteit, namelijk Drenthe, Overijssel, Gelderland en Limburg (CBS, 2014c). Er is daarom gekozen om deze regionale kengetallen voor windturbines op land te converteren naar Utrechtse getallen. Dit is gedaan door de gemiddelde opbrengst per opgesteld vermogen (TJ/MW) te berekenen en dit te vermenigvuldigen met het opgestelde vermogen in de provincie Utrecht. Deze methode kan leiden tot afwijkingen omdat de productiefactor niet gelijk is binnen alle provincies. In onderstaande figuur de resultaten van deze berekening. Tabel 17 Elektriciteitsproductie windturbines in de provincie Utrecht
Perioden 2008 2009 2010 2011 2012 2013**
Overige Provincies Utrecht Capaciteit Productie Capaciteit Productie MW TJ TJ/MW MW TJ 55 281 5,1 6 31 58 356 6,1 9 55 58 310 5,3 9 48 60 410 6,8 9 62 100 490 4,9 9 44 106 702 6,6 15 99
Hoofdstuk: Windturbines
Bron: Data overige provincies: (CBS, 2014c), data Utrecht: eigenberekening op basis van (Bosch & Van Rijn, 2014)
2 3
10.3 Ambitie 2020 In de Structuurvisie Windenergie op land van de ministeries van Ministerie van Infrastructuur en Milieu en het Ministerie van Economische zaken is een doelstelling van de provincie Utrecht opgenomen van 65,5 MW opgesteld vermogen aan windturbines in 2020 (Gedeputeerde Staten Provincie Utrecht, 2013). Dit is een toename van 50 MW. De huidige windturbines in Utrecht zijn 2 MW of 3 MW, (Bosch & Van Rijn, 2014) als de nieuwe windturbines dezelfde grootte zouden krijgen houd dit in dat er nog tussen de 17 en 25 windturbines geplaats moeten worden om deze capaciteit te bereiken.
10.4 Opbrengst 2020 Om de productie van elektriciteit in 2020 voor 65 MW opgesteld vermogen te berekenen is een gemiddelde genomen van de productie per eenheid opgesteld vermogen over de periode 2008 2013. Dit getal is daarna gecorrigeerd voor de hoeveelheid wind in dat jaar via de Windex op land. (CBS, 2014d) De resultaten zich zichtbaar gemaakt in Tabel 18. Tabel 18 Elektriciteitsproductie windturbines in de provincie Utrecht 2008-2013 en prognose 2020
Productie Perioden mln kWh 2008 8,5 2009 15,4 2010 13,3 2011 17,1 2012 12,2 2013** 27,6 2020 116
Capaciteit
TJ 31 55 48 62 44 99 418
Productie
MW-elektrisch mln kWh/MW 6 1,42 9 1,71 9 1,48 9 1,90 9 1,36 15 1,84 65 1,79
Windex Gecorrigeerde Op land Productie 1996-2005=100 mln kWh/MW 104 1,36 90 1,90 77 1,93 96 1,98 89 1,53 91 2,02 100 1,79
Bron: Eigen berekening op basis van data Tabel 17 en (CBS, 2014d)
Als er gerekend zou worden met de laagste, gecorrigeerde productiefactor in de afgelopen 5 jaar (1,53 mln. kWh/MW) dan zou de productie in 2020 zijn uitgekomen op 99 mln. kWh. En als er gerekend zou worden met de hoogste, gecorrigeerde productiefactor in de afgelopen 5 jaar (2,02 mln. kWh/MW) dan zou de productie in 2020 uitgekomen op 131 mln. kWh.
De kosten van een windmolen worden door veel factoren beïnvloed. Het type windturbine en de gekozen locatie zijn de belangrijkste variabelen. Veelal wordt tegenwoordig gerekend met een investeringsprijs van tussen de 1,2 en 1,8 mln. euro per MW (Windunie, 2013). Om voor 2020 dus nog eens 50 MW capaciteit aan windturbines te plaatsen is dus een investering nodig van tussen de 60 en 90 miljoen euro.
Hoofdstuk: Windturbines
10.5 Investeringskosten nieuwe windturbines
2 4
11 Zonnepanelen 11.1 Aantal panelen en opgesteld vermogen 2014 De branchevereniging van netbeheerders, Netbeheer Nederland, monitort de aantallen PV-systemen die worden aangesloten op het elektriciteitsnet (Netbeheer Nederland, 2014) Uit deze database kon het volgende overzicht worden samengesteld: Tabel 19 Details PV-installaties 2014 per provincie
Provincie Drenthe Flevoland Friesland Gelderland Groningen Limburg Noord-Brabant Noord-Holland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid-Holland Totaal
Huishoudens 211.900 163.770 285.075 876.855 285.945 515.960 1.086.130 1.290.210 485.915 557.980 170.595 1.638.305 7.568.640
PV-installaties totaal 7.540 4.388 9.097 18.855 6.968 15.054 24.231 19.968 14.096 12.510 3.590 26.125 162.422
PV-installaties Vermogen totaal Vermogen (kW) /1000 HH (kW) /1000 HH 35,6 39.389 185,9 26,8 25.709 157,0 31,9 41.400 145,2 21,5 82.125 93,7 24,4 32.100 112,3 29,2 59.577 115,5 22,3 110.299 101,6 15,5 64.293 49,8 29,0 72.017 148,2 22,4 37.577 67,3 21,0 16.964 99,4 15,9 69.982 42,7 21,5 651.434 86,1
Bron: (Netbeheer Nederland, 2014)
Uitgaande van zonnepanelen met een capaciteit van 250 Wp liggen er nu ongeveer 150.000 panelen in de provincie Utrecht. Uit cijfers van het CBS blijkt dat een gemiddeld zonnepaneel in Nederland in 2013 ongeveer 70 kWh per 100 Wp capaciteit per jaar oplevert. Zie Tabel 20. Met deze cijfers kan berekent worden dat er in 2014 ongeveer 26 miljoen kWh (94 TJ of 0,1 PJ) elektriciteit opgewekt gaat worden door de Utrechtse zonnepanelen.
Hoofdstuk: Zonnepanelen
Netbeheer Nederland monitort pas sinds 2013. De trend over een langere periode kan worden afgeleid uit de cijfers van de Klimaatmonitor. Deze cijfers komen niet helemaal overeenkomen met de data van Netbeheer Nederland, en worden hier dan ook alleen gebuikt om de trend mee aan te geven omdat ze een veel langere tijdreeks beslaan. Zie Figuur 7
2 5
Figuur 7 Ontwikkeling aantal (adressen met) PV-panelen provincie Utrecht
Bron: (Klimaatmonitor, 2014) Uit Figuur 7 blijkt dat de ontwikkeling het opgestelde vermogen zonnepanelen is begonnen in 2002, een kleine boost kreeg in 2008 en echt van de grond is gekomen sinds 2012 en er sindsdien sprake is van een zeer snelle groei.
11.2 Ambitie aantal panelen en opgesteld vermogen 2020
11.3 Opgewekte elektriciteit 2020 Volgens de cijfers van de CBS leverde een gemiddeld zonnepaneel in Nederland in 2000 62 kWh per Wp capaciteit per jaar op. In 2012 was dit al 70 kWh per Wp capaciteit per jaar. (CBS, 2014e) Zie ook Tabel 20 Er wordt vanuit gegaan dat deze ontwikkeling zich doorzet en in 2020 een zonnepaneel 80 kWh per Wp capaciteit per jaar oplevert. Een totaal opgestelde capaciteit van 400 MWp levert dan ongeveer 320 miljoen kWh (1,2PJ) elektriciteit per jaar op.
Hoofdstuk: Zonnepanelen
Het planbureau voor de leefomgeving en ECN hebben naar aanleiding van het Nationaal Energieakkoord een update gemaakt van hun referentieramingen. (ECN/PBL, 2013) In dit rapport ramen zij het landelijk opgestelde vermogen zonnepanelen op 3.000 MW in 2020. De Nederlandse PV-industrie, verenigt in The Solar Future Netherlands is zelfs nog ambiteuzer een verwacht een opgesteld vermogen van tussen de 4.000 en 8.000. (The Solar Future Netherlands, 2014). Als we deze verwachting middelen op 6.000 MW dan is dat ongeveer een vertienvoudiging van het huidige opgestelde vermogen in Nederland. Een vertienvouding lijkt daarmee een reële ambitie voor de provincie Utrecht. De ambitie voor 2020 is 1,5 miljoen zonnepanelen met een totaal vermogen van 400 MWp. Dat houdt in dat het aantal panelen en het opgestelde vermogen moet vertienvoudigen. Een standaard zonnepaneel van 240 Wp meet 1,00 bij 1,65 meter. Om de resterende 360 MWp aan panelen neer te leggen is dus ongeveer 2,5 miljoen m2 nodig. Er is in de provincie Utrecht ongeveer 40 km2 geschikte daken (Arcadis, 2010). Het beschikbare oppervlakte is dus geen beperkende factor voor de doelstelling.
2 6
Tabel 20 Opgesteld vermogen PV in Nederland, netto energieproductie en rendement, 2000-2012
Jaar
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Capaciteit Netto energieproductie Netto energieproductie Opgesteld aan het einde van het jaar Elektriciteit in mln kWh Rendement MW-elektrisch mln kWh mln kWh/MW 13 8 0,62 21 13 0,62 26 17 0,65 46 31 0,67 49 33 0,67 51 34 0,67 52 35 0,67 53 36 0,68 57 38 0,67 68 46 0,68 88 60 0,68 145 100 0,69 365 254 0,70
Bron: Capaciteit en productie (CBS, 2014e) rendement eigen berekening
11.4 Investeringskosten nieuwe zonnepanelen Er moet dus voor 2020 nog ongeveer 360 MWp aan zonnepanelen worden geïnstalleerd om de doelstelling te halen. Voor totale investeringskosten voor particulieren (zonnepanelen, omvormer, aanpassingen meterkast en installatie) worden vaak bedragen genoemd tussen de €1,40 en €1,80 per Wp. (Greenem, 2014) Als de 360 MWp extra capaciteit alleen door particulieren zouden worden geïnstalleerd is daar een totale investering van tussen de 500 en 650 miljoen euro voor nodig.
Hoofdstuk: Zonnepanelen
Voor bedrijfsmatige investeringen in zonnepanelen zijn de kosten lager. Dit heeft te maken met onder andere schaalvoordelen, BTW-afdracht maar ook belastingvoordelen. Als een gedeelte van de 360MWp aan zonnepanelen dus bedrijfsmatig zou worden geïnstalleerd zouden de kosten lagen kunnen uitvallen als de eerder genoemde 500 miljoen euro.
2 7
12 Duurzaam vervoer De laatste indicator die wordt opgenomen in de nul-meting is duurzaam vervoer. Voor deze indicator nemen we elektrisch vervoer en het rijden op aardas of groen gas mee. Elektrisch vervoer maakt de laatste jaren een sterke ontwikkeling door en zou een impact kunnen hebben op de energiehuishouding van de provincie Utrecht. Zo verschuift de energievraag voor mobiliteit niet alleen van fossiele brandstoffen naar elektriciteit maar verschuiven ook de energie ‘intake’-punten van de benzinepompen naar de elektriciteitsmeter van de burgers zelf. Een elektrische auto met accu’s zou een goede overloop kunnen zijn wanneer de zonnepanelen van een particulier meer energie produceren als zijn huishouden op dat moment vraagt. Deze op dat moment overbodige energie zou dan kunnen worden opgeslagen in zijn elektrische auto.
12.1 Geregistreerde elektrische voertuigen in de provincie Utrecht Via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zijn gegevens ontvangen over het aantal geregistreerde elektrische voertuigen in de provincie Utrecht in de periode 31-12-2011 tot 31-032014. Deze gegevens worden inzichtelijk gemaakt in Figuur 8. Figuur 8 Ontwikkeling elektrische voertuigen in provincie Utrecht
Uit deze grafiek valt op te maken dat vooral in het derde kwartaal 2013 het aantal geregistreerde elektrische voertuigen in de provincie Utrecht snel toenam van ongeveer 1750 naar een kleine 4000.
12.2 Geregistreerde laadpunten in de provincie Utrecht Een andere manier om de elektrificatie van de Utrechtse autovloot in kaart te brengen is om te kijken naar het aantal geregistreerde laadpunten. Iedere elektrische auto moet zich immers ergens kunnen opladen. Een grote vloot elektrische voertuigen betekent dus een groter aantal laadpalen. Laadpunten zijn te onderscheiden in drie categorieën; publiek (24/7 openbaar toegankelijk), semipubliek (beperkt openbaar toegankelijk) en privaat (niet openbaar toegankelijk). Via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zijn gegevens ontvangen over het aantal geregistreerde (semi-)
Hoofdstuk: Duurzaam vervoer
Bron: (RVO, 2014)
2 8
publieke laadpalen in de provincie Utrecht. De afname tussen 30-09-2013 en 31-12-2013 is te verklaren doordat een aantal (semi-)publieke laadpalen van EV-Box destijds door de eigenaren zijn afgemeld als (semi-)publieke laadpalen. (RVO, 2014) Deze laadpalen zijn dus verschoven naar de categorie private laadpaal. Daarnaast werd via The New Motion, de belangrijkste speler die laadpalen installeert, gegevens ontvangen over het aantal geïnstalleerde semi-publieke en private laadpalen in 2013. (R.Montfrans, TNM, 2014) Deze data is gecombineerd in Tabel 21 Tabel 21 Aantal geïnstalleerde laadpalen elektrische auto's in de provincie Utrecht
Aantal geïnstalleerd op Publiek standaard snellaad Semi-Publiek standaard snellaad Privaat standaard snellaad
30-4-2013 339 136 12 -
30-9-2013 31-12-2013 357 316 306 254 0 11 -
31-3-2014 326 294 7 ~ 800
Bron: (RVO, 2014) (R.Montfrans, TNM, 2014)
12.3 Geregistreerde CNG voertuigen in de provincie Utrecht
Hoofdstuk: Duurzaam vervoer
In de klimaatmonitor zijn gegevens opgenomen van de Rijksdienst voor het Wegverkeer over het aantal geregistreerde CNG voertuigen in de provincie Utrecht in de periode 2000 tot 2014. Deze gegevens worden inzichtelijk gemaakt in Figuur 9. In deze data blijkt dat er niet zoveel CNGvoertuigen zijn, als elektrische voertuigen, maar dat ook deze categorie snel groeit. Hoewel CNG wel een schone brandstof is, is het geen duurzame motorbrandstof. Toch is deze ontwikkeling interessant omdat CNG een wegbereider kan zijn voor groen CNG, ook wel groen gas genoemd. Groen gas wordt geproduceerd uit onder meer slib, afval van stortplaatsen, tuinafval, resten groente en fruit, en dierlijke restproducten zoals koeienmest en is dus wel een hernieuwbare, duurzame brandstof.
2 9
Figuur 9 Aantallen CNG-voertuigen in de provincie Utrecht 2000-2014 Bron: (Klimaatmonitor, 2014)
12.4 Geregistreerde Groen gas tankstations in de provincie Utrecht
Hoofdstuk: Duurzaam vervoer
Via de website groengasmobiel zijn alle CNG-tankstations in de provincie Utrecht in kaart gebracht waar groen gas getankt kan worden (Groengasmobiel.nl). Op het moment van raadplegen, eind augustus 2014, waren dat er 7. In Figuur 10 zijn deze locatie weergegeven op een kaart.
3 0
Figuur 10 Aantal CNG-tankstations met groen gas in de provincie Utrecht in 2014
Hoofdstuk: Duurzaam vervoer
Bron: (Groengasmobiel.nl)
3 1
13 Aandeel duurzame energie De laatste indicator die wordt opgenomen in de nul-meting is het aandeel duurzame energie in de provincie Utrecht.
13.1 Opwek duurzame energie nu Eerst is gekeken naar het opwek van duurzame energie in Nederland. Zodoende kan er zekerheid ontstaan dat alle opwekmethodes voor duurzame energie in de provincie Utrecht worden meegenomen in het onderzoek. Bovendien kunnen de aandelen duurzame energie in Nederland en de provincie Utrecht met elkaar vergeleken worden om te bepalen of Utrecht een koploper of een achterblijver in op duurzaam energiegebied.
Waterkracht1)
0,4
-
1)
17,8
44
op land op zee Zonne-energie
15,0 2,8 1,9
44 0 163,4
A)
zonnestroom zonnewarmte Bodemenergie Buitenluchtenergie Biomassa afvalverbrandingsinstallaties bij- en meestoken biomassa in centrales
0,9 1,1 3,3 2,7 70,7 15,0 11,2
94 69,4 1788,2 -
B)
2,9 12,7 0,3 6,2 0,5 1,9
92,9 558,3 20 11 10,7 44,1
C)
3,8
-
2,5 13,6 96,8
18,3 1032,9 1.995,6
Windenergie
houtketels voor warmte bij bedrijven houtkachels bij huishoudens houtskool overige biomassaverbranding stortgas3) biogas uit rioolwaterzuiveringsinstallaties biogas, co-vergisting van mest2) 3)
overig biogas biobrandstoffen voor het wegverkeer Totaal eindverbruik hernieuwbare energie
Bron: Gegevens NL: CBS 2013, Hernieuwbare energie in Nederland 2012 1)
Inclusief normalisatieprocedure uit de EU-Richtlijn hernieuwbare energie.
2)
Tot en met 2004 onderdeel van overig biogas.
3)
Berekend volgens definities uit de EU-Richtlijn hernieuwbare energie.
Bron: Gegevens Utrecht: Klimaatmonitor A)
Eigen berekening
B)
Data voor 2014, eigen berekening
C)
Data voor 2011
Hoofdstuk: Aandeel duurzame energie
Bruto eindverbruik van hernieuwbare energie Nederland Utrecht Bron-techniekcombinatie PJ TJ
3 2
In bovenstaande tabel zijn de duurzame energie opwek cijfers in 2012 weergegeven voor Nederland en de provincie Utrecht. De gegevens voor Nederland komen van het CBS en de gegevens voor de provincie Utrecht komen uit de klimaatmonitor en zijn aangevuld voor PV en windenergie met de eigen berekeningen zoals die eerder in de rapport zijn gedaan. De meeste data van de klimaatmonitor betreft geen botum-up of exacte data, maar is veelal een modelmatige verdeling van de Nederlandse cijfers naar de provincie Utrecht.
13.2 Aandeel duurzame energie nu Om het aandeel duurzame energie te bepalen moet de duurzaam opgewekte energie gedeeld worden op het totale energieverbruik. Voor Nederland in totaal is deze data beschikbaar via het CBS. In het totale bruto energetisch eindverbruik in 2012 van 2.190 PJ neemt hernieuwbare energie in deel in van 96,8 PJ wat neer komt op een percentage duurzame energie van 4,4%. Voor de provincie Utrecht is deze berekening minder gemakkelijk te maken. Zoals al eerder opgemerkt is in dit rapport zijn er geen cijfers beschikbaar van het bruto energetisch eindverbruik in de provincie Utrecht. Er zal dan ook gebruikt gemaakt worden van de incomplete gegevens zoals de gegeven worden in Tabel 4. Dit aandeel zal dan ook berekend worden door gebruik te maken van de daar aangegeven 84,1 PJ. Het aandeel duurzame energie wordt daarmee betrokken op het totale verbruik van huishoudens en kleinverbruikers van gas, elektriciteit, warmte en brandstof voor personenauto’s. Uit de tabel blijkt dat er in 2012 ongeveer 2 PJ aan hernieuwbare energie werd opgewekt in de provincie Utrecht. Dit komt dan neer op een aandeel van 2,4%. Beduidend minder dan het Nederlandse gemiddelde van 4,4%. Ook wordt meteen duidelijk dat de doelstelling die de provincie Utrecht uitspreekt in haar Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028,; 10% hernieuwbare energie in 2020 nog ver weg is. (Provinciale Staten van Utrecht, 2013)
13.3 Opwek duurzame energie 2020
Eerder in dit rapport is berekend dat de 1.500.000 zonnepanelen zorgen voor een toename van ongeveer 1,1 PJ hernieuwbare energie per jaar. De uitbreiding van de capaciteit van windturbines naar 65 MW levert nog eens 0,35 PJ per jaar op. De zonnepanelen die geïnstalleerd worden voor de NOM-woningen leveren ongeveer 0,8 PJ hernieuwbare energie per jaar op. Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement schrijft voor dat het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in de transportsector tegen 2020 minstens 10 % moet bedragen van het eindverbruik in deze sector (Het Europees parlement en de raad, 2009). Dit is ruim twee keer zo hoog als de 4,5% bijmenging die in 2012 behaalt werd. (CBS, 2013). Omdat ook groen gas en duurzame elektriciteit meetellen voor de doelstelling van 10% voor 2020, wordt er verdubbeling van 4,5% naar 9% bijmenging van biobrandstoffen in het verkeerd geraamd. Dit is een toename van 1 PJ Als de resterende hernieuwbare opwek bronnen constant word geacht dan groeit de totale hernieuwbare opwek in de provincie Utrecht naar ongeveer 5,2 PJ per jaar in 2020.
Hoofdstuk: Aandeel duurzame energie
Als de doelstellingen voor 2020 voor 1.500.000 zonnepanelen, 65 MW windturbines en 50.000 NOMwoningen worden gehaald wat betekend dat dan voor het aandeel duurzame energie in 2020?
3 3
13.4 Aandeel duurzame energie 2020 Tegelijkertijd neemt als het goed is ook het verbruik van energie in de provincie Utrecht af. In het energieakkoord is ingezet op een versnelling van het energiebesparingstempo naar 1,5% per jaar. Volgens het ECN lag het energiebesparingstempo in 2010 op 0,9%. We veronderstellen dat met dit besparingstempo het energieverbruik, net als in de afgelopen 10 jaar constant blijft (ECN, 2012). Daarmee zorgt de versnelling van het energiebesparingstempo naar 1,5% per jaar voor een absolute afname van het verbruik van 0,6% per jaar. Het eerder berekende finale energieverbruik in de provincie Utrecht van 84,1 PJ in 2012 neemt dan additioneel af met 0,6% per jaar voor de periode 2012-2020 om uit te komen op 80,1 PJ in 2020. Als daar nog de additionele besparing van 1,8 PJ vanaf trekken die gerealiseerd kan worden door het renoveren van 50.000 woningen naar NOM-woningen dan daalt het finale energieverbruik in de provincie Utrecht verder naar 78,2 PJ.
Hoofdstuk: Aandeel duurzame energie
In paragraaf 13.3 werd reeds berekend dat er in 2020 ongeveer 5,2 PJ hernieuwbare energie zou kunnen worden opgewekt. Het aandeel duurzame energie in 2020 zou daarmee uitkomen op 6,6%. Dit is nog steeds een flink eind verwijderd van de provinciale doelstelling van 10% en nog verder van de landelijke doelstelling van 14%.
3 4
14 Conclusie 14.1 Huidige situatie In dit rapport werden belangrijke duurzame energieontwikkelingen in de provincie Utrecht op een rij gezet. Via betrouwbare bronnen werd het belangrijkste deel van het huidige finale energieverbruik in de provincie in kaart gebracht. Het finaal eindverbruik in 2012 werd becijferd op minimaal 84,1 PJ. De bronnen voor deze berekening werden zo gekozen dat deze door hun uitgevers periodiek vernieuwd worden. Via dezelfde systematiek kan het finale energieverbruik in de provincie dus periodiek opnieuw berekend worden om ze de energieontwikkelingen binnen de provincie te kunnen blijven volgen. Daarnaast zijn in dit document ook de belangrijkste hernieuwbare energiebronnen binnen de provincie benoemd en via betrouwbare, periodiek vernieuwbare, bronnen becijferd. De resultaten hiervan zijn inzichtelijk gemaakt in Tabel 22. Tabel 22 Hernieuwbare energie in de provincie Utrecht in 2012
Bron Windenergie Zonne-energie Houtkachels huishoudens Biobrandstoffen wegverkeer Overig biomassa Totaal
PJ 0,0 0,2 0,6 1,0 0,2 2,0
Bron: paragraaf 13.1
Nu het huidige finale energieverbruik en de huidig verbruik van hernieuwbare energie bekend is, is ook het aandeel duurzame energie in 2012 voor de provincie Utrecht bekend. Dit komt uit op 2,4%. Als we dit vergelijken met het Nationale cijfer van 4,4% blijkt direct dat Utrecht een achterloper is op het gebied van hernieuwbare energie. Bovendien is ruim 80% van de hernieuwbare energieverbruik binnen de provincie Utrecht niet te danken aan regionaal beleid, maar uit landelijk beleid (bijvoorbeeld de bijmenging biobrandstoffen wegverkeer) of helemaal niet aan beleid te danken (bijvoorbeeld houtkachels huishoudens). Om de provinciale doelstelling van 10% hernieuwbare energie in 2020 te halen zal dus nog flink wat werk verzet moeten worden.
Ook is er in dit rapport een inschatting gemaakt van het finale energieverbruik in 2020. Op basis van het ambitieuze energiebesparingstempo dat ten doel is gesteld in het Energieakkoord en de regionale ambitie van 50.000 energierenovaties naar NOM-woningen is berekend dat het finale eindverbruik in 2020 zou kunnen dalen naar minimaal 78,2 PJ. Ook zijn er berekening gemaakt voor diverse ambitieuze doelstellingen met betrekking tot hernieuwbare energie. Er wordt berekend wat het voor het hernieuwbare energieverbruik zou betekenen als capaciteit windturbines ruim verviervoudigd, de capaciteit zonnepanelen
Hoofdstuk: Conclusie
14.2 Situatie 2020
3 5
vertienvoudigd en er 50.000 energierenovaties naar NOM-woningen zouden plaats vinden. Voor biobrandstoffen volgen we de Europese richtlijnen en laten deze waarde ongeveer verdubbelen. De berekende waarden voor 2020 zijn weergegeven in Tabel 23. Tabel 23 Hernieuwbare energie in de provincie Utrecht in 2020
Bron Windenergie Zonne-energie Houtkachels huishoudens Biobrandstoffen wegverkeer Overig biomassa Totaal
PJ 0,4 2,1 0,6 2,0 0,2 5,2
Bron: paragraaf 13.3
Met zowel het totale finale energieverbruik als de hernieuwbare energie berekend voor 2020, is ook het aandeel duurzame energie in voor de provincie Utrecht bekend. Dit komt uit op 6,6%. Dat betekend dat dit aandeel in ongeveer 8 jaar kan verdrievoudigen. Bovendien komt de stijging voor een belangrijk deel van projecten waar provinciale actoren sturing op kunnen geven, namelijk een groter aandeel van wind- en zonne-energie.
Hoofdstuk: Conclusie
Hoewel een verdrievoudiging een indrukwekkende stijging is, is het lang niet volgende om de provinciale doelstelling van 10% hernieuwbare energie in 2020 te halen. Op basis van dit rapport kan dus worden geconcludeerd dat deze doelstelling alleen gehaald kan worden met zeer ambitieuze programma’s. Om de achterstand die de provincie Utrecht in 2012 al had op de rest van Nederland (een aandeel hernieuwbare energie van 2,4% tegen 4,4% voor Nederland) voor 2020 weg te werken zal er flink geïnvesteerd moesten worden. De enige mogelijkheid om dit te doen is om simultaan voortvarend aan de slag te gaan met energiebesparing en met het promoten van hernieuwbare energie-opwekmethodes. Met een jaarlijks investeringsbudget van €2,5 miljard, de huidige jaarlijkse Utrechtse energierekening, moet hier zeker een slag te maken zijn!
3 6
15 Geciteerde werken Aedes. (2014). Rapportage energiebesparingsmonitor SHAERE 2013. Opgehaald van http://www.aedes.nl/binaries/downloads/energie-en-duurzaamheid/rapportage-shaere2013.pdf Allesoverzonnepanelen.nl. (2014). allesoverzonnepanelen.nl. Opgeroepen op 8 19, 2014, van http://www.allesoverzonnepanelen.nl/systeem/energielabel/ Arcadis. (2010). Boven onze hoofden een groot potentieel. B.Jansen, Aedes. (2014). Uitdraai SHAERE 2012 en 2013 voor de provincie Utrecht. Bosch & Van Rijn. (2014). Windstats.nl. Opgehaald van http://windstats.boschenvanrijn.nl/home CBS. (2011). Energielabels van huur- en koopwoningen naar regio. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81776ned&D1=0&D2=a&D3=0& D4=0,11&D5=l&HDR=T&STB=G1,G2,G3,G4&VW=T CBS. (2012). Economic Radar of the sustainable energy sector in the Netherlands. CBS. (2013). Hernieuwbare energie in Nederland 2012. CBS. (2014a). Reizigerskilometers (personen); vervoerswijzen, regio's. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81126NED&D1=0&D2=1&D3=0,1 1&D4=1&VW=T CBS. (2014b). Tabellenset van het methodenrapport voor de berekening van de emissies door mobiele bronnen, versie 2014. Opgehaald van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/955B0DFC-A52841BB-8D32-4E0AF0F4A781/0/MethVerkeertabellen2014NED.xls CBS. (2014c). Windenergie op land; productie en capaciteit per provincie. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70960ned&D1=0,6,9&D2=0,l&D3 =18-23&HDR=T&STB=G1,G2&VW=T
CBS. (2014e). Hernieuwbare energie; capaciteit, binnenlandse prod. en verbruik, 1990-2013. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=71457ned&D1=5,12&D2=6&D3= 10-23&HDR=T&STB=G1,G2&VW=T CBS. (2014f). Pompprijzen motorbrandstoffen; brandstofsoort, per dag. Opgeroepen op 08 27, 2014, van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80416NED&D1=a&D2=7302556&HDR=T&STB=G1&VW=T CBS. (2014g). Aardgas en elektriciteit, gemiddelde prijzen van eindverbruikers. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/default.aspx?DM=SLNL&PA=81309ned&D1=2-
Hoofdstuk: Geciteerde werken
CBS. (2014d). Windenergie; elektriciteitsproductie, capaciteit en windaanbod per maand. Opgehaald van http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=70802ned&D1=5&D2=1&D3=118 ,135,152,169,186,203&HDR=T,G1&STB=G2&VW=T
3 7
5%2c1015&D2=a&D3=0&D4=9%2c14%2c19%2c24%2c29&HDR=T&STB=G2%2cG3%2cG1&VW=D CFV. (2012a). Regiorapportage versie december 2012, regio 16 Oost-Utrecht. Opgehaald van http://www.cfv.nl/media_dirs/11003/media_files_data/regiorapportage_versie_december_ 2012_rg16.xls CFV. (2012b). Regiorapportage versie december 2012, regio 17 West-Utrecht. Opgehaald van http://www.cfv.nl/media_dirs/11003/media_files_data/regiorapportage_versie_december_ 2012_rg17.xls Compendiumvoordeleefomgeving. (2014). Opgeroepen op 08 2014, 27, van http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0030-Energieverbruik-doorverkeer-en-vervoer.html?i=6-40 EBU. (2014). Opgeroepen op augustus 2014, van http://www.economicboardutrecht.nl/nulopdemeter ECN. (2012, december). Energiebesparing in Nederland , 2000-2010. Opgehaald van http://www.ecn.nl/docs/library/report/2012/e12061.pdf ECN/PBL. (2013). Het Energieakkoord: wat haat het betekenen? Ecorys. (2013). Banen en economische waarde van 16% duurzame energie in 2020 in Nederland. Eneco. (2012). Tarief Grootverbruik Warmte G2-profiel. Opgeroepen op augustus 2014, van https://mkb.eneco.nl/~/media/MKB/Pdfs/Tarieven%202012/Warmte/WLG_G2_2012.ashx Eneco Warmte & Koude B.V. (sd). Gemeente Utrecht, CO2-monitoring. Opgehaald van http://www.utrecht.nl/images/DSO/DSOmilieu/co2monitoring/pdfprint_warmteverbruiken_ Eneco_2011.pdf Energie in Beeld. (2014). Energiesprong. (2013). Opgeroepen op augustus 2014, van http://energiesprong.nl/blog/deal-destroomversnelling-111-000-huurwoningen-naar-energienota0/
Energiesprong. (2014b). Opgeroepen op 08 2014, 27, van http://energiesprong.nl/hoogspringers/2013/08/18/utrecht/ Gedeputeerde Staten - Provincie Utrecht. (2013, 06 20). Memorandum 2013RGW72 - Provinciale taakstelling met betrekking tot windenergie. Utrecht. Greenem. (2014). Opgeroepen op 08 20, 2014, van http://www.greenem.nl/zonnepanelen#veelgestelde-vragen Groengasmobiel.nl. (sd). Opgehaald van http://www.groengasmobiel.nl/tanken/tanklocaties-innederland/
Hoofdstuk: Geciteerde werken
Energiesprong. (2014a). Opgeroepen op 08 27, 2014, van http://energiesprong.nl/hoogspringers/2013/08/19/amersfoort/
3 8
Het Europees parlement en de raad. (2009). RICHTLIJN 2009/28/EG. IenM & IZ. (2014). Structuurvisie Windenergie op land. Klimaatmonitor. (2014). Opgehaald van http://klimaatmonitor.databank.nl/quickstep/QsBasic.aspx Meer met Minder. (2014). Opgehaald van Energielabelatlas: http://energielabelatlas.nl/ Meer met Minder. (2014b). Energiesubsidiewijzer.nl. Opgehaald van http://www.energiesubsidiewijzer.nl: http://www.energiesubsidiewijzer.nl/Begrippenlijst.aspx Ministerie BZK. (2013). Cijfers over Wonen en Bouwen 2013. Netbeheer Nederland. (2014). PBL & ECN. (sd). Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012. Energie en emissies in de jaren 2012, 2020 en 2030. 2020. Provinciale Staten van Utrecht. (2013). Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028. R.Montfrans, TNM. (2014, 09 02). (B.Wesselink, NMU, Interviewer) RVO. (2014). SysWov. (2014). SYSteem Woningvoorraad. Opgehaald van http://syswov.datawonen.nl/ The Solar Future Netherlands. (2014). Opgeroepen op augustus 2014, van http://www.thesolarfuture.nl/infographic
Hoofdstuk: Geciteerde werken
Windunie. (2013). Hoe werkt de busines case van windenergie? Opgehaald van http://www.duurzaamflevoland.nl/downloadattachment/2878/1597/14012013%20Presenta tie%20Business%20Case%20Wind%20Flevoland%20-%20Windunie%20Development.pdf
3 9
Bijlage A – Aantal woongelegenheden per corporatie in Utrecht
Corporatie: Mitros 29.242 Stichting Portaal 28.944 Stichting de Alliantie 15.339 Stichting GroenWest 11.722 Stichting Bo-Ex '91 9.031 Stichting Studenten Huisvesting 8.456 Patrimonium woonstichting 6.158 Viveste 5.038 Woonstichting SSW 5.017 Stichting De Seyster Veste 4.156 Stichting Volksbelang Vianen 3.734 Woningbouwvereniging de Kombinatie 3.595 IJsselsteinse Woningbouwvereniging 3.545 Stichting Heuvelrug Wonen 3.280 Woningstichting Leusden 2.639 Stichting Eemland Wonen 2.638 Stichting Woonzorg Nederland 2.495 Rhenense Woningstichting 2.200 Woningbouwvereniging Vecht en Omstreken 2.185 Woningstichting Volksbelang 1.990 Jutphaas Wonen 1.657 Veenendaalse Woningstichting 1.247 Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken 1.228 Stichting Interkerkelijk Bejaardenwerk 1.215 Stichting Habion 1.140 Woningbouwvereniging Oudewater 1.052 Vallei Wonen 1.051 Omnia Wonen 867 R. K. Woningbouwvereniging Zeist 845 Woningbouwvereniging Lopik 665 Woningbouwvereniging Amerongen 600 Stichting Mooiland 447 Woningbouwvereniging Kockengen 360 Woningbouwstichting Kamerik 319 Woningbouwvereniging Maarn 312 Woningbouwvereniging Goed Wonen 287 Woningbouwstichting Cothen 279 Woningstichting Wuta 182 Woningbouwvereniging Utrecht 91 Bouwvereniging Ons Huis 48 Stichting Dudok Wonen 44 Sité Woondiensten 26 Woongoed Zeeuws-Vlaanderen 26 Stichting Woonstede 22 Woonstichting De Key 20 Woningstichting De Woonplaats 18 Stichting Clavis 13 Woningstichting Nijkerk 13 Stichting Woonlinie 6 Woonstichting De Kernen 6 Woningstichting Rochdale 5 Totaal 165.494
27.992 27.578 14.953 11.524 8.397 2.491 6.018 4.994 4.917 4.150 2.850 3.594 3.493 3.266 2.620 2.570 1.755 2.141 2.086 1.990 1.593 1.247 1.151 1.179 542 921 1.051 867 845 645 600 447 327 319 312 287 274 182 91 48 44 18 18 22 0 18 9 9 4 4 5 152.456
1.251 1.366 386 197 634 5.966 140 44 100 6 884 1 52 14 19 68 740 59 99 0 64 0 77 36 598 131 0 0 0 20 0 0 33 0 0 0 5 0 0 0 0 8 8 0 20 0 4 4 2 2 0 13.039
100 54 27 100 100 100 99 100 100 100 98 100 100 100 100 100 6 100 100 100 100 100 17 100 12 100 99 13 100 100 100 2 100 100 100 100 100 100 100 100 1 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 3.429
Marktaandeel in regio (in %) 17,7 17,5 9,3 7,1 5,5 5,1 3,7 3,0 3,0 2,5 2,3 2,2 2,1 2,0 1,6 1,6 1,5 1,3 1,3 1,2 1,0 0,8 0,7 0,7 0,7 0,6 0,6 0,5 0,5 0,4 0,4 0,3 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 100
Hoofdstuk: Bijlage A – Aantal woongelegenheden per corporatie in Utrecht
Onzelfstandige Huur- overige woon- % Bezit in Totaal woningen gelegenheden regio
4 0