Toespraak ’20 jaar Instituut voor Materiaalonderzoek’ Professor Marc D’Olieslaeger Vicedirecteur imo-imomec Vandaag is het een feestelijke dag voor de academische gemeenschap van de Universiteit Hasselt en in het bijzonder voor alle medewerkers van het instituut voor materiaalonderzoek. Met deze academische zitting, waarop de rector een eredoctoraat zal uitreiken aan twee eminente wetenschappers, vieren we immers het 20-jarig jubileum van ons instituut. In het volgende kwartuurtje zal ik een overzicht geven van de voorbije twintig jaar en even stilstaan bij de jaren die voorafgingen aan de oprichting van het instituut en de start in 1990. Omdat een aansluitend chronologisch verhaal ons te ver zou leiden, zal ik me verder dan ook beperken tot een korte voorstelling van onze huidige belangrijkste onderzoeksdomeinen en enkele hoogtepunten uit de voorbije twintig jaar belichten zonder hierbij enige volledigheid te willen nastreven. De voorloper van het instituut voor Materiaalonderzoek was de onderzoeksgroep Materiaalfysica, die onder leiding van professor Lambert Stals, kort na de oprichting van het toenmalige LUC, een start nam in 1974. Materiaalfysica was geen klassieke onderzoeksgroep, het onderzoek was een combinatie tussen vastestoffysica en materiaalkunde. Lambert Stals maakte deze keuze zeer bewust met de bedoeling samen te werken met de industrie. Dat was in die periode een nieuwe benadering, de faculteiten wetenschappen van de meeste andere universiteiten hadden daar toen geen belangstelling voor. Al in 1975 werd een eerste project opgestart in samenwerking met het bedrijf ElectroNite, gevestigd te Houthalen. En in datzelfde jaar richtte Lambert Stals, samen met de scheikundeprofessoren Lucien Van Poucke en Jan Gelan, het Fonds voor Technologisch Onderzoek op, het FTO. Dit gebeurde met steun van de provincie en het centrale niveau binnen de universiteit. Via dit FTO zou de samenwerking met de industrie worden georganiseerd tot aan de oprichting van imo in 1990. Van bij de start werden onderzoekers aangeworven die als kerntaak hadden het toegepast onderzoek in samenwerking met de industrie verder uit te bouwen. 25 geleden schiepen drie factoren een gunstig klimaat om de oprichting van het instituut voor materriaalonderzoek mogelijk te maken: het initiatief Flanders Technology International van toenmalig minister-president Gaston Geens, de oprichting van de afdeling ‘Oppervlakteveredeling’ van het WTCM op de campus in Diepenbeek en de status van regio in reconversie van de provincie Limburg. In de sfeer van Flanders Technology en de Derde Industriële Revolutie kwam het onderzoek aan de universiteiten meer en meer in de belangstelling van de industrie. Binnen de Derde Industriële Revolutie werden drie domeinen afgebakend waarop de financiering door de overheid zou worden toegespitst: micro-elektronica, biotechnologie en nieuwe materialen. Nadat Gent de biotechnologie had geclaimd en Leuven de micro-elektronica, wilde de overheid ook het onderzoek in de materiaalkunde een impuls geven door de oprichting van een nieuw onderzoekscentrum. Binnen het LUC nam Lambert Stals het initiatief om dit nieuw op te richten centrum naar Limburg te halen. Door de oprichting in 1985 van een zevende afdeling van het WTCM, het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor de Metaalverwerkende industrie, op de campus in Diepenbeek kwam het LUC nog meer in het beeld van de industrie. De nieuwe afdeling ‘Oppervlakteveredeling’ was immers in de beginjaren stevig ingebed in de onderzoeksgroep Materiaalfysica. Met zijn niet aflatend enthousiasme overtuigde professor Stals de verantwoordelijken van verschillende onderzoeksgroepen fysica en scheikunde van het belang en de meerwaarde van interdisciplinair onderzoek en van onderzoek in samenwerking met de industrie. Hij was de drijvende kracht achter het projectvoorstel dat vanuit het toenmalige LUC werd geformuleerd voor de oprichting van het Instituut voor Materiaalonderzoek. Hierbij werd een substantiële financiële injectie gevraagd als impulsfinanciering voor de uitbouw van de onderzoeksinfrastructuur en de oprichting van een nieuw gebouw. Bij deze aanvraag was de steun van de provincie Limburg essentieel. Het nieuwe gebouw zou immers een plaats krijgen op het door de Provincie uit te
bouwen Wetenschapspark. Het is een heel lastig gevecht geweest om de middelen in Limburg te krijgen. Maar uiteindelijk wisten toenmalig LUC-rector Harry Martens en Lambert Stals een injectie van 500 miljoen Belgische Frank (12,4 miljoen euro) te bekomen voor de oprichting van het Instituut voor Materiaalonderzoek. Een deel van deze middelen werd ingebracht door het EFRO, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. In 1990 werd imo dus boven de doopvont gehouden en enkele zwart/wit beelden van toen tonen duidelijk dat dit ondertussen toch al een hele tijd geleden is. Als drijvende kracht achter het initiatief werd Lambert Stals de eerste directeur van het nieuwe instituut dat nu na 20 jaar niet enkel het oudste onderzoeksinstituut, maar tevens het grootste van de Universiteit Hasselt is, met een personeelskader van meer dan 100 medewerkers. Binnen het instituut vonden de onderzoeksgroep materiaalfysica van professor Stals, de onderzoeksgroep anorganische en fysische scheikunde van professor Van Poucke,de onderzoeksgroep organische en polymere scheikunde van professor Gelan en de onderzoeksgroep analytische scheikunde van professor François een nieuw onderkomen. De prospectie voor de aankoop van nieuwe onderzoeksapparatuur werd gestart en de plannen voor het nieuwe gebouw, waarin de onderzoeksgroep Materiaalfysica zijn nieuwe thuis zou vinden, werden uitgetekend. Het nieuwe instituut kreeg ook dadelijk de aandacht van de politiek. Zo bracht staatssecrataris voor Wetenschapsbeleid in de regering Martens VIII, Pierre Chevalier een bezoek aan de imolaboratoria. Zoals u kan zien kreeg hij daarbij een deskundige uitleg van Lucien Van Poucke, Lambert Stals en Jan Gelan en maakte Luc De Schepper van de gelegenheid gebruik om zijn later rectorschap als eens te oefenen. Ook de Europese Commissie liet zijn interesse in het nieuwe instituut blijken. Europees Commissaris voor Regionale ontwikkeling in de Commisse Delors, Bruce Millan, bracht eveneens een bezoek aan het initiatief dat kon worden verwezenlijkt met substantiële middelen uit de Europese structuurfondsen. Na het verdrijven van de koeien en het omleggen van een aantal beken in de wei, werd de eerste steen van het Wetenschapspark gelegd door provinciegouverneur Vandermeulen en rector Martens, onder het toeziend oog van minister Eric Derycke. Een goed jaar later werd het imo-gebouw in gebruik genomen door de onderzoekers van de divisie materiaalfysica. Het volledige apparatuurpark van de onderzoeksgroep Materiaalfysica en van de WTCM afdeling ‘Oppervlakteveredeling’ werd verhuisd naar de nieuwe en ruime laboratoria. De witte gevel van het imo-gebouw werd een opvallend landmark vanop de Universiteitslaan. Op 26 november 1992 volgde de officiële opening van het Wetenschapspark en van het imogebouw met toespraken van Deputé Jean-Marie Martin, voorzitter van het Wetenschapspark, rector Harry Martens en Minister-president Luc Van den Brande. Professor Stals leidde de ministerpresident en de andere genodigden aansluitend rond in de nagelnieuwe onderzoekslaboratoria. Vooraleer een overzicht te geven van de huidige onderzoeksdomeinen binnen imo-imomec wil ik toch even kort wijzen op het belang van het onderzoek rond keramische deklagen gedurende de eerste tien jaar van het instituut. In samenwerking met de WTCM afdeling werd onderzoek verricht rond harde slijtvaste deklagen. Dergelijke lagen werden aangebracht met physical vapour deposition en werden toegepast op gereedschappen met als doel de standtijd met een factor 3 tot 5 te verlengen. In een later stadium werd ook gestart met het onderzoek rond diamantdeklagen en hiermee werd de basis gelegd voor de expertise in CVD Diamant dat op dit ogenblik nog steeds een van de belangrijke onderzoeksdomeinen is van imo-imomec, zij het dan voor elektronische toepassingen. In 2000 werden bij de uitvoering van de nieuwe strategie immers de activiteiten rond slijtvaste deklagen stopgezet en werd alle expertise samen met het betrokken personeel overgedragen naar WTCM, het huidige Sirris. Laat me nu even de huidige onderzoeksdomeinen kort toelichten. Een eerste belangrijk onderzoeksdomein is de plastic elektronica. De interdisciplinaire onderzoeksactiviteiten rond plastic elektronica streven naar nieuwe inzichten in de gebruikte materialen en naar de ontwikkeling van nieuwe intelligente en duurzame elektrooptische toepassingen zoals energiezuinige verlichting en flexible zonnecellen. Een belangrijk deel
van het onderzoek richt zich op de ontwikkeling van organische en polymere materialen met bijzondere elektrische en optische eigenschappen waarbij nieuwe materialen worden ontwikkeld voor organische zonnecellen en biosensoren. Het onderzoek resulteerde vorig jaar ondermeer in een publicatie in het toonaangevende tijdschrift ‘Nature Materials’. Het onderzoeksdomein nanostructuren en deeltjes omvat twee deeldomeinen. Een eerste domain is dit van chemische syntheseprocessen voor functionele metaaloxide nanostructuren. Er worden milieuvriendelijke routes ontwikkeld naar functionele anorganische nanomaterialen, die onder andere hun toepassing vinden in het onderzoek naar zonnecellen en de groei van kunstmatig diamant. Een tweede toekomstgericht domein is het onderzoek naar nieuwe elektronische componenten op basis van kleine organische moleculen. Het onderzoek moet leiden tot een driedimensionale moleculaire elektronica waarin een aanzienlijke verhoging van de pakkingsdichtheid gecombineerd wordt met een verhoging van de functionaliteit van de elektronische bouwstenen. Het onderzoek in het domein van brede bandkloofmaterialen focusseert zich op nanokristallijn diamant, boornitride en aluminiumnitride. De dunne materiaalfilms worden met behulp van fysische damptechnieken afgezet op verschillende substraten zoals silicium of saffier. Uitgebreide karakterisering van de lagen wordt uitgevoerd met technieken zoals Raman spectroscopie en geavanceerde elektronenmicroscopische technieken. In het onderzoek rond biosensoren worden hooggevoelige elektronische meetmethodes gecombineerd met geavanceerde sensormaterialen zoals synthetische diamantlagen en biofunctionele polymeren. Er worden tevens synthetische receptoren ontwikkeld voor de detectie van moleculen waarvoor geen natuurlijke antistoffen beschikbaar zijn. Het biosensoronderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de biosensorgroep van het Biomedisch Onderzoeksinstituut van de UHasselt. Een andere belangrijke activiteit van imo-imomec is de service voor de industrie. Het uitgebreide wetenschappelijk instrumentarium van imo-imomec kan worden ingezet voor verschillende materiaalkundige bedrijfsproblemen. Vorig jaar bedroeg de omvang van deze wetenschappelijke dienstverlening onder de vorm van korte termijn bilaterale projecten meer dan 800.000 €. Voor deze dienstverlening zijn dedicated onderzoekers voorzien zodat de bedrijven op een snelle en professionele kunnen worden geholpen. Het is geen uitzondering dat reeds enkele uren na een eerste contactname een eerste bespreking volgt en de onderzoeksopdracht wordt gestart. Met heel wat Vlaamse bedrijven werd dan ook een vertrouwensrelatie opgebouwd. Laat ons nu samen even kijken naar enkele highlights uit de eerste 20 jaar van imo-imomec. Een belangrijk hoogtepunt is uiteraard de oprichting van imomec in 2001. De samenwerking tussen imec en de fysici van imo dateerde al van vóór de oprichting van imo in 1990 en situeerde zich vooral rond betrouwbaarheid van elektronische materiaalsystemen. Imo en imec participeerden in verschillende europese projecten in dit onderzoeksdomein en dit leidde in 1994 tot de oprichting van de spinoff DESTIN, die later werd overgenomen door de Melexis groep en uiteindelijk werd doorverkocht aan Chiron Holdings in Singapore. In de periode van de Limburgse reconversie was er ook al een imec-cel op de campus met Johan Van Helleputte, Lou Hermans en Mary Sroczinsky. Op initiatief van professor Luc De Schepper, de opvolger van Lambert Stals als directeur van imo, en professor Gilbert De Clercq, de CEO van imec, werden gesprekken gestart over een meer formele samenwerking tussen imo en imec. Dit resulteerde in 2001 in de oprichting van imomec, een afdeling van imec gelocaliseerd op de campus in Diepenbeek die geïntegreerd samen zou werken met imo. Imo-imomec was daarmee geboren en werd een geassocieerd laboratorium van imec. Terwijl het meer fundamentele onderzoek onder imo vlag wordt uitgevoerd, worden de meer toegepaste projecten en de meeste contracten met de industrie door imomec uitgevoerd. Een ander belangrijk aspect dat zonder twijfel de groei van imo-imomec heeft mogelijk gemaakt is de EFRO steun waar imo in zijn beginjaren een beroep kon op doen. Niet enkel het imo-gebouw werd gedeeltelijk gefinancierd met EFRO-middelen, ook de wetenschappelijke apparatuur werd grotendeels via dit kanaal gefinancierd. Het overgrote deel van de EFRO projecten verliep ook in samenwerking met de industrie gevestigd in het reconversiegebied en op die manier ontstonden
samenwerkingsverbanden met de industrie die tot op de dag van vandaag actief zijn. Imo-imomec heeft zonder twijfel een zeer sterke impuls gekregen door deze EFRO middelen en we zijn daar de Limburgse deputatie en in het bijzonder deputé Marc Vandeput zeer dankbaar voor de steun die we hadden bij het verwerven van deze middelen. Imo-imomec heeft ook vanaf de beginjaren deelgenomen aan het programma ‘Interuniversitaire attractiepolen’ van de federale regering. Het doel van dit programma is steun te verlenen aan in netwerkverband werkende excellerende ploegen uit de verschillende Gemeenschappen van ons land voor het uitvoeren van fundamenteel onderzoek. Binnen deze projecten werden extra middelen toegekend aan onderzoekploegen die in internationale wetenschappelijke kringen reeds de nodige erkenning al erkenning genieten. Vanaf 1990 tot nu maakten onderzoeksgroepen van imo-imomec deel uit van maar liefst 9 IUAP-consortia. In 2001 haalt de onderzoeksgroep Anorganische en Fysische Scheikunde het eerste project binnen in het nieuwe instrument van het IWT : het Generisch Basis onderzoek aan de universiteiten kortweg GBOU genoemd. Dit project, dat handelt over Multi-metaal nano oxides is een ‘boost’ geweest voor het onderzoek naar natchemische depositie van metaaloxides en heeft verder geleid tot bilaterale projecten met AGFA en Flamac en meer recent ook tot participatie in het Strategisch initiatief Materialen. In 2003 werd door het IWT de nieuwe lijn strategisch basisonderzoek,het SBO – programma, opgezet in opvolging van het GBOU programma. imo-imomec verwerft met een eerste én een tweede plaats in de rangschikking twee projecten. Het project ‘Nanosolar’ handelde over nanogestructureerde hybride materiaalsystemen en integratie in innovatieve fotovoltaïsche concepten. Dit project werd later gevolgd door een aansluitend SBO project Polyspec en vormde een solide basis voor de huidige expertise van imo-imomec in organische fotovoltaïsche materialen. Het project ‘CVD Diamant’ handelde over diamant als nieuw mulitfunctioneel materiaal voor hoge temperatuurselektronica, hoog vermogen/hoge frequentie-elektronica en biosensoren. In datzelfde jaar werd ook een project verworven van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA. In samenwerking met het Centre Spatiale van de universiteit van Luik en de Koninklijke Sterrenwacht van Ukkel werd een camera ontwikkeld voor observatie van de zon. Het instrument met de klinkende naam LYRA is een UV-stralingsmeter waarvan de diamantdetectoren werden ontwikkeld door onderzoekers van imo-imomec. Dankzij de diamant technologie kan ook UV licht worden waargenomen ondanks het overheersende zichtbaar licht dat door de zon wordt uitgezonden. Daarnaast zijn deze diamant detectoren ook goed bestand tegen de schadelijke ruimtestraling in tegenstelling tot de klassieke silicium diodes. De Lyra camera werd gemonteerd in de PROBA-2 satelliet die in 2009 werd gelanceerd. De diamanten van imo-imomec cirkelen nog steeds boven onze hoofden op een hoogte van ongeveer 700 km en de detectoren zijn nog steeds in gebruik. Imo-imomec heeft uiteraard ook via het kanaal van het FWO een hele reeks projecten uitgevoerd. Naast de klassieke onderzoeksprojecten werden ook verschillende aspirantsschappen en postdoctorale mandaten toegekend aan imo-imomec onderzoekers. Professor Hans-Gerd Boyen, aangesteld als professor fysica aan de UHasselt in 2006, verwierf in datzelfde jaar een substantiële financiering van 1,1 M€ met een project getiteld ‘exploratie van nieuwe invalshoeken tot de moleculaire elektronica’ in het kader van het kader van het Odysseus programma. Dit programma is bedoeld om uitstekende onderzoekers die buiten Vlaanderen een carrière hebben opgebouwd een startfinanciering te bieden om aan een Vlaamse universiteit een onderzoeksgroep uit te bouwen of om een onderzoekslijn op te zetten en zich progressief in het Vlaamse onderzoeksbestel in te schakelen. Een andere belangrijk project dat door imo-imomec werd verworven is het Methusalem-Nano project in samenwerking met het Nano Centre of Excellence van de universiteit Antwerpen. Promotor is professor Patrick Wagner en ook de professoren Van Bael, Haenen en Boyen werken mee aan dit onderzoeksproject waarin de eigenschappen van nanomaterialen verder worden bestudeerd en doorgrond. Ook interreg is een belangrijk financieringskanaal voor het onderzoek van imo-imomec. Het project Organext, dat dit jaar werd goedgekeurd, heeft de ambitie de Euregio Maas Rijn te laten uitgroeien tot een toptechnologische regio op het vlak van organische opto-elektronica en zonnecellen. De leiding van dit project, dat twaalf partners uit België, Nederland en Duitsland groepeert, is in handen van imo-imomec. Projectcoördinator is professor Jean Manca. De totale
kostprijs van dit project bedraagt ongeveer 7,5 miljoen Euro waarvan de helft wordt gefinancierd met Europese interreg middelen. Imo-imomec kan ook rekenen op een cofinanciering van de Vlaamse Regering en van de provincie Limburg. Naast het Organext project heeft imo-imomec in het verleden deelgenomen aan het interreg project OLED+ in de Euregio Benelux Middengebied en is het momenteel samen met BIOMED betrokken bij het Interreg project NanosenseU in het domein van de biosensoren. Imo-imomec heeft ook een indrukwekkend track record aan projecten binnen de Europese Kaderprogramma’s. In een zeer competitieve omgeving hebben de imo-imomec onderzoekers de laatste 20 jaren liefst 28 projecten verworven, niet enkel als partner maar de laatste jaren ook meer en meer als projectcoördinator. Op dit ogenblik zijn er zes Europese kaderprojecten in uitvoering en staan er alweer een aantal projectvoorstellen in de steigers. Een groot deel van deze projecten werd gerealiseerd door de inspanningen van dr. Laurence Lutsen en professor Milos Nesladek, die beiden meesters zijn in de kunst van het smeden van internationale consortia. Imo-imomec organiseert volgend jaar voor de 16e keer de internationaal bekende ‘Hasselt Diamond workshop’. Wat startte met een beperkt aantal deelnemers in na 16 jaar uitgegroeid tot een internationale bijeenkomst met meer dan 150 deelnemers uit de ganse wereld. Elk jaar in de maand februari verzamelt de wereldtop in het diamantonderzoek gedurende drie dagen in het Hasseltse cultuurcentrum. De professoren Haenen en Nesladek zijn de drijvende kracht achter dit initiatief dat zij na 15 jaar hebben uitgebouwd tot een jaarlijks gebeuren waar internationaal wordt naar uitgekeken. In 2009 lanceerde de Universiteit Hasselt de nieuwe spin-off Lumoza, samen met imec en het zeefdrukbedrijf Artist Screen. Lumoza produceert en ontwikkelt functionele printbare elektronica. De oprichting van deze spin-off is een opmerkelijke vorm van technologietransfer waarbij imoimomec met haar kennis over printbare elektronica samenwerkt met Artist Screen. De mogelijkheden zijn eindeloos, zoals lichtgevende plafonds, kledij of vrachtwagenbekleding. Lumoza richt zich in eerste instantie tot de reclame- en verpakkingssector, die beiden voortdurend op zoek zijn naar nieuwigheden. CEO van het nieuwe bedrijf is Wouter Moons, die zijn doctoraatsonderzoek uitvoerde onder begeleiding van professor Jean Manca. Zoals ik daarstraks al zei is dit zeker geen volledige opsomming van belangrijke mijlpalen in onze eerste twintig jaar. Andere mijlpalen zijn onder andere de boost die werd gegeven aan het biosensoronderzoek door de tUL-impulsfinanciering, de verschillende patenten die werden genomen en de deelname aan het Vlaams Fotovoltaïsch Initiatief. Een van de kerntaken van een universitair onderzoeksinstituut is uiteraard ook de vorming van doctores. Gedurende de laatste 20 jaar hebben 106 nieuwe doctores hun onderzoekswerk onder de deskundige begeleiding van imo-imomec professoren uitgevoerd. Hun namen ziet u vermeld op deze slide. Ik merk hierbij graag op dat 35 van deze doctores professor Dirk Vanderzande als promotor hadden waarmee hij op eenzame hoogte staat wat betreft het aantal doctoraten, niet enkel binnen imo-imomec of de UHasselt maar ook in gans Vlaanderen. De lijst van imo-imomec doctores zal in de nabije toekomst nog substantieel uitbreiden. Op dit ogenblik werken immers 55 aan hun doctoraatswerk binnen de verschillende onderzoeksgroepen. De Universiteit Hasselt heeft ook reeds drie eredoctoraten toegekend op voordracht van collega’s van imo-imomec. Op de diesnatalisviering in 1993 werd door rector Martens een eredoctoraat uitgereikt aan sir Harold Kroto, professor aan de Universiteit van Sussex (UK) met als promotor prof. dr. Jean-Pierre François, voor onder andere “ zijn ontdekking van het Buckminsterfullereen C60.” Drie jaar later, in 1996, werd Harry Kroto laureaat van de Nobelprijs chemie. In 2003 werd een eredoctoraat uitgereikt aan Cees Dekker, professor experimentele fysica aan de Technische Universiteit Delft (Nederland) met als promotor professor Luc De Schepper, onder andere voor “Voor zijn baanbrekend werk in het domein van de bio-elektronica en zijn bijdrage tot het inzicht in de fundamentele elektrische eigenschappen van DNA.” In 2009 verleende rector De Schepper een eredoctoraat aan Michaël Grätzel, professor fysische chemie aan de Ecole Polytechnique Fédérale de Lausanne in Zwitserland met als promotor professor Dirk Vanderzande. Dit “Voor zijn fundamenteel en baanbrekend werk op het gebied van mesoscopische zonnecellen.” En zodadelijk wordt deze lijst aangevuld met onze nieuwe eredoctors Andrew Holmes en Richard Palmer wiens verdiensten dadelijk uitgebreid zullen worden toegelicht door hun promotoren Dirk Vanderzande en Hans-Gerd Boyen. Een instituut met enige geschiedenis heeft natuurlijk ook zijn emeriti.
Vijf imo-imomec professoren zijn met emeritaat. Uiteraard zijn dit de pioniers van ons instituut. Stichtend directeur Lambert Stals werd emeritus in 2001. Lucien Van Poucke, spijtig genoeg te vroeg overleden op 1 januari 2005, vergastte ons op een geslaagd afscheidscollege in 2004. In 2005 zag ook Gilbert Knuyt een einde komen aan zijn dagelijkse fietstocht van Munsterbilzen naar Diepenbeek en vorig jaar gaf Jules Mullens de fakkel over aan zijn opvolgster Marlies Van Bael. Harry Martens ten slotte, is professor emeritus sinds 1 oktober van dit jaar. Van alle highlights zou ik er nog eentje vergeten. De eerste deelname van een imo-imomec team aan de Chambers’ Trophy die jaarlijks wordt ingericht door VOKA resulteerde in een schitterende 10de plaats en de prijs voor het beste gemengde team. Dit alles ondanks het feit dat de imoimomec directie ook haar duit gedurende een zeer korte tijd in het zakje moest doen. Sinds 1 oktober is professor Dirk Vanderzande directeur van imo-imomec. Professor Vanderzande is al van bij start verbonden aan het instituur voor materiaalonderzoek en maakt al geruime tijd deel uit van het directiecomité. Hij heeft een internationale reputatie gevestigd in het onderzoek naar plastic halfgeleiders. Professor Vanderande wil, samen met de ganse staf, het onderzoek naar nieuwe materialen verder richten op de grote uitdagingen van onze samenleving in de 21 ste eeuw: duurzaamheid en gezondheid. Hij zal dit later tijdens deze academische zitting verder toelichten. Dames en heren, bij de viering van ons jubileum hoort een dankwoord aan al diegenen die het succes van imo-imomec mogelijk hebben gemaakt. Het is uiteraard een erg grote groep personen die hun steentje hebben bijgedragen aan ons succes en om te vermijden dat ik sommigen over het hoofd zou zien ga ik ook geen lijstje geven. Naast al onze externe financiers wil ik wel expliciet alle imo-imomec personeelsleden danken: het secretariaatspersoneel, de techici, de doctoraatstudenten, de onderzoekers en de professoren. Zonder jullie allemaal was imo-imomec niet mogelijk geweest. Ook dank aan de medewerkers van de centrale diensten van de UHasselt: het rectoraat, de onderzoekscoördinatie, het Tech Transfer Office, de dienst communicatie, de personeelsdienst, de financiële dienst, de dienst Materiële voorzieningen en alle anderen die hun steentje hebben bijgedragen. Geachte genodigden, ik zou willen eindigen met twee punten. Ten eerste heb ik het grote genoegen u de nieuwe website van imo-imomec te mogen aankondigen. Sinds deze namiddag is de volledige vernieuwde website online waarop u alles kan terugvinden over ons onderzoek en over de service die we leveren aan de industrie. Mijn dank gaat hierbij uit naar professor De Ceuninck en zijn medewerkers die hier de laatste weken tegen een hels tempo hebben aan gewerkt. De laatste aflevering van het radioprogramma ‘Jongens en Wetenschap’ van het enthousiaste en legendarische Radio 1-duo Koen Fillet en Sven Speybrouck ging zes jaar geleden de ether in. Imo-imomec is al 20 jaar ‘Jongens en Wetenschap’. Bij deze gelegenheid wensen we onze eveneens enthousiaste en misschien ook wel legendarische ere-directeurs Lambert Stals, Luc De Schepper en Harry Martens te danken voor hun inspanningen voor het instituut en de dingen die zij door hun beleid in de laatste 20 jaar hebben mogelijk gemaakt. Professor Vanderzande zal hen hiervoor een kleine attentie overhandigen.