Treasurystatuut Stichting Vitaal Wonen
Versie 1.0 Versie goedgekeurd in de RvT vergadering van 14 augustus 2013
1
Inhoudsopgave 1
Inleiding ................................................................................................................................ 4
2
Organisatie ........................................................................................................................... 5 2.1 De organisatorische plaats van de treasury functie ...................................................... 5
3
2.2
Doelstellingen van de treasury functie ......................................................................... 5
2.3
Treasury protocol verbindingen ..................................................................................... 6
Cashmanagement ...................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 3.1 Uitgangspunten .............................................................................................................. 7 3.2 Huisbank ........................................................................................................................ 7 3.3 Rekening courant en kasgeldfaciliteit ............................................................................ 8
4
Financieringsmanagement ......................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4.1 Uitgangspunten .............................................................................................................. 9 4.2 Liquiditeitstypische- en rentetypische looptijd ............................................................. 10 4.3 Kort financieren versus lang financieren ..................................................................... 10 4.4 Leningsmodaliteiten ..................................................................................................... 10 4.5 Vermogenskostenvoet ................................................................................................. 10 4.6
Aanvraag nieuwe financiering ..................................................................................... 10
4.7 Multi channel funding ................................................................................................... 11 5
6
Beleggingsmanagement .................................................................................................... 12 5.1
Doelstelling .................................................................................................................. 12
5.2
Uitgangspunten ........................................................................................................... 12
5.3
Beleggingstitels ........................................................................................................... 12
5.4
Looptijden en omvang ................................................................................................. 13
Renterisicomanagement .................................................................................................... 14 6.1 Uitgangspunten ............................................................................................................ 14 6.2 Rentemissie en rentevisie ............................................................................................ 14 6.3 Risicospreiding ............................................................................................................. 14 6.4
Normering renterisico’s ....................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
6.5 Derivaten ...................................................................................................................... 15 7
Administratieve organisatie en interne controle ................................................................. 15 7.1
Uitgangspunten ........................................................................................................... 15
7.2 Functiescheiding en het vier-ogen principe ................................................................. 15 7.3 8
Treasury commissie .................................................................................................... 17
Treasury rapportage ........................................................................................................... 18 2
8.1
Uitgangspunten ........................................................................................................... 18
8.2 Informatievoorziening................................................................................................... 18 8.3 Opsteller ....................................................................................................................... 19 9
Bijlage 1: Gebruik van derivaten ........................................................................................ 20
3
1 Inleiding 1.1 Algemeen 1.1.1
Dit is het treasury statuut van Stichting Vitaal Wonen (hierna: Vitaal Wonen) als toegelaten instelling in de zin van de Woningwet. Dit Treasurystatuut is van toepassing op alle in dit statuut benoemde activiteiten van Vitaal Wonen en haar verbindingen.
1.2 Doel Treasurystatuut 1.2.1
In dit statuut worden uitgangspunten en kaders vastgelegd welke in acht genomen moeten worden bij het aantrekken en uitzetten van financiële middelen. Het regelt tevens de afbakening van verantwoordelijkheden, taken, bevoegdheden en verantwoording.
1.2.2
In dit statuut wordt ook het treasurybeleid nader geconcretiseerd door middel van het aangeven van normen en doelstellingen. Het treasurybeleid dient een bijdrage te leveren aan de algemene doelstelling van Vitaal Wonen, waarin de missie, visie en doelstellingen voor de lange termijn zijn vastgelegd.
1.2.3
Dit statuut is bedoeld als beheers- en sturingsinstrument en efficiënt hulpmiddel bij het nemen van financiële beslissingen. Tevens kan aan de hand van dit statuut getoetst worden of de uitvoering voldoet aan de gestelde voorwaarden.
1.3 Governance 1.3.1
Met het Treasurystatuut geeft Vitaal Wonen invulling aan de AedesGovernancecode voor woningcorporaties. Het statuut maakt onderdeel uit van de governancestructuur van Vitaal Wonen en is onlosmakelijk verbonden met het stichtingsstatuut, het reglement RvT, het Reglement Bestuur, het investeringsstatuut en het verbindingenstatuut.
1.4 Vaststelling, goedkeuring en wijziging 1.4.1
Het Treasurystatuut is vastgesteld door het Bestuur en ter goedkeuring voorgelegd aan de RvT.
1.4.2
Wijzigingen van het investeringsstatuut worden door het Bestuur vastgesteld en ter goedkeuring voorgelegd aan de RvT.
4
2 Organisatie 2.1 De organisatorische plaats van de Treasuryfunctie 2.1.1
Alle besluitvorming omtrent treasury activiteiten wordt uitgevoerd door het Bestuur. De Bestuurder is eindverantwoordelijk. Het besluit tot vaststelling van het onderliggende treasury statuut is aan goedkeuring van de Raad van Toezicht onderworpen.
2.1.2
Aangezien alle treasury taken belegd zijn bij het Bestuur, en kennis en ervaring niet altijd voldoende aanwezig is, wordt er, indien nodig, extern advies ingewonnen.
2.2 Doelstellingen van de treasuryfunctie 2.2.1
De hoofddoelstelling van de treasury functie binnen Vitaal Wonen kan gedefinieerd worden als het waarborgen van een permanente toegang tot de geld- en kapitaalmarkt, het beheersen van rente- en rendementsrisico’s (zie hoofdstuk 4). Het treasury statuut geeft de kaders aan waarbinnen gehandeld mag worden.
2.2.2
De nevendoelstellingen van de treasuryfunctie zijn:
Het tegen de gunstigste voorwaarden aantrekken van gelden (optimalisatie rentelasten).
Het tegen de gunstigste voorwaarden uitzetten van gelden.
5
2.3 Treasuryprotocol verbindingen 2.3.1
Stichting Vitaal Wonen kan, om redenen genoemd in het Verbindingenstatuut, verbindingen oprichten voor risicodragende activiteiten. Treasury activiteiten van deze verbindingen vallen onder de werking van dit treasury statuut.
2.3.2
Het bestuur van Vitaal Wonen dient verantwoording af te leggen aan de RvT voor het beleid van de corporatie ten aanzien van haar verbindingen.
2.3.3
Daarnaast kan Vitaal Wonen om (financiële)risico’s te spreiden samenwerking zoeken met een andere partij en samen daarmee een verbinding oprichten. Financiering van dergelijke verbindingen geschieden, bij voorkeur, met het verstrekken van leningen op basis van de verhouding in de verbinding. Indien sprake is dat Vitaal Wonen naar verhouding meer zekerheid geeft zal Vitaal Wonen aanvullende zekerheden (bijvoorbeeld een bankgarantie of hypothecaire zekerheid) eisen aan de andere partij(en) in de verbinding.
2.4 Niet-Daeb vastgoed 2.4.1
Investeringen in niet-daeb vastgoed kunnen niet gefinancierd worden onder garantie van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Het WSW verstaat hieronder met name:
2.4.2
Huurwoningen boven de huurtoeslaggrens; Koopwoningen; Kleinschalige bedrijfsruimte; (maatschappelijk) Vastgoed met een overwegend commercieel gebruik.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken stelt dat niet daeb-activiteiten administratief worden gescheiden van daeb activiteiten. Exacte voorschriften worden uitgewerkt en zullen ingevoerd worden met de Nieuwe Woningwet of Algemene Maatregelen van Bestuur.
6
3 Cashmanagement 3.1 Uitgangspunten 3.1.1
Het cashmanagement richt zich op het beheer van financiële geldstromen op de korte termijn met als doel op het juiste moment over de juiste hoeveelheid kasgeld te kunnen beschikken. De belangrijkste activiteiten binnen cashmanagement zijn:
Het beheren van de inkomende en uitgaande geldstromen; Het beheren van saldi; Het beheren van de bankrelaties; Het beheren van de bankrekeningen en de betalingssystemen.
3.1.2
Geld dat onmiddellijk beschikbaar is voor uitgaven speelt een steeds grotere rol in de financiering. Als de liquide middelen opraken en men de rente/aflossing niet (meer) kan betalen is er een probleem met de schuldeisers, een liquiditeitsprobleem. Daarom is een nauwkeurige liquiditeitsprognose (zie paragraaf 4.1) erg belangrijk.
3.1.3
Het beheren van de liquiditeiten en het tijdig treffen van eventuele maatregelen om de liquiditeit op het gewenste niveau te houden geschiedt door de Bestuurder.
3.1.4
Om de risico’s van deze activiteiten te minimaliseren zijn twee specifieke beheermaatregelen, namelijk het instellen van een huisbank en contractuele afspraken over de rekening courant, hierna verder uitgewerkt.
3.2 Huisbank 3.2.1
VitaalWonen kan gebruik maken van de diensten van meerdere banken. Alle operationele inkomende en uitgaande geldstromen worden zoveel als mogelijk geconcentreerd bij een (huis)bank om optimaal te kunnen profiteren van saldocompensatie. Deze huisbank wordt gezien als een strategische partner van VitaalWonen. Momenteel is de Rabobank de huisbank. De volgende eisen worden gesteld aan de huisbank:
3.2.2
De huisbank is één van de vier Nederlandse systeembanken: Rabobank, ING, ABN-AMRO of BNG; Minimaal een A status; Voldoende kennis op het gebied van volkshuisvesting; Marktconforme tarieven (betalingsverkeer, credit- en debetrente, geen valutering); Actieve advisering (zowel gevraagd als ongevraagd).
De dienstverlening van de huisbank wordt jaarlijks door het Bestuur geëvalueerd. Eens in de vijf jaar zal er een heroverweging voor het huisbankierschap plaatsvinden. Deze heroverweging heeft plaats in samen werking met de RvT.
7
3.3 Rekening courant en kasgeldfaciliteit 3.3.1
Het streven is om de voorhanden liquide middelen zo laag mogelijk te houden. Tekorten worden opgevangen door het aanhouden van een kredietfaciliteit. Over de maximering van de kredietfaciliteit zijn contractuele afspraken gemaakt met de huisbankier. Het maximum krediet bedraagt op basis van de concept jaarrekening 2011 en de afspraken met de bank, € 0,75 miljoen. Tijdelijke overschotten op de rekening courant worden alleen dan belegd (conform de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 5) als er sprake is van een hoger rendement ten opzichte van de creditrente op de rekening courant.
8
4 Financieringsmanagement 4.1 Uitgangspunten 4.1.1
Het financieringsmanagement richt zich op de vermogensbehoefte van Vitaal Wonen en dus op het aantrekken van kortlopend en langlopend vermogen. Om inzicht in de vermogensbehoefte te krijgen spelen verwachtte inkomende en uitgaande geldstromen een grote rol. Deze geldstromen, welke bestaan uit operationele, investeringen- en financieringskasstromen, vormen de basis voor de vaststelling van de vermogensbehoefte.
4.1.2
De belangrijkste activiteiten binnen financieringsmanagement zijn:
Het vaststellen van de jaarlijkse financieringsbehoefte op basis van de jaarlijkse geprognosticeerde kasstromen; Het doorrekenen van meerdere scenario’s op basis van uiteenlopende parameters en de gevolgen hierbij in beeld brengen; Het toetsen aan de norm van loan-to-value, waarbij Vitaal Wonen de norm, inclusief de kredietfaciliteit, gesteld heeft op maximaal 75%. Dat wil zeggen dat het leningbedrag per woning nooit hoger mag zijn dan 75% van de waarde van de woning; Het toetsen aan de norm van ICR, waarbij Vitaal de norm op minimaal 1,3 stelt. De ICR (Interest Coverage Ratio) geeft aan in hoeverre een corporatie aan haar rentebetalingsverplichting kan voldoen. Een norm van 1 geeft aan dat er ‘precies’ kan worden terugbetaald. Het is wenselijk om daar enige marge op te hebben. VitaalWonen sluit aan bij de eisen die het WSW stelt. Het WSW hanteert momenteel de eis van minimaal 1,3; Het toetsen aan de norm renterisico, waarbij Vitaal de norm van 15% van het WSW volgt. Onder renterisico verstaat het WSW de optelsom van: de schuldrestanten van de langlopende leningen die (deels) worden geherfinancierd in het betreffende jaar; variabele hoofdsomleningen voor zover er geen renteplafond (cap) op rust; leningen met renteconversies; leningen met een variabele rente zonder cap; kortgeld verminderd met: de som van de schuldrestanten van de leningen waarvan de renterisico’s afgedekt zijn met derivaten; Zoveel als mogelijk financieren met voorhanden liquide middelen, waarbij er naar gestreefd wordt een buffer van circa 25% van de maximale kredietfaciliteit aan te houden voor onvoorziene uitgaven of mogelijke terugkoopverplichtingen; Financieren via de geld- en kapitaalmarkt geschiedt zo veel als mogelijk onder garantie van het WSW; Kleinschalige vermogensbehoeften worden gebundeld in één financiering voor zover mogelijk in het kader van risicospreiding; 9
Streven is te komen naar een zo laag mogelijke externe vermogenskostenvoet;
4.2 Liquiditeitstypische- en rentetypische looptijd 4.2.1
De liquiditeitstypische looptijden van nieuw aan te trekken financieringen wordt volledig bepaald door de geprognosticeerde kasstromen. Matching van de rente- en aflossingsbetalingen met de kasstromenprognose vindt derhalve plaats. Er bestaat de mogelijkheid om binnen de liquiditeitstypische looptijd een andere rentetypische looptijd te kiezen. Dit is slechts mogelijk indien het uit de financiering voortvloeiende renterisico van gunstige invloed is op het bestaande renterisico.
4.3 Kort financieren versus lang financieren 4.3.1
Vitaal Wonen hanteert de “gouden” balansregel dat vaste activa in principe worden gefinancierd met langlopende financieringen, waarbij de financiering maximaal 75% bedraagt van de bedrijfswaarde van de vaste activa. Daarnaast volgt Vitaal Wonen de richtlijn van het WSW, welke aangeeft dat maximaal 7,5% van het balanstotaal met kort geld (liquiditeitstypische looptijd is korter dan wel gelijk aan 12 maanden) gefinancierd mag worden.
4.4 Leningsmodaliteiten 4.4.1
In principe zijn alle leningsvormen toegestaan: fixe-leningen, annuïtaire leningen, lineaire en roll- over leningen, al dan niet met een variabele hoofdsom. De keuze ten aanzien van de leningsvorm wordt bepaald door de geprognosticeerde kasstromen van Vitaal Wonen. De kasstromen voortvloeiende uit de nieuw aan te trekken lening(en) worden, zoveel als mogelijk, gematched met de kasstromenprognose.
4.5 Vermogenskostenvoet 4.5.1
Om een zo laag mogelijke externe vermogenskostenvoet te bewerkstelligen, hanteert Vitaal Wonen bij het aantrekken van nieuwe financieringen het volgende uitgangspunt: is de huidige rente laag ten opzichte van de verwachte rente dan wordt in principe gestreefd naar financiering met een vaste rente en een lange looptijd. Omgekeerd geldt dat als de huidige rente hoog is ten opzichte van de verwachte toekomstige rente dan wordt in beginsel kort (intern of extern) gefinancierd.
4.6 Aanvraag nieuwe financiering 4.6.1
Bij het aantrekken van een nieuwe financiering/herfinanciering wordt de volgende procedure toegepast: Op basis van de goedgekeurde meerjarenbegroting en een hiervan afgeleide jaarprognose wordt de vermogensbehoefte van Vitaal Wonen voor het komende jaar uitgewerkt in het treasury jaarplan. Het bestuur stelt het jaarplan vast. Het bestuur, werkt transactievoorstellen uit, waarnodig extern begeleid, op basis van de volgende uitgangspunten: 10
o
o
o
4.6.2
Indien de financiering € 1 miljoen of minder bedraagt, worden offertes opgevraagd bij minimaal twee geldverstrekkers. Deze geldverstrekkers zijn in Nederland geregistreerde kredietinstellingen (WTK) of buitenlandse geldverstrekkers; Indien de financiering meer dan € 2 miljoen bedraagt, worden offertes opgevraagd bij minimaal drie geldverstrekkers. Deze geldverstrekkers zijn in Nederland geregistreerde kredietinstellingen (WTK) of buitenlandse geldverstrekkers; De financiering dient te luiden in Euro’s. Andere valutasoorten zijn uitgesloten.
Het bestuur ondertekent de hieruit voortvloeiende overeenkomsten.
4.7 Multichannelfunding 4.7.1
Uit strategisch oogpunt is het wenselijk om meerdere financieringskanalen (multichannelfunding) ter beschikking te hebben. Dit is van belang aangezien een grote mate van afhankelijkheid van één bepaald kanaal kan leiden tot een situatie waarin toegang tot de financiële markten via dit ene kanaal niet langer gewaarborgd is, dan wel slechts mogelijk is tegen exorbitante kosten.
4.7.2
In het kader van multichannelfunding houdt Vitaal Wonen nauwlettend de ontwikkelingen in de gaten met betrekking tot het onderzoek naar een EMTN programma dat door het WSW geborgd kan worden (EMTN staat voor Emission Medium Term Notes).
11
5 Beleggingsmanagement 5.1 Doelstelling 5.1.1
Het doel van beleggingsmanagement is gericht op het monitoren van de beleggingen in relatie tot de kasstromen en zodoende op korte en lange termijn te voorzien in voldoende liquiditeiten waarbij twee overwegingen een centrale rol kunnen spelen:
De beleggingen moeten passen in het geformuleerde risicokader
er moet gestreefd worden naar een maximalisatie van het beleggingsrendement, waarbij sociaal maatschappelijke overwegingen een rol kunnen spelen.
5.2 Uitgangspunten 5.2.1
De volgende uitgangspunten zijn onderdeel van het beleid:
Er mag niet belegd worden in aandelen; Beleggingen worden zoveel als mogelijk, qua omvang, beperkt; Het streven is gericht op intern financieren en het verkorten van de balanspositie; Beleggingen hebben een risicomijdende grondslag ofwel met hoofdsomgarantie. Beleggingen vinden plaats in euro’s, andere valuta’s zijn uitgesloten.
5.2.2
Het monitoren van de beleggingen geschiedt door het Bestuur en RvT gezamenlijk. Hiertoe wordt een Treasury Commissie samengesteld die ten minste drie leden telt.
5.3 Beleggingstitels 5.3.1
VitaalWonen mag beleggen bij instellingen die minimaal een AA-rating hebben in de volgende titels:
Staatsobligaties van Europese overheden, die aangesloten zijn bij de EG. Obligaties in Euro’s van Nederlandse particuliere bedrijven. Beleggingsfondsen, die de gelden beleggen in deposito’s en/of vastrentende waarden; Collegiale financiering onder WSW-borging.
5.3.2
Uitzonderingen hierop zijn deposito’s, met een beperkte looptijd en spaartegoeden, die worden aangehouden bij een van de volgende Nederlandse systeembanken: Rabobank, ABN-AMRO, ING en BNG. Hiervoor is een A-rating voldoende.
5.3.3
De hiervoor genoemde beleggingstitels worden aangehouden tot aan het einde van de looptijd om koersrisico’s uit te sluiten. Bij koerswinst kunnen ze voor het einde van de looptijd verzilverd worden. De behaalde koerswinst mag alleen gebruikt worden 12
voor nieuwe investeringen danwel voor vervroegde aflossingen van bestaande leningen. 5.3.4
Het participeren of financieren van verbindingen door Vitaal Wonen, in het kader van haar volkshuisvestelijke doelstelling, valt buiten de definitie van beleggen in dit Treasurystatuut. Indien Vitaal Wonen dergelijke verbindingen financiert, wordt zakelijk en marktconform gehandeld.
5.4 Looptijden en omvang 5.4.1
De looptijden en omvang van de beleggingen worden afgestemd op de geprognosticeerde kasstromen van Vitaal Wonen.
13
6 Renterisicomanagement 6.1 Uitgangspunten 6.1.1
Kapitaalslasten zijn een grote kostencomponent binnen de exploitatie van een corporatie, omdat een aanzienlijk deel van het bezit gefinancierd is met vreemd vermogen. De renterisico’s die hiermee samenhangen kunnen grote invloed hebben op de financiële continuïteit van de organisatie. Het doel van renterisicomanagement is een goede spreiding van renterisico’s bewerkstelligen waarmee voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden van het WSW.
6.1.2
De belangrijkste activiteiten binnen renterisicomanagement zijn:
6.1.3
Het bepalen van een koers ten aanzien van de rentemissie van Vitaal Wonen; Streven naar een optimale risicospreiding door het bewaken van betalingsverplichtingen inzake rente en aflossing van de leningenportefeuille, van (her)financieringen en renteaanpassingen; Het toetsen aan de norm renterisico, waarbij Vitaal Wonen de norm van 15% van het WSW volgt. Deze norm heeft betrekking op de bestaande leningenportefeuille en is exclusief het saldo “schuld aan kredietinstellingen”; Het kwantificeren en analyseren van de grootte van het renterisico (exposure).
Het beheren van de geldstromen en zorgen dat de renterisico’s binnen de gestelde beleidsmarges blijven, geschiedt door de Bestuurder. Om de risico’s van deze activiteiten zo veel als mogelijk te beperken zijn deze activiteiten onderstaand verder toegelicht.
6.2 Rentemissie en rentevisie 6.2.1
De rentemissie van Vitaal Wonen is zo gunstig mogelijk te financieren met een laag risicoprofiel. Hiertoe volgt VitaalWonen de rentevisies van gerenommeerde instellingen zoals onder andere Atrivé, Thésor, BNG en ING. Bij het bepalen van haar koers kan Vitaal Wonen zich laten ondersteunen door een extern deskundige.
6.3 Risicospreiding 6.3.1
Het WSW hanteert momenteel een norm van 15%. In deze norm worden schulden aan kredietinstellingen buiten beschouwing gelaten. Vitaal Wonen tracht zo veel als mogelijk hieraan jaarlijks te voldoen. Bij het aantrekken van nieuwe financieringen wordt hiermee rekening gehouden.
14
6.4 Derivaten 6.4.1
Derivaten zijn slechts toegestaan indien zij defensief van aard zijn. Speculatief gebruik van derivaten, zoals het innemen van ‘open posities’ is te allen tijde verboden. De volgende eisen worden gesteld ten aanzien van het gebruik van derivaten:
De inkoper van derivaten dient voldoende kennis van zaken te hebben. Indien dit niet het geval is, is extern advies verplicht; Derivaten mogen slechts gebruikt worden om bepaalde risico’s, zoals beleggingen-, rente- en financieringsrisico’s af te dekken; Slechts een beperkt aantal soorten derivaten zijn toegestaan. In bijlage 1 worden de derivaten nader toegelicht welke door Vitaal Wone toegepast mogen worden; Voor het gebruik van derivaten dient te allen tijde en direct (voordat het contract aangegaan wordt) goedkeuring te worden gevraagd aan de RvT inclusief een motivatie, waarom een derivaat wordt gebruikt. Rentederivaten worden alleen afgesloten bij banken met een internationale rating ten-minste A-3 afgegeven door Moody’s of tenminste A afgegeven door Standard &Poor’s; Alvorens met een bepaalde bank een rentederivaat aan te gaan zullen de wederzijdse verplichtingen die daaruit voortkomen, vastgelegd worden in een speciaal daartoe af te sluiten contract. Vanwege het specialistische karakter van dit soort overeenkomsten zal, voordat een dergelijk contract wordt afgesloten, de visie van een onafhankelijk gespecialiseerd adviseur worden ingewonnen; bij het aangaan van rentederivaten is er sprake van mogelijke positieve en negatieve marktwaarden. Contracten met tussentijdse verrekening van deze waarden, waarbij een margin wordt afgesproken met de tegenpartij, zijn niet toegestaan.
7 Administratieve organisatie en interne controle 7.1 Uitgangspunten 7.1.1
De volgende uitgangspunten vormen onderdeel van het beleid:
Een voldoende mate van functiescheiding, denk aan de beschikkende -, registrerende –en controlerende functie; Het vier-ogen principe; Gezien de omvang van de organisatie is gekozen voor een AO/IC-model waarbij zowel op het interne controlaspect (achteraf) wordt gestuurd en tevens op uitgebreide AO-procedures ter beheersing van de activiteiten vooraf. Functiescheiding en het vier-ogen principe.
15
Opmerking [M1]: Hoe is dit georganiseerd bij Vitaal?
7.1.2
Functiescheiding vindt plaats tussen:
7.1.3
Het vaststellen van het treasury statuut (verantwoordelijkheid ligt bij het bestuur met voorafgaande toestemming van de RvT); Het uitvoeren en registreren van de treasury activiteiten ( uitvoering en registratie) ligt bij het Bestuur; Het analyseren en (laten) adviseren aangaande het treasury beleid (verantwoordelijkheid ligt bij de RvT); Het controleren en toetsen van het uitgevoerde treasurybeleid (verantwoordelijkheid ligt bij de RvT).
Voor het effectueren van alle financiële transacties op het gebied van financieringen en beleggingen is minimaal vereist dat de bestuurder gezamenlijk met een lid van de RvT (met financiële expertise) dan wel de Treasury Commissie de transactie accordeert.
16
7.2 Treasury commissie 7.2.1
De treasury commissie analyseert het treasurybeleid en brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit aan het bestuur.
7.2.2
De taken van de treasury commissie zijn:
Het goedkeuren en door het bestuur laten vaststellen van het treasury jaarplan; Het evalueren van het treasurystatuut; Het evalueren van het huisbankierschap en de bankvoorwaarden; Het analyseren van het treasurybeleid; Het analyseren van de liquiditeitsbegroting; Het adviseren over financiële transacties, betreffende financieringen en beleggingen; Het gevraagd en ongevraagd adviezen uitbrengen aan het bestuur.
7.2.3
De treasury commissie neemt minimaal twee keer per jaar zitting. Indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan door één van de leden van de treasury commissie, een extra zitting bijéén geroepen worden.
7.2.4
Het treasurystatuut zal minimaal eenmaal per drie jaar worden geactualiseerd aan de hand van de vastgestelde en goedgekeurde wijzigingen. De looptijd van dit statuut eindigt per x.
17
8 Treasuryrapportage 8.1 Uitgangspunten 8.1.1
Uitgangspunten voor het rapporteren van treasury activiteiten dienen te zijn:
Het rapporteren over treasury activiteiten maakt integraal onderdeel uit van de cyclische rapportages zoals managementrapportage, toezichtrapportage, begroting en jaarrekening; Het inzichtelijk maken van de financiële risico’s (o.a. renterisico); Het inzichtelijk maken van de vermogensbehoefte van Vitaal Wonen.
8.2 Informatievoorziening 8.2.1
Informatievoorziening vindt plaats conform onderstaand schema.
Informatie
Soort
Treasury statuut Treasury jaarplan
Opsteller
Vaststellen
Beleidsmatig 1x per drie jaar
Bestuur
Bestuur
Beleidsmatig 1x per jaar
Bestuur
Bestuur
1x per jaar
Bestuur i.s.m. Administratie Kantoor
Treasury Commissie
1x per kwartaal
Administratie Kantoor
Treasury Commissie
1x per kwartaal
idem
Treasury Commissie
Tactisch
Zo vaak als nodig
idem
Treasury Commissie
Leningen- en beleggingenportefeuille
Tactisch
Zo vaak als nodig
idem
Treasury Commissie
Borgingsruimte en renterisicoprofiel
Tactisch
Zo vaak als nodig
idem
Treasury Commissie
idem
Treasury Commissie
idem
Treasury Commissie
Kasstroomprognose op jaarbasis horizon 10 jaar vooruit
Beleidsmatig
Kasstroomprognose op maandbasis horizon 1 jaar vooruit
Frequentie
Tactisch
Gerealiseerde kasstroom begroting + toelichting
Tactisch
Ontwikkelingen m.b.t. kort vreemd en lang vreemd vermogen
Gerealiseerde kasstroom Operationeel 1x per kwartaal verslagjaar Marktinformatie
Operationeel
Zo vaak als nodig
18
8.2.2
Alle verslagen en rapportages worden ter informatie beschikbaar gesteld voor bestuur en RvT.
8.3 Opsteller 8.3.1
Het genereren van rapportages voor sturing, voortgangsbewaking en transparantie geschiedt door het Bestuur.
8.3.2
De rapportages zijn minimaal 1 week voor behandeling in het bezit van de personen die deelnemen aan het overleg.
19
9 Bijlage 1: Gebruik van derivaten De volgende derivaten zijn toegestaan: -
-
-
-
Forward fixeren: nu reeds met een geldgever een rente afspraak maken inzake een lening die in de toekomst een rente-aanpassing ondergaat of een lening met een uitgestelde storting; Cap/Floor/Collar: dit betreft een afspraak met een financier dat niet meer dan een bepaald rentepercentage betaald gaat worden gedurende een bepaalde looptijd, uitgaande van een bepaalde hoofdsom. In de grondvorm is sprake van een premiebetaling bij aanschaf; de cap kan echter ook zero-cost worden afgesloten (collar). Op deze wijze wordt een bandbreedte geschapen waarbinnen het te betalen renteniveau zich zal gaan bevinden. Het instrument is afschermend van karakter (in sommige vormen zijn er ook fixerende eigenschappen). De cap wordt vaak in combinatie met kort vreemd vermogen aangetrokken en kan onafhankelijk van de financier geregeld worden; Interest Rate Swap (IRS): met behulp van een IRS kunnen rentelooptijd en bedrag naar wens ‘gekocht’ worden. De looptijd van de SWAP kan in de toekomst liggen (“forward starting”) en aan het kopen van de SWAP zijn geen kosten verbonden. De SWAP staat los van de financiering; deze dient apart te worden aangetrokken. Dit betekent tevens dat de SWAP onafhankelijk van de financier van het converterende leningcontract kan worden aangetrokken; Swaption:een recht kopen op een maximale rentebetaling; dit instrument is afschermend van karakter en kan op verschillende renteniveaus worden afgesloten. Er kan dus nog wel geprofiteerd worden van een eventueel lagere rente op moment van renteconversie of financiering. Afhankelijk van het gekozen renteniveau en de fictieve hoofdsom kan het prijskaartje fors zijn; deze kosten dienen meegenomen te worden in de effectieve financieringsrente die te zijner tijd betaald gaat worden. Het instrument is beter geschikt ter bestrijding van risico’s veroorzaakt door een onzekere toekomstige financieringsbehoefte dan de forward IRS. Immers, indien de financieringsbehoefte niet ontstaat, kan de optie verkocht worden. De Swaption is overigens ook geschikt voor de bestrijding van risico’s door renteconversie. De koper van een swaption heeft hierbij de visie dat de rente op het huidige niveau blijft of zal dalen en wil zich indekken tegen een verkeerde rentevisie. Indien de visie niet uitkomt, is de koper verzekerd van een maximaal te betalen rente, en mocht de visie wel uitkomen dan profiteert de koper van de lagere rente. De financiering dient, net als bij de SWAP, apart geregeld te worden.
20