Transitieplan Voor Elkaar in Parkstad + deeltransities
Uitvoering: GGD ZL, gemeenten Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Onderbanken Programmamanager: Bert Hesdahl, GGD ZL Auteurs transitieplan: Bert Hesdahl, GGD ZL en Olga Sollet, PC Kwadraat Datum: juli 2011
Inhoudsopgave
1.
Introductie: inleiding en verantwoording
3
2.
Oud worden in Parkstad
7
3.
Probleemverkenning
10
4.
Doelstelling
14
5.
Transitieagenda
15
6.
Modellen en deelprojecten 6.1 Kerkrade West 6.2 Heerlen 6.3 Brunssum 6.4 Onderbanken
19 20 21 23 24
7.
Projectorganisatie
27
8.
Communicatie
30
9.
Aanbevelingen
31
Bijlagen I II III IV
Deelprojectplan Deelprojetcplan Deelprojectplan Deelprojectplan
Kerkrade West: Investeren in de Voorkant Heerlerheide: Defragmentatie Brunssum: Participatie Onderbanken: Zelfsturing in de gemeenschap
33 53 73 93
2
1.
Inleiding
Ouderdom komt met gebreken. Gezondheid en ziekte zijn niet slechts twee zijden van eenzelfde medaille als een dichotoom gegeven, maar het is een proces van geleidelijk afnemen of incidentele vermindering van mogelijkheden om dingen in het leven te doen. Je bent niet óf ziek óf gezond, het is een glijdende schaal. Soms voel je je niet zo lekker, maar niet ziek genoeg om in bed te liggen. Of je hebt een gebrek, maar dat weerhoudt je er niet van volledig en volwaardig mee te draaien in de samenleving. Gezondheid is ook geen vast gegeven, dat wil zeggen: als je gezond wordt geboren, blijf je gezond. En ook op oudere leeftijd is preventie mogelijk en speelt de verbetering van kwaliteit van leven. Gezondheid verandert gedurende het leven.
Ouderen in kwetsbare positie De gezondheid en het welzijn van oudere mensen is onderwerp van de transitie Voor elkaar in Parkstad. Inzet is gericht op het bevorderen van de gezondheid van ouderen zodat zij actief kunnen blijven deelnemen aan de samenleving en zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De (oudere) burger staat centraal. Ook het landelijke beleid ten aanzien van ouderen is erop gericht dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen en deelnemen aan de samenleving (VWS, 2005). Preventie is in dat beleid een belangrijk speerpunt. In het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben gemeenten de taak om ouderen in staat te stellen optimaal maatschappelijke actief te zijn (VWS, 2007). In de regio Parkstad is er sprake van een sterke groei van ouderen. Deze groei in volume gaat gepaard met een groei in zorg en complexiteit van zorg. De kosten die hiermee gepaard gaan nemen zodanig toe dat de zorg onbetaalbaar wordt. In de levensloop van mensen is het patroon van gebruik en kosten van zorg af te lezen. Op jonge en middelbare leeftijd zitten de meeste kosten in curatieve zorg, op oudere leeftijd in verpleging en verzorging. Het laatste levensjaar is duur, maar dat hangt ook van de leeftijd af. Naarmate mensen ouder worden nemen de zorgkosten in het laatste levensjaar af. Dat betekent dat als de bevolking veroudert de zorgkosten doorschuiven naar hogere leeftijden, waardoor over de gehele levensloop bekeken de zorgkosten minder toenemen (Rivm, 2006).
In het visiedocument van de GGD Zuid Limburg Naar een duurzaam gezonder Zuid Limburg (GGD ZL, 2010) richt de GGD zich op mensen in kwetsbare posities bij het verbeteren van de (volks)gezondheid. Wat kwetsbaarheid is en wie kwetsbaar zijn
3
staat in het SCP-rapport Kwetsbare ouderen in de praktijk (SCP, 2011) toegelicht. Met betrekking tot de groep ouderen gaat het dan om een kwart van de 65plussers, heel oude mensen, vrouwen, alleenwonenden (verweduwden en gescheiden mensen) en armen in de groep zelfstandig wonende kwetsbare ouderen. Kwetsbaarheid wordt gedefinieerd als een proces van het opeenstapelen van lichamelijke, psychische en/of sociale tekorten in het functioneren, dat de kans vergroot op negatieve gezondheidsuitkomsten (functiebeperkingen, opname, vroegtijdig overlijden) (SCP: 13). Een kwart van de zelfstandig wonende 65plussers in Nederland is kwetsbaar, in verzorgingshuizen is driekwart van de 65plussers kwetsbaar, in verpleeghuizen nagenoeg iedereen.
Liever spreken we in dit projectplan van ouderen in een kwetsbare situatie (of positie) dan over kwetsbare ouderen. Kwetsbaar zijn we allemaal. Op het moment dat er iets drastisch in je leven verandert (werkloosheid, scheiding, dood van je partner, trauma), heeft dat invloed op je leven en dus ook je gezondheid of welbevinden. Nu zijn veel projecten en activiteiten teveel gericht op de zorgafhankeljike ouderen terwijl de focus zou moeten liggen op de levensloopbestendige maatschappelijke inrichting van buurten. Hierbij gaat het dan om alle ouderen en eigenlijk om alle inwoners van de buurt. De indruk mag niet bestaan dat er in deze notitie sprake is van twee doelgroepen: a. de oudere in een zeer kwetsbare situatie die intensieve zorg nodig heeft b. de senior burger, waarbij beoogd wordt dat deze eigen verantwoordelijkheid kan en wil dragen en actief maatschappelijk participeert. Deze twee groepen horen als een continuüm natuurlijk bij elkaar. Ze zijn echter op veel punten verschillend, onder andere in de mate van kwetsbaarheid, de complexiteit van eventuele beperkingen en stoornissen en de compensatie daarvan. En ook in de mogelijkheid om autonomie om te zetten in onafhankelijkheid en zelfhandhaving. Het gaat om de oudere burger, levend in zijn eigen sociale omgeving, die zelf en samen met zijn sociale netwerk en leefomgeving wil bepalen hoe hij zijn leven leeft en wat hij daarvoor te bieden heeft en wat hij daarvoor nodig heeft (een competentie-model in plaats van een deficit-model). Voor elkaar in Parkstad Het transitieproject Voor Elkaar in Parkstad maakt deel uit van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Het project kent zijn oorsprong in het startdocument “Voor Elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie” dat de gezamenlijke wonen-, welzijn- en zorgpartijen in de regio Parkstad in 2009 schreven.
4
Deze notitie beschrijft het probleem van krimp en vergrijzing binnen de ouderenzorg: het aantal ouderen neemt toe terwijl de capaciteit van het zorgsysteem in termen van arbeidskrachten, voorzieningen en financiën niet evenredig stijgt1. Er bestaat een breed gedragen gevoel dat het huidige systeem van wonen, welzijn en zorg op termijn niet langer houdbaar is. Het systeem moet omgevormd worden naar een systeem dat in de toekomst een goed niveau aan voorzieningen kan organiseren binnen beperkte financiële kaders. Naast het omvormen van het systeem is de ambitie uitgesproken om de kwaliteit van leven voor ouderen in Parkstad te verbeteren.
In meerderde documenten vanuit de regio is vastgelegd welke gevolgen de bijzondere situatie van krimp en vergrijzing heeft voor de opgave op het terrein van WWZ. In de notitie “WWZ in een krimpende en vergrijzende regio, verkenning”2, worden vier feiten met betrekking tot de bijzondere positie van de regio benoemd: •
De ontwikkelopgave om te voorzien in de toekomstige vraag is hier groter en acuter dan elders
•
De investerings- en terugverdiencapaciteit is beperkt, waardoor ontwikkeling van nieuw WWZ-vastgoed niet of nauwelijks aan de orde is
•
Door een vastgelopen woningmarkt en de slechte arbeidsmarkt is de verhuismobiliteit van burgers zo klein, dat zij slechts zullen verhuizen wanneer hun zorgvraag hen daar absoluut toe dwingt
•
Op de lange termijn dreigen dusdanig grote personeelstekorten dat doorgaan op de bestaande weg geen goede strategie is
Deze feiten worden in de notitie vertaald in een vijftal (noodzakelijke) pijlers voor een succesvolle regionale toekomstige WWZ-ontwikkeling: •
Geschikt maken van bestaande woningen; bieden van diensten in bestaande accommodaties
•
Pro-actief én innovatief arbeidsmarktbeleid
•
Efficiënte organisatie van gespreid aan te bieden dienstverlening
•
Nieuw vastgoed alleen voor zorg die écht niet in bestaande bouw kan worden geboden
•
Intensieve samenwerking
1
BOG-PL, Voor elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie, 2009
2
PCkwadraat, provincie Limburg,
5
De eerste twee pijlers zijn belegd in aparte projecten in het kader van herstructurering in de regio. Het project Voor Elkaar in Parkstad richt zich op de laatste drie pijlers, die vanuit hun aard in samenhang dienen te worden bezien.
6
2.
Oud worden in Parkstad: epidemiologische kengetallen
Parkstad is een subregio waar vergrijzing nu al samengaat met aanzienlijke krimp van de bevolking en leefbaarheid, sociale cohesie en arbeidsmarkt onder druk staan (GGD ZL, 2010). In deze drastische verandering van bevolkingsopbouw loopt de provincie Limburg voorop in Nederland. Zuid-Limburg vertoont ook grote verschillen tussen gemeenten en subregio’s in bevolkingsdichtheid. Zo is de dichtheid in de gemeente Gulpen-Wittem 199 inwoners per km2, terwijl deze in Kerkrade 2.192 bedraagt. De bevolkingsdichtheid van Nederland bedraagt 489 inwoners per km2 en in Zuid-Limburg is deze 943 inwoners per km2.
7
Zuid-Limburg kent ook grote variatie in sociaaleconomische status. De meeste viercijferige postcodegebieden hebben een gemiddelde score, een aanzienlijk deel is echter oranje en rood gekleurd. Dit geeft aan dat de gemiddelde bevolking in het gebied een middenlage tot zeer lage ses heeft. Dit is zichtbaar in en rondom de gemeenten Heerlen, Sittard-Geleen en Maastricht. De grootste concentratie bevindt zich in en bij de gemeenten Heerlen en Landgraaf.
De sociaaleconomische status en de gezondheidstoestand van mensen zijn sterk aan elkaar gerelateerd. Zo hebben mensen met een lage ses meer ziekten en beperkingen en een kortere levensverwachting. De verschillen in gezonde levensverwachting zijn nog groter tussen mensen met een hoge en lage ses. Een hogere ses betekent meer toegang tot middelen op bijna elk terrein van het leven: van woon- en werkomstandigheden tot gezondheidsinformatie en -gedrag. Ongunstige gedragspatronen, leefomgeving, werkomstandigheden maar ook ongunstige persoonlijke kenmerken komen vaak samen voor bij mensen uit lagere sociaaleconomische groepen. (GGD ZL 2010) In Parkstad bevindt een grote concentratie van deze groepen met een slechte gezondheid.
Deze staat van de volksgezondheid, de demografische ontwikkeling plus een aantal ongunstige omstandigheden in de domeinen wonen, arbeid, zorg en welzijn in Parkstad heeft het besef doen groeien bij organisaties actie en betere samenwerking geboden is om de grote vraag naar zorg, de enorme stijging van zorgkosten en Wmo-voorzieningen en de ervaren zorgafhankelijkheid bij mensen te keren. Voor elkaar in Parkstad is een transitiebeweging waarin deze organisaties zich gecommitteerd hebben om beter samen te werken, de zorg en diensten van organisaties en gemeenten beter op elkaar af te stemmen en om de organisatorische belemmeringen in financiering, regelgeving of werkwijzen te
8
tackelen en op te lossen. De activiteiten van Voor elkaar in Parkstad richten zich met name op de doelgroep ouderen in een kwetsbare situatie. Het betreft de organisatorische aspecten van een geïntegreerd steunsysteem voor ouderen. De basis voor dit project is het visiedocument Voor elkaar in Parkstad, waarin integrale aandacht is voor het stimuleren van zelfmanagement van ouderen met een maatschappelijk ‘steunsysteem’, de levensloopbestendige buurt waarin ouderen hun eigen leven kunnen leiden en zich thuis en veilig voelen, ondersteund door een betaalbare, toegankelijke, doch hoogwaardige structuur op het gebied van zorg, welzijn en wonen.
Het gaat hierbij om de herstructurering van welzijn en zorg, met de nadruk op het voorkomen en/of uitstellen van langdurige, individuele, vaak zware zorg, door op buurtniveau (dichtbij de leef- en belevingswereld van mensen) tijdig een passend wonen-, welzijn- en zorgarrangement aan te bieden. Met name in de regio Parkstad doet de de urgentie van dit gedachtegoed zich sterk voelen en vindt zijn aanleiding in een steeds groter wordende knelpunten: de toenemende zorgvraag in de toekomst (vanwege vergrijzing), minder handen aan het bed (vanwege krimp), minder geld voor professionele zorg (zowel binnen de AWBZ als Wmo) en een veranderende zorgvraag (door de extramuralisering).
Naast de ontwikkelingen rondom Voor elkaar in Parkstad zijn gemeenten bezig met de Kanteling. Dit proces stelt mensen met een beperking beter in staat om mee te doen aan de samenleving. Ook hier staat de zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van mensen centraal en worden mensen ondersteund in het gebruiken en versterken van hun competenties en weerbaarheid in plaats van te focussen op hun kwetsbaarheid. Participatie van burgers en de burgers centraal stellen zijn de kernelementen van deze nieuwe werkwijze.
9
3.
Probleemverkenning
Voor een toekomstbestendige ouderenzorg zijn ingrijpende veranderingen noodzakelijk. Als de organisatie van zorg en het zorgaanbod ongewijzigd blijven, ontstaan grote problemen in de ouderenzorg (Institue of Medicine, 2001). Er is sprake van een sterke groei van het aantal ouderen (CBS, 2009), en dus van het aantal ouderen met beperkingen die behoefte hebben aan ondersteuning en zorg, terwijl de capaciteit van het zorgsysteem, zowel in termen van beschikbare menskracht als in termen van beschikbare voorzieningen en financiering (o.a. plaatsen in intramurale voorzieningen, verschuiving AWBZ naar Wmo), niet navenant mee groeit (RIVM, 2009). Deze ontwikkeling verloopt in de provincie Limburg sneller en eerder dan elders in het land (Provincie Limburg, 2004). Daarnaast is de kwaliteit van door ouderen ontvangen zorg voor verbetering vatbaar (referentie: McGlynn NEJM; Gezondheidsraad 2009).Vele deskundigen zijn het er over eens dat we naar nieuwe zorgvormen zullen moeten zoeken om ook in de toekomst die ondersteuning en zorg te kunnen bieden aan allen die dit nodig hebben (Wagner, 1996a, 1996b; Gobbens, 2010). Vooral voor de doelgroep van ouderen in een kwetsbare positie met veelal complexe zorgproblematiek is dit een belangrijk aandachtspunt, waarbij bovendien hun eigen behoeften als uitgangspunt dienen te worden genomen (van Rossum, 2009).
De afgelopen jaren zijn in de regio zuid Limburg verschillende initiatieven ondernomen om aan deze uitdaging invulling te geven. De oprichting van ACZIO, waarin vrijwel alle bij de ouderenzorg betrokken partijen in de provincie participeren, is daar een uniek resultaat van. In 2008 is het eerste transitieprogramma, gefinancierd vanuit het NPO, gestart. Hierin ligt de nadruk op opsporing van ouderen met zorgbehoeften alsook preventie. In drie subregio’s (Parkstad, Maastricht, Sittard) zijn werkwijzen ontwikkeld om ouderen in een kwetsbare positie actief op te sporen en gerichte interventies te initiëren. Aansluitend aan dit transitieprogramma zijn diverse onderzoeksprojecten gestart om onderdelen nader uit te werken en te evalueren. Binnen deze projecten ligt het accent vooral op de voorkant van het probleem namelijk het pro-actief opsporen en onderkennen van zorgbehoeften bij kwetsbare ouderen, via de eerste lijn (o.a. projecten ‘(G)OUD’ en ‘Zorg uit Voorzorg’) en de tweede lijn (o.a. projecten DocPsychogeriatrie en Doc-Somatiek, Mondriaan Heerlen, Geheugencentrum Parkstad, Geriatrisch Dagcentrum Atrium en Orbis Geriatrie Sittard). De vraag is echter hoe de achterkant oftewel het voorzieningenaanbod georganiseerd moet worden en hoe
10
de afstemming plaats vindt tussen het gezondheidszorgsysteem en de overige maatschappelijke voorzieningen zoals welzijnszorg, mantelzorg, buurtzorg en steunvoorzieningen (winkels, postkantoor, info- en ontmoetingspunt, multidisciplinair hometeam, buurtconciërge, tijdelijke verblijfsvoorzieningen maaltijdvoorziening, levensloopbestendige woningen etc), zodat ouderen zelf de autonomie en regie over hun leven kunnen behouden en deze worden ondersteund. Met een nieuw transitieprogramma beogen de betrokken zorg- en welzijnsorganisaties de logische vervolgstap te maken. De centrale vraag is: hoe kunnen ouderen in een kwetsbare positie, nadat zij geïdentificeerd zijn, ondersteund worden in hun functioneren, opdat zij zolang mogelijk een zelfstandig bestaan kunnen leiden, een hoge kwaliteit van leven ervaren, en naar behoefte kunnen participeren in de samenleving?
Regionale partijen in het domein wonen-welzijn-zorg in de regio Parkstad zijn ervan overtuigd dat versterking van het maatschappelijke steunsysteem, gebaseerd op samenwerking, ertoe bijdraagt om voor ouderen in een kwetsbare positie de voor autonomie noodzakelijke voorwaarden als betaalbaarheid, toegankelijkheid en duurzaamheid van de zorg te creëren. Een middel om dit te bereiken zijn zogeheten levensloopbestendige buurten waarin niet de voorzieningen centraal staan, maar de manier van samenwerken. Het voorstel is in Parkstad deze nieuwe aanpak in drie buurten (stad en platteland) nader uit te werken en uit te testen.
Alle partijen, inclusief de financiers (gemeente (Wmo), zorgverzekeraar (Zvw), woningbouwcorporaties en het zorgkantoor (AWBZ), zijn bereid om creatieve oplossingen te bedenken voor de toenemende zorgvraag die moet worden opgevangen. Voorbeelden van deze creatieve oplossingen zijn het in kaart brengen van de zorggeschiktheid van alle vastgoed door middel van een reeds ontwikkeld screeningsinstrument, inzet van nieuwe technologieën die ertoe bijdragen dat mensen thuis kunnen blijven wonen, het realiseren van een extramuraal woningaanbod voor zwaardere zorg, het leveren van extramurale zorg tegen het intramurale tarief, het leveren van huishoudelijke verzorging via een onderhands contract of subsidie in plaats van aanbesteding, het voorzien in preventieve zorg vanuit AWBZ middelen die niet afhankelijk wordt gemaakt van de indicatiestelling, het creëren van extra buurtvoorzieningen in accommodaties die gedurende bepaalde dagdelen niet worden gebruikt en het aanbieden van diensten en participatiemogelijkheden zoals een buurtkroeg met maaltijdvoorziening. Kortom, het gaat om het herontwerpen van de buurt waarbij de samenwerking resulteert in grotere sociale cohesie, zorg voor elkaar en creatieve oplossingen voor problemen
11
die vanuit het belang van de klant tot stand komen (Hoenderkamp, 2009). Van alle partners wordt gevraagd om over de grenzen van hun eigen domein heen te kijken. In veel gevallen zijn er dan onverwachte mogelijkheden.
In een toenemende stroom van publicaties wordt een pleidooi gehouden voor een nieuwe benadering van gezondheid. De Raad voor de Zorg en Volksgezondheid pleit voor een benadering ‘van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag’. Gezondheid wordt in deze benadering in een breed perspectief bekeken. Daarom gaat deze notitie uit van verschillende (al dan niet gezamenlijke) maatschappelijke inspanningen van betrokken partijen die direct of indirect bijdragen aan het verhogen van de gezondheid van mensen. Daarmee is de reikwijdte van deze notitie ook breder dan alleen ziektebestrijding of preventie van ziekten. Dat sluit ook aan bij de visie achter de Wet publieke gezondheid (Wpg). Een bredere definitie van gezondheid betekent immers ook dat in het verbeteren daarvan niet alleen de overheid aanspreekbaar is, maar ook (semi-) private instellingen en burgers zelf. Steeds meer verschillende partijen spelen daarbij een rol. Zo zal de beweging die momenteel al zichtbaar is binnen de zorgsector (ook de curatieve zorg heeft een rol op het vlak van preventie) ook binnen andere domeinen zichtbaar worden. Scholen, welzijnsinstellingen, sportverenigingen etc. zullen hun bijdrage aan de gezondheid van mensen leveren. Op basis van deze wetswijziging zijn er de afgelopen jaren door de GGD en partners al veranderingen aangebracht in de aanpak. Zo is op dit moment al binnen de curatieve sector (veelal private partijen) een verschuiving zichtbaar naar de ‘voorkant van de keten’ (wat kan preventief worden gedaan om ziekte te voorkomen)3. Maar ook partijen buiten de zorg zullen een bijdrage gaan leveren in het verhogen van de gezondheidswinst van mensen. Deze visie ligt ten grondslag aan de nieuwe benadering die de GGD ZL de komende jaren voorstaat.
Ook is er een verandering van denken op gang gekomen over de rol en positie van de burger, cliënt of patiënt. Van passieve, lijdzame betrokkene is deze via een mondige patiënt tot actieve, zelfredzame deelnemer in de maatschappij geworden. Huis voor de Zorg spreekt in dit verband van de verandering ‘van patiënt als object naar patiënt als subject’. De nieuwe visie op publieke gezondheid van de GGD ZL benoemt dit als ‘dialoog met burgers’: ‘Burgers hebben een eigen verantwoordelijkheid voor hun gezondheid en zijn actief betrokken wanneer die gezondheid gevaar loopt. Het bevorderen van de gezondheid door professionals 3
Zie ook ‘Zorg voor je gezondheid! Gedrag en gezondheid: de nieuwe ordening’, Discussienota uitgebracht door de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, april 2010.
12
moet daarbij aanvullend op deze zelfredzaamheid worden georganiseerd. Het gaat dan om het faciliteren van mensen in de eigen aanpak van een ongezonde situatie. Door middelen in handen te geven voor de bestrijding van omgevingsdeterminanten en door het versterken van de eigen competenties. Daarmee nemen mensen zelf verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid. Hij of zij formuleert zelf zijn/haar behoeften en draagt daar in eerste instantie ook zelf de oplossingen voor aan.’
Veel partijen die bij Voor elkaar in Parkstad zijn betrokken, ondersteunen deze visie. Bij de toekenning van de ZonMW-aanvraag hebben zij zich ook gecommitteerd om het gedachtegoed van Voor elkaar in Parkstad met inzet van personeel en andere middelen te bewerkstelligen. De GGD ZL is als aanvrager van de subsidieaanvraag kartrekker van het TP4-onderdeel Voor elkaar in Parkstad. Het regionaal ACZIO-overleg waar alle kernpartners aan deelnemen is stuurgroep van Voor elkaar in Parkstad. De GGD levert de programmamanager en de programmacoördinatie. De projectuitvoering wordt per project bekeken en wordt in principe door de gemeenten gedaan waar de pilotprojecten plaatsvinden. Elke organisatie levert vanuit de reguliere financiering inzet in deel pilotprojecten.
13
4.
Doelstelling
Doelstelling van Voor elkaar in Parkstad: Optimalisering van het functioneren en de kwaliteit van leven van ouderen door het realiseren van een samenhangend, sluitend en op maat toegesneden ondersteuningsaanbod waarin partners op het terrein van (preventieve) zorg, welzijn, wonen en financiering op een innovatieve manier samenwerken.
De samenwerkende partijen brengen de belemmerende en bevorderende factoren in kaart en realiseren innovatieve oplossingen om een samenhangend aanbod van maatschappelijke en gezondheidszorgvoorzieningen voor kwetsbare ouderen te organiseren. Dit zal vooral op het niveau van de wijk en de buurt gerealiseerd worden. Er zal een maatschappelijke business case voor een levensloopbestendige buurt opgesteld worden. Ouderen in een kwetsbare positie krijgen zodanig zeggenschap over deze steunstructuur dat zelfmanagement wordt versterkt, ouderen aangemoedigd worden tot activering en participatie.
Subdoelen van het project VEiP zijn: - inbedden van taken in reguliere werkprocessen: . slimme verbindingen . activiteiten onderbrengen bij organisaties . werkwijze van organisaties aanpassen - zoeken naar structurele financiering: . re-allocatie van middelen - leereffecten en resultaten terugkoppelen, communiceren en implementeren . VEiP-deelprojecten overleg organiseren: 4 x per jaar . kennisateliers organiseren voor bredere doelgroep . stuurgroepoverleg organiseren . communicatieplan opstellen
14
5.
Transitieagenda
Om de gedachten en ambities te concretiseren naar een regionale transitie-agenda heeft een kwartiermakersfase plaatsgevonden. PCkwadraat heeft in deze fase in opdracht van de provincie Limburg gewerkt aan de formulering van de transitieagenda en de operationalisering daarvan. Op geleide van een groot aantal gesprekken met betrokkenen, waarin de kaders en uitgangspunten verkend en de verschillende voorbeelden (ideeën of bestaande initiatieven) geïnventariseerd werden, zijn uitgangspunten vastgelegd en uitvoeringsmodellen uitgewerkt. De volgende uitgangspunten van de transitie-agenda zijn vastgesteld:
1.
Oudere in een kwetsbare positie staat centraal
We zetten de oudere in een kwetsbare positie nu eens écht centraal (…en beheersen onze planningsbehoefte): •
Interventies zijn gericht op het verminderen van kwetsbaarheid met als doel: o
Het zelfmanagement bij ziekten en leven met beperkingen te vergroten
o
Het vergroten van de eigen kracht en het faciliteren van (de autonomie van) burgers
o •
Het versterken van het sociaal netwerk
Wanneer dat nodig is worden voorzieningen georganiseerd die de eigen kracht en het zelfstandig functioneren ondersteunen met als doel een zo groot mogelijke zorgonafhankelijkheid
•
Inbreng van burgers / ouderen wordt gebruikt om de afstemming tussen behoefte en aanbod zo optimaal mogelijk te maken.
•
Zorginstellingen zijn niet uitsluitend bezig met maximalisatie van het marktaandeel of volumemaximalisatie, maar stelt het belang van de cliënt voorop en handelt daarnaar.
2.
Participatie en kwaliteit van leven
We kiezen voor participatie en een brede benadering van kwaliteit van leven: •
Deelname en onderdeel zijn van de samenleving staat voorop en zijn het doel waarnaar gestreefd wordt. Dit betekent dat het motief om ouderen te ondersteunen of zorg te bieden vanuit dit participatieperspectief moet plaatsvinden.
15
•
Getracht wordt de kwaliteit van leven te vergroten door ouderen weerbaarder te maken, zelfsturing in hun leven te laten behouden en eventueel met ondersteuning - zo goed mogelijk te laten functioneren in hun omgeving.
3.
De verantwoordelijkheidsladder
WWZ-arrangementen worden gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder: •
Het gedachtegoed van de verantwoordelijkheidladder wordt gehanteerd waarbij het vertrekpunt preventie is. Getracht wordt de weerbaarheid te vergroten waardoor voorkomen kan worden dat ondersteuning of zorg geboden moet worden.
•
Echter, wanneer iemand te maken krijgt met belemmeringen wordt gekeken naar wat iemand zelf kan en hoe de eigen kracht kan worden versterkt om zo de zelfredzaamheid zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Wanneer duidelijk is dat iemand ondersteuning nodig heeft wordt gekeken hoe het sociale netwerk hierbij betrokken kan worden.
•
Wanneer de mogelijkheden van de eigen kracht en het sociale netwerk zijn uitgeput wordt gekeken hoe algemene voorzieningen kunnen worden aangewend alvorens over te gaan tot inzet van individuele voorzieningen en zorg. Het uitgangspunt hierbij is dat iemand die belemmeringen ondervindt of kwetsbaar is, het beste af is door zo zorgonafhankelijk mogelijk te zijn. En dat wanneer ondersteuning noodzakelijk blijkt, met een zo normaal mogelijke invulling (sociaal netwerk of algemene voorzieningen) gegeven wordt aan deze behoefte.
Visueel:
4.
Wijkgerichte aanpak
We zetten in op een wijk- en gemeenschapsgerichte aanpak: •
Het WWZ-systeem wordt op wijkniveau georganiseerd. De wijk is voor mensen overzichtelijk en behapbaar en dat is belangrijk nu de
16
verhuismobiliteit zeer beperkt is als gevolg van krimp en men genoodzaakt is om langer thuis te blijven wonen. •
Op wijkniveau zou het mogelijk moeten zijn sociale cohesie te versterken. Hierdoor zouden er sterkere sociale netwerken kunnen ontstaan die tevens kunnen worden aangewend om ouderen in een kwetsbare positie te ondersteunen.
•
Door op wijkniveau het zelfredzaamheidsarrangement samen te stellen zou het mogelijk moeten zijn deze ondersteuning en zorg efficiënter te organiseren.
•
Door de afstand tussen ondersteuners en de zorg te verkleinen zou er sneller en makkelijker gecommuniceerd moeten kunnen worden door enerzijds de bekendheid met de bewoners in de wijk en anderzijds de bekendheid tussen de verschillende disciplines in ondersteuning en zorg. Hierdoor wordt kwetsbaarheid op buurtbewoners-niveau sneller gesignaleerd en kunnen de verschillende disciplines tot snellere afstemming komen.
5.
Preventie
Preventie van beperkingen én van (onnodig) zware arrangementen bij beperkingen •
Voorkomen van kwetsbaarheid door: o
Het actief benaderen van ouderen ter vergroting van het sociale netwerk, voorkoming van eenzaamheid en realisatie van een zinvolle levensinvulling, zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied
o
Het actief benaderen van ouderen ter deelname aan cursussen en activiteiten met als doel kennisvergroting over gezondheidsrisico’s en aanleren van vaardigheden waardoor incidenten kunnen worden voorkomen.
6.
Noodzakelijke zorg beschikbaar
We willen alle noodzakelijke zorg realiseren in alle situaties waarin dat nodig is: •
In wijken is voldoende en adequate zorg beschikbaar zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen
•
Omdat ouderen met ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen, blijven voorzieningen wanneer dit echt noodzakelijk is beschikbaar; de capaciteit wordt niet meer onder druk gezet wordt door onnodige opnames.
7.
Huidige financiële kaders leidend
17
We blijven ook in de toekomst binnen de financiële kaders op systeemniveau (het totaal aan middelen dat gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, corporaties, zorginstellingen én burgers in hun WWZ-arrangement willen en kunnen investeren), en verrekenen overschrijdingen en inverdieneffecten op subsysteem-niveau: •
Het nieuwe systeem moet ondanks het toenemend aantal ouderen passen binnen de huidige financiële kaders.
•
Ontzorgen, slimme combinaties professionals – informele zorg / vrijwilligers
•
Stapsgewijs opvoeren van verbijzondering van zorg /voorzieningen in plaats van ingang via zware professionele zorg.
18
6.
Modellen en deelprojecten
Op basis van de transitie-agenda zijn in de kwartiermakersfase van het project VEiP de vastgestelde uitgangspunten gecombineerd tot werkbare uitvoeringsmodellen. In totaal is gekomen tot een vijftal modellen, te weten:
Model 1: Investeren aan de voorkant Model 2: Defragmentatie Model 3: Participatie Model 4: Zelfsturing in de gemeenschap Model 5: Zorg- en participatiepolis
Alle modellen kenmerken zich door aspecten als een laagdrempelige toegangs- en monitoringsfunctie, onderlinge communicatie , participatieambitie, doelmatigheid en redesign van systemen en structuren. De modellen verschillen in de accenten die gelegd worden en in de organisatie van de uitvoering. Tussen de modellen zijn geen scherpe scheidslijnen aan te brengen, ze lopen in elkaar over en elementen van het ene model zijn terug te vinden in het andere model.
Na vaststelling van de modellen is gekeken naar reeds bestaande plannen, werkwijzen en ontwikkelingen in de verschillende wijken van Parkstad en welke modellen hier het beste bij aansloten. Er is een match gemaakt tussen modellen en wijken die er als volgt uit ziet:
Kerkrade-West: Model 1 Voorkant Heerlerheide: Model 2 Defragmentatie Brunssum: Model 3 Participatie Onderbanken: Model 4 Gemeenschap
(N.B. Er is voor gekozen om het zorg- en participatiepolismodel op dit moment niet als zodanig te beleggen bij een gemeente. Wel is de gemeente Kerkrade voornemens dit model op belangrijke onderdelen mee te nemen bij verdere stappen in de kanteling van de WMO-praktijk).
Hieronder volgt een korte beschrijving per model/pilotproject. De integrale deel projectplannen zijn als bijlage bij dit rapport gevoegd.
19
6.1
Kerkrade-West: Investeren aan de voorkant
In het huidige WWZ-stelsel ligt te veel nadruk op zware voorzieningen aan de achterkant van de zorgketen. Deze voorzieningen zijn vaak duur, en de toegang is dan ook per voorziening gereguleerd. Het gevolg is dat het moeilijk is om de match tussen behoefte en passend arrangement – gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder – te realiseren. Uiteindelijk leidt het systeem daardoor tot inefficiënte uitvoering, ongewenst ondergebruik én onnodig voorzieningengebruik.
In dit model wordt de ‘voorkant’ van de zorgketen centraal gezet: dit leidt tot een veel grotere aandacht voor preventie en het tijdig inzetten van lichte (algemene of individuele) voorzieningen. Zorgvragers krijgen in dit model een beter passend arrangement. Bovendien wordt er van uit gegaan dat door tijdige signalering en interventie vermijdbare (verergering van) beperkingen wordt voorkomen. Vanuit financiers perspectief kunnen besparingen worden verwacht door het voorkomen van beperkingen en het vaker inzetten van goedkopere (minder zware) oplossingen. Kern van het pilotproject Investeren in de Voorkant dat in Kerkrade West als onderdeel van Voor Elkaar in Parkstad gestalte krijgt zijn de Sociale Wijkteams en hun voorposten de ouderenadviseurs en de Wijkpunten die het sociale hart van de wijken vormen. Binnen de sociale wijkteams staat letterlijk de integrale kwalitatieve behandeling van de hulp- of zorgvraag voorop. Afhandeling van onderkende problemen of beperkingen welke participatie van de klant in de weg staan, worden in één beweging verwerkt binnen het professioneel netwerk. Het idee van de sociale wijkteams is het organiseren van professionele nabijheid. DE teams opereren in elke wijk en signaleren, bekijken en lossen samen op. Het team bestaat uit onder andere de ouderenadviseur, de maatschappelijke werker, de consulent vrijwilligerswerk en de burgerraadsvrouw vanuit Impuls, de zorgconsulent vanuit Meandergroep Zuid Limburg, de consulent Wmo, de buurt- en opbouwwerker vanuit de gemeente en wordt gecoördineerd door de betrokken gemeentelijke wijkmanager. Daarnaast hebben de sociale wijkteams nauwe contacten met bijvoorbeeld de overige zorgaanbieders, woningcorporaties, de wijkagent, MEE Zuid Limburg, Radar of de kerk.
20
Voorportaal van de Sociaal Wijkteams zijn in Kerkrade de ouderenadviseurs. Iedere 65-plusser krijgt voor het eind van 2010 het vrijblijvende aanbod om thuis bezocht te worden. In dit huisbezoek wordt alles wat de klant bezig houdt besproken; behoeften, vragen of problemen kunnen in vertrouwen tijdens het huisbezoek besproken worden.
Het sociaal wijkteam heeft zijn thuishaven in het sociale wijkpunt. Deze voorziening is de ontmoetingsplaats voor (markt)partijen die in de wijk actief zijn.
Speciaal vermeld in het kader van het investeren aan de voorkant dient het project (G)OUD te worden. De sociale wijkteams werken nauw samen met dit project dat twee doelstellingen heeft: 1. Ontwikkelen van een methodiek van vroegsignalering in de eerstelijn waarmee zorgverleners beter en eerder zicht krijgen op ouderen in een (mogelijk) kwetsbare positie, zowel op het gebied van lichamelijke problematiek, als op het gebied van psychische en sociale problematiek. 2. Zorgverleners leggen verbindingen in de zorgnetwerken die er zijn, of ontwikkelen nieuwe trajecten, om een passend (samenhangend) aanbod te creëren dat is afgestemd op de individuele behoefte van de oudere. Het kan hierbij dan gaan om preventieve advisering, verdere diagnostiek, behandeling binnen de eerstelijnszorg en/of verwijzing naar een (aangepast) zorg- of welzijnsaanbod zo dicht mogelijk bij de ouderen in de buurt. De doelgroep binnen [G]OUD Vroegsignalering is zelfstandig wonende ouderen vanaf 75 jaar die een verhoogd risico lopen op kwetsbaarheid.
6.2
Heerlerheide: model Defragmentatie
In de huidige werkwijze van de Wmo en AWBZ worden allerlei afstemmings- en efficiëntie problemen veroorzaakt door wettelijke regels. Door het op alle fronten concurrerend inkoopbeleid van aanbesteding van gemeenten en door de dwingende inkoopsystematiek van zorgkantoren wordt onvoldoende effect gesorteerd voor de klant. Daarbij gaat het onder meer om het tegemoetkomen aan de zorgbehoefte, het verbeteren van de kwaliteit van leven en de mogelijkheden tot maatschappelijke participatie.
De grootste uitdaging voor de toekomst ligt in de Parkstad in het bieden van kwalitatief goede zorg aan mensen in een kwetsbare situatie of met gezondheidsrisico’s. Binnen deze groep vragen de ouderen met ernstige
21
beperkingen, die in hun eigen huis blijven wonen, extra aandacht. De partijen van VEiP zijn er van overtuigd dat dit met de huidige inrichting van het WWZ-systeem niet mogelijk is binnen de financiële kaders. Om verwaarlozing en mensonterende situaties te voorkomen wordt een radicale optimalisering van het WWZ-systeem nodig geacht. Het defragmentatiemodel is gericht op een dergelijke ingrijpende systeemwijziging, zowel op het gebied van organisatie als van financiering en verantwoording.
Belangrijke ingrediënten voor dit model zijn: •
nauwe samenwerking en afstemming tussen de financiers: gemeente, zorgkantoor en zorgverzekeraars
•
regelluwe zône: mogelijkheid om de (finaniering van de) zorg anders te organiseren
•
Regie bij gemeente
•
Voldoende voorzieningen
•
Stedelijke structuur – concentratie aan zorg
•
Gebiedsgebonden afspraken ter verhoging van de efficiëntie
•
Organisatie moet kwaliteit opleveren voor de burger en voordeel voor zorgaanbieders
•
Invulling van de verantwoordelijkheidsladder
•
Professionalisering Inkoop – Leveranciers relatie
Het pilotproject dat momenteel in Heerlerheide gestalte krijgt is in de kern een experiment waarin de gemeente, samen met de andere financiers ruimte biedt aan de organisaties, aan de professional om binnen een aantal kaders nieuwe samenwerkingsvormen ‘uit te proberen’. Derhalve somt de gemeente wel op welke doelen zij wil halen, samen met haar partners, maar beperkt ze zich in de wijze waarop dat zou moeten gebeuren.
De hoofddoelen zijn: •
Een integralere en snellere vraagverhelding/-beoordeling en maatwerkoplossing door de professional bij de 55+-er met een hulpvraag in het stadsdeel Heerlerheide (start 2011).
•
Meer investeren aan de voorkant van zorg, zodat de dosering individuele hulp (zowel Wmo als AWBZ) afneemt bij de 55+-er in het stadsdeel Heerlerheide (vanaf 2012).
22
•
Behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit van welzijn & zorg, maar met minder hulpverleners over de vloer bij de 55+-er in het stadsdeel Heerlerheide (vanaf 2012).
•
Realiseren van een kostenbesparing per 55+-er in het stadsdeel Heerlerheide (vanaf 2012), door een lagere dosering individuele hulp en door ontschotting van budgetten Wmo, AWBZ en ZvW.
De doelgroep is de groep mensen vanaf 55 jaar die zich in een kwetsbare positie bevinden in Heerlerheide. Die kwetsbaarheid kan zich fysiek, cognitief, sociaalemotioneel en/of financieel uiten. De organisaties die inmiddels zijn aangesloten bij VEiH, zijn Meander, Sevagram, Ambulante Thuiszorg, Groenkruisdomicura en Orbis (thuiszorg), MEE ZL en Alcander (welzijn), Woonpunt en Weller (woningstichtingen), Mondriaan en Lionarons (ggz), GGD ZL en een huisartsenpraktijk (gezondheid), cliëntorganisaties (zorgvragers), CZ, Zorgkantoor en de gemeente (financiers van welzijn en zorg). Met CZ en Zorgkantoor vindt overleg plaats over het defragmenteren van de financiering van diensten en zorg.
6.3
Brunssum: model Participatie
Als gevolg van de invoering van de WMO heeft een belangrijke verschuiving plaatsgevonden van verzekerde zorg, c.q. het recht op verstrekkingen naar het recht op compensatie, gericht op participatie in de maatschappij.
Het participatiemodel dat in Brunssum uitgewerkt wordt voorziet in een werkwijze waarbij uitgegaan wordt van vermaatschappelijking en normalisering van belemmeringen en zorg, in plaats van medicalisering. Hierbij is het uitgangspunt dat zo veel mogelijk de zelfredzaamheid en zelf-actualisatie van de burger moeten worden verstevigd en geoptimaliseerd. Nadruk komt te liggen op de burger zelf, op versterking van de eigen kracht door zelfmanagement van belemmeringen en/of door het aanleren van vaardigheden. Inzicht en kennis kunnen worden vergroot, waardoor belemmeringen mogelijk zelf kunnen worden opgelost.
Belangrijke ingrediënten van het participatiemodel zijn: •
Gemeentelijke regierol
•
Gericht op vermaatschappelijking, normalisering van belemmeringen en beperkingen
•
Verschuiving van benadering; van “Zorg” naar “Participatie”
23
•
Invulling van de verantwoordelijkheidsladder, nadruk op de eigenkracht en sociaal netwerk
•
Herkenbare, laagdrempelige coaches in de wijk (maatwerker / sociale wijk teams)
In het pilotproject wordt de basis voor maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van burgers gelegd in de directe woonomgeving (prestatieveld 1: bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid). Voor een groot deel wordt dit bereikt doordat nog meer ingezet wordt op een adequaat voorzieningenniveau in de gemeente, waaronder toegankelijke welzijnsvoorzieningen, die participatie van alle burgers mogelijk maken (prestatieveld 5). Daarnaast wordt ingezet op het versterken van de mogelijkheden van Brunssumse burgers om verantwoordelijkheid voor elkaar en hun omgeving te nemen (prestatieveld 4: ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers). Nog meer dan nu wil men informatie, advies en cliëntondersteuning (prestatieveld 3) op maat verlenen, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. En voor een klein deel zullen men zich richten op het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking (prestatieveld 6).
De hiervoor beschreven uitgangspunten worden vertaald in een nieuwe aanpak, waarbij ingezet wordt op vier aspecten:
het ontwikkelen van Maatwerk
het collectiveren van diensten
het optimaal benutten van het Buurtbeheerbedrijf Brunssum ook voor de Wmo
6.4
het introduceren van een Persoonlijk participatiebudget.
Onderbanken: model Zelfsturing in de gemeenschap
Met het opbouwen van de verzorgingsstaat heeft de overheid veel initiatief bij de burger weggenomen. Maar de houdbaarheid van dat systeem staat momenteel onder druk en de verantwoordelijkheid wordt meer en meer terug gelegd bij de burger. De overheid speelt daarbij een stimulerende rol om de burger ook daadwerkelijk zijn verantwoordelijkheid te laten nemen.
Het gemeenschapsmodel dat in Onderbanken wordt ontwikkeld, voorziet in een radicale omkering van het denken over ‘het primaat’ in wonen, welzijn en zorg. Het model is gebaseerd op de gedachte dat het ook voor een gemeente, opgebouwd uit
24
kleine kernen, mogelijk moet zijn om een goed niveau aan voorzieningen in stand te houden en daarmee de leefbaarheid – zeker voor mensen met beperkingen – in die kleine kernen zo goed mogelijk te behouden. Als het initiatief voor het bepalen van wat er nodig is bij bewoners wordt gelegd en zij zelf zo veel mogelijkheid de verantwoordelijkheid nemen om als coproducent van zorg, ondersteuning en voorzieningen op te treden, kan een niveau van zorg, ondersteuning en voorzieningen worden geboden dat vanuit een insteek die het primaat bij professionals/instituties legt nooit kan worden geboden.
Wanneer de burger gevraagd wordt welke voorzieningen moeten worden ontwikkeld of blijven bestaan, dient dus tevens gevraagd te worden welke rol men zelf gaat spelen bij de realisatie van deze voorzieningen. Voorts wordt prioritering aangebracht in de te verwezenlijken voorzieningen. Bij de realisatie van voorzieningen zal structureel gezocht moeten worden naar cofinanciering met het bedrijfsleven, verzekeraars en andere financiers. Tevens zal een belangrijk deel van de voorzieningen enkel te verwezenlijken zijn wanneer er slimme combinaties worden gevormd tussen professionals en niet-professionals. Door deze combinaties structureel in te zetten worden de kosten gedrukt. Belangrijke ingrediënten van het gemeenschapsmodel zijn: •
Intensief contact met inwoners / inwonerraden
•
Sterke sociale structuren
•
Bottom-up
•
Combinatie professionals-niet-professionals
•
Interpretatievrijheid leveringsvoorwaarden professionele zorg
De inhoud van het pilotproject ‘zelfsturing in de gemeenschap’ bestaat uit het plan om in alle kernen van de Gemeente Onderbanken de leefbaarheid in het algemeen (prestatieveld 1 van de WMO) en voor mensen met een participatieprobleem in het bijzonder (prestatieveld 5 en 6 van de Wmo) te vergroten door als burgers hiervoor gezamenlijk een gedeelde verantwoordelijkheid te nemen.
Om dit proces te realiseren wordt een cyclisch model ontwikkelt, waarin steeds binnen een periode van 3 jaar een op inspraak, zelfsturing en participatie gerichte Plan-Do-Check-Act cyclus wordt doorlopen. In de eerste planfase worden in alle kernen informatiebijeenkomsten gehouden. Tijdens deze bijeenkomsten licht de gemeente haar plannen toe en wordt geïnventariseerd aan welke diensten en voorzieningen de gemeenschap behoefte heeft en op welke inzet van burgers en maatschappelijke partners de gemeente
25
mag rekenen bij het realiseren en instandhouden van de gewenste diensten en voorzieningen. Na vaststelling van een plan voor de komende jaren wordt overgegaan naar de uitvoeringsfase, waarin onder regie van de gemeente de diensten en voorzieningen samen met de burgers en maatschappelijk partners gerealiseerd worden. De realisatie wordt door de gemeente gemonitord en aan het einde van de driejarigen cyclus samen met de gemeenschap en partners geëvalueerd. Tevens worden dan opnieuw behoeften, wensen, inzet en beschikbaarheid geïnventariseerd. Daarna volgt weer vaststelling nieuw meerjarenplan, uitvoering etc.
De doelstelling van het project ‘zelfsturing in de gemeenschap’ is om middels het ontwikkelen en onderhouden van de bovenbeschreven participatiecyclus in de diverse kernen in de gemeente Onderbanken de lokale gemeenschappen te ontwikkelen tot krachtige sociale zelfsturende structuren. De rechte lijn die er nu bestaat tussen vragende burger en de voorzieningen leverende overheid dient uit te groeien tot een driehoek waarin de top van de driehoek wordt gevormd door een zelfsturende gemeenschap, waarin maatschappelijke ondersteuning door middel van sterke sociale structuren zo dicht mogelijk bij de burger komt te liggen en alleen in uiterste noodzaak de lange weg naar de overheid nog gemaakt hoeft te worden voor die zaken die door de zelfsturende gemeenschap niet kunnen worden gerealiseerd. Onderbanken zet dus vol in op de kracht van de gemeenschap, op de zorgende burger die zich bekommert om zijn eigen leefomgeving. Om deze doelstelling te bereiken is een continue en nauwe samenwerking noodzakelijk tussen de burgers, de overheid en de maatschappelijke partners in de lokale gemeenschappen.
26
7.
Projectorganisatie
Projectleider + -coördinator: Bert Hesdahl, programmamanager preventie en curatie, GGD Zuid Limburg
Verantwoordelijkheden: -
eindverantwoordelijk voor de realisatie van de gestelde doelen en de budgetbewaking van het project
-
coördineren van de activiteiten van de deelnemende partijen
-
plannen van voorzetting en borging m.n. financieel in 2013
-
evalueren en bijstellen van het project, handleiding van informatie en de overdracht van informatie naar andere kernen van de gemeenten in Parkstad (en Zuid-Limburg)
-
rapportage naar subsidieverstrekkers
Projectondersteuning: GGD draagt bij door middel van algemene ondersteunende functies voor de doelgroep ouderen: 1. Monitoren gezondheidssituatie (epidemiologie, ouderenmonitor) 2. Sociale kaart en overzicht preventieve activiteiten voor ouderen; 3. Beleidsadvisering over gezondheid-welzijn van ouderen; 4. Verbeteren van de preventiestructuur (afstemming en samenwerking bij preventie voor ouderen stimuleren); 5. Coördinatie preventieve activiteiten.
Verantwoordelijkheden: -
ondersteunen van de projectleider door middel van voortgangsoverleg en bijwonen van afstemmingsoverleg in de regio
-
bewaken van de voortgang van het project
-
verzorgen van verslagen en deelrapportages in opdracht of gezamenlijk met de projectleider
-
verbinden van projectresultaten aan andere initiatieven in de regio
27
Stuurgroep: regionaal ACZIO-overleg/netwerk ouderen Parkstad
Deelnemers: •
Huisartsen OZL: Esther van Engelshoven, manager, Ronald Linden, voorzitter medische staf
•
MeanderZorgGroep: Roger Ruijters, lid Raad van Bestuur
•
Sevagram: Mariëtte Keijser, lid Raad van Bestuur
•
Mondriaan: Noud Engelen, directeur divisie ouderen
•
Huis voor de Zorg: Jo Maes, directeur
•
Vertegenwoordiger cliënten/ouderenbonden: Jan Wuite
•
Vertegenwoordiging WMO-gemeenten: Peter van Zutphen, voorzitter Wmostuurgroep, wethouder gemeente Heerlen, Leo Jongen, wethouder zorg gemeente Kerkrade, Thomas Gelissen, wethouder zorg gemeente Brunssum
•
Maastricht University: Dirk Ruwaard, hoogleraar public health and health care innovation
•
Welzijnsgroep Parkstad: Erik Hoesbergen, directeur
•
Stichting Beyaert: Fer Olberts, directeur
•
CZ: Hans Agten, manager zorginnovatie
•
Atrium: Leon op ’t Hoog, directeur divisie gevoel en zintuigen
•
Radar: Frans Willems
•
MEE: Anja Pijls
•
GGD Zuid Limburg: Fons Bovens, directeur collectieve preventie
•
GGD Zuid Limburg: Bert Hesdahl, programmamanager preventie en curatie en ambtelijk secretaris
Verantwoordelijkheden: -
verzorgen input (leveren van expertise) over de koers en de randvoorwaarden van het project
-
begeleiden van het proces
-
Advies geven over producten/ instrumenten die gebruikt worden in het project
-
Inspanningsverplichting om waar mogelijk diensten en producten t.b.v. ouderen van de eigen organisatie n.a.v. de voortgang en ontwikkeling in de pilotprojecten
-
Informeren van de eigen achterban
-
Een bijdrage leveren (personele inzet) in het onderzoeken van mogelijkheden tot voortzetting in 2013 van dienstverlening aan ouderen in
28
een kwetsbare situatie en verankeren van transitie in reguliere werkprocessen -
Borgen van de diensten en producten en bijdragen aan de overdracht van kennis aan andere kernen van de gemeenten in Parkstad
Frequentie: Stuurgroep vergadert 10 keer per jaar.
Projectgroep: pilotprojecten VEiP in gemeenten
Projectleiders: •
Heerlen - Voor Elkaar in Heerlerheide: Karin Landuyt, strategisch beleidsadviseur, gemeente Heerlen
•
Kerkrade West - Investeren aan de voorkant: Patrick Ypelaar, ambtenaar Wmo, gemeente Kerkrade
•
Brunssum – Participatie: Max van Haaften, ambtenaar welzijn, gemeente Brunssum
•
Onderbanken – Zelfsturing in de gemeenschap: Frans Raeven, ambtenaar welzijn, gemeente Onderbanken, Evelyne Linssen, adviseur gezondheidsbevordering, GGD ZL
Verantwoordelijkheden: -
uitvoeren van samenwerkingsafspraken t.b.v. het project
-
opstellen van projectplannen
-
verantwoordelijk voor doelstellingen in projectplannen
-
afstemmen van de werkzaamheden
-
keuzes maken in het project t.a.v. de uitvoering
-
verzorgen van de onderlinge communicatie en afstemming
-
input leveren voor het VEiP-overleg
29
8.
Communicatie
Communicatie is van groot belang in Voor elkaar in Parkstad. Het is een complexe transitie die ingezet wordt, waarbij veel partijen zijn betrokken. Deze partijen committeren zich om op een nieuwe manier met elkaar samen te werken en werkprocessen, zorg- en dienstverlening op elkaar af te stemmen. Knelpunten in regelgeving, financiering, bureaucratie zullen daarbij geen belemmering mogen zijn; is dat wel het geval dan spannen de betrokken kernpartners zich in deze uit de weg te ruimen. Het communiceren over de voortgang van het project is cruciaal voor het welslagen van het project. Zowel professionals als burgers moeten zich betrokken voelen bij Voor elkaar in Parkstad. Daarvoor zullen voor de verschillende doelgroepen verschillende media moeten worden ingezet. Daarbij wordt de inzet van sociale media of het gebruik van onconventionele middelen niet geschuwd. In nauwe samenspraak met de communicatieadviseurs van de GGD en de betrokken gemeenten wordt een communicatieplan opgesteld. Dat wordt in september aan de stuurgroep voorgelegd om te bespreken en ter accordering.
30
9.
Aanbevelingen
Tijdens de voorbereidingsfase van de deelprojecten zijn een aantal aandachtspunten naar voren gekomen. De verwachting is dat met name de verantwoordelijkheidsverdeling, samenwerking en afstemming tussen de partijen in Voor Elkaar in Parkstad en de cohesie tussen de verschillende deelprojecten geborgd dienen te worden. Daartoe zijn een aantal aanbevelingen te formuleren:
Stel een goed functionerend netwerk ouderen Parkstad op, met alle relevante, betrokken partijen als deelnemer. Kijk of dit netwerk de bestaande netwerken kan vervangen. Gebruik dit netwerk als adviesorgaan voor VEiP. Formaliseer de hiervoor in hoofdstuk 7 beschreven projectstructuur en formeer een dagelijks bestuur uit het netwerk, dat als stuurgroep voor het project Voor Elkaar in Parkstad functioneert. Overwogen kan worden om dit DB onder een onafhankelijk technisch voorzitter te laten functioneren om zodoende de onafhankelijkheid van de procesgang te borgen en tegelijkertijd belanghebbende partijen de handen vrij te laten houden voor het onderhandelingsspel dat onlosmakelijk onderdeel is van VEiP. Formaliseer de relatie met het Portefeuillehouders overleg WMO Parkstad, door een vertegenwoordiging vanuit de stuurgroep WMO linking pin te laten zijn met de stuurgroep Voor elkaar in Parkstad. Bovenstaande organisatie aanbevelingen zouden kunnen resulteren in het volgende organogram:
31
Stuurgroep/ Dagelijks Bestuur
Netwerk ouderen (nu: ACZIO)
Portefeuillehouders WMO Parkstad
Projectgroep VeiP (programmamanager + deelprojectleiders)
Deelproject Kerkrade West
Deelproject Heerlerheide
Deelproject Brunssum
Deelproject Onderbanken
Zorg voor geregelde en voldoende momenten van uitwisseling van informatie, kennis en tijdens de rit opgedane ervaring tussen de Parkstad gemeenten en de betrokken organisaties
Betrek in het communicatieplan de communicatie met gemeenten, de deelnemers aan de pilots en de burgers.
Zet VeiP goed op de kaart; zorg voor herkenbaarheid van VEiP, middels een eigen beeldmerk en huisstijl.
32
Bijlage I
Projectplan Kerkrade West
33
Projectplan Voor elkaar in Parkstad Kerkrade West
juni 2011 Projectleider: Patrick Ypelaar, gemeente Kerkrade Programmamanager: Bert Hesdahl, GGD Zuid-Limburg
34
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
Project Voor Elkaar in Parkstad
3
3.
Transitie-agenda
5
4.
Uitvoeringsmodellen
8
5.
Kerkrade West: model Investeren in de Voorkant
9
6.
Projectplan Kerkrade West 6.1 Algemeen 6.2 Huidige situatie WWZ 6.3 Projectbeschrijving 6.4 Kansen en risico’s 6.5 Financiële paragraaf 6.6 Communicatie
10 10 12 18 18 19
Tenslotte
20
7.
Rapport nr. 05682U Opdrachtgever: VEiP Drs. B. Hesdahl, mph
GGD - Programmamanager VEiP Postbus 2022 6160 HA Heerlen T (045) 8506318
Adviesbureau:
PCkwadraat Mw. Drs. O. Sollet, business consultant Bassin 120 6211 AK Maastricht T (043) 3265361
35
1. Inleiding Het projectplan Voor Elkaar in Parkstad: Kerkrade-West is opgesteld als onderdeel van het project Voor Elkaar in Parkstad (VEiP). Dit project heeft tot doel om in de Parkstad een zodanig systeem voor zorg en ondersteuning te ontwikkelen dat de kwaliteit van leven van de mensen wordt vergroot en de financiele houdbaarheid van het nieuwe systeem ook voor de langere termijn gewaarborgd is.
Het voorliggende projectplan beschrijft allereerst kort de achtergronden en uitgangspunten van het project Voor Elkaar in Parkstad. Daarna worden de resultaten samengevat van de kwartiermakersfase van VEiP, die de basis vormen voor dit plan.
Als de achtergrond en de context van het plan op deze wijze zijn toegelicht, kan worden ovegegaan tot de beschrijving van het conrete uitvoeringsproject van de gemeente Kerkrade in het kader van Voor Elkaar in Parkstad. Daarbij komen beschrijvingen van inhoud, doelstelling, organisatie en financiering van het voorgenomen project aan de orde.
2. Project Voor Elkaar in Parkstad Het transitieproject Voor Elkaar in Parkstad maakt deel uit van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Het project kent zijn oorsprong in het startdocument “Voor Elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie” dat de gezamenlijke wonen-, welzijn- en zorgpartijen in de regio Parkstad in 2009 schreven.
Dit startdocument beschrijft het probleem van krimp en vergrijzing binnen de ouderenzorg: het aantal ouderen neemt toe terwijl de capaciteit van het zorgsysteem in termen van arbeidskrachten, voorzieningen en financiën niet evenredig stijgt4. Er bestaat een breed gedragen gevoel dat het huidige systeem van wonen, welzijn en zorg op termijn niet langer houdbaar is. Het systeem moet omgevormd worden naar een systeem dat in de toekomst een goed niveau aan voorzieningen kan organiseren binnen beperkte financiële 4
BOG-PL, Voor elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie, 2009
36
kaders. Naast het omvormen van het systeem is de ambitie uitgesproken om de kwaliteit van leven voor ouderen in Parkstad te verbeteren.
In meerderde documenten vanuit de regio is vastgelegd welke gevolgen de bijzondere situatie van krimp en vergrijzing heeft voor de opgave op het terrein van WWZ. In de notitie “WWZ in een krimpende en vergrijzende regio, verkenning”5, worden vier feiten met betrekking tot de bijzondere positie van de regio benoemd: •
De ontwikkelopgave om te voorzien in de toekomstige vraag is hier groter en acuter dan elders
•
De investerings- en terugverdiencapaciteit is beperkt, waardoor ontwikkeling van nieuw WWZ-vastgoed niet of nauwelijks aan de orde is
•
Door een vastgelopen woningmarkt en de slechte arbeidsmarkt is de verhuismobiliteit van burgers zo klein, dat zij slechts zullen verhuizen wanneer hun zorgvraag hen daar absoluut toe dwingt
•
Op de lange termijn dreigen dusdanig grote personeelstekorten dat doorgaan op de bestaande weg geen goede strategie is
Deze feiten worden in de notitie vertaald in een vijftal (noodzakelijke) pijlers voor een succesvolle regionale toekomstige WWZ-ontwikkeling: •
Geschikt maken van bestaande woningen; bieden van diensten in bestaande accommodaties
•
Pro-actief én innovatief arbeidsmarktbeleid
•
Efficiënte organisatie van gespreid aan te bieden dienstverlening
•
Nieuw vastgoed alleen voor zorg die écht niet in bestaande bouw kan worden geboden
•
Intensieve samenwerking
De eerste twee pijlers zijn belegd in aparte projecten in het kader van herstructurering in de regio. Het project Voor Elkaar in Parkstad richt zich op de laatste drie pijlers, die vanuit hun aard in samenhang dienen te worden bezien.
5
PCkwadraat, provincie Limburg,
37
3. Transitie-agenda
Om de gedachten en ambities te concretiseren naar een regionale transitieagenda heeft een kwartiermakersfase plaatsgevonden. PCkwadraat heeft in deze fase in opdracht van de provincie Limburg gewerkt aan de formulering van de transitie-agenda en de operationalisering daarvan. Op geleide van een groot aantal gesprekken met betrokkenen, waarin de kaders en uitgangspunten verkend en de verschillende voorbeelden (ideeën of bestaande initiatieven) geïnventariseerd werden, zijn uitgangspunten vastgelegd en uitvoeringsmodellen uitgewerkt.
De volgende uitgangspunten van de transitie-agenda zijn vastgesteld:
8.
Oudere in een kwetsbare positie staat centraal
We zetten de oudere in een kwetsbare positie nu eens écht centraal (…en beheersen onze planningsbehoefte): •
Interventies zijn gericht op het verminderen van kwetsbaarheid met als doel: o Het zelfmanagement bij ziekten en leven met beperkingen te vergroten o Het vergroten van de eigen kracht en het faciliteren van (de autonomie van) burgers o Het versterken van het sociaal network
•
Wanneer dat nodig is worden voorzieningen georganiseerd die de eigen kracht en het zelfstandig functioneren ondersteunen met als doel een zo groot mogelijke zorgonafhankelijkheid
•
Inbreng van burgers / ouderen wordt gebruikt om de afstemming tussen behoefte en aanbod zo optimaal mogelijk te maken.
9.
Participatie en kwaliteit van leven
We kiezen voor participatie en een brede benadering van kwaliteit van leven: •
Deelname en onderdeel zijn van de samenleving staat voorop en zijn het doel waarnaar gestreefd wordt. Dit betekent dat het motief om ouderen te ondersteunen of zorg te bieden vanuit dit participatieperspectief moet plaatsvinden.
38
•
Getracht wordt de kwaliteit van leven te vergroten door ouderen weerbaarder te maken, zelfsturing in hun leven te laten behouden en - eventueel met ondersteuning - zo goed mogelijk te laten functioneren in hun omgeving.
10. De verantwoordelijkheidsladder WWZ-arrangementen worden gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder: •
Het gedachtegoed van de verantwoordelijkheidladder wordt gehanteerd waarbij het vertrekpunt preventie is. Getracht wordt de weerbaarheid te vergroten waardoor voorkomen kan worden dat ondersteuning of zorg geboden moet worden.
•
Echter, wanneer iemand te maken krijgt met belemmeringen wordt gekeken naar wat iemand zelf kan en hoe de eigen kracht kan worden versterkt om zo de zelfredzaamheid zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Wanneer duidelijk is dat iemand ondersteuning nodig heeft wordt gekeken hoe het sociale netwerk hierbij betrokken kan worden.
•
Wanneer de mogelijkheden van de eigen kracht en het sociale netwerk zijn uitgeput wordt gekeken hoe algemene voorzieningen kunnen worden aangewend alvorens over te gaan tot inzet van individuele voorzieningen en zorg. Het uitgangspunt hierbij is dat iemand die belemmeringen ondervindt of kwetsbaar is, het beste af is door zo zorgonafhankelijk mogelijk te zijn. En dat wanneer ondersteuning noodzakelijk blijkt, met een zo normaal mogelijke invulling (sociaal netwerk of algemene voorzieningen) gegeven wordt aan deze behoefte.
Visueel:
11. Wijkgerichte aanpak We zetten in op een wijk- en gemeenschapsgerichte aanpak: •
Het WWZ-systeem wordt op wijkniveau georganiseerd. De wijk is voor mensen overzichtelijk en behapbaar en dat is belangrijk nu de verhuismobiliteit zeer
39
beperkt is als gevolg van krimp en men genoodzaakt is om langer thuis te blijven wonen. •
Op wijkniveau zou het mogelijk moeten zijn sociale cohesie te versterken. Hierdoor zouden er sterkere sociale netwerken kunnen ontstaan die tevens kunnen worden aangewend om ouderen in een kwetsbare positie te ondersteunen.
•
Door op wijkniveau het zelfredzaamheidsarrangement samen te stellen zou het mogelijk moeten zijn deze ondersteuning en zorg efficiënter te organiseren.
•
Door de afstand tussen ondersteuners en de zorg te verkleinen zou er sneller en makkelijker gecommuniceerd moeten kunnen worden door enerzijds de bekendheid met de bewoners in de wijk en anderzijds de bekendheid tussen de verschillende disciplines in ondersteuning en zorg. Hierdoor wordt kwetsbaarheid op buurtbewoners-niveau sneller gesignaleerd en kunnen de verschillende disciplines tot snellere afstemming komen.
12. Preventie Preventie van beperkingen én van (onnodig) zware arrangementen bij beperkingen •
Voorkomen van kwetsbaarheid door: o
Het actief benaderen van ouderen ter vergroting van het sociale netwerk, voorkoming van eenzaamheid en realisatie van een zinvolle levensinvulling, zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied
o
Het actief benaderen van ouderen ter deelname aan cursussen en activiteiten met als doel kennisvergroting over gezondheidsrisico’s en aanleren van vaardigheden waardoor incidenten kunnen worden voorkomen.
13. Noodzakelijke zorg beschikbaar We willen alle noodzakelijke zorg realiseren in alle situaties waarin dat nodig is: •
In wijken is voldoende en adequate zorg beschikbaar zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen
•
Omdat ouderen met ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen, blijven voorzieningen wanneer dit echt noodzakelijk is beschikbaar; de capaciteit wordt niet meer onder druk gezet wordt door onnodige opnames.
40
14. Huidige financiele kaders leidend We blijven ook in de toekomst binnen de financiële kaders op systeemniveau (het totaal aan middelen dat gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, corporaties, zorginstellingen én burgers in hun WWZ-arrangement willen en kunnen investeren), en verrekenen overschrijdingen en inverdieneffecten op subsysteem-niveau: •
Het nieuwe systeem moet ondanks het toenemend aantal ouderen passen binnen de huidige financiële kaders.
•
Ontzorgen, slimme combinaties professionals – informele zorg / vrijwilligers
•
Stapsgewijs opvoeren van verbijzondering van zorg /voorzieningen in plaats van ingang via zware professionele zorg.
4. Uitvoeringsmodellen Op basis van de transitie-agenda zijn in de kwartiermakersfase van het project VEiP de vastgestelde uitgangspunten gecombineerd tot werkbare uitvoeringsmodellen. In totaal is gekomen tot een vijftal modellen, te weten:
Model 1: Investeren aan de voorkant
Model 2: Defragmentatie
Model 3: Participatie
Model 4: Zelfsturing in de gemeenschap
Model 5: Zorg- en participatiepolis
Alle modellen kenmerken zich door aspecten als een laagdrempelige toegangsen monitoringsfunctie, onderlinge communicatie , participatieambitie, doelmatigheid en redesign van systemen en structuren. De modellen verschillen in de accenten die gelegd worden en in de organisatie van de uitvoering.
Na vaststelling van de modellen is gekeken naar reeds bestaande plannen, werkwijzen en ontwikkelingen in de verschillende wijken van Parkstad en welke modellen hier het beste bij aansloten. Er is een match gemaakt tussen modellen en wijken die er als volgt uit ziet:
Kerkrade-West: Model 1 Voorkant
Heerlerheide: Model 2 Defragmentatie
Brunssum: Model 3 Participatie
41
Onderbanken: Model 4 Gemeenschap
(N.B. Er is voor gekozen om het zorg- en participatiepolismodel op dit moment niet als zodanig te beleggen bij een gemeente. Wel is de gemeente Kerkrade voornemens dit model op belangrijke onderdelen mee te nemen bij verdere stappen in de kanteling van de WMO-praktijk)
5. Kerkrade-West: model Investeren aan de voorkant In het huidige WWZ-stelsel ligt te veel nadruk op zware voorzieningen aan de achterkant van de zorgketen. Deze voorzieningen zijn vaak duur, en de toegang is dan ook per voorziening gereguleerd. Het gevolg is dat het moeilijk is om de match tussen behoefte en passend arrangement – gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder – te realiseren. Uiteindelijk leidt het systeem daardoor tot inefficiënte uitvoering, ongewenst ondergebruik én onnodig voorzieningengebruik.
In dit model wordt de ‘voorkant’ van de zorgketen centraal gezet: dit leidt tot een veel grotere aandacht voor preventie en het tijdig inzetten van lichte (algemene of individuele) voorzieningen. Zorgvragers krijgen in dit model een beter passend arrangement. Bovendien wordt er van uit gegaan dat door tijdige signalering en interventie vermijdbare (verergering van) beperkingen wordt voorkomen. Vanuit financiers perspectief kunnen besparingen worden verwacht door het voorkomen van beperkingen en het vaker inzetten van goedkopere (minder zware) oplossingen.
Belangrijke ingrediënten voor dit model zijn:
•
Communicatie aan de voorkant
•
Afstemming door bundeling van ingangen tot zorg en welzijn
•
Preventieve screening op kwetsbaarheid – bundelen van informatiekanalen en organisatie
•
Interventies gericht op zorgonafhankelijkheid, eigen krachtontwikkeling en vergroting van het sociaal netwerk
•
Optimalisatie zorgarrangement
42
6. Projectplan Kerkrade-West 6.1
Algemeen
De gemeente Kerkrade (Kirchrao) telde op 1 januari 2011 47.430 inwoners, waarvan er 16.580 ouder zijn dan 55 jaar. De gemeente krimpt nu al fors en dat zal de komende jaren doorgaan. In Kerkrade bestaat een sterke verenigingsstructuur, er zijn geen vogelaarwijken en de gemeente valt niet onder het grote stedenbeleid. Kerkrade is een WMo- enSoZa nadeelgemeente.
Onderdeel van Kerkrade is Kerkrade-West: een wijk 15.600 inwoners bestaand uit de buurten Heilust, Spekholzerheide, Kaalheide, Gracht en Terwinselen. Kerkrade-West is een sterke wijk met een aantal belangrijke ‘motoren’ op economisch, toeristisch en recreatief gebied. Het gebied herbergt immers drie grote bedrijventerreinen en voorzieningen als het Parkstad Limburg Stadion, de Botanische Tuin, Kasteel Erenstein en GaiaPark Kerkrade Zoo. Tegelijkertijd gelden de grote opgaven, waar de Regio Parkstad Limburg de komende jaren voor staat, ook voor Kerkrade-West. Problemen op fysiek, sociaal en economisch gebied worden door de krimpende bevolking versterkt en vragen om een gezamenlijke aanpak.
‘West wint aan ruimte’, dat is de kern van de stadsdeelvisie 2020 voor KerkradeWest. West krijgt meer ruimte om te wonen, werken en spelen. Meer ruimte voor plezier en ontspanning. Meer ruimte om je thuis te voelen. Integraal onderdeel daarvan - voor de onderdelen wonen, welzijn en zorg vormt het Kerkraads Wmo model. Niet als eigenstandig project, maar als een manier van werken, ingevoerd bij de start van de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2007.
6.2
Huidige situatie WWZ
Het Kerkraads Wmo model is beschreven in het VNG document “Kerkraads Wmo model, voorbeeld van een gekantelde gemeente”6. De kern van het Kerkraads Wmo Model is eenvoudig: "De visie van de gemeente Kerkrade met een innoverende toepassing van het compensatiebeginsel is gebaseerd op de klant, verpersoonlijkt in Vrauw Hoeppertz: de imaginaire 83-jarige Kerkraadse met een hulp- of zorgvraag, alleen dialect sprekend en met een onvoorwaardelijk geloof in wat de krant meldt. 6
Kerkraads WMo-model, voorbeeld van een gekantelde gemeente. VNG, aug 2010
43
Het model is een samenhangend geheel aan beleidsmaatregelen, inzet van netwerken, deelname van organisaties/ professionals en betrokkenheid van de inwoners van Kerkrade. Alles is gericht op de leefbaarheid van en levendigheid in de wijken met actieve en betrokken wijkbewoners. Maar ook het voorop plaatsen van de integrale kwalitatieve behandeling van de hulp- of zorgvraag en de afhandeling van onderkende problemen of beperkingen welke participatie van burgers in de weg staan, worden in één beweging verwerkt binnen het professioneel netwerk. Het leidt in Kerkrade tot een bijdrage aan de ontschotting van de domeinen zorg en welzijn.
Vanaf de start is bewust gekozen voor een verwevenheid tussen politiek, bestuur, inwoners en organisaties met als een opvallend gegeven het voorzitterschap van de wethouder in het Wmo Platform. Op de participatieladder bereikt deze werkwijze het niveau van coproduceren. De volgende figuur schetst de elementen van het model en de samenhang tussen die elementen:
Het keukentafelgesprek (vraaggestuurde vraagverheldering) is een functie die alle in het model samenwerkende specialisten gemeen (moeten) hebben. Een hypothese is dat dit Het Kerkraads Wmo Model kent een duidelijke structuur die er op gericht is de burger een kans te geven zijn situatie te verbeteren; vooral op eigen kracht, maar waar nodig met een duwtje in de rug. In het kort: * De gemeente heeft haar regierol voorbeeldig ter hand genomen: de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het gebodene ligt in de handen van degenen die dat waar kunnen maken: de ‘acteurs’. Deze hebben een duidelijk ‘script’ waar ze zich aan moeten houden en waarin de onderlinge rollen concreet staan aangegeven. *
* *
De trajecten die daarin geregeld zijn volgen het conceptueel kader van De Kanteling: eerste contact – vraagverduidelijking – oplossingen en arrangementen, met parallel het formele aanvraag traject. De gemeente bewaakt de uitvoering van het geheel op een gepaste afstand. De burger weet waar hij of zij aan toe is. Speciale situaties (crisis, psychiatrische case, burgers met klachten, en dergelijke) worden opgevangen door speciale procedures.
Het Kerkraads Wmo Model kent een duidelijke structuur die er op gericht is de burger
44
een kans te geven zijn situatie te verbeteren; vooral op eigen kracht, maar waar nodig met een duwtje in de rug. In het kort: •
De gemeente heeft haar regierol ter hand genomen: de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het geboden ligt in de handen van degenen die dat waar kunnen maken: de ‘acteurs’. Deze hebben een duidelijk ‘script’ waar ze zich aan moeten houden en waarin de onderlinge rollen concreet staan aangegeven.
•
De trajecten die daarin geregeld zijn volgen het conceptueel kader van De Kanteling: eerste contact – vraagverduidelijking – oplossingen en arrangementen, met parallel het formele aanvraag traject.
•
De gemeente bewaakt de uitvoering van het geheel op een gepaste afstand.
•
De burger weet waar hij of zij aan toe is. Speciale situaties (crisis, psychiatrische case, burgers met klachten, en dergelijke) worden opgevangen door speciale procedures.
6.3
6.3.1
Projectbeschrijving
Inhoud en doelstelling van het project
Kern van het project Investeren in de Voorkant dat in Kerkrade West als onderdeel van Voor Elkaar in Parkstad gestalte krijgt zijn de Sociale Wijkteams en hun voorposten de ouderenadviseurs en de Wijkpunten die het sociale hart van de wijken vormen. Binnen de sociale wijkteams staat letterlijk de integrale kwalitatieve behandeling van de hulp- of zorgvraag voorop. Afhandeling van onderkende problemen of beperkingen welke participatie van de klant in de weg staan, worden in één beweging verwerkt binnen het professioneel netwerk. Het idee van de sociale wijkteams is het organiseren van professionele nabijheid.
Vele organisaties zijn betrokken bij de uitvoering van zorg en welzijn en de medewerkers van verschillende organisaties doen er alles aan de klanten zo goed mogelijk van dienst te zijn. Om de krachten te bundelen en zo knelpunten beter te kunnen signaleren en oplossen, zijn in Kerkrade sociale wijkteams opgericht. Deze teams opereren in elke wijk en signaleren, bekijken en lossen samen op. Het team bestaat uit onder andere de ouderenadviseur, de maatschappelijke werker, de consulent vrijwilligerswerk en de burgerraadsvrouw vanuit Impuls, de zorgconsulent vanuit Meandergroep Zuid Limburg, de consulent Wmo, de buurt- en opbouwwerker vanuit de gemeente en wordt gecoördineerd door de betrokken gemeentelijke wijkmanager. Daarnaast hebben
45
de sociale wijkteams nauwe contacten met bijvoorbeeld de overige zorgaanbieders, woningcorporaties, de wijkagent, MEE Zuid Limburg, Radar of de kerk. Het sociaal wijkteam handelt volgens heel praktische richtlijnen, zoals bijvoorbeeld:
Leden van het Sociaal Wijkteam vormen één gezicht; onderliggende structuren of organisaties zijn voor de vrager, bezoeker irrelevant;
Benader de vraag integraal en sociaal
Weet waar je voor staat
Niet doorverwijzen
Kop van het proces bepaalt de kwaliteit van de afhandeling en de tevredenheid van de bezoeker, vrager
Kwaliteit wordt door mij bepaald
Zelfoplossend vermogen zonder drempels
Voorportaal van de Sociaal Wijkteams zijn in Kerkrade de ouderenadviseurs. De ouderenadviseurs staan klaar voor alle 65-plussers in de gemeente Kerkrade. Iedere 65-plusser krijgt voor het eind van 2010 het vrijblijvende aanbod om thuis bezocht te worden. Dit huisbezoek wordt van te voren schriftelijk aangekondigd. In dit huisbezoek wordt alles wat de klant bezig houdt besproken. De ouderenadviseur kan bijvoorbeeld vertellen hoe en waar de klant een woningaanpassing kan aanvragen; wanneer en hoe in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand en wat een persoonsgebonden budget inhoudt. Maar ook andere vragen of problemen kunnen in vertrouwen tijdens het huisbezoek besproken worden.
Het sociaal wijkteam heeft zijn thuishaven in het sociale wijkpunt. Deze voorziening is de ontmoetingsplaats voor (markt)partijen die in de wijk actief zijn. De multifunctionele gemeenschapshuizen zijn als het sociale hart in de wijk, aangepast aan de eisen van deze tijd en bovendien heeft Kerkrade structureel geld gereserveerd voor flankerend beleid en onderhoud en wil de gemeente het gebruik van de vwijkpunten stimuleren. Het Sociaal Wijkteam (het ‘wijkloket’)7 heeft daar dus onderdak gevonden en zal worden gestimuleerd de wijkactiviteiten, zoals informatiebijeenkomsten, daar te laten plaatsvinden. In het verlengde van het wijkpunt en het Sociaal Wijkteam ligt het ‘gesprek’, dat met iedere vragende burger wordt gevoerd in het kader van het 3
7
De gemeente is het ‘loket’ waar alle mensen terecht kunnen voor advies, hulp en ondersteuning (ex Wmo). Omdat de gemeente vindt dat mensen dicht in de buurt dat zouden moeten kunnen halen, zijn de Sociaal Wijkteams in het leven geroepen.
46
prestatieveld van de Wmo (informatie, advies, ondersteuning). Hoewel de vraag de aanleiding vormt, gaat het in eerste instantie daar niet om. Eerst wordt met de vrager de context waarin de vraag is gesteld, verduidelijkt. Groot belang wordt daarbij gehecht aan de bejegening. Het accent ligt bij hoe bezoekers of vragers moeten worden benaderd. Een luisterend oor, met acceptatie voor keuzes die bezoeker/ vrager in het verleden en heden heeft gemaakt en oplossingen die daarop aansluiten. Maar ook de tijd nemen om het eigen verhaal te kunnen aanvaarden en vertrouwen in de gesprekspartner te kunnen krijgen. Doel van het gesprek is het ondersteunen bij het definiëren van de vraag en mogelijke oplossingen door het inventariseren van de hulpvraag aan de hand van een checklist, die alle levensgebieden bestrijkt. Uitdrukkelijk is het de bedoeling niet gelijk met oplossingen aan te komen, maar eerder het gesprek zodanig op te bouwen, dat de bezoeker gestimuleerd wordt met eigen oplossingen te komen.
Project |(G)OUD Speciaal vermeld in het kader van het investeren aan de voorkant dient het project (G)OUD te worden. De sociale wijkteams werken nauw samen met dit project dat twee doelstellingen heeft: 1. Ontwikkelen van een methodiek van vroegsignalering in de eerstelijn waarmee zorgverleners beter en eerder zicht krijgen op ouderen in een (mogelijk) kwetsbare positie, zowel op het gebied van lichamelijke problematiek, als op het gebied van psychische en sociale problematiek. 2. Zorgverleners leggen verbindingen in de zorgnetwerken die er zijn, of ontwikkelen nieuwe trajecten, om een passend (samenhangend) aanbod te creëren dat is afgestemd op de individuele behoefte van de oudere. Het kan hierbij dan gaan om preventieve advisering, verdere diagnostiek, behandeling binnen de eerstelijnszorg en/of verwijzing naar een (aangepast) zorg- of welzijnsaanbod zo dicht mogelijk bij de ouderen in de buurt.
De doelgroep binnen [G]OUD Vroegsignalering is zelfstandig wonende ouderen vanaf 75 jaar die een verhoogd risico lopen op kwetsbaarheid. De werkwijze binnen [G]OUD start in de huisartsenpraktijk. De huisarts selecteert een oudere die in aanmerking komt voor een [G]OUD-consult. De praktijkondersteuner (POH) gaat vervolgens op huisbezoek bij de oudere. Aan de hand van een vragenlijst (meetinstrument) bespreekt zij/hij het lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren van de oudere. Na dit consult bespreekt de
47
POH de bevindingen met de huisarts na. Als de huisarts het nodig vindt, zal er verdere diagnostiek plaatsvinden of wordt de oudere doorverwezen. Uiteraard wordt dit in overleg met de oudere zelf en diens eventuele mantelzorger gedaan. De huisarts houdt de regie.
6.3.2
Samenwerking
In het Sociaal Wijkteam werkt de gemeente Kerkrade samen met diverse welzijnsorganisaties en één zorgaanbieder. Kenmerkend in deze samenwerking is het partnership op basis van gemeenschappelijk gedeelde uitgangspunten, visie en doelen, die organisatiebreed worden gedragen. De kerngroep, 1e schil genoemd, bestaat uit partners die iemand leveren voor de verschillende spreekuren: het ouderenadvies, Wmo “individuele verstrekkingen”, sociaal raadswerk, maatschappelijk werk, zorgmanager, consulent buurt- en opbouwwerk, wijkmanager. Afhankelijk van de wijkkenmerken kan hiervan worden afgeweken. Andere niet bij het primaire proces van de Sociaal Wijkteams betrokken organisaties (woningstichtingen, overige zorgaanbieders, welzijnsorganisaties, politie, kerk, e.a.) maken deel uit van de zogenoemde ‘tweede schil’. Deze wordt over het proces geïnformeerd via het netwerk van betreffende casemanager en betrokken bij het proces zodra de cliëntvraag daartoe aanleiding geeft.
Met het oog op participatie en inspraak wordt nauw samengewerkt met het WMO- Plarform. Het Platform functioneert ten behoeve van het gemeentebestuur als informant, raadgever, adviseur en/of co-producent met betrekking tot de werking van de Wmo. Bijzonder is de intensieve samenwerking tussen het Platform en de gemeente, wat als een coproductie8 met betrekking tot de werking van de Wmo wordt benoemd. Het gevolg hiervan is dat het Platform in een pril stadium (de beschikbaarheid van een beleidsnota is daarvoor niet noodzakelijk) bij beleidsontwikkelingen betrokken wordt en de uitvoering ervan op de voet volgt (kan volgen). Het Wmo Platform is samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende adviesgroepen: Seniorenraad Kerkrade, Platform Gehandicaptenbeleid Kerkrade, Sportstichting Kerkrade en Cliëntenraad SWI (Samenwerking Werk en Inkomen) en aangevuld met een afvaardiging van de cliëntenraad van de zorgaanbieders 8
Coproductie wordt hier ook bedoeld als de vierde stap op een participatieladder met zes treden: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren,(mee) beslissen, zelf beheer (zie ook bijlage 3). In Kerkrade staat coproduceren dan ook voor: politiek, bestuur en betrokkenen komen gezamenlijk een agenda overeen, waarna samen naar oplossingen gezocht wordt. De politiek verbindt zich aan deze oplossingen met betrekking tot de uiteindelijke besluitvorming. Rol van de participant is die van samenwerkingspartner.
48
(Groene Kruis Domicura, Meander en Orbis), de mantelzorg, de vrijwilligersorganisatie en de Wmo-portefeuillehouder van de gemeente. Iedere adviesgroep levert twee leden aan het Platform. Voor het project (G)OUD wordt binnen de voor dit project opgestelde werkwijze samengewerkt middels een-op-een contacten of overleg met de leden van de sociale wijkteams.
6.3.3
Organisatie
De gemeente Kerkrade heeft met ‘een stevige handdruk’ de samenwerking met de lokaal werkende welzijnsorganisatie en één zorgorganisatie bekrachtigd. In de organisatie van het project functioneert een zgn. Begeleidingsteam. In dit team heeft het management van de drie partners zitting, onder voorzitterschap van de stafmanager van de gemeente. De hoofdtaak van het team bestaat uit het creëren van voorwaarden, die het Kerkraads Wmo Model in staat stellen te werken conform de verwachtingen. Bij onduidelijkheid of bij vraagstukken waar het Sociaal Wijkteam niet uitkomt is het begeleidingsteam aan zet. Tevens organiseert het begeleidingsteam studiedagen met de wijkteams op basis van actualiteit, mystery-guest onderzoek of nieuwe ontwikkelingen. De sociale wijkteams zijn zelfsturend. •
Er wordt consequent een beroep gedaan op de professionaliteit van de Sociaal Wijkteamleden;
•
Bindend is het gemeenschappelijk gedeeld en intrinsiek gevoeld beeld van de wijze waarop de burger moet worden bejegend: ‘behandel je klant als ware het je eigen moeder of oma';
•
Er wordt gehandeld zonder last of ruggespraak;
•
Het voorzitterschap van het Sociaal Wijkteamoverleg brengt geen hiërarchische verhouding tussen voorzitter en leden mee;
•
Aanpassing van het werkproces geschiedt in onderling overleg en wordt na een gezamenlijke genomen besluit door alle leden uitgevoerd;
•
Besluitvorming bij consensus;
Bewust is gekozen voor een model waarin de motivatie van medewerkers cruciaal is. Immers, 90% van alle economische activiteit bestaat uit menselijk handelen. Ruimte en eigen inbreng (scharrelruimte) zijn noodzakelijk voor de ontplooiing en ontwikkeling van medewerkers. Van de organisatie wordt verwacht dat deze open, authentiek en eerlijk is en streeft naar consensus en de lange termijn focus van de stakeholders.
49
De Sociaal Wijkteams hebben daarbij de opdracht mee tot zelfontwikkeling gebaseerd op basis van intervisie en ontwikkelingen binnen de wijk. De basisfilosofie is daarbij het bottum-up ontwikkelen van van ideeen en die uitzetten op basis van maatwerk op wijk- en klantniveau.
Eén maal per maand komt het Sociaal Wijkteamoverleg bijeen, dat onder leiding staat van de Wijkmanager. Behalve het technisch voorzitten bewaakt hij het proces van besluitvorming. Accent ligt hierbij op de verantwoordelijkheid van de deelnemers. Onderwerpen worden in de vorm van casussen ingebracht. Leefbaarheid in de wijk is een ander belangrijk item. Lijnverantwoordelijkheid blijft liggen bij de organisatie, die een medewerker heeft vrijgesteld voor werkzaamheden van het Sociaal Wijkteam. Bij verschillen van mening wordt de situatie voorgelegd aan het Begeleidingsteam.
6.3.4
Koppeling sociaal/fysiek
De Wijkpunten,veelal gevestigd in gemeenschapshuizen, zijn zoals gezegd het kloppende sociale hart van de wijk. Hier vinden de activiteiten plaats, is er gelegenheid tot ontmoeting en kan informatie gehaald, ondersteuning aangevraagd en ontspanning gevonden worden. Het Wijkpunt doet dienst als informatiepunt voor belangrijke ontwikkelingen en (nieuwbouw)projecten in de wijk en als digitaal/ visueel informatiepunt voor gemeente, politie, bewonersplatforms, woningcorporaties. En natuurlijk zijn de Wijkpunten de thuisbasis van de Sociaal Wijkteams. De bedoeling is dat op deze wijze de gemeenschapshuizen de spil van de activiteiten in de wijk te zijn. De gemeente Kerkrade is van mening dat investeren in gemeenschapshuizen sociaal investeren is in mensen en wijken. Het college wil helpen zowel bij het onderhoud als bij de exploitatie. De aanpak is grondig waardoor het centrale ontmoetingsplaatsen in de wijk worden die nog decennia lang meekunnen. De stichtingsbesturen, verenigingen en vrijwilligers zijn bij de verdere invulling van de plannen onmisbaar en worden ze er dan ook nauw bij betrokken”. 6.4 Kansen en risico’s en kwaliteit De voornaamste uitdaging in het project zit hem in het denken in integrale netwerken. Zwaktes worden op dit moment niet geconstateerd, wel veronderstellingen die aandacht vragen voordat het zwaktes zouden kunnen worden. •
Het welslagen van het Kerkraads WMO model in het algemeen en het project Voorkant in het bijzonder hangt af van de vraag of deze aanpak bekend is bij de burger. Door gerichte publiciteit wordt reeds getracht het aantal bezoekers voor ouderenadvies, zorgadvies en Wmo voorzieningen
50
toe te laten nemen. Het is van belang voortdurend te monitoren wie er komt en wie niet van de beoogde doelgroep. •
De verschillende beroepsgroepen hebben verschillende achtergronden en ‘organisatie cultuur’. De burger heeft bovendien verschillende beelden bij verschillende beroepsgroepen. Toch moeten de Sociaal Wijkteams één gezicht krijgen.
•
Na het eerste contact dient degene met wie dat contact heeft plaatsgevonden ( de ‘verwijzer’) voldoende te weten over situatie en wensen van de burger om te kunnen bepalen wie de passende beroepskrachten zijn. Het is van belang doorlopend na te gaan welke eerste contacten waar plaatsvinden en of aan deze eis wordt voldaan.
•
Bij de teams moet steeds duidelijkheid zijn over de gewenste kwaliteit van de taken, welke kennis en ervaring daarbij nodig is en hoe daarvoor gezorgd zal worden.
6.5 Financiën Middelen en formatie zijn afkomstig vanuit bestaande settings binnen de afzonderlijke instellingen (Impuls, Meandergroep en gemeente). Kanttekening is wel dat de gemeente Kerkrade binnen de Wmo een nadeelgemeente is.
6.6 Kwaliteit en communicatie De kwaliteit zowel van de dienstverlening als van de samenwerking wordt onder meer op peil gehouden door jaarlijks aan de hand van casuïstiek en klachten/klachtbehandeling een studiedag te organiseren. Kerkrade tracht met een scala aan media de burger te informeren, integrale multimediale communicatie genoemd. In het kort komt deze aanpak erop neer dat dezelfde boodschap (Wmo) steeds weer (herhaling) gelijktijdig en tijdvolgend wordt overgebracht via alle ter beschikking staande middelen (zie hierna). De gemeente initieert met beleid en overleg en ondersteunt met financiële middelen. Als communicatiemiddelen zijn te noemen: •
In het Wmo café is de aftrap gemaakt de Kerkraadse opvattingen over de Wmo publiekelijk te maken. De voorkeur aan een wijk- en buurtgerichte aanpak heeft ertoe geleid dat in Kerkrade het Wmo café op elf verschillende plaatsen en tijdstippen heeft plaats gevonden en allen in aanwezigheid van de wethouder en alle Wmo actoren uit het veld. Geïnformeerd werd er in eenvoudig Nederlands en Kerkraads dialect.
•
Informatie over de Wmo wordt schriftelijk verspreid via het Wmo Journaal, waarin de burger de ontwikkelingen op dit terrein kan volgen.
51
•
Vier keer per jaar worden ouderen van 65+ met de gratis uitgave van Senior Blèdsje in een oplage van 7.000 stuks op de hoogte gehouden van het brede aanbod van activiteiten, regelingen, diensten en voorzieningen. Daarmee wordt de toegankelijkheid van het aanbod vergroot en het gebruik versterkt.
•
Uit mediaonderzoeken die de gemeente Kerkrade heeft gehouden onder de inwoners is onder meer gebleken dat burgers meer informatie zouden willen over hun eigen wijk of buurt. Daarom is de gemeente in 2008 gestart met een Stadskrant met daarin katern, de Wijkkrant, gericht op de betreffende wijk. De Wijkkrant bevat informatie voor en van de wijk. Aan dit gedeelte werken ook verenigingen, instellingen, bewoners, wijkplatforms, bewonersplatforms etc. mee.
•
De zendgemachtigde, Stichting Plus, is verantwoordelijk voor de visuele vorm van communicatie. ‘Buurt-TV’ is een programma voor en over de buurt en de mensen die er wonen. Het programma is laagdrempelig, heeft een grote betrokkenheid en laat de stem van de buurt horen.
7. Tenslotte
De gemeente Kerkrade is in de afgelopen jaren gekanteld. Dit houdt in dat een nieuwe manier van werken gerealiseerd is. In plaats van visiedocumenten en strategische Wmo-beleidsvisiestukken als basis te nemen, wordt nu geredeneerd vanuit de klant. Het realiseren van het sociaal wijkteam is een belangrijk onderdeel van de uitvoering van deze kanteling. Middels deelname aan Voor Elkaar in Parkstad met het project “Investeren in de Voorkant” wil de gemeente Kerkrade de in de praktijk ontwikkelde routines, werkwijze en resultaten van deze nieuwe wijze van samenwerken in de wijk transparant maken en systematiseren. Op die manier kunnen ook andere gemeente hun voordeel doen met hetgeen in Kerkrade ontwikkeld is. Bovendien biedt het project in Kerkrade zelf de mogelijkheid na te denken over vervolgstappen die met het sociaal wijkteam gezet kunnen worden. Gedachten daarover zijn er al volop, zoals bijvoorbeeld een verbreding van het domein van het gesprek naar schuldhulpverlening en gelijktijdig enkelvoudige, eenvoudige vragen binnen dat domein aan het gesprek toevoegen. Een deel van de vragen op dit terrein zullen dan niet langer verwezen hoeven te worden naar het spreekuur van de schuldhulpverlening maar kunnen binnen het sociaal wijkteam opgelost worden.
52
Bijlage II Projectplan Heerlerheide
53
Projectplan Voor elkaar in Parkstad Heerlerheide
juni 2011 Projectleider: Elvira van Bergen, gemeente Heerlen Programmamanager: Bert Hesdahl, GGD Zuid-Limburg
54
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
Project Voor Elkaar in Parkstad
3
3.
Transitie-agenda
5
4.
Uitvoeringsmodellen
8
5.
Heerlerheide: model Defragmentatie
9
6.
Projectplan Heerlerheide 6.1 Algemeen 6.2 Huidige situatie WWZ 6.3 Projectbeschrijving 6.4 Kansen en risico’s 6.5 Kwaliteit 6.6 Communicatie
10 11 12 16 17 17
Tenslotte
18
7.
Rapport nr. 05677U Opdrachtgever: VEiP Drs. B. Hesdahl, mph
GGD - Programmamanager VEiP Postbus 2022 6160 HA Heerlen T (045) 8506318
Adviesbureau:
PCkwadraat Mw. Drs. O. Sollet, business consultant Bassin 120 6211 AK Maastricht T (043) 3265361
55
1. Inleiding Het projectplan Voor Elkaar in Parkstad: Heerlerheide is opgesteld als onderdeel van het project Voor Elkaar in Parkstad (VEiP). Dit project heeft tot doel om in de Parkstad een zodanig systeem voor zorg en ondersteuning te ontwikkelen dat de kwaliteit van leven van de mensen wordt vergroot en de financiële houdbaarheid van het nieuwe systeem ook voor de langere termijn gewaarborgd is.
Het voorliggende projectplan beschrijft allereerst kort de achtergronden en uitgangspunten van het project Voor Elkaar in Parkstad. Daarna worden de resultaten samengevat van de kwartiermakersfase van VEiP, die de basis vormen voor dit plan.
Als de achtergrond en de context van het plan op deze wijze zijn toegelicht, kan worden overgegaan tot de beschrijving van het concrete uitvoeringsproject van de gemeente Heerlen in het kader van Voor Elkaar in Parkstad. Daarbij komen beschrijvingen van inhoud, doelstelling, organisatie en financiering van het voorgenomen project aan de orde.
2. Project Voor Elkaar in Parkstad Het transitieproject Voor Elkaar in Parkstad maakt deel uit van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Het project kent zijn oorsprong in het startdocument “Voor Elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie” dat de gezamenlijke wonen-, welzijn- en zorgpartijen in de regio Parkstad in 2009 schreven.
Dit startdocument beschrijft het probleem van krimp en vergrijzing binnen de ouderenzorg: het aantal ouderen neemt toe terwijl de capaciteit van het zorgsysteem in termen van arbeidskrachten, voorzieningen en financiën niet evenredig stijgt9. Er bestaat een breed gedragen gevoel dat het huidige systeem van wonen, welzijn en zorg op termijn niet langer houdbaar is. Het systeem moet omgevormd worden naar een systeem dat in de toekomst een 9
BOG-PL, Voor elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie, 2009
56
goed niveau aan voorzieningen kan organiseren binnen beperkte financiële kaders. Naast het omvormen van het systeem is de ambitie uitgesproken om de kwaliteit van leven voor ouderen in Parkstad te verbeteren.
In meerderde documenten vanuit de regio is vastgelegd welke gevolgen de bijzondere situatie van krimp en vergrijzing heeft voor de opgave op het terrein van WWZ. In de notitie “WWZ in een krimpende en vergrijzende regio, verkenning”10, worden vier feiten met betrekking tot de bijzondere positie van de regio benoemd: •
De ontwikkelopgave om te voorzien in de toekomstige vraag is hier groter en acuter dan elders
•
De investerings- en terugverdiencapaciteit is beperkt, waardoor ontwikkeling van nieuw WWZ-vastgoed niet of nauwelijks aan de orde is
•
Door een vastgelopen woningmarkt en de slechte arbeidsmarkt is de verhuismobiliteit van burgers zo klein, dat zij slechts zullen verhuizen wanneer hun zorgvraag hen daar absoluut toe dwingt
•
Op de lange termijn dreigen dusdanig grote personeelstekorten dat doorgaan op de bestaande weg geen goede strategie is
Deze feiten worden in de notitie vertaald in een vijftal (noodzakelijke) pijlers voor een succesvolle regionale toekomstige WWZ-ontwikkeling: •
Geschikt maken van bestaande woningen; bieden van diensten in bestaande accommodaties
•
Pro-actief én innovatief arbeidsmarktbeleid
•
Efficiënte organisatie van gespreid aan te bieden dienstverlening
•
Nieuw vastgoed alleen voor zorg die écht niet in bestaande bouw kan worden geboden
•
Intensieve samenwerking
De eerste twee pijlers zijn belegd in aparte projecten in het kader van herstructurering in de regio. Het project Voor Elkaar in Parkstad richt zich op de laatste drie pijlers, die vanuit hun aard in samenhang dienen te worden bezien.
10
PCkwadraat, provincie Limburg,
57
3. Transitie-agenda Om de gedachten en ambities te concretiseren naar een regionale transitieagenda heeft een kwartiermakersfase plaatsgevonden. PCkwadraat heeft in deze fase in opdracht van de provincie Limburg gewerkt aan de formulering van de transitie-agenda en de operationalisering daarvan. Op geleide van een groot aantal gesprekken met betrokkenen, waarin de kaders en uitgangspunten verkend en de verschillende voorbeelden (ideeën of bestaande initiatieven) geïnventariseerd werden, zijn uitgangspunten vastgelegd en uitvoeringsmodellen uitgewerkt.
De volgende uitgangspunten van de transitie-agenda zijn vastgesteld:
15. Oudere in een kwetsbare positie staat centraal We zetten de oudere in een kwetsbare positie nu eens écht centraal (…en beheersen onze planningsbehoefte): •
Interventies zijn gericht op het verminderen van kwetsbaarheid met als doel: o Het zelfmanagement bij ziekten en leven met beperkingen te vergroten o
Het vergroten van de eigen kracht en het faciliteren van (de autonomie van) burgers
o
•
Het versterken van het sociaal network
Wanneer dat nodig is worden voorzieningen georganiseerd die de eigen kracht en het zelfstandig functioneren ondersteunen met als doel een zo groot mogelijke zorgonafhankelijkheid
•
Inbreng van burgers / ouderen wordt gebruikt om de afstemming tussen behoefte en aanbod zo optimaal mogelijk te maken.
16. Participatie en kwaliteit van leven We kiezen voor participatie en een brede benadering van kwaliteit van leven: •
Deelname en onderdeel zijn van de samenleving staat voorop en zijn het doel waarnaar gestreefd wordt. Dit betekent dat het motief om ouderen te ondersteunen of zorg te bieden vanuit dit participatieperspectief moet plaatsvinden.
58
•
Getracht wordt de kwaliteit van leven te vergroten door ouderen weerbaarder te maken, zelfsturing in hun leven te laten behouden en - eventueel met ondersteuning - zo goed mogelijk te laten functioneren in hun omgeving.
17. De verantwoordelijkheidsladder WWZ-arrangementen worden gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder: •
Het gedachtegoed van de verantwoordelijkheidladder wordt gehanteerd waarbij het vertrekpunt preventie is. Getracht wordt de weerbaarheid te vergroten waardoor voorkomen kan worden dat ondersteuning of zorg geboden moet worden.
•
Echter, wanneer iemand te maken krijgt met belemmeringen wordt gekeken naar wat iemand zelf kan en hoe de eigen kracht kan worden versterkt om zo de zelfredzaamheid zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Wanneer duidelijk is dat iemand ondersteuning nodig heeft wordt gekeken hoe het sociale netwerk hierbij betrokken kan worden.
•
Wanneer de mogelijkheden van de eigen kracht en het sociale netwerk zijn uitgeput wordt gekeken hoe algemene voorzieningen kunnen worden aangewend alvorens over te gaan tot inzet van individuele voorzieningen en zorg. Het uitgangspunt hierbij is dat iemand die belemmeringen ondervindt of kwetsbaar is, het beste af is door zo zorgonafhankelijk mogelijk te zijn. En dat wanneer ondersteuning noodzakelijk blijkt, met een zo normaal mogelijke invulling (sociaal netwerk of algemene voorzieningen) gegeven wordt aan deze behoefte.
Visueel:
18. Wijkgerichte aanpak We zetten in op een wijk- en gemeenschapsgerichte aanpak: •
Het WWZ-systeem wordt op wijkniveau georganiseerd. De wijk is voor mensen overzichtelijk en behapbaar en dat is belangrijk nu de verhuismobiliteit zeer
59
beperkt is als gevolg van krimp en men genoodzaakt is om langer thuis te blijven wonen. •
Op wijkniveau zou het mogelijk moeten zijn sociale cohesie te versterken. Hierdoor zouden er sterkere sociale netwerken kunnen ontstaan die tevens kunnen worden aangewend om ouderen in een kwetsbare positie te ondersteunen.
•
Door op wijkniveau het zelfredzaamheidsarrangement samen te stellen zou het mogelijk moeten zijn deze ondersteuning en zorg efficiënter te organiseren.
•
Door de afstand tussen ondersteuners en de zorg te verkleinen zou er sneller en makkelijker gecommuniceerd moeten kunnen worden door enerzijds de bekendheid met de bewoners in de wijk en anderzijds de bekendheid tussen de verschillende disciplines in ondersteuning en zorg. Hierdoor wordt kwetsbaarheid op buurtbewoners-niveau sneller gesignaleerd en kunnen de verschillende disciplines tot snellere afstemming komen.
19. Preventie Preventie van beperkingen én van (onnodig) zware arrangementen bij beperkingen •
Voorkomen van kwetsbaarheid door: o
Het actief benaderen van ouderen ter vergroting van het sociale netwerk, voorkoming van eenzaamheid en realisatie van een zinvolle levensinvulling, zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied
o
Het actief benaderen van ouderen ter deelname aan cursussen en activiteiten met als doel kennisvergroting over gezondheidsrisico’s en aanleren van vaardigheden waardoor incidenten kunnen worden voorkomen.
20. Noodzakelijke zorg beschikbaar We willen alle noodzakelijke zorg realiseren in alle situaties waarin dat nodig is: •
In wijken is voldoende en adequate zorg beschikbaar zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen
•
Omdat ouderen met ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen, blijven voorzieningen wanneer dit echt noodzakelijk is beschikbaar; de capaciteit wordt niet meer onder druk gezet wordt door onnodige opnames.
60
21. Huidige financiële kaders leidend We blijven ook in de toekomst binnen de financiële kaders op systeemniveau (het totaal aan middelen dat gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, corporaties, zorginstellingen én burgers in hun WWZ-arrangement willen en kunnen investeren), en verrekenen overschrijdingen en inverdieneffecten op subsysteem-niveau: •
Het nieuwe systeem moet ondanks het toenemend aantal ouderen passen binnen de huidige financiële kaders.
•
Ontzorgen, slimme combinaties professionals – informele zorg / vrijwilligers
•
Stapsgewijs opvoeren van verbijzondering van zorg /voorzieningen in plaats van ingang via zware professionele zorg.
4. Uitvoeringsmodellen Op basis van de transitie-agenda zijn in de kwartiermakersfase van het project VEiP de vastgestelde uitgangspunten gecombineerd tot werkbare uitvoeringsmodellen. In totaal is gekomen tot een vijftal modellen, te weten:
Model 1: Investeren aan de voorkant
Model 2: Defragmentatie
Model 3: Participatie
Model 4: Zelfsturing in de gemeenschap
Model 5: Zorg- en participatiepolis
Alle modellen kenmerken zich door elementen als een laagdrempelige toegangsen monitoringsfunctie, onderlinge communicatie , participatieambitie, doelmatigheid en redesign van systemen en structuren. De modellen verschillen in de accenten die gelegd worden en in de organisatie van de uitvoering.
Na vaststelling van de modellen is gekeken naar reeds bestaande plannen, werkwijzen en ontwikkelingen in de verschillende wijken van Parkstad en welke modellen hier het beste bij aansloten. Er is een match gemaakt tussen modellen en wijken die er als volgt uit ziet:
Kerkrade-West: Model 1 Voorkant
Heerlerheide: Model 2 Defragmentatie
Brunssum: Model 3 Participatie
61
Onderbanken: Model 4 Gemeenschap
(N.B. Er is voor gekozen om het zorg- en participatiepolismodel op dit moment niet als zodanig te beleggen bij een gemeente. Wel is de gemeente Kerkrade voornemens dit model op belangrijke onderdelen mee te nemen bij verdere stappen in de kanteling van de WMO-praktijk)
5. Heerlerheide: model Defragmentatie In de huidige werkwijze van de Wmo en AWBZ worden allerlei afstemmings- en efficiëntie problemen veroorzaakt door wettelijke regels. Door het op alle fronten concurrerend inkoopbeleid van aanbesteding van gemeenten en door de dwingende inkoopsystematiek van zorgkantoren wordt onvoldoende effect gesorteerd voor de klant. Daarbij gaat het onder meer om het tegemoetkomen aan de zorgbehoefte, het verbeteren van de kwaliteit van leven en de mogelijkheden tot maatschappelijke participatie.
De grootste uitdaging voor de toekomst ligt in de Parkstad in het bieden van kwalitatief goede zorg aan mensen in een kwetsbare situatie of met gezondheidsrisico’s. Binnen deze groep vragen de ouderen met ernstige beperkingen, die in hun eigen huis blijven wonen, extra aandacht. Een samenloop van omstandigheden, te weten een vastzittende woningmarkt, veranderende preferenties van bewoners en beperkte intramurale capaciteit ‘zwaar’, zal er toe leiden dat in de nabije toekomst mensen zeer complexe en specialistische zorg en ondersteuning in de eigen woning zullen ontvangen. De partijen van VEiP zijn er van overtuigd dat dit met de huidige inrichting van het WWZ-systeem niet mogelijk is binnen de financiële kaders. Om verwaarlozing en mensonterende situaties te voorkomen wordt een radicale optimalisering van het WWZ-systeem nodig geacht. Het defragmentatiemodel is gericht op een dergelijke ingrijpende systeemwijziging, zowel op het gebied van organisatie als van financiering en verantwoording.
Belangrijke ingrediënten voor dit model zijn:
•
nauwe samenwerking en afstemming tussen de financiers: gemeente, zorgkantoor en zorgverzekeraars
•
regelluwe zône: mogelijkheid om de (finaniering van de) zorg anders te organiseren
62
•
Regie bij gemeente
•
Voldoende voorzieningen
•
Stedelijke structuur – concentratie aan zorg
•
Gebiedsgebonden afspraken ter verhoging van de efficiëntie
•
Organisatie moet kwaliteit opleveren voor de burger en voordeel voor zorgaanbieders
•
Invulling van de verantwoordelijkheidsladder
•
Professionalisering Inkoop – Leveranciers relatie
6. Projectplan Heerlerheide
6.1 Algemeen Heerlen is een stedelijke gemeente met ruim 89.000 inwoners en daarmee de grootste gemeente binnen de regio Parkstad Limburg, waar in totaal 240.000 mensen wonen. Heerlen is verdeeld in 4 stadsdelen. Eén van die stadsdelen is Heerlerheide. Een stadsdeel met ruim 20.000 inwoners en onderverdeeld in 4 buurten; Rennemig-Beersdal, Heksenberg, Vrieheide en Heerlerheide-Passart.
De vier buurten verschillen op onderdelen sterk van elkaar. Zo is Vrieheide een echte volksbuurt met een lage sociaal-economische status en met relatief weinig voorzieningen. Opvallend is het groot aantal koopwoningen. Heerlerheide-Passart is het hart van het stadsdeel qua economie. Hier zijn winkels te vinden, evenals horecagelegenheid en is er een groot verzorgings- en verpleeghuis. Echter Heerlerheide-Passart is eveneens een buurt met veel ‘armoede’. Verder wonen er in deze buurt veel ouderen.
63
Heksenberg is een ander soort buurt. Heksenberg is een sociaal-economisch sterke buurt en heeft behoorlijk wat sociaal-culturele en sportvoorzieningen. Ook heeft het een groot aandeel koopwoningen. De buurt heeft een dorpse uitstraling: een hechte buurt met een eigen karakter en een sterk verenigingsleven. En tot slot Beersdal-Rennemig. Hier wonen veel gezinnen. Qua infrastructuur een compacte buurt, met weinig voorzieningen. Kijkend naar de toekomst, met name naar de bevolkingskrimp, worden de buurten Vrieheide en Heerlerheide-Passart hard getroffen. Anticiperend op deze krimp worden er reeds planologische aanpassingen verricht. Zo zijn in Heerlerheide-Passart al wat flats gesloopt. In Vrieheide worden scenario’s uitgedacht over hoe fysiek te krimpen in een buurt met veel particulier woningbezit. Van belang is om niet alleen de ‘stenen’ voorbereidingen te treffen op krimp, maar ook de sociale voorbereidingen en deze twee te verbinden met elkaar.
6.2 Huidige situatie WWZ De meeste wonen-welzijn-zorg voorzieningen zijn in Heerlerheide gecentreerd in de buurt Heerlerheide-Passart. Zorgcentrum Ter Eyck (Sevagram) staat midden in het centrum en neemt een bijzondere en prominente plaats in in de buurt. Niet alleen de diensten van Sevagram worden daar aangeboden, maar ook de thuiszorgaanbieders Meander en Ambulante Thuiszorg zijn daar te vinden, evenals de huisartsenpraktijk Welten, Willemsen & Stelten. Ook de geestelijke gezondheidszorg is aanwezig (Lionarons) en paramedische functies als fysiotherapie en ergotherapie. Verder is Ter Eyck een verzorgings- en verpleeghuis. Maar naast het intramurale aanbod heeft Sevagram ook haar deuren open staan voor de ouderen uit de buurt. Zo is er een sociaal restaurant waar ouderen voor een maaltijd en voor gezelligheid terecht kunnen en wordt vanuit Ter Eyck de thuiszorg van Sevagram aangevlogen. Naast dit epicentrum van zorg bevindt zich het Corneliushuis, met daarin verschillende culturele voorzieningen waaronder een bibliotheek. In Heerlerheide zijn tal van welzijnsactiviteiten (Alcander). Buurthuizen De Laurier in Passart en ’t Heitje in Vrieheide zijn belangrijke plekken voor ontmoeting en welzijnsactiviteiten, evenals ’t Gringeltje in Heksenberg. Tot slot zijn er in Heerlerheide-Passart opvallend veel huisartsen gevestigd.
Echter: om goede zorg te realiseren is niet alleen het voorzieningenniveau van belang, maar ook en wellicht vooral, de wijze waarop de professionals binnen die
64
voorzieningen samen met hun collega’s van andere voorzieningen die zorg in samenhang verlenen: een zorgarrangement op maat. Dat vereist veel onderlinge afstemming en samenwerking. Dat vindt nu al op onderdelen plaats en verloopt goed. Maar er zijn verbeterpunten. Op microniveau ontbreekt soms kennis over belangrijke zaken, zoals de mantelzorger, en kent men de samenwerkingspartners onvoldoende (wie kan ik bellen en wat doet die persoon/organisatie?). Op mesoniveau begint het organisatiebelang door te klinken. Er moet immers productie gemaakt worden. Tegelijkertijd moet de klant centraal staan, en niet de omzet. Een spagaat dus. Op macroniveau spelen organisatiebelangen, verschillende financierings- en verantwoordingssystematieken en verdeelstelstels. Kortom: er valt veel te winnen op het gebied van de samenwerking en afstemming op verschillende niveaus.
6.3 Projectbeschrijving
6.3.1
Inhoud van het project
Dit project is in de kern een experiment waarin wij, samen met de andere financiers ruimte bieden aan de organisaties, aan de professional om binnen een aantal kaders nieuwe samenwerkingsvormen ‘uit te proberen’. Derhalve somt de gemeente wel op welke doelen zij wil halen, samen met haar partners, maar beperkt ze zich in de wijze waarop dat zou moeten gebeuren. De innovatiekracht verwachten wij van onze partners.
6.3.2
Doelen
De hoofddoelen zijn:
•
Een integralere en snellere vraagverhelding/-beoordeling en maatwerkoplossing door de professional bij de 55+-er met een hulpvraag in het stadsdeel Heerlerheide (start 2011).
•
Meer investeren aan de voorkant van zorg, zodat de dosering individuele hulp (zowel Wmo als AWBZ) afneemt bij de 55+-er in het stadsdeel Heerlerheide (vanaf 2012).
•
Behoud en waar mogelijk verbetering van de kwaliteit van welzijn & zorg, maar met minder hulpverleners over de vloer bij de 55+-er in het stadsdeel Heerlerheide (vanaf 2012).
65
•
Realiseren van een kostenbesparing per 55+-er in het stadsdeel Heerlerheide (vanaf 2012), door een lagere dosering individuele hulp en door ontschotting van budgetten Wmo, AWBZ en ZvW.
De doelen zijn opgenomen in de volgende vier actielijnen (zie ‘g. planning’ voor de verschillende actielijnen): Actielijn 1 Oprichten en runnen van het sociale wijkteam Actielijn 2 Zorgen voor integrale indicatiestelling Actielijn 3 Opzetten van cure-care verbindingen Actielijn 4 Investeren op de voorkant
De doelgroep is de groep mensen vanaf 55 jaar die zich in een kwetsbare positie bevinden in Heerlerheide. Die kwetsbaarheid kan zich fysiek, cognitief, sociaalemotioneel en/of financieel uiten.
6.3.3
Samenwerking
De organisaties die inmiddels zijn aangesloten bij VEiH, zijn Meander, Sevagram, Ambulante Thuiszorg, Groenkruisdomicura en Orbis (thuiszorg), MEE ZL en Alcander (welzijn), Woonpunt en Weller (woningstichtingen), Mondriaan en Lionarons (ggz), GGD ZL en een huisartsenpraktijk (gezondheid), cliëntorganisaties (zorgvragers), CZ, Zorgkantoor en de gemeente (financiers van welzijn en zorg).
Met CZ en Zorgkantoor defragmenteren we als financiers welzijn en zorg. Met alle andere organisaties vormen we zowel het sociaal wijkteam, het projectteam als de regiegroep VEiH. De mate waarin organisaties meedoen verschilt; dit is afhankelijk van de sense of urgence en/of capaciteit. Belangrijke stakeholders die we heden (juni 2011) nog moeten vragen voor deelname zijn de wijkagent en CIZ.
6.3.4
Koppeling fysiek/voorzieningen
De koppeling tussen activiteiten en voorzieningen (gemeenschapshuis, verzorgingshuis, etc.) wordt in het project gelegd. Er wordt gekeken naar logische koppelingen, deels geredeneerd vanuit de behoeften van ouderen en deels geredeneerd vanuit een zo optimaal mogelijke exploitatie van fysieke voorzieningen.
66
6.3.5
Organisatie
Kijkend naar de organisatie, de projectstructuur dan ziet die er als volgt uit.
Regiegroep VEiH
Stuurgroep VEiP
Projectgroep VEiH
Sociaal wijkteam VEiH
Regiegroep
Deelnemers: Bestuurders van de initiërende organisaties Sevagram, Alcander, Meander
en de Gemeente Heerlen.
Taken:
Eindverantwoordelijk voor de voortgang en het slagen van het
project. De
stuurgroep faciliteert daartoe het sociale wijkteam en de
projectgroep, Frequentie:
controleert de voortgang en stuurt zonodig bij. De regiegroep vergadert 3x per jaar (feb, jul en okt) en zonodig op
afroep.
Projectgroep
Deelnemers: (Midden-)managers en coördinatoren van de uitvoering van de initiërende
organisaties, plus stakeholders m.b.t. ouderen:
vertegenwoordiging van de Mondriaan (divisie
huisartsen, vertegenwoordigers van ouderen,
ouderenzorg), Lionarons, MEE ZL, GGD ZL,
Zorgkantoor, CZ, Weller en
Woonpunt.
Taken:
Het bewaken van de voortgang, het detecteren van nieuwe
problemen,
mogelijkheden, oplossingen. Zorgen voor randvoorwaarden voor
het sociaal
wijkteam qua deelname en het doorhakken van knopen w.b.
systeem-/
productinnovaties.
Frequentie:
De projectgroep komt 1 x per kwartaal bijelkaar (jan, mrt, jun en
sept).
Sociaal wijkteam
Deelnemers: Ouderenadviseur, maatschappelijk werker, opbouwwerker, wijkverpleegkundigen, coördinatoren hulp bij het huishouden, Wmo-
consulent, woonconsulent, huisarts, CIZ, SVP-er, consulent MEE,
wijkagent
en eventuee; een fysiotherapeut en een ergotherapeut. Daarnaast
67
legt het
wijkteam verbindingen met reeds bestaande overlegstructuren
zoals het
overleg ‘casuïstiek overlast & criminaliteit’ in Passart en FACT van Mondriaan.
Taken:
Bespreken van casuïstiek en ervoor zorgen dan uitgedachte
systeem-/
productinnovaties in praktijk worden toegepast.
Frequentie:
1 x per maand, m.u.v. het zomerreces.
Projectleider
De gemeente Heerlen levert de projectleider die de verbindingen legt tussen de gremia, het project in zijn totaliteit bewaakt en die de projectgroep voorzit. Ook zorgt de gemeente Heerlen dat het sociaal wijkteam wordt voorgezeten. T.z.t. wordt bepaald wie welk gremium het beste kan aansturen.
Projectondersteuner
De gemeente Heerlen zorgt voor de benodigde projectondersteuning (voorbereiden, notuleren en treffen van nazorg bij een aantal overleggen).
6.3.6
Begroting
De begroting bestaat uit de volgende componenten:
Uitgaven
2011
2012
2013
Deskundigheidsbevordering
€
€
€
(scholing sociaal wijkteam)
15.000
15.000
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
€ 2.500
€ 2.500
€ 2.500
Communicatie (digitale
15.000
communicatie, sociale media, posters, flyers, e.d.) Implementatie en beheer systeem om gegevens te delen Vergaderingen (lokatiehuur & consumpties)
Verder maakt iedere organisatie kosten in natura, door het leveren van capaciteit, in de vorm van projectleider en –ondersteuning, deelname aan het sociale wijkteam, inzet communicatieadviseurs etc.
68
Inkomsten
2011
2012
2013
Gemeente Heerlen
€
€
€
20.000
20.000
20.000
P.M.
P.M.
P.M.
Andere partners
De gemeente vraagt de partners om voor zowel deskundigheidsbevordering als communicatie een deel van hun eigen middelen v.a. 2012 te reserveren voor deze items in VEiH. Daarnaast worden de organisaties gevraagd om voor het jaar 2011 een deel van de middelen voor deze activiteiten te heralloceren. Ten aanzien van het systeem om gegevens te delen wordt gekeken welke partners hieraan mee willen betalen. De gemeente Heerlen dekt de kosten van de vergaderingen.
6.3.7
Planning
Globaal ziet de planning er als volgt uit: Actielijnen
V2011 N2011 V2012 N2012 V2013 N2013
Actielijn 1 Oprichten en runnen van het sociale wijkteam Rekruteren deelnemers sociaal wijkteam Carisven Evalueren werkwijze sociaal wijkteam Carisven Actielijn 2 Zorgen voor integrale indicatiestelling Het koppelen/afstemmen van werkwijzen (G)OUD, Zichtbare Schakel en indicatiestellers Wmo/CIZ in het licht van De Kanteling Het implementeren van de vroegsignalering (scorekaarten depressie, eenzaamheid, vallen, etc.) Actielijn 3 Opzetten van cure-care verbindingen Het verkennen van het aanbod van CZ en Zorgkantoor, incl. het maken van de sociale kaart Heerlerheide Het samen ontwikkelen van cura-care verbindingen rondom integrale zorg (CVZ, dementie, etc Eventueel ontschotten van ZvW, Wmo en AWBZ-middelen Monitoren en rapporteren van de geldstromen Actielijn 4 Investeren op de voorkant Aansluitingen ontwikkelen van formele en informele zorg (mantelzorg en betaalde zorg) Ontwikkelen van zelfzorgconcepten en civil societyconcepten Ontwikkelen en implementeren van sociale media voor de buurt (o.a. buurthyveS)
69
6.4
Kansen & risico’s
Kansen: •
De initiërende partners hebben een grote doorzettingsmacht, netwerk en geloof in dit project.
•
Vrijwel alle partners voelen de sense of urgence om mee te doen en te blijven doen
Risico’s: •
De continuïteit van het project komt in het gedrang door het vertrek van de projectleider. Oplossing is dat tijdelijk de initiërende organisaties een aantal ontwikkeltaken overnemen.
•
De kwaliteit van het project komt in het gedrang als een aantal kernpartners, zoals huisartsen en de ggz-instellingen, onvoldoende meedoen aan het project.
•
De kopieerbaarheid van het project loopt gevaar, als het project een te sterk projectmatig karakter krijgt en niet ingebed wordt in de reguliere werkwijze van organisaties.
•
De haalbaarheid van het ontschotten van budgetten is afhankelijk van een aantal partijen: zorgkantoor, zorgverzekering en de experimenteerruimte die ons door het ministerie geboden wordt.
6.5
Kwaliteit
De kwaliteit van de behaalde resultaten wordt afgemeten aan het kwaliteitshandvest van de gemeente Heerlen, waarin de servicenormen zijn opgenomen. Dit handvest wordt overigens in 2011 herzien. Daarnaast willen we aan de hand van cliënttevredenheids-onderzoeken meten hoe cliënten de veranderingen ervaren.
6.6
Communicatie
Vanwege de verschillende doelgroepen en verschillende doelen moet er een apart communicatieplan gemaakt worden, bestaande uit de volgende onderdelen: •
Het beïnvloeden van een positieve houding van ouderen t.a.v. eigen verantwoordelijkheid en het vervallen van ‘recht’ op zorg
•
De betrokkenheid van de buurt vergroten (civil society)
•
Het informeren van niet deelnemende organisaties (zoals huisartsen, fysiotherapeuten, beheer & onderhoud, etc.) over het bestaan van het
70
sociaal wijkteam en hoe die te bereiken zijn met welk soort vragen/signalen en wat je ervan kan verwachten •
Het binden van deelnemende partijen aan de voortgang van het experiment en het behouden van commitment
•
Het vermarkten van ons experiment in de regio en daarbuiten.
7. Tenslotte Voor elkaar in Heerlerheide is een belangrijke pilot voor alle deelnemers. In deze pilot kunnen nieuwe manieren om de zorg - in de meest brede betekenis van het woord - voor ouderen te organiseren uitgeprobeerd worden. De manier waarop staat niet van te voren vast: de partners ontwikkelen deze in de praktijk, gevoed door het sociaal wijkteam. De financiers scheppen hiervoor de voorwaarden. Nu ook de begeleiding vanaf 2013 onder de compensatieplicht van de WMO zal vallen, wordt de uitdaging om ook op dat vlak nieuwe concepten en verbindingen te leggen nog groter. De partners hebben er alle vertrouwen in. Daarbij zullen succesvolle aanpakken, als het aan de partners ligt, ook elders in Parkstad worden toegepast.
71
Bijlage III
Projectplan Brunssum
72
Projectplan Voor elkaar in Parkstad Brunssum
juni 2011 Projectleider: Max van Haaften, gemeente Brunssum Programmamanager: Bert Hesdahl, GGD Zuid-Limburg
73
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
Project Voor Elkaar in Parkstad
3
3.
Transitie-agenda
5
4.
Uitvoeringsmodellen
8
5.
Brunssum: model Participatie
9
6.
Projectplan Brunssum 6.1 Algemeen 6.2 Huidige situatie WWZ 6.3 Projectbeschrijving 6.4 Kansen en risico’s 6.5 Financiële paragraaf 6.6 Communicatie
10 11 12 18 19 21
Tenslotte
21
7.
Rapport nr. 05678U Opdrachtgever: VEiP Drs. B. Hesdahl, mph
GGD - Programmamanager VEiP Postbus 2022 6160 HA Heerlen T (045) 8506318
Adviesbureau:
PCkwadraat Mw. Drs. O. Sollet, business consultant Bassin 120 6211 AK Maastricht T (043) 3265361
74
1. Inleiding Het projectplan Voor Elkaar in Parkstad: Brunssum is opgesteld als onderdeel van het project Voor Elkaar in Parkstad (VEiP). Dit project heeft tot doel om in de Parkstad een zodanig systeem voor zorg en ondersteuning te ontwikkelen dat de kwaliteit van leven van de mensen wordt vergroot en de financiele houdbaarheid van het nieuwe systeem ook voor de langere termijn gewaarborgd is.
Het voorliggende projectplan beschrijft allereerst kort de achtergronden en uitgangspunten van het project Voor Elkaar in Parkstad. Daarna worden de resultaten samengevat van de kwartiermakersfase van VEiP, die de basis vormen voor dit plan.
Als de achtergrond en de context van het plan op deze wijze zijn toegelicht, kan worden overgegaan tot de beschrijving van het concrete uitvoeringsproject van de gemeente Brunssum in het kader van Voor Elkaar in Parkstad. Daarbij komen beschrijvingen van inhoud, doelstelling, organisatie en financiering van het voorgenomen project aan de orde.
2. Project Voor Elkaar in Parkstad Het transitieproject Voor Elkaar in Parkstad maakt deel uit van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Het project kent zijn oorsprong in het startdocument “Voor Elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie” dat de gezamenlijke wonen-, welzijn- en zorgpartijen in de regio Parkstad in 2009 schreven.
Dit startdocument beschrijft het probleem van krimp en vergrijzing binnen de ouderenzorg: het aantal ouderen neemt toe terwijl de capaciteit van het zorgsysteem in termen van arbeidskrachten, voorzieningen en financiën niet evenredig stijgt11. Er bestaat een breed gedragen gevoel dat het huidige systeem van wonen, welzijn en zorg op termijn niet langer houdbaar is. Het systeem moet omgevormd worden naar een systeem dat in de toekomst een goed niveau aan voorzieningen kan organiseren binnen beperkte financiële
11
BOG-PL, Voor elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie, 2009
75
kaders. Naast het omvormen van het systeem is de ambitie uitgesproken om de kwaliteit van leven voor ouderen in Parkstad te verbeteren.
In meerderde documenten vanuit de regio is vastgelegd welke gevolgen de bijzondere situatie van krimp en vergrijzing heeft voor de opgave op het terrein van WWZ. In de notitie “WWZ in een krimpende en vergrijzende regio, verkenning”12, worden vier feiten met betrekking tot de bijzondere positie van de regio benoemd: •
De ontwikkelopgave om te voorzien in de toekomstige vraag is hier groter en acuter dan elders
•
De investerings- en terugverdiencapaciteit is beperkt, waardoor ontwikkeling van nieuw WWZ-vastgoed niet of nauwelijks aan de orde is
•
Door een vastgelopen woningmarkt en de slechte arbeidsmarkt is de verhuismobiliteit van burgers zo klein, dat zij slechts zullen verhuizen wanneer hun zorgvraag hen daar absoluut toe dwingt
•
Op de lange termijn dreigen dusdanig grote personeelstekorten dat doorgaan op de bestaande weg geen goede strategie is
Deze feiten worden in de notitie vertaald in een vijftal (noodzakelijke) pijlers voor een succesvolle regionale toekomstige WWZ-ontwikkeling: •
Geschikt maken van bestaande woningen; bieden van diensten in bestaande accommodaties
•
Pro-actief én innovatief arbeidsmarktbeleid
•
Efficiënte organisatie van gespreid aan te bieden dienstverlening
•
Nieuw vastgoed alleen voor zorg die écht niet in bestaande bouw kan worden geboden
•
Intensieve samenwerking
De eerste twee pijlers zijn belegd in aparte projecten in het kader van herstructurering in de regio. Het project Voor Elkaar in Parkstad richt zich op de laatste drie pijlers, die vanuit hun aard in samenhang dienen te worden bezien.
12
PCkwadraat, provincie Limburg,
76
3. Transitie-agenda Om de gedachten en ambities te concretiseren naar een regionale transitieagenda heeft een kwartiermakersfase plaatsgevonden. PCkwadraat heeft in deze fase in opdracht van de provincie Limburg gewerkt aan de formulering van de transitie-agenda en de operationalisering daarvan. Op geleide van een groot aantal gesprekken met betrokkenen, waarin de kaders en uitgangspunten verkend en de verschillende voorbeelden (ideeën of bestaande initiatieven) geïnventariseerd werden, zijn uitgangspunten vastgelegd en uitvoeringsmodellen uitgewerkt. De volgende uitgangspunten van de transitie-agenda zijn vastgesteld:
22. Oudere in een kwetsbare positie staat centraal We zetten de oudere in een kwetsbare positie nu eens écht centraal (…en beheersen onze planningsbehoefte): •
Interventies zijn gericht op het verminderen van kwetsbaarheid met als doel: o Het zelfmanagement bij ziekten en leven met beperkingen te vergroten o
Het vergroten van de eigen kracht en het faciliteren van (de autonomie van) burgers
o
•
Het versterken van het sociaal netwerk
Wanneer dat nodig is worden voorzieningen georganiseerd die de eigen kracht en het zelfstandig functioneren ondersteunen met als doel een zo groot mogelijke zorgonafhankelijkheid
•
Inbreng van burgers / ouderen wordt gebruikt om de afstemming tussen behoefte en aanbod zo optimaal mogelijk te maken.
23. Participatie en kwaliteit van leven We kiezen voor participatie en een brede benadering van kwaliteit van leven: •
Deelname en onderdeel zijn van de samenleving staat voorop en zijn het doel waarnaar gestreefd wordt. Dit betekent dat het motief om ouderen te ondersteunen of zorg te bieden vanuit dit participatieperspectief moet plaatsvinden.
•
Getracht wordt de kwaliteit van leven te vergroten door ouderen weerbaarder te maken, zelfsturing in hun leven te laten behouden en - eventueel met ondersteuning - zo goed mogelijk te laten functioneren in hun omgeving.
77
24. De verantwoordelijkheidsladder WWZ-arrangementen worden gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder: •
Het gedachtegoed van de verantwoordelijkheidladder wordt gehanteerd waarbij het vertrekpunt preventie is. Getracht wordt de weerbaarheid te vergroten waardoor voorkomen kan worden dat ondersteuning of zorg geboden moet worden.
•
Echter, wanneer iemand te maken krijgt met belemmeringen wordt gekeken naar wat iemand zelf kan en hoe de eigen kracht kan worden versterkt om zo de zelfredzaamheid zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Wanneer duidelijk is dat iemand ondersteuning nodig heeft wordt gekeken hoe het sociale netwerk hierbij betrokken kan worden.
•
Wanneer de mogelijkheden van de eigen kracht en het sociale netwerk zijn uitgeput wordt gekeken hoe algemene voorzieningen kunnen worden aangewend alvorens over te gaan tot inzet van individuele voorzieningen en zorg. Het uitgangspunt hierbij is dat iemand die belemmeringen ondervindt of kwetsbaar is, het beste af is door zo zorgonafhankelijk mogelijk te zijn. En dat wanneer ondersteuning noodzakelijk blijkt, met een zo normaal mogelijke invulling (sociaal netwerk of algemene voorzieningen) gegeven wordt aan deze behoefte.
Visueel:
25. Wijkgerichte aanpak We zetten in op een wijk- en gemeenschapsgerichte aanpak: •
Het WWZ-systeem wordt op wijkniveau georganiseerd. De wijk is voor mensen overzichtelijk en behapbaar en dat is belangrijk nu de verhuismobiliteit zeer beperkt is als gevolg van krimp en men genoodzaakt is om langer thuis te blijven wonen.
78
•
Op wijkniveau zou het mogelijk moeten zijn sociale cohesie te versterken. Hierdoor zouden er sterkere sociale netwerken kunnen ontstaan die tevens kunnen worden aangewend om ouderen in een kwetsbare positie te ondersteunen.
•
Door op wijkniveau het zelfredzaamheidsarrangement samen te stellen zou het mogelijk moeten zijn deze ondersteuning en zorg efficiënter te organiseren.
•
Door de afstand tussen ondersteuners en de zorg te verkleinen zou er sneller en makkelijker gecommuniceerd moeten kunnen worden door enerzijds de bekendheid met de bewoners in de wijk en anderzijds de bekendheid tussen de verschillende disciplines in ondersteuning en zorg. Hierdoor wordt kwetsbaarheid op buurtbewoners-niveau sneller gesignaleerd en kunnen de verschillende disciplines tot snellere afstemming komen.
26. Preventie Preventie van beperkingen én van (onnodig) zware arrangementen bij beperkingen •
Voorkomen van kwetsbaarheid door: o
Het actief benaderen van ouderen ter vergroting van het sociale netwerk, voorkoming van eenzaamheid en realisatie van een zinvolle levensinvulling, zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied
o
Het actief benaderen van ouderen ter deelname aan cursussen en activiteiten met als doel kennisvergroting over gezondheidsrisico’s en aanleren van vaardigheden waardoor incidenten kunnen worden voorkomen.
27. Noodzakelijke zorg beschikbaar We willen alle noodzakelijke zorg realiseren in alle situaties waarin dat nodig is: •
In wijken is voldoende en adequate zorg beschikbaar zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen
•
Omdat ouderen met ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen, blijven voorzieningen wanneer dit echt noodzakelijk is beschikbaar; de capaciteit wordt niet meer onder druk gezet wordt door onnodige opnames.
28. Huidige financiele kaders leidend We blijven ook in de toekomst binnen de financiële kaders op systeemniveau (het totaal aan middelen dat gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, corporaties, zorginstellingen
79
én burgers in hun WWZ-arrangement willen en kunnen investeren), en verrekenen overschrijdingen en inverdieneffecten op subsysteem-niveau: •
Het nieuwe systeem moet ondanks het toenemend aantal ouderen passen binnen de huidige financiële kaders.
•
Ontzorgen, slimme combinaties professionals – informele zorg / vrijwilligers
•
Stapsgewijs opvoeren van verbijzondering van zorg /voorzieningen in plaats van ingang via zware professionele zorg.
4. Uitvoeringsmodellen Op basis van de transitie-agenda zijn in de kwartiermakersfase van het project VEiP de vastgestelde uitgangspunten gecombineerd tot werkbare uitvoeringsmodellen. In totaal is gekomen tot een vijftal modellen, te weten:
Model 1: Investeren aan de voorkant
Model 2: Defragmentatie
Model 3: Participatie
Model 4: Zelfsturing in de gemeenschap
Model 5: Zorg- en participatiepolis
Alle modellen kenmerken zich door aspecten als een laagdrempelige toegangsen monitoringsfunctie, onderlinge communicatie , participatieambitie, doelmatigheid en redesign van systemen en structuren. De modellen verschillen in de accenten die gelegd worden en in de organisatie van de uitvoering.
Na vaststelling van de modellen is gekeken naar reeds bestaande plannen, werkwijzen en ontwikkelingen in de verschillende wijken van Parkstad en welke modellen hier het beste bij aansloten. Er is een match gemaakt tussen modellen en wijken die er als volgt uit ziet:
Kerkrade-West: Model 1 Voorkant
Heerlerheide: Model 2 Defragmentatie
Brunssum: Model 3 Participatie
Onderbanken: Model 4 Gemeenschap
80
(N.B. Er is voor gekozen om het zorg- en participatiepolismodel op dit moment niet als zodanig te beleggen bij een gemeente. Wel is de gemeente Kerkrade voornemens dit model op belangrijke onderdelen mee te nemen bij verdere stappen in de kanteling van de WMO-praktijk)
5. Brunssum: model Participatie Als gevolg van de invoering van de WMO heeft een belangrijke verschuiving plaatsgevonden van verzekerde zorg, c.q. het recht op verstrekkingen naar het recht op compensatie, gericht op participatie in de maatschappij. De verhoudingen tussen de burger/cliënt en gemeente/instelling veranderen; de burger stelt in dialoog met de instelling/gemeente vast welke participatieambitie reëel is en onderzoekt hoe deze ambitie behaald kan worden.
In het huidige WWZ-systeem ligt de nadruk nog sterk op zorg. Dat komt voort uit de ambitie om te zorgen voor mensen met ernstige beperkingen, die eerst en vooral behoefte hebben aan complexe, hoogwaardige en specialistische zorg. Door echter op deze doelgroep - die slechts 20% uitmaakt van de gehele doelgroep van mensen met een beperking - te focussen, worden mensen met minder ernstige beperkingen onnodig gemedicaliseerd. Voor deze doelgroep (mensen met matige beperkingen) zou de focus beter gelegd kunnen worden op participatie en kan de verantwoordelijkheidsladder volop worden toegepast. Hierdoor kunnen middelen en capaciteit worden ‘vrijgespeeld’ voor hoogwaardige zorg voor degenen die dat nodig hebben.
Het participatiemodel dat in Brunssum uitgewerkt wordt voorziet in een werkwijze waarbij uitgegaan wordt van vermaatschappelijking en normalisering van belemmeringen en zorg, in plaats van medicalisering. Hierbij is het uitgangspunt dat zo veel mogelijk de zelfredzaamheid en zelf-actualisatie van de burger moeten worden verstevigd en geoptimaliseerd. Nadruk komt te liggen op de burger zelf, op versterking van de eigen kracht door zelfmanagement van belemmeringen en/of door het aanleren van vaardigheden. Inzicht en kennis kunnen worden vergroot, waardoor belemmeringen mogelijk zelf kunnen worden opgelost. In tegenstelling tot de huidige routines wordt in het participatiemodel afgeweken van het sterk geprotocolleerde werken en wordt gezocht naar een maatwerk oplossing. Het model voorziet in de verschuiving van zorg naar participatie, waarbij de neiging tot inzetten van zorg bij beperkingen wordt los
81
gelaten en er op basis van de ondervonden belemmeringen gezocht wordt naar een zo passend mogelijke oplossing daarvan. Belangrijke ingrediënten van het participatiemodel zijn:
•
Gemeentelijke regierol
•
Gericht op vermaatschappelijking, normalisering van belemmeringen en beperkingen
•
Verschuiving van benadering; van “Zorg” naar “Participatie”
•
Invulling van de verantwoordelijkheidsladder, nadruk op de eigenkracht en sociaal netwerk
•
Herkenbare, laagdrempelige coaches in de wijk (maatwerker / sociale wijk teams)
6. Projectplan Brunssum
6.1 Algemeen Brunssum is een gemeente met bijna 30.000 inwoners, gelegen in het noordelijk deel van Parkstad Limburg. De gemeente heeft haar ontwikkeling te danken aan de opkomst van de mijnindustrie. De ligging van Brunssum aan de grens van Nederland, in het Limburgse heuvelland, leidt tot een drukke uitwisseling met de bewoners van Duitsland en België. Dat geeft Brunssum een gezellig, bijna on-Nederlands karakter met vitale culturele activiteiten en een uniek stadsbeeld. Brunssum is een gemeente waar het fijn wonen is, met een woonomgeving die kwaliteit biedt op het gebied van veiligheid, leefbaarheid en moderne voorzieningen voor jong en oud. De stad heeft een groen karakter, een erfenis van de tuinstad-architectuur die hier in de jaren tien en twintig werd aangelegd en die in de talloze historische mijnwijkjes behouden is gebleven, met ruim opgezette verkavelingen en grote tuinen, veel laanbeplanting en grote parken en natuurstroken. Het leefklimaat en de grote diversiteit aan voorzieningen maken Brunssum tot een fijne gemeente om te wonen en te werken. In 2010 werden 243 kinderen geboren (132 jongetjes en 111 meisjes). 350 inwoners van Brunssum zijn in de loop van het jaar overleden (153 mannen en 197 vrouwen). Er vestigden zich 1.219 personen (592 mannen en 627 vrouwen). Er vertrokken 1.191 personen (595 mannen en 596 vrouwen). Het inwoneraantal van Brunssum daalde in 2010 van 29.439 naar 29.381. Dat is een afname van 58 inwoners.
82
6.2 Huidige situatie WWZ Op 1 januari werd de WMO van kracht en het organiseren van HbH en de informatie en adviestaken op dit terrein voor die datum was een grote operatie. Het zonder knelpunten voor de klant invoeren hiervan was dan ook een eerste prioriteit in Brunssum. Daarbij is er in eerste instantie voor gekozen de AWBZwerkwijze zoveel mogelijk over te nemen. Op 11 december 2007 heeft de gemeenteraad vervolgens “Voor en met elkaar” vastgesteld, het beleidsplan Wmo 2008 t/m 2011. In dit beleidsplan wordt per prestatieveld aangegeven welke ambities Brunssum heeft op het gebied van de Wmo. Onze hoofddoelstelling daarbij is, dat de inwoners van Brunssum zo lang mogelijk zelfstandig en op een prettige manier in hun eigen omgeving wonen en zo lang mogelijk deelnemen aan het sociaal en maatschappelijk verkeer.
Op basis van de ervaringen met de Wmo in de afgelopen drie jaar, heeft het college besloten het Wmo-beleid verder door te ontwikkelen, met name op de punten bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. Dit gebeurt in de wetenschap dat door een combinatie van hogere kosten (door hogere tarieven na de aanbesteding) en lagere inkomsten (door Rijksmaatregelen) het financiële perspectief voor de Wmo (met name het onderdeel Hulp bij het Huishouden) dusdanig slecht is, dat doorgaan op dezelfde weg geen optie is. Voor de gemeente Brunssum is duidelijk dat om bovenstaande financiële uitdaging het hoofd te bieden, werken met ‘de kaasschaaf’ niet zal volstaan. Het simpelweg bezuinigen op de Wmo zou tot onacceptabele verschraling leiden en zou het realiseren van de Brunssumse inhoudelijke ambities rond de Wmo verder weg in plaats van dichterbij brengen. Er is daarom een stevig ontwikkeltraject in gang gezet om de inhoudelijke én financiële opgave gelijktijdig te realiseren middels een vernieuw(en)de aanpak.
Om te komen tot deze aanpak zijn in eerste instantie vijf scenario’s ontwikkeld die met verschillende partijen (Wmo-raad, CMWW en zorgaanbieders) zijn besproken. Ook zijn de scenario’s gepresenteerd in de raadscommissie Burgerzaken. De input van de verschillende partijen heeft geleid tot deze notitie, waarin voorstellen worden gedaan voor een nieuwe werkwijze met name op het terrein van ondersteunende voorzieningen/ dienstverlening die zelfredzaamheid en participatie bevorderen. De voorstellen die in dit plan worden gedaan zijn ver reikend (en verrijkend). Ze passen goed in de landelijke ontwikkelingen binnen de Wmo zoals ‘De Kanteling’ en ‘Welzijn nieuwe stijl’. Omdat Brunssum met het voorgestelde scenario één
83
van de voorlopers in Nederland wordt, zijn de ideeën uit deze nota in het voorstadium informeel gedeeld met de VNG en het ministerie van VWS. Beide partijen zijn enthousiast over de beleidsinhoud en zien geen fundamentele juridische belemmeringen, mits de gemeente zijn beleid op de juiste manier vastlegt. In de eventuele uitwerking van de beleidsvoorstellen zal opnieuw afstemming met VNG en VWS worden gezocht.
6.3
Projectbeschrijving
6.3.1
Inhoud en doelstellingen project Participatie
In onze visie wordt de basis voor maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van burgers gelegd in de directe woonomgeving (prestatieveld 1: bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid). Voor een groot deel wordt dit bereikt doordat wij nog meer gaan inzetten op een adequaat voorzieningenniveau in onze gemeente, waaronder toegankelijke welzijnsvoorzieningen, die participatie van alle burgers mogelijk maken (prestatieveld 5). Daarnaast zetten we in op het versterken van de mogelijkheden van Brunssumse burgers om verantwoordelijkheid voor elkaar en hun omgeving te nemen (prestatieveld 4: ondersteuning mantelzorgers en vrijwilligers). Nog meer dan nu willen wij informatie, advies en cliëntondersteuning (prestatieveld 3) op maat verlenen, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. En voor een klein deel zullen wij ons richten op het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking (prestatieveld 6).
Zelfredzaamheid De gemeente Brunssum gaat bij dit alles uit van twee soorten zelfredzaamheid: persoonlijke en sociale redzaamheid. Zelfredzaamheid op de eerste twee activiteitenterreinen heeft slechts indirect invloed op de participatie van iemand in de samenleving. De eventuele problemen spelen zich af in de persoonlijke levenssfeer, in of direct om de eigen woning. In de Wmo-evaluatie van het Sociaal Cultureel Planbureau wordt in dit geval gesproken over persoonlijke redzaamheid. Wanneer iemand niet in staat is zijn persoonlijke redzaamheid in te vullen, is participatie ook niet mogelijk. Wij beschouwen persoonlijke redzaamheid daarom als een randvoorwaarde voor participatie. De gemeente voelt zich verantwoordelijk voor het treffen van voorzieningen, zodanig dat het minimaal noodzakelijke niveau voor persoonlijke redzaamheid gegarandeerd wordt. Voor de twee laatst genoemde terreinen geldt
84
dat redzaamheid op dit gebied direct bijdraagt aan participatie. Dit wordt sociale redzaamheid genoemd. In het Wmo-beleid van de gemeente wordt persoonlijke zelfredzaamheid nog steeds gegarandeerd, maar komt sociale zelfredzaamheid centraal te staan.
Individueel maatwerk De Wmo wordt op dit moment nog teveel ingevuld als een voorzieningenwet, waarbij de uivoering nogal bureaucratisch vorm krijgt. Dat is vreemd omdat maatschappelijke participatie bij uitstek een thema is dat zich niet goed leent voor ‘gelijke monniken, gelijke kappen’. Mensen verschillen namelijk zo van elkaar in hun karakter, ambities, beperkingen, mogelijkheden, omgeving etcetera, dat van ‘gelijke monniken’ eigenlijk nooit sprake is. We willen dat inzicht centraal stellen in de uitvoering van de Wmo. Dat kan door werkelijk met mensen in gesprek te gaan en met een ‘open geest’ mee te denken over wat er nodig is. In het gesprek wordt gebruik gemaakt van de hiervoor beschreven verantwoordelijkheidsladder. Collectief waar het kan, individueel waar het moet Het centraal stellen van participatie (sociale redzaamheid) én het beheersen van de kosten van de Wmo zijn beiden gebaat bij een beweging van individuele naar collectieve voorzieningen. We willen daarom kiezen voor een forse investering in welzijnsvoorzieningen en diensten. Dat doen we in de overtuiging dat dit participatie, sociale netwerken en contacten bevordert. Maar ook vanuit de gedachte dat dit type voorzieningen de druk op (budgetten voor) individuele voorzieningen kunnen verlichten, zodat we ten alle tijden in staat zullen blijven om mensen die dat echt nodig hebben op een fatsoenlijk niveau (individueel) te ondersteunen. Groeimodel De invoering van een vernieuw(en)de aanpak is een grote opgave, die met de nodige risico’s gepaard gaat. Om die reden wordt gekozen voor een groeimodel. De keuze voor een groeimodel houdt in de eerste plaats in dat we de nieuwe aanpak vooralsnog (vooral) richten op de Hulp bij het Huishouden. De reden daarvoor is dat in dit domein de grootste financiële problemen worden veroorzaakt. De voorgestelde aanpak zal in de komende jaren verder uitgroeien en een steeds bredere reikwijdte krijgen. Zo zullen binnen enkele jaren ook klanten die geen Hulp bij het Huishouden, maar wel een andere Wmo-voorziening aanvragen van de aanpak kunnen profiteren.
85
6.3.2
Doelstellingen en uitgangspunten
Hieronder worden de hiervoor beschreven uitgangspunten vertaald in een nieuwe aanpak. Voorgesteld wordt om in te zetten op vier aspecten:
het ontwikkelen van Maatwerk
het collectiveren van diensten
het optimaal benutten van het Buurtbeheerbedrijf Brunssum ook voor de Wmo
het introduceren van een Persoonlijk participatiebudget.
Participatie-ondersteuning op maat Zoals eerder aangegeven, is het een gemeentelijke verantwoordelijkheid om het deelnemen aan de samenleving voor alle burgers mogelijk te maken. In de aanpak die wij voorstaan, wordt de klant, uitgaande van zijn/haar zelfredzaamheid, sterk ondersteund bij de verduidelijking van de hulpvraag en de inzet en organisatie van de hulp. Van belang is het versterken van het eigen sociale netwerk en waar nodig het actief ontwikkelen hiervan. Een goed netwerk rondom de klant voorkomt immers een sociaal isolement en maakt deelnemen aan activiteiten een stuk eenvoudiger te realiseren. De insteek is om de situatie van de klant samen met hem of haar in kaart te brengen. Daarbij wordt ook de omgeving nadrukkelijk betrokken. Hiervoor wordt een Maatwerker ingezet, die op basis van vertrouwen en samenwerking alle vragen van de klant in samenhang beschouwd. Voor oplossingen wordt optimaal aangesloten bij zowel de behoeften als de mogelijkheden van de klant en zijn/haar omgeving. Door het actief benaderen van de omgeving wordt het sociale netwerk van de klant versterkt en waar nodig en mogelijk ontwikkeld.
De maatwerker Burgers die aangeven behoefte te hebben aan enige vorm van ondersteuning, krijgen in eerste instantie een aantal huisbezoeken van een Maatwerker. Deze persoon bouwt een duurzame relatie op met de klant. Tijdens de huisbezoeken gaat de Maatwerker op zoek naar de echte hulpvraag en de mogelijke invulling via eigen kracht, netwerk en collectieve voorzieningen. De klant krijgt op maat geleverde structurele ondersteuning (indien nodig maandelijks) bij het versterken van het sociale netwerk en het invullen en organiseren van de benodigde hulp. De Maatwerker benadert de mensen in het sociale netwerk actief om te kijken of er activiteiten (bijvoorbeeld boodschappen doen) samen met of voor de betreffende persoon gedaan kunnen worden. Ook wordt gekeken of er in de buurt nieuwe verbanden gelegd kunnen worden, bijvoorbeeld voor het samen bezoeken van eetpunten of activiteiten. Waar nodig en mogelijk wordt informele zorg vanuit vrijwilligersorganisaties ingezet.
86
De klant krijgt bovendien vervolgondersteuning, waardoor maatwerk altijd mogelijk is. De Maatwerker blijft beschikbaar voor het ondersteunen van de klant bijvoorbeeld wanneer er knelpunten optreden of wanneer er behoefte is aan ondersteuning bij het zoeken van de weg in het land van diensten en producten. Daarnaast houdt de Maatwerker door middel van periodieke bezoeken een vinger aan de pols en vult zo de signaleringsfunctie in. Er is sprake van monitoring van de hulp. Daarbij gaat het er niet alleen om te kijken of de geboden professionele ondersteuning voldoende en adequaat is, maar ook of de informele ondersteuning (waaronder de mantelzorg) goed functioneert.
Ondersteuning bij de sociale redzaamheid: van individuele zorgvoorziening naar collectieve welzijnsvoorziening Een aantal taken die op dit moment individueel en professioneel worden verzorgd door de (thuis)zorgorganisaties, lenen zich voor collectivering. Het betreft hier twee onderdelen:
Welzijns- en servicediensten
Activiteitenaanbod
Welzijns- en servicediensten Deze diensten maken op dit moment nog deel uit van het dienstenpakket bij Hulp bij het Huishouden (HbH). Hierbij kan gedacht worden aan boodschappen doen, strijken, ramen wassen en verzorging van huisdieren. Daarnaast kunnen ook diensten als voorlezen, koffie drinken, chauffeursdiensten en samen winkelen vanuit het welzijnswerk georganiseerd worden. Het op een goede manier collectief organiseren van deze diensten draagt bij aan het zo laag mogelijk houden van de (kosten van) individueel gerichte persoonlijke ondersteuning. Collectieve diensten kunnen worden aangeboden door particulieren (bijvoorbeeld Wmo-hulpen die werken op basis van de Regeling Dienstverlening aan Huis), maar ook door vrijwilligers of marktpartijen. Het collectief organiseren van deze diensten vanuit het Buurtbeheerbedrijf Brunssum biedt bovendien extra kansen op het bevorderen van participatie. Het maakt immers participatie mogelijk van mensen die nu niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Bovendien kan er door de inzet van reïntegratie- (WWB) en begeleidingsmiddelen (WSW, AWBZ) een zeer aantrekkelijke kostprijs worden gerealiseerd.
Activiteitenaanbod In het kader van de AWBZ-pakketmaatregel is in Brunssum een nieuwe voorziening opgezet, die een tussenvorm betreft van dagverzorging (zorg) en activiteiten
87
(welzijn), te weten Wmo dagopvang. Dit wordt georganiseerd door de CMWW (SOB). De begeleiding is in handen van vrijwilligers van de CMWW en een verzorgende van Cicero. Deze combinatie is nodig, omdat het voor het grootste deel ouderen betreft die een te geringe zelfredzaamheid hebben en te zeer beperkt zijn om zelfstandig aan de reguliere activiteiten van het ouderenwerk deel te nemen. Ouderen krijgen in de Wmo dagopvang structuur en geborgenheid met verschillende activiteiten in een aangepast tempo. Ook wordt een maaltijd aangeboden.
Het ondersteunen van de klant en het organiseren van informele en professionele hulp, lukt het best op kern-, buurt- of wijkniveau. Door met de organisatie van de ondersteuning zo dicht mogelijk in de buurt van de klant te blijven, kan de signalering goed functioneren en kunnen verbanden gelegd worden die bijdragen aan het versterken van het sociale netwerk.
Ondersteuning bij persoonlijke redzaamheid: individuele voorzieningen Het aanbod aan individuele Wmo-voorzieningen zal in de nieuwe situatie uitsluitend gericht zijn op het mogelijk maken van deelname aan de samenleving. Alleen daar waar de persoonlijke redzaamheid in het geding is, worden individuele voorzieningen (waaronder ondersteuning bij het huishouden) ingezet. Voor mensen met een beperkt inkomen, wordt een tegemoetkoming voor collectieve diensten ingevoerd (zie paragraaf 3.4). Uiteraard blijft het uitgangspunt dat eerst gekeken zal worden of bepaalde taken opgepakt kunnen worden door mensen in de omgeving, alvorens professionele hulp wordt ingezet.
Financiële mogelijkheden gegarandeerd: het Persoonlijk Participatie Budget (PPB) Deelnemen aan de samenleving is alleen mogelijk voor mensen wanneer zij voldoende financiële draagkracht hebben. Dat betekent dat voor kwetsbare burgers met weinig financiële mogelijkheden voldoende ondersteuning beschikbaar moet zijn. Dit willen we realiseren door de introductie van een persoonlijk participatiebudget. Burgers met een indicatie voor ondersteuning bij het huishouden, kunnen in aanmerking komen voor een persoonlijk participatiebudget (PPB). Of iemand in aanmerking komt voor een PPB is afhankelijk van zijn/haar inkomen. Als dat lager is dan 150% van het (relevante) sociaal minimum komt men in aanmerking. Dat is
88
dezelfde grens als die de gemeente hanteert bij vervoersvoorzieningen en voor CVVpashouders.13 Het PPB kan worden ingezet voor het inkopen van collectief aangeboden diensten bij het Buurtbeheerbedrijf. Het kan ook worden ingezet om de Wmo-hulp die bij de klant het huis schoonmaakt (voor PGB-houders) extra diensten te laten uitvoeren als meegaan naar de dokter, boodschappen doen, het gras maaien of koken. Dit element werkt versterkend aan het PGB-voorkeursbeleid. Daarnaast kan het PPB worden ingezet voor collectieve voorzieningen als eetpunten of klussendiensten. Ook kan gedacht worden aan voorzieningen voor daginvulling. Op dit moment wordt immers voor de Wmo-dagopvang van het CMWW, net als bij haar reguliere activiteiten, een eigen bijdrage van de mensen gevraagd (€ 5,50 voor de maaltijd en € 1,50 voor de activiteit).
Over het PPB hoeft geen verantwoording te worden afgelegd. De klant bepaalt zelf op welke manier hij/zij dit inzet ter bevordering van de participatie. Zeker wanneer gewerkt wordt met een PPB in de vorm van cheques is verantwoording niet nodig. Werken met cheques heeft als voordeel dat er een extra vorm van PGB ingevoerd kan worden. Niet alleen een PGB in geld, maar ook in cheques. Een PGB in cheques werkt PGB-bevorderend, omdat de verantwoordingslast totaal komt te vervallen.
Het PPB wordt (vooralsnog) gekoppeld aan het PGB-tarief van € 15,14. Dit tarief is hoog genoeg om een eigen Wmo-hulp (voor PGB-houders) in te zetten. Het tarief maakt het extra aantrekkelijk om diensten bij BetereBuren in te kopen, aangezien een Dienstencheque voor een uur dienstverlening onder dit tarief zal liggen. Een lagere kostprijs is mogelijk omdat andere fondsen (bijvoorbeeld budgetten voor opleiding en reïntegratie) worden ingezet om een loopbaantraject voor uitkeringsgerechtigden mogelijk te maken. Op basis van een analyse van de huidige Wmo-klanten van de gemeente Brunssum kan worden geconcludeerd dat op dit moment ongeveer 90% van de bestaande
13
Deze grens is binnen de WVG en Wmo vaker gehanteerd, ook door de gemeente Brunssum. De jurisprudentie heeft op dat terrein bevestigd dat deze grens reëel wordt geacht. Voor 2010 gelden de volgende bedragen:
eenpersoonshuishouden 65eenpersoonshuishouden 65+ meerpersoonshuishouden 65meerpersoonshuishouden 65+
150% sociaal minimum (2010) € 27.777,50 € 19.070,00 € 34.027,50 € 26.322,50
89
klanten in aanmerking zou komen voor een PPB. Naar verwachting zal dit aandeel in de toekomst afnemen, vanwege stijgende welvaart bij de ‘nieuwe’ ouderen.
6.3.3
Invoering, fasering en organisatie
Bij de invoering van bovenstaande aanpak, wordt conform gekozen voor een groeimodel.
Belangrijke taken voor 2011 zijn o.a.: •
creëren van een voorliggend systeem van collectieve voorzieningen
•
ontwikkeling en inkoop systeem van dienstencheques
•
voorbereiding Maatwerk: selectie Maatwerkers uitvoering eerste deel scholingstraject, ontwikkeling en vaststelling instrumenten
•
uitwerking en implementatie werkprocessen en systemen
•
aanpassing van de verordening en de uitwerking van beleidsregels.
Per 1/1/2012 wordt de nieuwe aanpak gehanteerd. In 2012 wordt gestart met alle nieuwe klanten en alle herindicaties. Het is van belang dat vanaf dag één een volwaardig Maatwerkersteam beschikbaar is. We verwachten begin 2012 te starten met een capaciteit van 4 fte maatwerkers en deze in de loop van het jaar uit te bouwen naar 8 fte. Eventuele verdere doorgroei in formatie zal in 2012 worden bezien en er zal te zijner tijd besluitvorming over plaats vinden.
6.4 Kansen en risico’s De in dit plan beschreven aanpak brengt een aantal risico’s met zich mee.
In de eerste plaats zijn er enkele juridische risico’s: het is mogelijk dat de rechter (onderdelen van) de nieuwe aanpak verwerpt, waarna de gemeente zijn aanpassingen (deels) zal moeten terugdraaien. Daarmee komen de geraamde besparingen in gevaar. In het voortraject van deze notitie is reeds contact gezocht met het ministerie van VWS en de VNG. Beiden zien geen fundamentele belemmeringen in de aanpak. De VNG heeft bovendien recentelijk een ‘gekantelde’ model-Wmo-verordening gepubliceerd die in hoge mate is gebaseerd op en juridisch uitwerking geeft aan de beoogde Maatwerk-aanpak Dit vormt echter geen garantie voor gerechtelijke instemming.
90
Een tweede juridisch risico betreft mogelijke aansprakelijkheid van de gemeente voor mensen die ondanks een maatwerktraject in ernstige problemen geraken. De gemeente zal bij uitvoerende partijen zoals het CMWW en het CIZ te rade gaan om te bezien hoe risico’s kunnen worden voorkomen. Een derde risico betreft mogelijke concurrentie-vervalsing vanuit het Buurtbeheerbedrijf. Hier zal aansluiting gezocht worden bij beproefde structuren uit bijvoorbeeld de WSW, werkleerbedrijven en andere Buurtbeheerbedrijven.
Naast juridische, kent de aanpak inhoudelijke risico’s. In de eerste plaats is het mogelijk dat de als kwaliteitsverbetering beoogde Maatwerk-aanpak in de praktijk omslaat in zijn tegendeel, als de Maatwerker onvoldoende vanuit het perspectief van de klant weet te denken en handelen. Een opleidings- en intervisietraject moet dit risico ondervangen. Daarnaast betekent de beweging richting collectieve voorzieningen dat de klant zelf volledig verantwoordelijk wordt voor de kwaliteit van de door hem/haar met dienstencheques ingekochte collectieve dienstverlening.
Tenslotte kent de aanpak financiële risico’s. De aanpak kent een aantal ‘zekere’ kosten, terwijl de besparing op dit moment niet meer dan onderbouwde ramingen zijn.
De voorgestelde aanpak is in onze ogen een mooie, wenselijke, maar ook spannende aanpak. We staan volledig achter de uitgangspunten en geloven in de aanpak, maar we realiseren ons ook dat zowel de tussentijdse als de uiteindelijk resultaten met onzekerheid omgeven zijn. We stellen daarom voor om de vinger stevig aan de pols te houden. Gedurende 2011 en 2012 willen we ieder kwartaal een voortgangsrapportage opstellen. In 2011 gebeurt dit vanuit het invoeringsproject, in 2012 vanuit de Dienst Gemeentewinkel. De voortgangsrapportages worden uitgebracht aan B&W in ieder geval – ter kennisgeving - besproken met de Wmo-raad en indien daartoe aanleiding is met de Commissie. Daarnaast worden onomkeerbare stappen voorgelegd aan de gemeenteraad. Dat betreft in ieder geval de verordening in 2011 en een notitie over de aanpak vanaf 2013 in 2012.
6.5 Financiële paragraaf Zoals gezegd stemt het huidige financiële perspectief op de Wmo – met name de Hulp bij het Huishouden – somber. Sinds de zomer van 2010 hebben zich ontwikkelingen voorgedaan, die er toe leiden dat we ons vanaf 2011 geconfronteerd zien met een sterk oplopende inzet van eigen middelen. Deze ontwikkelingen zijn grotendeels
91
neergeslagen in de programmabegroting 2011. Voortschrijdend inzicht heeft inmiddels echter duidelijk gemaakt dat wijzigingen in deze begroting aan de orde zijn: de inkomsten (uit eigen bijdragen en integratie-uitkering) liggen iets hoger dan verwacht. Helaas zullen echter naar verwachting de uitgaven nog hoger uitkomen. Per saldo is sprake van een verslechtering van de prognose met € 135.000,- ten opzichte van de programmabegroting. De gewijzigde prognoses zullen middels de 1e MaRap14 aan de raad worden voorgelegd.
De nieuwe aanpak die wordt voorgesteld zal er niet toe leiden dat dit tekort in 2011 wordt vermeden. Sterker nog, tegenover enkele mogelijke inverdieneffecten doordat BetereBuren collectieve diensten gaat leveren vanaf de zomer zullen aanzienlijke invoeringskosten staan (€ 165.000,- voor 2011).15
In 2012 loopt het tekort door de nieuwe aanpak met ongeveer € 200.000,- terug. De bijdrage uit eigen gemeentelijke middelen kan worden gereduceerd van per saldo bijna 1,2 miljoen in 2011 naar 0,283 miljoen in 2017. Daarmee liggen de kosten onder het begrotingsniveau 2010.
In de programmabegroting is aangekondigd dat getracht moet worden om op termijn de Wmo-begroting volledig in evenwicht te krijgen. De te ontwikkelen aanpak van Maatwerk zal ook (positieve) financiële effecten hebben op de kosten van andere individuele verstrekkingen onder de Wmo, zoals scootmobielen, rolstoelen en woningaanpassingen. In het invoeringstraject zal worden uitgewerkt of dit effect voldoende zal zijn om het beoogde evenwicht te bereiken of dat aanvullende maatregelen nodig zijn.
14
Management Rapportage
15
Het verschil tussen de geprognosticeerde uitgaven 2011 (jan) en tbv de Marap heeft te maken met dat in de prognose zekerheidshalve het maximumtarief (22,50) is gehanteerd. De realisatie zal daar iets onder liggen, omdat sommige aanbieders een lager tarief hanteren.
92
6.6 Kwaliteit en communicatie Er is sprake van een voortdurende communicatie tussen gemeenteraad en het college van b&w, de respectievelijke relevante interne diensten en partners uit het maatschappelijke middenveld, die bij de totstandkoming van het proces betrokken zijn.
Ter borging van de kwaliteit van het project is door de gemeente een invoeringsplan opgesteld dat inzicht biedt in taken, stappen, fasering en uit te werken werkprocessen en protocollen.
7. Tenslotte De gemeente is er van overtuigd met deze nieuwe aanpak een belangrijke bijdrage te leveren aan de verdere doorontwikkeling van het WMO-beleid, met name op de punten zelfredzaamheid en particpipatie, en tegelijkertijd het financiele perspectief van de WMO te verbeteren.
De positie van de kwetsbare
ouderen in Brunssum wordt daarmee ook in de toekomst geborgd.
InTeVullenProductGroep GGD Zuid Limburg Postbus 2022, 6120 HA Geleen T 046 – 478 72 00 . F 046 – 478 73 99 . E
[email protected] . www.ggdzl.nl
Bijlage 4 Projectplan Onderbanken
94
Projectplan Voor elkaar in Parkstad Onderbanken
juni 2011 Projectleider: Frans Raeven, gemeente Onderbanken Programmamanager: Bert Hesdahl, GGD Zuid-Limburg
95
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
3
2.
Project Voor Elkaar in Parkstad
3
3.
Transitie-agenda
5
4.
Uitvoeringsmodellen
8
5.
Onderbanken: model Zelfsturing in de gemeenschap
9
6.
Projectplan Onderbanken 6.1 Algemeen 6.2 Huidige situatie WWZ 6.3 Projectbeschrijving 6.4 Kansen en risico’s
10 10 11 14
Tenslotte
14
7.
Rapport nr. 05681U Opdrachtgever: VEiP Drs. B. Hesdahl, mph
GGD - Programmamanager VEiP Postbus 2022 6160 HA Heerlen T (045) 8506318
Adviesbureau:
PCkwadraat Mw. Drs. O. Sollet, business consultant Bassin 120 6211 AK Maastricht T (043) 3265361
96
1. Inleiding Het projectplan Voor Elkaar in Parkstad: Onderbanken is opgesteld als onderdeel van het project Voor Elkaar in Parkstad (VEiP). Dit project heeft tot doel om in de Parkstad een zodanig systeem voor zorg en ondersteuning te ontwikkelen dat de kwaliteit van leven van de mensen wordt vergroot en de financiële houdbaarheid van het nieuwe systeem ook voor de langere termijn gewaarborgd is.
Het voorliggende projectplan beschrijft allereerst kort de achtergronden en uitgangspunten van het project Voor Elkaar in Parkstad. Daarna worden de resultaten samengevat van de kwartiermakersfase van VEiP, die de basis vormen voor dit plan.
Als de achtergrond en de context van het plan op deze wijze zijn toegelicht, kan worden overgegaan tot de beschrijving van het concrete uitvoeringsproject van de gemeente Onderbanken in het kader van Voor Elkaar in Parkstad. Daarbij komen beschrijvingen van inhoud, doelstelling, organisatie en financiering van het voorgenomen project aan de orde.
2. Project Voor Elkaar in Parkstad Het transitieproject Voor Elkaar in Parkstad maakt deel uit van het Nationaal Programma Ouderenzorg. Het project kent zijn oorsprong in het startdocument “Voor Elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie” dat de gezamenlijke wonen-, welzijn- en zorgpartijen in de regio Parkstad in 2009 schreven.
Dit startdocument beschrijft het probleem van krimp en vergrijzing binnen de ouderenzorg: het aantal ouderen neemt toe terwijl de capaciteit van het zorgsysteem in termen van arbeidskrachten, voorzieningen en financiën niet evenredig stijgt16. Er bestaat een breed gedragen gevoel dat het huidige systeem van wonen, welzijn en zorg op termijn niet langer houdbaar is. Het systeem moet omgevormd worden naar een systeem dat in de toekomst een 16
BOG-PL, Voor elkaar in Parkstad, maatschappelijke ondersteuning in transitie, 2009
97
goed niveau aan voorzieningen kan organiseren binnen beperkte financiële kaders. Naast het omvormen van het systeem is de ambitie uitgesproken om de kwaliteit van leven voor ouderen in Parkstad te verbeteren.
In meerderde documenten vanuit de regio is vastgelegd welke gevolgen de bijzondere situatie van krimp en vergrijzing heeft voor de opgave op het terrein van WWZ. In de notitie “WWZ in een krimpende en vergrijzende regio, verkenning”17, worden vier feiten met betrekking tot de bijzondere positie van de regio benoemd: •
De ontwikkelopgave om te voorzien in de toekomstige vraag is hier groter en acuter dan elders
•
De investerings- en terugverdiencapaciteit is beperkt, waardoor ontwikkeling van nieuw WWZ-vastgoed niet of nauwelijks aan de orde is
•
Door een vastgelopen woningmarkt en de slechte arbeidsmarkt is de verhuismobiliteit van burgers zo klein, dat zij slechts zullen verhuizen wanneer hun zorgvraag hen daar absoluut toe dwingt
•
Op de lange termijn dreigen dusdanig grote personeelstekorten dat doorgaan op de bestaande weg geen goede strategie is
Deze feiten worden in de notitie vertaald in een vijftal (noodzakelijke) pijlers voor een succesvolle regionale toekomstige WWZ-ontwikkeling: •
Geschikt maken van bestaande woningen; bieden van diensten in bestaande accommodaties
•
Pro-actief én innovatief arbeidsmarktbeleid
•
Efficiënte organisatie van gespreid aan te bieden dienstverlening
•
Nieuw vastgoed alleen voor zorg die écht niet in bestaande bouw kan worden geboden
•
Intensieve samenwerking
De eerste twee pijlers zijn belegd in aparte projecten in het kader van herstructurering in de regio. Het project Voor Elkaar in Parkstad richt zich op de laatste drie pijlers, die vanuit hun aard in samenhang dienen te worden bezien.
17
PCkwadraat, provincie Limburg,
98
3. Transitie-agenda Om de gedachten en ambities te concretiseren naar een regionale transitieagenda heeft een kwartiermakersfase plaatsgevonden. PCkwadraat heeft in deze fase in opdracht van de provincie Limburg gewerkt aan de formulering van de transitie-agenda en de operationalisering daarvan. Op geleide van een groot aantal gesprekken met betrokkenen, waarin de kaders en uitgangspunten verkend en de verschillende voorbeelden (ideeën of bestaande initiatieven) geïnventariseerd werden, zijn uitgangspunten vastgelegd en uitvoeringsmodellen uitgewerkt.
De volgende uitgangspunten van de transitie-agenda zijn vastgesteld:
29. Oudere in een kwetsbare positie staat centraal We zetten de oudere in een kwetsbare positie nu eens écht centraal (…en beheersen onze planningsbehoefte): •
Interventies zijn gericht op het verminderen van kwetsbaarheid met als doel: o Het zelfmanagement bij ziekten en leven met beperkingen te vergroten o
Het vergroten van de eigen kracht en het faciliteren van (de autonomie van) burgers
o
•
Het versterken van het sociaal network
Wanneer dat nodig is worden voorzieningen georganiseerd die de eigen kracht en het zelfstandig functioneren ondersteunen met als doel een zo groot mogelijke zorgonafhankelijkheid
•
Inbreng van burgers / ouderen wordt gebruikt om de afstemming tussen behoefte en aanbod zo optimaal mogelijk te maken.
30. Participatie en kwaliteit van leven We kiezen voor participatie en een brede benadering van kwaliteit van leven: •
Deelname en onderdeel zijn van de samenleving staat voorop en zijn het doel waarnaar gestreefd wordt. Dit betekent dat het motief om ouderen te ondersteunen of zorg te bieden vanuit dit participatieperspectief moet plaatsvinden.
99
•
Getracht wordt de kwaliteit van leven te vergroten door ouderen weerbaarder te maken, zelfsturing in hun leven te laten behouden en - eventueel met ondersteuning - zo goed mogelijk te laten functioneren in hun omgeving.
31. De verantwoordelijkheidsladder WWZ-arrangementen worden gebaseerd op de verantwoordelijkheidsladder: •
Het gedachtegoed van de verantwoordelijkheidladder wordt gehanteerd waarbij het vertrekpunt preventie is. Getracht wordt de weerbaarheid te vergroten waardoor voorkomen kan worden dat ondersteuning of zorg geboden moet worden.
•
Echter, wanneer iemand te maken krijgt met belemmeringen wordt gekeken naar wat iemand zelf kan en hoe de eigen kracht kan worden versterkt om zo de zelfredzaamheid zo goed mogelijk in stand te houden.
•
Wanneer duidelijk is dat iemand ondersteuning nodig heeft wordt gekeken hoe het sociale netwerk hierbij betrokken kan worden.
•
Wanneer de mogelijkheden van de eigen kracht en het sociale netwerk zijn uitgeput wordt gekeken hoe algemene voorzieningen kunnen worden aangewend alvorens over te gaan tot inzet van individuele voorzieningen en zorg. Het uitgangspunt hierbij is dat iemand die belemmeringen ondervindt of kwetsbaar is, het beste af is door zo zorgonafhankelijk mogelijk te zijn. En dat wanneer ondersteuning noodzakelijk blijkt, met een zo normaal mogelijke invulling (sociaal netwerk of algemene voorzieningen) gegeven wordt aan deze behoefte.
Visueel:
32. Wijkgerichte aanpak We zetten in op een kerngerichte aanpak: •
Het WWZ-systeem wordt op kernniveau georganiseerd. De kern is voor mensen overzichtelijk en behapbaar en dat is belangrijk nu de verhuismobiliteit zeer
100
beperkt is als gevolg van krimp en men genoodzaakt is om langer thuis te blijven wonen. •
Op kernniveau zou het mogelijk moeten zijn sociale cohesie te versterken. Hierdoor zouden er sterkere sociale netwerken kunnen ontstaan die tevens kunnen worden aangewend om ouderen in een kwetsbare positie te ondersteunen.
•
Door op kernniveau een zelfredzaamheidsarrangement samen te stellen zou het mogelijk moeten zijn deze ondersteuning en zorg efficiënter te organiseren.
•
Door de afstand tussen ondersteuners en de zorg te verkleinen zou er sneller en makkelijker gecommuniceerd moeten kunnen worden door enerzijds de bekendheid met de bewoners in de wijk en anderzijds de bekendheid tussen de verschillende disciplines in ondersteuning en zorg. Hierdoor wordt kwetsbaarheid op kern-niveau sneller gesignaleerd en kunnen de verschillende disciplines tot snellere afstemming komen.
33. Preventie Preventie van beperkingen én van (onnodig) zware arrangementen bij beperkingen •
Voorkomen van kwetsbaarheid door: o
Het actief benaderen van ouderen ter vergroting van het sociale netwerk, voorkoming van eenzaamheid en realisatie van een zinvolle levensinvulling, zowel op lichamelijk, geestelijk als sociaal gebied
o
Het actief benaderen van ouderen ter deelname aan cursussen en activiteiten met als doel kennisvergroting over gezondheidsrisico’s en aanleren van vaardigheden waardoor incidenten kunnen worden voorkomen.
34. Noodzakelijke zorg beschikbaar We willen alle noodzakelijke zorg realiseren in alle situaties waarin dat nodig is: •
In kernen is voldoende en adequate zorg beschikbaar zodat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen.
•
Omdat ouderen met ondersteuning langer thuis kunnen blijven wonen, blijven voorzieningen wanneer dit echt noodzakelijk is beschikbaar; de capaciteit wordt niet meer onder druk gezet wordt door onnodige opnames.
101
35. Huidige financiele kaders leidend We blijven ook in de toekomst binnen de financiële kaders op systeemniveau (het totaal aan middelen dat gemeenten, zorgkantoren, zorgverzekeraars, corporaties, zorginstellingen én burgers in hun WWZ-arrangement willen en kunnen investeren), en verrekenen overschrijdingen en inverdieneffecten op subsysteem-niveau: •
Het nieuwe systeem moet ondanks het toenemend aantal ouderen passen binnen de huidige financiële kaders.
•
Ontzorgen, slimme combinaties professionals – informele zorg / vrijwilligers
•
Stapsgewijs opvoeren van verbijzondering van zorg /voorzieningen in plaats van ingang via zware professionele zorg.
4. Uitvoeringsmodellen Op basis van de transitie-agenda zijn in de kwartiermakersfase van het project VEiP de vastgestelde uitgangspunten gecombineerd tot werkbare uitvoeringsmodellen. In totaal is gekomen tot een vijftal modellen, te weten:
Model 1: Investeren aan de voorkant
Model 2: Defragmentatie
Model 3: Participatie
Model 4: Zelfsturing in de gemeenschap
Model 5: Zorg- en participatiepolis
Alle modellen kenmerken zich door aspecten als een laagdrempelige toegangsen monitoringsfunctie, onderlinge communicatie , participatieambitie, doelmatigheid en redesign van systemen en structuren. De modellen verschillen in de accenten die gelegd worden en in de organisatie van de uitvoering.
Na vaststelling van de modellen is gekeken naar reeds bestaande plannen, werkwijzen en ontwikkelingen in de verschillende wijken van Parkstad en welke modellen hier het beste bij aansluiten. Er is een match gemaakt tussen modellen en wijken die er als volgt uit ziet:
Kerkrade-West: Model 1 Voorkant
Heerlerheide: Model 2 Defragmentatie
102
Brunssum: Model 3 Participatie
Onderbanken: Model 4 Gemeenschap
(N.B. Er is voor gekozen om het zorg- en participatiepolismodel op dit moment niet als zodanig te beleggen bij een gemeente. Wel is de gemeente Kerkrade voornemens dit model op belangrijke onderdelen mee te nemen bij verdere stappen in de kanteling van de WMO-praktijk)
5. Onderbanken: model Zelfsturing in de gemeenschap Met het opbouwen van de verzorgingsstaat heeft de overheid veel initiatief bij de burger weggenomen. Maar de houdbaarheid van dat systeem staat momenteel onder druk en de verantwoordelijkheid wordt meer en meer terug gelegd bij de burger. De overheid speelt daarbij een stimulerende rol om de burger ook daadwerkelijk zijn verantwoordelijkheid te laten nemen.
Het gemeenschapsmodel dat in Onderbanken wordt ontwikkeld, voorziet in een radicale omkering van het denken over ‘het primaat’ in wonen, welzijn en zorg. Het model is gebaseerd op de gedachte dat het ook voor een gemeente, opgebouwd uit kleine kernen, mogelijk moet zijn om een goed niveau aan voorzieningen in stand te houden en daarmee de leefbaarheid – zeker voor mensen met beperkingen – in die kleine kernen zo goed mogelijk te behouden. Als het initiatief voor het bepalen van wat er nodig is bij bewoners wordt gelegd en zij zelf zo veel mogelijkheid de verantwoordelijkheid nemen om als coproducent van zorg, ondersteuning en voorzieningen op te treden, kan een niveau van zorg, ondersteuning en voorzieningen worden geboden dat vanuit een insteek die het primaat bij professionals/instituties legt nooit kan worden geboden.
Wanneer de burger gevraagd wordt welke voorzieningen moeten worden ontwikkeld of blijven bestaan, dient dus tevens gevraagd te worden welke rol men zelf gaat spelen bij de realisatie van deze voorzieningen. Voorts wordt prioritering aangebracht in de te verwezenlijken voorzieningen. Bij de realisatie van voorzieningen zal structureel gezocht moeten worden naar cofinanciering met het bedrijfsleven, verzekeraars en andere financiers. Tevens zal een belangrijk deel van de voorzieningen enkel te verwezenlijken zijn wanneer er
103
slimme combinaties worden gevormd tussen professionals en niet-professionals. Door deze combinaties structureel in te zetten worden de kosten gedrukt. Belangrijke ingredienten van het gemeenschapsmodel zijn:
•
Intensief contact met inwoners / inwonerraden
•
Sterke sociale structuren
•
Bottom-up
•
Combinatie professionals-niet-professionals
•
Interpretatievrijheid leveringsvoorwaarden professionele zorg
6. Projectplan Onderbanken
a.
Algemeen
De gemeente Onderbanken bestaat uit 4 kleine kernen. Het totale bevolkingsaantal van 8.016 op dit moment zal tot 2035 teruglopen naar 7.280. Het aantal 75 plussers zal daarentegen toenemen van 588 in 2011 naar bijna 1.000 in 2035. Het is dus te verwachten dat het beroep op maatschappelijke ondersteuning in de komende periode sterk zal toenemen. Om deze toenemende vraag te kunnen blijven betalen bij een verminderend budget en daarbij de overheveling van de begeleiding naar de gemeente zal er gewerkt moeten worden met een veranderende visie op prestatieveld 6 (het verstrekken van individuele voorzieningen) van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
b.
Huidige situatie WWZ
De huidige situatie op het terrein van wonen, welzijn en zorg is in de Gemeente Onderbanken zodanig dat slechts in de grootste kern Schinveld wonen, welzijn en zorg dicht bij elkaar gerealiseerd zijn. In deze kern is een verzorgingstehuis met een 10-tal aanleunwoningen gevestigd. In het verzorgingstehuis vindt ook dagbesteding plaats voor een beperkt aantal geïndiceerden. In de drie overige kernen zijn op beperkte schaal gelijkvloerse woningen beschikbaar voor daartoe geïndiceerde burgers. Er zijn in de overige kernen wel Ontmoetingscentra gevestigd maar hierin vindt geen structurele vorm van dagbesteding plaats. Er bestaat in de gemeente een eigen Welzijnsstichting die onder anderen zorgt draagt voor een eigen belbus, maaltijdvoorziening, boodschappenservice en een alarmeringssysteem. Daarnaast bestaat er een project ouderenadviseurs,
104
waarbij vrijwilligers op verzoek ouderen aan huis bezoeken. Tevens hanteert de plaatselijke supermarkt (tegen betaling) ook een boodschappenservice. Alle overige maatschappelijke ondersteuning als het om het huishouden gaat worden ingevuld en/of geleverd via de dure individuele verstrekkingen in het kader van de Wmo prestatieveld 6.
6.3 Projectbeschrijving
6.3.1
Inhoud van het project
De inhoud van het project ‘zelfsturing in de gemeenschap’ bestaat uit het onderhavige plan om in alle kernen van de Gemeente Onderbanken de leefbaarheid in het algemeen (prestatieveld 1 van de WMO) en voor mensen met een participatieprobleem in het bijzonder (prestatieveld 5 en 6 van de Wmo) te vergroten door als burgers hiervoor gezamenlijk een gedeelde verantwoordelijkheid op zich te nemen.
In de jaren negentig werd leefbaarheid vooral geassocieerd met investering in stenen: gemeenschapsaccommodaties, speelgelegenheden, voorzieningen voor de eerste levenbehoefte etc. Door de vergrijzende en individualiserende samenleving blijkt deze investering alleen niet voldoende. Het is dus nu de bedoeling om voor alle kernen een totaalvisie te ontwikkelen waarin de in de jaren tachtig-negentig geïnvesteerde stenen de basis vormen om samen met een toenemende cohesie, eigen verantwoordelijkheid en participatie binnen de bevolking de leefbaarheid in de 4 kernen z’n menselijke karakter terug te geven. Het bevorderen van het menselijke aspect in de leefbaarheid kan alleen door zelfsturing. Zelfsturing is niet alleen een kwestie van bewoners maar zeker ook van gemeente en maatschappelijke partners.
Om dit proces te realiseren wordt een cyclisch model ontwikkelt, waarin steeds binnen een periode van 3 jaar een op inspraak, zelfsturing en participatie gerichte Plan-Do-Check-Act cyclus wordt doorlopen. In de eerste Plan-fase worden in alle kernen informatiebijeenkomsten gehouden. Tijdens deze bijeenkomsten licht de gemeente haar plannen toe en wordt geinventariseerd aan welke diensten en voorzieningen de gemeenschap behoefte heeft en op welke inzet van burgers en maatschappelijke partners de gemeente mag rekenen bij het realiseren en instandhouden van de gewenste diensten en voorzieningen. Na vaststelling van een plan voor de komende jaren wordt
105
overgegaan naar de uitvoeringsfase, waarin onder regie van de gemeente de diensten en voorzieningen samen met de burgers en maatschappelijk partners gerealiseerd worden. De realisatie wordt door de gemeente gemonitord en aan het einde van de driejarigen cyclus samen met de gemeenschap en partners geëvalueerd. Tevens worden dan opnieuw behoeften, wensen, inzet en beschikbaarheid geinventariseerd. Daarna volgt weer vaststelling nieuw meerjarenplan, uitvoering etc.
6.3.2
Doelstelling
De doelstelling van het project ‘zelfsturing in de gemeenschap’ in de diverse kernen in de gemeente Onderbanken is om de lokale gemeenschappen te ontwikkelen tot krachtige sociale zelfsturende structuren. Structuren die samen met overheid en maatschappelijke partners een bijdrage kunnen leveren aan de maatschappelijke ondersteuning van burgers met een participatieprobleem in hun eigen directe fysieke, maar ook sociale omgeving. Hierdoor hebben zij enerzijds minder kans om in een sociaal isolement terecht te komen en hoeven ze anderzijds in mindere mate een beroep te doen op dure individuele voorzieningen. De rechte lijn die er nu bestaat tussen vragende burger en de voorzieningen leverende overheid dient uit te groeien tot een driehoek waarin de top van de driehoek wordt gevormd door een zelfsturende gemeenschap waarin maatschappelijke ondersteuning door middel van sterke sociale structuren zo dicht mogelijk bij de burger komt te liggen en alleen in uiterste noodzaak de lange weg naar de overheid nog gemaakt hoeft te worden voor die zaken die door de zelfsturende gemeenschap niet kunnen worden gerealiseerd. Het ultieme doel is dat de burger steeds meer een houding ontwikkelt waarmee hij steeds meer en eerder zelf het initiatief neemt tot het inroepen van bepaalde flankerende voorzieningen die ontstaan door samenwerking tussen overheid , bewoners en het maatschappelijk middenveld. Deze samenwerking dient er dan ook voor te zorgen dat de burger slechts in uitzonderlijke gevallen een beroep doet op de overheid.
6.3.3
Samenwerking
Om deze doelstelling te bereiken is een samenwerking noodzakelijk tussen de burgers, de overheid en de maatschappelijke partners in de lokale gemeenschappen. Zij dienen, aangemoedigd door de gemeente, zelf verantwoordelijk te worden voor de leefbaarheid van de lokale gemeenschap, hierbij waar nodig ondersteund door de diverse maatschappelijke organisaties
106
en/of gemeente. Daar waar eenvoudige voorzieningen door de burgers zelf gerealiseerd kunnen worden hoeft de gemeente niet over de brug te komen met dure individuele voorzieningen. Er dienen moderne vormen van onderlinge solidaire hulp ingezet te worden voordat een beroep op individuele voorzieningen aan de orde is.
6.3.4
Koppeling fysiek/voorzieningen
De voorzieningen kunnen per kern gerealiseerd worden met als middel- en uitgangspunt het lokale ontmoetingscentrum c.q. welzijnsinstelling. Deze centraal gelegen plek in de kern zou de uitvalsbasis moeten worden van waaruit een aantal op te zetten voorliggende voorzieningen geleverd zou kunnen worden en wat tevens hét ontmoetingspunt voor ouderen in de diverse kernen vormt. De kwaliteit en solidariteit binnen een bepaalde gemeenschap zal een belangrijke pijler worden in het toekomstig welzijn en voorzieningenniveau van de gemeenschap. De fysiek aanwezige voorzieningen zij daarbij alleen ondersteunend. Deze vormen dus uitvalsbasis van waaruit in de diverse kernen de activiteiten door vrijwilligers worden opgepakt en uitgevoerd.
6.3.5
Organisatie, planning en communicatie
De organisatie zal bestaan uit een aantal door de gemeente te organiseren bijeenkomsten per kern waarin de diverse maatschappelijke organisaties zoals: •
Welzijnswerk
•
Maatschappelijk werk
•
Seniorenverenigingen
•
Thuiszorgorganisaties
•
Vrouwenorganisaties
•
De Zonnebloem
•
Andere sociaal culturele verenigingen
•
Rode Kruis
worden uitgenodigd om als vertegenwoordigers van of namens de burgers mee te denken over hun aandeel in de zelfsturende gemeenschap. Deze bijeenkomsten worden direct na de zomervakantie in de diverse kernen gepland. Deze bijeenkomsten, die gezien worden als start van het project, vinden in september 2011 plaats. De verwachting is dat een uitvoeringsplan gereed is einde 2011, waarna uitveoring kan starten in het nieuwe kalenderjaar.
107
Tijdens de informatiebijeenkomsten heeft de gemeente een uitgelezen kans om te communiceren over de plannen met betrekking tot kanteling van de WMO en het invoeren van de inspraak cyclus ten behoeve van het realiseren van een zo breed en divers mogelijk palet aan voorzieningen middels actieve inzet en participatie van de gemeenschap. De afdeling communicatie van de gemeente draagt zorg voor overige communicatieaspecten.
6.3.6
Financiële paragraaf
De kosten voor het opzetten en onderhouden van de zelfsturing- en particpatiecyclus worden in natura gemaakt in de vorm van inzet van de medewerker Welzijn/Volksgezondheid van de gemeente Onderbanken.
6.4 Kansen en risico’s De kansen van dit project liggen in de mogelijkheden om enerzijds de hulpbehoevende burger uit zijn isolement te halen en anderzijds hiermee de kosten van dure individuele voorzieningen te beperken door de inzet van voorliggende (door vrijwilligers ‘gedraaide’) voorzieningen. Daarnaast biedt een laagdrempelig inlooppunt voor alle (oudere) inwoners van een kern die daaraan behoefte hebben een mogelijkheid om onder deskundige begeleiding minimaal een dagdeel per week actief door te brengen. Tevens kan men bij het inlooppunt terecht met alle vragen over (problemen met) het zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving functioneren in de samenleving. De risico’s liggen in het feit dat de zelfsturende samenleving niet in een keer van de grond komt. Het vergt niet alleen bij de participanten aan het project een cultuuromslag maar ook bij de individuele hulpbehoevende burger, en zijn medebewoner.
7. Tenslotte Het moge duidelijk zijn dat Onderbanken vol inzet op de kracht van de gemeenschap, op de zorgende burger die zich bekommert om zijn eigen leefomgeving. Want alleen in echte gezamenlijkheid van gemeente en gemeenschap kan in een kleine plattelandsgemeente als Onderbanken een comfortabel voorzieningenniveau geborgd worden en de leefbaarheid -ook voor de kwetsbare burger met beperkingen - behouden blijven. De gemeente Onderbanken heeft er alle vertrouwen in dat met de beoogde participatiecyclus
108
de gemeenschap te mobiliseren is als meeverantwoordelijke coproducent van welzijn, maatschappelijk ondersteuning, diensten en voorzieningen en dat zodoende de ambities op het vlak van leefbaarheid en sociale cohesie verwezenlijkt kunnen worden.
109