Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht 030 87 820 87 www.AeQui.nl
[email protected]
Tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst Stichting Cursus Godsdienstonderwijs Verslag van de uitgebreide opleidingsbeoordeling 19 en 26 februari 2014
Utrecht Maart 2014 www.AeQui.nl Evaluatiebureau voor het hoger onderwijs
Dit document laat zich het beste dubbelzijdig afdrukken.
2
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ......................................................................................................................................................... 3 Samenvatting............................................................................................................................................................ 4 Colofon ..................................................................................................................................................................... 7 Inleiding .................................................................................................................................................................... 9 Beoogde eindkwalificaties ...................................................................................................................................... 10 Programma ............................................................................................................................................................. 12 Personeel ................................................................................................................................................................ 18 Voorzieningen......................................................................................................................................................... 20 Kwaliteitszorg ......................................................................................................................................................... 22 Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties........................................................................................................... 24 Bijlagen ................................................................................................................................................................... 27 Bijlage 1 Visitatiecommissie ................................................................................................................................... 28 Bijlage 2 Programma visitatie ................................................................................................................................. 31 Bijlage 3 Kwantitatieve gegevens ........................................................................................................................... 32 Bijlage 4 Eindkwalificaties....................................................................................................................................... 33 Bijlage 5 Programmaoverzicht................................................................................................................................ 40 Bijlage 6 Bestudeerde documenten........................................................................................................................ 41 Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen............................................................................................................... 42
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
3
Samenvatting Op 19 en 26 februari 2014 is de tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst van de stichting CGO gevisiteerd door een commissie van AeQui. Het totaaloordeel van de commissie is onvoldoende. De lerarenopleiding Godsdienst van CGO kenmerkt zich als een deeltijdopleiding met een uitgesproken levensbeschouwelijk profiel. Dit profiel verbindt zowel studenten als docenten in de opleiding. Het theologisch gedeelte van de opleiding is veeleer cognitief, waar het pedagogisch deel juist praktisch is. Beide elementen worden in de opleiding nadrukkelijk met elkaar verbonden.
Beoogde eindkwalificaties De opleiding hanteert de competenties van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL-competenties) en de Kennisbasis Godsdienst Levensbeschouwing voor de opleidingen tot docent godsdienstonderwijs/ levensbeschouwing als kaders voor de inrichting van het onderwijsprogramma. Naar het oordeel van de commissie sluiten de beoogde eindkwalificaties aan bij internationale eisen, zijn deze inhoudelijk relevant en voldoen ze qua niveau.
Programma De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de onderwijsleeromgeving als voldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding de studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De commissie constateert dat de opleiding de afgelopen jaren sterk in ontwikkeling is geweest en dat er structureel wordt gewerkt aan de ontwikkeling en actualisering van het programma. De opleiding heeft een bescheiden start gemaakt met het doen van onderzoek. De relevantie hiervan voor het onderwijs moet zich nog gaan bewijzen. Het programma kent een heldere indeling in een pedagogisch-didactisch deel en een vakinhoudelijk deel. De commissie stelt vast dat, mede door de modulen godsdienstdidactiek en godsdienstpedagogiek, er daadwerkelijk integratie plaatsvindt tussen de theorie en de praktijk.
Personeel De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie het personeel als voldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding beschikt over adequaat personeelsbeleid. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische reali-
4
satie van het onderwijsprogramma. De commissie heeft waardering voor de aandacht voor deskundigheidsbevordering. De organisatiecultuur wordt gekenmerkt door een hoge mate van betrokkenheid, participatie, gedeelde waarden en collegialiteit van docenten. Het aantal docenten dat de opleiding verzorgt, is toereikend.
Voorzieningen De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de voorzieningen als voldoende. De commissie stelt vast dat de voorzieningen in het gebouw van Driestar Educatief te Gouda en de informatievoorziening aan studenten toereikend zijn voor de realisatie van het programma. Daarnaast kent de opleiding een passend mentoraat, dat op basis van evaluaties vanaf het huidige studiejaar is aangescherpt.
Kwaliteitszorg De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de kwaliteitszorg als voldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding de kwaliteit van de beoogde eindkwalificaties, het programma, het personeel, de voorzieningen, de toetsing en de gerealiseerde eindkwalificaties via regelmatige evaluaties bewaakt. De opleiding voert actief verbeteringen door naar aanleiding van de uitkomsten uit evaluaties. De examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding zijn actief betrokken bij de opleiding en de interne kwaliteitszorg. Vooral het contact met de werkveldcommissie is sterk.
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als onvoldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding over het algemeen passende toetsvormen hanteert, maar adviseert de opleiding om meer aandacht te besteden aan een juiste balans in de toetsing, zowel in toetsvormen, als ook in de balans tussen cognitieve niveaus. De borging van de toetskwaliteit is nog onvoldoende. De commissie stelt vast dat de examencommissie nog onvoldoende de taken uitvoert die de wetgeving voorschrijft. Aandacht is volgens de commissie bijvoorbeeld nodig voor een systematische controle op de kwaliteit van de toetsen en scripties. Op basis van bestudeerde scripties concludeert de commissie dat het eindniveau van de studenten voldoende is. De commissie merkt daarbij op dat niet alle scripties even duidelijk een onderzoekend vermogen op hbo-niveau laten zien. Ook kan de link
met het tweedegraads vakgebied in sommige scripties duidelijker worden gelegd.
Aanbevelingen De visitatiecommissie is van mening dat de opleiding haar profiel nader zou kunnen expliciteren. Ook de gehanteerde eindkwalificaties zouden verder aangescherpt mogen worden; met name op de plaats en functie die de onderzoekscompetentie in de opleiding inneemt. De commissie wijst er daarbij op dat de aandacht in de opleiding voor het onderzoeksmatig leren benaderen van de eigen onderwijspraktijk nog kan worden versterkt. De commissie adviseert tenslotte (de examencommissie) om de systematische controle op de kwaliteit van toetsen en scripties voortvarend ter hand te nemen. In opzet is hiervoor alles aanwezig; de uitvoering is echter nog niet op het gewenste niveau.
Op de deelstandaard toetsing komt de commissie tot een oordeel onvoldoende. Omdat de opleiding haar zaken hier in opzet wel reeds op orde heeft, heeft de commissie er vertrouwen in dat op redelijke termijn op dit onderdeel een voldoende oordeel mogelijk wordt. Op die grond geeft de visitatiecommissie het advies om een herstelperiode in te stellen inzake accreditatie van de lerarenopleiding Godsdienst van de Stichting CGO. Namens de voltallige visitatiecommissie, Utrecht, maart 2014
drs. Raoul van Aalst Voorzitter
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
drs. Linda van der Grijspaarde Secretaris
maart 2014
5
Overzicht De beoordelingen per standaard zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Standaard
Beoordeling
Beoogde eindkwalificaties 1. Beoogde eindkwalificaties
Voldoende
Programma 2. Oriëntatie van het programma 3. Inhoud van het programma 4. Vormgeving van het programma 5. Instroom 6. Studeerbaarheid 7. Omvang en duur
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Personeel 8. Doeltreffend personeelsbeleid 9. Het personeel is gekwalificeerd 10. De omvang van het personeel is toereikend
Voldoende Voldoende Voldoende
Voorzieningen 11. Materiële voorzieningen 12. Studiebegeleiding
Voldoende Voldoende
Kwaliteitszorg 13. Evaluatie resultaten 14. Maatregelen tot verbetering 15. Betrekken van opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
6
Voldoende Voldoende Voldoende
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties 16. Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties
Onvoldoende
Accreditatieadvies
Negatief
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Colofon Administratieve gegevens van de opleiding Opleiding: CROHO-nummer: Oriëntatie: Niveau: Varianten: Aantal studiepunten: Locatie:
tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst 35441 hbo bachelor deeltijd 240 EC Driestar Educatief, Burg. Jamessingel 2 2803 PD Gouda
Kwantitatieve gegevens van de opleiding zijn weergegeven in bijlage 3.
Administratieve gegevens van de instelling Naam instelling:
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs, uitgaande van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam Status instelling: rechtspersoon voor hoger onderwijs Resultaat instellingstoets kwaliteitszorg: niet aangevraagd Voor kwaliteit verantwoordelijke bestuurder en contactpersoon met betrekking tot kwaliteit van de opleiding: Willem van der Wilt, directeur Contactgegevens: 010-4510560/ 06-11370880 /
[email protected]
Visitatiecommissie De visitatiecommissie bestond uit: drs. Raoul van Aalst, voorzitter dr. Wim van Vlastuin, werkveld- en domeindeskundige prof. dr. Arie Baars, werkveld- en domeindeskundige Thirza Poot B Nursing, studentlid De commissie werd ondersteund door drs. Linda van der Grijspaarde, secretaris. De commissie is vooraf voorgelegd aan de NVAO. De NVAO heeft ingestemd met de samenstelling. De visitatie is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van AeQui VBI Vlindersingel 220 3544 VM Utrecht (030) 87 820 87 www.AeQui.nl
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
7
8
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Inleiding De Stichting Cursus Godsdienstonderwijs (CGO) is opgericht in 1979. De Stichting heeft het volgende doel: ‘het bevorderen van het onderwijs in en de bestudering van de leer der waarheid naar Schrift en belijdenis, door middel van cursussen, te geven aan doopleden en belijdende leden der Gereformeerde Gemeenten, die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben’. Ook cursisten van andere kerken, die de grondslag onderschrijven, zijn welkom. De CGO verzorgt cursussen en biedt daarnaast de opleiding Theologie aan.
De opleiding Theologie De opleiding Theologie van de CGO kent drie varianten: de tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst, de opleiding tot pastoraal werker en de algemene variant. Studenten die geïnteresseerd zijn in theologie maar geen behoefte hebben aan een beroepsgerichte opleiding, volgen de algemene variant. Deze studenten volgen uitsluitend het basisprogramma theologie, samen met de studenten van de andere twee varianten.
De tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst De tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst is een onbekostigde deeltijd-bacheloropleiding van 240 EC. Sinds 2004 biedt de CGO de lerarenopleiding Godsdienst gezamenlijk met Driestar Educatief aan. Driestar Educatief is een christelijk kenniscentrum op reformatorische grondslag voor onderwijs en advisering, bestaande uit een hogeschool en een afdeling Onderwijsadvies. Driestar Educatief heeft eenzelfde uitgesproken identiteitsprofiel als de CGO en voorziet het christelijk onderwijs op reformatorische grondslag van bevoegde docenten voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Driestar Educatief verzorgt het pedagogischdidactisch deel van het curriculum. De studenten volgen dit programma samen met de studenten die door Driestar Educatief opgeleid worden tot docent
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
voor de tweede graad in Nederlands, Engels, Duits, Geschiedenis, Wiskunde of Economie. Driestar Educatief begeleidt ook de stage van de eerste drie leerjaren. Het CGO verzorgt de vakinhoudelijke kennis en vaardigheden, de LIO-stage en het afstuderen.
De visitatie De Stichting Cursus Godsdienstonderwijs heeft aan AeQui VBI opdracht gegeven de onderhavige visitatie uit te voeren. Hiertoe heeft AeQui een onafhankelijke en ter zake kundige commissie samengesteld. Met vertegenwoordigers van de opleiding heeft een voorbereidend gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek is het programma en de invulling van de gesprekken en gesprekspartners vastgesteld. De commissie heeft tijdens de visitatie dit programma doorlopen. De hogeschool heeft twee weken voorafgaand aan het visitatiebezoek een aankondiging verspreid voor het geplande open spreekuur. Er zijn geen studenten of medewerkers die gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid. De commissie heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. De visitatie heeft op 19 en 26 februari 2014 plaatsgevonden volgens het programma dat in bijlage 2 is weergegeven. De commissie heeft de beoordeling in onafhankelijkheid uitgevoerd. Aan het einde van de visitatie is de opleiding in kennis gesteld van de bevindingen en conclusies van de commissie. Deze rapportage is in concept toegestuurd aan de opleidingen. De reactie van de opleiding is verwerkt tot deze definitieve rapportage.
9
Beoogde eindkwalificaties De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de beoogde eindkwalificaties als voldoende. De opleiding hanteert de competenties van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL-competenties) en de Kennisbasis Godsdienst Levensbeschouwing voor de opleidingen tot docent godsdienstonderwijs/levensbeschouwing als kaders voor de inrichting van het onderwijsprogramma. Naar het oordeel van de commissie sluiten de beoogde eindkwalificaties aan bij internationale eisen, zijn deze inhoudelijk relevant en voldoen ze qua niveau. Wel is de visitatiecommissie van mening dat de opleiding haar profiel nader zou kunnen expliciteren.
Beoogde eindkwalificaties Standaard 1: De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. Beroepenveld en profilering De tweedegraads lerarenopleiding Godsdienst startte in een deeltijdvariant in 1979. De opleiding leidt studenten op tot docent Godsdienst voor het tweedegraads gebied. Afgestudeerden voeren de titel Bachelor of Education in Theology. De opleiding gaat uit van de Gereformeerde Gemeenten. Dit is een orthodox protestants kerkgenootschap. In dit kerkgenootschap wordt de Bijbel gezien als het onfeilbare Woord van God en worden de zogenoemde Drie Formulieren van Enigheid (de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels) beschouwd als daarop gebaseerd. De Gereformeerde Gemeenten oriënteren zich sterk op de theologie uit de tijd van de Reformatie en Nadere Reformatie. De opleiding profileert zich met deze oriëntatie. Volgens de kritische reflectie hebben veel afgestudeerden sinds de start van de opleiding een baan gevonden in het reformatorisch en orthodox christelijk onderwijs. Uit de verschillende gesprekken is gebleken dat de opleiding ook beoogt op te leiden voor het overige christelijke onderwijs. Er stromen daarnaast studenten uit naar het openbaar onderwijs. In de gesprekken die de visitatiecommissie heeft gevoerd met alumni en studenten bleek dat zij zich goed bewust zijn voor welke functie zij worden op-
10
geleid. Uit de gesprekken die de commissie daarnaast met het management en de docenten voerde, vormt zich het beeld dat de opleiding zich primair wil focussen op het opleiden voor het reformatorisch en orthodox christelijk onderwijs. De laatste jaren is de opleiding de studenten breder gaan opleiden, zodat studenten ook toegerust zijn om buiten het reformatorisch en orthodox christelijk onderwijs als godsdienstdocent te starten. De commissie begrijpt deze keuze maar vindt dat de opleiding de focus niet scherp heeft geformuleerd. Een eigenstandig beroepsprofiel waarin de eigen identiteit (in wereldwijd christelijk perspectief) wordt neergelegd en betrokken op de meer algemeen geformuleerde competenties van een docent, zou de visie op de opleiding versterken, stelt de commissie. Beoogde eindkwalificaties In augustus 2006 is de Wet op de Beroepen in het onderwijs, Wet BIO, van kracht geworden. Sinds die tijd moeten leraren voldoen aan bekwaamheidseisen. Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) heeft de bekwaamheidseisen ondergebracht in zeven competenties: interpersoonlijk competent, pedagogisch competent, vakinhoudelijk en didactisch competent, organisatorisch competent, competent in het samenwerken met collega’s, competent in het samenwerken met de omgeving en competent in reflectie en ontwikkeling. Het leraarschap kent vier beroepsrollen: interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk & didactisch en organisatorisch. Deze beroepsrollen worden vervuld in vier typen situaties die kenmerkend zijn voor het beroep: werken met leerlingen, met collega’s, met de omgeving en met zichzelf. De inhoud van het pedagogisch-didactisch programma en van de godsdienstpedagogiek en godsdienstdidactiek wordt bepaald door de SBLcompetenties. Daarbij stelt de opleiding in haar
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
studiegids dat Godsdienst een vak is dat, nauwer dan andere schoolvakken, verbonden is met de persoonlijkheid van de docent. In de visie van de CGO kan een docent daarom uitsluitend lesgeven in het vak godsdienst, wanneer hij/zij toont in leer en leven verbonden te zijn aan het Woord van God. Als kennisbasis hanteert de opleiding de ‘Kennisbasis godsdienst levensbeschouwing voor de opleidingen tot docent godsdienstonderwijs/ levensbeschouwing’, zoals vastgesteld in het Landelijk Overlegorgaan Theologische Opleidingen. De commissie vindt de keuze voor de SBLcompetenties en de kennisbasis passend. De SBLcompetenties en de kennisbasis voldoen qua niveau, inhoud en actualiteit aan internationaal aanvaarde niveaubeschrijvingen. De opleiding richt zich daarnaast sterk op het ‘Programma eindtermen voor het vak godsdienst in het reformatorisch onderwijs’ zoals vastgesteld in het directeurenoverleg van de scholen voor voortgezet onderwijs. Dit document wordt op dit moment herzien. De opleiding heeft deze eindtermen zorgvuldig verkaveld over de inhoudelijke modulen van de opleiding. De commissie begrijpt dat de opleiding deze eindtermen ook als uitgangspunt voor de opleiding hanteert, aangezien deze zich specifiek richten op het reformatorisch onderwijs. De commissie is echter van mening dat de opleiding onvoldoende inzichtelijk maakt hoe zij deze eindtermen vertaalt naar
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
het hbo-niveau van de lerarenopleiding. Ook vindt de commissie de huidige set te smal geformuleerd. De commissie doet de suggestie om een eigen kennisbasis samen te stellen, waarin de opleiding de eindtermen voor het reformatorisch onderwijs integreert en aanpast aan het hbo-niveau. Zo ontstaat een geïntegreerd geheel, waaruit ook een duidelijkere profilering spreekt. Uit bestudering van het onderwijsprogramma blijkt dat de opleiding het kunnen doen van onderzoek als belangrijke eindkwalificatie beschouwt. De opleiding sluit bijvoorbeeld af met een scriptie, waarin de studenten een onderzoek beschrijven. De commissie adviseert de opleiding om de aandacht voor onderzoek ook duidelijker terug te laten komen in de gehanteerde eindkwalificaties, bijvoorbeeld door een aanvullende competentie te formuleren naast de SBL-competenties en/of de functie van onderzoek in relatie tot goed docentschap nader te expliciteren. De commissie heeft bestudeerd in hoeverre de eindkwalificaties voldoen aan de Dublin descriptor oordeelsvorming, om te bepalen of deze van het juiste niveau zijn. Uit de gesprekken bleek dat studenten vooral in het pedagogisch/didactische deel van de opleiding leren zich een oordeel te vormen. De commissie adviseert de opleiding om dit nadrukkelijk in het profiel van de opleiding te verwerken.
11
Programma De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de onderwijsleeromgeving als voldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding de studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te bereiken. De commissie constateert dat de opleiding de afgelopen jaren sterk in ontwikkeling is geweest en dat er structureel wordt gewerkt aan de ontwikkeling en actualisering van het programma. De opleiding heeft een bescheiden start gemaakt met het doen van onderzoek. De relevantie hiervan voor het onderwijs moet zich nog gaan bewijzen. De commissie wijst er daarbij op dat de aandacht in de opleiding voor het onderzoeksmatig leren benaderen van de eigen onderwijspraktijk nog kan worden versterkt. Het programma kent een heldere indeling in een pedagogisch-didactisch deel en een vakinhoudelijk deel. De commissie stelt vast dat, mede door de modulen godsdienstdidactiek en godsdienstpedagogiek, er daadwerkelijk integratie plaatsvindt tussen de theorie en de praktijk.
Oriëntatie Standaard 2: De oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de beroepspraktijk.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. Beroepspraktijk De opleiding oriënteert zich op het lesgeven in het tweedegraads vakgebied, dus in het vmbo en in de onderbouw van havo en vwo. De meeste docenten hebben allen deels een aanstelling in dit onderwijsveld en hebben dan ook makkelijk toegang tot de beroepspraktijk. Het is de commissie duidelijk geworden dat docenten hun ervaring inbrengen in de opleiding. Ook de deeltijdstudenten zelf brengen veel ervaring met de beroepspraktijk in. Velen zijn al werkzaam in het tweedegraads vakgebied. De commissie stelt vast dat de opleiding zeer maatschappelijk betrokken is en nauw contacten onderhoudt met het werkveld, mede via de actieve werkveldcommissie. Onderzoeksvaardigheden Driestar Educatief heeft drie lectoraten: Christelijk Leraarschap, Engels en Nieuwe Media in Vorming en Onderwijs. De onderzoeksresultaten worden volgens de kritische reflectie toegepast in het pedagogisch/didactische onderwijsprogramma. De CGO heeft in 2011 een bescheiden start gemaakt met het doen van onderzoek. Een eerste onderzoek naar de praktijk van Bijbellezen is afgerond. Een tweede onderzoek naar de vergelijking van godsdienstonderwijs en geloofsbeleving bij mbo-jongeren
12
en havo/vwo-jongeren is in voorbereiding. Het doel van het onderzoek is een beter beeld te krijgen van de vragen die leven onder de jongeren, maar ook van de betrokkenheid van jongeren op geloofsvragen en hun verstaan van de gereformeerde leer. De resultaten van het onderzoek zullen volgens de kritische reflectie input vormen voor onderdelen van het onderwijsprogramma. De antwoorden kunnen richting geven aan de prioritering van onderwerpen die binnen de lessen godsdienst /levensbeschouwing aan de orde moeten komen. Het onderzoek wordt geleid door twee docenten, waarbij een kenniskring meedenkt. De commissie waardeert de start met het doen van onderzoek. De relevantie voor het onderwijs moet zich nog gaan bewijzen. De commissie wijst er daarbij op dat de aandacht in de opleiding voor het onderzoeksmatig leren benaderen van de eigen onderwijspraktijk van de student nog kan worden versterkt.
Inhoud Standaard 3: De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. Het programma is opgenomen in Bijlage 5. Het programma is in twee delen verdeeld: een pedagogischdidactisch deel van 93 EC en een vakinhoudelijk deel van 147 EC. Het pedagogisch-didactisch deel wordt verzorgd door Driestar Educatief, behalve de LIOstage van 25 EC. Het vakinhoudelijk deel wordt verzorgd door de CGO, evenals de LIO-stage.
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Vakinhoudelijk deel Het vakinhoudelijk deel van de opleiding bestaat voor 99 EC uit theologische modulen. De vijf modulen Oude Testament, Nieuwe Testament, Dogmatiek, Kerkgeschiedenis en Ethiek worden in alle vier de jaren aangeboden, met per module een totaal van 13 of 15 EC. Daarnaast biedt de opleiding modulen aan als Praktische Theologie en Apologetiek. Verder bestaat het vakinhoudelijk deel van de opleiding uit keuzemodulen (12 EC), godsdienstpedagogiek/ didactiek (21 EC), methodologie en scriptie (12 EC) en intervisie (3 EC). De omvang van de modulen varieert van 2 EC tot 6 EC.
uitgewerkt volgens de kennisbasis en krijgt een ruime hoeveelheid studiepunten toebedeeld. .
Studenten volgen steeds twee vakinhoudelijke modulen tegelijkertijd. Op één vaste avond per week verzorgen docenten van de CGO twee colleges van ieder anderhalf uur.
De commissie stelt vast dat de opleiding de afgelopen jaren sterk in ontwikkeling is geweest en dat er structureel wordt gewerkt aan de ontwikkeling en actualisering van het programma. De schriftelijke documentatie lijkt hierbij nog achterop te zijn en niet voldoende recht te doen aan de inhoud van het programma. Op basis van de literatuurlijst vermoedde de commissie namelijk dat de opleiding verouderde literatuur gebruikt, die bovendien niet de volledige breedte van het wereldwijde christelijke perspectief weergeeft. Daarnaast vond de commissie onvoldoende Engelstalige literatuur op de lijst. Uit de gesprekken blijkt dat de literatuurlijst geen correcte weergave is van de werkelijkheid. Zowel docenten als studenten overtuigden de commissie van een adequaat aanbod, waarbij voldoende moderne literatuur wordt gebruikt. De hoeveelheid Engelstalige literatuur is nog beperkt. Volgens het management van de opleiding is dit voor de meeste studenten te moeilijk. De commissie is van mening dat de opleiding toch meer internationale literatuur zou moeten aanbieden.
Het eerste studiejaar start met een aantal algemene inleidende colleges, waarin aandacht geschonken wordt aan de organisatie van de opleiding, de opbouw van het programma, de propedeusefase, de hoofdfase en de afstudeerfase. Verder komen de samenhang van hoofdmodulen en hulpwetenschappen, competentiegericht opleiden, het portfolio, de stage en de scriptie en het persoonlijk ontwikkelingsplan aan de orde. Het propedeusejaar is inleidend. In de hoofdfase (het tweede en derde studiejaar) worden de modulen verdiept. De studenten waar de commissie mee heeft gesproken, bevestigen dat de opleiding zodanig is opgebouwd dat gewerkt wordt van algemeen naar meer specifiek. De commissie heeft extra aandacht besteed aan de implementatie van de kennisbasis en de kennistoetsing in het curriculum, aangezien dit een focuspunt is van de NVAO voor de beoordeling van lerarenopleidingen. Zoals genoemd bij standaard 1, is vakinhoud van het onderwijsprogramma gebaseerd op de landelijk vastgestelde kennisbasis ‘Godsdienst levensbeschouwing voor de opleidingen tot docent godsdienstonderwijs/ levensbeschouwing’. De opleiding richt zich daarnaast sterk op het ‘Programma eindtermen voor het vak godsdienst in het reformatorisch onderwijs’. De commissie is nagegaan of de kennisbases in de opleiding voldoende zijn gedekt. De kennisgebieden komen ruim voldoende aan bod, stelt de commissie vast. De brede vakinhoud wordt
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
Om te bepalen in hoeverre de eindkwalificaties terugkomen in het programma, heeft de commissie tijdens de visitatie de beschrijving, het studiemateriaal en de toetsen van verschillende modulen ingezien. De commissie heeft daarbij ook de actualiteit en de breedte van het onderwijsaanbod bestudeerd. De commissie heeft ter verificatie van de documentatie in de verschillende gesprekken uitgebreid gesproken over de inhoud en het niveau van de opleiding.
Leden van de werkveldcommissie en alumni beaamden dat de opleiding een inhoudelijk breder onderwijsprogramma aanbiedt dan enkele jaren geleden. Daarbij waren zij van mening dat de opleiding dit nog kan versterken. Volgens alumni kan de opleiding bijvoorbeeld meer informatie aanbieden over wereldgodsdiensten, niet alleen met een christelijke bril, maar ook door bijvoorbeeld boeddhisten of moslims zelf te laten vertellen over hun geloof. Om kritisch te zijn en uit te kunnen leggen waarin het eigen geloof verschilt van andere geloven, is zo’n brede blik nodig. De commissie ondersteunt deze uitspraak. Zij adviseert de opleiding om de vakinhoud breed te spiegelen aan de maatschappij en
13
studenten bijvoorbeeld ook te stimuleren om stage te lopen op niet-reformatorische scholen. De commissie is van mening dat studenten gedurende de opleiding onvoldoende in aanraking komen met onderzoeksvaardigheden. Pas bij het vak Methodologie (3 EC) in het derde jaar worden de studenten voorbereid op het doen van onderzoek ten behoeve van hun scriptie. In de afstudeerfase moeten de studenten laten zien dat ze in staat zijn de verworven theoretische kennis zelfstandig te verdiepen dan wel te verbreden, toe te passen in de werksituatie en te gebruiken bij het schrijven van de afstudeerscriptie. Hiertoe is het nodig dat studenten meer structureel in aanraking komen met het doen van (praktijkgericht) onderzoek, waarbij wordt toegewerkt naar het gewenste eindniveau. De opleiding zou dit bijvoorbeeld inzichtelijk kunnen maken in een onderzoeksleerlijn, stelt de commissie. De commissie mist een overzicht van de opbouw in niveaus bij het aanleren van de competenties. Het opdelen van de competenties in fasedoelen kan hierbij inzichtelijk zijn. In moduleboeken is verwoord wat de doelstellingen voor de modulen en de colleges zijn; wat geleerd moet worden, hoe geleerd moet worden, wat de beginvereisten zijn, hoeveel EC de module betreft, welke activiteiten van de student verwacht worden, de didactische route, te bestuderen leerstof voor de toets, de relatie die de stof heeft met de kennisbasis en met de SBL-competenties, leermaterialen en wijze van beoordeling. De commissie heeft een aantal moduleboeken bestudeerd. De moduleboeken zijn zorgvuldig samengesteld en bevatten de benodigde informatie, stelt de commissie vast. Alles overziend concludeert de commissie dat de inhoud en het niveau van de programmaonderdelen adequaat zijn en waarborgen dat afgestudeerden voldoen aan de gehanteerde eindkwalificaties, waarbij de commissie opmerkt dat de opleiding zich nog sterker kan verbreden, bijvoorbeeld door het uitgebreider aanbieden van andere godsdiensten. Pedagogisch/didactische deel De CGO heeft het algemene pedagogisch/ didactische deel van de opleiding uitbesteed aan Driestar Educatief. Studenten volgen de eerste drie studiejaren jaarlijks ongeveer twaalf avonden les. Drie modulen komen in ieder jaar terug: Relatie en Gezag; Leeromgeving en Organisatie; en Ontwikkeling en
14
Uniciteit. Daarnaast worden de modulen Verantwoordelijkheid en Relatie, ICT en Persoonlijke vorming aangeboden. Studenten besteden in de eerste drie jaar 4 EC per jaar aan stage. De stage richt zich in het eerste jaar voornamelijk op oriënteren en observeren. In de stage van het tweede en derde leerjaar gaat de nadruk van observatie naar begeleid werken in het beroepenveld. Aan het einde van het tweede jaar brengt de student het beheersingsniveau van de competenties voor zichzelf in beeld. Aan de hand daarvan stelt hij een persoonlijk ontwikkelingsplan op voor het derde jaar. Zo sluit de student in zijn leerproces aan bij zijn eigen competentieniveau. Aan het einde van het derde jaar moet de student zover bekwaam zijn dat hij als beginnende beroepsbeoefenaar, onder toezicht, zelfstandig kan functioneren. Dit wordt beoordeeld door een gecertificeerd assessor vanuit Driestar Educatief hogeschool. Als de student nog niet startbekwaam blijkt, worden aanvullende opdrachten voorgeschreven. De student bewijst zijn startbekwaamheid tijdens de LIO-stage in het vierde cursusjaar (25 EC). Daarbij wordt hij begeleid door de stagecoach vanuit de CGO en de stagementor van de stageplaats. Aan het begin van het vierde leerjaar is er een gesprek tussen de student en de stagecoach van de CGO, waarin de omvang van de afstudeerstage in relatie tot aanwezige onderwijservaring vastgesteld wordt. Vervolgens bezoekt de stagecoach een tweetal lessen van de LIO-stagiaire op de stageplaats en stelt, samen met de student, vast aan welke leerpunten nog gewerkt moet worden. Aan het einde van de afstudeerstage bezoekt de stagecoach twee lessen. De stagecoach en de stagementor van de stageplaats stellen gezamenlijk de eindbeoordeling op. Het beoordelingsformulier voor de stage heeft als hoofdindeling de SBL-competenties. De kijkpunten die geformuleerd zijn op het beoordelingsformulier zijn bij de beoordeling op de stageplaats en het gesprek met de stagementor over gegeven lessen richtinggevend en weerspiegelen de eindkwalificaties voor een beginnend beroepsbeoefenaar. De commissie heeft de inhoud en omvang van de stages bestudeerd en besproken met studenten en docenten. De commissie vroeg zich af of de omvang van de stage in de eerste drie jaren toereikend is. De opleiding beaamt dat de beperkte omvang van de
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
stage het lastig maakt om studenten al in de propedeuse te laten kennismaken met zowel het algemeen vormend onderwijs als het beroepsgerichte onderwijs. Doordat de deeltijdstudenten een baan hebben naast het onderwijs, is een omvangrijkere stage echter niet wenselijk. In de grote stage van het vierde studiejaar wordt zorgvuldig beoordeeld of studenten voldoende ervaring in het hele werkveld hebben opgedaan. Daarnaast zijn er in de propedeuse werkveldverkenningscolleges en gastcolleges over lesgeven op alle terreinen. De commissie stelt vast dat op deze wijze de doelstelling van de stage wordt behaald. In de stages vindt voldoende integratie plaats van vakkennis, vaardigheden en attitude en studenten ontwikkelen hun beroepscompetenties. De complexiteit (en het niveau) van de beroepstaken neemt toe naarmate de opleiding vordert. De commissie heeft extra aandacht besteed aan de kwaliteit van de praktijkopleiders, aangezien dit een focuspunt is van de NVAO voor de beoordeling van lerarenopleidingen. De commissie stelt vast dat de begeleiders op de stages van het juiste niveau zijn. De commissie heeft aandacht besteed aan de implementatie van de twee afstudeerrichtingen ‘algemeen vormend onderwijs’ en ‘beroepsgericht onderwijs’, aangezien dit een focuspunt is van de NVAO voor de beoordeling van lerarenopleidingen. Uit het gesprek met het management bleek dat de opleiding zich bewust is van de aanstaande invoering van de twee afstudeerrichtingen. De opleiding leidt op voor beide richtingen en wil ook in de toekomst breed blijven opleiden. Samenhang De commissie is nagegaan in hoeverre in de opleiding de verbinding wordt gelegd tussen het pedagogisch/didactische deel en het vakinhoudelijke deel, mede aangezien deze door verschillende instellingen worden verzorgd. De commissie stelt vast dat dit voldoende is. Met name in de colleges Vakdidactiek en Godsdienstpedagogiek van de CGO wordt een concrete verbinding gelegd met de thema’s en de praktijkopdrachten van het Driestar Educatief programma. Volgens de studenten is er voldoende samenhang in het onderwijsprogramma. Modulen bouwen op elkaar voort. Een keer per jaar organiseert de opleiding daarnaast een ‘samenhangavond’, waar docen-
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
ten en studenten één thema vakoverstijgend bespreken.
Vormgeving Standaard 4: De vormgeving van het programma zet aan tot studeren en biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. Didactisch concept Volgens de kritische reflectie zijn de begrippen ‘congruentie’ en ‘context’ leidend in de didactische vormgeving van de opleiding. Het onderwijs op de opleiding is congruent met de eisen van het werkveld. Het stelt de student voor de plicht de vereiste competenties te ontwikkelen om dienstbaar te kunnen zijn in Gods Koninkrijk, aan de medemens en aan de maatschappij. Het onderwijs houdt tegelijkertijd rekening met de leercontext van elke student, die gezien vanuit de theologische visie van de opleiding, uniek is en een eigen levensdoel heeft. Het ontwikkeltraject naar de vereiste competenties moet daarom zoveel mogelijk worden afgestemd op de eigen ervaring, situatie, voorkennis, interesse en leerstijl van de student. In de kritische reflectie wordt het didactisch concept samenvattend verwoord als ‘kritisch constructivistisch’. Kritisch wil hierbij zeggen: voor zo ver in overstemming met de theologische visie. De commissie heeft dit didactisch concept in de verschillende gesprekken aan de orde gesteld en getoetst aan de praktijk. Het is de commissie gebleken dat de opleidingsdocenten zich de afgelopen jaren sterker bewust zijn geworden van hun voorbeeldfunctie. Waren de colleges in het verleden voornamelijk gericht op kennisoverdracht, nu wordt in de colleges ook gereflecteerd op het inhoudelijk, pedagogisch, didactisch en collegiaal functioneren van de student. Dit is volgens de studenten het sterkst bij de modulen Godsdienstdidactiek en Godsdienstpedagogiek. De studenten spreken zich positief uit over de colleges. De opleidingsdocenten maken bij de colleges gebruik van verschillende werkvormen, zoals de doceerles, de vertelling, het klassen(leer)gesprek, de discussie, groepsopdrachten, experts, hoeken, het opstel en leesopdrachten. Daarbij is nog steeds een aantal colleges ingericht als hoorcollege, waarbij de studenten voornamelijk
15
luisteren. Volgens de studenten kunnen zij het geleerde direct toepassen in de lessen die zij zelf verzorgen. Ook de contacten tussen de studenten onderling zijn volgens de studenten verdiepend. Het pedagogisch/didactische deel volgen de studenten bij Driestar Educatief samen met studenten van andere lerarenopleidingen, zoals Wiskunde. De studenten gaven aan dat dit onderwijs nuttig is. Voor het opdoen van specifieke vaardigheden voor het verzorgen van Godsdienstonderwijs zijn daarbij de godsdienstdidactieklessen van de CGO onontbeerlijk, volgens de studenten. Het aantal colleges per vak is beperkt. Sommige modulen kennen slechts enkele colleges. De commissie vindt het aantal colleges voldoende, maar aan de beperkte kant. Enkele docenten, die slechts een paar modulen verzorgen, gaven aan dat de geringe hoeveelheid colleges maakt dat zij de studenten niet goed leren kennen. Daarnaast wordt er veel van de zelfstandigheid van studenten verwacht. Studielast De commissie heeft de studielast van de opleiding besproken met de studenten. Vooral de grote hoeveelheid te bestuderen literatuur maakt dat studenten een hoge studielast kennen. Wel vinden de studenten de studielast passend bij het aantal studiepunten. De studenten gaven aan dat zij zeer gemotiveerd zijn voor de studie. Het aantal colleges is volgens de studenten aan de beperkte kant, maar aangezien zij allen naast de studie een baan hebben, vinden zij de inrichting van het onderwijs goed passen bij hun persoonlijke situatie. Studenten met een vrijstelling voor het pedagogisch/didactische deel van de Driestar Educatief besteden ongeveer tien tot vijftien uur aan de studie per week. Studenten die ook het pedagogisch/didactische deel volgen, besteden ongeveer twintig tot vijfentwintig uur per week aan de studie. Zij hebben de opleiding verdeeld over meer dan vier jaren.
Instroom Standaard 5: Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende.
16
Studenten die de identiteit van de opleiding respecteren, kunnen toegelaten worden tot de opleiding, als ze in het bezit zijn van een diploma mbo-4, havo, vwo, hbo of wo. Studenten die niet voldoen aan de wettelijke eisen voor toelating in het hbo, zoals hier boven genoemd, kunnen een toelatingsexamen aanvragen. Dit wordt toegestaan als de student de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt. Daarmee voldoet de opleiding aan de wettelijke eisen. Met ingang van het cursusjaar 2013-2014 zijn eerstejaars studenten verplicht een toets Nederlands af te leggen. Deze moet afgerond worden met een 6,0. Als de toets onvoldoende wordt gemaakt, moeten de studenten de noodzakelijke kennis ophalen. De commissie heeft de diversiteit aan instromende studenten besproken in de verschillende gesprekken. De meeste instromende studenten hebben al een baan in het onderwijs, bijvoorbeeld als tweedegraads docent Economie. Daarnaast stromen ook studenten in met een achtergrond buiten het onderwijs. De commissie constateert dat de opleiding er de nodige inspanning voor moet verrichten om voor alle studenten een goede aansluiting te bieden, maar dat zij daar voldoende in slaagt. Studenten rapporteerden aan de commissie dat de overgang tussen hun vooropleiding en/of werkomgeving naar de opleiding soepel verliep. De opleiding heeft voldoende oog voor de verschillen tussen de studenten, gaven zij aan. De commissie stelt vast dat de opleiding aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Studenten die al een tweedegraads bevoegdheid hebben krijgen vrijstelling van het gehele pedagogisch-didactische programma. Studenten die een pabo-diploma hebben krijgen een gedeeltelijke vrijstelling van het pedagogisch-didactisch programma. Zij moeten, verspreid over drie cursusjaren, drie opdrachten van 8 EC maken die betrekking hebben op het voortgezet onderwijs. Vrijstelling voor Godsdienstdidactiek en Godsdienstpedagogiek worden niet gegeven. Studenten die in aanmerking willen komen voor vrijstelling van het pedagogisch/didactische deel, moeten hun didactische bekwaamheid aantonen met een portfolio. De commissie constateert dat de opleiding een passend vrijstellingenbeleid hanteert en op adequate wijze vaststelt voor welke vrijstellingen studenten in aanmerking komen.
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
onderwijsprogramma moeten volgen. Zo ontstaat ook op papier een duidelijk overzicht van studeerbare onderwijsprogramma’s voor alle typen studenten.
Studeerbaarheid Standaard 6: Het programma is studeerbaar.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. Vertraging en uitval Uit evaluaties onder zowel de huidige studenten als de alumni blijkt dat studenten regelmatig problemen hebben met de combinatie van het studeren, een baan en het sociale (gezins)leven. De opleiding probeert studievertraging zoveel mogelijk te voorkomen, onder andere door studiebegeleiding, maar vertraging komt toch regelmatig voor. Ook vallen vrij veel studenten uit: de afgelopen jaren zijn tussen de zes en negen studenten per jaar met de opleiding gestopt. De commissie constateert dat de opleiding zorgvuldig evalueert wat de reden voor vertraging of vertrek is en hierop voldoende anticipeert. De reden van tussentijds vertrek is erg gevarieerd en wijst niet in de richting van studeerbaarheid. Rendementen Het onderwijsprogramma is op papier over vier jaar verdeeld. In de praktijk doen studenten die het hele onderwijsprogramma volgen, minimaal vijf jaar over de opleiding. Studenten maken allen een individuele planning, die afwijkt van het aangeboden programma. De commissie constateert dat de opleiding met iedere student zorgvuldig een onderwijsprogramma samenstelt, zodat er studeerbare programma’s ontstaan. De commissie raadt de opleiding echter aan om twee of meer realistische leerroutes op papier uit te werken en aan instromende studenten te presenteren. Er kan bijvoorbeeld een leerroute van zes jaar worden beschreven voor studenten die het hele
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
Handicap of beperking De opleiding heeft een notitie ‘Handicap en studie’ opgesteld. Daarin is vastgelegd welke faciliteiten de opleiding kan bieden voor studenten die beperkingen hebben. Vanwege de kleinschaligheid van de opleiding is het mogelijk individuele oplossingen aan te reiken aan studenten die beperkingen hebben. De mogelijkheden hiertoe worden besproken tijdens de introcolleges, maar kunnen ook aan de orde gesteld worden tijdens een gesprek met de mentor. De opleiding geeft in de kritische reflectie enkele voorbeelden van aanpassingen als gevolg van beperkingen de laatste jaren. Een student met hartproblemen mocht een tentamen inhalen buiten de reguliere tentamenmomenten en een student met concentratiemoeilijkheden werd een aparte ruimte toegewezen tijdens de tentamens. De commissie stelt vast dat het beleid van de opleiding ten aanzien van functiebeperking adequaat is; deze past bij de geringe omvang van de opleiding.
Omvang en duur Standaard 7: De opleiding voldoet aan wettelijke eisen met betrekking tot de omvang en de duur van het programma.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. De vierjarige deeltijdopleiding kent een omvang van 240 EC.
17
Personeel De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie het personeel als voldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding beschikt over adequaat personeelsbeleid. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het onderwijsprogramma. De commissie heeft waardering voor de aandacht voor deskundigheidsbevordering. De organisatiecultuur wordt gekenmerkt door een hoge mate van betrokkenheid, participatie, gedeelde waarden en collegialiteit van docenten. Het aantal docenten dat de opleiding verzorgt, is toereikend.
Personeelsbeleid Standaard 8: De opleiding beschikt over een doeltreffend personeelsbeleid.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende.
Kwaliteit personeel Standaard 9: Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
De commissie beoordeelt deze standaard als volDe opleiding kiest ervoor personeel te betrekken uit doende. de reformatorische kring waar de opleiding in eerste instantie voor bedoeld is. De opleiding stelt docenKwaliteit docenten ten aan, die: In totaal verzorgen elf wo-gediplomeerde docenten • wat betreft de identiteit passen bij de grondslag het onderwijs. Twee docenten zijn gepromoveerd en van de opleiding. één docent heeft een dubbele masteropleiding. Van • in het bezit zijn van een eerstegraads bevoegdde elf docenten zijn er zeven heid, dan wel een universiwerkzaam in het hbo-, mbo, taire opleiding hebben. Dit De organisatiecultuur wordt gekenof voortgezet onderwijs. Van wat betreft de docenten de overige vier docenten merkt door een hoge mate van bedie theoretische modulen hebben er twee ervaring in trokkenheid, participatie, gedeelde geven. het voortgezet onderwijs, en • in het bezit zijn van een waarden en collegialiteit van docenéén in mbo. Eén docent heeft tweedegraads bevoegdheid ten. geen onderwijservaring in het als het gaat om een prakvoortgezet onderwijs, maar tijkvak. uitsluitend ervaring opgedaan met onderwijs geven • minimaal vijf jaar praktijkervaring hebben in het in het wetenschappelijk onderwijs. Deze docent beroepenveld. geeft het vak Methodologie en begeleidt de onderzoeksgroep. De eisen waar de docent aan moet voldoen zijn vastgelegd in het genoemde ‘Personeelsplan CGO 20132018’ en in de ‘Instructie docenten’. Onderwerpen die in de beleidsnotitie ‘Personeelsplan CGO 20132018’ aan de orde komen, zijn: benoemingseisen, werving en selectie, binding en verloop, ziekteverzuim, deskundigheidsbevordering, voortgangsgesprekken en functionerings/beoordelingsgesprekken. De commissie heeft het personeelsbeleid bestudeerd en stelt vast dat het beleid adequaat is beschreven en past bij de aard van de opleiding.
18
Na aanstelling neemt de directeur met de nieuw aangestelde docent de ‘Instructie docent’ door. In het eerste jaar krijgt een nieuw aangestelde docent twee keer bezoek van de directeur en worden de lessen nabesproken. Als de lessen voldoende zijn, volgt een benoeming voor onbepaalde tijd. Deskundigheidsbevordering Voor de deskundigheidsbevordering van de docenten is een docentcoach (geregistreerd docentopleider) aangesteld die ook twee keer per jaar tijdens een deel van een docentenvergadering een nascholing/ intervisie verzorgt. De deskundigheidsbevorde-
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
ring is uitgewerkt in de notitie ‘Deskundigheidsbevordering 2013-2016’. Verder volgen de docenten hun verplichte nascholing binnen hun aanstelling in het bekostigde onderwijs. De docenten zijn in het kader van de wet BIO verplicht een bekwaamheidsdossier bij te houden. In dit dossier neemt de docent onder andere zijn opleiding, bezochte conferenties, nascholing en intervisies met collega’s op. In het bekwaamheidsdossier reflecteert de docent op de uitslagen van de studentenevaluaties en op het commentaar van de directeur op een bezocht college. Daarnaast formuleert de docent aan welke items hij in het komende jaar werkt om de kwaliteit van de colleges te verhogen. De commissie waardeert de uitgebreide aandacht voor docentenscholing in de opleiding. De directeur bezoekt een keer per twee jaar een college, waarna bespreking van het college en een functioneringsgesprek plaatsvinden. Van het collegebezoek schrijft de directeur een verslag en vult een beoordelingsformulier in. Dit beoordelingsformulier is gelijk aan het beoordelingsformulier dat gebruikt wordt bij de beoordeling van stagiaires. Dit sluit aan bij het idee van de congruentie uit het didactisch concept dat de opleiding hanteert. Naast de beoordeling van het college komen bij het functioneringsgesprek andere aspecten aan de orde zoals werkdruk, kwaliteit moduleboek, bekwaamheidsdossier, inzet tijdens vergaderingen, organisatie van het werk en het houden aan afspraken. De commissie heeft waardering voor de zorgvuldige wijze waarop de kwaliteit van het lesgeven wordt geëvalueerd en besproken. De commissie heeft een aantal docenten van de opleiding gesproken en het overzicht van de docenten bestudeerd en baseert daarop haar oordeel over de kwaliteit van het onderwijsgevend personeel. De commissie stelt vast dat de kwaliteit van de docenten, zowel inhoudelijk als didactisch, voldoende is. De studenten van de opleiding met wie de commissie heeft gesproken, beaamden dit. De docenten zijn volgens de studenten zeer deskundig. De studente-
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
nevaluaties ondersteunen de indruk van de commissie dat de docenten bekwaam zijn op organisatorisch, vakinhoudelijk en didactisch gebied.
Omvang personeel Standaard 10: De omvang van het personeel is toereikend voor de realisatie van het programma.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. De opleiding tot Godsdienstleraar telde op 1 oktober 2013 in totaal 39 studenten. De staf-studentratio is 1: 48. In het personeelsplan is vastgelegd dat de CGO ernaar streeft het aantal docenten terug te brengen, zodat per docent de taakomvang toe kan nemen. Minder docenten met ieder een aanstelling van bijvoorbeeld 0,5 fte maken het volgens de kritische reflectie mogelijk om effectiever te vergaderen en de betrokkenheid te vergroten. De opleiding heeft nauwelijks problemen met het werven van personeel. Ontstane vacatures in de laatste vijf jaar konden steeds op korte termijn worden vervuld. Lesuitval op zeer korte termijn is alleen op te vangen door met lessen te schuiven. Dit gebeurt zoveel mogelijk. Eventueel worden gemiste colleges een jaar later ingeroosterd. De commissie constateert dat de omvang van het personeel toereikend is voor de realisatie van het onderwijsprogramma. De geringe omvang van het docententeam is kwetsbaar, maar de commissie stelt vast dat lesuitval zoveel mogelijk wordt voorkomen. De commissie vindt het begrijpelijk dat de opleiding het aantal docenten wil verminderen en de aanstelling per docent wil vergroten, om zo de efficientie te verhogen. Wel vindt de commissie het belangrijk dat de breedte van het vakgebied ook in de toekomst, met minder docenten, nog steeds aangeboden kan worden. Eventueel kan de opleiding hiervoor extra gastdocenten inzetten.
19
Voorzieningen De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de voorzieningen als voldoende. De commissie stelt vast dat de voorzieningen in het gebouw van Driestar Educatief te Gouda en de informatievoorziening aan studenten toereikend zijn voor de realisatie van het programma. Daarnaast kent de opleiding een passend mentoraat, dat op basis van evaluaties vanaf het huidige studiejaar is aangescherpt.
Materiële voorzieningen Standaard 11: De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. De lessen worden sinds 1 september 2013 verzorgd in het gebouw van Driestar Educatief te Gouda. Dit is een modern schoolgebouw voor hbo-onderwijs met voldoende digitale voorzieningen, parkeergelegenheid en uitgebreide catering. Voor het werken in kleinere groepen is er ruimte op de gangen. Voor het raadplegen van theologische werken kunnen de studenten terecht in de bibliotheek van Driestar Educatief, waar naast vele theologische werken ook de boeken van de opleiding te vinden zijn. Tijdens de functioneringsgesprekken wordt de docenten gevraagd of ze tevreden zijn over de huisvesting en de beschikbare materiële voorzieningen. Deze vraag is ook opgenomen in het personeelstevredenheidsonderzoek. Op de vragenlijsten voor derdejaars en vierdejaars zijn enkele vragen opgenomen waarmee de tevredenheid van de studenten over de voorzieningen gemeten wordt. Over het huidige lesgebouw dat recent is betrokken, zijn nog geen evaluatiegegevens ter beschikking. Studenten en docenten waar de commissie mee heeft gesproken, spraken zich positief uit over de voorzieningen. In de ogen van de commissie sluiten de voorzieningen van de opleiding goed aan bij de eisen van het programma.
Studiebegeleiding Standaard 12: De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bevorderen de studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende.
20
Informatievoorziening Informatie over de inhoud en de organisatie van de opleiding is opgenomen in de studiegids, in de moduleboeken en op de website. In mei ontvangen de student een Nieuwsbrief, waarin allerlei relevante informatie over de opleiding is opgenomen met het oog op het afronden van het studiejaar en de start van het nieuwe jaar. De studiegids geeft een overzicht van modulen en docenten. Het rooster, de moduleboeken en de boekenlijst zijn voor de zomervakantie beschikbaar op de site. Roosterwijzigingen staan voorafgaand aan een collegeavond op de website. De stof van alle modulen is ondergebracht in moduleboeken. Uit evaluaties blijkt dat de studenten tevreden zijn over de kwaliteit en helderheid van de moduleboeken. De commissie heeft de informatiebronnen bestudeerd en stelt vast dat de informatievoorziening toereikend is. Studiebegeleiding Studenten waren de afgelopen jaren onvoldoende tevreden over de studiebegeleiding, blijkt uit onderwijsevaluaties. Daarom is de opleiding met ingang van het huidige studiejaar een intensiever mentoraat gestart. In het eerste jaar krijgende de studenten nu een mentor toegewezen, die hen in principe de gehele studietijd begeleidt. In februari, na de eerste tentamenrondes, worden alle studenten telefonisch benaderd door de mentor. In april checkt de mentor of zijn studenten voldoende studiepunten behaald hebben. Hij heeft dan opnieuw met alle studenten contact. Studenten voor wie een bindend afwijzend studieadvies (BAS) dreigt, roept de mentor op voor een gesprek. Met hen bespreekt hij studievaardigheden en de planning. Tijdens het mentorgesprek komen naast studieresultaten allerlei zaken aan de orde zoals persoonlijke situatie, motivatie, kwaliteit van de colleges, kwaliteit van de begeleiding en de voortgang van de studie. De mentor neemt het ver-
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
loop van het studietraject bij Driestar Educatief mee bij de mentorgesprekken. Eventueel neemt hij contact op met Driestar Educatief als hij vindt dat de studie daar niet goed loopt. Bij de start van de afstudeerfase heeft de student een gesprek met de mentor en de stagecoach samen. De student vraagt dit gesprek aan via het secretariaat. Tijdens dit gesprek wordt de concrete omvang van de LIO-stage vastgesteld en worden afspraken gemaakt over lesbezoeken vanuit de CGO. Verder maken stagecoach en student afspraken over samenstelling en inlevermomenten van het portfolio. De stagecoach bezoekt in september/oktober
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
een tweetal lessen van de student en stelt samen met de student aandachtspunten op waaraan gewerkt moet worden. De mentor blijft de studievoortgang in de gaten houden, terwijl de stagecoach de student op de werkvloer begeleidt en uiteindelijk beoordeelt in overleg met de stagebegeleider vanuit de stage-organisatie. De commissie heeft de studiebegeleiding besproken met de studenten en stelt vast dat het nieuw ingevoerde systeem passend is voor de deeltijdstudenten die deze opleiding volgen.
21
Kwaliteitszorg De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de kwaliteitszorg als voldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding de kwaliteit van de beoogde eindkwalificaties, het programma, het personeel, de voorzieningen, de toetsing en de gerealiseerde eindkwalificaties via regelmatige evaluaties bewaakt. De opleiding voert actief verbeteringen door naar aanleiding van de uitkomsten uit evaluaties. De examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding zijn actief betrokken bij de opleiding en de interne kwaliteitszorg. Vooral het contact met de werkveldcommissie is sterk.
Evaluatie Standaard 13: De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. De opleiding heeft het kwaliteitszorgsysteem vastgelegd in het document ‘Kwaliteitszorg CGO 20082014’. De beoogde eindkwalificaties, het onderwijsprogramma en de voorzieningen worden eenmaal per drie jaar geëvalueerd. Het personeelsbeleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. De modulen worden jaarlijks geëvalueerd. Een belangrijk instrument daarbij zijn de module-evaluaties en de vragenlijsten die jaarlijks voorgelegd worden aan de derde- en vierdejaars studenten en een keer per twee jaar aan de oud-studenten. In de schriftelijke evaluaties wordt met een vijfpuntschaal gewerkt. Een item is voldoende als het de uitkomst 3,5 of hoger scoort. Dit jaar is de opleiding begonnen met het bevragen van werkgevers. Volgens de kritische reflectie viel de respons de eerste keer tegen. In verslagen worden de uitslagen van de metingen vastgelegd en verbeterpunten geformuleerd. Een keer per zes jaar wordt kritisch gekeken naar de opzet en organisatie van de kwaliteitszorg en een nieuw kwaliteitszorgplan opgesteld.
Verbetermaatregelen Standaard 14: De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. De uitkomsten van evaluaties worden in de najaarsvergadering van docenten, bestuur, groepsvertegenwoordigers en werkveldcommissie aan de orde gesteld. De opleiding stelt lijsten op van de verbeterpunten en acties daaromtrent. Zij vormen input voor de Jaarplannen. Bij het opstellen van het Jaarverslag wordt nagegaan in hoeverre de Jaarplannen verwezenlijkt werden en de verbeterpunten afgehandeld werden. De commissie heeft het verbeterbeleid van de opleiding bestudeerd en stelt vast dat de opleiding actief verbeteringen doorvoert naar aanleiding van de uitkomsten uit evaluaties. Enkele voorbeelden van verbeteringen zijn een duidelijkere beschrijving van de relatie tussen de kennisbasis en de toetsing in de moduleboeken en de verbetering van de studiebegeleiding.
Betrekken belanghebbenden De commissie stelt vast dat de opleiding de kwaliteit van de beoogde eindkwalificaties, het programma, het personeel, de voorzieningen, de toetsing en de gerealiseerde eindkwalificaties via regelmatige evaluaties bewaakt. De opleiding verzamelt tevens managementinformatie met betrekking tot de rendementen. De evaluatie-instrumenten zijn signalerend, geven voldoende basisinformatie voor eventuele verbeteractiviteiten en geven informatie die noodzakelijk is voor de accreditatiewaardigheid.
22
Standaard 15: Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
De commissie beoordeelt deze standaard als voldoende. De commissie stelt vast dat de examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief zijn betrokken bij de opleiding en de interne kwaliteitszorg. Vooral het contact met de werkveldcommissie is sterk. De
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
opleiding maakt gebruik van de adviezen van deze commissie en koppelt helder terug wat er is gedaan met deze adviezen. In de opleidingscommissie zijn studenten uit alle jaren vertegenwoordigd. De opleidingscommissie bespreekt met de directie het reilen en zeilen van de opleiding, signaleert knelpunten en doet verbetervoorstellen. Zij bespreken in hun vergadering module-evaluaties, uitslagen van vragenlijsten en kwaliteitsverslagen. Volgens commissie is het aantal formele contacten met de opleidingscommissie aan de
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
beperkte kant. De commissie begrijpt dat het niet eenvoudig is om de deeltijdstudenten bij elkaar te krijgen voor overleg en raadt de opleiding aan creatief te zoeken naar passende momenten. De alumni ontvangen binnen twee jaar na afstuderen een vragenlijst waarop zij aan kunnen geven in hoeverre de opleiding voldoende aangereikt heeft voor het beroepenveld waarin ze werkzaam zijn. De commissie heeft waardering voor het contact met alumni, dat de opleiding onder andere via email intensief onderhoudt.
23
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties De visitatiecommissie kwalificeert op grond van de gesprekken en de onderliggende documentatie de toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties als onvoldoende. De commissie stelt vast dat de opleiding over het algemeen passende toetsvormen hanteert, maar adviseert de opleiding om meer aandacht te besteden aan een juiste balans in de toetsing, zowel in toetsvormen, als ook in de balans tussen cognitieve niveaus. De borging van de toetskwaliteit is nog onvoldoende. De commissie stelt vast dat de examencommissie onvoldoende de taken uitvoert die de wetgeving voorschrijft. Aandacht is volgens de commissie bijvoorbeeld nodig voor een systematische controle op de kwaliteit van de toetsen en scripties. Op basis van bestudeerde scripties concludeert de commissie dat het eindniveau van de studenten voldoende is. De commissie merkt daarbij op dat niet alle scripties even duidelijk een onderzoekend vermogen op hbo-niveau laten zien. Ook kan de link met het tweedegraads vakgebied in sommige scripties duidelijker worden gelegd.
Toetsing en gerealiseerde eindkwalificaties Standaard 16: De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing en toont aan dat de beoogde eindkwalificaties worden gerealiseerd.
De commissie beoordeelt deze standaard als onvoldoende. Systeem van toetsing De modulen worden afgesloten met een tentamen en/of opdrachten. Tentamens kunnen schriftelijk (gesloten of open boek) of mondeling zijn. Een tentamen is voorzien van een schutblad met daarop aangegeven datum, tijdsduur, stofomschrijving, te gebruiken hulpmiddelen en de uiterste datum voor correctie. Per vraag of opdracht zijn de te behalen punten aangegeven. Bij de vragen is aangegeven op welke bron de vraag betrekking heeft. De commissie heeft een selectie van toetsen en schriftelijke opdrachten van de opleiding bestudeerd. De bijbehorende literatuur en het antwoordmodel of beoordelingsformulier was bij een aantal programmaonderdelen beschikbaar. Bij een aantal modulen wordt getoetst met gevarieerde toetsvormen, passend bij de leerdoelen. Bij enkele andere modulen vindt de commissie echter dat de toetsing zich te eenzijdig richt op het meten van reproductieve kennis. De hoeveelheid inzichtvragen is hier onvoldoende. Ook vindt de commissie het aantal schriftelijke tentamens aan de hoge kant. Bij sommige modulen zou de commissie (ook) andere toetsvormen verwachten, zoals een essay. De docenten gaven in het gesprek met de commissie aan dat het niet altijd lukt om een passende, betrouwbare alter-
24
natieve toetsvorm te vinden en daarom terugvallen op een schriftelijk tentamen. De commissie raadt de opleiding aan om aandacht te besteden aan een juiste balans in de toetsing, zodat alle cognitieve niveaus in voldoende mate getoetst worden. Beoordeling stage De student werkt tijdens de stage aan het verwerven van de SBL-competenties. De student moet een voldoende halen voor zijn portfolio en voor de stage. Het eerste en tweede jaar wordt afgesloten met een assessment door een gecertificeerd assessor van Driestar Educatief. Het derde jaar wordt afgesloten met een assessment. In het vierde jaar oefent de student de competenties op de stageplaats in de klassensituatie onder verantwoordelijkheid van een begeleider. De begeleider is daarbij niet altijd aanwezig in de klas. Bij de beoordeling van de stageactiviteiten wordt een kijkpuntenlijst gebruikt. De beoordeling aan het einde van het vierde jaar wordt gedaan door de stagecoach vanuit de CGO samen met de stagementor van de stageplaats. De commissie heeft de beoordeling van de stage bestudeerd en besproken en stelt vast dat deze adequaat is.
Borging van toetskwaliteit De opleiding heeft in de notitie ‘Nota Toetsing en afsluiting’ de regels en richtlijnen rond toetsing vastgelegd. Alle tentamens worden voorafgaand aan de afname bekeken door de adjunct-directeur. De opleiding is gestart met de ontwikkeling van een toetsmatrijs per vak. Hierop staan de onderdelen van het tentamen in relatie tot de leerdoelen, onderdelen die tijdens de colleges getoetst werden,
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
relatie tot de kennisbasis, competenties, de Dublin descriptoren en de voorwaarden waar de student aan moet voldoen om een voldoende te scoren. De commissie vindt het positief dat de opleiding is gestart met het in kaart brengen van de validiteit van de toetsing door middel van toetsmatrijzen. Het vierogen-principe kan volgens de commissie nog worden uitgebreid door docenten ook vooraf naar elkaars toetsen te laten kijken. De commissie heeft met leden van de examencommissie besproken in hoeverre zij de taken uitvoert die de wetgeving voorschrijft. De examencommissies heeft toegelicht dat zij de structuur en de taken van de examencommissie de afgelopen periode hebben aangepast. De studieleider maakt nu geen onderdeel meer uit van de examencommissie. Daarnaast zal een vertegenwoordiger van Christelijke Hogeschool Ede zitting krijgen in de examencommissie. Het reglement van de examencommissie is vernieuwd. De examencommissie heeft éénmaal een selectie van toetsen op kwaliteit beoordeeld. Ook heeft de examencommissie enkele scripties besproken. Verder controleert de examencommissie of de tentamens aan de vormvereisten voldoen. De commissie stelt vast dat de examencommissie nog onvoldoende de taken uitvoert die de wetgeving voorschrijft. Aandacht is volgens de commissie bijvoorbeeld nog nodig voor een systematische controle op de kwaliteit van de toetsen en scripties en het vaststellen van een procedure bij het constateren van onvolkomenheden in toetsen en scripties. Ook is daarbij aandacht nodig voor het bewaken van de kwaliteit van toetsen en de opbouw van de beoordeling van kennis en vaardigheden in het onderwijsprogramma. De examencommissie zou zich hierbij ook expliciet een mening moeten vormen over de inhoud van de tentamens, stelt de commissie. Bij de bestudering van de tentamens viel het de commissie op dat bij enkele vakken gelijke toetsen in verschillende jaren zijn afgenomen. De commissie heeft dit met de examencommissie besproken. De commissie constateert dat de examencommissie zich er nog onvoldoende van bewust is dat het voorkomen van dergelijke incidenten bij de examencommissie is belegd en adviseert de examencommissie om strengere controlemechanismen in te stellen.
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
Eindniveau Ter bepaling van het eindniveau schrijft de student een afstudeerscriptie, waarbij bij een opdracht uit het werkveld centraal staat. De student wordt begeleid vanuit de CGO. Naast de begeleidende docent is sinds het studiejaar 2009-2010 structureel een tweede beoordelaar toegevoegd. Tijdens de diploma-uitreiking krijgt de student een aantal vragen voorgelegd over de aanleiding, probleemstelling, verloop van het onderzoek, conclusies en aanbevelingen van de scriptie. De student moet dan ook aangeven wat de waarde van de scriptie voor het werkveld is en of hij aanbevelingen heeft voor verder onderzoek. Om zich een oordeel te vormen over het eindniveau van de studenten, heeft de commissie in totaal vijftien scripties gelezen. Bij het selecteren van de scripties is rekening gehouden met een spreiding van cijfers (lage, gemiddelde en hoge cijfers) en begeleiders. Het is zichtbaar voor de commissie dat studenten veel aandacht hebben besteed aan de scripties. De scripties zien er over het algemeen goed verzorgd uit en het taalgebruik is voldoende. De commissie stelt vast dat het merendeel van de scripties van het juiste niveau is, maar dat vier van de vijftien scripties een beperkt onderzoekend vermogen op hbo-niveau laten zien. In deze methodologisch zwakke scripties passen studenten onvoldoende literatuur toe, worden stellingen onvoldoende onderbouwd of zijn de onderzoeksvragen niet scherp genoeg geformuleerd. Eén van deze vier scripties is volgens de commissie onvoldoende. De andere drie bevinden zich op de ondergrens van een voldoende. Verder is de commissie van mening dat in de meeste scripties duidelijker kan worden verwoord wat de toegevoegde waarde van de scriptie is voor het werkveld. De link met het tweedegraads vakgebied wordt niet overal voldoende gelegd. De commissie adviseert de opleiding om in de startfase van het scriptietraject te controleren of studenten scherpe deelvragen hebben geformuleerd, zodat studenten indien nodig in een vroeg stadium kunnen worden bijgestuurd. De commissie heeft tijdens het bezoek gesproken met de begeleider van de scriptie die door de commissie met een onvoldoende zijn beoordeeld. Ook heeft de commissie gesproken met de begeleiders van de drie andere scripties, die volgens de commis-
25
sie een nipte voldoende verdienen. Uit deze gesprekken bleek dat soms ook elementen in de ontstaansgeschiedenis van de scripties door de begeleiders bij de uiteindelijke beoordeling in positieve zin zijn verrekend. De afgelopen jaren hebben enkele studenten als tweetal een scriptie geschreven. De commissie heeft
26
deze scripties bestudeerd. De commissie stelt vast dat de hoeveelheid verricht werk passend is voor twee afstudeerders. De commissie vindt echter dat de studenten onvoldoende individueel zijn beoordeeld. Het is in de beoordeling niet inzichtelijk gemaakt welk deel van het werk door welke student is uitgevoerd en hoe de student hierop is afgerekend.
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Bijlagen
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
27
Bijlage 1 Visitatiecommissie Deze notitie is volgens het NVAO-format opgesteld.
II.
Overzicht panelleden
Naam (inclusief titulatuur) Drs R.R. van Aalst Prof dr A. Baars Prof dr W. van Vlastuin T.T.A. Poot
III
Rol (voorzitter / lid / student-lid) voorzitter lid lid student
Secretaris/Coördinator
Naam (inclusief titulatuur) Drs L. van der Grijspaarde
IV 1 2 3 4
Gecertificeerd d.d. Oktober 2011
Korte functiebeschrijving van de panelleden (1 regel) Raoul van Aalst is panelvoorzitter bij AeQui Arie Baars is hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn Wim van Vlastuin is hoogleraar aan de VU Thirza Poot studeerde HBO-V aan de Christelijke Hogeschool Ede
V
Overzicht deskundigheden binnen panel1
Deskundigheid a. deskundigheid ten aanzien van de ontwikkelingen in het vakgebied
b.
internationale deskundigheid
c.
werkvelddeskundigheid in het voor de opleiding relevante beroepenveld
d.
recente ervaring met het geven of ontwikkelen van onderwijs op het
1
Domeindeskundige (ja / nee) Nee Ja Ja Nee
De deskundigheid blijkt uit: De heer Baars is docent en onderzoeker, en tevens betrokken bij het samenwerkingsverband dat TUA heeft met GH Zwolle. De heer Van Vlastuin is als vooraanstaand onderzoeker en vervult vele nevenfuncties op theologisch gebied. De heer Van Vlastuin is directeur Jonathan Edwards Centrum Benelux, en tevens lid van de editorial board. De heer Baars is actief betrokken bij Christenhulp in Azië De heer Van Vlastuin is rector van het Hersteld Hervormd Seminarie. Verder was enige tijd leraar Godsdienst. Thans is hij lid van de Raad van Toezicht van een scholengemeenschap. De heer Baars is docent en predikant. Hij is verantwoordelijk voor en betrokken bij het samenwerkingsverband met GH Zwolle De heer Baars verzorgt praktisch-theologische vakken aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn (waaronder catechetiek
N.B. De secretaris is GEEN panellid
28
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
e.
desbetreffende opleidingsniveau (bachelor of master) en oriëntatie (hbo of wo) alsmede deskundigheid ten aanzien van de door de opleiding gehan2 teerde onderwijsvorm(en) visitatie- of auditdeskundigheid
f.
studentgebonden deskundigheid
en didactiek van de catechese). Bovendien is hij verantwoordelijk voor de lerarenopleiding godsdienst en werkt in die hoedanigheid zeer nauw samen met de GH te Zwolle.
De heer Van Aalst treedt regelmatig op als voorzitter van visitatiepanels Mevrouw Poot studeerde HBO-V aan de Christelijke Hogeschool Ede, en volgt momenteel een Pre-Master Management en Beleid van Zorg Erasmus Universiteit Rotterdam
Curricula Vitae Prof Dr Arie Baars Docent praktisch-theologische vakken, Theologische Universiteit Apeldoorn Coördinator voor Lerarenopleiding GH Zwolle Beknopte cv Arie Baars werd op 3 september 1947 te Sliedrecht geboren. Na de lagere school bezocht hij het gymnasium Camphuysianum te Gorinchem, waar hij in 1966 zijn diploma behaalde (gymnasium – alpha). Hierna studeerde hij klassieke taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Leiden en legde hij in 1970 het kandidaatsexamen af. In datzelfde jaar begon hij met de studie aan de (toen nog) Theologische Hogeschool van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn. Hij slaagde in 1974 voor het kandidaatsexamen en werd beroepbaar gesteld. Uit de beroepen die werden uitgebracht nam hij het beroep aan naar Urk (Eben Haëzer). In 1981 kwam de roeping naar de gemeente van Dundas, Ontario (Canada, Free Reformed Church). Daar werkte hij zeven jaar, waarna hij een beroep ontving van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Middelharnis en zodoende keerde hij terug naar Nederland. Daar deed hij in 1995 zijn doctoraalexamen theologie aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn met als hoofdvak dogmatiek. Datzelfde jaar benoemde de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken hem tot universitair hoofddocent in de diaconiologische vakken aan de Apeldoornse universiteit, als opvolger van prof. dr. W.H. Velema. Dr. Baars promoveerde op 25 oktober 2004 en inaugureerde op 10 februari 2005. Op 7 februari 2014 gaat de heer Baars met emeritaat. Functies - Lid van de kernredactie van het Documentatieblad Nadere Reformatie (DNR) - Lid Raad van Toezicht Reformatorisch Dagblad - Bestuurslid Stichting China (Christelijke Hulpverlening IN Azië) - Medewerker aan het Reformatorisch Dagblad op freelance basis
Prof Dr Wim van Vlastuin Na een studie technische natuurkunde aan de Technische Universiteit Delft volgde Van Vlastuin een theologiestudie aan de Universiteit Utrecht. Op 24 mei 1990 werd hij als predikant bevestigd in de hervormde gemeente van het Friese Wouterswoude, alwaar hij zijn huidige vrouw leerde kennen. Van 1995 tot 1999 was hij predikant in Opheusden en van 1999 tot 2009 diende hij de hervormde (vanaf 2004: hersteld hervormde) gemeente te Katwijk aan Zee. In 2002 promoveerde Van Vlastuin. In 2005 werd Van Vlastuin docent, en later rector voor het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Van Vlastuin is lid van de raad van toezicht van de Pieter Zandt Scholengemeenschap en voorzitter van de Bonisa Zending. HUIDIGE FUNCTIES 1. universitair docent systematische theologie vanwege het Hersteld Hervormd Seminarie aan de VU, sinds 2005. 2. rector HHS, sinds 2007. 3. vertegenwoordiger VU in refo500, sinds 2009. 4. directeur Jonathan Edwards Centrum Benelux, sinds 2011 5. lid examencommissie Godgeleerdheid VU, sinds 2008. 2
Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan afstandsonderwijs, werkplekgerelateerd onderwijs, flexibel onderwijs, competentiegericht onderwijs of
onderwijs voor excellente studenten.
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
29
6. lid bibliotheekcommissie Godgeleerdheid VU, sinds 2005. 7. lid commissie diversiteit Godgeleerdheid VU, sinds 2011. 8. lid curatorium leerstoel 'geschiedenis gereformeerd piëtisme', sinds 2005, sinds 2010 voorzitter. 9. member of the editorial board for the online journal, Jonathan Edwards Studies (a peer-reviewed journal), sinds 2010. 10. lid redactie apologetisch handboek (Kok), sinds 2011. 11. lid Raad van Toezicht Pieter Zandt scholengemeenschap, sinds 2011 12. bestuurslid Bonisa sinds 1997, sinds 2000 voorzitter. 13. lid comité Haamstede predikantenconferenties, sinds 1999. 14. lid ‘Friends of India’, sinds 2009.
OPLEIDING EN ERVARING 1. 1969-1975 basisschool De Wittenberg te Scherpenzeel 2. 1975-1981 VWO aan het Lodensteincollege te Amersfoort 3. 1981-1984 Technische Natuurkunde aan de Technische Universteit te Delft 4. 1984 april-juni, bouw zonnecollector op Thembiso te Bulawayo in Zimbabwe 5. 1984-1988 Theologie Rijksuniversiteit Utrecht 6. 1985-1989 voorzitter Kontaktvereniging Leerkrachten Studerenden 7. 1986-2005 bestuurslid/secretaris stichting Predik het Woord 8. 1988-1989 docent godsdienst Udemans te Hoevelaken 9. 1990 kerkelijk examen Ned. Herv. Kerk 10. 1990 predikant van de Ned. Herv. Kerk te Wouterswoude 11. 1991-2002 bestuurslid stichting Ontmoeting 12. 1995 predikant van de Ned. Herv. Kerk te Opheusden 13. 1995-2004 bestuurslid/secretaris Comité tot behoud van de Ned. Herv. Kerk. 14. 1997-2011 directeur J. van Vlastuin Beheer BV 15. 1999 bevestigd als predikant van de Ned. Herv. Kerk te Katwijk aan Zee. 16. 2002 promotie aan de TUA 17. 2004-2005 moderamenlid Hersteld Hervormde Kerk 18. 2005 universitair docent HHS aan de VU 19. 2008-2009 lid werkgroep Calvijn 2009
Drs Raoul R. van Aalst De heer Van Aalst volgde de opleiding Bedrijfseconomie aan de RijksUniversiteit Groningen. Na afronding daarvan is hij werkzaam geweest in zowel controllersfuncties als adviesfuncties, onder andere voor Packard Bell NEC, KPN en PricewaterhouseCoopers. Tot 2002 is hij directeur geweest van het financieel adviesbureau 4U Control. Sinds 2002 vervult hij de functie van controller bij energiebedrijf NUON, sinds 2005 bij Tennet. De heer Van Aalst is sinds 2004 frequent betrokken bij uitvoeren van visitaties in het hoger onderwijs, zowel in de rol van extern deskundige als in de rol van voorzitter.
Thirza Poot studeerde HBO Verpleegkunde aan de Christelijke Hogeschool Ede. Zij was lid van de OpleidingsCommissie. Naast diverse maatschappelijke stages participeerde ze ook in verschillende opleidingsvisitaties. Sinds september 2013 volgt ze een pre-master aan de Erasmus Universteit: Management en Beleid van Zorg.
30
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Bijlage 2 Programma visitatie Woensdag 19 februari Tijd Onderwerp 8.30u. -10.00u. Aankomst Commissie, intern overleg 10.00u.-11.00u.
Bestuur en directie Kennismaking, doel en programma visitatie, doelen opleiding
11.00u.-12.15u.
Studenten studiejaar 1 t/m 4 Programma, toetsing, kwaliteit docenten
12.15u. -13.30u. 13.30u.-14.30u.
Werklunch en intern overleg Terugkoppeling van eerste bevindingen, bepalen aandachtspunten voor dag 2
Woensdag 26 februari Tijd Onderwerp 8.00u-9.00u. Aankomst Commissie 9.00u. 10.00u. Werkveldcie en alumni Aansluiting van opleiding op werkveld, toetsing en afstuderen
10:00 - 11:15
Examencommissie + Toetscommissie Toetsing van gerealiseerde eindkwalificaties
11.15u. -11.45u. 11.45u.-12.30u. 12:30 – 13:30 13:30 – 14:30
Inloopspreekuur Showcase Lunch Docenten Doelen van de opleiding, programma, toetsing, kwaliteit docenten
14:30 – 16:00 16:00 – 16:30
Aanvullend onderzoek, formulering conclusies Terugkoppeling resultaten
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
Gesprekspartners
Drs. A. Schreuder vz. Bestuur Drs. M.W. Winkelen mba, bestuurslid. Drs. J. van Mourik, adjunct-directeur W.M. van der Wilt, directeur Harmen Mooiweer lj 1 Medad Capellen lj1 Wim Reijmes lj 2 Femke van Es-Visscher lj 3 Koos Lindhout lj 4 Willianne Mastenbroek lj 4 Martien de Vreede lj 5
Gesprekspartners A. A. van den Berg, werkveldcie J. van de Kamp, werkveldcie Jolien van Duiker, werkveldcie Kees.Noordergraaf, oud-stud Hanneke Smits, oud-stud Sjaco van Gurp, oud-stud Leo Wisse, oud-stud Drs. N. Teerds Drs. J. P. Proos Dr. C.S. L. Janse Drs. J. van Mourik Oproep is verzonden Drs. L. Snoek Drs G. Beunk, Driestar Educatief Drs. J.P. Proos Drs. N. Teerds Drs. J. Pas Drs. L. Snoek Drs. B. van Ojen Drs. N. van Steensel Dr. C.S. L. Janse
31
Bijlage 3 Kwantitatieve gegevens In-, door- en uitstroomgegevens van - zo mogelijk - de laatste 6 cohorten Tabel 1: Uitval uit het eerste jaar Cohort 2005 Uitval 25 %
2006 25 %
2007 10%
Tabel 2: Uitval uit de bachelor binnen nominale studieduur Cohort 2004 2005 Uitval binnen nominale studieduur 40% 37%
2008 21%
2006 50%
Tabel 3: Rendement Betreft %% studenten dat met 5 jaar vanaf inschrijving het diploma behaalde. Cohort 2004 2005 2006 2007 Rendement 50 % 37,5% 87,5 % 60% Tabel 4: Docentkwaliteit Graad MA Percentage 80%
2009 28 %
2010 17 %
2007 30%
2008 64%
2008 35%
PhD 20%
Gerealiseerde docent-student ratio Tabel 5: Student-docentratio (berekend door toepassing van formule voor opleidingen in voltijd) Ratio 1: 48
Gemiddeld aantal contacturen per fase van de studie Tabel 6: Contacturen Studiejaar Contacturen per week
32
1
2
3
4
3
3
3
2,5
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
2011 67 %
2012 19%
Bijlage 4 Eindkwalificaties SBL-competenties 1. Interpersoonlijk 2. Pedagogisch 3. Vakinhoudelijk en didactisch 4. Organisatorisch 5. Samenwerken met collega’s 6. Samenwerken met de omgeving 7. Reflectie en persoonlijke ontwikkeling
Kennisbasis
Thema
Categorie/ kernconcept
Omschrijving van de categorie / het kernconcept
Voorbeelden
1. Theologie en de docent
1. Wat is theologie ?
1.1. Inleiding in de verschillende disciplines van het vakgebied: Bijbelwetenschappen, kerkgeschiedenis, godsdienstwijsbegeerte en ethiek, godsdienstwetenschap, sociaalwetenschappelijke vakken 1.2. Oriëntatie op het beroep docent GL Basishandelingen: 1. sensibiliteit ontwikkelen, 2.persoonlijke waarden opsporen, 3. oriënteren op gemeenschappen en bronnen , 4. ethisch en levensbeschouwelijk denken en communiceren, 5. ethisch en levensbeschouwelijk godsdienstig handelen . 6. beroepsethiek / historische en mondiale ontwikkelingen van het schoolvak. 7. levensbeschouwelijk begeleiden van leerlingen
1.1.1. Geef een definitie van het begrip 'theologie'.
1.3. Omgaan met taal en betekenis van taal: het kunnen zien van gelaagdheid in taal en het kunnen herkennen en gebruiken van begrippen met een eenduidige of juist meerduidige betekenis. 2.1. Theologische, antropologische, fenomenologische en sociaal-culturele aspecten van religie
1.3.1. Is het begrip 'water' een voorbeeld van taal met een enkelvoudige of meervoudige betekenis?
1.3.2. Is het begrip H2º een voorbeeld van taal met een enkelvoudige of meervoudige betekenis?
2.1.1. Geef een definitie van het begrip 'religie'.
2.1.2. Noem een verschil tussen religie, godsdienst, levensbeschouwing,spiritualiteit en filosofie.
2. Wat doet de docent godsdienst/ levensbeschouwing (GL)
2. God en mens
3. Welke taal hanteert de docent godsdienst / Levensbeschouwing (GL) 1. Religie
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
1.1.2. Benoem de verschillende disciplines van de theologie.
1.2.1. Noem een historische of 1.2.2. Noem de competenties mondiale ontwikkeling in het die nodig zijn om beroepsbeschoolvak GL. kwaam docent te zijn.
33
Thema
3.Bronnen van godsdienstig/ levensbeschouwelijk leren: verhalen, boeken, personen, gebouwen, voorwerpen, feesten en rituelen, symbolen, ambten, leer/moraal
34
Categorie/ kernconcept 2. Godsdienst
Omschrijving van de categorie / het kernconcept 2.2. Theologische, antropologische, fenomenologische en sociaal-culturele aspecten van godsdienst
Voorbeelden 2.2.1. Geef een definitie van het begrip 'godsdienst'.
2.2.2. idem
3. Levensbeschouwing
2.3. Theologische, antropologische, fenomenologische en sociaal-culturele aspecten van levensbeschouwing
2.3.1. Geef een definitie van het begrip 'levensbeschouwing'.
2.3.2 idem
4. Spiritualiteit
2.4. Theologische, antropologische, fenomenologische en sociaal-culturele aspecten van spiritualiteit
2.4.1. Geef een definitie van het begrip 'spiritualiteit'.
2.4.2 idem
5. Filosofie
2.5. Theologische, antropologische, fenomenologische en sociaal-culturele aspecten van filosofie
2.5.1. Geef een definitie van het begrip 'filosofie'.
2.5.2. idem
6. Godsbeelden
2.6. Godsbeelden binnen en buiten religies
2.6.1. Beschrijf het godsbeeld binnen de islam.
2.6.2. Beschrijf het godsbeeld van 'ietsisten' .
7. Mensbeelden
2.7. Mensbeelden binnen en buiten religies
2.7.2. Beschrijf het mensbeeld van het humanisme.
8. Wereldbeelden
2.8. Wereldbeelden binnen en buiten religies
2.7.1. Beschrijf twee mensbeelden binnen het christendom. 2.8.1. Beschrijf het wereldbeeld van het Jodendom.
1. Binnen Jodendom
3.1. Basiskennis van het Jodendom Boeken en verhalen: TeNaCH; Mondelinge Tora (aggada en halacha); middeleeuws denken; chassidische verhalen; antisemitisme; verhalen van vervolging (pogroms, Sjoa); Jodendom in Nederland; Israël Personen: Hillel&Sjammai; Akiva;Rasji; Maimonides; Spinoza; Herzl; Levinas Gebouwen: synagoge; sjoel; leerhuis Voorwerpen: menora; chanoekia; mezoeza; tefiliem; kipa Feesten, rituelen en gebruiken: Pesach; Sjavoe’ot; Soekot; Jom Kipoer; besnijdenis; bar/bat mitswa; huwelijk; begrafenis; kasjroet Stromingen: asjkenasisch en sefardisch Jodendom; chasidisme, zionisme
3.1.1. Wat is, zijn resp. de overeenkomst(en) en het (de) verschil(len) tussen Schriftelijke Tora en Mondelinge Tora?
3.1.2. Beschrijf zo duidelijk mogelijk de verschillen tussen een menora en een chanoekia?
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
2.8.2. Beschrijf het wereldbeeld van New-Age
Thema
Categorie/ kernconcept 2. Binnen christendom
Omschrijving van de categorie / het kernconcept 3.2. Basiskennis van het christendom Boeken en verhalen: Bijbel; verhalen van en over kerkvaders; reformatie en contrareformatie; Personen: Jezus; Paulus; Augustinus; Luther; Calvijn; keizer Constantijn, Paus Gregorius, Thomas van Aquino, Barth, Gebouwen: tempel basiliek; orthodoxe kerk; katholieke kerk; protestantse kerk Voorwerpen: kruis; icoon; doopvont; rozenkrans; Feesten, rituelen en gebruiken: Kerst; Pasen; Pinksteren; sacramenten, begrafenis, vasten Stromingen: orthodox; rooms katholieke kerk; protestants
Voorbeelden 3.2.1 Het begrip ‘rituelen’ komt zowel ter sprake in religieus taalgebruik als in hedendaags taalgebruik. Zo is er bijvoorbeeld het religieuze ritueel ‘een kaarsje branden, kaarsje aansteken voor iemand’ en spreken mensen ook over het dagelijks ritueel van bijvoorbeeld ‘tandenpoetsen’. Leg uit waar het verschil tussen beide ‘rituelen’ ontstaat . bestaat. Gebruik hiervoor de theorie, begrippen uit de gebruikte literatuur.
3.2.2 Noem minimaal 5 feesten die bij alle (christelijke) stromingen voorkomen. Beschrijf kort wat er bij dit feest wordt gevierd. Zet deze feesten in volgorde van het kerkelijk jaar.
3. Binnen islam
3.3. Basiskennis van de islam Boeken en verhalen: Koran; soenna; Hadith; sjaria; middeleeuws denken; verhalen van strijd (bijv. met kruisvaarders); Personen: Mohammed, Aboe Bakr, Ali, profeten (zoals Adam,Noach, Abraham, Mozes en Jezus), Omayyaden, Abbassiden, Ottomanaen, Andalusië, Ibn-I Sina, Ibn Khaldun, al- Khawairzmi, Ibn Firnas, al- Ghazali, al Farabi, Salahaddin, al Ayyubi. Gebouwen: Kaaba, moskee, minaret,Masdjid Al-Aqsa, Dom van de rots, Alhambra Voorwerpen: kompas, miniatuur, kalligrafie, gebedssnoer Feesten, rituelen en gebruiken: Ramadan, Al Fithr, geboorte, besnijdenis, trouwen, begrafenis, vijf zuilen, halal Stromingen: soennieten, sjiieten, alevieten
3.3.1 De moslim gelovige verhoudt zich op een bepaalde manier met Allah. In de islamitische traditie wordt die verhouding getypeerd als ‘abdschap’ (dienaarschap), waarbij de gelovige zich zoveel mogelijk ‘onderdanig’ opstelt en de grootheid van Allah belijdt. Welke rol speelt ‘rituelen’ in dit ‘abd-schap’? Werk één ritueel uit waarin je duidelijk maakt op welke wijze het begrip ‘onderdanigheid’ tot uiting komt.
3.3.2 Noem de vijf zuilen met een korte beschrijving van elke zuil.
4. Binnen hindoeïsme
3.4. Basiskennis van het hindoeïsme Boeken en verhalen: Veda’s; Oepanisjads; Bhagavadgita; Mahabharata, Ramajana; godenverhalen Personen: (goden) Sjiva, Visjnoe, Rama Krisjna, Laksjmi, Sita, Durga, Parvati; (personen) Sjankara, Gandhi, Aurobindo, Ramakrisjna, Vivekananda Gebouwen: tempel Voorwerpen: vuuraltaar, godenbeelden Feesten, rituelen en gebruiken: holifeest, divalifeest, Puja-ritueel, rondom geboorte, trouwen en dood; regels rondom het voedsel Stromingen: sanaatan dharma, arya samaj
3.4.1 Verbind in een voor hindoes zinvolle zin de woorden karman, atman, samsara, moksja en brahman.
3.4.2 Geef een beschrijving van hetzij Holi feest hetzij van het Divali feest.
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
35
Thema
Categorie/ kernconcept 5. Binnen humanisme
6. Binnen boeddhisme
4. Communicatie
36
1. Hermeneutiek
Omschrijving van de categorie / het kernconcept 3.5. Basiskennis van het humanisme Boeken en verhalen literatuur m.b.t. levenskunst uit Griekse oudheid, historisch humanisme, georganiseerd humanisme in Nederland. Teksten: universele verklaring van de rechten van de mens, Van Praag; Grondslagen van het humanisme / Piko della Mirandola, over de menselijke waardigheid / Montagne, essays Personen: Socrates, Cicero, Ceneca, Erasmus, Montaigne, Rousseau, Kant, Mill, Nietzsche, Sartre, Van Praag, Taylor, Nussbaum en Smith. Gebouwen: Geen specifieke gebouwen Voorwerpen: de mens als logo van het humanisme, verder kiezen mensen hun eigen voorwerpen ter inspiratie, waar ontleen jij betekenis aan? Feesten, rituelen en gebruiken:geboorte, huwelijk, herdenkingsvieringen, 21 juni internationale humanisme dag. Stromingen:expliciet humanisme (georganiseerd humanisme, HV): atheïstisch humanisme, agnostisch en religieus humanisme, impliciet humanisme en performatief humanisme. 3.6. Basiskennis van het boeddhisme Boeken en verhalen: Pali-canon, Dhammapada, Tibetaans dodenboek, Lotus Sutra, 4-waarheden, 8-voudig pad Personen: Boeddha, Maitreja, Amitabha (Amida), keizer Asjoka, Nagarjuna, Dogen, Dalai Lama Gebouwen: stoepa Voorwerpen: boeddhabeelden, bedelnap, gebedsmolen Feesten, rituelen en gebruiken: monnikswijding, meditatietechnieken; regels rondom het voedsel Stromingen: mhayana, hinayana, zenboeddhisme, taoïsme, confucianisme,
Voorbeelden
4.1 a. Op methodische wijze verbanden leggen tussen de religieuze traditie en de actuele situatie. b. Hedendaagse levensbeschouwelijke vragen van mensen in verbinding brengen met de religieuze traditie en daaraan een levensbeschouwelijke interpretatie geven c. geeft inzicht in de referentiekaders van anderen en betrekt zijn achter-
3.5.1 Noem 3 stromingen binnen het humanisme?
3.5.2 Beargumenteer waarom er wel of niet spraken is van een humanistische traditie?
3.6.1 Wanneer een boeddhist gaven legt voor een beeld in een tempel, welke zijn dat dan? Noem er minstens drie. Wat is de betekenis van dit ‘neerleggen’? Maak bij je antwoord onderscheid tussen hinayana en mahayana!
3.6.2 Ritueel heeft in het boeddhisme niet dezelfde belangrijkheid, betekenis, rol en werking als in het hindoeisme. Leg uit wat het verschil is?
4.1.1 Welke betekenis kan het bijbelverhaal van Daniel betekenis hebben in de leefwereld van leerlingen van 14 jaar?
4.1.2. Noem 3 kernbegrippen die een rol spelen bij het begrip hermeneutische communicatie.
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Thema
5. Traditie
Categorie/ kernconcept
Omschrijving van de categorie / het kernconcept grond zinvol bij de interpretatie van de situatie van anderen d. Duidt maatschappelijke en culturele processen in het licht van de religieuze traditie
Voorbeelden
2. Zincommunicatie
4.2. Vragen over de zin van het bestaan: 1. Wie ben ik in relatie tot kennis, inzicht, ervaring , intuitie en openbaring?
4.2.1. Noem 3 levensvragen.
4.2.2. Wat is de functie van het stellen van levensvragen?
3. Interlevensbeschouwelijke communicatie
4.3. Waarden in relatie tot jezelf, natuur, sociaal-culturele wereld, de ander/ de Ander. De kennis van elkaars cultuur, de setting waarin de communicatie plaatsvindt, de machtsverhoudingen tussen de communicatiepartners en hun communicatieve competentie. Mono-religieuze communicatie,multireligieuze communicatie interreligieuze communicatie
4.3.1. Geef een voorbeeld van de rol die macht speelt in de communicatie.
4.3.2. Welk onderwijs concept hoort bij een mono-religieuze communicatie ?
5.1. Kerkelijke kaart.
5.1. Kerkelijke kaart.
5.1.1. Benoem twee opvallende kenmerken van de orthodoxe kerk
5.1.2. Noem 2 verschillen tussen de katholieke kerk en de pinkstergemeeschap
5.2. Concepten uit de traditie
5.2. Triniteit, Christologie, Godsleer, pneumatologie, Koninkrijk van God, gerechtigheid, genade, verzoening,zonde, almacht en voorzienigheid kwaad, verlossing, opstanding, nieuw leven, eindtijd. 5.3. Secularisatie, verlichting, gevolgen voor de inrichting van de samenleving
5.2.1. Geef de definitie van het begrip triniteit
5.2.2. Op welke wijze wordt de eindtijd omschreven in de bijbel
5.3.1. Geef een omschrijving van het begrip secularisatie.
5.3.2. Noem twee maatschappelijke gevolgen van de secularistie.
5.4. Religieuze stromingen en seculiere stromingen, atheïsme, ietsisme humanisme, multiculturaliteit 6.1. Verschillende typen of benaderingen binnen de religieuze vorming. Godsdienstonderwijs; Catechese; Levensbeschouwing; vier scenario's: 1. vak; 2. samenwerking met andere vakken; 3. vakoverstijgend werken; 4. niet vakgebonden projectmatig werken. 6.2. Verschillende modellen van levensbeschouwelijke vorming: Normatief-deductief model; teleologisch model, funderingsmodel, emancipa-
5.4.1. Bij welke stroming hoort 5.4.2. Wat is het verschil in Erasmus? opvatting tussen een agnost en een atheist? 6.1.1. Beschrijf het conceptue- 6.1.2. Beschrijf de voor- en le verschil tussen het vak nadelen van vakgericht werken godsdienst en het vak levensbinnen school en vakoverstijbeschouwinging. gend werken.
3. Secularisatie
4. Pluraliteit
6. Vakdidactiek
1. Concepten
2. Modellen
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
6.2.1. Beschrijf de kenmerken van een normatief-deductief model van levensbeschouwelijk leren.
6.2.2. Beschrijf en motiveer welk model het best past bij een heterogene schoolpopulatie, interreligieus van aard
37
Thema
Categorie/ kernconcept
3. Lesmethodes
4. Curriculumontwikkeling
5. Toetsbeleid (vak)
7. Mens, levensbeschouwing en samenleving
1. Sociologische ontwikkelingen
2. Godsdienstpsychologishe ontwikkelingen
3. Godsdienstpedagogische ontwikkelingen
8. Vakspecifieke vaardigheden
38
1. Vertellen
Omschrijving van de categorie / het kernconcept tiemodel, inductief model, abductief model
Voorbeelden
6.3. Diverse lesmethodes binnen het Nederlands onderwijssysteem: Labyrint, Standpunt, Antenne, De Bijbel in de basis, Op verhaal komen, Van horen zeggen, Zienswijze, Religieuze levensbeschouwingen, Levensbeschouwingen, Standpunt, Wegen naar wijsheid, Zin in zin, Zin leren, Perspectief, Zinspelen, Parallel, Het blijvende getuigenis, Plein M, Spring, Tumult. 6.4. Ontwikkelen van een curriculum op basis van concept en model binnen bestaande kaders a.d.h.v. de volgende componenten: conceptbeschrijving, modelbeschrijving, doelstellingen, inhouden, werkvormen, opdrachten 6.5. Ontwerpen van toetsen op basis van een concepten en modellen.
6.3.1. Welke lesmethode past bij een normatief-deductief leermodel en welke zeker niet? Motiveer je antwoord.
6.3.2. Zou je Standpunt een indicutieve lesmethode kunnen noemen? Motiveer je antwoord.
6.4.1. Welk gevolg heeft een thematische opbouw voor je curriculum?
6.4.2. Beschrijf aan welke leerling-competenties je structureel kunt werken als docent bij de leeftijdscategorie van 13/14 jaar.
6.5.1. Welk gevolg heeft een conceptvorm voor de wijze van toetsen? Betrek in je antwoord twee vakconcepten. 7.1.1. Wat is het gevolg van de Verlichting voor de kerkelijkheid van de samenleving geweest?
6.5.2. Zijn reproductieve vragen zinvol bij een abductief onderwijsmodel. Motiveer je antwoord. 7.1.2. Kan er binnen een ontzuilde samenleving sprake zijn van institutionalisering?
7.2.1. Wat is het verschil tussen functionele en substantiële dimensies van godsdienst?
7.2.2. Wanneer is er sprake van een religieuze ervaring?
7.3.1. Comenius wordt de grondlegger van de godsdienstpedagogiek genoemd. Noem twee kenmerken van zijn pedagogiek die hem onderscheidt van de middeleeuwse pedagogiek (als daar al sprake is van pedagogisch handelen).
7.3.2. Wat betekent pariciperend leren voor communicatieve processen binnen de godsdienstpedagogiek?
8.1.1. Als kinderen in een klas een lagerhuisdebat oefenen, is daar dan sprake van vertellen?
8.1.2. Is vertellen hetzelfde als getuigen?
7.1. De samenleving in historisch perspectief: Renaissance, Reformatie, Verlichting, modernisme, postmodernisme. individualisme, individualisering, subjectivering, autonomie als zelfbeschikkingsrecht, rationalisme, emancipatie, verzuiling en ontzuiling, abstracte samenleving, differentiatie, rolsegmentatie, institutionalisering, pluraliteit, pluralisme, sociale differentiatie en secularisatie. 7.2. Functionele en substantiële definitie van godsdienst; dimensies van godsdienst; intrinsieke en extrinsieke motivatie; psychologische stromingen en godsdienst. Zelfbeeld-Godsbeeld: emotioneel, cognitief, dynamisch, cultuurhistorisch bepaald, projectie en overdracht. Religieuze ervaring: ervaring en geloof, voorwaarden voor een religieuze ervaring; modellen;cognitief, dynamisch en pragmatisch; effecten religieuze ervaring; fenomeen bekering. 7.3. Ontwikkeling van het vak godsdienstpedagogiek: Comenius, Rousseau, Herbart, Egan en Vygotsky geesteswetenschappelijke pedagogiek, empirisch-analytische pedagogiek, kritische pedagogiek, cultuurpedagogiek, humaan-spirituele pedagogiek, waardegericht leren.
8.1. Methode bij levensbeschouwelijke leerprocessen waarbij wordt geleerd om uit te drukken wat men persoonlijk bezighoudt, ziet, hoort,
binnen een postmoderne cultuur.
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Thema
Categorie/ kernconcept
Omschrijving van de categorie / het kernconcept voelt, kernbegrip: authenticiteit, actief en participatief.
Voorbeelden
2. Levensbeschouwelijk gesprek
8.2. Conceptuele en methodische kennis van het levensbeschouwelijk gesprek; ermee kunnen werken of te verwijzen 8.3. Drama heeft te maken met uitspelen. Drama is een manier van werken die mensen uitnodigt in een verhaal of dilemma te stappen en het van binnenuit te verkennen en te onderzoeken.
8.2.1 Juist of onjuist: bij een levensbeschouwelijk gesprek draait het om de verifieerbare waarheid. 8.3.1. Bij drama is sprake van hermeneutisch bezig zijn. Is dit juist of onjuist?
8.2.2 Noem en beschrijf minstens drie kenmerken van een levensbeschouwelijk gesprek.
8.4.1 Beschrijf kernachtig de functie van de volgende drie soorten beelden: cartoons, symbolische foto's en grafieken. 8.5.1 Is woestijn een Bijbels symbool dat kan worden ingezet bij symbooldidactiek?
8.4.2 Waarin onderscheidt beelddidactiek zich van kunstanalyse bij beeldende vorming?
8.6.1 In welke jaren is de historisch kritische methode ontwikkeld?
8.6.2 Op welke wijze benader je een tekst vanuit de historisch kritische methode?
8.7.1 Juist of onjuist. Bij narrativiteit gaat het om een éénduidige betekenisgeving van het verhaal..
8.7.2 juist of onjuist. Narrativiteit heeft een voorkeur voor logisch /argumentatieve taal.
8.8.1 Noem twee argumenten die gebruikt werden in de polymiek rond creationisme en evolutieleer.
8.8.2 Op welke wijze verdedigde de evangelist Marcus zich ten opzichte van de buitenstaanders?
8.9.1. Juist of onjuist. Bij mystiek is er sprake van een religieuze ervaring.
8.9.2. Benoem 3 verschillende elementen die belangrijk zijn bij mystagogiek
3. Drama
4. Beelddidactiek
8.4 Systematische inzet van beeld bij levensbeschouwelijke leerprocessen, waarbij beeld systematisch wordt ingezet bij de kennisverwerving en kennisverwerking. 5. Symbooldidac- 8.5 Didactisch proces waarbij het tiek symbool dient als een sleutel met dubbele baard om zowel de dagelijkse ervaring op te roepen als ook de levensbeschouwelijke (waaronder de Bijbelse) werkelijkheid. Symbooldidactiek leent zich bij uitstek voor hermeneutische leerprocessen. 6. Exegese 8.6 Een discipline die teksten met wetenschappelijke methodes verklaart en uitlegt. Voor Bijbelexegese maakt men gebruik van de historisch-kritische methode en het model van tekstanalyse. 7. Narrativiteit 8.7. De manier waarop een tekst als vertelde tekst kan worden beschreven. De narrativiteit wordt daarbij bepaald door de onderlinge relaties binnen de tekst zelf, de betekenis van die tekst en de geschiedenis of reeks gebeurtenissen die er in de grondslag van vormen. De mens is een vertellend wezen en komt op verhaal. De mens is een drager van verhalen, van het eigen verhaal en van het verhaal waarin het is opgenomen. 8. Apologetiek 8.8. Verantwoordinge en verdediging van het geloof. De theologische onderbouwing van geloofsverdediging en geschriften waarin geloofsverdediging voorkomt duiden. 9 Mystgogiek 8.9. Inwijding in het geheim van het geloof.
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
8.3.2 Wat is het onderscheid tussen drama en bibliodrama
8.5.2 Welke van de volgende foto's zijn symbolische foto's?
39
Bijlage 5 Programmaoverzicht Jaar
1
2
3
4
Oude Testament
5
4
3
3
Nieuwe Testament
5
4
3
3
Dogmatiek
4
3
3
3
Kerkgeschiedenis
4
3
3
3
Ethiek
4
3
3
3
Filosofie
3
3
WSB
3
4
GCZ
3
3
3
Relatie en gezag
4
4
4
Leeromgeving en org.
4
4
4
Ontwikkeling en uniciteit
4
4
4
Verantw. en relatie
4
ICT
4
Persoonlijke vorming
4 4
4 4
Stage/Lio-stage
4
4
Praktische Theologie
2
3
Godsdienstpedagogiek
3
Apologetiek Vakdidactiek
25
3 3
3
3
Methodologie
6
3
3
Scriptie
9
Intervisie
1
Uit de keuzemodulen (6) Verdieping Apologetiek
6
6
(3)
(3)
Evangelistiek
(3)
(3)
Diaconaat
(3)
(3)
Homiletiek
(3)
(3)
Verd. ped. did. vaard.
(3)
(3)
Pastorale psychologie
(3)
(3)
Catechetiek
(3)
(3)
Pastoraat en ziekte
(3)
(3)
Missiologie
(3)
(3)
Verdieping Ethiek
(3)
(3)
60
60
Totaal
60
60
2
De grijze vlakken geven het onderwijsaanbod dat wordt verzorgd door Driestar Educatief weer.
40
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs
Bijlage 6 Bestudeerde documenten • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
• • • • • •
Begeleiding studenten GL Beleidsplan Onderzoek Bekwaamheidsdossier Beoordelingsformulier opleider met en SBL-competenties Curriculumraamwerk overzicht Deskundigheidsbevordering 2013-2016 Instructie docent 2013-2014 Kennisbasis godsdienst Kwaliteitszorg CGO 2008-2014 Kwaliteitsverslagen A, B en C 2010-2011, 2011-2012, 2012-2013 Literatuurlijst Nota Toetsing en afsluiting’ Notitie Handicap en studie Notitie Huisvesting’ Opleidingsplan 2013-2018 Overzicht bekwaamheid personeel Personeelsplan CGO 2013-2018 Programma eindtermen voor het vak godsdienst in het reformatorisch onderwijs. Reglement Examencommissie . Studiegids Pedagogisch didactisch programma voor studenten CGO Studiegids-GL Verzoek accreditatie aan NVAO Documentatie over student tevredenheid (Kwaliteitsverslagen) Documentatie over docent tevredenheid Toetsopgaven met beoordelingscriteria en normering. Handboeken en overig studiemateriaal Verslagen van de laatste twee cursusjaren van a. Bestuursvergadering b. Docentenvergadering c. Opleidingscommissie d. Examencommissie e. Werkveldcommissie f. Landelijk overleg Theologieopleidingen Representatieve selectie van feitelijk gemaakte toetsen (presentaties, stages, assessments of portfolio’s) en beoordelingen Logboeken Snoek Assessment Driestar Educatief Opdrachten Driestar Educatief Kritische reflectie Door de commissie bepaalde representatieve selectie van afstudeerwerken van de afgelopen twee jaar met bijbehorende beoordelingscriteria en normering
Voorafgaand aan het bezoek heeft de commissie de scripties bestudeerd van vijftien studenten. De opleiding hanteert geen studentnummers, maar uitsluitend de namen van studenten. Om redenen van privacy zijn de namen van de studenten van wie de commissie afstudeerwerk beoordeelde, niet opgenomen in dit rapport. Desbetreffende namen zijn uiteraard wel bekend bij opleiding, panel en evaluatiebureau.
Tweedegraads Lerarenopleiding Godsdienst
maart 2014
41
Bijlage 7 Onafhankelijkheidsverklaringen
42
Stichting Cursus Godsdienstonderwijs