Tweemaandelijks Magazine Orthofyto ®-Orthotrends ® Publi Media BSOM-VIOW Hoofdredactie Walter O.M. Faché, Orth.Biochemicus, Secret. BSOM Werner A. Faché, Dr. Med. ACAM, Pres. BSOM Dirk Bogaert, Wetenschapsjournalist Eric Ost, Adviseur Prof. Dr. Ir. Jozef Poppe
IN DIT NUMMER 48 - JG 9, 2004 1. Miljoenen mensen gebruiken medicijnen die voor hen niet werken
p. 184
2. SOS. Save Our Supplements 3. Menopauze-combinatiepil ver(drie)dubbelt risico op borstkanker
Eindredactie
p. 187
p. 188
Walter O.M. Faché en Eric Ost
Wetenschappelijke Adviesraad Bas Luc, LTH De Smet Hugo, Ir. Gaublomme Kris, Dr. Med. Germis Marleen, Psychologe Goossens Hubert, Apr. Hertoghe Thierry, Dr. Med. Huys Luc, Dr. Oral Implantology Jouret Paul, LTH, Voorz. BVBT Lapauw Stefaan, Dr. Med. Psychiater Mertens F., Dr. Med., Voorz. Neuraaltherapie Missiaen Erwin, Dietist Nijs Paul, Prof. Dr. Apr. UIA Pincemail J., Dr. Sc. Biomédicales (Service Cardiologie ULG.) Sadaune Philippe, Dr. Med. Vandenberghe Dirk, Prof. Dr. (UIA) Vergote Freddy, Dr. Med. Kinderarts
Secretariaat - Advertenties - Publi Media Yannick Dubrulle Larenhoeve, Kerkstraat, 101 - B 9270 Laarne Tel. 0032(0)9/369 06 42 Fax 0032(0)9/366 18 38 E-mail:
[email protected] Website: www.viow.be
Vormgeving, productie en druk Walter O. Faché, Directeur VIOW Benedikt Laloo, Bruyneel NV, Rivierstraat, 54 B 9080 Beervelde ©Copyright 2004
ISSN 1780-3713
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt d.m.v. druk, fotocopie of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toelating. De hoofdredacteur, de redactie, de eindredacteurs en de uitgever van de opgenomen artikelen en advertenties zijn niet aansprakelijk voor eventuele schade als gevolg van vermeende algemene medische adviezen, onjuistheden en/of onvolledigheden.
4. Metabool syndroom X
p. 196
5. Hart- en vaatziekten
p. 196
6. Kankerpreventie
p. 197
7. Voeding
p. 199
8. Zwangerschap
p. 200
9. Wondverzorging
p. 201
10. Osteoartritis bestrijden met innovatief time-released product Glucosomine en chonotroïtine met een constante afgifte
p. 205
11. Prikkelbare darmsyndroom. Een functionele darmstoornis met een goede prognose
p. 210
COVERSTORY SOS voedingssupplementen. Bouw mee aan een nieuwe gezondheidszorg. Stop Codex : wij moeten nu handelen. In Bonn op 2 november 2003 spraken vertegenwoordigers uit 15 verschillende landen samen met honderden mensen hun protest uit tegen de geplande wetten. Sluit aan bij het VIOW en de orthoceutica firmaraad. Samen kunnen we de demonisatie van de voedingssupplementen tegenhouden.
Iedere auteur blijft verantwoordelijk voor de volledige inhoud van zijn artikels.
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
183
Redactioneel
Publi Media BSOM-VIOW
O R T H O F Y T O
REDACTIONEEL
met ORTHOTRENDS Een gids voor Orthomoleculaire preventie en Orthomoleculaire Substitutie Therapie
verschijnt 6 maal per jaar brengt u het meest uitgebreide orthomoleculaire voedingsblad voor alle gezondheidsverzorgende professionals en gezondheidsbewuste mensen. Hoe abonneren ? Betaling geldt als enige abonnering ❏ Voor België: storting van € 30 op rek. nr. FORTIS 290-0308228-80
❏ Voor Nederland: storting van € 34 op rek. nr. FORTIS Sas van Gent 637.787.749
"Miljoenen mensen gebruiken medicijnen die voor hen niet werken!" Walter OM Faché, hoofdredacteur
Onlangs haalde een topman van een van de grootste farmaceutische bedrijven het nieuws met een voor hem toch wel erg vreemde uitspraak op een medisch congres in Londen. Professor Allen Roses, Vice-president van Glaxo SmithKline: "Miljoenen mensen gebruiken medicijnen die voor hen niet werken, nevenverschijnselen veroorzaken en bijgevolg ongeschikt zijn. Dit kost de patiënten én de samenleving ieder jaar vele miljarden dollars en euro's. Ieder jaar sterven er vijfduizend Amerikanen aan de gevolgen van een overdosis harddrugs. Maar iedere jaar overlijden er ook, alleen al in de VS, honderdduizend mensen door een verkeerde reactie op voorgeschreven medicatie."
Schokkende cijfers Abonnement loopt automatisch verder indien geen schriftelijke opzegging twee maand op voorhand.
Jaarabonnementen 6 nummers België: € 30. Nederland € 34. Prijs per nummer: € 6,20 of € 7 (Nl).
Prof. Dr. Linus Pauling tweevoudig Nobelprijswinnaar introduceerde in 1968 voor het eerst de term “Orthomoleculair” in Science: alle stoffen, moleculen of handelingen die niet toxisch en niet vreemd aan
Allen Roses gaf er ook volgende schokkende cijfers vrij: Peperdure medicijnen werken slechts voor de volgende percentages van behandelde patiënten:
Alzheimer: Analgetica (Cox-2): Astma: Cardiovasculaire medicijnen: Antidepressiva (SSRI): Diabetes: Hepatitis C (HCV): Incontinentie: Migraine (acute): Oncologie: Reumatoïde artritis : Schizofrenie:
30% 80 % 60 % 60 % 62 % 57 % 47 % 40 % 52 % 25 % 50 % 60 %
het lichaam zijn, die het lichaam biochemisch en fysiologisch normaal kan verwerken zonder enige schade en die op de juiste tijd met de juiste dosis biochemisch individueel dient gegeven of geëlimineerd te worden. (verruimde betekenis uit Science 160:265-271, 1968)
184
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
Farmaceutische industrie kan nevenwerkingen en dodelijke slachtoffers van medicijnen sterk beperken. Sprak Allan Roses uit puur gewetenswroeging een openbare biecht? Omdat hij het niet meer kon aanzien hoe de gigantische farmaceuticahandel de mensen bedriegt en geld klopt uit hun pijn en miserie? Allen Roses zou vooral kwaad zijn omdat de
Redactioneel farmaceutische industrie wél over de knowhow beschikt om de ernstige nevenwerkingen en het aantal dodelijke slachtoffers van medicijnen te beperken. Men wil zijn genetische technologie niet toepassen omdat dit de verkoop van de producten drastisch naar omlaag zou brengen. En daar zit het probleem: "Hierin kan verandering worden gebracht door rekening te houden met de genetische eigenheid van iedere man en vrouw" en "Er is dringend meer geld nodig voor DNA-onderzoek om voor ieder individu afzonderlijk te bepalen welke geneesmiddelen geschikt zijn en welke niet." Nog meer geld dus voor de farmaceutische industrie, om uit te testen welke farmaceutische molecule deugt voor welk DNA-patroon. En nog hogere kosten voor de toch al noodlijdende gezondheidszorg om bij iedereen dit DNApatroon te laten bepalen. Net als bij een loterij is er maar één grote winnaar: degene die ze organiseert. Hier dus weer de farmaceutische industrie.
Orthomoleculaire DNA dokters Nochtans werken orthomoleculaire artsen reeds vele jaren met individueel aangepaste voorschriften. Niet op basis van onbetaalbaar DNA-onderzoek, maar wel door middel van een bloedonderzoek waarbij ze uit de resultaten de genetische eigenheid van ieder individu kunnen bepalen om zo via aanvullen van de tekorten de stofwisseling te optimaliseren en metabole problemen te corrigeren. En… er is nog nooit iemand overleden aan de bijwerkingen van de vitamines, mineralen en andere natuurlijke stoffen… De vraag is natuurlijk hoelang onze orthomoleculaire artsen en therapeuten dit nog zullen kunnen doen… Want ook op dit vlak zorgt de oppermachtige farma-industrie ervoor zichzelf veilig te stellen! Onder het mom van ‘bescherming van de consument’ werd en wordt sedert jaren op Europees vlak - en ook op wereldvlak door de Codex Alimentarius – een wetgeving klaargestoomd op maat van de farmaceutische industrie.
CODEX Alimentarius: onder het mom van bescherming van de consument De CODEX Alimentarius werd opgericht in 1962 door de Wereldgezondheidsorganisatie en de FAO (Food & Agriculture Organisation van de verenigde Naties) en is de voornaamste scheidsrechter om op wereldvlak regels te bepalen in verband met voedsel en voedselhandel, onder auspiciën van de wereldhandelsorganisatie WTO. Zij bepalen wat er mag verhandeld worden en wat niet, onder welke vorm en verpakking, welke samenstellingen er toegelaten zijn, enz… Sedert acht jaar is de Codex-commissie bezig met het ontwerpen van de ‘Richtlijnen voor vitamines en
mineralen voedingssupplementen’, en tot voor kort zag het er naar uit dat ze de farmaceutische industrie zouden volgen en de ADH nemen als maximumdosis voor vitamines en mineralen in voedingssupplementen. Sedert vele jaren werd hiertegen actie gevoerd, o.a. door de producenten van voedingssupplementen en de firmaraad Orthoceutica van het VIOW.
EEN ORTHOMOLECULAIRE OVERWINNING Tegen alle verwachting in werd op 4 november 2003 echter een mijlpaal gezet toen de commissie uiteindelijk toch besliste te kiezen voor een standaard gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, zodat nu op wereldvlak de weg openligt voor de ontwikkeling van goede, werkzame voedingssupplementen. Wel bestaat nog het gevaar dat het verkeerde onderzoek als basis genomen wordt… en de maximumdosis toch nog te laag gesteld wordt. Maar deze beslissing heeft in ieder geval een groot gevaar afgewend! Hoe groot deze overwinning is mag blijken uit het volgende: in 1996, bij een van de eerste samenkomsten voor deze richtlijn werd door de Duitse delegatie een voorstel geformuleerd, gesponsord door drie grote farmaceutische bedrijven: dat ‘geen enkel kruid, vitamine of mineraal zou mogen verkocht worden met preventieve of therapeutische bedoelingen’ en ‘dat alle voedingssupplementen zouden geclassificeerd worden als drugs’. Het voorstel werd toen aangenomen, maar hevig protest voorkwam de uitvoering ervan…
EERSTE GEVAAR: INVOERING VAN EEN POSITIEVE LIJST Of dit ons zal helpen is een andere vraag, want onafhankelijk daarvan vergadert en beslist Europa over de Richtlijn voor Voedingssupplementen met de bedoeling ‘de markt van de voedingssupplementen te uniformiseren en de consument te beschermen tegen gevaarlijke vitaminen preparaten’. Maar welke supplementen zullen deze richtlijn overleven? Onder druk van de farma-industrie werd om te beginnen een ‘positieve lijst’ ingevoerd, d.w.z.: al wat niet op de lijst staat zal niet meer toegelaten zijn. Op deze lijst ontbreken echter zeer veel natuurlijke stoffen, terwijl er een reeks synthetische vitamines, en zelfs ronduit giftige stoffen (b.v. KOH, een zeer caustische stof) op vermeld staan. Een ander voorbeeld is seleniummethionine, dat ondanks twee ingediende dossiers, nog niet opgenomen is op de lijst. Het anorganische seleniet staat er anderzijds wel op… Als er niets verandert zullen vanaf 2005, 300 van de 420 courant in orthomoleculaire suppleties gebruikte stoffen verboden zijn. Het volgende punt zijn de maximumdoseringen gebaseerd op de ADH… Eens dit alles aanvaard, wordt het toevoegen van stoffen aan de lijst zeer moeilijk. Dit legt de weg open voor de laaggedoseerde synthetische preparaten van de farma-industrie…
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
185
Redactioneel
TWEEDE GROTE GEVAAR: RICHTLIJN VOOR TRADITIONELE MEDICINALE KRUIDEN RICHTLIJN VOOR NOVEL FOODS Het tweede grote gevaar schuilt in de Richtlijn voor traditionele medicinale kruiden die thans in ijltempo door de Europese Commissie wordt gesleurd en die er wil voor zorgen dat enkel producten met een licentie kunnen verkocht worden. Het klinkt redelijk genoeg, maar gewone kruiden, b.v. lookcapsules zouden dezelfde peperdure toelatingsprocedure moeten doorlopen als nieuwe geneesmiddelen. Bovendien zouden enkel producten toegelaten worden die al 30 jaar op de markt zijn, waarvan 15 in Europa. Dit sluit meteen honderden nuttige kruidenremedies onherroepelijk uit, en maakt het praktisch onmogelijk voor nieuwe producten om een licentie te verwerven. Combinaties van kruiden met voedingssupplementen zouden helemaal onmogelijk worden. Daarnaast is er de Richtlijn voor Novel Foods die al enkele jaren in werking is en ons bijvoorbeeld al jaren berooft van het gezondheidsvriendelijke Stevia en ons overlevert aan de gevaren van suiker en synthetische zoetmiddelen, die wel toegelaten zijn!
GROOTSTE GEVAAR: RICHTLIJN VOOR GENEESMIDDELEN Het grootste gevaar komt echter van de Europese Richtlijn voor Geneesmiddelen: begin januari werd al het voorstel goedgekeurd dat "iedere stof met een fysiologische werking moet geclassificeerd worden als een geneesmiddel". Wat dus betekent dat eenvoudige dingen als look, groene thee, lindenthee, tarwekiemolie, en andere natuurlijke voedingsmiddelen allemaal zouden kunnen geclassificeerd worden als geneesmiddel. En gezien de peperdure procedures enkel kunnen gefinancierd worden door de grote farmaconcerns, riskeren zeer vele producten van de kleinere producenten van voedingssupplementen gewoon van de markt te verdwijnen. Dit houdt eveneens in dat alle voedingsstoffen in onze voedingsmiddelen binnen deze richtlijn vallen, omdat zij immers een fysiologische werking bezitten! Voedingssupplementen vallen tot nu toe onder ‘voeding’, wat wil zeggen dat ze even veilig moeten zijn als een appel of een peer… Ze zijn naar hun aard onschadelijk, omdat ze al zolang in de menselijke voeding voorkomen of therapeutisch gebruikt worden, dat het onwaarschijnlijk is dat ze schadelijk zouden zijn. Voedingssupplementen worden trouwens geproduceerd volgens het Hippokratische sleutelprincipe van de natuurgeneeskunde: "Primum non nocere": eerst en vooral breng geen schade toe. Farmaceutica daarentegen zijn gebaseerd op het kostenbaten principe: dus een afweging tussen voor- en nadelen,
186
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
waarbij dan verondersteld wordt dat de geneeskracht groter is dan de bijwerkingen. Een principe waarvan zelfs de laatste jaren aangetoond wordt dat het dikwijls eens omgekeerd uitpakt, denk aan de statines (OF 34, pag 113) en recenter, de menopauze-hormooncombinatiepil (zie verder in dit nummer). Toch wordt ons voorgehouden dat die Richtlijnen en regels er komen om er voor te zorgen dat de consument ‘kan rekenen op veilige producten, en dat de beschikbare dosissen niet potentieel gevaarlijk zijn’. Je kan dus probleemloos bij een apotheker binnenlopen en zonder enig voorschrift voldoende paracetamol kopen om zelfmoord te plegen (zeer toxisch voor de lever bij overdosis!), maar we moeten zeker beschermd worden tegen het risico van een te hoge dosering vitamines en mineralen of te veel look of lindethee of andere essentiële nutriënten voor de biochemie van het lichaam!
DEMONISATIE VAN DE VOEDINGSSUPPLEMENTEN Vandaar komen we bij een ander probleem: de jarenlange demonisatie van de voedingssupplementen en kruidengeneesmiddelen. Telkens er ook maar ergens een probleem zou kunnen zijn waarbij van ver kruiden of vitamines zouden kunnen betrokken zijn, gaat er een golf door de medische wereld, die als een echo overgenomen wordt door de pers. Daarbij wordt niet meer gezocht naar een mogelijke betrokkenheid van de conventionele farmaca, maar wordt onmiddellijk het natuurlijke middel aan de schandpaal genageld en verboden… denk aan Kava-kava, Chinese kruiden, Sint Janskruid, Stevia, Tryptofaan, Melatonine, Kombouchadrank, enz… Er is niet veel fantasie nodig om in te schatten hoe groot de belangen zijn van de farmaceutische-grootgeld-industrie en hoeveel druk ze uitoefenen op de wetgevende organen op Europees en wereldvlak. De laatste decennia worden er regelmatig dergelijke campagnes gelanceerd om natuurlijke producten in diskrediet te brengen. PR-firma’s verdienen er grof geld mee in opdracht van de farmaindustrie. (Zie prof A. Hoffer, OF 47, pag 153). Dezelfde lobby wijdt zich nu aan manipulatie van de Europese wetgeving…
In de V.S. gebeurde hetzelfde, maar onder zware druk van de publieke opinie is het tij er nu gekeerd en zijn goed gedoseerde supplementen er nu vrij verkrijgbaar… Meer nog, er wordt uitgerekend hoeveel er kan bespaard worden in de volksgezondheid als iedereen vitamines neemt en de ziekteverzekeringsmaatschappijen tussen komen in de kosten ervan voor hun leden. In Europa gaan we dus weer achteruit…
Redactioneel
SOS
SOS
SOS
SAVE OUR SUPPLEMENTS
Met drie voorbeelden wil ik illustreren dat vitaminen en mineralen tekorten mondiaal enorme gevolgen hebben op mens en huisdier. In het ene voorbeeld, luidt de WGO de alarmklok voor een ernstige remming van de economische ontwikkeling, door een slechte geestelijke ontwikkeling en zwak immuunsysteem te wijten aan een deficiënte slechte voeding. In een tweede en derde voorbeeld wordt mondiaal aangetoond dat zowel de wereldbevolking als de huisdieren alsmaar dikker worden, wat leidt tot obesitas en overgewicht. Opnieuw wil de WGO wereldwijd een voedingsstrategie opstellen om het suiker en vetverbruik drastisch te beperken. Ook hierbij participeren vitaminen en mineralen als cofactoren in de biochemie van koolhydraten en vetten. Vandaag ontdekt het medisch- en voedingsestablishment langzaam maar zeker dat alle degeneratieziekten duidelijk gelinkt zijn aan ontoereikende, slechte of verkeerde voeding.
VOORBEELD 1: Wereld heeft tekort aan vitaminen. De hele wereldbevolking heeft een tekort aan vitaminen en mineralen. Daardoor wordt de economische ontwikkeling van nagenoeg alle landen in het zuidelijk halfrond ernstig geremd. Dat zei Unicef, de kinderrechten organisatie van de VN, woensdag op het wereldeconomisch forum in Davos. Het blijkt dat 2 miljard mensen in 80 landen niet over hun volledige fysieke en mentale vermogens beschikken. Een tekort aan vitaminen en mineralen, nochtans gemakkelijk te verhelpen, is onder meer verantwoordelijk voor een slechte geestelijke ontwikkeling en zwak immuunsysteem. Dit laat zich niet alleen voelen in een minder goede gezondheidstoestand, maar ook en vooral in een verzwakte economische ontwikkeling, waardoor opnieuw de gezondheid van de bevolking verslecht zodat men in een vicieuze cirkel terecht komt.
VOORBEELD 2: De WGO, Wereldgezondheidsorganisatie, herziet de campagne tegen obesitas onder druk van VS. De medische kosten voor obesitas rijzen overal de pan uit. In 2003 liepen deze op in de VS tot 75 miljard dollar, waarvan de helft werd betaald door de belastingbetaler. De WGO zou de eerder geplande globale campagne tegen obesitas herzien onder druk van het Witte Huis. Nochtans laat Julie Gerberding, directrice van de Centra voor Controle en Preventie van ziekten in Atlanta, er in een Amerikaanse studie geen twijfel over bestaan dat het langetermijneffect van obesitas op de gezondheid van het land en de economie niet onderschat mag worden. Zowat 31% van de volwassen Amerikanen kampt met obesitas en 33% heeft overgewicht. Verhoudingsgewijs telt Amerika de meeste zwaarlijvige mensen ter wereld! De Amerikaanse voedingspyramide heeft duidelijk een averechts effect veroorzaakt bij de bevolking. Trouwens alle
voedingspyramiden zijn in gebreke gebleven: ze hebben de gezondheid van de bevolking niet verbeterd, ook in België niet! Toch weigeren de VS de aanbevelingen van de WGO uit te voeren. De aanbevelingen van de WGO werden recent bekend gemaakt in alle lidstaten om campagne te voeren tegen suiker, zout en vetrijke producten. Er zouden ook strengere regels worden opgesteld tegen voedselreclame die zich specifiek op kinderen richt en bovendien extra belastingen geheven worden op ongezonde voeding. Doch het Witte Huis strooit roet in het eten en de VS regering verwoordt opnieuw het standpunt en de belangen van de voedingsgrootindustrie! De WGO buigt voor de VS en zal haar strategie opnieuw herzien, in maart bekendmaken en in mei bespreken op het World Health Assembly. Europa, Canada, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika steunen de plannen van de WGO.
VOORBEELD 3: Britse supermarkt verkoopt dieetvoeding voor dieren met overgewicht. Volgens de Britse huisdierenvereniging Blue Cross kampen in Groot-Brittannië 1,6 miljoen honden en 1,8 miljoen katten met overgewicht, waardoor deze dieren vaak lijden aan hartziekten of diabetes zoals hun baasjes. Baasjes kunnen vanaf nu hun hond of kat doen diëten met vlees- en visgerechten en koekjes met een laag vetgehalte. Misschien kunnen de baasjes mee diëten!
Daaruit blijkt nogmaals dat ook dierenvoeding zoals de humane voeding, wetenschappelijk verkeerd wordt geconcipieerd.
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
187
Farma nieuws
MENOPAUZE-COMBINATIEPIL VER(DRIE)DUBBELT RISICO OP BORSTKANKER! Walter OM Faché, Marleen Nys.
E
en jaar na het voortijdig stopzetten van de grote WHI studie over menopauzale combinatiehormoon-therapie(CHRT), is de medische wereld nog nauwelijks bekomen van de schok. (Zie OF 40, pag 119). Daarbovenop komt nog meer slecht nieuws: aan snel tempo wordt de ene studie na de andere gepubliceerd die aantoont dat de risico’s eigenlijk nog groter zijn dan men een jaar geleden al vreesde. In de ontwikkelde landen gebruiken 20 à 50 % van de vrouwen tussen 40 en 70 jaar menopauzale hormoonsubstitutie. Miljoenen vrouwen dus… terwijl uiteindelijk blijkt dat hormoonsubstitutie (HRT én CHRT) bitter weinig voordelen biedt, tegenover heel veel nadelen. Enkel het effect op de menopauzale vasomotore stoornissen (opvliegers en zweetbuien) wordt niet betwist. De vraag is natuurlijk of vrouwen zelf zouden kiezen voor HRT als ze de werkelijke risico’s zouden kennen; of ze in ruil voor het tijdelijke comfort dat hormoonsubstitutie biedt, werkelijk de verhoogde risico’s er bij willen nemen.
Oestrogenen verhogen het kankerrisico We weten allang dat oestrogeen het risico op borstkanker verhoogt uit de onderzoeken met orale anticonceptie, de pil. Borstcelproliferatie is een ongewenst neveneffect van oestrogeen. Exogene oestrogenen verhogen het risico op borstkanker met 32 à 35 %. Het aantal gevallen van borstkanker loopt trouwens vrij parallel met het hormoonverbruik. Toen er rond 1980, tengevolge van waarschuwingen in verband met trombose en kanker, minder hormonen
188
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
voorgeschreven werden, viel tijdelijk ook het aantal gevallen van borstkanker terug… (ref 2, 3 en in OF 40, pag 136) Bovendien geldt hetzelfde voor eierstokkanker, een zeer verraderlijke kanker met een hoog overlijdensrisico. Postmenopauzale oestrogeensubsitutie verhoogt de mortaliteit ten gevolge van eierstokkanker van 26,4 per 100.000 vrouwen (niet-HRT-gebruiksters) naar 64,4 per 100.000 na 10 jaar oestrogeengebruik. De duur van de oestrogeensubstitutie is duidelijk geassocieerd met de verhoging van het risico; dit vermindert wel na het stopzetten van de behandeling, maar weegt zelfs na 29 jaar toch nog door! (ref 9, 10, 12)
De progesteronhype Zuiver oestrogeen verhoogt ook het risico op baarmoederkanker, een rond de menopauze frequent voorkomende vorm van kanker. Daarom werd oestrogeen substitutietherapie ongeschikt geacht voor vrouwen met een baarmoeder, en voornamelijk nog gebruikt voor vrouwen die een hysterectomie (verwijderen van de baarmoeder) ondergingen. Om het stimulerend effect van oestrogeen op het baarmoederslijmvlies tegen te gaan, werden de combinatiepreparaten gelanceerd: Prempro, Provera, Premarin; progesteron zou het proliferatief effect van oestrogeen op het baarmoeder-
Farma nieuws slijmvlies neutraliseren. Er werd geen langetermijnonderzoek verricht vóór de lancering van deze preparaten. In een klimaat van medische euforie werd de theoretische redenering op zichzelf goed genoeg bevonden als basis om miljoenen vrouwen wereldwijd ruim 40 jaar lang preparaten voor te schrijven waarvan men de werking en risico’s op lange termijn niet kende. (ref 2-5 en in OF 40, pag 136) Want nu er eindelijk resultaten bekend worden van een reeks degelijke lange termijnstudies, blijkt al snel dat de gevolgen niet te overzien zijn. Progesteron mag dan wel voorkomen dat de oestrogenen baarmoederkanker induceren, het stimuleert echter wel de proliferatie in borstweefsel, en verhoogt dus het risico op kanker, i.p.v. het te verlagen. En omdat borstkanker zeer frequent voorkomt (1 vrouw op 9 krijgt er gedurende haar leven mee te maken!) brengt verhoging van het risico heel wat extra gevallen mee. En waar vorig jaar nog gewag gemaakt werd van de verhoging van het risico met 45%, spreekt een recente Engelse studie op 1 miljoen vrouwen tussen 50 en 65 jaar van een verdubbeling van het risico! (ref 1) Er is trouwens nog een ander probleem met de menopauzale combinatiehormoontherapie (CHRT): het blijkt dat zelfs kortdurend gebruik van combinatiepreparaten de atypische hyperplasie van het borstweefsel stimuleert, zowel goedaardig als kwaadaardig. Doordat de densiteit van het borstweefsel dichter wordt, stijgt het aantal vrouwen met een abnormaal mammogram (radiologisch borstonderzoek), en wordt de interpretatie ervan bemoeilijkt. De resultaten van verscheidene studies tonen aan dat CHRT niet alleen het ontstaan en de groei van borstkanker stimuleert, maar ook de diagnose bemoeilijkt. Bij CHRTgebruiksters worden tengevolge hiervan meer borstkankers, in een later en moeilijker te behandelen stadium gediagnosticeerd. (ref 6, 7) Een andere studie stelt dat het gebruik van CHRT, naast een verhoging van het risico op borst- en eierstokkanker, en een reductie van het risico op baarmoederkanker tot het placeboniveau, ook meer vaginale bloedingen veroorzaakt. Dit heeft dan weer als gevolg dat er
meer endometriumbiopsies (moeten) gedaan worden om de oorzaak van de bloeding vast te stellen. De auteurs stellen dat dit laatste alleen al de aanvaardbaarheid van combinatiehormoontherapie in het gedrang brengt! (ref 13)
De ‘één miljoen vrouwen’ studie (ref 1) Deze grootschalige studie werd in Groot Brittannië opgezet door de wetenschappers van het Cancer Research UK, onder leiding van Professor Valerie Beral, om de verschillende regimes van menopauzale substitutietherapie te evalueren op de incidentie van borstkanker. De grootschaligheid en de betrouwbare opzet van de studie zorgt ervoor dat niemand nog de juistheid van de resultaten kan betwisten.
De resultaten: Gebruiksters van hormoonsubstitutie hebben een hoger risico om borstkanker te krijgen én om er aan te overlijden dan niet-gebruiksters. Het risico is verhoogd zowel bij oestrogeen, oestrogeen-progesteron, als bij tibolone (een synthetisch steroïd met oestrogeen, progesteron, en androgeen-eigenschappen), maar is het grootst voor de combinatie oestrogeen-progesteron. Er is weinig verschil tussen de verschillende preparaten, merken en dosissen, en geldt zowel voor orale, transdermale (klevers) en geïmplanteerde versies. Bovendien toont de studie aan dat het verhoogde risico al merkbaar is na nauwelijks één jaar, dus veel vroeger dan tot nu toe gedacht werd. Bij ieder type HRT steeg het risico met de duur van het gebruik: 10 jaar gebruik resulteerde in 5 borstkankergevallen per 1000 vrouwen méér voor zuiver oestrogeen, voor de combinatiepreparaten was dit 19 per 1000. Al lijkt dit op eerste zicht niet zoveel, als men de cijfers extrapoleert naar het aantal vrouwen die CHRT nemen vormt zich een ander beeld. De studie berekende dat het gebruik van HRT bij vrouwen tussen 50 en 64 jaar in Groot Brittannië gedurende de laatste 10 jaar resulteerde in 20.000 extra gevallen van borstkanker, waarvan er 15.000 het gevolg zijn van de oestrogeenprogesteron-combinatie. Het is nog te vroeg om het aantal extra overlijdens in te schatten.
Professor Valerie Beral
Er werden 1.084.110 Engelse vrouwen, tussen 50 en 64 jaar, geëvalueerd in de periode van 1996 tot 2001. Ongeveer de helft van de vrouwen gebruikte hormoonsubstitutietherapie (HRT). Er werden op 3 à 4 jaar follow-up 9364 gevallen van invasieve borstkanker en 637 overlijdens tengevolge van borstkanker genoteerd.
Besluit: Het gebruik van HRT is geassocieerd met een sterke stijging van het risico op borstkanker én van de fatale afloop. Het effect ervan is substantieel groter voor de oestrogeenprogesteron-combinatie dan voor de andere types van HRT. (ref 1 tot 5) Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
189
Farma nieuws Nog slechtere cijfers uit Zweden Een Zweedse studie op bijna 30.000 vrouwen, met een follow-up van ruim 10 jaar, publiceert nog ernstigere cijfers: alle vormen van HRT verhogen het risico op borstkanker. Maar het risico is het hoogst bij langdurig gebruik (vanaf 4 jaar) van combinatieHRT en van progesteron alleen: ruim driemaal hoger dan bij vrouwen die geen hormoonsubstitutie gebruiken. De onderzoekers stellen dat het risico van langetermijn-CHRT-gebruiksters 50 % bedraagt van het risico van vrouwen met de beruchte BRCA1mutatie. Deze mutatie brengt het risico van de draagster op het krijgen van borstkanker gedurende haar leven op 90 %! (ref 14,15,16)
Nog enkele bedenkingen: In België gebruiken 250.000 vrouwen tussen 50 en 70 jaar menopauzale hormoontherapie, dit is ongeveer 30%. In Noord Amerika en Engeland is dat bijna 50%! De Belgische arts Dr. Van Krunkelsven berekende dat er door deze hormoonkuren er in de laatste tien jaar ongeveer 900 gevallen van borstkanker meer waren in België dan er zouden geweest zijn zonder HRT. Als we cijfers van de 1 miljoen-vrouwenstudie extrapoleren naar België, komen we echter uit op 1000 borstkankergevallen méér per jaar, dus 10.000 méér op tien jaar! Het hoogste risico loop je bij een hoge dosering, langdurig gebruik of als je nooit zwanger werd. Er is tevens een cumulatief effect tussen de verschillende hormoontherapieën: de jaren pilgebruik verzwaren het effect van de menopauzepil. (zie OF 31, pag 230) En… een recente studie legt een link tussen het gebruik van statines en een hoger risico op borstkanker bij vrouwen boven de 55 jaar met een langdurig HRTgebruik. (ref 22)
190
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
De achterkant van de waarheid. Stijgende incidentie van lobulair borstcarcinoom Bij het nazien van de recente literatuur over borstkanker komt nog een andere opvallende trend naar voor: de stijgende incidentie van het aantal gevallen van lobulair borstcarcinoom sedert 1977. Het aantal gevallen van ductuscarcinoom zijn in tegendeel slechts relatief weinig toegenomen. Ductuscarcinoom, een tumor van de melkkanalen van de borst, is dus gemakkelijker te diagnosticeren en te behandelen dan lobulair carcinoom, kanker van de melkklieren. Verscheidene studies wijzen op deze ongeproportioneerde stijging tussen 1977 en nu: - Het voorkomen van ductuscarcinoom bleef relatief constant: van 153,8/100.000 naar 155,3/100.000 - Het aantal lobulaire en gemengd ductus-lobulaire carcinomen steeg van 19,8/100.000 naar 33,4/ 100.000. (ref 16) Een Zwitserse studie geeft als cijfers een stijging van slechts 1,2 % per jaar voor ductuscarcinoom (van 85,2/ 100.000 tot 110,1/100.000); voor lobulair carcinoom rapporteert zij een jaarlijkse stijging van 14,4 % per jaar, van 2,9 naar 20,5/100.000! (ref 15) Enkele studies leggen hierbij duidelijk de link naar het stijgende gebruik van de oestrogeen-progesteron-combina ties! (ref 18-21)
Nieuwe gegevens over borstkankerrisico’s.
Risico 1 Dat hormoontherapie, met of zonder progesteron, niet beschermt tegen hart- en vaatziekten werd vorig jaar al afdoend bewezen. De afgebroken studies HERS en HERS II toonden aan dat oestrogeen-progesteroncombinatiepreparaten het risico op hart- en vaatziekten (hartinfarct, beroerte) sterk verhogen. Het aantal trombosen en embolen verdubbelt (o.a. longembolen en diepe veneuze trombose).
Welke factoren hebben nog invloed op het borstkankerrisico?
1 2 3
Genetische voorbeschiktheid: deze is zeer reëel, maar het zou hierbij toch maar gaan om ongeveer 5 % van het aantal gevallen. Vrouwen met een verwant van de 1e graad (moeder, zuster) met borstkanker hebben een hoger risico = positieve familiale geschiedenis. Vrouwen die vanaf hun puberteit continu regelmatig sporten of metabool inspannende arbeid verrichten hebben een lager risico; deze risicoverlaging geldt echter enkel voor vrouwen zonder positieve familiale geschiedenis.
4
Een hogere BMI (overgewicht) heeft een sterke correlatie met het risico op borstkanker, maar dit geldt voornamelijk voor vrouwen met een positieve familiale geschiedenis. De associatie is zeer zwak voor vrouwen die geen borstkankergevallen in de familie hebben.
BMI en lichamelijke activiteit beïnvloeden allebei het risico op borstkanker, maar deze invloed heeft een verschillend effect op vrouwen met of zonder familiale voorgeschiedenis. De onderzoekers concluderen dat er waarschijnlijk verschillende biologische mechanismen een rol spelen (ref 17)
5
De studies met oestrogeen lopen voorlopig verder tot 2005. Een aantal nieuwe studies bevestigen overigens de resultaten van vorig jaar. Nieuw is ook de stelling dat HRT geen effect heeft op de bloeddruk, maar dat het risico op beroerte wel veel hoger is voor vrouwen met een verhoogde bloeddruk: bij HRT is het risico op beroerte 2,35 maal hoger dan bij vrouwen die geen hormoontherapie nemen, voor CHRT is dit risico 3 maal hoger! (ref 23 tot 27)
Farma nieuws
Risico 2 De stelling van de farmaceutische industrie dat oestrogeensubstitutie de vrouw na de menopauze zou beschermen tegen dementie en vermindering van de mentale functies, berust eerder op het feit dat het verlichten van ernstige vasomotore stoornissen, zoals opvliegers, inderdaad kan zorgen voor een verbetering van de stemming. Zowel uit studies met de pil als met HRT, blijkt echter dat deze vrouwen een significant hogere incidentie vertonen van neurotische depressies, zelfmoord pogingen (2,5 à 4 maal hoger) en overlijden door ongeval of geweld, dan vrouwen die geen oestrogeensubstitutie gebruiken. De toevoeging van progesteron aan de HRT maakt het enkel erger: het verband tussen progesteron en depressie bij overigens gezonde vrouwen is al langer bekend, terwijl ook angststoornissen meer blijken voor te komen.
Risico 3 De WHIMS, Women’s Health Initiative Memory Study, volgde 4.381 vrouwen vanaf 65 jaar, gedurende ruim 4 jaar. Bij de vrouwen die CHRT kregen was de incidentie van dementie tweemaal hoger dan in de placebogroep. Het verhoogde risico begon na één jaar CHRT, in alle leeftijdsgroepen, maar meest in de groep boven de 75, en zette door gedurende het hele verloop van de studie. De meest voorkomende vorm van dementie was Alzheimer. In een parallelle studie waar cognitieve testen afgenomen werden, was er in de CHRT-groep een significant grotere afname van de mentale functies dan in de placebogroep. Deze studies omvatten enkel vrouwen van boven de 65, de resultaten zijn dus niet zonder meer door te trekken naar jongere vrouwen. Het lijkt echter niet plausibel dat er beneden 65 jaar wel een verbetering van de cognitieve functies te verwachten zou zijn van menopauzale combinatie-hormoontherapie! (ref 28 tot 33)
Risico 4 Om het heel cru te stellen met
Neem uw gezondheid in eigen hand!
Lynne Mc Taggart, de auteur van ‘What doctors don’t tell
Een patiënt verwacht van zijn
you’: "Vrouwen die HRT
dokter dat deze met hem of haar
gebruiken zijn geen onaf-
het beste voorheeft, en dus dat hij
hankelijke blijmoedige
zich grondig informeert naar de
mensen, die vol vertrouwen
gevolgen van de medicatie die hij
een actieve oude dag tegemoet
voorschrijft; én dat hij zijn
gaan. Vrouwen die HRT
voorschrijfgedrag aanpast als
gebruiken zijn patiënten, die
blijkt dat er gevaren verbonden
in het algemeen gezond waren
zijn aan een "geneesmiddel". We
vóór ze deze middelen
zouden dus verwachten dat de
begonnen te gebruiken. Voor vrouwen met een zwakke gezondheid, kan HRT zelfs de druppel zijn die de emmer doet
artsen hun voorschrijfgedrag ondertussen aangepast hebben… Tot onze grote verwondering blijkt uit een recente studie van
overlopen. Voor gezonde vrouwen leidt het gebruik van HRT veelal een toekomst in waarin zij voor ernstige, vaak levensbedreigende
de Vrije Universiteit van Brussel dat de Belgische gynecologen ondanks de negatieve resultaten van de studies rustig verder
aandoeningen moeten worden
voorschriften uitschrijven voor
behandeld, die zij anders niet
menopauzale hormoontherapie, en
eens zouden opgelopen
dat ze van plan zijn dit gewoon
hebben." (ref 4)
verder te blijven doen… Minder dan 25 % van de gynecologen
Risico 5 Wij besluiten met Senator Dr. Patrick Vankrunkelsven: "Overgangspillen alleen als het echt niet anders kan" en "Er moet zo snel mogelijk een aanbeveling komen naar de artsen toe. Geneesheren die de gevaren ervan nu nog proberen te vergoelijken, zijn bijna misdadig bezig."
stelde spontaan voor de (C)HRT te stoppen, zelfs na 11 jaar gebruik… (ref 35) In dit geval is er maar een oplossing: neem uw gezondheid in eigen handen, en raadpleeg een andere, orthomoleculair geschoolde, arts!
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
191
Farma nieuws Referenties 1.
BERAL V. MILLION WOMEN
COLLABORATORS. BREAST CANCER AND HORMONE REPLACEMENT THERAPY IN THE MILLION WOMEN STUDY. LANCET 2003 AUG 9;362(9382):419-27. 2. HUMPHRIES KH, GILL S. RISKS AND BENEFITS OF HORMONE REPLACEMENT THERAPY: THE EVIDENCE SPEAKS. CMAJ 2003;168(8):1001-10. 3. LYNNE MC TAGGART. HORMOONVERVANGINGSTHERAPIE (HRT). MEDISCH DOSSIER; JAARGANG 4, NR 10, 2002. 4. MARKHAM (ON). IMPORTANT SAFETY INFORMATION ON ESTROGEN PLUS PROGESTERONE. WYETH CANADA; 2003 MAY 28 5. LI CI ET AL. RELATIONSHIP BETWEEN LONG DURATIONS AND DIFFERENT REGIMENS OF HORMONE THERAPY AND RISK OF BREAST CANCER. JAMA 2003 JUN 25;289(24):3254-63. 6. CHLEBOWSKI RT ET AL. INFLUENCE OF ESTROGEN PLUS PROGESTIN ON BREAST CANCER AND MAMMOGRAPHY IN HEALTHY POSTMENOPAUSAL WOMEN: THE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE RANDOMIZED TRIAL. JAMA 2003 JUN 25;289(24):3243-53. 7. GAYET A. ET AL. DOES HORMONE REPLACEMENT THERAPY INCREASE THE FREQUENCY OF BREAST ATYPICAL HYPERPLASIA IN POSTMENOPAUSAL WOMEN? EUR J CANCER 2003 AUG;39(12):1738-45. 8. DAVID M. HERRINGTON, M.D., M.H.S., AND TIMOTHY D. HOWARD, PH.D. FROM PRESUMED BENEFIT TO POTENTIAL HARM — HORMONE THERAPY AND HEART DISEASE VOLUME 349:519-521 AUGUST 7, 2003 NUMBER 6. 9. GILBERT L, BURRY K, CAIN JM. ESTROGEN REPLACEMENT THERAPY AND RISK OF OVARIAN CANCER IN POSTMENOPAUSAL WOMEN. JAMA. 2002 NOV 27;288(3) :334-41. EN (20):2538. 10. RODRIGUEZ C ET AL. ESTROGEN REPLACEMENT THERAPY AND OVARIAN CANCER MORTALITY IN A LARGE PROSPECTIVE STUDY OF US WOMEN. JAMA. 2001 MAR 21;285(11):1460-5. 11. WRITING GROUP FOR THE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE INVESTIGATORS. RISKS STUDY
AND BENEFITS OF ESTROGEN PLUS PROGESTIN IN HEALTHY POSTMENOPAUSAL WOMEN: PRINCIPAL RESULTS
FROM THE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE RANDOMIZED JAMA 2002;288:321-33. 12. MCDONOUGH PG. THE RANDOMIZED WORLD IS NOT WITHOUT ITS IMPERFECTIONS: REFLECTIONS ON THE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE STUDY. FERTIL STERIL. 2002 NOV;78(5):1258. 13. ANDERSON GL, JUDD HL, KAUNITZ AM, BARAD DH, BERESFORD SA, PETTINGER M, LIU J, MCNEELEY SG, LOPEZ AM; WOMEN'S HEALTH INITIATIVE INVESTIGATORS. EFFECTS OF ESTROGEN PLUS PROGESTIN ON GYNECOLOGIC CANCERS AND ASSOCIATED DIAGNOSTIC PROCEDURES: THE WOMEN'S HEALTH INITIATIVE RANDOMIZED TRIAL. JAMA. 2003 OCT 1;290(13):1739-48. 14. OLSSON HL, INGVAR C, BLADSTROM A. HORMONE REPLACEMENT THERAPY CONCONTROLLED TRIAL.
TAINING PROGESTINS AND GIVEN CONTINUOUSLY INCREASES BREAST CARCINOMA RISK IN SWEDEN. CANCER. 2003 MAR 15;97(6):1387-92. 15. MANJER J, JOHANSSON R, BERGLUND G, JANZON L, KAAKS R, AGREN A, LENNER P. POSTMENOPAUSAL BREAST CANCER RISK IN RELATION TO SEX STEROID HORMONES, PROLACTIN AND SHBG (SWEDEN). CANCER CAUSES CONTROL. 2003 SEP;14(7):599-607. 16. JERNSTROM H, BENDAHL PO, LIDFELDT J, NERBRAND C, AGARDH CD, SAMSIOE G. A PROSPECTIVE STUDY OF DIFFERENT TYPES OF HORMONE REPLACEMENT THERAPY USE AND THE RISK OF SUBSEQUENT BREAST CANCER: THE WOMEN'S HEALTH IN THE LUND AREA (WHILA) STUDY (SWEDEN). CANCER CAUSES CONTROL. 2003 SEP;14(7):673-80. 17. CARPENTER CL ET AL. EFFECT OF FAMILY HISTORY, OBESITY AND EXERCISE ON BREAST CANCER RISK AMONG POSTMENOPAUSAL WOMEN. INT J CANCER 2003 AUG 10;106(1):96-102.
18. VERKOOIJEN HM ET AL. IMPORTANT INCREASE OF INVASIVE LOBULAR BREAST CANCER INCIDENCE IN GENEVA, SWITSERLAND. INT J CANCER. 2003 MAY 10;104(6):778-81. 19. LI CL ET AL. TRENDS IN INCIDENCE RATES OF LOBULAR AND DUCTAL BREAST CARCINOMA. JAMA. 2003 MAR 19;289(11):1421-4. 20. DALING JR ET AL. RELATION OF REGIMENS OF COMBINED HORMONE REPLACEMENT THERAPY TO LOBULAR, DUCTAL, AND OTHER HISTOLOGIC TYPES OF BREAST CARCINOMA. CANCER. 2002 DEC 15;95(12):2455-64. 21. LI CL ET AL. CHANGING INCIDENCE OF LOBULAR CARCINOMA IN SITU OF THE BREAST. BREAST CANCER RES TREAT. 2002 OCT;75(3):259-68. 22. BECK P ET AL. STATIN USE AND THE RISK OF BREAST CANCER. J CLIN EPIDEMIOL 2003 MAR;56(3) :280-5. 23. MANSON JE ET AL. WOMEN'S HEALTH INITIATIVE INVESTIGATORS. ESTROGEN PLUS PROGESTIN AND THE RISK OF CORONARY HEART DISEASE. N ENGL J MED. 2003 AUG 7;349(6):523-34. 24. JOHN BAILAR, M.D., PH.D. HORMONE-REPLACEMENT THERAPY AND CARDIOVASCULAR DISEASES. VOLUME 349:521-522 AUGUST 7, 2003 NUMBER 6 25. LOKKEGAARD E, JOVANOVIC Z, HEITMANN BL, KEIDING N, OTTESEN B, HUNDRUP YA, OBEL EB, PEDERSEN AT. INCREASED RISK OF STROKE IN HYPERTENSIVE WOMEN USING HORMONE THERAPY: ANALYSES BASED ON THE DANISH NURSE STUDY. ARCH NEUROL. 2003 OCT;60(10):1379-84. 26. VESTERGAARD P HERMANN AP, STILGREN L, TOFTENG CL, SORENSEN OH, EIKEN P, NIELSEN SP, MOSEKILDE L. EFFECTS OF 5 YEARS OF HORMONAL REPLACEMENT THERAPY ON MENOPAUSAL SYMPTOMS AND BLOOD PRESSURE-A RANDOMIZED CONTROLLED STUDY. MATURITAS 2003 OCT 20;(2):123-32. 27. SHAH SH, ALEXANDER KP. HORMONE REPLACEMENT THERAPY FOR PRIMARY AND SECONDARY PREVENTION OF HEART DISEASE. CURR TREAT OPTIONS CARDIOVASC MED. 2003 FEB;5(1):25-33. 28. RAPP SR, ESPELAND MA, SHUMAKER SA, HENDERSON VW, BRUNNER RL, MANSON JE, ET AL. EFFECT OF ESTROGEN PLUS PROGESTIN ON GLOBAL COGNITIVE FUNCTION IN POSTMENOPAUSAL WOMEN. THE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE MEMORY STUDY: A RANDOMIZED CONTROLLED TRIAL. JAMA 2003;289:2663-72. 29. ERIC WOOLTORTON. COMBINATION HORMONE REPLACEMENT THERAPY AND DEMENTIA. CMAJ O JULY 22, 2003; 169 (2) 30. SHUMAKER SA, LEGAULT C, RAPP SR, THAL L, WALLACE RB, OCKENE JK, ET AL. ESTROGEN PLUS PROGESTIN AND THE INCIDENCE OF DEMENTIA AND MILD COGNITIVE IMPAIRMENT IN POSTMENOPAUSAL WOMEN: THE WOMEN’S HEALTH INITIATIVE MEMORY STUDY: A RANDOMIZED CONTROLLED TRIAL. JAMA 2003;289:2651-62. 31. CANADIAN STUDY OF HEALTH AND AGING WORKING GROUP. CANADIAN STUDY OF HEALTH AND AGING: STUDY METHODS AND PREVALENCE OF DEMENTIA. CMAJ 1994;150(6):899-913. 32. LOKKEGAARD E, SECHER NJ. NO PROTECTIVE EFFECT OF POSTMENOPAUSAL HORMONE REPLACEMENT THERAPY ON DEMENTIA. UGESKR LAEGER. 2003 OCT 20;165(43):4125-6. 33. MILLER KJ. THE OTHER SIDE OF ESTROGEN REPLACEMENT THERAPY: OUTCOME STUDY RESULTS OF MOOD IMPROVEMENT IN ESTROGEN USERS AND NONUSERS. CURR PSYCHIATRY REP. 2003 DEC;5(6):439-44. 34. FRIED G. PROGESTERONE+ESTROGEN INCREASED THE RISK OF DEMENTIA IN POSTMENOPAUSAL WOMEN. SURPRISING RESULTS OF THE WHIM STUDY. LAKARTIDNINGEN. 2003 SEP 4;100(36):2742-3 35. ENA G, ROZENBERG S. ISSUES TO DEBATE ON THE WOMEN'S HEALTH INITIATIVE (WHI) STUDY. PRESCRIPTION ATTITUDES AMONG BELGIAN GYNAECOLOGISTS AFTER PREMATURE DISCONTINUATION OF THE WHI STUDY. HUM REPROD. 2003 NOV;18(11):2245-8.
Seminarie 4 mei 2004 Dinsdagavond van 19 u tot 23 u Hoe de “Voedingsdriehoek Faché” in de praktijk toepassen ? De 15 voedingsgroepen zo gemakkelijk mogelijk, snel en goedkoop in het dagelijks leefpatroon integreren. Kan een snelle hap ook gezond zijn ? Een uitgebreide nutriënten analyse moet duidelijk maken dat in volwaardige biologische voeding nog heel wat marginale voedingstekorten aanwezig zijn. Hoe dit probleem preventief orthomoleculair oplossen ? Voorstelling van de nieuwe voedingsaanvullingen driehoek, met de cruciale supplementen aanbevelingen ter preventie van de degeneratieziekten.
Waar ? Congreszaal Larenhoeve, Kerkstraat 101-103, B-9270 Laarne Bijdrage : € 30 met de volledige nieuwe monografie en supplementendriehoek Reservatie : is noodzakelijk : Tel. 09 369 06 42 of Fax 09 366 18 38 E-mail:
[email protected]
192
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
Orthomoleculaire nutriceutica
OSTEOARTRITIS BESTRIJDEN MET INNOVATIEF TIME-RELEASED PRODUCT. GLUCOSAMINE
EN
CHONDROÏTINE MET EEN CONSTANTE AFGIFTE Dirk Bogaert en Walter OM Faché.
D
e voedingsaanvullingen glucosamine en chondroïtine helpen de pijn en de stijfheid bij osteoartritispatiënten te verminderen (1,2,3,4). Dat blijkt uit een groot aantal wetenschappelijke studies. Glucosamine en chondroïtine hebben géén neveneffecten. Pijnstillers en ontstekingswerende medicijnen genezen de ziekte niet. Glucosamine en chondroïtine zijn tot op heden de enige natuurlijke producten die dit wel kunnen doen (Bron: Journal of the American Medical Association).
Meer dan 155 miljoen mensen met osteoartritis in Europa.
Dertig tot tachtig procent van de mensen kampen met osteoartritis
In de Europese Unie leven er meer dan 155 miljoen mensen met osteoartritis. Twee op de drie zijn vrouwen. Tot voor kort waren alleen pijnstillers en ontstekingswerende medicijnen in staat de patiënten te helpen om de symptomen van de ziekte te onderdrukken. In de orthomoleculaire geneeskunde bestaat er een natuurlijke remedie om de pijnlijke aandoening langzaam maar zeker te behandelen. Een voedingsaanvulling bestaande uit de twee lichaamseigen stoffen glucosamine en chondroïtine kan voor minder pijn, meer beweeglijkheid en een hogere levenskwaliteit zorgen.
Letterlijk betekent osteoartritis ontsteking van overbelaste gewrichten. Deze term staat voor een honderdtal verschillende reumatische, pijnlijke ziektesymptomen die allemaal te maken hebben met gewrichten, pezen, ligamenten en spieren. In de volksmond noemt men het de slijtage van de gewrichten door ouderdom. Vrijwel iedereen wordt vroeg of laat met artritis geconfronteerd. Ruim dertig procent van de mensen onder 65 jaar krijgt gewrichtsproblemen. Boven deze leeftijd loopt dat snel op tot maar liefst zestig tot tachtig procent. Om die reden alleen al is het goed dat een
voedingsaanvulling kan helpen om de stijfheid en pijnklachten te elimineren. Erfelijkheid, een zwak immuunsysteem, overgewicht en vooral het verlies van de mogelijkheid om voldoende glucosamine te synthetiseren zijn de voornaamste oorzaken van osteoartritis. Tot ons dertigste levensjaar produceert het menselijke lichaam zelf voldoende basisstoffen glucosamine en chondroïtine - om onze gewrichten gezond, sterk en soepel te houden. Daarna vermindert de eigen productie door een deficiënte aanvoer van de precursors en de activiteitsvermindering van de enzymen door het ouder worden. Stijfheid en een pijngevoel in de handen, de heupen, de knie of de enkels zijn de meest voorkomende eerste symptomen van osteoartritis.
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
205
Orthomoleculaire nutriceutica Deze klachten kunnen ook in de rug of de hals optreden. Men moet zich dan wel eerst afvragen of men voldoende beweegt…
De huidige klassieke behandelingsmethoden nog nooit echt bewezen. De traditionele behandelingsmethode bij osteoartritis bestaat uit pijnbestrijding met aspirine (een NSAID medicijn) en andere analgetica (15). De ontstekingen worden bestreden met antibiotica en - in erge gevallen – cortisone (een corticosteroïd) of met de langzaam werkende middelen (Disease Modifying Anti Rheumatic Drugs of DMARD genoemd). Deze klassieke behandelingen genezen artritis niet. Daarom moet ze levenslang worden verder gezet. Door het lange gebruik van de pijnstillers en ontstekingswerende middelen, krijgen veel mensen last van spijsverteringsklachten: 20% risico op maagzweren, 50% maagslijmvlies beschadiging. De Food and Drug Administration in de VS schat het aantal complicaties door het gebruik op jaarlijks 2 tot 4% (Ref. Arch intern Med 1993;153:2411), nl regelmatig problemen met de nieren, de lever, de bloeddruk en overgevoeligheidsreacties, die tot astmatische klachten kunnen leiden. Dit heeft tot gevolg dat mensen met osteoartritis de voorgeschreven medicatie moeilijk volhouden, zodat de pijnklachten snel terugkeren en verergeren.
Het voordeel van echte reumamiddelen is bij de meeste gewrichtsklachten nooit werkelijk bewezen. (Lancet 1993; 341:353) Een aantal pijnstillers en antibiotica kan bovendien de aanmaak van lichaamseigen glucosamine en chondroïtine blokkeren.
Een orthomoleculaire aanpak met lichaamseigen stoffen. Het dagelijks gebruik van glucosamine- en chondroïtinesulfaat levert geen nevenwerkingen op voor de patiënten met osteoartritis. Zelfs mensen met maagklachten hebben er geen problemen mee. Het komt er vooral op aan de juiste dosering van de ingrediënten te gebruiken in combinatie met een goed afgiftesysteem. Op de wereldmarkt zijn honderden aanbieders van glucosamine en chondroïtine actief. Een optimaal product voor mensen zonder overgewicht bevat per tablet of capsule 500 milligram honderd procent glucosaminesulfaat en 400 milligram chondroïtinesulfaat (5,6,7,13,14). Studies laten zien dat, wanneer men begint, een inname van drie capsules of tabletten per dag een therapeutisch effect kan hebben. Zwaarlijvige mensen hebben meer nodig. Na ongeveer 6 tot 8 weken kan worden volstaan met twee tabletten.
Helaas is er nooit genoeg geld te vinden om eens een behoorlijk onderzoek te doen naar het terugdringen van het voorschrijven en gebruik van NSAID’s in situaties waarin dat niet echt noodzakelijk is. Het lijkt wel alsof er alleen maar geld te vinden is voor onderzoeken waarvan de resultaten op een of andere manier bruikbaar zijn voor de producenten van geneesmiddelen.
206
Glucosamine maakt deel uit van de uiterst belangrijke klasse van macromoleculen, de glucosaminoglycanen (GAG) die van nature overal in het lichaam in grote hoeveelheden aanwezig zijn. Glucosaminesulfaat wordt gevormd in het lichaam uit glucose, via een aminatie met glutamine en een sulfatering. Dagelijkse volwaardige voeding kan eveneens de precursoren en glucosaminesulfaat aanbrengen. De glucosaminoglycanen zijn noodzakelijk voor de vorming en het behoud van een optimaal bindweefsel waaruit de ligamenten, kraakbeen, pezen, werveltussenschijven en botweefsel worden aangemaakt. Deze glucosamineglycanen zijn het weefselraamwerk waarop het collageen wordt gemoduleerd. Glucosamine is aldus een precursor van de GAG’s en komt in hoge concentraties voor in bind-, kraak- en botweefsel. Glucosamine is ook de belangrijkste bouwsteen van hyaluronzuur. Glucosamine lijmt het hyaluronzuur aan elkaar. Hyaluronzuur heeft unieke eigenschappen: smeermiddel van de gewrichten en schokdempend. Het speelt een belangrijke rol in de synoviale vloeistof van gewrichten, glasachtig lichaam van de ogen, de huid en de navelstreng.
Zonder Glucosamine is er geen smering van de gewrichten, waardoor bewegen pijn gaat doen en de gewrichten slijten.
Doses is afhankelijk van lichaamsgewicht.
Gewicht Conclusies:
glucosaminesulfaat
minder dan 55 kg tussen 55 kg en 90 kg meer dan 90 kg
Dosis 1000 mg glucosaminesulfaat 800 mg chondroïtinesulfaat 1500 mg glucosaminesulfaat 1200 mg chondroïtinesulfaat 2000 mg glucosaminesulfaat 1600 mg chondroïtinesulfaat
1. Dosis aanpassen volgens de pijn en de graad van functieverlies van het gewricht. 2. Dosis verdelen over 2 à 4 dosissen samen met de voeding innemen. 3. Synergisme met ander stoffen verhoogt de effectiviteit! Vit C 500 à 4000 mg, Si (Biosil) 7 dr 1 à 3 maal per dag en Mn 15 à 50 mg/d en de essentiële vetzuren. REF.: BUCCI, L.R. NUTRITION APPLIED TO INJURY REHABILITATION AND SPORTS MEDICINE. BOCA RATON : CRC PRESS P 140-149, EN P 95-102, 1994.
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
Orthomoleculaire nutriceutica chondroïtinesulfaat Chondroïtinesulfaat heeft een vergelijkbare werking als glucosaminesulfaat en remt daarnaast de werking van een bepaald enzym, die mede verantwoordelijk is voor een versnelde afbraak van gewrichtskraakbeen. Extra aanbod van glucosamine- en chondroïtinesulfaten stuurt de aanmaak van de grote kraakbeenmoleculen, de proteoglycanen genoemd. Bij het ouder worden verminderen zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de proteoglycanen in het lichaam. Chondroïtinesulfaat is het best te vergelijken met vloeibare magneten. Het zuigt als het ware een waterachtige substantie naar de gewrichten en de wervels. In dit water zitten voedseldeeltjes om het kraakbeen te voeden. De vloeistof fungeert tevens als een sponsachtige schokdemper. Mensen, die via hun eigen lichaam niet voldoende glucosamine en chondroïtine zelf aanmaken, hebben een grotere kans om osteoartritispatiënt te worden.
Een breedspectrum werkingsmechanisme. Kraakbeen is een stevig, glad en vochtig weefsel, dat het uiteinde van bot bedekt in het gewricht. Het heeft speciale eigenschappen als schok- en glijweefsel, waardoor wrijving in een gewricht laag is. Het kraakbeen wordt gevormd en onderhouden door gespecialiseerde cellen, chondrocyten. Slechts vijf procent van het kraakbeen bestaat uit deze cellen. De overige 95 procent van het kraakbeen bestaat uit een matrix een soort gel. Deze matrix bestaat voornamelijk uit water en een aantal componenten zoals collageen, eiwitten en lange ketens van aan elkaar gekoppelde suikermoleculen, de zogenaamde glycosamineglycanen (GAG’s). De chondrocyten maken permanent de basisbestanddelen van de matrix. Als de kraakbeenmatrix beschadigd raakt, neemt de lengte van de GAG’s af, evenals hun binding aan andere strengen zoals collageen. Hierdoor kan er minder water in het kraakbeen vastgehouden worden, waardoor het minder goed functioneert als schok-
demper en minder voedingsstoffen toegevoerd krijgt. Het kan nog sneller beschadigd worden, waardoor GAG’s gaan weglekken. Hierdoor gaat de kraakbeenkwaliteit nog meer achteruit en wordt de toestand van het kraakbeen steeds slechter. Chronische overbelasting van gewrichten, gebruik van bepaalde pijnstillers, veroudering of een ongeval versnellen de afname van de kwaliteit van de kraakbeenmatrix.
triënten in de voeding. De lange ketens van suikers in chondroïtinesulfaat (10.000 moleculen per proteoglycaanmolecule) helpen chondroïtine water aantrekken in de proteoglycanenstructuur om een super waterretentie te onderhouden. Dit water werkt als een sponsachtige schokdemper in het kraakbeen!
Studies Glucosamine en chondroïtine zijn orthomoleculaire stoffen waarmee men kraakbeen kan beschermen tegen degeneratie of weer kan regenereren als beschadiging is opgetreden. Het is aangetoond dat door de inname van glucosamine de cellen meer GAG’s gaan produceren waardoor de kraakbeenmatrix zich herstelt (8,9, 11,12). Ook staat vast dat de productie van hyaluronzuur toeneemt, wat gunstig is voor de smering van het gewricht. Chondroïtinesulfaat komt ook veel in GAG’s voor en is dus even belangrijk voor een goede kraakbeenmatrix. Deze stof speelt een rol bij het binden van de GAG’s aan collageenvezels. De stevigheid van het kraakbeen wordt er mee door bepaald. Glucosaminesulfaat wordt zowel uit de voeding als uit een voedingsaanvulling via de darm zeer vlot in de bloedbaan opgenomen (98%) en bereikt het gewricht via het synoviaal vocht (18). Het is dan ook heel belangrijk dat deze passieve diffusie door beweging of massage van het lymfestelsel wordt ondersteund. De veel grotere chondroïtinesulfaat molecule bezit een veel kleinere biovalabiliteit en wordt slechts voor maximaal 8% geabsorbeerd. (19) Doch het niet opgenomen chondroïtinesulfaat wordt deels gefragmenteerd en gedesulfeerd in de darm, waar het een orthobiotisch effect bezit. Alle glucosamineglycanen moleculen en in het bijzonder chondroïtinesulfaat beschermen de receptoren op de mucosa van de darm tegen allerlei parasieten en stimuleren de biovalabiliteit en de opname van de nu-
Een recent grootschalig, drie jaar durend onderzoek bevestigt de positieve werking van glucosamine bij osteoartritis van de knie. 212 mensen met deze aandoening kregen 1500 mg glucosaminesulfaat per dag of een placebo. Na één en na drie jaar werd de vernauwing van de gewrichtsspleet van het kniegewricht gemeten. De 106 patiënten die de placebo kregen, vertoonden verdere vernauwing van de gewrichtsspleet in het kniegewricht. Dit was niet het geval bij de patiënten die de glucosamine kregen. De pijn- en stijfheidsymptomen verergerden bij de proefpersonen die een placebo kregen, terwijl er in de glucosaminegroep verbetering optrad. (Ref. The Lancet 2001; 357: 251-56)
In 2000 werd in de Journal of the American Medical Association een zogenaamde meta-analyse gepresenteerd over de effectiviteit van glucosamine en chondroïtine bij de behandeling van osteoartritis. Bij een meta-analyse worden resultaten van eerder gepubliceerde onderzoeken met elkaar gecombineerd. Men vond 37 onderzoeken waarvan er 15 aan de klinische criteria voldeden en in aanmerking kwamen voor de meta-analyse. De mate van werkzaamheid van glucosamine en chondroïtine bij het bestrijden van de symptomen van osteoartritis werd berekend ten opzichte van de placebo, waarbij het cijfer 0,2 een kleine, 0,5 een behoorlijke en 0,8 een grote werkzaamheid aangaf. Bij glucosamine kwam men tot het cijfer 0,44 en bij chondroïtine tot 0,78. (Ref. JAMA. 2000;283:1469-1475)
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
207
Orthomoleculaire nutriceutica
Optimale resultaten met nieuw, gepatenteerd controlled delivery system (CDT) Er zijn zeer veel verschillende glucosamine en chondroïtine preparaten op de markt. Ze beschikken niet allemaal over dezelfde afgiftekwaliteiten. Optimaal werkende glucosamine en chondroïtine supplementen hebben twee essentiële eigenschappen. De samenstelling per tablet heeft bij voorkeur een verhouding van 500 milligram zuivere glucosamine- en 400 milligram chondroïtinesulfaat. De manier waarop de werkzame stoffen in het lichaam worden vrijgegeven gebeurt optimaal via een gepatenteerd natuurlijk controlled delivery system dat een ‘self correcting matrix style technology’ gebruikt. Waar conventionele supplementen zorgen voor snelle afgifte van ongeveer drie uur van deze twee stoffen (en dus ook weer snel hun werking verliezen), heeft de combinatie van glucosamine en chondroïtine met een matrix van natuurlijke stoffen een constante afgifte van twaalf uur. Deze vorm van suppletie hoeft dus maar één keer per dag te worden ingenomen. Het duurt ongeveer zevenentwintig uur voordat de ingenomen hoeveelheid uit de bloedbaan verdwenen is.
Dagdosis tijdens studies
208
Glucosamine/Chondroïtine 12 uur CDT - Glucosamine afgifte
snelheid waarmee glucosamine en chondroïtine de osteoartritis symptomen wegnemen, hangt immers af van het stadium van de aandoening. Mensen die nog niet zo lang over pijnlijke gewrichten klagen, bereiken al na vier weken inname een goed resultaat. Patiënten die aan een meer gevorderde vorm van osteoartritis lijden, doen er goed aan acht weken glucosamine en chondroïtine in hun lichaam op te bouwen om hetzelfde resultaat te bereiken. Het voordeel van deze natuurlijke stoffen is dat men tijdens de opbouwfase pijnstillers kan blijven gebruiken. Uit de onderzoeken blijkt dat hoe langer patiënten glucosamine en chondroïtine innemen, hoe minder ze geneigd zijn om nog analgetica te gebruiken. In ernstige gevallen van osteoartritis wordt de dagdosis glucosamine en chondroïtine van 1500 milligram verdubbeld tot 3000 milligram.
Zowel ‘The Lancet’ en de ‘Journal of the American Medical Association’ spreken in hun gepubliceerde studies over een dagdosis van 1500 mg glucosamine en 1200 mg chondroïtine.
Voor wie is glucosamine en chondroïtine geschikt?
Gedurende de eerste vier weken kunnen in beperkte mate nog pijnstillers gebruikt worden. De
■ Voor iedereen die met osteoartritis geconfronteerd wordt.
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
■ Iedere 40-plusser die preventief wil handelen tegen gewrichtspijn. ■ Sportmensen die hun gewrichten ook op jonge leeftijd belasten.
Toxiciteit en nevenwerkingen Tijdens de studies werden er geen nevenwerkingen vastgesteld bij het gebruik van glucosamine en chondroïtine. Zelfs mensen met maagklachten hadden nauwelijks problemen met de supplementen. De enige uitzondering hierop vormen mensen met een maagzweer; zij kunnen bijwerkingen krijgen (16). De beste oplossing is dan om de glucosamine en chondroïtine tijdens of vlak nà het eten in te nemen. Mensen die diuretica nemen, kunnen een verminderde biobeschikbaarheid ervaren van de combinatie glucosamine en chondroïtine (17). Verder werden er tot op heden ook geen interacties met bestaande medicijnen vastgesteld. De conclusie is dat glucosamine en chondroïtine een goede aanvulling kunnen zijn bij problemen met de gewrichten. Omdat de halfwaarde tijd van beide stoffen kort is, lijkt de toevoeging van een controlled delivery technology een juiste oplossing om een therapeutisch effect te krijgen.
Orthomoleculaire nutriceutica REFERENTIES:
GLUCOSAMINE AND CHONDROITIN FOR OSTEOARTHRITIS.
01. ALTERNATIVE THERAPIES FOR TRADITIONAL DISEASE STATES: OSTEOARTHRITIS. AM FAM PHYSICIAN. 2003 JAN 15;67(2):339-44. REVIEW. 02. USE OF GLUCOSAMINE AND CHON-
NURSE PRACT. 2001 JUN;26(6):44-6, 49-52. REVIEW. 08. GAG FOR OSTEOARTHRITIS OF THE KNEE—A PROSPECTIVE STUDY HAREFUAH. 2000 MAR 15;138(6):4513, 518. 09. GLUCOSAMINE SULFATE FOR OSTEOARTHRITIS. ANN PHARMACOTHER. 1998 MAY;32(5):580-7. 10. THE INCREASING NEED FOR NONOP-
MAY;25(2):379-95. 14. GLUCOSAMINE, AND
MANGANESE
CHONDROITIN,
ASCORBATE
FOR
DEGENERATIVE JOINT DISEASE OF THE KNEE OR LOW BACK: A RANDOMIZED, DOUBLE-BLIND, PLACEBO-CONTROLLED
ALTERN MED REV. 1998 FEB;3(1):27-39. REVIEW. 05. IN VIVO CHONDROPROTECTION AND
WEIGHT SODIUM CHONDROITIN SULFATE
STUDY. MIL. MED. 1999 FEB;164(2):85-91 15. GLUCOSAMINE THERAPY COMPARED TO IBUPROFEN FOR JOINT PAIN. BR J COMMUNITY NURS. 2002 MAR;7(3):148-52. 16. TAPADINHAS M ET AL. ORAL GLUCOSAMINE SULPHATE IN THE MANAGEMENT OF ARTHROSIS: REPORT ON A MULTI-CENTRE OPEN INVESTIGATION IN PORTUGAL. PHARMATHERAPEUTICA 1982;3:157-168. 17. KELLY G. THE ROLE OF GLU-
AND MANGANESE ASCORBATE IN THE
COSAMINE SULPHATE AND CHONDROITIN
MANAGEMENT OF KNEE OSTEOARTHRI-
SULFATES IN THE TREATMENT OF DEGEN-
METABOLIC SYNERGY OF GLUCOSAMINE
TIS.
ERATIVE JOINT DISEASE. ALT. MED. REV. 1998:3:27-39. I, ET AL. 18. SETNIKAR PHARMACOKINETICS OF GLUCOSAMINE IN MAN. ARZNEIM FORSCH 43(10); 1109-13, 1993. 19. MORRISON M. THERAPEUTIC APPLICATIONS OF CHONDROITIN-4-SULFATE, APPRAISAL OF BIOLOGIC PROPERTIES. FOLIA ANGIOL 25: 225-32, 1977.
DROITIN SULFATE IN THE MANAGEMENT OF
OSTEOARTHRITIS.
ORTHOP SURG. APR;9(2):71-8. 03. GLUCOSAMINE SULFATES
IN
J AM ACAD 2001 MAR-
AND CHONDROITIN
THE
OF
ERATIVE TREATMENT OF PATIENTS WITH
PROG DRUG RES. 2000;55:81-103. REVIEW. 04. THE ROLE OF GLUCOSAMINE SUL-
OSTEOARTHRITIS. CLIN ORTHOP. 2001 APR;(385):36-45. 11. EFFICACY OF A COMBINATION OF FCHG49 GLUCOSAMINE HYDROCHLORIDE, TRH122 LOW MOLECULAR
OSTEOARTHRITIS:
TREATMENT SURVEY.
A
FATE AND CHONDROITIN SULFATES IN THE
TREATMENT
OF
DEGENERATIVE
JOINT DISEASE.
AND CHONDROITIN SULFATE.
CLIN. ORTHOP. 2000 DEC;(381):22940. 06. THE EFFECTS OF GLUCOSAMINE AND
CHONDROITIN
SULFATE
ON
TMJ: A PRELIMINARY REPORT OF 50 PATIENTS. CRANIO. 1998 OCT;16(4):230-5. 07. DETERMINING THE EFFICACY OF OSTEOARTHRITIS OF THE
OSTEOARTHRITIS CARTILAGE. 2000 SEP;8(5):343-50. 12. GLUCOSAMINE IN THE TREATMENT OF OSTEOARTHRITIS. RHEUM DIS CLIN NORTH AM. 2000 FEB;26(1):1-11 13. NUTRACEUTICALS AS THERAPEUTIC AGENTS IN OSTEOARTHRITIS. THE ROLE OF GLUCOSAMINE, CHONDROITIN SULFATE, AND COLLAGEN HYDROLYSATE. RHEUM DIS CLIN NORTH AM. 1999
PILOT
Exprescursus 1e jaar
Orthomoleculaire Geneeskunde op donderdag 25 en vrijdag 26 maart 2004 te Laarne Congreszaal Larenhoeve Kerkstraat 101, 9270 Laarne
25
orthomoleculaire practische topics uit de mondelinge cursus van het eerste jaar. Voor artsen, apothekers, academici, osteopaten, paramedici, therapeuten, landbouwingenieurs, voedingsdeskundigen en andere geïnteresseerden. Snelle inschrijvers vóór 15 maart krijgen 10% korting Inschrijvingen en Info : Secretariaat VIOW, Kerkstraat 101, 9270 Laarne Tel. 09 369 06 42 - Fax 09 366 18 38 - E-mail:
[email protected] Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
209
Hoofdartikel orthomoleculair
PRIKKELBARE EEN
DARMSYNDROOM
FUNCTIONELE DARMSTOORNIS MET
EEN GOEDE PROGNOSE Sofie Noppe.
K
enmerkend voor het prikkelbare darmsyndroom of “irritable bowel syndrome” (IBS) (vroeger spastisch colon genoemd) is het optreden van helse buikpijn, diarree of constipatie zonder organische of biochemische oorzaak. De klachten vormen vaak een aanval op de levenskwaliteit van de patiënten en jagen door een hoger aantal consultaties en de toename van het ziekteverzuim onverbiddelijk de kosten voor de sociale zekerheid de hoogte in. Juist daarom wekt het prikkelbare darmsyndroom meer en meer de interesse van clinici, onderzoekers, de farmaceutische industrie,…. Naar de precieze oorzaak van deze functionele darmstoornis tasten wetenschappers nog steeds in het duister. Genetische factoren, infecties, ontstekingen van het darmslijmvlies, een verstoorde verwerking van perifere (pijn)signalen in de hersenen zijn onderliggende mechanismen die het heterogeen karakter van de aandoening proberen te verklaren. Het belang van elk van deze mechanismen verschilt echter van patiënt tot patiënt. De behandeling is dan ook gericht op het individu en berust op het verlichten van het meest uitgesproken of meest ergerlijke symptoom.
210
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
Wanneer is er sprake van het prikkelbare darmsyndroom? Darmklachten worden frequent gerapporteerd: 60 tot 70% van de Westerse bevolking heeft wel eens last van één of andere vorm van chronische darmongemakken. Alhoewel het prikkelbare darmsyndroom
duidelijk gekenmerkt wordt door chronische darmongemakken, bedraagt de prevalentie slechts tussen 3 en 22% (1). De helft van de patiënten is jonger dan 35 jaar wanneer de diagnose gesteld wordt en nog eens 40% bevindt zich in de leeftijdscategorie tussen 35 en 50 jaar (2). Vrouwen (70%) worden meer getroffen door deze aandoening dan mannen (2, 3). De diagnose wordt bekomen door uitsluiting van organische ziekten met
Tabel 1. Rome-II-criteria bij het prikkelbare darmsyndroom De pijn of het ongemak moet het voorbije jaar gedurende 12 (niet opeenvolgende) weken zijn voorgekomen met minstens twee van volgende symptomen: • Klachten worden verlicht bij het ontlasten • Zachtere of meer frequente stoelgang • Hardere of minder frequente stoelgang
Met volgende bijkomende symptomen: • Abnormale stoelgangfrequentie (> 3 maal per dag en < 3 maal per week) • Abnormale ontlasting (extra hard, losgebonden of waterig) • Abnormale ontlastingspassage (persen tijdens de ontlasting, gevoel van hoogdringendheid (naar het toilet moeten lopen), gevoel van onvolledige lediging) • Slijmverlies bij de stoelgang • Opgeblazen gevoel in de buik of het gevoel dat de buik is opgezet
Tabel 2. Alarmsignalen die eerder wijzen op een dringend te behandelen organische oorzaak dan wel op het prikkelbare darmsyndroom • • • • • • • • •
Patiënt is ouder dan 50 jaar wanneer de ongemakken voor het eerst optreden Verandering in pijnpatroon Nachtelijke symptomen (pijn, diaree) Plots optredende pijn Dagelijks aanhoudende diarree Rectaal bloedverlies of een aanwijzing van bloedarmoede Onverklaarbaar gewichtsverlies Herhaaldelijk braken Persoonlijke of familiale voorgeschiedenis van colonkanker, colonpolipose of inflammatoir darmlijden • Koorts • Achteruitgang van de algemene toestand
Hoofdartikel orthomoleculair een gelijkaardig klachtenpatroon (gastro-intestinale tumor, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa, infectieuze gastro-enteritis, endometriose, enz.). Als hulpmiddel voor clinici werden in 1999 de Rome-II-criteria opgesteld waaraan patiënten moeten voldoen om te beantwoorden aan het prikkelbare darmsyndroom (tabel 1). Er werd eveneens een panel van alarmerende indicaties opgemaakt die eerder wijzen op een onderliggende organische oorzaak waarvoor verder onderzoek absoluut noodzakelijk is (tabel 2).
Het prikkelbare darmsyndroom wordt gekenmerkt door een opgeblazen gevoel in de buik, toegenomen gasophopingen in maag (boeren) en darmen (winderigheid), krampachtige buikpijn en stoelgangafwijkingen (diarree, constipatie). Stress en bepaalde voedingsstoffen zijn vaak een uitlokkende factor terwijl het uitscheiden van de stoelgang (defecatie) en het laten van winden (flatus) verlichting kunnen brengen. De klachten nemen klassiek toe naar de avond, maar de symptomen zijn afwezig tijdens de slaap (men ervaart geen nachtelijke pijn of diarree). Patiënten worden momenteel ingedeeld in 3 subtypes (4): diarree dominant, constipatie dominant en alternerend type (periodes van diarree afgewisseld met periodes van constipatie, dit type wordt ook aangeduid als “pijn dominant”. Er bestaan een aantal extra-intestinale associaties die van patiënt tot patiënt kunnen verschillen zoals een toename van het aantal urinelozingen per dag, heftige pijn in de onderbuik tijdens de menstruatie, pijn tijdens het vrijen bij de vrouw, chronische hoofdpijn, gemoedsveranderingen, fibromyalgie, chronisch vermoeidheidssyndroom en temporomandibulair gewrichtssyndroom (2). Recent epidemiologisch onderzoek toont aan dat personen met een angststoornis (5), vrouwen onder hormonale substitutietherapie (6) en astmapatiënten (7) een groter risico lopen om het prikkelbare darmsyndroom te ontwikkelen.
Oorzaken
Behandeling
Volgens de huidige inzichten liggen zowel perifere als centrale mechanismen aan de basis van de klachten bij het prikkelbare darmsyndroom. Met perifeer bedoelt men lokale stoornissen ter hoogte van de darm, met centraal duidt men op een abnormale tussenkomst van het centrale zenuwstelsel. Deze mechanismen worden vertaald als een stoornis in de bewegingen die de darmen maken (motiliteitsstoornis), een verhoogde gevoeligheid van de darmen voor pijn (viscerale hyperalgesie) of stimuli (viscerale hypersensitiviteit) en een abnormale gewaarwording/verwerking in de hersenen van wat er ter hoogte van de darmen gebeurt (abnormale centrale perceptie/processing van viscerale stimuli). Acute gastro-enteritis wordt beschouwd als een mogelijke ‘perifere’ trigger, althans bij een deel van de patiënten (8-10). Na volledige klaring van de oorzakelijke bacterie of parasiet blijft bij 10% tot 30% van de patiënten met gastro-enteritis een lichte vorm van inflammatie (ontsteking) met een chronische activatie van het immuunsysteem aanwezig waarvan verondersteld wordt dat dit aanleiding geeft tot het ontwikkelen van het prikkelbare darmsyndroom. Er zijn ook aanwijzingen voor een onderliggende genetische component waaronder een genetische voorbeschiktheid om minder IL10 en/of TGFb aan te maken (10, 11). Interleukine 10 en TGFb behoren tot de anti-inflammatoire cytokines, een uitblijven ervan kan een toestand van inflammatie onderhouden. Sommige auteurs plaatsen psychosociale factoren als ‘centrale’ trigger in het lijstje van mogelijke oorzaken, anderen beschouwen de invloed van psychosociale factoren louter als uitlokkende factor die de symptomen van een vooraf bestaande darmstoornis kunnen verergeren. Onder psychosociale factoren verstaat men traumata (fysisch geweld of seksueel misbruik in de kinderjaren), het niet kunnen verwerken van grote gebeurtenissen in het leven (scheiding, sterfgeval van een geliefde) en psychiatrische aandoeningen (angststoornissen, depressies) (12).
De wetenschappelijke wereld wordt overstelpt met overzichtsartikelen over het prikkelbare darmsyndroom. Telkens concludeert men dat de bestaande behandelingswijzen die zich richten op het meest dominante symptoom (diarree, constipatie, pijn) enerzijds ontoereikend zijn voor deze “heterogene” groep patiënten en anderzijds ongewenste bijwerkingen uitlokken (13-16). Farmacotherapeutische interventies maken gebruik van gladdespierrelaxantia, antidiarrhoica, laxantia, antidepressiva en serotoninemodulatoren. De placeborespons is vrij hoog: 30 tot 80 % van de deelnemers aan korte klinische studies zagen hun symptomen verminderen als reactie op een nepgeneesmiddel (16). Het krijgen van een degelijke uitleg over de stoornis blijkt een uiterst belangrijke stap in de strategie om de symptomen onder controle te krijgen. Met andere woorden ‘zichzelf geruststellen’ blijkt voor velen de helende opdracht te zijn! Verder is een gezonde levensstijl (voldoende ontspanning) met gezonde eetgewoonten cruciaal aangezien stress en voeding de symptomen kunnen verergeren. Als aanvullende therapie blijkt psychotherapie een mogelijke optie, vooral wanneer psychosociale factoren een rol spelen in het ziektepatroon. De prognose van het prikkelbare darmsyndroom is gunstig: het klachtenpatroon blijft onveranderd tijdens het verloop van de ziekte, het syndroom evolueert bijgevolg “niet” naar een ernstige organische complicatie en bij een aantal patiënten kunnen de symptomen volledig onder controle gehouden worden.
Alternatieve therapieën Chinese kruiden worden soms vernoemd om bij een aantal patiënten een verbetering van de symptomen te realiseren. Er bestaat één goed onderbouwde dubbelblinde placebo gecontroleerde studie die het gunstige effect van Chinese kruiden bij het prikkelbare darmsyndroom inderdaad bevestigt. Er werd enerzijds bij 43
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
211
Hoofdartikel orthomoleculair patiënten een standaardmengsel van 20 gedroogde Chinese kruiden gebruikt (tabel 3), 38 patiënten kregen een op maat aangepast kruidenmengsel naargelang de symptomen die ze hadden (met een keuze uit 81 Chinese kruiden) en 35 patiënten werden betrokken in de placebogroep. De patiënten kregen gedurende 16 weken driemaal per dag 5 capsules te slikken (17). Beide behandelingsstrategieën
Verbetering in de symptomen bleef enkel behouden bij patiënten die een op maat aangepast kruidenmengsel hadden ingenomen. Critici beweren dat dit succesverhaal over Chinese kruiden nogmaals bevestigd dient te worden in een onafhankelijke studie vooraleer het kan worden aanbevolen als werkzame interventie bij het prikkelbare darmsyndroom (15). Iberogast® is een mengsel van
Tabel 3. Samenstelling van het standaardmengsel aan Chinese kruiden (23) Chinese naam Yin Chen Bal Zhu Dang Shen Wu Wei Zi Yi Yi Ren Chai Hu Che Qian Zi Fu Ling Hou Po Huang Bai Huo Xiang Pao Jiang Qin Pi Zhi Gan Cao Bai Shao Chen Pi Fang Feng Huang Lian Mu Xiang Bai Zhi
Wetenschappelijke naam Aandeel per capsule (%) Artemisiae capillaris, herba 13 Atractylodis macrocephalae, rhizoma 9 Codonopsis pilosulae, radix 7 Shisandrae, fructus 7 Coicis lachryma-jobi, semen 7 Bupleurum chinense 4,5 Plantaginis, semen 4,5 Poriae cocos, sclerotium (Hoelen) 4,5 Magnoliae officinalis, cortex 4,5 Phellodendri, cortex 4,5 Agastaches seu pogostemi, herba 4,5 Zingiberis offinicinalis, rhizoma 4,5 Fraxini, cortex 4,5 Glycyrrhizae uralensis, radix 4,5 Paeoniae lactiflorae, radix 3 Citri reticulatae, pericarpium 3 Ledebouriellae sesloidis, radix 3 Coptidis, rhizoma 3 Saussureae seu vladimirae, radix 3 Angelicae dahuricae, radix 3
leverden een verbeterd stoelgangpatroon op en de patiënten ondervonden globaal gezien minder hinder van de symptomen van het prikkelbare darmsyndroom in hun dagelijkse leven. Veertien weken na het stopzetten van de behandeling werden de patiënten opnieuw geëvalueerd.
extracten uit 9 kruiden (tabel 4). Eén van de kruiden, bittere scheefbloem, wordt geëxtraheerd vanaf de verse plant. De overige 8 extracties gebeuren op gedroogde kruiden. Van Iberogast® wordt aangenomen dat het naargelang de uitzettingsgraad van maag en darmen zowel tonische als spasmo-
lytische effecten bezit. De tonische effecten zijn afkomstig uit plantbestanddelen van verse bittere scheefbloem terwijl de overige kruiden eerder spasmolytische eigenschappen bezitten. Een dagelijkse dosis van 3 x 20 druppels extract gaf na 2 tot 4 weken bevredigende resultaten in een dubbelblinde placebo gecontroleerde fase III studie bij een 50-tal patiënten (per studiegroep) en bij 2548 Duitse patiënten die het product gebruikten zonder gebonden te zijn aan een studieopzet (18). Bij deze laatste observatiestudie is het niet mogelijk om uit te maken in hoeverre het placebo-effect hier een rol heeft gespeeld, maar de reeds gekende resultaten uit de fase III studie zijn alvast veelbelovend. Dit kruidenmengsel werd goed verdragen (geen invloed op het CZS, enkel een lokale werking op het maagdarmstelsel), terwijl de symptomen verbeterden: een beter stoelgangpatroon, minder winderigheid, een minder frequent gevoel dat de buik is opgezet en een minder vaak voorkomen van het gevoel van onvolledige lediging. Om het etiket “aanbevelenswaardig” opgeplakt te krijgen, moet Iberogast® nog ter bevestiging onderworpen worden aan een tweede onafhankelijke gecontroleerde studie.
Pepermuntolie bevat naast sterke antimicrobiële eigenschappen als voornaamste actief bestanddeel het spasmolytische menthol. Op basis van deze capaciteiten is een positieve tussenkomst bij het prikkelbare darmsyndroom een realistische verwachting. Deze verwachting wordt gedeeltelijk ingelost door klinische
Tabel 4. Samenstelling van het Iberogast® extract (22)
212
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Kamille Bittere scheefbloem Stinkende gouwe Mariadistel Citroenmelisse Karwij Zoethout Engelwortel Pepermunt
Matricaria recutita, flos Iberis amara, totalis Chelidonium majus L., herba Silybum marianum, fructus Melissa officinalis, folium Carum carvi, fructus Glycyrrhiza glabra, radix Angelica archangelica, radix Mentha piperita, folium
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
Aandeel per 100 ml (ml) 20 15 10 10 10 10 10 10 5
Hoofdartikel orthomoleculair studies: er is een tendens tot werkzaamheid, maar door de slechte opzet van de uitgevoerde studies is een duidelijk bewijs nog niet geleverd. Voor wie toch wil experimenteren met pepermuntolie wordt aangeraden enterisch omhulde capsules te gebruiken (15, 19-21). Probiotica staan nog steeds ter discussie. Het aantal studies en vooral het aantal patiënten dat deelnam aan die studies is eerder gering (22-25). Bij een aantal patiënten met het prikkelbare darmsyndroom wordt zowel melding gemaakt van een abnormale darmflora, een toename van het aantal gasproducerende bacteriën, als een verlichting van de symptomen na toediening van een antibioticum (26-28). Op basis van deze bevindingen zou je met het toedienen van gunstige darmbacteriën een positief effect verwachten. En toch blijkt een rol voor manipulatie van de darmflora met probiotica bij het prikkelbare darmsyndroom evenzeer controversieel te zijn op het vlak van werkzaamheid en in de aard van de symptomen die kunnen verlicht worden. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van volgende klinische studies. In een dubbelblinde placebo gecontroleerde studie (29) met Lactobacillus plantarum rapporteerden alle (20/20) patiënten een vermindering in buikpijn na inname van het probioticum gedurende 4 weken in tegenstelling tot de placebogroep (11/20). Er was eveneens een trend tot normalisatie van het stoelgangpatroon bij de patiënten met constipatie (6/10) in vergelijking met placebo (2/11). Een tweede gelijkaardige placebo gecontroleerde studie bij 60 patiënten (30) rapporteert dat bij 44% van de behandelde patiënten het aantal dagen met overdreven winderigheid tot de helft was teruggedrongen, in vergelijking met 18% in de placebo groep. In een derde vier-weken-durende dubbelblinde gecontroleerde studie bij 12 patiënten gaf suppletie met L. plantarum geen beterschap in de symptomen en werd er geen verandering in gasproductie gemeten ter hoogte van de dikke darm (31). Een mengsel van goedaardige bacteriën dat bekend staat onder de naam VSL#3 (VSL Pharmaceuticals) met 3 Bifidobacteriën (B. longum, B.
infantis en B. breve), 4 lactobacillen (L. acidophilus, L. casei, L. bulgaricus, L. plantarum) en Streptococcus thermophilus kon in een dosis van 2x 450 miljard bacteriën per dag het opgeblazen gevoel in de buik wegnemen bij diarree dominante types van het prikkelbare darmsyndroom, maar de ernst van de buikpijn en de diarree werden niet beïnvloed (32). Hypnotherapie, een therapeutische vorm van hypnose die zich toespitst op de darmen, staat sedert 1984 (fig. 1) (33) beschreven in meestal kleinschalige gecontroleerde studies bij patiënten met het prikkelbare darmsyndroom en wordt nog steeds met succes toegepast (fig. 2) (34). De therapie induceert een progressieve relaxatie en loopt over 7 tot 12 weken met wekelijkse een sessie van 1 uur. Er bestaan ook audiotapes om thuis zelf een relaxatietoestand te realiseren telkens wanneer de symptomen te erg worden (35). Deze hypnosetechniek heeft bij een aantal mensen een positieve invloed op de darmmotiliteit, het opgeblazen gevoel, de buikpijn en is tegelijk nuttig voor het verminderen van angststoornissen en depressies. Mannelijke patiënten met symptomen van diarree zouden het minst goed anticiperen op hypnotherapie (36). Ondanks een aantal positieve resultaten worden ook hier de gebruikte studiemethodes als onvolledig beschouwd om hypnotherapie als een wetenschappelijk onderbouwde interventie aan te bevelen bij het prikkelbare darmsyndroom (15). Figuur 1. Hypnosestudie 1984 (33)
Figuur 2. Hypnosestudie 2003 (34)
Zowel de buikpijn (P), het opgeblazen gevoel (B) als storingen in het stoelgangpatroon (BD) verdwijnen. Wit. (= vóór), zwart (= na) hypnotherapie (“Hyper-, Hypo- en normally sensitive” komt overeen met de pijngewaarwording vóór de hypnotherapie, na rekking van de darmwand van het rectum na insertie van een ballonnetje dat met lucht wordt gevuld; 23 patiënten)
Acupunctuur (37) en reflexologie (38) blijken niet effectief bij het prikkelbare darmsyndroom.
De rol van voeding Meer dan de helft van de patiënten met het prikkelbare darmsyndroom koppelt het optreden van de symptomen aan de consumptie van bepaalde voedingsstoffen. Er zijn geen data beschikbaar die een duidelijk oorzakelijk verband kunnen aantonen tussen voeding en het ontstaan van het
Zowel de buikpijn als het opgeblazen gevoel verdwijnen. (13 patiënten in beide studiegroepen)
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
213
Hoofdartikel orthomoleculair prikkelbare darmsyndroom. Voedingsstoffen vormen enkel een uitlokkende factor die de klachten verergeren. Tot op vandaag is er geen overtuigend bewijs geleverd dat een exclusiedieet de symptomen zal verlichten (39). Het gebruik van systematische exclusiediëten is omslachtig en heeft niet veel kans op succes. Bovendien bestaat het gevaar dat het uiteindelijke dieet eenzijdig wordt. Een patiënt blijkt trouwens niet goed in staat te zijn om uit te maken voor welke voedingsstoffen hij/zij intolerant is. Een positieve priktest op de huid was niet gecorreleerd aan de voedingsstoffen die de symptomen uitlokten (40). Het is beter om een aantal producten te vermijden die bij de meerderheid van de patiënten de symptomen kunnen uitlokken (zie adviezen). Het gebruik van vezels voor de behandeling van het prikkelbare darmsyndroom is controversieel. Nochtans kunnen vezelsupplementen nuttig zijn bij patiënten met constipatie als voornaamste probleem. Verder zijn de voedingsadviezen vooral gericht op de symptomen.
Enkele adviezen: ✓ Vermijd zoveel mogelijk volgende voedingsstoffen die bij de meeste patiënten de symptomen uitlokken: vetrijke maaltijden, geraffineerde suikers, alcohol, koffie en sterk gekruide spijzen. ✓ Eet op regelmatige tijdstippen en sla geen maaltijden over. Telkens op hetzelfde tijdstip eten kan de regulatie van de darmbewegingen bevorderen. Neem liever 5 kleine maaltijden verspreid over de dag dan 2 tot 3 volumineuze maaltijden. ✓ Zorg voor voldoende rehydratatie tijdens periodes van diarree! Neem 1,5 tot 2 l vocht in per dag. ✓ Bij ernstige diarree kunt u overwegen de darmflora te herstellen met probiotica. ✓ Vezelrijke voeding of vezelsupplementen kunnen als laxeermiddel het probleem van constipatie helpen oplossen. De toename van vezels in de voeding moet geleidelijk aan gebeuren. Als u plots grote hoeveelheden vezels inneemt, kunnen winderigheid, buikpijn en een opgeblazen gevoel
214
Orthofyto Jg. 9, nr. 48 - 2004
in de buik nog toenemen. Drink voldoende water (1,5 tot 2 l/dag)! Onoplosbare vezels (volle graanproducten, tarwe, noten, sommige groenten) absorberen dit vocht waardoor een grotere en zachtere bulkmassa ontstaat die de darmbewegingen gemakkelijker laat verlopen. Maar ook oplosbare vezels (groenten, fruit, peulvruchten) doen het stoelgangvolume toenemen. Fermentatie van oplosbare vezels zorgt tenslotte voor bijproducten die een laxatief effect hebben. Een dagelijkse dosis van 20-30 g vezels blijkt ideaal. ✓ Contactlaxativa zoals laxeerthees op basis van vuilboom, senna, rabarber,… worden het best vermeden. ✓ Probeer zoveel mogelijk te ontspannen. Lichamelijke activiteiten (wandelen, fietsen,…) kunnen hierbij helpen. ✓ De drang tot toiletbezoek niet onderdrukken en de tijd nemen voor de stoelgang.
Besluit Het prikkelbare darmsyndroom blijft een buitenbeentje voor de medische wereld. Een organische of biochemische oorzaak en relevante labotesten zijn er niet. Ook op het vlak van de behandeling blijft het voorlopig een individuele zoektocht naar de juiste interventie. De geruststelling en het besef dat het prikkelbare darmsyndroom geen voorbode is van één of andere levensbedreigende ziekte is voor veel mensen reeds een aanleiding tot het verminderen van de symptomen. De brede waaier aan onderliggende mechanismen laat vermoeden dat verder onderzoek naar de echte oorzaken van het prikkelbare darmsyndroom zal leiden tot een betere opdeling van deze heterogene groep aan patiënten. Een toekomst met een ‘therapie op maat’ voor ieder subtype lijkt niet onmogelijk!
Referenties TALLEY NJ, SPILLER R. IRRITABLE BOWEL SYNDROME: A LITTLE UNDERSTOOD ORGANIC BOWEL DISEASE? LANCET 2002, 360:555-64. HOLTEN KB, WETHERINGTON A, BANKSTON L. DIAGNOSING THE PATIENT WITH ABDOMINAL PAIN AND ALTERED BOWEL HABITS: IS IT IRRITABLE BOWEL SYNDROME? AM FAM PHYSICIAN 2003, 67:2157-62. NALIBOFF BD, BERMAN S, CHANG L, DERBYSHIRE SW, SUYENOBU B, VOGT BA, MANDELKERN M, MAYER EA. SEX-RELATED DIFFERENCES IN IBS PATIENTS: CENTRAL PROCESSING OF VISCERAL STIMULI. GASTROENTEROLOGY 2003, 124:1738-47. MEARIN F, BALBOA A, BADIA X, BARO E, CALDWELL E, CUCALA M, DIAZ-RUBIO M, FUEYO A, PONCE J, ROSET M, TALLEY NJ. IRRITABLE BOWEL SYNDROME SUBTYPES ACCORDING TO BOWEL HABIT: REVISITING THE ALTERNATING SUBTYPE. EUR J GASTROENTEROL HEPATOL 2003, 15:165-72. SYKES MA, BLANCHARD EB, LACKNER J, KEEFER L, KRASNER S. PSYCHOPATHOLOGY IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME: SUPPORT FOR A PSYCHOPHYSIOLOGICAL MODEL. J BEHAV MED 2003, 26:361-72. RUIGOMEZ A, GARCIA RODRIGUEZ LA, JOHANSSON S, WALLANDER MA. IS HORMONE REPLACEMENT THERAPY ASSOCIATED WITH AN INCREASED RISK OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME? MATURITAS 2003, 44:133-40. ROUSSOS A, KOURSARAKOS P, PATSOPOULOS D, GEROGIANNI I, PHILIPPOU N. INCREASED PREVALENCE OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME IN PATIENTS WITH BRONCHIAL ASTHMA. RESPIR MED 2003, 97:75-9. SPILLER RC. INFECTION AS A CAUSE OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME. HOSP MED 2003, 65:270-4. QUIGLEY EM. CURRENT CONCEPTS OF THE IRRITABLE BOWEL SYNDROME. SCAND J GASTROENTEROL SUPPL 2003, (237):1-8. BRADESI S, MCROBERTS JA, ANTON PA, MAYER EA. INFLAMMATORY DISEASE AND IRRITABLE BOWEL SYNDROME: SEPARATE OR UNIFIED? CURR OPININ GASTROENTEROL 2003, 9:336-42. GONSALKORALE WM, PERREY C, PRAVICA V, WHORWELL PJ, HUTCHINSON IV. INTERLEUKIN 10 GENOTYPES IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME: EVIDENCE FOR AN INFLAMMATORY COMPONENT? GUT. 2003, 52:91-3. SALMON P, SKAIFE K, RHODES J. ABUSE, DISSOCIATION, AND SOMATIZATION IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME: TOWARDS AN EXPLANATORY MODEL. J BEHAV MED 2003, 26:1-18. BERRADA D, CANENGUEZ K, LEMBO T. NEW APPROACHES TO THE MEDICAL TREATMENT OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME. CURR GASTROENTEROL REP 2003, 5:337-42. SOMERS SC, LEMBO A. IRRITABLE BOWEL SYNDROME: EVALUATION AND TREATMENT. GASTROENTEROL CLIN NORTH AM 2003, 32:507-29. FENNERTY MB. TRADITIONAL THERAPIES FOR IRRITABLE BOWEL SYNDROME: AN EVIDENCE-BASED APPRAISAL. REV GASTROENTEROL DISORD 2003, 3 SUPPL 2:S18-24. TALLEY NJ. PHARMACOLOGIC THERAPY FOR THE IRRITABLE BOWEL SYNDROME. AM J GASTROENTEROL 2003, 98:750-58. BENSOUSSAN A, TALLEY NJ, HING M, MENZIES R, GUO A, NGU M. TREATMENT OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME WITH CHINESE HERBAL MEDICINE: A RANDOMIZED CONTROLLED TRIAL. JAMA 1998; 280:1585–89. SALLER R, PFISTER-HOTZ G, ITEN F, MELZER J, REICHLING J. IBEROGAST: A MODERN PHYTOTHERAPEUTIC COMBINED HERBAL DRUG FOR THE TREATMENT OF FUNCTIONAL DISORDERS OF THE GASTROINTESTINAL TRACT (DYSPEPSIA, IRRITABLE BOWEL SYNDROME)—FROM PHYTOMEDICINE TO “EVIDENCE BASED PHYTOTHERAPY.” A SYSTEMATIC REVIEW. FORSCH KOMPLEMENTARMED KLASS NATURHEILKD. 2002, 9 SUPPL 1:1-20. PITTLER MH, ERNST E. PEPPERMINT OIL FOR IRRITABLE BOWEL SYNDROME: A CRITICAL REVIEW AND METAANALYSIS. AM J GASTROENTEROL 1998, 93:1131-5. LIU JH, CHEN GH, YEH HZ, HUANG CK, POON SK. ENTERIC-COATED PEPPERMINT-OIL CAPSULES IN THE TREATMENT OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME: A PROSPECTIVE, RANDOMIZED TRIAL. J GASTROENTEROL 1997, 32:765-8. LOGAN AC, BEAULNE TM. THE TREATMENT OF SMALL INTESTINAL BACTERIAL OVERGROWTH WITH ENTERIC-COATED PEPPERMINT OIL: A CASE REPORT. ALTERN MED REV 2002, 7:410-7. SAARELA M, LA¨HTEENMA¨KI L, CRITTENDEN R, SALMINEN S, MATTILA-SANDHOLM T. GUT BACTERIA AND HEALTH FOODS—THE EUROPEAN PERSPECTIVE.INT J FOOD MICROBIOL 2002, 78:99– 117. MADDEN JA, HUNTER JO. A REVIEW OF THE ROLE OF THE GUT MICROFLORA IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME AND THE EFFECTS OF PROBIOTICS. BR J NUTR 2002, SUPPL 1:S67-72. FLOCH MH. PROBIOTICS, IRRITABLE BOWEL SYNDROME, AND INFLAMMATORY BOWEL DISEASE. CURR TREAT OPTIONS GASTROENTEROL 2003, 6:283-288. FABER SM. ARE PROBIOTICS USEFUL IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME? J CLIN GASTROENTEROL 2003, 37:93-4. BALSARI A, CECCARELLI A, DUBINI F, FESCE E, POLI G.. THE FECAL MICROBIAL POPULATION IN THE IRRITABLE BOWEL SYNDROME. MICROBIOLOGICA 1982, 5:158-94. PIMENTEL M, CHOW EJ, LIN HC. NORMALIZATION OF LACTULOSE BREATH TESTING CORRELATES WITH SYMPTOM IMPROVEMENT IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME. A DOUBLE-BLIND, RANDOMIZED, PLACEBO-CONTROLLED STUDY. AM J GASTROENTEROL 2003, 98:412-9. KING TS, ELIA M, HUNTER JO. ABNORMAL COLONIC FERMENTATION IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME. LANCET 1998, 352:1187-9. NIEDZIELIN K, KORDECKI H, BIRKENFELD B. A CONTROLLED, DOUBLE-BLIND, RANDOMIZED STUDY ON THE EFFICACY OF LACTOBACILLUS PLANTARUM 299V IN PATIENTS WITH IRRITABLE BOWEL SYNDROME. EUR J GASTROENTEROL HEPATOL 2001, 13:1143-7 NOBAEK S, JOHANSSON ML, MOLIN G, AHRNE S, JEPPSSON B. ALTERATION OF INTESTINAL MICROFLORA IS ASSOCIATED WITH REDUCTION IN ABDOMINAL BLOATING AND PAIN IN PATIENTS WITH IRRITABLE BOWEL SYNDROME. AM J GASTROENTEROL 2000, 95:1231-8. SEN S, MULLAN MM, PARKER TJ, WOOLNER JT, TARRY SA, HUNTER JO. EFFECT OF LACTOBACILLUS PLANTARUM 299V ON COLONIC FERMENTATION AND SYMPTOMS OF IRRITABLE BOWEL SYNDROME. DIG DIS SCI 2002, 47:2615-20. KIM HJ, CAMILLERI M, MCKINZIE S, LEMPKE MB, BURTON DD, THOMFORDE GM, ZINSMEISTER AR. A RANDOMIZED CONTROLLED TRIAL OF A PROBIOTIC, VSL#3, ON GUT TRANSIT AND SYMPTOMS IN DIARRHOEA-PREDOMINANT IRRITABLE BOWEL SYNDROME. ALIMENT PHARMACOL THER 2003, 17:895-904. WHORWELL PJ, PRIOR A, FARAGHER EB. CONTROLLED TRIAL OF HYPNOTHERAPY IN THE TREATMENT OF SEVERE REFRACTORY IRRITABLE-BOWEL SYNDROME. LANCET 1984, 2:1232-4. LEA R, HOUGHTON LA, CALVERT EL, LARDER S, GONSALKORALE WM, WHELAN V, RANDLES J, COOPER P, CRUICKSHANKS P, MILLER V, WHORWELL PJ. GUT-FOCUSED HYPNOTHERAPY NORMALIZES DISORDERED RECTAL SENSITIVITY IN PATIENTS WITH IRRITABLE BOWEL SYNDROME. ALIMENT PHARMACOL THER 2003, 17:635-42. FORBES A, MACAULEY S, CHIOTAKAKOU-FALIAKOU E. HYPNOTHERAPY AND THERAPEUTIC AUDIOTAPE: EFFECTIVE IN PREVIOUSLY UNSUCCESSFULLY TREATED IRRITABLE BOWEL SYNDROME? INT J COLORECTAL DIS 2000, 15:328-34. GONSALKORALE WM, HOUGHTON LA, WHORWELL PJ. HYPNOTHERAPY IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME: A LARGE-SCALE AUDIT OF A CLINICAL SERVICE WITH EXAMINATION OF FACTORS INFLUENCING RESPONSIVENESS. AM J GASTROENTEROL 2002, 97:954-61. FIREMAN Z, SEGAL A, KOPELMAN Y, STERNBERG A, CARASSO R. ACUPUNCTURE TREATMENT FOR IRRITABLE BOWEL SYNDROME: A DOUBLE-BLIND CONTROLLED STUDY. DIGESTION 2001; 64: 100–03. TOVEY P. A SINGLE-BLIND TRIAL OF REFLEXOLOGY FOR IRRITABLE BOWEL SYNDROME. BR J GEN PRACT 2002; 52: 19–23. O’SULLIVAN M, O’MORAIN C. FOOD INTOLERANCE: DIETARY TREATMENTS IN FUNCTIONAL BOWEL DISORDERS. CURR TREAT OPTIONS GASTROENTEROL 2003, 6:339-345. DAINESE R, GALLIANI EA, DE LAZZARI F, DI LEO V, NACCARATO R. DISCREPANCIES BETWEEN REPORTED FOOD INTOLERANCE AND SENSITIZATION TEST FINDINGS IN IRRITABLE BOWEL SYNDROME PATIENTS. AM J GASTROENTEROL 1999, 94:1892-7.