NULMETING WETTELIJKE STREEFCIJFERS VROUWEN IN DE TOP
Opdrachtgever
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Olivier Tanis Kees Zandvliet
Rotterdam, 15 februari 2012
NULMETING WETTELIJKE STREEFCIJFERS VROUWEN IN DE TOP
Contactpersoon
Kees Zandvliet
Adres
SEOR, Erasmus Universiteit Rotterdam Postbus 1738 3000 DR ROTTERDAM
Telefoon
010 – 408 2174
Fax
010 – 408 9650
E-mail
[email protected]
Voorwoord In oktober 2011 heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap SEOR opdracht gegeven tot het uitvoeren van een nulmeting van de wettelijke streefcijfers voor vrouwen in de top. Voorliggend rapport bevat de uitkomsten van dit onderzoek, alsmede een toelichting op de uitgevoerde werkzaamheden. Het onderzoek is uitgevoerd door Kees Zandvliet (projectleider), Olivier Tanis en Marion Collewet. Prof. Dr. Mijntje Lückerath-Rovers heeft als adviseur aan het onderzoek meegewerkt. Het veldwerk is uitgevoerd door een team bestaande uit Esmeralda Kerst, Ikrame Faris, Laurens Visser, Milangelo Maduro, Sebastian Korteweg en Sharleen Giel. Vanuit de opdrachtgever is het onderzoek begeleid door Ashwinie Ramdat, Peter Wansink en Wester Meijdam. Wij bedanken hen voor hun coöperatieve ondersteuning in dit onderzoeksproject, dat in korte tijd moest worden uitgevoerd.
INHOUD Samenvatting
i
1
Inleiding
1
2
Opzet van het onderzoek
3
2.1 Inleiding 2.2 Gehanteerde begrippen en definities 2.3 Aanpak van het onderzoek
3 3 5
3
Het aantal bedrijven dat onder de wettelijke criteria valt
7
4
Aandeel vrouwen in topfuncties
9
4.1 Inleiding 4.2 Aandeel vrouwen in Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen 4.3 Aandeel bedrijven dat voldoet aan streefcijfer
9 9 12
Bijlage 1 Gedetailleerde tabellen
17
Bijlage 2 Methode en bronnen
20
SAMENVATTING Achtergrond: de regelgeving Het lage aandeel vrouwen in hoge posities is al lang een belangrijk thema in het Nederlandse emancipatiebeleid. Weliswaar is in de afgelopen jaren enige vooruitgang geboekt, maar vooral het bedrijfsleven blijft achter bij de niet-commerciële sector. De introductie van quota in Noorwegen en wetgeving in bijvoorbeeld Spanje en Canada gaf een nieuwe impuls aan de beleidsdiscussie in Nederland. In het Nederlandse beleid is uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in topfuncties. Ondervertegenwoordiging van of vrouwen of mannen is niet in lijn met de gedachte van evenwichtigheid. Per amendement is een wettelijk streefcijfer voor het aandeel mannen en vrouwen in het bestuur bepaald, als aanpassing van boek 2 Burgerlijk Wetboek (in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen)1.De wet treedt per … februari 2012 in werking. Het amendement geeft aan dat bij de benoeming van bestuurders (Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen), voor zover dit natuurlijk personen zijn, zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen. Bij een evenwichtige van de zetels wordt ten minste 30 procent van de zetels bezet door mannen en ten minste 30 procent door vrouwen. Deze percentages zijn streefcijfers. Het amendement is verplichtend voor BV’s en NV’s die voldoen aan twee van de drie karakteristieken: 1. 2. 3.
Vermogen: de waarde van de activa bedraagt meer dan 17,5 miljoen euro; Netto omzet: de netto omzet bedraagt meer dan 35 miljoen euro; Werkgelegenheid: het bedrijf heeft 250 werknemers of meer.
Tot 2016 geldt dat de bedrijven waarvoor het amendement verplichtend is, ofwel het streefcijfer bereiken, ofwel toelichten waarom zij (nog) niet aan de verplichting (kunnen) voldoen, volgens het zogenaamde “pas toe of leg uit” principe. Doel onderzoek Dit onderzoek geeft een beeld van de uitgangssituatie (nulmeting) voor wat betreft:
1
Het aantal bedrijven dat moet voldoen aan de wettelijke bepalingen voor evenredige vertegenwoordiging in raden van bestuur en raden van toezicht; Het aandeel vrouwen in het bestuur van deze bedrijven; Het aandeel van deze bedrijven dat de wettelijke streefcijfers behaald.
Tweede Kamer, Kamerstuk 31 763, Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Staatsblad 275, Jaargang 2011.
i
Onderzoeksaanpak: bandbreedtes voor nulmeting Het onderzoek is gebaseerd op openbare bronnen, die informatie bevatten over deze bedrijven. Aanvullend is via onderzoek onder een steekproef van bedrijven nadere informatie gezocht en is een deel van de benodigde gegevens verkregen via telefonische navraag. Door het ontbreken van informatie is zowel het aantal bedrijven dat onder de wettelijke bepalingen valt, als het aandeel vrouwen in bestuursfuncties niet exact vast te stellen. Het ontbreken van informatie heeft te maken met onder meer de volgende factoren:
Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het deponeren van de bedrijfsinformatie (of meer algemeen: het openbaar maken van de informatie). De Kamer van Koophandel checkt de geleverde gegevens procedureel, maar heeft geen handhavingsplicht; In jaarverslagen hoeft geen melding te worden gemaakt van het aantal werknemers en (onder de oude regelgeving) het geslacht van bestuurders en toezichthouders; Beschikbare gegevens betreffen peilmomenten in het (recente) verleden. Bedrijven kunnen nadien zijn opgeheven, gefuseerd, gegroeid of gekrompen. Ook de bezetting van de bestuursfuncties en toezichthoudende functies kan nadien zijn veranderd; Sommige bedrijven (die mogelijk voldoen aan de wettelijke criteria) vallen niet onder de publicatieplicht, of hebben beperkte publicatieverplichtingen.
Daarnaast zijn we tijdens de nulmeting nog tegen een aantal meer praktische beperkingen aangelopen, zoals de aard van de cijfers (voltijds eenheden en niet aantal werknemers, financiële gegevens in buitenlandse valuta, rechtspersonen als bestuurder, etc.). De steekproef is benut om zoveel mogelijk te corrigeren voor onvolledige of onjuiste informatie, maar de omvang van de steekproef is zodanig dat met grote marges rekening is gehouden. De informatie uit de diverse benutte bestanden is op verschillende manieren aan elkaar gekoppeld, om zo, in combinatie met de steekproefresultaten, uit te komen op bandbreedtes voor de grootheden die in de nulmeting zijn vastgesteld. Als gevolg van de steekproefsamenstelling zijn de uitkomsten op gedetailleerd niveau (sector, regio) minder robuust dan voor de totale steekproef. Aantal bedrijven dat onder de wettelijke criteria valt Tussen 4.200 en 6.100 bedrijven dienen te voldoen aan de wettelijke streefcijfers, dan wel in het jaarverslag aan te geven waarom zij dat (nog) niet doen. Een kwart tot een derde van deze bedrijven is een financiële instelling. Verder zijn de handel en horeca en de industrie met ieder ongeveer een zesde van de bedrijven sterk vertegenwoordigd. Ongeveer de helft van de bedrijven is in het westen van het land gevestigd (Noord- en Zuid-Holland). Aandeel vrouwen in topfuncties Gemiddeld is tussen 5 en 8 procent van de bestuurders en ongeveer 10 procent van de toezichthouders vrouw. Deze aandelen zijn beduidend hoger in de collectieve sector. De aandelen vrouwen zijn laag in de landbouw, industrie en bouwnijverheid, en verschillen nauwelijks tussen
ii
regio’s. Het aandeel vrouwen in topfuncties is ook wat lager in bedrijven met één bestuurder en/of toezichthouder. Het gaat bij de bedrijven die onder de wettelijke criteria vallen naar schatting in totaal om 15 to 22 duizend topfuncties, waarvan ongeveer de helft bestuurder en de helft toezichthouder. Het aantal vrouwelijke bestuurders en toezichthouders in deze bedrijven schatten we op 1.200 tot 1.700, waarvan eveneens ongeveer de helft in RvB en de helft in RvC. Aandeel bedrijven dat streefcijfers haalt Gemiddeld voldoet 8 tot 15 procent van de relevante bedrijven aan de wettelijke streefcijfers voor het aandeel vrouwen in de RvB en tussen 9 en 10 procent voor het aandeel vrouwen in de RvC. Organisaties in de collectieve sector voldoen relatief vaak aan de streefcijfers, maar ook de zakelijke dienstverlening en vervoer en communicatie scoren bovengemiddeld. In de landbouw en de bouwnijverheid is het aandeel bedrijven dat de streefcijfers haalt relatief laag. In het onderzoek is specifiek gekeken naar de mate waarin het streefcijfer voor het aandeel vrouwen wordt gehaald. Dit omdat het overgrote deel van de bedrijven voldoet aan de wettelijke streefcijfers voor het aandeel mannen. Het aandeel bedrijven dat hieraan niet voldoet schatten we (indicatief) op ongeveer 10 procent. Deze bedrijven zijn vooral te vinden in de niet commerciële dienstverlening (collectieve sector, waaronder zorg, cultuur, onderwijs, etc.).
iii
1
INLEIDING
Achtergrond van het onderzoek Het lage aandeel vrouwen in hoge posities is al lang een belangrijk thema in het Nederlandse emancipatiebeleid. Weliswaar is in de afgelopen jaren enige vooruitgang geboekt, maar vooral het bedrijfsleven blijft achter bij de niet-commerciële sector. De introductie van quota in Noorwegen en wetgeving in bijvoorbeeld Spanje en Canada gaf een nieuwe impuls aan de beleidsdiscussie in Nederland. Omdat in het Nederlandse beleid meer wordt uitgegaan van eigen verantwoordelijkheid van de bedrijven is, hier een wetsvoorstel aangenomen waarin streefcijfers zijn opgenomen. Bovendien is in dit wetsvoorstel de nadruk gelegd op evenredige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen en niet specifiek op de ondervertegenwoordiging van vrouwen. Een ondervertegenwoordiging van mannen is eveneens in strijd met de evenredigheidsgedachte. Per amendement is een wettelijk streefcijfer voor het aandeel mannen en vrouwen in het bestuur bepaald, als aanpassing van boek 2 Burgerlijk Wetboek (in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen)2.De wet treedt per … februari 2012 in werking. Het amendement geeft aan dat bij de benoeming van bestuurders (Raden van Bestuur en Raden van Commissarissen), voor zover dit natuurlijk personen zijn, zoveel mogelijk rekening moet worden gehouden met een evenwichtige verdeling van de zetels over mannen en vrouwen. Bij een evenwichtige van de zetels wordt ten minste 30 procent van de zetels bezet door mannen en ten minste 30 procent door vrouwen. Deze percentages zijn streefcijfers. Het amendement is verplichtend voor BV’s en NV’s die voldoen aan twee van de drie karakteristieken: 1. 2. 3.
Vermogen: de waarde van de activa bedraagt meer dan 17,5 miljoen euro; Netto omzet: de netto omzet bedraagt meer dan 35 miljoen euro; Werkgelegenheid: het bedrijf heeft 250 werknemers of meer.
Tot 2016 geldt dat de bedrijven waarvoor het amendement verplichtend is, ofwel het streefcijfer bereiken, ofwel toelichten waarom zij (nog) niet aan de verplichting (kunnen) voldoen, volgens het zogenaamde “pas toe of leg uit” principe. Doel van het onderzoek Het onderzoek is bedoeld om de uitgangssituatie in kaart te brengen voor wat betreft het aandeel mannen en vrouwen in het bestuur in de bedrijven die onder de bepaling vallen (nulmeting). Onderzoeksvragen Het onderzoek is gericht op beantwoording van de volgende vragen: 1. 2. 3.
2
Hoeveel bedrijven vallen onder de wettelijke bepaling? Wat is het gemiddeld aandeel vrouwen in de Raden van Bestuur? Wat is het gemiddeld aandeel vrouwen in de Raden van Commissarissen?
Tweede Kamer, Kamerstuk 31 763, Wet van 6 juni 2011 tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van regels over bestuur en toezicht in naamloze en besloten vennootschappen, Staatsblad 275, Jaargang 2011.
1
Opzet van het rapport Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 geeft een toelichting op de onderzoeksaanpak en de praktische belemmeringen bij het verzamelen van de benodigde gegevens. Daarbij wordt ook toegelicht hoe de wettelijke bepalingen meer in detail zijn geoperationaliseerd. Gedetailleerde toelichtingen en tabellen zijn opgenomen in bijlagen. Hoofdstuk 3 geeft een beeld van het aantal bedrijven en organisaties dat aan de wettelijke streefcijfers moet voldoen, uitgesplitst naar enkele relevante kenmerken, zoals sector en bedrijfsomvang. In hoofdstuk 4 presenteren we het aantal bedrijven dat voldoet aan de wettelijke streefcijfers, alsmede het aandeel vrouwen in bestuursfuncties, eveneens uitgesplitst naar relevante kenmerken.
2
2
OPZET VAN HET ONDERZOEK
2.1
INLEIDING
In dit hoofdstuk beschrijven we de aanpak van het onderzoek. Eerst gaan we in paragraaf 2.2 in op de verschillende begrippen en definities die van belang zijn en op welke wijze we daarmee in het onderzoek zijn omgegaan. Daarna beschrijven we in paragraaf 2.3 kort de aanpak van het onderzoek.
2.2
GEHANTEERDE BEGRIPPEN EN DEFINITIES
De wettelijke verplichtingen en de criteria op hoofdlijnen De wettelijke regeling (het amendement) schrijft evenredigheid in de zetelverdeling voor, dat wil zeggen een aandeel van ten minste 30 procent vrouwen (en ten minste 30 procent mannen) in Raden van Bestuur (de dagelijkse leiding of het management) en Raden van Commissarissen (raden van toezicht) als streefcijfer voor. In de praktijk wordt in de meeste gevallen wel voldaan aan het streefcijfer voor mannen, echter niet aan het streefcijfer voor vrouwen. De streefgetallen gelden voor BV’s en NV’s die voldoen aan twee van de drie karakteristieken: 1. 2. 3.
Vermogen: de waarde van de activa bedraagt 17,5 miljoen euro of meer; Netto omzet: de netto omzet bedraagt 35 miljoen euro of meer; Werkgelegenheid: het bedrijf heeft 250 werknemers of meer.
Tot 2016 geldt dat de bedrijven die aan twee van de drie criteria voldoen ofwel het streefcijfer bereiken, of toelichten waarom zij dit (nog) niet halen, volgens het zogenaamde “pas toe of leg uit” principe. Regels en uitwerking op detailniveau Tijdens de dataverzameling bleek het noodzakelijk een aantal details van de regelgeving nader te preciseren. Het gaat om de volgende punten: a.
b.
De wettelijke eisen zijn alleen van toepassing voor zover bestuurders natuurlijke personen zijn. In de praktijk blijkt in diverse bedrijven het bestuur alleen te bestaan uit rechtspersonen (andere BV’s, moederbedrijven). In het onderzoek is er van uitgegaan dat deze bedrijven niet onder de wettelijke regeling vallen (niet het streefcijfer van 30 procent hoeven te halen, dan wel zich niet hoeven te verantwoorden voor het niet behalen ervan). Artikel 408 (BW 2) heeft betrekking op de wijze waarop een bedrijf geconsolideerde gegevens moet publiceren (art 397 BW, lid 2). In principe moet het jaarverslag geconsolideerde gegevens bevatten, dat wil zeggen van alle onderliggende bedrijven. Van deze regel kan worden afgeweken wanneer het bedrijf weer onderdeel is van een grotere groep, dat wil zeggen wanneer het bedrijf zelf weer één of meer moederbedrijven heeft. Wel moet het bedrijf in zo’n geval in het jaarverslag expliciet het gebruik van artikel 408 noemen, maar in het veldwerk is gebleken dat dit niet altijd gebeurt. Een bedrijf dat dit artikel (408) toepast is alleen verplicht om de waarde van de activa in het jaarverslag te melden en het bedrijfsresultaat (dus niet de omzet en het aantal werknemers). In zo’n geval kan 3
c.
d.
e.
niet worden vastgesteld of het bedrijf wel of niet valt onder de verplichtingen van de wettelijke regeling. We hebben in het onderzoek genoteerd wanneer een bedrijf artikel 408 toepast. Buitenlandse bedrijven die aan de wettelijke criteria voldoen en waarbij de bestuurders (RvB, RvC) bestaan uit natuurlijke personen moeten aan de regels voldoen. Overigens was het in die gevallen soms moeilijk om het geslacht van de bestuurders vast te stellen (dit geldt soms ook voor Nederlandse bedrijven, als het geslacht niet expliciet is vermeld). In de regelgeving wordt niet aangegeven of alleen werknemers in Nederland meetellen voor het criterium (250 of meer), of dat ook in het buitenland werkzame werknemers moeten worden meegeteld. In het onderzoek zijn we uitgegaan van het totaal aantal onder de rechtspersoon vallende werknemers, ongeacht het land waar zij werkzaam zijn. Soms is de wel beschikbare informatie niet precies beschikbaar in het vereiste formaat. Bijvoorbeeld: Het gemiddeld aantal werknemers is niet bekend, maar wel het aantal werknemers op een bepaald tijdstip (einde jaar bijvoorbeeld). Soms is het aantal werknemers niet in personen gegeven, maar in fte (voltijdseenheden). Dit is vooral lastig wanneer dit aantal net onder de grenswaarde van 250 ligt, omdat dan niet kan worden vastgesteld of het bedrijf op basis van dit criterium wel of niet onder de werking van de wettelijke regeling valt. Soms worden activa en omzet genoteerd in dollars (of een andere valuta). Deze hebben we omgerekend op basis van de gemiddelde koerswaarde.
In alle gevallen hebben we de wel beschikbare informatie vastgelegd, ook als deze niet precies voldeed aan de gewenste eenheden. Een laatste speciaal geval zijn de zogenaamde holdings. Bij holdings zijn vaak slechts enkele personen direct in dienst en wordt er weinig omzet gemaakt, omdat het alleen om vermogensbeheer gaat. Op grond daarvan valt een belangrijk deel van de holdings buiten de regelgeving. Toch zouden deze bedrijven soms, op basis van consolidatie (totale omzet en werkgelegenheid in dochterbedrijven), in principe onder de wettelijke regels vallen. Er zijn ook echter diverse holdings die alleen de bedrijfsactiva beheren en weer vallen onder een moederbedrijf. Deze vallen weer buiten de wettelijke regels. Betekenis aantal bestuursleden Bij het aandeel vrouwen (of mannen) moet worden bepaald hoe de cijfers dienen te worden geïnterpreteerd bij kleine aantallen. Tabel 2.1 bevat de concrete uitwerking van de wettelijke streefcijfers. De betekenis van het aantal bestuursleden wordt meegenomen bij de presentatie van de uitkomsten. Op basis van de beschrijving kan dan worden afgeleid of het aandeel vrouwen samenhangt met het aantal bestuurders. Bedrijven met maar één bestuurder en/of toezichthouder laten we buiten beschouwing bij de berekening van het aandeel bedrijven dat de wettelijke streefcijfers haalt.
4
Tabel 2.1
Overzicht consequenties streefcijfers voor vereist aantal vrouwen (of mannen) in bestuursfuncties
Aantal bestuurders
30 procent-eis
Minimaal vereist aantal vrouwen of mannen
0,3
a)
2 tot en met 3
0,6 – 0,9
1
4 tot en met 6
1,2 – 1,8
2
7 tot en met 10
1,5 – 3,0
3
11 tot en met 13
3,3 – 3,9
4
(zowel in RvC, als in RvB) 1
Et cetera a)
Het aandeel heeft in deze situatie geen betekenis.
AANPAK VAN HET ONDERZOEK
2.3
Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van twee databronnen, namelijk van de Kamer van Koophandel (KvK) en databank Reach/Orbis. De databronnen zijn vervolgens aan elkaar gekoppeld. Zo is één bestand verkregen dat op bedrijfsniveau informatie levert over omzet, activa en aantallen werknemers. Daarnaast is er informatie over de omvang en samenstelling van de RvB’s en RvC’s. De in het gekoppelde bestand opgenomen bedrijven voldoen minimaal aan één van de drie opgestelde criteria. Uit nader onderzoek is gebleken dat de informatie in het verkregen bestand niet altijd op alle relevante kenmerken actueel of compleet is. Dit heeft verschillende redenen: -
De verantwoordelijkheid voor deponering van bedrijfsinformatie bij de KvK ligt bij de bedrijven zelf. De KvK registreert de aangeleverde gegevens, maar heeft geen handhavingsplicht. Wel neemt de KvK contact op met het bedrijf wanneer de gegevens niet volgens het juiste regime zijn gedeponeerd.
-
In jaarverslagen hoeft geen melding te worden gemaakt van het aantal werknemers en het geslacht van de bestuurders en toezichthouders.
-
De informatie is gebaseerd op een peilmoment. Bedrijven kunnen inmiddels zijn opgeheven, gefuseerd, gegroeid of gekrompen.
-
Sommige bedrijven vallen niet onder de publicatieplicht of hebben beperkte publicatieverplichtingen. Artikel 408 is hiervan een voorbeeld.
Om na te gaan in welke mate deze redenen spelen, is uit het bestand een steekproef van 1.500 bedrijven getrokken. Per individueel bedrijf in de steekproef zijn de relevante gegevens gecontroleerd en is nagegaan hoeveel bestuurders er zijn en van welk geslacht. We zijn uitgegaan van de beschikbare meest recente informatie. Daarbij is als volgt te werk gegaan:
5
In de database van de website van Company.info3 is per bedrijf het recente jaarverslag opgezocht. Hieruit is de meest actuele informatie gehaald. Wanneer dit niet de meest actuele informatie opleverde, is gekeken of de website van het bedrijf zelf meer informatie opleverde.
Bij de aanvulling en de controle van de het bestand bleek dat voor een aanzienlijk deel van de bedrijven geen informatie beschikbaar is over de samenstelling van de Raad van Commissarissen. Daarom is met een deel van de bedrijven telefonisch contact opgenomen. Gezien de omvang van het onderzoek, is dit alleen gedaan voor de bedrijven die voldoen aan minimaal twee van de drie criteria en waarvan geen informatie over de RvC beschikbaar was. In totaal zijn 480 bedrijven telefonisch benaderd. De resultaten van de steekproef hebben we weer vertaald naar de populatie. Dit is gedaan op basis van sector, omdat de steekproef naar sector is gestratificeerd. Het aandeel bedrijven per sector dat in de steekproef voldoet aan minimaal twee wettelijke criteria, passen we toe op het totaal aantal bedrijven van dezelfde sector in de populatie. In de presentatie van de resultaten maken we steeds onderscheid naar de verschillende bronnen, op deze manier ontstaat een bandbreedte. In bijlage 2 is een uitgebreide beschrijving opgenomen van de gehanteerde aanpak.
3
Company.info (www.company.info) is Nederlands' beste database met bedrijfsinformatie. Het bevat de jaarverslagen, nieuws, marktrapporten en beslissersinformatie van de top 30.000 ondernemingen en instellingen.
6
3
HET AANTAL BEDRIJVEN DAT ONDER DE WETTELIJKE CRITERIA VALT
Het aantal bedrijven dat voldoet aan minimaal twee van de drie wettelijke criteria hebben we op verschillende manier vastgesteld. Omdat in de databestanden en het veldwerk diverse vormen van vervuiling voorkomen, zijn de uitkomsten desondanks niet honderd procent nauwkeurig. Om die reden hebben we op basis van de wel beschikbare en gecombineerde gegevens een bandbreedte afgeleid van het aantal bedrijven waarvoor de wettelijke verplichtingen gelden. Het aantal bedrijven dat onder de wettelijke criteria valt is op de volgende manieren bepaald: 1. 2. 3. 4.
Op basis van informatie over de drie criteria in Reach; Op basis van de door de KvK gemaakte selectie op basis van de drie criteria; Op basis van zowel Reach als de KvK (gecombineerd bestand); Op basis van de steekproef, waarbij de steekproefresultaten op sectorniveau zijn terugvertaald naar het aantal bedrijven in de bestanden van de KvK, Reach en beide gecombineerd.
In tabel 3.14 is het aantal bedrijven opgenomen dat valt onder de wettelijke criteria, volgens verschillende bronnen. Daaruit blijkt dat minimaal 4.216 bedrijven aan minimaal twee van de drie wettelijke criteria voldoen. Op basis van de steekproef komen we uit op een maximum van ongeveer 6.100 bedrijven. Daarnaast zijn er nog ongeveer 10.000 bedrijven die voldoen aan minimaal één criterium (vaak de activa), maar waarvan de informatie over de overige criteria niet beschikbaar of volledig betrouwbaar is. Van deze bedrijven kan daarom niet met zekerheid worden vastgesteld of ze wel of niet onder de wettelijke criteria vallen. Ongeveer een kwart van de bedrijven die aan de wettelijke criteria voldoen, komt uit de financiële sector. In deze sector bestaat echter ook de grootste onzekerheid over de vraag of bedrijven wel of niet voldoen aan de wettelijke criteria. Afhankelijk van de bron is van 50 tot 70 procent van de financiële bedrijven niet met zekerheid vast te stellen of ze wel of niet voldoen. Voor de sectoren “Industrie” en “Handel en Horeca” is voor het grootste deel van de bedrijven de informatie wel beschikbaar.
4
De gedetailleerde resultaten naar sector zijn opgenomen in tabel B1.1 in bijlage 1
7
Tabel 3.1
Bandbreedte aantal bedrijven dat voldoet aan minimaal twee criteria, naar sector Minimum
Maximum
77
122
Industrie
735
1.003
Bouwnijverheid
212
326
Handel en Horeca
850
1.159
Vervoer en Communicatie
276
432
1.039
1.980
Vastgoed
132
291
R&D
307
436
Zakelijke Dienstverlening
150
194
94
151
4.216
6.094
Landbouw en Grondstoffen
Financiële Instellingen
Collectieve sector Totaal Bron:
SEOR, op basis van KvK en Reach
In tabel 3.2 is een soortgelijke uitsplitsing gemaakt naar regio. Het blijkt dat de meeste bedrijven die voldoen aan twee criteria zijn gevestigd in het westelijke deel van Nederland. Dit is te verwachten, omdat in de Randstad, en vooral in de regio Amsterdam, de meeste (grote) bedrijven zijn gevestigd. In dit deel van het land zijn relatief gezien ook de meeste bedrijven waarvan de informatie niet volledig beschikbaar is. Dit hangt samen met het grote aandeel financiële bedrijven. In het noorden zijn de minste bedrijven te vinden die voldoen aan minimaal twee criteria.
Tabel 3.2
Bandbreedte aantal bedrijven dat voldoet aan minimaal twee criteria, naar regio Minimum
Maximum
Noord (Friesland, Groningen, Drenthe)
156
233
Oost (Gelderland, Overijssel)
621
904
Zuid (Zeeland, Noord-Brabant, Limburg)
869
1198
2092
3100
454
665
4.221
6.100
West (Noord-Holland, Zuid-Holland) Midden (Utrecht, Flevoland) Totaal Bron:
SEOR, op basis van KvK en Reach
8
4
AANDEEL VROUWEN IN TOPFUNCTIES
4.1
INLEIDING
De volgende stap is om voor de bedrijven, waarvan kan worden vastgesteld dat die voldoen aan minimaal twee criteria, het aandeel vrouwen in topfuncties te bepalen. Daarnaast kijken we in welke mate deze bedrijven voldoen aan het streefcijfer van 30 procent. De KvK heeft cijfers geleverd over het aantal vrouwen in topfuncties. Reach levert hier geen betrouwbare informatie over. Ook in de steekproef is informatie opgenomen over het aantal vrouwelijke bestuurders. Het aandeel vrouwen in de RvC’s en RvB’s is voor een groot deel van de bedrijven niet nader te bepalen. Op basis van de gegevens verstrekt door de KvK blijkt dat de samenstelling van de RvB voor ongeveer de helft van de bedrijven niet bekend is. Voor de samenstelling van de RvC geldt dit zelfs bij 80 procent van de bedrijven. Het gaat dan voornamelijk om bedrijven met één bestuurder of toezichthouder. Na de door ons uitgevoerde controle van de data daalt het percentage onbekend, maar het blijft toch hoog. De bedrijven waarvan de informatie onbekend blijft (480), hebben we nagebeld om de gewenste informatie te achterhalen. Van ongeveer een derde van deze bedrijven hebben we aanvullende gegevens gekregen over de samenstelling van de RvC’s en RvB’s. De overige bedrijven waren niet bereid om medewerking te verlenen, óf waren binnen de reikwijdte van dit onderzoek, niet bereikbaar. Ruim driekwart van de gecontacteerde bedrijven geeft aan geen RvC te hebben. Dit verklaart mede het hoge aandeel onbekend in het bestand van de KvK. Ook blijken niet alle bedrijven een bestuur te hebben in de vorm van een natuurlijk persoon. Zij zijn dan onderdeel van een holding. De bedrijven die geen RvC of RvB hebben, laten we buiten de analyse van het aandeel bedrijven dat voldoet aan minimaal 30 procent vrouwelijke bestuurders. De categorie ‘onbekend’ delen we, op basis van het nabellen, verder toe aan de categorieën ’ja’ en ‘nee’. Hierdoor komen de aandelen van bedrijven die wel en niet voldoen aan het streefcijfer van 30 procent vrouwelijke bestuurders hoger te liggen dan op basis van de KvK het geval lijkt te zijn. Bedrijven met slechts één bestuurder en/of toezichthouder zijn niet meegenomen, aangezien hier het aandeel vrouwen altijd nul of honderd procent is en zodoende geen betekenis heeft.
4.2
AANDEEL VROUWEN IN RADEN VAN BESTUUR EN RADEN VAN COMMISSARISSEN
Tabel 4.1 geeft het aantal vrouwen in een topfunctie uitgedrukt in het totaal aantal leden van de RvB’s en RvC’s in een sector. Deze aandelen zijn gebaseerd op de bedrijven die voldoen aan minimaal twee criteria en waarvoor informatie beschikbaar is. De bestuurders en toezichthouders zijn over de gehele sector gesommeerd. Hierbij hebben we apart gekeken naar de aantallen geleverd door de KvK en de aantallen uit de steekproef. Gemiddeld genomen is tussen de vijf en acht procent van de bestuurders vrouw. Bij de toezichthouders ligt het aandeel vrouwen met tien procent iets hoger. Deze percentages zijn redelijk vergelijkbaar met ander onderzoek (zie Van Berkel en Merens, 2011). De aandelen moeten worden beschouwd als een ondergrens, omdat van ruim een kwart van de bestuurders en toezichthouders het geslacht niet bekend is. Het aandeel vrouwen loopt uiteen voor de verschillende sectoren. Zoals valt te verwachten ligt in de collectieve
9
sector het aandeel vrouwen in topfunctie het hoogst. Verder is het relatief hoge aandeel vrouwelijke toezichthouders in de sector vastgoed opvallend. Dit zien we overigens bij de steekproefcijfers niet terug, maar dat hangt vermoedelijk samen met de beperkte omvang van de steekproef op sectorniveau. In de bouwnijverheid en de industrie zijn de minste vrouwen te vinden in de besturen. Tabel 4.1
Aantal vrouwelijke bestuurders uitgedrukt in het totaal aantal bestuurders, naar sector KvK
Steekproef
RvB
RvC
RvB
RvC
Landbouw en Grondstoffen
3,6
5,1
4,2
3,7
Industrie
2,3
5,8
6,8
8,5
Bouwnijverheid
1,8
5,5
1,7
8,4
Handel en Horeca
3,3
2,5
7,5
14,1
Vervoer en Communicatie
3,5
8,5
7,9
9,8
Financiële Instellingen
6,6
7,4
7,4
2,8
Vastgoed
7,6
23,4
6,2
7,4
R&D
4,6
8,8
10,1
7,8
Zakelijke Dienstverlening
5,8
6,9
11,9
5,4
11,9
19,5
17,6
16,3
4,9
9,2
8,0
9,2
Collectieve sector Totaal Bron:
SEOR, op basis van KvK en Reach
Wanneer we het aandeel vrouwen binnen een bedrijf over alle bedrijven middelen, dan ontstaat een beeld van het aandeel vrouwen in RvB’s en RvC’s dat vergelijkbaar is met tabel 4.1. De resultaten van deze berekening zijn opgenomen in tabel B1.2 in bijlage 1. De standaardafwijking van het gemiddelde aandeel vrouwelijke bestuurders over alle bedrijven is afhankelijk van de bron ongeveer 14 (KvK) of 20 procent (steekproef). Op basis van de gegevens van de KvK hebben we apart gekeken naar het aandeel vrouwen bij bedrijven met één bestuurder en/of toezichthouder (zie tabel 4.2). Het aandeel vrouwen bij deze bedrijven ligt gemiddeld lager dan bij bedrijven met meer dan één bestuurder en/of toezichthouder. De collectieve sector heeft het hoogste aandeel vrouwen in topfuncties; in de sectoren landbouw en vervoer en communicatie zijn relatief de minste vrouwen te vinden in topfuncties bij bedrijven met één bestuurder en/of toezichthouder. Bij de RvC gaat het om een beperkt aantal bedrijven (110) die maar één toezichthouder hebben. De in de tabel opgenomen aandelen moeten daarom als indicatief worden beschouwd.
10
Tabel 4.2
Aantal vrouwelijke bestuurders uitgedrukt in het totaal aantal bestuurders bij bedrijven met één bestuurder en/of toezichthouder, naar sector RvB
RvC
0
n,a,
Industrie
2,0
0
Bouwnijverheid
0,0
14,3
Handel en Horeca
1,9
3,3
Vervoer en Communicatie
0,0
0,0
Financiële Instellingen
2,6
4,3
Vastgoed
4,5
20,0
R&D
6,9
0,0
Zakelijke Dienstverlening
2,3
0,0
20,6
0,0
2,9
3,7
Landbouw en Grondstoffen
Collectieve sector Totaal Bron:
SEOR, op basis van KvK en Reach
Tabel 4.3 geeft een overzicht van het aandeel vrouwen in topfuncties naar regio. De aandelen van de totalen wijken iets af van de totalen in tabel 4.1. Dit komt omdat van een deel van de bedrijven het adres niet bekend is. De verschillen tussen de regio’s zijn niet groot. In de noordelijke regio ligt het aandeel vrouwen in topfuncties iets boven het gemiddelde, al is het beeld op basis van de twee bronnen niet eenduidig. Wat verder opvalt is het relatief hoge aandeel vrouwelijke toezichthouders in het midden van het land. Tabel 4.3
Aantal vrouwelijke bestuurders uitgedrukt in het totaal aantal bestuurders, naar regio KvK
Steekproef RvB
RvC
RvB
RvC
Noord
7,8
13,9
11,6
7,8
Oost
4,9
9,9
5,5
9,9
Zuid
3,9
8,9
6,4
7,4
West
4,9
7,3
7,5
8,7
Midden
5,7
13,2
8,5
19,6
Totaal
5,0
9,2
7,4
9,7
Bron:
SEOR, op basis van KvK en steekproef
11
Het aandeel vrouwen in bestuursfuncties varieert niet sterk met de bedrijfsomvang, zoals tabel 4.4 laat zien. Grotere verschillen zijn er bij de toezichthoudende functies. Afhankelijk van de bron ligt bij hele kleine en grote bedrijven het aandeel vrouwen iets hoger. Ook hier geldt dat de aandelen uit de twee bronnen niet geheel overeenkomen, maar dat de verschillen zich beperken tot enkele procentpunten. Tabel 4.4
Aantal vrouwelijke bestuurders uitgedrukt in het totaal aantal bestuurders, naar bedrijfsomvang KvK
Steekproef RvB
RvC
RvB
RvC
Onbekend of <2
5,5
12,0
9,6
9,9
2-250
4,0
4,7
6,3
7,9
>250
4,2
6,6
9,3
13,2
Totaal
4,9
9,2
8,3
10,0
Bron:
SEOR, op basis van KvK en steekproef
Uit de schattingen over het aantal bedrijven dat aan de criteria van de wetgeving voldoet en het aandeel vrouwen kan ook een schatting voor het totaal aantal bestuurders en toezichthouders worden afgeleid. Zoals ook met de andere schattingen ontstaat door het gebruik van diverse benaderingen een grote bandbreedte. Het totaal aantal topfuncties (bestuurders en toezichthouders) in de bedrijven die aan de wettelijke verplichtingen moeten voldoen, komt uit op 15 tot 22 duizend, waarvan ongeveer de helft bestuurder en de helft toezichthouders. Het aantal vrouwelijke bestuurders en toezichthouders in deze bedrijven schatten we op 1.200 tot 1.700, waarvan eveneens ongeveer de helft in RvB en de helft in RvC.
4.3
AANDEEL BEDRIJVEN DAT VOLDOET AAN STREEFCIJFER
Tabel 4.5 geeft het aandeel van de bedrijven die voldoen aan minimaal twee criteria, en ook voldoen aan het wettelijke streefgetal van 30 procent. Zoals eerder aangegeven, zijn bedrijven met minder dan twee bestuurders en/of commissaris in deze berekening niet meegenomen. De percentages zijn daarom niet direct toepasbaar op alle bedrijven in Nederland, maar op bedrijven met meer dan één bestuurder/toezichthouder. De aandelen zijn bepaald op basis van de data van de KvK en de steekproef. Op deze manier krijgen we een bandbreedte voor het percentage bedrijven dat aan het wettelijke streefcijfer voldoet. De resultaten tussen de bronnen wijken soms wat af. Dit is deels te verklaren doordat bij uitsplitsing naar kenmerken bij het steekproefbestand de celvulling soms klein is. Voor de totalen zijn de verschillen beperkt. Uit de tabel blijkt dat gemiddeld 8 tot 15 procent van de bedrijven voldoet aan het streefcijfer van 30 procent vrouwen in het bestuur. Voor de RvC geldt dit voor ongeveer 10 procent van de bedrijven. In de collectieve sector voldoen bedrijven relatief vaak aan het streefgetal. Ook de zakelijke dienstverlening en vervoer en communicatie scoren bovengemiddeld als het gaat om het aandeel vrouwelijke bestuurders. In de landbouw en de bouwnijverheid ligt het percentage onder het landelijke gemiddelde. Bedrijven in de 12
zakelijke dienstverlening scoren relatief goed op het aandeel vrouwelijke bestuurders, maar juist relatief slecht scoren op het aandeel vrouwelijke toezichthouders. Tabel 4.5
Aandeel bedrijven dat voldoet aan het streefgetal van dertig procent vrouwen in raden van bestuur en commissarissen, naar sector KvK
Steekproef RvB
Landbouw en Grondstoffen
Industrie
Bouwnijverheid
Handel en Horeca
Vervoer en Communicatie
Financiële Instellingen
Vastgoed
R&D
Collectieve sector
Bron:
RvB
RvC
2,9
4,5
4,5
1,2
Nee
45,6
54,5
95,5
98,8
Onbekend
51,5
40,9
4,1
5,4
15,3
7,4
Nee
45,3
42,3
84,7
92,6
Onbekend
50,6
52,3
Ja
Ja
5,7
6,1
4,0
3,9
Nee
77,4
71,2
96,0
96,1
Onbekend
17,0
22,7
Ja
5,9
2,9
15,5
19,5
Nee
41,1
40,2
84,5
80,5
Onbekend
53,0
56,9
8,4
9,5
18,1
13,0
Nee
Ja
43,5
44,8
81,9
87,0
Onbekend
48,2
45,7
Ja
9,1
9,6
7,1
8,4
Nee
52,6
57,3
92,9
91,6
Onbekend
38,3
33,1
Ja
18,8
27,6
14,7
8,4
Nee
63,8
64,8
85,3
91,6
Onbekend
17,5
7,6
8,6
11,8
16,4
3,7
Nee
51,0
40,8
83,6
96,3
Onbekend
40,4
47,4
Ja
13,3
8,5
16,4
0,6
Nee
45,8
59,6
83,6
99,4
Onbekend
41,0
31,9
Ja
Zakelijke Dienstverlening
Totaal
Ja
RvC
Ja
27,1
31,3
34,9
18,7
Nee
57,6
60,4
65,1
81,3
Onbekend
15,3
8,3
Ja
8,1
10,2
14,6
8,9
Nee
49,6
51,5
85,4
91,1
Onbekend
42,3
38,3
SEOR, op basis van KvK en steekproef
Tabel 4.6 geeft een overzicht van het aandeel bedrijven dat voldoet aan het streefgetal van 30 procent vrouwen in RvB’s en RvC’s, uitgesplitst naar regio. Uit de tabel valt af te leiden dat verschillen tussen de regio’s niet bijzonder groot zijn. In het midden van het land ligt het aandeel bedrijven dat voldoet aan het streefgetal iets boven het gemiddelde. De zuidelijke regio scoort juist iets onder het gemiddelde.
13
Tabel 4.6
Aandeel bedrijven dat voldoet aan het streefgetal van dertig procent vrouwen in raden van bestuur en commissarissen, naar regio KvK
Steekproef (a) RvB
Noord
Oost
Zuid
Totaal
Bron:
RvB
15,7
Nee
72,0
68,6
Onbekend
19,5
15,7
RvC
Ja
10,0
13,2
11,9
11,5
Nee
64,7
61,0
88,1
88,5
Onbekend
25,3
15,9
5,7
7,2
14,2
4,1
Nee
47,3
55,3
85,8
95,9
Onbekend
47,0
37,5
Ja
Midden
RvC 8,5
Ja
West
(a)
Ja
8,1
8,9
13,4
7,1
Nee
45,6
44,6
86,6
92,9
Onbekend
46,3
46,4
Ja
10,0
14,8
23,7
25,4
Nee
56,3
50,0
76,3
74,6
Onbekend
33,7
35,2
8,1
10,4
14,8
9,4
Nee
50,2
51,5
85,2
90,6
Onbekend
41,7
38,2
Ja
Regio Noord is bij de steekproef niet opgenomen, want het aantal bedrijven dat overblijft minder is dan 20 SEOR, op basis van KvK en steekproef
Uit tabel 4.7 blijkt dat de verschillen naar bedrijfsomvang beperkt zijn. Bedrijven met geen of een enkele werknemer (of waarvan het aantal werknemers onbekend is) voldoen vaker dan gemiddeld aan het streefgetal van 30 procent. Dit geldt voor zowel de RvB als de RvC. Kleine en middelgrote bedrijven voldoen juist minder vaak aan het streefgetal. Dit ligt in lijn met het aandeel vrouwen in de top (tabel 4.4), dat bij deze bedrijven ook lager ligt. Al met al zijn de verschillen echter niet bijzonder groot en ligt het aandeel bedrijven dat voldoet aan het streefcijfer niet hoog.
14
Tabel 4.7
Aandeel bedrijven dat voldoet aan het streefgetal van dertig procent vrouwen in raden van bestuur en commissarissen, naar bedrijfsomvang KvK
Steekproef RvB
Onbekend of <2
2-250
>250
Totaal
Bron:
Ja
RvC
RvB
RvC
8,3
14,1
18,7
10,6
Nee
51,8
58,0
81,3
89,4
Onbekend
39,9
27,9
Ja
8,1
6,3
10,6
7,8
Nee
43,7
42,7
89,4
92,2
Onbekend
48,3
51,0
Ja
7,3
5,5
14,4
7,3
Nee
54,5
45,9
85,6
92,7
Onbekend
38,1
48,6
Ja
8,1
10,3
14,6
8,9
Nee
49,6
51,5
85,4
91,1
Onbekend
42,3
38,1
SEOR, op basis van KvK en steekproef
In het onderzoek ligt het accent op de mate waarin bedrijven het wettelijke gewenste aandeel vrouwen behalen. Dit omdat het grootste deel van de bedrijven die binnen de wettelijke criteria vallen het streefcijfer voor het aandeel mannen wel realiseert. Er zijn echter ook bedrijven waar het wettelijke streefcijfer voor het aandeel mannen niet wordt behaald. Uit een grove schatting op basis van de gegevens van de Kamers van Koophandel schatten wij dat bij ongeveer 9 procent van de bedrijven die voldoen aan de wettelijke criteria het aandeel mannen in de RvB kleiner is dan 30 procent en bij ongeveer 12 procent van deze bedrijven het aandeel mannen in de RvC lager is dan het wettelijke streefcijfer. Deze bedrijven zijn vooral te vinden in de niet commerciële dienstverlening (collectieve sector, waaronder zorg, cultuur, onderwijs, etc.).
15
LITERATUUR Berkel, van M. en Ans Merens (2011), De Feiten: toptelling v/m 2011. Opportunity in Bedrijf en Sociaal en Cultureel Planbureau, Amstelveen, mei 2011. Lϋckerath-Rovers, Prof.Dr. Mijntje (2011), The Dutch ‘Female Board Index’ 2011. Female executive and non-executive directors on corporate boards of Dutch listed companies, Nijenrode Business Universiteit and Erasmus University Rotterdam, September 2011. Lϋckerath-Rovers, M. en Simone Paans (2011), De haalbaarheid van het quota wetsvoorstel, in Ondernemingsrecht, afl 4, april 2011, blz. 160-164. Taskforce “Vrouwen naar de Top” (2008), Rapport HR best practices (voorlopige versie), opgesteld in het kader van een Charter voor bedrijven en instellingen, Amsterdam, 26 maart 2008. Zandvliet, Kees, met medewerking van Toon van Winden, Arjan de Wit en Peter van Nes, The employment of spouses and partners as an obstacle to mobility, commissioned by the European Commission, SEOR, Rotterdam, maart 2007. Zandvliet, Kees en Peter van Nes, Vrouwen in de Besluitvorming, SEOR, Rotterdam, 2006. Zandvliet, Kees, Vrouwen in besluitvormende posities (VIB). Dataverzameling. Verslag uitvoering veldwerk 2006, op verzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, SEOR BV, Rotterdam, juli 2006 (niet openbaar) Zandvliet, C.Th. (SEOR), P.J. van Nes (SEOR), P. Tanis (QQQ Delft) J. de Haan (QQQ Delft) en G .Balaban (QQQ Delft), De glazen plafond index.. Uitbreiding, verbetering en actualisatie van het instrument, SEOR BV en QQQ Delft, Rotterdam/Delft, 2005. Zandvliet, C.Th., Vrouwen in hogere functies, Dataverzameling grote organisaties. Verslag uitvoering veldwerk, op verzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau, SEOR BV, Rotterdam, juli 2004 (niet openbaar) Zandvliet C.Th. (SEOR), P.J. van Nes (SEOR), P. Tanis (QQQ Delft) en J. de Haan (QQQ Delft), De glazen plafond index. Een instrument ter ondersteuning van doorstroom van vrouwen naar hoge posities. Verslag van de ontwikkeling van de eerste versie, SEOR BV en QQQ Delft, Rotterdam/Delft, februari 2004. Zandvliet, C.Th. met medewerking van R. Blanken, H.J. Kroes en P.J. van Nes, Vrouwen in hogere functies, Ontwikkeling benchmark, SEOR BV, uitgave Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Directie Coördinatie Emancipatiebeleid, Den Haag, november 2002. Zandvliet, C.Th. en R. Blanken, Vrouwen in het beroepsgoederenvervoer over de weg. Rapportage 2001, uitgave Vakopleiding Transport en Logistiek, Alphen aan den Rijn, juni 2001.
16
BIJLAGE 1 GEDETAILLEERDE TABELLEN Tabel B1.1 bevat een gedetailleerd overzicht van het aantal bedrijven dat aan minimaal twee wettelijke criteria voldoet, zoals we dat hebben afgeleid op basis van afzonderlijke bronnen en door combinatie van bronnen. De kolommen bevatten de volgende gegevens:
Op basis van KvK: dit betreft het aantal bedrijven dat door KvK is geïdentificeerd door toepassing van de criteria op de eigen bestandsgegevens. Steekproef KvK:in deze kolom zijn de door de KvK geleverde aantallen gecorrigeerd voor de informatie die in het onderzoek is verzameld over deze bedrijven. Een deel van de door de KvK geselecteerde bedrijven voldoet op basis van het veldwerk niet aan minstens twee van de wettelijke criteria (nee) en voor een deel kon dat niet worden vastgesteld (onbekend). Steekproef Reach: Analoog aan de voorgaande kolom is in het veldwerk voor de bedrijven uit het Reachbestand die in de steekproef zaten vastgesteld of deze aan twee criteria voldoen (ja) of niet (nee), dan wel dat dit niet vastgesteld kon worden (onbekend). Op basis van KvK en/of Reach (gecombineerd bestand). Dit betreft de samenvoeging van de direct door KvK geleverde gegevens en de gegevens die aan Reach zijn ontleend. Steekproef KvK en/of Reach (totaal). Ook nu is op basis van het veldwerk voor het gecombineerde bestand vastgesteld in welke mate de bedrijven wel of niet aan de wettelijke criteria voldoen, dan wel dat dit niet kon worden vastgesteld.
Tabel B1.2 geeft het gemiddeld aandeel vrouwen in topfuncties, op basis van het aandeel per bedrijf. In deze berekening zijn bedrijven met één bestuurder en/of toezichthouder niet meegenomen. Het verschil met tabel 4.1 is dat daar het totaal aantal vrouwen in topfuncties (respectievelijk RvB en RvC) is gedeeld door het totaal aantal bestuurders (per sector of voor totaal).
17
Tabel B1.1 Aantal bedrijven dat voldoet aan minimaal twee criteria, per bron Op basis van KvK (a) Landbouw en Grondstoffen
Industrie
Ja
92
122
105
Nee
9
24
63
20
55
Onbekend
9
145
107
120
102
735
910
889
1003
950
13
210
371
180
332
788
Onbekend Ja
247
Nee Onbekend Handel en Horeca
Vervoer en Communicatie
Totaal
(a)
226
326
266
1
107
236
90
227
289
367
290
1013
1159
1088
Nee
28
312
411
276
383
Onbekend
14
543
457
446
409
276
357
372
432
394
21
119
168
97
155
Ja
Ja
Ja
324
1591
244
27
339
275
286
266
1289
1039
1286
1980
1784
127
812
2671
722
2199
165
7568
5462
6717
5436
220
132
144
291
244
Nee
10
94
255
84
249
Onbekend
15
988
815
839
722
307
321
318
436
376
Nee
24
174
187
142
177
Onbekend
18
758
748
675
700
150
157
159
194
187
Ja
Collectieve sector
325
258
389
Onbekend
Zakelijke Dienstverlening
248
287
1026
Nee
R&D
388
1 892
Onbekend
Vastgoed
29 212
850
Ja
Nee
Financiële Instellingen
Op basis van Steekproef KvK en/of KvK en/of Reach(=totaal) Reach(=totaal)
93
Nee
Bouwnijverheid
Steekproef Reach
77
Ja
96
Steekproef Op basis KvK van Reach
Ja
349
163
Nee
5
75
71
59
61
Onbekend
8
188
190
167
173
94
96
101
151
131
Ja
110
Nee
10
39
75
33
67
Onbekend
6
146
105
97
83
4216
4418
4730
6094
5525
Nee
Ja
4804
286
1966
4436
1703
3905
Onbekend
302
11452
8670
10039
8407
Bij het bestand van de KvK is niet bekend hoeveel bedrijven minstens aan één criterium voldoen en daardoor in de categorie nee of onbekend zouden vallen.
18
Tabel B1.2 Gemiddeld van het aandeel vrouwen in topfuncties op bedrijfsniveau, per sector KvK
Steekproef
RvB
RvC
RvB
RvC
Landbouw en Grondstoffen
3,3
5,7
2,9
2,3
Industrie
2,4
4,9
6,7
7,3
Bouwnijverheid
2,8
3,8
1,0
5,4
Handel en Horeca
3,5
2,0
8,8
11,8
Vervoer en Communicatie
3,9
6,9
8,5
8,6
Financiële Instellingen
6,5
6,1
6,3
2,5
10,5
21,6
6,2
8,3
R&D
4,9
7,3
11,2
10,3
Zakelijke Dienstverlening
7,5
5,5
11,7
6,2
13,8
17,8
17,2
15,9
5,0 (sd= 13,5)
7,3 (sd= 13,7)
7,9 (sd= 22,0)
8,5 (sd= 19,4)
Vastgoed
Collectieve sector Totaal Bron:
SEOR, op basis van KvK en steekproef
19
BIJLAGE 2 METHODE EN BRONNEN Gebruikte databestanden Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van twee databronnen, namelijk van de Kamer van Koophandel (KvK) en databank Reach/Orbis5. Allereerst is in Reach een selectie gemaakt van in Nederland gevestigde BV’s en NV’s die òf voldoen aan het vermogens- òf aan het netto-omzet criterium.6 We hebben steeds geselecteerd op één criterium, omdat voor een deel van de bedrijven de data mogelijk niet recent of juist zijn en deze groep feitelijk wel tot de bedrijven behoort die aan de regels moeten voldoen. Bovendien hebben we een marge van vijf procent genomen op de wettelijke grenzen, om ook zo rekening te houden met dergelijke ‘bestandsvervuiling’. Er is niet geselecteerd op het aantal werknemers, omdat deze informatie niet betrouwbaar wordt geacht. Van veel bedrijven is het aantal werknemers niet bekend of wordt het aantal één gegeven (zie ook Lϋckerath-Rovers en Paans, 2011). In totaal levert deze selectie 16.865 bedrijven op en bevat informatie over omzet, vermogen, verslagjaar, etc. Er is in deze selectie helaas geen direct betrouwbare informatie beschikbaar over het aantal (vrouwelijke) bestuurders en toezichthouders. Vervolgens is bij de KvK een bestand opgevraagd met daarin de bedrijven (NV en BV) die voldoen aan minimaal twee van de drie criteria. Hier is geen marge genomen op de wettelijke grenzen. Het bestand van de KvK bevat 4.850 bedrijven, die op basis van de wettelijke criteria aan de regels moeten voldoen. In tegenstelling tot het Reach-bestand, bevat het KvK-bestand voor een deel van de bedrijven wel informatie over aantallen (vrouwelijke) bestuurders en toezichthouders. Er ontbreekt echter weer informatie over het vermogen, de omzet en het aantal werknemers7. Opname van het aantal werknemers en het aantal vrouwen in RvB en RvC is (nog) niet wettelijk verplicht. Verder registreert de KvK de door bedrijven aangeleverde informatie, maar de bedrijven zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. De twee databestanden zijn vervolgens aan elkaar gekoppeld. Het gekoppelde bestand bevat 17.845 bedrijven. In het veldwerk is gebleken dat de in het bestand opgenomen informatie niet altijd op alle relevante kenmerken actueel is. De selectie op basis van de geregistreerde gegevens kan dus bedrijven bevatten die op het moment van de meting niet onder de wettelijke criteria vallen, omdat hun feitelijke status anders is dan de geregistreerde status. Tegelijkertijd kan het zo zijn dat een deel van de bedrijven waarop de streefcijferbepalingen wel van toepassing zijn, niet in de selectie worden opgenomen, eveneens omdat de registratie niet aansluit op de werkelijkheid. Zo blijkt het dat slechts 35 procent van de geregistreerde gegevens gebaseerd is op de cijfers van 2010. Bij ongeveer 60 procent van de geselecteerde bedrijven is het aantal werknemers niet bekend of gelijk aan één. En bij ongeveer 40 procent is de netto-omzet niet gegeven.
5
Waarbij kan worden aangetekend dat Reach/Orbis ook gebruik maakt van de gegevens van de Kamers van Koophandel.
6
We zijn in eerste instantie uitgegaan van Reach, omdat dit bestand direct (KvK had een levertijd van een week) en gratis beschikbaar was.
7
Deze gegevens zijn niet gratis beschikbaar en de kosten ervan overschreden het beschikbare budget. Bovendien was in veel gevallen de informatie hierover wel via Reach beschikbaar.
20
De belangrijkste vraag is dan of deze fouten systematisch of willekeurig zijn. In het laatste geval kan worden aangenomen dat de twee vormen van fouten (wel geselecteerd maar niet verplicht, niet geselecteerd maar wel verplicht) min of meer uitmiddelen. Als de fouten echter systematisch zijn, is het denkbaar dat de nulmeting een (grote) over- of onderschatting geeft van het aantal bedrijven dat aan de regels moet voldoen In het onderzoek is geprobeerd om vast te stellen of de fouten willekeurig of systematisch zijn en hoe groot de foutmarges zijn. Dit hebben we onder meer gedaan vergelijking van de verschillende bronnen en de steekproefuitkomsten en door verruiming van de selectiecriteria (in Reach). Met dit laatste is het in ieder geval mogelijk om te kijken hoe groot de foutenmarge is bij bedrijven die niet aan de wettelijke criteria voldoen. Op basis van de vraag of bedrijven aan minimaal twee van de drie wettelijke criteria voldoen, kunnen we het gekoppelde bestand opdelen in de volgende categorieën: 1. 2.
3. 4.
Bedrijven die voldoen aan minimaal twee van de drie criteria volgens zowel Reach als de KvK. Bedrijven die voldoen aan minimaal twee van de drie criteria volgens de KvK, maar niet volgens Reach of het is niet nader te bepalen, omdat de benodigde informatie ontbreekt. Bedrijven die voldoen aan minimaal twee van de drie criteria volgens Reach, maar niet volgens de KvK. Bedrijven die volgens beide bronnen niet voldoen aan minimaal twee van de criteria of het niet nader te bepalen valt, omdat de nodige informatie ontbreekt.
Daarnaast is er nog een groep bedrijven die niet voorkomt in de selectie van Reach, maar wel in het geleverde bestand door de KvK (categorie 5). Deze bedrijven beschouwen we als aparte categorie, omdat in eerste instantie niet duidelijk is waarom deze bedrijven niet voorkomen in Reach. Er valt te verwachten dat de (systematische) foutenmarge het kleinst is bij de bedrijven uit categorie (1), (2) en (3) en het grootst bij bedrijven uit categorie (4). Toch biedt het onderzoeksmateriaal (nog) onvoldoende houvast om definitieve uitspraken te doen over het bestaan van systematische fouten. Steekproefsamenstelling In eerste instantie hebben we voor de nulmeting uit het samengevoegde bestand met de 17.845 bedrijven een steekproef getrokken van 1.300 bedrijven. De steekproef is gestratificeerd naar sector. We hebben een onderscheid gemaakt naar tien sectoren, dus elke sector omvat tien procent van de totale steekproef. Zo kunnen we ook uitspraken doen per sector. Daarnaast zijn in de steekproef elke van de hierboven benoemde vier categorieën voldoende bedrijven meegenomen. Tabel B2.1 geeft de samenstelling van de steekproef.
21
Tabel B2.1 Mate waarin bedrijven voldoen aan criteria Voldoet volgens KvK
Voldoet volgens Reach
Ja Nee/niet te bepalen Totaal
Ja
Nee
Totaal
542
229
771
46
483
529
588
712
1.300
Daarnaast hebben we in de steekproef nog 200 bedrijven meegenomen die wel terugkomen in het KvK-bestand, maar niet in het Reach-bestand (categorie 5). Deze groep hebben we in de analyse apart meegenomen. De totale steekproef bestaat dus uit 1.500 bedrijven. Controle en aanvulling data Per individueel bedrijf in de steekproef zijn de relevante gegevens gecontroleerd en is nagegaan hoeveel bestuurders er zijn en van welk geslacht. We zijn uitgegaan van de beschikbare meest recente informatie. Daarbij is als volgt te werk gegaan:
In de database van de website van Company.info8 is per bedrijf het jaarverslag opgezocht. Hieruit is de meest actuele informatie gehaald. Wanneer dit niet de meest actuele informatie opleverde, is gekeken of de website van het bedrijf zelf meer of meer recente informatie opleverde.
Bij de aanvulling en de controle van de het bestand bleek dat voor een groot deel van de bedrijven geen informatie beschikbaar is over de samenstelling van de Raad van Commissarissen. Daarom is met een deel van de bedrijven telefonisch contact opgenomen. Gezien de omvang van het onderzoek, is dit alleen gedaan voor de bedrijven die voldoen aan minimaal twee van de drie criteria en waarvan geen informatie over de RvC beschikbaar was. In totaal zijn 480 bedrijven telefonisch benaderd. Op basis van deze controle zijn we nagegaan in welke mate sprake is van vervuiling bij de bestaande registraties. Ook hebben we gekeken of er een bepaalde systematiek aanwezig is. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de beschikbaarheid van de data voor en na de controle. Uit de tabel blijkt dat ook na controle van de data op basis van jaarverslagen, voor een deel van de bedrijven niet alle informatie beschikbaar is. Zo is voor ruim 40 procent van de bedrijven het aantal werknemers onbekend (of minder dan twee). Voor ongeveer 30 procent van de bedrijven is geen informatie beschikbaar over de omzet. Verder blijkt uit de tabel dat een deel van de informatie die wel beschikbaar is in Reach, niet meer te achterhalen is. Zo blijkt dat bij 11 procent van de bedrijven waar via Reach wel (verouderde) informatie beschikbaar is over de omzet, deze informatie niet beschikbaar is op basis van (recente) jaarverslagen en andere bronnen. Enkele verklaringen hiervoor zijn dat de bedrijven in de verschillende bronnen andere rechtsvormen hebben, onder artikel 408 vallen, KvK-nummer niet overeenkomt met de
8
Company.info (www.company.info) is Nederlands' beste database met bedrijfsinformatie. Het bevat de jaarverslagen, nieuws, marktrapporten en beslissersinformatie van de top 30.000 ondernemingen en instellingen.
22
bedrijfsnaam, het bedrijf lijkt failliet of er is alleen informatie beschikbaar voor het overkoepelende (moeder)bedrijf. Het tegenovergestelde komt ook voor, een deel van de informatie die ontbreekt in Reach is via andere wegen geactualiseerd. Zoals valt te verwachten ontbreekt de meeste informatie voor de bedrijven die in eerste instantie zowel in het bestand van de KvK als het bestand van Reach niet aan minimaal twee van de drie criteria voldoen (categorie 4). De meeste informatie is bekend voor de bedrijven in categorie 1. De informatie voor deze categorie lijkt daarom het meest betrouwbaar. Tabel B2.2 Overzicht beschikbaarheid wettelijke criteria, in procenten Na controle
Omzet via Reach
Activa via Reach
Aantal werknemers (a)
Bekend
Onbekend
Totaal
Bekend
89
11
100 (n=947)
Onbekend
24
76
100 (n=353)
100 (n=1300)
Bekend
90
10
Onbekend
nvt
nvt
Bekend
87
13
100 (n=851)
Onbekend
0
100
100 (n= 449)
(a)
Indien een bedrijf slechts één werknemer heeft, dan nemen we deze ook als onbekend mee.
Bron:
Reach, Company.info, KvK, diverse jaarverslagen, bewerking SEOR.
Zoals we eerder hebben beschreven komt een deel van de bedrijven wel in de selectie van de Kamer van Koophandel voor, maar niet in de selectie via Reach (categorie 5). Deze bedrijven hebben we nader bekeken. Het blijkt dat ongeveer de helft van deze bedrijven niet de juiste rechtsvorm heeft (Stichting, firma of eenmansbedrijf en niet BV of NV). Daarnaast is van een aanzienlijk deel geen of niet voldoende informatie op openbare plaatsen beschikbaar. De informatie over deze groep bedrijven is daarom het minst betrouwbaar. In de vertaling van de steekproef naar populatiecijfers hebben we deze groep dan ook buiten beschouwing gelaten. Vertaling steekproefresultaten naar populatiecijfers De resultaten van de steekproef hebben we vertaald naar de populatie,op basis van sector, omdat de steekproef naar sector is gestratificeerd. Het aandeel bedrijven per sector dat in de steekproef voldoet aan minimaal twee wettelijke criteria, passen we toe op het totaal aantal bedrijven van dezelfde sector in de populatie (op basis van de verschillende bestanden, te weten KvK, Reach en combinatiebestand – zie onder meer tabel B1.1).
23