Jaarverslag
Team Kindermishandeling AMC / Transmuraal Academisch Samenwerkingsverband Kindermishandeling (TASK)
2013
T.F. Bosschaart Arts-onderzoeker, coördinator TASK Februari 2014
1
Inhoudsopgave
1. Achtergrond en samenstelling
p. 4
1.1 Landelijke ontwikkelingen
p. 4
1.2 TASK-Amsterdam
p. 5
1.3 Doel TASK-Amsterdam
p. 6
1.4 Samenstelling TASK
p. 7
1.5 Vergaderingen
p. 7
2. Patiëntenzorg
p. 8
2.1 Patiëntenzorg algemeen
p. 8
2.2 Patiëntenzorg calamiteiten
p. 9
3. Onderwijs
p. 10
3.1 Onderwijs Algemeen
p. 10
3.2 Congres 2014 – EUCCAN
p. 12
3.3 Werkboek Kindermishandeling
p. 12
4. Wetenschappelijk onderzoek en publicaties
p. 13
4.1 De shERlock studie
p. 13
4.2 Radiologische aspecten van kindermishandeling
p. 14
4.3 De aftERcare studie
p. 15
4.4 De So Say! Studie
p. 15
6. Protocollen en Richtlijnen
p. 17
6.1 Protocollen
p. 17
6.2 Richtlijnen
p. 17
2
7. Financiën
p. 18
7.1 Financiën
8. Overig
p. 18 p. 19
8.1 NODO
9. Toekomstplannen
p. 19 p. 20
9.1 Toekomstplannen algemeen
p. 20
9.2 Patiëntenzorg
p. 21
9.3 Onderwijs
p. 21
9.4 Onderzoek
p. 21
9.5 Overig
p. 21
3
1. Achtergrond en samenstelling
1.1 Landelijke ontwikkelingen Kindermishandeling is een groot maatschappelijk probleem met potentieel ernstige korte en lange termijnschade. In 2010 is de nationale prevalentie studie kindermishandeling herhaald ( NPM-2010 (1)) volgens dezelfde opzet als in 2005. Deze studie liet opnieuw zien dat kindermishandeling een probleem is waar veel kinderen in Nederland mee te maken hebben; 3% van alle Nederlandse kinderen is bekend bij een professional met een vorm van kindermishandeling. In dezelfde studie zijn ook jongeren zelf ondervraagd. Hieruit kwam naar voren dat 10% van de jongeren aangeeft het afgelopen jaar mishandeld te zijn, 20% ooit in het leven. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met de cijfers van 2005. De prevalentie van kindermishandeling lijkt dus onveranderd. De overheid doet veel om kindermishandeling in de samenleving terug te brengen en de signalering te verbeteren. Hun aanpak staat beschreven in het actieplan Kinderen Veilig (2). De nadruk ligt op voorkomen dat het gebeurt en indien het wel gebeurt dit tijdig te signaleren, stoppen en (verdere) schade voorkomen. Het tijdig signaleren van kindermishandeling is hierin een belangrijk onderdeel. Daarom zijn sinds 1 juli 2013 alle professionals die met kinderen werken verplicht melding te maken van vermoeden op huiselijk geweld en kindermishandeling. Hieronder vallen onder andere professionals die werken in de gezondheidszorg, het onderwijs, de kinderopvang, de maatschappelijke ondersteuning, de jeugdzorg en justitie. Dit staat vermeld in de wet ‘Verplichte meldcode huiselijke geweld en kindermishandeling’. Professionals die werken met een meldcode blijken drie keer vaker in te grijpen dan collega’s die zo’n meldcode niet gebruiken (3). Door de meldcode en de scholing die in het wetsvoorstel wordt voorgeschreven, wordt de professional alerter op signalen van mishandeling en seksueel misbruik en kan hij daarop adequaat reageren. Buren en familieleden worden alert gemaakt met een publiekscampagne gericht op huiselijk geweld. Naar aanleiding van diverse zaken van seksueel misbruik die recent in het nieuws zijn geweest zijn er meerdere commissies in het leven geroepen om onderzoek te doen naar fysiek geweld en seksueel misbruik. Hierdoor werd onder andere in mei van het afgelopen jaar het kwaliteitskader Voorkomen Seksueel Misbruik in de Jeugdzorg gepresenteerd aan de commissieRouvoet. Om snel te kunnen handelen en indien nodig in te grijpen is het noodzakelijk dat medici, jeugdzorg en justitie nauw samenwerken. De Taskforce kindermishandeling, onder leiding van Burgermeester Eberhard van de Laan is ingesteld met als opdracht "de uitvoering van het actieplan kritisch te volgen, specifieke thema's uit het actieplan hoog op de agenda te houden en nieuwe kansrijke initiatieven te stimuleren". De multidisciplinaire aanpak van kindermishandeling, zoals dat in het AMC gebeurt, wordt momenteel door de overheid onderzocht door middel van een evaluatieproject van ZonMW.
4
1.2 TASK-Amsterdam Transmuraal Academisch Samenwerkingsverband Kindermishandeling Amsterdam (TASK-Amsterdam) is een academisch samenwerkingsverband van experts die zich bezighouden met signalering, diagnostiek, interventie en behandeling van (vermoedens van) kindermishandeling. Hulp aan het kind en zijn/ haar ouders staat hierbij centraal. De experts zijn afkomstig uit onderstaande organisaties: -
Het AMC, Team Kindermishandeling Emma Kinderziekenhuis AMC
-
De Bascule (Academisch Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie)
-
Het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) / BJAA (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam)
-
De Raad voor de Kinderbescherming
TASK-Amsterdam is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen het Team Kindermishandeling van het Emma Kinderziekenhuis AMC, de Bascule, het AMK en de RvK. Medewerkers van een ziekenhuis worden regelmatig met een vermoeden van kindermishandeling geconfronteerd. Kinderen die mishandeld zijn komen daardoor mogelijk vaker in contact met de gezondheidszorg. Daarnaast worden er in een ziekenhuis kinderen gezien die voor een ander probleem komen, maar waarbij mogelijk ook mishandeling speelt. Mishandelde kinderen hebben meer contact met de gezondheidszorg dan niet-mishandelde kinderen. Het is daarom zeer belangrijk dat alle medewerkers van een ziekenhuis de signalen van kindermishandeling vroeg herkennen, zodat de mishandeling stopt en niet escaleert. Het herkennen van mishandeling en verwaarlozing is moeilijk. De symptomen kunnen vaag zijn en ouders en kinderen vertellen meestal niet de ware toedracht. In het verleden was hier niet op een gestructureerde wijze aandacht voor. Er bleek behoefte te zijn aan het bespreken van casuïstiek (in het bijzonder bij minder evidente gevallen en verwaarlozing), scholing van zichzelf en collega’s, attitudeverandering en structurering. In 2004 kwam het Team voor het eerst bij elkaar, het Emma Kinderziekenhuis AMC was hiermee een van de eerste ziekenhuizen in Nederland met een multidisciplinair team kindermishandeling. Behalve (medisch-)inhoudelijke aspecten kwamen ook juridische, medisch- ethische en emotionele aspecten van omgaan met gezinnen waarin vermoedelijk mishandeling speelt aan bod. Er werden aandachtsfunctionarissen aangesteld op alle afdelingen in het ziekenhuis, er werd onderwijs verzorgd waardoor de alertheid van medewerkers op het herkennen van kindermishandeling toenam. Inmiddels worden per jaar circa 200 kinderen in het Team besproken. Sinds 2009 is er structurele financiële ondersteuning voor TASK beschikbaar gesteld vanuit de Raad van Bestuur van het AMC. Vanuit deze middelen is een basisarts-coördinator aangesteld. Deze arts is het eerste aanspreekpunt voor collega’s van binnen en buiten het AMC bij een vermoeden van kindermishandeling. Daarnaast coördineert zij de multidisciplinaire bijeenkomsten ( zie par 1.3, 1.4, 1.5), waarin alle casuïstiek zowel met internen als met externen zoals de Bascule, Raad van de kinderbescherming, vangnet Jeugd en Advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) besproken wordt en zorgt zij voor follow-up van de besproken casuïstiek. In 2010 is TASK-Amsterdam versterkt door de komst van een orthopedagogisch specialist kindermishandeling, met als aandachtsgebied gedragssignalen en (non-verbale) communicatie van mishandelde kinderen. In 2011 is bovendien een promovenda aangesteld, die onderzoek doet naar kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, een alcohol of drugs vergiftiging en/of een zelfmoordpoging van een van de ouders.
5
1.3 Doel TASK-Amsterdam De werkwijze van TASK-Amsterdam is gericht op signalering, diagnostiek, interventie en behandeling van (vermoedens van) kindermishandeling vanuit 1 multidisciplinair team. In het Emma Kinderziekenhuis AMC te Amsterdam is in de afgelopen jaren een unieke multidisciplinaire, academisch ingebedde, aanpak ontwikkeld om diverse vormen van kindermishandeling, waaronder ook seksueel misbruik bij jonge kinderen, kinderen als getuige van huiselijk geweld en mishandeling / verwaarlozing van het ongeboren kind, snel te signaleren. Na zorgvuldige diagnostiek volgt, na eventuele noodzakelijke interventies, adequate behandeling, gericht op vergroting van de veiligheid en het creëren van optimale ontwikkelingskansen voor het kind. Deze brede samenwerking heeft sinds 2004 haar nut bewezen. Naast het patiënt gebonden werk is het doel van de samenwerking binnen TASK-Amsterdam de opgedane kennis breder toegankelijk te maken door middel van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en kennisdeling, zowel nationaal als internationaal. Wetenschappelijk onderzoek is onder andere ingebed in het Amsterdam Centre for Forensic Studies, een samenwerkingsverband tussen het AMC, de faculteit natuurkunde, wiskunde en informatica van de Universiteit van Amsterdam en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Op het gebied van onderwijs en research onderscheidt TASKAmsterdam zich van andere initiatieven in Nederland. TASK-Amsterdam is een team, dat zich zowel op het gebied van patiëntenzorg als ook op het gebied van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek toespitst op vier speerpunten ten behoeve van de gezondheid en veiligheid van kinderen: -
Signaleren en screenen
-
Diagnostiek
-
Interventie
-
Behandeling
TASK- Amsterdam heeft met betrekking tot bovenstaande speerpunten speciale aandacht voor het ongeboren kind. Al vroeg in de zwangerschap worden casussen besproken waarbij er zorgen om zwangere vrouwen zijn en vinden de noodzakelijke interventies en/of behandeling plaats. Kansen worden zo optimaal benut en het is vaker mogelijk dat het kind op een veilige en gezonde wijze bij de eigen ouder(s) kan opgroeien. Twee keer per maand vinden multidisciplinaire bijeenkomsten plaats, waarbij de vertegenwoordigers van de verschillende instellingen om de tafel zitten. Hierin wordt de nieuwe en lopende casuïstiek van SEH, (kinder-)afdelingen en –poli besproken. Doel van de casuïstiekbespreking is intervisie bij vermoedens van kindermishandeling betreffende diagnostiek, interventie en behandeling en reflectie op het eigen handelen. Een casus wordt gevolgd tot er geen actie meer ondernomen hoeft te worden. Deze multidisciplinaire en transmurale aanpak leidt tot een integrale benadering van de 4 speerpunten en is in lijn met de aanbevelingen in het recent verschenen rapport van het kinderrechtencollectief en die van de Gezondheidsraad.
6
1.4 Samenstelling TASK TASK-Amsterdam bestaat – vanuit het AMC- uit twee kinderartsen (Rian Teeuw is algemeen kinderarts sociale pediatrie en voorzitter), een gynaecoloog, kinderradioloog, kinderchirurg, verpleegkundigen van de kinderafdelingen en spoedeisende hulp, orthopedagogisch specialist kindermishandeling, maatschappelijk werkenden van de kinderafdeling/ psychosociale afdeling, verloskundige en neonatoloog, een arts-onderzoeker en een basisarts-coördinator. Van buiten het AMC zijn er vertegenwoordigers van de Bascule (Academisch Centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie), een vertrouwensarts van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en een teamleider van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Op afroep zijn ook een jurist en medisch ethicus beschikbaar voor consultatie. In totaal omvat TASK-Amsterdam circa 35 teamleden.
1.5 Vergaderingen TASK-Amsterdam komt twee maal per maand bijeen, tijdens een grote en een kleine vergadering. Tijdens de grote vergadering (iedere derde maandag van de maand van 12.00-14.00 uur) kunnen collega’s nieuwe casuïstiek inbrengen en ligt de nadruk op het stellen van een diagnose. Er wordt besproken om wat voor soort kindermishandeling het (mogelijk) gaat en welke stappen nodig zijn de diagnose te kunnen stellen of te verwerpen. De adviesvrager krijgt advies hoe het beste om te gaan met deze casus. Tijdens de kleine vergadering (iedere eerste maandag van de maand van 12.00-13.00 uur) komt een kleiner aantal AMC medewerkers bijeen met de Bascule, het AMK en de Raad. Er wordt besproken of de diagnose bevestigd dan wel verworpen kan worden, welke maatregelen nodig zijn voor veiligheid en regie en of er behandeling voor het gezin nodig is. Een casus wordt pas afgesloten als naar mening van het Team alle punten voldoende gewaarborgd zijn. Casuïstiek kan sinds 2009 worden aangemeld via het online meldingssysteem op het AMC intranet. Hulpverleners van buiten het AMC kunnen aanmelden door telefonisch of per email contact op te nemen. Elke casus krijgt een nummer om anonimiteit te waarborgen. De aanwezigheid van de behandelend arts tijdens de vergadering is van groot belang. Naast casuïstiekbesprekingen zijn de maandelijkse bijeenkomsten ook momenten waarop informatie betreffende interessante literatuur, symposia en nieuwe ontwikkelingen uitgewisseld wordt.
7
2. Patiëntenzorg
2.1 Patiëntenzorg algemeen Tijdens de tweemaandelijkse teamvergadering worden ieder jaar meer kinderen besproken. Het aantal vermoedens dat besproken wordt is gestegen van 12 in 2004 naar 237 in 2013. Een lichte daling ten opzichte van 2012 (287 meldingen). Naast de patiënten die in het team besproken worden, worden de teamleden regelmatig geconsulteerd door collega’s van binnen en buiten het AMC met vragen over gezinnen waar mogelijk mishandeling speelt. Deze consulten worden niet geregistreerd en de besproken 237 kinderen geven dan ook geen realistische weergave van de totale omvang van het probleem kindermishandeling in het AMC. Figuur 1 laat de toename van het aantal meldingen ‘vermoeden van kindermishandeling’ over de afgelopen jaren zien. Ten opzicht van 2012 zien we een lichte daling. Hier is geen duidelijke verklaring voor. De komende jaren zullen moeten aanwijzen of dit eenmalig is of dat het aantal meldingen structureel afneemt.
350
aantal meldingen
300 250 200 150 100 50 0 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 1 Aantal kinderen waarbij vermoeden van kindermishandeling bestond, besproken in TASK 2004-2013
60% Van de meldingen betrof meisjes. Van de 237 meldingen waren er 218 kind meldingen. Indien het kind nog niet geboren of onbekend is bij ons worden de meldingen gedaan op de naam en geboorte datum van een ouder. Bijvoorbeeld gegevens van een zwangere of een ouder als slachtoffer van huiselijk geweld op de spoedeisende hulp. Het is daarom mogelijk dat er bij een oudermelding meer kinderen in het spel waren. Het afgelopen jaar waren er 18 ouder meldingen. De gemiddelde leeftijd van de gemelde kinderen was 5 jaar met een verdeling naar rechts. Figuur twee laat de verschillende typen kindermishandeling zien waar we in 2013 mee te maken hebben gehad. Het totaal aantal komt hiermee uit op een hoger getal dan het totaal aantal meldingen van 237 kinderen. Dit komt omdat er in sommige gevallen sprake is van meer dan 1 type kindermishandeling. We zien dat het aantal gevallen van getuige huiselijk geweld het hoogst scoort (23.3%, n=66). Fysieke mishandeling (19.8%, n=56), Seksueel misbruik (18.7%, n=53) en
8
Emotionele mishandeling/verwaarlozing (18.7%, n=53) zijn de vormen van kindermishandeling die daarna het meest gemeld werden. Fysieke verwaarlozing (14.1%, n=40), prenatale mishandeling (3.9%, n=11) PCF 1.1%, n=3)
Prenatale mishandeling (n=11)
Paediatric condiction falcification (n=3)
Fysieke verwaarlozing (n=40)
Emotionele mishandeling/verwaarl ozing (n=53)
Getuige huiselijk geweld (n=66)
Seksueel misbruik (n=53)
Fysieke mishandeling (n=56)
70 60 50 40 30 20 10 0
Figuur 2 Verschillende typen (vermoeden op) kindermishandeling gemeld bij TASK in 2013
De meeste meldingen werden gedaan vanaf de eerste hulp (n=113, 47.7%) en de polikliniek (n=102, 43%). Maar een klein deel van de meldingen is afkomstig van de klinische afdelingen. Op het moment van melding ging het in bijna 90% van de gevallen om een vermoeden. Slechts in 11.4% (n=27) was al op moment van melding sprake van een bewezen (feitelijk) kindermishandeling. Ten tijde van de melding was er bij 34.3% al een veiligheidsmaatregel genomen, in 10 % was al een AMK melding gedaan en bij 9% was er al aangifte gedaan.
2.2 Patiëntenzorg calamiteiten Het afgelopen jaar zijn er geen calamiteiten geweest.
9
3. Onderwijs
3.1 Onderwijs algemeen Leden van TASK worden regelmatig gevraagd voor het geven van onderwijs over het onderwerp kindermishandeling. Kindermishandeling heeft een vaste plaats in het onderwijs voor geneeskunde studenten aan de UvA, zowel in de bachelorals in de masterfase. In de bacherlorfase zijn er diverse hoorcolleges, en voor de junior coassistenten zijn er aparte onderwijsmomenten. Tevens werd er het afgelopen jaar voor de derde jaar studenten een mini-symposium Kindermishandeling georganiseerd. In de masterfase is er een terugkomdag tijdens het coschap kindergeneeskunde gewijd aan kindermishandeling. Daarnaast is er sinds 2010 keuzeonderwijs forensische geneeskunde voor tweedejaars studenten, samen met het NFI, waarbij kindermishandeling expliciet aan bod komt. Dit keuzeonderwijs is altijd snel vol en wordt zeer positief beoordeeld door de studenten. Sinds 2010 is er informatie over kindermishandeling en over de werkwijze van TASK-Amsterdam opgenomen in de map die alle nieuwe medewerkers van het AMC uitgereikt krijgen, zodat iedereen op de hoogte is wat te doen bij een vermoeden van kindermishandeling. Ook is in 2013 onderwijs verzorgd voor onder andere: -
Zaalartsen en kinderartsen op de klinische afdelingen
-
Arts assistenten kindergeneeskunde
-
Artsen en verpleegkundigen van de afdeling kinderdermatologie
-
Kinderverpleegkundigen (van binnen en buiten het AMC)
-
Doktersassistenten op de poli
-
Baliemedewerkers
-
Artsen van de poeppoli
-
Medewerkers van het auditieve centrum
-
Medewerkers van de psychosociale afdeling (PSA)
Buiten het AMC Als docent: -
WOKK cursus van de Stichting Spoedeisende Hulp Kinderen (SSHK)
-
Workshop “Ouderproblematiek en kinderen een taak voor het Ziekenhuis”, Bel Air Hotel Den Haag, MCH, AMK, ZonMw
-
Onderwijs voor huisartsen Kindermishandeling, MSD
-
Bijscholing acute bloedingen en stollingsstoornissen bij kinderen, EKZ en NVHP “Bont en blauw: kindermishandeling?”
-
Gastcollege Hogeschool Amsterdam fysiotherapie blok “Geweld in Relaties en opvoeding”, thema Kindermishandeling
-
Les Kindermishandeling, lichamelijke aspecten Forensische Masterclass Zeist, NFI, docent
-
Onderwijs voor spoedeisende-hulp artsen in het OLVG
-
Bijeenkomst kindergeneeskunde en kinder- en jeugdpsychiatrie op de Bascule
10
-
Huisartsen, Haamstede cursus te Maastricht
Als spreker op Symposia en Congressen: -
SSPK symposium en vergadering “Kindergynaecologie en seksuele ontwikkeling bij handicap”
-
Symposium “Komt een ouder bij de dokter”
-
Workshop evaluatiedag NODO en de NODO scholingsdagen, te Utrecht, GGD
-
Minisumposium t.g.v. dubbeloratie van o.a. Maurice Aalders en Oprichting Stichting Forensisch- Medische Wetenschap
-
“De verwaarloosde kindermishandeling”, BSL
Als spreker op overige bijeenkomsten: -
Studiebijeenkomst ZonMW multidisciplinaire aanpak KM
-
Uitwisselingsbijeenkomst multidisciplinaire aanpak kindermishandeling ZonMW Den Haag
-
Functioneel overleg, SSPK Midden Nederland, Heideheivel, Hilversum
-
Ypsilon
-
Klankbordgroep Prekimi
-
Bezoek Begeleidingscommissie Min van onderwijs
-
Hoofdinspecteur Pollak
-
Kindertehuis Stichting voor het Kind
-
Antom de Krom Universiteit
-
Overleg georganiseerd door Gemeente Amsterdam: Bijeenkomst Beslisbomen Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
-
Overleg Landelijke Werkgroep Kindermishandeling - Kinderartsen
Internationaal -
Training “Child Fatality Investigations”, National Criminal Justice Center FocValley Technical College, San Diego
-
San Diego International Conference on Child and Family Maltreatment Chadwick Center, San Diego
-
Werkbezoek Suriname: Lezingen en vergaderingen
-
Symposium Kindermishandeling Paramaribo Suriname
-
SPAOGS, Stichting Yeye en Antom de Krom Universiteit Klinische Psychologie. Twee plenaire lezingen en een workshop
-
Klinische avond Kindermishandeling SPAOGS, Stichting Yeye en Antom de Krom Universiteit
-
13th ISPCAN (International Society for the Prevention of Child Abuse and Neglect) conference Dublin, Ireland: mondelinge presentatie
Media Medewerking aan ‘Het Klokhuis’ over: Kindermishandeling (http://kindermishandeling.hetklokhuis.nl/)
11
3.2 Congres 2014 - EUCCAN TASK-Amsterdam is medeorganisator van het EUCCAN congres (EUropean Conference on Child Abuse and Neglect) 2014. Dit internationale congres zal plaatsvinden op 21, 22 en 23 Mei 2014 in de Meervaart in Amsterdam en streeft ernaar om door middel plenaire lezingen, workshops en wetenschappelijke onderzoeks-sessies een breed overzicht te geven van de nieuwste inzichten rondom kindermishandeling. Hiervoor heeft TASK, in samenwerking met andere partners en met congres bureau SCEM in 2013 het programma van EUCCAN ontwikkeld, zijn de sprekers uitgenodigd, is er financiering geregeld en zijn allerlei organisatorische zaken geregeld. Er worden 350 mensen verwacht, uit verschillende landen.
http://www.euccan.eu/en/
3.3 Werkboek Kindermishandeling In 2013 verscheen de eerste druk van het werkboek Kindermishandeling. De voorzitter van TASK-Amsterdam was medeauteur en zat in de redactie. Het boek wordt onder meer gebruikt door kinderartsen en arts-assistenten op de kindergeneeskunde maar is ook erg behulpzaam voor bijvoorbeeld huisartsen en SEH-artsen.
12
4.1 Wetenschappelijk onderzoek en publicaties
Momenteel lopen er 4 promotie-onderzoeken vanuit TASK. Hieronder vindt u een beschrijving per onderzoek en de tot dusver daaruit voortgekomen publicaties.
4.1 De shERlock studie Promovenda: A.H. Teeuw Co-promotor: R.R. van Rijn, S.N. Brilleslijper-Kater Promotor: H.S.A. Heijmans Over de waarde van de inzet van screeningsinstrumenten (sputovamo en topteen) op de spoedeisende hulp om kindermishandeling op te sporen. De spoedeisende hulp (SEH) is het centrum waar de meeste acute zorg wordt verleend. Er wordt geschat dat 2% tot 10% van de kinderen die een bezoek brengt aan de SEH slachtoffer is van een vorm van kindermishandeling. Het is daarom aannemelijk dat de SEH-medewerkers het eerste ziekenhuis contact hebben en daarmee de eerste kans hebben om kindermishandeling te herkennen. Vroege herkenning van kindermishandeling is belangrijk. Zonder vroege herkenning en ingrijpen, lijdt 1 op de 3 kinderen aan kindermishandeling. Wij denken, gebaseerd op eerdere onderzoeken, dat een gecombineerde aanpak, de beste aanpak is. Deze aanpak houdt in: Een checklists van risicofactoren voor kindermishandeling, een gestructureerde inspectie bij lichamelijk onderzoek (top-teen onderzoek) en een geprotocolleerde verwijzing van kinderen van ouders die de SEH bezoeken met alcohol of drugsmisbruik, psychiatrische aandoeningen of verwondingen ten gevolge van huiselijk geweld. In de seERlock studie kijken we naar alle kinderen die de SEH bezoeken en daarmee gescreend worden volgens het genoemde protocol en onderzoeken we of deze aanpak het gewenste effect heeft. Educational paper: Detection of child abuse and neglect at the emergency room; Teeuw AH, Derkx BH, Koster WA, and van Rijn RR; Eur J Pediatr Published. 2012. DOI: 10.1007/s00431-011-1551-1 Results of the implementation of a new screening protocol for child abuse and neglect at the Accident and Emergency department of the Academic Medical Center in Amsterdam; A.H. Teeuw, T. Sieswerda-Hoogendoorn, E.J. Sangers, R. R. van Rijn, H.S.A. Heymans. In preparation. The value of a screening physical inspection to detect child maltreatment; a systematic review; E. M. M. Hoytema van Konijnenburg*; A. H. Teeuw*; T. Sieswerda-Hoogendoorn; A. G. E. Leenders; J. H. Van der Lee. *These authors contributed equally to this work. Online: Systematic reviews Screening methods to detect child maltreatment: high variability in Dutch emergency departments; Eva M. M. Hoytema van Konijnenburg; Arianne H. Teeuw; Sophie Zwaard; Johanna vd Lee; Rick R. van Rijn Emerg Med J 2013 Jun 28. [Epub ahead of print].
13
Parent’s opinion about a routine complete physical examination of children as a screening instrument for child maltreatment in children visiting the Emergency Department of the Academic Medical Center in Amsterdam. Rian (A.H.) Teeuw, Eva M.M. Hoytema van Konijnenburg, Tessa Sieswerda-Hoogendoorn, Jacques Molenaar, Rick R. van Rijn: In voorbereiding.
4.2 Radiologische aspecten van kindermishandeling Promovenda: T. Sieswerda-Hoogendoorn Co-promotor: R.R. van Rijn Promotoren: J.S. Lameris, W. van Aalderen In 2013 werd het promotie-onderzoek van T. Sieswerda over radiologische aspecten van kindermishandeling, afgerond. Voor dit onderzoek werkte zij sinds 2009 voor 0.3 fte bij het Nederlands Forensisch Instituut. Het onderzoek richt zich op radiologie in het kader van kindermishandeling, bijvoorbeeld beeldvorming bij slachtoffers van toegebracht schedelhersenletsel, en de toegevoegde waarde van post-mortale CT ten opzichte van een forensische obductie bij kinderen verdacht van een niet-natuurlijk overlijden. De publicaties die hieruit voortvloeiden in 2013 waren: Abusive head trauma: Differentiation between impact and non-impact cases based on neuroimaging findings and skeletal surveys. Sieswerda-Hoogendoorn T, Robben SG, Karst WA, Moesker FM, van Aalderen WM, Laméris JS, van Rijn RR. Eur J Radiol. 2013 Dec 4. pii: S0720-048X(13)00605-0. doi: 10.1016/j.ejrad.2013.11.015. [Epub ahead of print] PMID: 24360233 [PubMed - as supplied by publisher] Pneumomediastinum and Soft Tissue Emphysema in Pediatric Hanging. Sieswerda-Hoogendoorn T, Strik AS, Hilgersom NF, Soerdjbalie-Maikoe V, van Rijn RR. J Forensic Sci. 2013 Dec 13. doi: 10.1111/1556-4029.12315. [Epub ahead of print] PMID: 24328897 The value of post-mortem CT in neonaticide in case of severe decomposition: Description of 12 cases. SieswerdaHoogendoorn T, Soerdjbalie-Maikoe V, Maes A, van Rijn RR. Forensic Sci Int. 2013 Dec 10;233(1-3):298-303. doi: 10.1016/j.forsciint.2013.09.023. Epub 2013 Sep 26. PMID: 24314533 Abusive head trauma in young children in the Netherlands: evidence for multiple incidents of abuse. SieswerdaHoogendoorn T, Bilo RA, van Duurling LL, Karst WA, Maaskant JM, van Aalderen WM, van Rijn RR. Acta Paediatr. 2013 Nov;102(11):e497-501. doi: 10.1111/apa.12377. Epub 2013 Aug 27. PMID: 23909838 Op 9 maart 2014 zal T. Sieswerda-Hoogendoorn haar proefschrift verdedigen in de Agnietenkapel van de Universiteit van Amsterdam. Iedereen die geinteresseerd is in radiologische aspecten van kindermishandeling is van harte welkom deze openbare verdediging bij te wonen. Overige publicaties:
14
[Neonaticide: frequently suspected, seldom proven]. Neonaticide; vaak vermoed, zelden bewezen. Soerdjbalie-Maikoe V, de Wijs-Heijlaerts KJ, Meijerman L, Verheugt AJ, Sieswerda-HoogendoornT, Maes A. Ned Tijdschr Geneeskd. 2013;157(49):A6546. Dutch. PMID: 24299627
Een meisje van 1 jaar met perineumletsel. Sieswerda-Hoogendoorn T, Bakx R, Teeuw AH. Nederlands Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, 2013
4.3 De aftERcare studie Promovenda: E. M. M. Hoytema van Konijnenburg Co-promotoren: J. H. van der Lee; S. N. Brilleslijper-Kater en R. J. L. Lindauer Promotor: Prof. dr. J. B. Van Goudoever In 2013 werd het tweede jaar van het promotie-onderzoek van Eva Hoytema van Konijnenburg afgerond. Dit onderzoek heeft aftERcare (amsterdam follow-up of troubling ER-visitors’ children; assessment and referral to external help) en is een multicenter prospectief onderzoek dat de ‘Beslisbomen huiselijk geweld en kindermishandeling voor Ziekenhuizen’ zal evalueren. Er doen 6 ziekenhuizen mee in Amsterdam, evenals het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Amsterdam en Groningen, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De Amsterdamse beslisbomen huiselijk geweld en kindermishandeling voor ziekenhuizen zijn gebaseerd op 3 belangrijke risicofactoren voor kindermishandeling bij ouders: Huiselijk geweld, alcohol- en drugsmisbruik en psychiatrische problematiek, met als doel kindermishandeling beter te herkennen en hulp te bieden. De publicaties die hieruit voortvloeiden in 2013 waren: New hospital-based policy for children whose parents present at the ER due to domestic violence, substance abuse and/or a suicide attempt. Hoytema van Konijnenburg, E. M. M., Sieswerda-Hoogendoorn, T., Brilleslijper-Kater, S. N., van der Lee, J. H., Teeuw, A. H. Eur J Pediatr. 2013 Feb;172(2):207-14 Screening methods to detect child maltreatment: high variability in Dutch emergency departments. E.M.M. Hoytema van Konijnenburg; A.H. Teeuw; S. A. Zwaard; J.H. van der Lee; R.R. van Rijn. Emerg Med J 2013 July [Epub ahead of print] Insufficient evidence for the use of a physical examination to detect maltreatment in children without prior suspicion: a systematic review. Hoytema van Konijnenburg E. M. M.*, Teeuw A. H.*, Sieswerda-Hoogendoorn T., Leenders A. G. E., van der Lee J. H. *These authors contributed equally to this work. Syst rev 2013, 2:109
4.4 De So Say! Studie Promovenda: T.F. Bosschaart Co-promotoren: S. Brilleslijper-Kater, R. Lindauer, D. Bosman
15
Promotor: M.A. Benninga Eind 2013 is de nieuwe studie SoSay! (Signs of Sexual Abuse in Young children) van start gegaan. Hierbij wordt gekeken naar verschillende signalen die bij kinderen kunnen passen bij seksueel misbruik. Hieronder vallen bijvoorbeeld de bevindingen bij lichamelijk onderzoek en psycho-sociale symptomen. Ook wordt er gekeken of bij kinderen met chronische obstipatie en functionele buikpijn traumatische ervaringen zoals seksueel misbruik een rol spelen. De eerste publicaties worden eind 2014 begin 2015 verwacht.
16
6. Protocollen en Richtlijnen
6.1 Protocollen Naar aanleiding van de nieuwe Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, die in werking is getreden op 1 juli 2013, zullen de huidige richtlijnen in het AMC moeten worden aangepast. Er zal bijvoorbeeld een coördinator huiselijk geweld moeten worden aangesteld, alle casus huiselijk geweld moeten worden besproken in een team, er moet een registratie komen van huiselijk geweld en op alle afdelingen moet scholing worden gegeven. TASK heeft hierover in het afgelopen jaar meermaal overleg gevoerd met de Raad van Bestuur van het AMC, en alle plannen worden momenteel uitgewerkt.
6.2 Richtlijnen In 2013 is een start gemaakt met de ontwikkeling van de nieuwe landelijke richtlijn: Diagnostiek bij (vermoeden op) seksueel misbruik bij kinderen. Het wordt een multidisciplinaire voor verschillende zorg professionals die te maken kunnen krijgen met (een vermoeden op) seksueel misbruik, denk hierbij naast kinderartsen aan bijvoorbeeld psychologen, jeugdartsen, eerst hulp artsen en huisartsen. Hiermee streven we ernaar dat kinderen met (een vermoeden op) seksueel misbruik eenzelfde aanpak krijgen in verschillende centra welke zo veel mogelijk evidence-based is. De richtlijn zal media 2015 klaar zijn.
17
7. Financiën
7.1 Financiën
Sinds 2009 krijgt TASK structurele financiële ondersteuning van de Raad van Bestuur van het AMC. Uit deze gelden worden het salaris van de basisarts-coördinator en de orthopedagogisch specialist kindermishandeling betaald. De arts-onderzoeker wordt betaald uit externe gelden (Stichting Kinderpostzegels en Gemeente Amsterdam). Het promotieonderzoek naar signaleringsinstrumenten voor kindermishandeling op de spoedeisende hulp wordt ook gefinancierd door Stichting Kinderpostzegels en het promotieonderzoek naar radiologische aspecten van kindermishandeling wordt gefinancierd door het Nederlands Forensisch Instituut. Voor het onderzoek over de signalen van seksueel misbruik bij kinderen lopen momenteel meerdere aanvragen. We hopen dat in 2014 rond te krijgen. De ontwikkeling van de richtlijn ‘Diagnostiek bij (vermoeden op) seksueel misbruik bij kinderen wordt gefinancierd vanuit de SKMS (stichting kwalteitsgelden medisch specialisten). Een gedetailleerd overzicht van de geldstromen is op te vragen bij de voorzitter van TASK, mevrouw A.H. Teeuw.
18
8. Overig
8.1 NODO Per 1 oktober 2012 heeft het ministerie van justitie een overeenkomst gesloten met GGD Nederland en de twee universitaire centra (Universitair Medisch Centrum Utrecht en Academisch Medisch Centrum(AMC)/VU medisch centrum(VUmc)) voor het uitvoeren van de NODO procedure, voor een proef periode van 1 jaar of 40 casussen. De coördinatie van de procedure voor het AMC/VUmc is uitgevoerd door de afdeling sociale pediatrie van het AMC. Op de even weken werden kinderen die onverklaard en onverwacht waren overleden vervoerd naar het AMC waar een geprotocolleerde work-up plaatsvond om de doodsoorzaak vast te stellen. De ouders en het overleden kind werden ontvangen door een speciaal getrainde NODO-forensisch arts afkomstig uit de regio van het overleden kind, de NODOkinderarts afkomstig uit het AMC of het VUmc en de NODO-maatschappelijk werker van de psychosociale afdeling van het AMC die de ouders gedurende de hele procedure en ook daarna van steun voorzagen. Kort samengevat bestaat de procedure uit een uitgebreide geprotocolleerde anamnese, een schouw door de NODOforensisch arts ter plaatsen van het overlijden, een gecombineerde schouw door de NODO-forensischarts en NODOkinderarts in het NODO centrum, een geprotocolleerde materiaal afname en beeldvorming middels een CT-scan (whole body) en onder de leeftijd 4 jaar een skelet status. Wanneer de doodsoorzaak dan nog niet is vastgesteld volgt na toestemming van de ouders een volledige obductie door de pathologen van het AMC. De casuïstiek werd zorgvuldig nabesproken gedurende maandelijkse NODO-audits in aanwezigheid van relevante sub-specialisten, zoals kindercardiologen en -infectiologen. Met deze procedure bleek na een proefperiode van 40 patiënten dat wij in staat waren in 50% een zekere doodsoorzaak vast te stellen in nog eens 25% een vrijwel zekere doodsoorzaak (meestal bestaande uit 2 diagnosen) en bij 2 patiënten werd een niet natuurlijke dood vast gesteld. Op dat moment werd de NODO direct onderbroken en overlegd met de officier van justitie. Bij beide kinderen bestonden er geen vermoedens op kindermishandeling. In totaal heeft het AMC 34 NODO-procedures uitgevoerd. Een tevredenheidsonderzoek onder de ouders van de overleden kinderen toonde aan dat de ouders zeer tevreden waren over de geboden opvang. De hele procedure werd gefinancierd door het ministerie van justitie. Zoals inmiddels bekend zal het ministerie van justitie per 1 januari 2014 niet meer financieren gezien de geringe opbrengst aan niet natuurlijk overlijden. De gehele procedure zal nog wetenschappelijk worden geëvalueerd.
19
9. Toekomstplannen
9.1 Toekomstplannen algemeen De afgelopen jaren heeft TASK een grote groei doorgemaakt, zowel qua aantal patinten dat in het team besproken wordt en op de poli gezien wordt als op het gebied van onderwijs en onderzoek. Deze groei was niet mogelijk geweest zonder structurele financiële ondersteuning vanuit de Raad van Bestuur. Met een vast team van medewerkers heeft TASK een duidelijk gezicht gekregen, voor zowel collega’s van binnen als buiten het AMC. Het lijkt zo te zijn dat hoe meer aandacht er voor het onderwerp kindermishandeling is en hoe meer mensen er geschoold worden, hoe groter het aanbod van patiënten is. De kinderen die het AMC bezoeken waarbij een vermoeden van kindermishandeling ontstaat, is nog lang niet de 3% mishandelde kinderen die bekend is bij professionals of de 10% die zelf aangeeft mishandeld te worden. Kindermishandeling is dus een onderwerp waar actief aandacht voor gevraagd moet blijven worden. TASK zal dit blijven doen en wil zichzelf blijven ontwikkelen op het gebied van evidence-based medicine betreffende signalering, diagnostiek en behandeling van kindermishandeling. In 2013 is de nieuwe arts-onderzoeker begonnen als coördinator van TASK. Zij zal de komende 4 jaar het team coördineren. Dit wordt wederom gecombineerd met een promotie onderzoek (zie hoofdstuk 4).
Op dit moment staat de organisatie rondom het signaleren van huiselijk geweld en de opvolging van casuïstiek nog niet. Vergelijkbaar met het thema kindermishandeling bestaat deze organisatie uit een multidisciplinair team, een coördinator en aandachts-functionarissen. In het voorstel voor de organisatie rondom huiselijk geweld is opgenomen dat er een coördinator wordt aangesteld. De rol van aandachtsfunctionaris wordt waar mogelijk ingevuld door maatschappelijk werkers. Het voorstel moet worden voorgelegd aan stafconvent en RvB. We zijn optimistisch en verwachten dat dit voor de zomer zal gebeuren en dat in het najaar van 2014 een coördinator kan worden aangesteld. De aanstelling van de coördinator is een moeilijk punt, omdat niet duidelijk is wie dat gaat betalen. Dit zou de aanstelling kunnen vertragen.
9.2 Patiëntenzorg
TASK-Amsterdam blijft het aanspreekpunt voor collega’s van binnen en buiten het AMC met vragen over kindermishandeling. Ook zullen er kinderen gezien blijven worden op de multidisciplinaire poli’s, waarbij ook de orthopedagogisch specialist kindermishandeling en een maatschappelijk werker aanwezig zijn. In Amerika zijn er Child Avocacy Centers actief, waar bij de intake ook mensen van de Child Protection Services (vergelijkbaar met AMK/ Raad voor de Kinderbescherming), vrijwillige hulpverlening en politie aanwezig zijn. TASK overlegt voorzichtig met betrokken partijen in welke vorm een dergelijke samenwerking in het AMC mogelijk zou zijn. De aanwezigheid van politie is binnen de huidige juridische kaders niet mogelijk, maar er wordt nagedacht over
20
gemeenschappelijke intakes met de Bascule, zodat de betrokken gezinnen niet opnieuw hun verhaal hoeven te doen wanneer er hulpverlening opgestart wordt.
9.3 Onderwijs TASK heeft inmiddels een vaste plaats in zowel het bachelor als het master onderwijs voor studenten geneeskunde in het AMC. Daarnaast blijft TASK onderwijs verzorgen aan allerlei geïnteresseerden van binnen en buiten het AMC. Na een succesvol eerste Europees congres (in 2012), staat er in Mei 2014 een tweede EUCCAN gepland. Naast het NFI, nemen ook het UMC Utrecht en de VU (leerstoel kindermishandeling) deel aan de organisatie. Meer informatie over de sprekers en het programma is te vinden op: http://www.euccan.eu/en/
9.4 Onderzoek De afgelopen jaren vonden er enorme ontwikkelingen plaats op het gebied van wetenschappelijk onderzoek binnen TASK. Evidence-based werken is juist op het gebied van kindermishandeling erg belangrijk. TASK heeft diverse internationale publicaties op haar naam staan, in mei 2014 zal de eerste promovenda haar proefschrift verdedigen. We verwachten het komende jaar meer internationale artikelen te publiceren. Momenteel lopen er vier onderzoekslijnen.
9.5 Overig TASK-Amsterdam sprak in 2013 mee over de nieuwe ontwikkeling wat betreft de vorming van centra voor seksueel geweld (CSG’s ). In 2012 zijn in Utrecht en Nijmegen twee CSG’s gestart voor slachtoffers van seksueel geweld. Het doel: gecentreerde en gespecialiseerde zorg verlenen aan slachtoffers van seksueel misbruik (minder dan zeven dagen geleden). Hierbij wordt sociaalpsychologische opvang, medische zorg en forensisch onderzoek in één centrum ondergebracht. In 2013 werd een onderzoek uitgevoerd door Regioplan in samenwerking met het Verwy-Jonker Instituut (in opdracht van de ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS) welke de meerwaarde voor deze centra aantoonde. Momenteel wordt nagedacht over een stimuleringsplan voor het uitrollen van de CSG’s en hoe de CSG’s kunnen worden ingebed in gemeentelijk beleid. Momenteel hebben we in het AMC al een multidisciplinaire aanpak (vergelijkbaar met de toekomstige aanpak in CSG’s) voor kinderen met vermoeden op heterdaad seksueel misbruik.
21
1.
Alink L, Euser S, Tharner A. Prevalentie Seksueel Misbruik in de Nederlandse Jeugdzorg in
2008-2010: Een Kwantitatieve Studie. 2012 7/2012. Report No. 2.
Kinderen Veilig - actieplan aanpak kindermishandeling 2012-2016. 2011 11/28/2011. Report
No. 3.
Doeven I. Meldcodes kindermishandeling - Beschikking, waardering, gebruik en scholing
Verslag van onderzoek naar de beschikking over, de waardering van en scholing in het gebruik van meldcodes kindermishandeling, uitgevoerd door Veldkamp in opdracht van het ministerie voor Jeugd en Gezin. 2008 4/2008. Report No.
22