Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding
omgangskunde
Deze toetsgids is een handleiding bij de landelijke kennistoets omgangskunde. Hierin onder meer uitleg over: toetsmatrijs aantal toetsvragen duur van de toets toegestane hulpmiddelen
Studiejaar 2015-2016
●●
●●
●●
juli 2015
●●
Versie 2015/2016-1b
Inleiding Welke kennis en vaardigheden vraagt de landelijke kennistoets omgangskunde van studenten? Wat zijn de eisen van deelname aan de landelijke kennistoets? Waar gaan de vragen over en hoe zien ze er uit? Deze toetsgids geeft daarop antwoord. Daarbij gaat het om zaken als: ●● toetsmatrijs ●● aantal toetsvragen ●● duur van de toets ●● toegestane hulpmiddelen Als bijlage bij deze toetsgids is het Onderwijs- en Examenreglement Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen studiejaar 2015-2016 gevoegd. Deze OER-tekst geldt voor deze landelijke kennistoets. Deze OER-tekst maakt onderdeel uit van deze toetsgids en bevat bijvoorbeeld regels over aanmelden, deelname en uitslag. Vanzelfsprekend geldt de actuele versie van de toetsgids. Het versienummer staat vermeld op de voorpagina. De meest actuele versie is te vinden op de website www.10voordeleraar.nl. De inhoud van de landelijke kennistoets omgangskunde is gebaseerd op de betreffende kennisbasis. Deze is te vinden op www.10voordeleraar.nl/publicaties. In het tweede deel – Begrippenlijst – komt de inhoudelijke kant aan bod.
De vakcommissie heeft de toetsmatrijs, de blauwdruk voor iedere toets, vastgesteld. Als handreiking voor de studenten is tevens een begrippenlijst opgesteld Samenstelling vakcommissie: ●● Arie Goijaarts, Fontys Lerarenopleiding Tilburg ●● Kees van Overveld, Seminarium voor Orthopedagogiek Utrecht
2
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Toetsgids 1 - De inhoud van de toets 1.1 - de vragen De toets bevat 60 vragen. Ze gaan over de inhoud van de kennisbasis. De toets is opgesteld in de Nederlandse taal. De toets bestaat uit meerkeuzevragen met 3 of 4 antwoordalternatieven. Een antwoord is ofwel goed, ofwel fout. Iedere vraag levert 1 punt op. Een fout antwoord of geen antwoord 0 punten. In totaal zijn er 60 punten te behalen in deze toets.
1.2 - de toetsmatrijs De toets bestaat uit een aantal blokken die verwijzen naar de kennisbasis omgangskunde. Om de toets samen te stellen, wordt gebruik gemaakt van een toetsmatrijs. De toetsmatrijs is vastgesteld door de vakcommissie omgangskunde. Hierin is aangegeven welke domeinen/thema’s van de kennisbasis geschikt zijn voor landelijke digitale toetsing. In deze toetsmatrijs is er een verdere uitsplitsing gemaakt naar onderwerpen om de toets evenwichtig samen te kunnen stellen. Hieronder staat op domein-/themaniveau vermeld hoeveel vragen ervan in de toets voorkomen. De nummering van de domeinen/thema’s verwijst naar de kennisbasis. Van de domeinen/thema’s die niet in de toetsmatrijs zijn opgenomen vindt toetsing op instellingsniveau plaats.
3
Thema
Categorieën
3.
Socialisatie (16 vragen)
1. Socialisatieprocessen 2. Rol 3. Sociale klasse 4. Cultuur 5. Biologische factor in socialisatieprocessen 6. Beeldvorming 7. Diversiteit
4.
Ontwikkeling en levensloop (16 vragen)
1. Ontwikkelingstheorieën en ontwikkelingspsychologie 2. Fasen en aspecten in de ontwikkeling 3. Hechting 4. Identiteitsvorming
7.
Ethiek (12 vragen)
1. Ethiek als wetenschap/filosofisch denken 2. Beroepshouding, grondhouding en professionaliteit 3. Moraal, moraliteit, visie en visievorming 4. Dilemma’s
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Thema
Categorieën
8.
1. Psychiatrische ziektebeelden 2. Leer- en gedragsproblematiek 3. Problematiek bij ouderen 4. Stoornissen die samenhangen met schoolse vaardigheden 5. Lichamelijke en zintuiglijke beperkingen 6. Problematieken rond maatschappelijke integratie en participatie 7. Verslavingsproblematiek 8. Criminaliteit en vandalisme
Specifieke problematieken (16 vragen)
Deze publieksversie van de toetsmatrijs omgangskunde is met grote zorg samengesteld. Daarmee is het een goed hulpmiddel bij het voorbereiden op de toets. Gebruik naast deze toetsmatrijs ook de Kennisbasis omgangskunde. Aan deze publieksversie kunnen geen rechten ontleend worden.
4
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
1.3 - de taxonomie van Bloom Leraren beheersen hun vak op verschillende niveaus. Ze hebben niet alleen de vereiste feitenkennis, maar komen op basis daarvan ook tot doordachte oplossingen. Taxonomie, zo heet de indeling van kennis naar verschillende niveaus. De redactie gebruikt de taxonomie van Bloom. De indeling van deze Amerikaanse psycholoog is: ●● ●● ●● ●● ●● ●●
kennis inzicht toepassing analyse synthese evaluatie
De landelijke kennistoets test vooral de beheersing van de eerste drie niveaus.
5
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
2 - Het afnemen van de toets 2.1 - toetsomgeving De afname van de toets gebeurt in een beveiligde, digitale omgeving. Studenten loggen in met een eigen wachtwoord. Zolang de toets loopt, is het niet mogelijk om internet of andere computerprogramma’s te gebruiken. Bij een storing blijven de gegeven antwoorden opgeslagen. Om daarna verder te gaan is opnieuw inloggen voldoende. De toets is opgebouwd uit een aantal blokken. Studenten kunnen naar iedere gewenste vraag binnen een blok navigeren. Daar zijn drie knoppen voor: ●● ●● ●●
vorige volgende examennavigator
(vorige vraag) (volgende vraag) (direct een vraag kiezen)
Wanneer studenten op de knop ‘naar het volgende blok’ klikken, sluiten ze het blok af. Als niet alle vragen binnen het blok beantwoord zijn, wordt de student hiervoor gewaarschuwd. Pas daarna verschijnt de eerste vraag van het volgende blok in beeld. Terugkeren naar een eenmaal afgesloten blok is niet mogelijk. Met twee knoppen rechts bovenin het scherm kunnen studenten de leesbaarheid vergroten: ●● om het lettertype te vergroten ●● om het contrast te verhogen
6
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
2.2 – timer, duur van de toets en afsluiting ●● ●● ●● ●●
timer op het beeldscherm balk die de voortgang in de toets toont duur van de toets: 2 uur afsluiten met ‘toets beëindigen’
Op het beeldscherm is een timer afgebeeld met de tijd die nog rest tot afsluiting van de toets. Een balk toont de voortgang: het aantal beantwoorde vragen ten opzichte van het totaal aantal vragen. Vragen die tijdens de toets niet zijn beantwoord, gelden als fout. Na afloop van de toets krijgen de studenten die nog bezig zijn van de surveillant de instructie om op de knop ’toets beëindigen’ te drukken. Na afsluiting zijn de antwoorden opgeslagen en niet meer te wijzigen. De surveillanten geven tweemaal informatie over de nog beschikbare toetstijd. De eerste keer een half uur voor, en de tweede keer vijf minuten voor afsluiting van de toets.
2.3 - hulpmiddelen Het gebruik van kladpapier is toegestaan. De surveillant reikt dit uit en neemt het na afloop ook weer in.
2.4 - voorzieningen voor studenten met een studiebeperking Alle studenten kunnen gebruik maken van de algemene schermaanpassingen: het vergroten van de letters en het veranderen van het contrast. Daarnaast hebben sommige studenten recht op extra toetstijd. De examencommissie van hun opleiding beslist daarover.
2.5 - toiletbezoek Studenten mogen de toetsruimte niet verlaten, ook niet om naar de wc te gaan. Een uitzondering op deze regel geldt voor studenten die een medische aandoening hebben en die hierdoor toestemming hebben verkregen van de examencommissie om wel de toetsruimte te verlaten.
Volgorde vragen Binnen een blok kunnen studenten zelf de volgorde waarin ze vragen beantwoorden kiezen.
7
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
3 - De uitslag 3.1 - voldoende of onvoldoende Toetsdeskundigen en vakexperts bepalen de grens tussen zakken en slagen. Deze zogeheten cesuurstelling heeft een wetenschappelijk fundament. Meer informatie over deze cesuurstelling is te vinden op de site van 10voordeleraar.
3.2 - uitslag Studenten krijgen de uitslag via hun opleiding. De uitslag wordt uitgedrukt in een cijfer van 1 t/m 10. Daarnaast ontvangen studenten hun individuele scores per domein.
3.3 - inzage, beroep en aantal toetsdeelnames per student per studiejaar Regels over inzage, beroep en aantal toetsdeelnames staan vermeld in de OER-tekst die als bijlage is opgenomen.
Voorbeeldvragen Via de website www.10voordeleraar.nl zijn voorbeelden van toetsvragen beschikbaar. Ook bestaat de mogelijkheid daarmee te oefenen.
8
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Begrippenlijst/toetsdoelen omgangskunde
Inleiding Kennis én vaardigheden spelen bij elk vak een belangrijke rol. De kennisbasis beschrijft de kennis die een docent moet hebben om in de volle omvang van het vak les te kunnen geven. De landelijke kennistoets is gebaseerd op de betreffende kennisbasis en bevat vragen (in ruime zin) gebaseerd op kennis van, inzicht in, en toepassing van de toetsdoelen. De toetsdoelen vloeien voort uit de in 2009 vastgestelde kennisbasis. De kennisbasis is en blijft daarmee leidend voor de landelijke toets. Eventuele aanpassing vindt tegelijk met de herziening van de kennisbasis plaats. De toetsdoelen bieden aan opleiders en studenten een houvast voor de selectie van leerstof en de voorbereiding op de kennistoets. Voor de opleidingen blijft er ruimte om in het onderwijs verdieping en verbreding aan te brengen en dit ook op instellingsniveau te toetsen. De ‘begrippenlijst omgangskunde’ is een hulpmiddel voor een (niet limitatieve) oriëntatie op wat de reikwijdte van de toets is.
10
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Domein 3: Socialisatie
Begrippen
De student kan
1.
Theoretische concepten: socialisatie vanuit psychologie en vanuit sociologie sociologische stromingen (structureel functionalisme, conflictsociologie, symbolisch interactionisme) sociale relatie sociale structuur invloed van socialisatie op huidige gedrag (socialisators, internalisatie) positieve en negatieve keerpunten zelfbeeld, zelfverwerkelijking, waarden en normen, instituties (gezin, kerk, onderwijs, gezondheidszorg) sociale controle levensverhaal/autobiografie/socialisatie primaire (gezin en gezinsvervanging) socialisatie secundaire (school en omgeving) socialisatie anticiperende socialisatie/beroepssocialisatie
De verschillende socialisatieprocessen onderscheiden (K) en de invloed van de verschillende socialisatieprocessen op gedrag verklaren (I).
Rolgedrag: ontwikkeling van rolgedrag rolpatroon, rolopvatting, rolconflict, rolmodel, modelleren, (sociale) posities, sociale structuur, rolattributen, statussymbolen intern en extern rolconflict mannen- en vrouwenrollen, emancipatie en seksuele identiteit, genderidentiteit sociale leertheorie nature versus nurture dominantie en macht processen van insluiting en uitsluiting (Elias)
De verschillende rollen onderscheiden (K) en de invloed van de verschillende rollen op gedrag verklaren (I).
Sociale klassen qua werk, opvoeding, taalgebruik, rollen Klassenverschillen Sociale stratificatie: sociale lagen (kaste, stand, klasse, statusgroepering, sociaal bewustzijn)
De verschillende sociale klassen onderscheiden (K) en de invloed van de sociale klasse op gedrag verklaren (I).
Cultuur, culturele antropologie Elementen van een cultuur (taal, alledaagse kennis over hoe het eraan toe gaat binnen dit sociale systeem, waarden en normen, symbolen) Eergevoel, posities Interculturele communicatie Indeling van pinto: grof- (=g cultuur) /middenen fijnmazige (= f cultuur) cultuur, wij en ik cultuur Cultuuroverdracht en cultuurverwerving Cultuur-ui en cultuurdimensies Ingroup en outgroup Processen van insluiting en uitsluiting Migratie, referentiekader, etniciteit Sub- en jeugdculturen Kenmerken van diverse westerse en niet westerse culturen Afwijkend (of deviant) gedrag
Verschillende culturen en aspecten van interculturele communicatie onderscheiden (K), de invloed van cultuur op gedrag verklaren (I) en hoe je om kunt gaan met verschillende culturen (T).
Socialisatieprocessen
●●
●●
●● ●● ●●
●● ●●
●● ●● ●●
●● ●●
2.
Rol
●● ●●
●● ●●
●● ●● ●● ●●
3.
Sociale klasse
●●
●● ●●
4. Cultuur
●● ●●
●● ●● ●●
●● ●● ●● ●● ●● ●● ●●
●●
5. Biologische factor in socialisatieprocessen
Biologische factoren: imitatiedrang, imitatiegedrag, identificatie spiegelneuronen lichamelijke veranderingen (hormonen) de biologische variabele (sekse) ●● ●● ●● ●●
11
De verschillende biologische factoren in het socialisatieproces onderscheiden (K) en de invloed van de biologische factoren op het socialisatieproces verklaren (I).
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Domein 3: Socialisatie - vervolg Begrippen
De student kan
6. Beeldvorming
De verschillende vormen van beeldvorming onderscheiden (K), de invloed van beeldvorming op attitude en gedrag verklaren (I) en hoe je om kunt gaan met verschillende vormen van beeldvorming (T).
●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●●
Stereotypering Vooroordeel Discriminatie Racisme Etnocentrisme Mikpuntgroep Selffulfilling Prophecy Halo- En Horneffect
7. Diversiteit
Diversiteit: primaire en secundaire kenmerken waarin mensen van elkaar kunnen verschillen of overeenkomen.
Diversiteit onderscheiden (K) en aangeven hoe je omgaat met diversiteit (T).
Domein 4. Ontwikkeling en levensloop
Begrippen
De student kan
1. Ontwikkelingstheorieen en ontwikkelingspsychologie
Levensloop vanuit verschillende disciplines benaderd: ontwikkelingspsychologie: Freud, Erikson, Jung, Bowlby sociale psychologie: Lewin cognitieve psychologie: Piaget, Vygotksy humanistische psychologie: Maslow, Rogers
De diverse ontwikkelingstheorieën onderscheiden (K) en de menselijke ontwikkeling vanuit verschillende ontwikkelingstheorieën toelichten (I).
Groei, rijping, leren, ontwikkelingsstimulering, ontwikkelingsfasen, ontwikkelingsaspecten van de: baby/peuter basisschoolkind tot 12 jaar adolescentie: 12 – 25 jaar: vroege adolescentie midden adolescentie late adolescentie volwassenen – ouderdom: jong-volwassenheid volwassenheid jongere ouderdom oudere ouderdom
De verschillende fasen en aspecten in de ontwikkeling onderscheiden (K) en signaleren in welke fase van ontwikkeling iemand zit (I) en aangeven hoe je omgaat met iemand in een bepaalde fase (T).
Hechting: de ontwikkeling van hechtingsgedrag, ontstaan van hechting kwaliteit van de hechting ontstaan van onthechting vormen van onthechting dramadriehoek emotionele en materiële afhankelijkheid overlevingsfunctie van hechting
De verschillende aspecten van hechting onderscheiden (K), het belang onderkennen (I).
Persoonlijkheid, identiteit: identiteitsontwikkeling in de verschillende ontwikkelingsfases: kindertijd, adolescentie, volwassenheid, ouderdom vormen van identiteitsontwikkeling in de adolescentie (foreclosure, moratorium, identiteitsverwarring, negatieve identiteit, kunstmatige identiteit, identity achievement) seksuele ontwikkeling de culturele variabele: gender cognitieve ontwikkeling invloed van de sociale omgeving de biologische variabele
De verschillende vormen van identiteit(svorming) onderscheiden (K) toelichten welke factoren van invloed zijn op de ontwikkeling van identiteit (I) en beargumenteren op welke manier je kunt handelen vanuit de identiteitstheorie (T).
●●
●● ●● ●●
2. Fasen en aspecten in de ontwikkeling
●● ●● ●●
● ● ●
●●
● ● ● ●
3.
Hechting
●●
●● ●● ●● ●● ●● ●●
4. Identiteitsvorming
●●
●●
●● ●● ●● ●● ●●
12
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Domein 7. Beroepshouding en ethiek. 1. Ethiek als wetenschap/ filosofisch denken
Begrippen
De student kan
Ethische stromingen: plichtethiek / Deontologie gevolgenethiek / Consequetialisme deugdethiek zorgethiek
Verschillende stromingen binnen de ethiek onderscheiden (K) en beargumenteren hoe vanuit een ethische stroming gehandeld wordt (T).
Aspecten van de beroepshouding (acceptatie, echtheid en empathie volgens Rogers): integriteit respect autonomie verantwoordelijkheid omgangsprotocollen moed
Een onderscheid maken tussen de beroepshouding en de houding buiten het beroep (K), verschillen hiertussen aangeven (I) en beargumenteren hoe te handelen vanuit de beroepshouding (T).
●● ●● ●● ●●
2. Beroepshouding, grondhouding en professionaliteit
●● ●● ●● ●● ●● ●●
3. Moraal, moraliteit, visie en visievorming
●● ●● ●● ●● ●●
4. Dilemma’s
Morele intuïtie Morele uitgangspunten Normen/ waarden Methoden voor waarden en visieontwikkeling Morele ontwikkeling volgens kohlberg: preconventionele/ conventionele en postconventionele moraliteit
Ethische reflectie: fasen (verkenning/explicitering/analyse/ afweging/aanpak)
Ethische dilemma’s herkennen (I) en beargumenteren (I) hoe te handelen bij verschillende ethische dilemma’s (T).
Begrippen
De student kan
Psychiatrische ziektebeelden: eetstoornissen gedragsstoornissen stemmingsstoornissen DSM 5 (inclusief 5 assen)
Verschillende psychiatrische ziektebeelden onderscheiden aan de hand van de DSM 5 (K).
Verschil probleemgedrag en stoornissen Gedragsproblemen en -stoornissen:: ADHD/ADD ODD/CD autisme spectrum stoornissen hechtingsstoornissen angst (incl. faalangst en PTSS) depressie borderline persoonlijkheidsstoornis stoornissen in verstandelijk functioneren
Verschillende leer- en gedragsproblematiek onderscheiden (K) en vergelijken (I).
Psychische stoornissen en problemen: decompensatie dementie ziekte van Parkinson depressie ouderenmishandeling verwaarlozing
Verschillende problematieken bij ouderen onderscheiden (K) en vergelijken (I) en beargumenteren op welke manier je dient te handelen bij een bepaalde problematieken bij ouderen (T).
Leerstoornissen: dyslexie dyscalculie concentratiestoornis
Verschillende stoornissen die samenhangen met schoolse vaardigheden onderscheiden (K), vergelijken (I) en beargumenteren op welke manier je dient te handelen bij deze stoornissen (T).
Lichamelijke stoornissen: de begrippen chronische ziekte en psychosomatische ziekte gehoor- en gezichtsstoornissen motorische stoornissen: tics, dyspraxie
Verschillende lichamelijke en zintuiglijke beperkingen onderscheiden (K), vergelijken (I).
●●
Domein 8. Specifieke problematieken / onderdelen 1.
Psychiatrische ziektebeelden
De verschillende fasen van morele ontwikkeling onderscheiden (K), verschillen hiertussen aangeven/ bekritiseren en beargumenteren (I).
●● ●● ●● ●●
2.
Leer- en gedragsproblematiek.
●● ●● ●● ●● ●● ●● ●● ●●
3.
Problematiek bij ouderen
●● ●● ●● ●● ●● ●●
4. Stoornissen die samenhangen met schoolse vaardigheden
●● ●● ●●
5. Lichamelijke en zintuiglijke beperkingen
●●
●● ●●
13
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Domein 8. Specifieke probleBegrippen matieken / onderdelen - vervolg
De student kan
6. Problematieken rond maatschappelijke integratie en participatie
Randgroeperingen Discriminatie
Verschillende problematieken rond maatschappelijke integratie en participatie onderscheiden (K).
Verschillende vormen van middelengebruik (alcohol, roken, drugs) Invloed op de hersenen (Positieve en negatieve) gevolgen van alcohol, drugs, blowen en andere drugs Verslaving en afhankelijkheid Signaleren van problemen Preventie van middelengebruik Verschillende hulpverleners in de verslavingszorg Mogelijkheden voor behandeling
Verschillende verslavingsproblematieken onderscheiden (K), vergelijken (I) en beargumenteren op welke manier je dient te handelen bij een verslavingsproblematiek (T).
Internaliserende/ externaliserende problemen Jeugdcriminaliteit Vandalisme Risicofactoren
Verschillende vormen van jeugdcriminaliteit en vandalisme onderscheiden (K), deze vergelijken (I) en beargumenteren op welke manier je dient te handelen bij jeugdcriminaliteit en vandalisme (I).
7.
Verslavingsproblematiek
●● ●●
●●
●● ●●
●● ●● ●● ●●
●●
8.
Criminaliteit en vandalisme
●● ●● ●● ●●
De bijbehorende literatuur over de begrippen wordt verstrekt bij de opleiding.
14
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Bijlage Onderwijs- en examenregeling landelijke kennistoetsen
Onderwijs- en examenregeling Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen Studiejaar 2015-2016 Onderdeel 1 (Algemeen: geldt voor tweedegraads lerarenopleidingen en pabo)
Inleiding landelijke kennisbases en kennistoets lerarenopleidingen In 2008 hebben de hogescholen met lerarenopleidingen met de staatssecretaris van OCW de Meerjarenafspraak Krachtig Meesterschap afgesloten. In die overeenkomst staat het verhogen van de kwaliteit van de lerarenopleidingen centraal. Zoals afgesproken in de Meerjarenafspraak heeft elke lerarenopleiding een kennisbasis opgesteld die in een ‘landelijk examen’ wordt getoetst. Vanaf het studiejaar 2013-2014 zijn de landelijke kennistoetsen voor deze opleidingen en de genoemde pabo-vakken een verplicht onderdeel van de hoofdfase geworden. Aan iedere landelijke kennistoets is één studiepunt verbonden. Elke student van een lerarenopleiding, tweedegraads of pabo, moet geslaagd zijn voor de landelijke kennistoets (tweedegraads) of landelijke kennistoetsen (pabo) voordat hij of zij gediplomeerd de opleiding kan verlaten. De hogescholen hebben de kennisbases en kennistoetsen gezamenlijk in eigen beheer ontwikkeld. Er is per lerarenopleiding een landelijke kennisbasis samengesteld. De vragen van de kennistoets gaan over die kennisbasis. Tijdens de opleiding wordt deze kennisbasis behandeld. De opleiding bereidt de student voor op de kennistoets(en). Meer informatie over de landelijke kennisbasis en de landelijke kennistoets lerarenopleidingen is te vinden op www.10voordeleraar.nl. Daar zijn ook de landelijke kennisbasis en een oefentoets te vinden, evenals een toetsgids per vak dat een landelijke toets kent.
De organisatie 10voordeleraar De organisatie 10voordeleraar is door de lerarenopleidingen belast met de organisatie van de ontwikkeling van kennisbases, toetsvragen, de digitale toets en de totstandkoming van de uitslag. De digitale toetsen worden op de hogescholen afgenomen. De organisatie 10voordeleraar en de hogescholen met lerarenopleidingen zorgen er samen voor dat de landelijke kennistoetsen objectief en betrouwbaar zijn. Om te zorgen dat studenten, bij welke hogeschool zij hun opleiding ook volgen, dezelfde kansen hebben, hanteren alle hogescholen dezelfde regels: de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen-OER. Hierin staan de relevante regels voor studenten. Voor de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen gaan de bepalingen van deze landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen OER boven de regels die gelden voor de overige toetsen van de opleiding.
16
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Om het landelijke, uniforme karakter van de landelijke kennistoets te waarborgen, volgen hogescholen de landelijke afspraken met betrekking tot deelname, de aanmelding voor de toets, de toetsafname en bekendmaking van de resultaten. Dat houdt onder andere in dat hogescholen verplicht zijn om de toetsen te plannen in de overeengekomen tijdsloten. Toetsafnames buiten de overeengekomen tijdsloten zijn niet mogelijk. Vanwege het landelijke karakter van de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen kunnen er specifieke maatregelen getroffen worden. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen (niet limitatief): 1. Er kan, op initiatief van 10voordeleraar of de betrokken hogeschool, besloten worden dat de betrokken hogeschool niet kan deelnemen aan een toetsafname. Een dergelijke maatregel kan bijvoorbeeld genomen worden als de betrokken hogeschool niet een veilige toetsafname kan garanderen. Hierover worden de studenten door de betrokken hogeschool voorafgaand aan de toetsafname geïnformeerd. Deze hogeschool kan deelnemen aan de eerstvolgende toetsafname. Studenten dienen zich hiervoor opnieuw in te schrijven; 2. Als de toetsafname op het overeengekomen tijdstip is verstoord, zal door 10voordeleraar een nieuwe datum voor deze toetsafname worden bepaald. Deze nieuwe toetsafname vindt vervolgens idealiter plaats binnen de toetsweek of toetsweken van de eerder geplande toetsafname datum doch uiterlijk binnen 4 werkweken na de eerder geplande toetsafname datum. De betrokken hogeschool informeert de studenten hierover; 3. In het geval van fraude1 met de landelijke kennistoetsen kunnen er maatregelen op landelijk niveau genomen worden. Zo kan bijvoorbeeld de toetsafname uitgesteld worden. Er wordt in dat geval een nieuw toetsmoment gepland, uiterlijk binnen 4 werkweken na de eerder geplande toetsafname datum. De betrokken hogeschool informeert de studenten hierover;
In het kader van de landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen wordt onder fraude in ieder geval verstaan:
1
a. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student gebruik maakt, of gebruik heeft gemaakt van hulpmiddelen waarvan de raadpleging niet uitdrukkelijk is toegestaan; b. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student kijkt of gekeken heeft naar/op/in het werk van (een) andere student(en); c. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student aanleiding/mogelijkheden heeft gegeven aan andere studenten zijn of haar werk in te zien; d. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student tijdens de toetsafname informatie geeft of heeft gegeven aan andere studenten over de inhoud en uitwerking van de landelijke kennistoets; e. wanneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student tijdens de toetsafname onjuiste of valse informatie geeft of heeft gegeven over zijn of haar identiteit; f. w anneer tijdens of na een toetsafname geconstateerd wordt dat de student zich door iemand anders heeft laten vertegenwoordigen; g. het zich voor de datum of het tijdstip waarop de toetsafname zal plaatsvinden, in het bezit stellen van de vragen of opgaven van de desbetreffende kennistoets.
17
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
4. Er kan besloten worden dat, bijvoorbeeld bij identiteitsfraude (een student heeft deelgenomen onder een andere naam dan die van de student zelf) de uitslag van de landelijke kennistoets niet wordt verstrekt. Het besluit daartoe wordt uiterlijk 5 werkweken na de datum van de toetsafname genomen. De betrokken hogeschool informeert de student(en) hierover; 5. Indien er bij studenten fraude wordt geconstateerd, is de examencommissie van de lerarenopleiding in kwestie bevoegd maatregelen te nemen jegens de betrokken student.
Regels voor aanmelding, deelname en uitslag 1. Een student meldt zich bij de eigen opleiding digitaal aan voor deelname aan de kennistoets en ontvangt daarvan een bevestiging. 2. In het geval een aangemelde student niet deelneemt aan de toets dan geldt de aanmelding als een toetsdeelname en kan de hogeschool administratiekosten in rekening brengen. 3. De landelijke kennistoetsen worden op de hogeschool en alleen in digitale vorm afgenomen. Voor studenten met een handicap of chronische ziekte waardoor het afleggen van de toets onder de standaardafnamecondities duidelijk negatief wordt beïnvloed, kan de examencommissie verzoeken de tijdsduur van de toetsafname te verlengen. De lettergrootte en het contrast van het beeldscherm kunnen vergroot worden. Het verzoek tot tijdsduurverlenging moet door de examencommissie gelijktijdig met de aanmelding ingediend worden. 4. De geldigheidsduur van de uitslag van de digitale landelijke kennistoetsen is bepaald op vijf jaar nadat de uitslag is opgenomen in de studentenadministratie van de hogeschool. Binnen deze periode gelden behaalde resultaten bij overstap ook op een andere hogeschool. 5. De opleiding ontvangt van 10voordeleraar 21 werkdagen na afloop van de toetsperiode een overzicht van de resultaten (inclusief een cijferlijst) van de studenten die hebben deelgenomen aan de toets. De opleiding deelt de student het behaalde cijfer mee uiterlijk drie werkdagen nadat de hogeschool het overzicht van de resultaten van 10voordeleraar heeft ontvangen . 10voordeleraar hanteert voor het bepalen van wat werkdagen en vakantieweken zijn het schoolvakantieoverzicht, zoals dat jaarlijks wordt gepubliceerd op de website van de rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ schoolvakanties/.
18
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
6. N adat de uitslag van een landelijke kennistoets bekend is gemaakt, kunnen studenten die hun toets willen inzien zich aanmelden op de website www.10voordeleraar.nl. De inzage vindt plaats op een locatie die door 10voordeleraar wordt vastgesteld. Bij de inzage is er geen inhoudelijke toelichting. De reiskosten voor de inzage komen voor rekening van de student. 7. Beroep: Studenten kunnen tegen de uitslag van de toets beroep aantekenen. Dat moet binnen twee weken nadat de landelijke inzage periode is afgelopen, bij de ‘toegankelijke faciliteit’ (ook wel ‘Loket’ of ‘Klachtenloket’ genoemd) van de eigen hogeschool conform de procedures en reglementen van de eigen opleiding.
Regels voor de toetsafname Bij de afname van de landelijke kennistoets gelden de volgende regels: 1. Studenten moeten zich legitimeren door middel van een geldige collegekaart in combinatie met een rijbewijs, paspoort of identiteitskaart. Alleen in het geval een hogeschool bij de identificatie van haar studenten geen collegekaart-systeem hanteert, volstaat een rijbewijs, paspoort of identiteitskaart voor legitimatie. Jassen, tassen, horloges, telefoons en andere middelen waarmee elektronische informatieoverdracht mogelijk is, moeten buiten het toetslokaal blijven, of vóór in de toetsruimte. 2. De surveillanten delen nadat de student achter de pc is gaan zitten aan elke student zijn/haar inlogbrief uit. Deze inlogbrief bevat een unieke inlognaam (deelnemer ID), een uniek wachtwoord en de URL voor de toets. Deelnemen onder een andere identiteit / inlognaam is niet toegestaan. 3. Studenten moeten minimaal 30 minuten blijven zitten alvorens ze de toetsruimte mogen verlaten. De toets moet in alle gevallen afgerond worden vóór het voor de toets vastgestelde eindtijdstip. 4. Studenten mogen geen andere dan de toegestane hulpmiddelen gebruiken. De toegestane hulpmiddelen staan vermeld in de toetsgids van de landelijke kennistoets. 5. Bij het afsluiten van de toets moet de student de toets daadwerkelijk afsluiten (knop ‘toets beëindigen’) en uitloggen. De inlogcode, het kladpapier en eventueel andere uitgereikte hulpmiddelen moeten weer ingeleverd worden. 6. S tudenten mogen niets meenemen waarop informatie over de vragen staat. 7. Alle gangbare regels van het tentamenreglement van de hogeschool zijn van toepassing voor zover ze niet in strijd zijn met deze regels voor de landelijke kennistoetsen.
19
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Onderwijs- en examenregeling Landelijke kennistoetsen lerarenopleidingen Studiejaar 2015-2016 Onderdeel 1a (Specifiek: geldt voor tweedegraads lerarenopleidingen)
Vooraf: 1. Voor de tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands, Engels, Duits, Frans, geschiedenis, aardrijkskunde, algemene economie, bedrijfseconomie, maatschappijleer, gezondheidszorg en welzijn, omgangskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde en biologie geldt het volgende: de vakdidactische en vakinhoudelijke kennis waarover de startbekwame docent moet beschikken, is vastgelegd in de kennisbases die landelijk zijn overeengekomen. 2. Per studiejaar zijn er twee toetsrondes. Deelname is verplicht voor alle hogescholen die de desbetreffende lerarenopleiding aanbieden. Toetsdata worden voor aanvang van het studiejaar gepubliceerd. Artikel 1 Voor de vakken Nederlands, Engels, geschiedenis, aardrijkskunde, algemene economie, bedrijfseconomie, wiskunde en natuurkunde geldt dat een digitale kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan deze kennistoets is één studiepunt verbonden.2 a. Aan deze toets moeten alle studenten en cursisten meedoen die vanaf het studiejaar 2011-2012 ingestroomd zijn. Alleen studenten vermeld in artikel 1 sub b zijn uitgesloten van deelname . b. Studenten van een kopopleiding met een vooropleiding die vermeld staat in de verwantschapstabel (zie artikel 6a.1 van de Regeling Studiefinanciering 2000) zijn uitgesloten van deelname aan de landelijke kennistoets. Artikel 2 Voor de vakken Duits, Frans, maatschappijleer, gezondheidszorg en welzijn, omgangskunde, biologie en scheikunde geldt dat een digitale kennistoets onderdeel uitmaakt van de opleiding. Aan deze kennistoets is één studiepunt verbonden.3 a. A an deze toets moeten alle studenten en cursisten meedoen die vanaf het studiejaar 2012-2013 ingestroomd zijn. Alleen studenten vermeld in artikel 2 sub b zijn uitgesloten van deelname . b. Studenten van een kopopleiding met een vooropleiding die vermeld staat in de verwantschapstabel (zie artikel 6a.1 van de Regeling Studiefinanciering 2000) zijn uitgesloten van deelname aan de landelijke kennistoets.
Een aantal hogescholen heeft gekozen de kennistoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de kennistoets
2
voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid. Een aantal hogescholen heeft gekozen de kennistoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de kennistoets
3
voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid.
20
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b
Artikel 3 Er kan pas deelgenomen worden aan de digitale landelijke kennistoets als de student: a. de propedeuse heeft behaald en; b. tenminste 65% van de studiepunten heeft behaald behorende bij de onderwijseenheden van de kennisbasis en deze onderwijseenheden geheel heeft doorlopen en; c. deze studiepunten in het cijferregistratiesysteem van de studentenadministratie zijn verwerkt. d. Wanneer de opleiding geen propedeutisch examen kent, geldt lid a van dit artikel niet. Artikel 4 Een student mag, mits voldaan is aan de voorwaarden voor deelname, elk studiejaar maximaal twee keer deelnemen aan een digitale landelijke kennistoets. Artikel 5 Sinds het studiejaar 2013-2014 geldt voor het vak Engels dat het behalen van het Certificate of Proficiency in English (CPE) onderdeel is van de toetsing in het kader van 10voordeleraar. Voor het studiejaar 2015-2016 geldt voor de vakken Duits, Frans en Spaans dat een landelijk overeengekomen internationale toets onderdeel is van de toetsing in het kader van 10voordeleraar. Het betreft achtereenvolgens het GoetheZertifikat, de Test de Connaissance du Français (TCF) en het Diploma de Español como Lengua Extranjera (DELE). Aan elke internationale toets is één studiepunt verbonden.4 Artikel 6 De geldigheidsduur van het Certificate of Proficiency in English (CPE) is bepaald op vijf jaar. Hetzelfde geldt voor het Goethe-Zertifikat (Duits), het TCF (Frans) en het DELE (Spaans). Binnen deze periode gelden behaalde resultaten bij een eventuele overstap naar een andere hogeschool ook op deze andere hogeschool.
Een aantal hogescholen heeft gekozen de internationale taaltoets deel uit te laten maken van een grotere onderwijseenheid. In deze gevallen is de
4
kennistoets voorwaardelijk voor het behalen van die onderwijseenheid.
21
Toetsgids tweedegraads lerarenopleiding omgangskunde - Versie 2015/2016-1b