Titel interventie
Werkblad beschrijving interventie
Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad
Werkblad, versie mei 2015 Dit is een gezamenlijk werkblad van de volgende kennisinstituten:
Colofon Ontwikkelaar / licentiehouder van de interventie Naam organisatie : Cycloop Concept Creatie BV E-mail :
[email protected] Telefoon : 06 106 640 45
Websites (van de interventie): www.meidenvenijn.nl en www.meidenfijn.nl
Contactpersoon Vul hier de contactpersoon voor de interventie in, wanneer deze afwijkt van de ontwikkelaar of licentiehouder. Naam : E-mail : Telefoon :
Referentie in verband met publicatie Naam auteur interventiebeschrijving : Frank van Bezouw Titel interventie : Meidenvenijn is niet fijn! Databank(en) : update in week 45 2015 Plaats, instituut : Eindhoven Het werkblad is een invulformulier voor het maken van een interventiebeschrijving, geordend naar onderwerp (doelgroep, doel, enzovoort). De onderwerpen volgen de criteria voor beoordeling. De interventiebeschrijving is een samenvatting van de beschikbare schriftelijke informatie over de interventie voor de bezoeker van de databanken effectieve interventies en voor de erkenningscommissie interventies. De informatie is van belang voor de beoordeling van de kwaliteit, effectiviteit en randvoorwaarden van de interventie.
Kijk bij het invullen in de handleiding die bij dit werkblad hoort.
Titel interventie * 2
Inhoud Colofon .............................................................................................................................................................. 2 Inhoud ................................................................................................................................................................ 3 Samenvatting .................................................................................................................................................... 4 Korte samenvatting van de interventie ............................................................................................................. 4 Doelgroep ............................................................................................................................................................. 4 Doel ....................................................................................................................................................................... 4 Aanpak .................................................................................................................................................................. 4 Materiaal ............................................................................................................................................................... 4 Onderbouwing ...................................................................................................................................................... 5 Onderzoek............................................................................................................................................................. 5 1.
Uitgebreide beschrijving ......................................................................................................................... 6 Beschrijving interventie ....................................................................................................................................... 6 1.1 Doelgroep ..................................................................................................................................................... 6 1.2 Doel ............................................................................................................................................................ 8 1.3 Aanpak ....................................................................................................................................................... 9
2.
Uitvoering ................................................................................................................................................13
3.
Onderbouwing ........................................................................................................................................17
4.
Onderzoek ...............................................................................................................................................19 4.1 Onderzoek naar de uitvoering .................................................................................................................19 4.2 Onderzoek naar de behaalde effecten .....................................................................................................21
5.
Samenvatting Werkzame elementen ....................................................................................................22
6.
Aangehaalde literatuur...........................................................................................................................23
7.
Praktijkvoorbeeld ...................................................................................................................................26
Titel interventie * 3
Samenvatting Eén A-4tje, max 600 woorden
Korte samenvatting van de interventie – max 150 woorden Meidenvenijn is niet fijn! is een anti-pestmethode die zich, in tegenstelling tot andere pakketten, specifiek richt op de aanpak en preventie van (zorgwekkend) pestgedrag onder meisjes in de leeftijd van 9 t/m 15 jaar. De methode wordt momenteel ingezet op zo'n 840 scholen in het Primair- en Voortgezet Onderwijs en andere instellingen die met groepen meisjes werken. In Vlaanderen maken ± 50 scholen gebruik van de methode Meidenvenijn is niet fijn! is partner van de Gezonde School (www.gezondeschool.nl). Elke school of instelling kan bij inzet van deze methode, terecht bij hun regionale GGD voor aanvraag van het deelcertificaat 'Vignet Gezonde School' op het thema sociaal-emotionele ontwikkeling. Meidenvenijn is niet fijn! is een geregistreerd merk bij het Benelux-Bureau voor Intellectuele Eigendom en wordt o.m. ondersteund door de Gezonde School (RIVM Centrum Gezond Leven) en in (digitale) ontwikkeling door Stichting Kinderpostzegels Nederland.
Doelgroep – max 50 woorden Primaire doelgroep van de interventie is meisjes in de leeftijd van 9 t/m 15 in het speciaal en regulier onderwijs (preventieles en lesblokken). De secundaire doelgroep is jongens in de leeftijd van 9 t/m 15 (preventieles). Intermediaire doelgroep(en) zijn schoolbegeleiders (leerkracht, ib-er, mentor, zorgcoördinator, ab-er etc.) en de betrokken ouders.
Doel – max 50 woorden Het doel van ‘Meidenvenijn is niet fijn!’ is het specifiek onderlinge pestgedrag van meisjes in de leeftijd van 9 t/m 15 jaar inzichtelijk te maken (voor alle doelgroepen), aan te pakken en te verminderen.
Aanpak – max 50 woorden Meidenvenijn is niet fijn! bestaat uit een preventieles en een curatieve lessenreeks van 4 lesblokken. De preventieles wordt ingezet voor voor de hele groep (meisjes en jongens), de curatieve lessen alléén voor de meisjes. Nieuw ontwikkelde meetinstrumenten, cursus en certificering voor de begeleider(s) etc. zijn de basis voor kwalitatieve uitvoering.
Materiaal – max 50 woorden Het lespakket ‘Meidenvenijn is niet fijn!’ bestaat uit een leskoffer met daarin: • Gebruikershandleiding • Kaarten met illustraties van de verschillende meidenrollen (groot en klein formaat) • Werkboeken voor de meisjes • Afsprakenposters • Reminders (sleutelhangers) • Ouderinformatie-flyers • Verder is er cursusmateriaal, ondersteunende websites, (digitale) evaluatieformulieren.
Titel interventie * 4
Onderbouwing – max 150 woorden Let op: dit onderdeel hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op niveau ‘Goed beschreven’.
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Onderzoek – max 100 woorden 2009 - gebruikersonderzoek op basis van de eerste (pilot)versie 'Meidenvenijn is niet fijn!' uit 2008 2011 - 1e procesevaluatie aan de hand van scorelijsten Preffi, EKI en Full Refka Scan door de HAN 2014 - gebruikersonderzoek op basis van de tweede versie 'Meidenvenijn is niet fijn!' uit 2010 2015 - 2e procesevaluatie aan de hand van scorelijsten Preffi, EKI en Full Refka Scan door de HAN
Titel interventie * 5
1. Uitgebreide beschrijving Beschrijving interventie Het werkblad is ook geschikt voor een samenvattende beschrijving van complexe of samengestelde interventies. Dit zijn interventies die uit twee of meer afzonderlijke onderdelen bestaan. Denk aan interventies met aparte onderdelen voor verschillende doelgroepen, zoals een leefstijlinterventie die zowel gericht is op de community als op de school als op de individuele docent. Of aan interventies met verschillende modules die bij een doelgroep ‘op maat’ worden toegepast. Naarmate er meer onderdelen zijn is het aan te bevelen de structuur visueel weer te geven in een schema. Dit geldt met name voor de subdoelen en voor de aanpak van de interventie. Zie ook de aanwijzingen in de handleiding.
1.1
Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep – max 100 woorden Wat is de uiteindelijke doelgroep van de interventie? De interventie richt zich specifiek op meisjes in de leeftijdsgroep van 9 t/m 15 jaar. Er wordt onder-scheid gemaakt tussen de primaire doelgroep meisjes en de secundaire doelgroep jongens. De preventieles van Meidenvenijn is niet fijn! kan algemeen ingezet worden ter voorkoming van pest-gedrag in de groep en in het bijzonder het bespreekbaar maken van specifiek pestgedrag onder meisjes. De preventieles kan worden ingezet voor de hele groep (zowel jongens als meisjes). De curatieve lessenreeks is er alléén voor de meisjes en richt zich op de groepsdynamiek binnen de totale meisjesgroep (dus niet op de pester en het slachtoffer alleen). Intermediaire doelgroep – max 100 woorden Zijn er intermediaire doelgroepen? Zo ja, welke? Er zijn enkele intermediaire doelgroepen te onderscheiden: a. Begeleiders binnen een school/instelling waaronder leerkrachten, intern begeleiders, ortho- pedagogen, vertrouwenspersonen, zorgcoördinatoren. b. Begeleiders buiten een school/instelling die vanwege hun expertise worden ingeschakeld om leerkrachten etc. te begeleiden bij de uitvoering van de meidenvenijninterventie. Denk hierbij aan ambulant begeleiders, onderwijsadviesdiensten, begeleiders met een eigen (zorg)praktiijk. c. Ouders van de leerlingen. d. Instellingen waaronder GGD's, CJG's, Pestweb, RIVM CGL, Stichting Kinderpostzegels e.a. met adviserende rol en pleitbezorgers in het kader van Gezondheid en Welzijn.
Selectie van doelgroepen – max 250 woorden Hoe wordt de (intermediaire)doelgroep geselecteerd? Zijn er contra-indicaties? Zo ja, welke? Leerlingen Meidenvenijn is niet fijn! is gericht op preventie en aanpak van pestgedrag onder meisjes in de leeftijdsgroep van 9-15 jaar. Contra-indicatie: de meidenvenijnlessen zijn vanwege de groepsdynamische aanpak niet gericht op de individuele leerling. Jongens nemen niet deel aan de curatieve lessenreeks. Begeleiders (intern) Begeleiders binnen en school of instelling volgen minimaal de meidenvenijn cursusdag en maximaal de certificering tot 'Specialist Meidenvenijn' (licentie A). Titel interventie * 6
Contra-indicatie: Begeleiders die niet in het bezit zijn van licentie A mogen de curatieve lessen van de interventie niet uitvoeren, enkel de preventieles met bewijs van deelname aan de cursusdag. Begeleiders (extern) Begeleiders buiten een school/instelling moeten minimaal in het bezit zijn van licentie A (cursusdag en certificering). Contra-indicatie: Externe begeleiders zonder licentie A mogen de interventie niet uitvoeren. Ouders Ouders kunnen zich laten voorlichten door middel van een ouderbijeenkomst op school. Deze kan worden georganiseerd door de school zelf met gebruikmaking van informatie uit de handleiding of in samenwerking met de interventie-eigenaar. Contra-indicatie: Ouders mogen zich niet laten voorlichten over de interventie Meidenvenijn is niet fijn! als de school of instelling de bijenkomst organiseert zonder inzet van gekwalificeerde begeleiders (minimaal een cursusdag). (Zorg)instellingen en organisaties Mogen de interventie onder de aandacht brengen als een anti-pest interventie gericht op het tot stand brengen van een gezond sociaal leefklimaat onder leerlingen waarbij uitval op school wordt tegengegaan. Contra-indicatie: Instellingen in het bezit van een bewijs- of zichtexemplaar van de interventie mogen het materiaal niet uitlenen en/of de inhoud ervan (laten) kopieëren.
Betrokkenheid doelgroep – max 150 woorden Was de doelgroep betrokken bij de (door)ontwikkeling van de interventie, en op welke manier? De doelgroep, zowel leerlingen als schoolbegeleiders en ouders, is betrokken bij de ontwikkeling van Meidenvenijn is niet fijn!. Na de uitzet van de eerste (pilot)versie op 300 scholen is naar aanleiding van een gebruikersenquête een tweede versie ontwikkeld. Hierin zijn de opmerkingen en kritiekpunten verwerkt (zoals de behoefte naar een methodische aanpak met meer informatie, opdrachten en handvatten). In het ontwikkelingstraject van de huidige versie heeft afstemming plaatsgevonden met de primaire doelgroep en schoolbegeleiders (leerling-panel met leerlingen uit Alkmaar, Arnhem, Den Bosch en Eindhoven en hun begeleiders). Ook is bij de ontwikkeling van de tweede versie gebruik gemaakt van pilotscholen (waaronder de Paus Joannesschool te Den Bosch, BS De Sonnewijzer te Son en Breugel, CSG Jan Arentsz te Alkmaar) en feedback uit het gebruikersonderzoek van mei 2014. De doorontwikkeling van Meidenvenijn wordt mede ondersteund door Stichting Kinderpostzegels Nederland in o.a. nieuwe (interactieve)website, digitale lessen, meetinstrumenten, app etc.
Titel interventie * 7
1.2
Doel
Hoofddoel – max 100 woorden Wat is het hoofddoel van de interventie? Het hoofdoel van Meidenvenijn is niet fijn! is de aanpak en preventie van (zorgwekkend) pestgedrag onder meisjes in de leeftijd van 9 t/m 15 jaar. Kinderen moeten zich gezond kunnen ontwikkelen binnen een veilige, sociale leef- en leeromgeving waarbij uitval op scholen voorkomen wordt.
Subdoelen – max 350 woorden Wat zijn de subdoelen van de interventie? Indien van toepassing: welke subdoelen horen bij welke intermediaire doelgroepen of subdoelgroep(en)? Meisjes 1 Meisjes hebben meer inzicht in het meidenvenijn (groepsdynamiek, gedrag, rollen en onderlinge hiërarchie) 2 Meisjes zijn zich bewust van het effect van gedrag op anderen 3 Meisjes onderkennen hun eigen kwaliteiten 4 Meisjes leren hoe zij negatief gedrag kunnen ombuigen naar positief gedrag 5 Meisjes hebben inzicht in basale communicatieve vaardigheden 6 Meisjes stellen individuele en groepsdoelen op met de gewenste cq. ideale situatie als uitgangspunt Jongens 7 Jongens hebben meer inzicht in het meidenvenijn (groepsdynamiek, gedrag, rollen en onderlinge hiërarchie) Begeleiders 8 Begeleider heeft meer inzicht in het meidenvenijn (groepsdynamiek, gedrag, rollen en onderlinge hiërarchie) 9 Begeleider draagt aangereikte informatie over aan collega’s 10 Begeleider zet het aangereikte materiaal en de instrumenten in om het meidenvenijn te bespreken en aan te pakken 11 Begeleider heeft inzicht in overige schoolactiviteiten die bijdragen aan een afname in pesten 12 Begeleider is gemotiveerd om meidenvenijn te doorbreken en te zorgen voor een sociaal veilig leer- en leefklimaat in de groep Ouders 13 Ouders hebben meer inzicht in het meidenvenijn (groepsdynamiek, gedrag, rollen en onderlinge hiërarchie) 14 Ouders kennen de inhoud van het programma en de lesblokken 15 Ouders krijgen handvatten aangereikt om pestgedrag te signalen, bespreekbaar te maken en er mee om te gaan 16 Ouders zijn gemotiveerd om meidenvenijn te doorbreken (Zorg)instellingen en organisaties 17 Instellingen en organisaties zijn op de hoogte van het fenomeen meidenvenijn 18 Instellingen en organisaties zorgen voor professioneel advies en kennisspreiding 19 Instellingen en organisaties zorgen voor een groter (politiek)draagvlak 20 Instellingen en organisaties zijn gericht op de gezondheid en welzijn van kinderen en dragen bij aan de maatschappelijke verantwoording van de interventie
Titel interventie * 8
1.3
Aanpak
Opzet van de interventie – max 200 woorden Hoe is de opzet van de interventie en wat is de omvang (duur, aantal contacten – indien van toepassing)? Voeg eventueel een schema toe als bijlage. 1 Informatie Teampresentatie: over meidenvenijn en het signaleren van typisch meisjespestgedrag, korte uitleg interventie en informatie opleiding voor begeleiders. • presentatie/workshop: 3 - 3,5 uur Ouderbijeenkomst: informatie over meidenvenijn en het lespakket. • bijeenkomst: 1,5 - 2 uur 2 Opleiding Begeleiders (intern/extern) volgen een opleiding bestaande uit een cursusdag gevolgd door een certificeringstraject (interventie in de praktijk) 'Specialist Meidenvenijn' - Licentie A • cursusdag: 8 uur • certificeringstraject: 3 maanden (praktijk + intervisie) • certificeringsbijeenkomst: 3,5 uur (Licentie A: 'Specialist Meidenvenijn') Binnen 2 jaar na het behalen van licentie A volgen de specialisten een herhalingscursus van 1 dag waarbij praktijkennis wordt getoetst en ervaringen worden gedeeld onder de specialisten. Als aan gestelde criteria is voldaan behaald men licentie B (5 jaar geldig): 'Expert Meidenvenijn'.
alle
3 Uitvoering a. Ter voorbereiding op de uitvoering van de interventie leest de schoolbegeleider de handleiding door en bereidt zich voor op de ouderbijeenkomst. • voorbereiding: 4 - 5 uur b.
Inzet meetinstrumenten: een keuze uit 5 meetinstrumenten met 3 meetmomenten: voormeting, tussenmeting en nameting. • afhankelijk per meetinstrument: 5 - 20 min (3x per jaar)
c.
Preventieles • uitvoering: 2,5 - 3 uur
d.
Curatieve lessen • uitvoering: 10 uur (4 lesblokken x 2,5 uur)
4 Evaluatie Evaluatie voor begeleiders en leerlingen (digitale vragenlijsten). • evaluatie: 20 min
Inhoud van de interventie – max 1200 woorden Welke concrete activiteiten worden uitgevoerd en -eventueel- in welke volgorde? Geef geen uitputtende beschrijving van activiteiten; het is voldoende als de lezer zich een beeld kan vormen van wat er gedaan wordt en hoe dit gedaan wordt. Indien van toepassing per onderdeel samenvatten. Vergeet niet aandacht te besteden aan de werving. Bij interventies op maat: geef aan wat op basis van welke criteria wanneer wordt uitgevoerd. Geef ook aan wat minimaal moet worden uitgevoerd om de gestelde doelen te behalen. Titel interventie * 9
Welke concrete activiteiten worden uitgevoerd en -eventueel- in welke volgorde? Geef geen uitputtende beschrijving van activiteiten; het is voldoende als de lezer zich een beeld kan vormen van wat er gedaan wordt en hoe dit gedaan wordt. Indien van toepassing per onderdeel samenvatten. Vergeet niet aandacht te besteden aan de werving. Bij interventies op maat: geef aan wat op basis van welke criteria wanneer wordt uitgevoerd. Geef ook aan wat minimaal moet worden uitgevoerd om de gestelde doelen te behalen. Werving Er wordt continue aandacht besteed aan publiciteit voor de interventie door middel van nieuwsbrieven, workshops, congressen, advertenties, free publicity in vakbladen, contacten met intermediairs, etc. Dit vindt plaats gedurende het hele jaar. Als partner van de Gezonde School staan we om de twee jaar op de Nationale Onderwijstentoonstelling (NOT-Beurs). Werving heeft er mede toe bijgedragen dat de Stichting Kinderpostzegels Nederland een subsidieverzoek heeft gehonoreerd voor (digitale) dooront-wikkeling van de interventie: 'Meidenvenijn Online'. Voorbereiding Ter voorbereiding op de diverse bijeenkomsten en uitvoering van Meidenvenijn is niet fijn! is het aan te raden om het lespakket alvast aan te schaffen. Een presentatie/workshop of teambijeenkomst kan echter ook worden aangevraagd ter oriëntatie en kennismaking met de interventie. De handleiding uit het lespakket geeft de begeleider heldere informatie over pestgedrag in het algemeen, meidenvenijn in het bijzonder en geeft de lesinhoud van de interventie weer. Voordat een teambijeenkomst plaatsvindt kunnen teamleden zich alvast inlezen en voorbereiden. Informatie > Teampresentatie Deelnamevoorwaarden: - de deelnemers hebben ervaring in het onderwijs en/of het leiden van groepen (kinderen/jongeren) De teamworkshop bestaat uit twee delen: In deel 1 worden de achtergronden van pesten en meidenvenijn uitgelegd en leert men hoe bij te dragen aan de vorming van een gezonde groep. Verder is men in staat het stereotype gedrag en rollen in meidengroepen te signaleren. Hiermee wordt een goede basis gelegd voor preventie. In deel 2 gaan we in op het programma “Meidenvenijn is niet fijn!’. Men ervaart de fasen van de preventieles en krijgt zicht op de werking van de curatieve lesblokken ‘Van venijn naar kwaliteit’. • • • • •
de deelnemers zijn in staat meidenvenijn vroegtijdig te signaleren de deelnemers kennen de achtergronden van pesten in het algemeen en meidenvenijn in het bijzonder de deelnemers kennen en herkennen de diverse stereotype rollen in een meidengroep de deelnemers zijn bekend met de belangrijkste do’s en don’ts in de aanpak van meidenvenijn de deelnemers maken kennis met de curatieve aanpak van het programma
> Ouderbijeenkomst Voor alle ouders van leerlingen op een basis- of middelbare school Tijdens deze bijeenkomst worden de ouders uitgebreid geïnformeerd over het meidenvenijn en de meidenrollen, over de interventie en de inhoud van de lesblokken. De ouders kunnen de gebruikte materialen bekijken. Hiernaast krijgen ouders handvatten aangereikt hoe ze met pestgedrag kunnen omgaan en hoe ze het bespreekbaar kunnen maken (psycho-educatie). • • •
ouders zijn bereid om met elkaar, de kinderen en de school het pestprobleem op te lossen. ouders zijn bereid om naar elkaar te luisteren en oplossingsgericht te denken en te handelen. ouders zullen ook in de thuissituatie positief aandacht besteden aan de pestproblematiek. Titel interventie * 10
Opleiding Om de interventie te mogen uitvoeren is een opleiding voor de begeleiders van de interventie verplicht. De totale opleiding bestaat uit twee delen: een cursusdag en een certificeringstraject (praktijk uitvoering). Na de cursusdag ontvangen alle deelnemers een 'bewijs van deelname'. Met dit bewijs kunnen ze doorgaan voor certificering. Als aan alle criteria is voldaan ontvangen de deelnemers het certificaat 'Specialist Meidenvenijn' en Licentie A. Deze Licentie is twee jaar geldig. Binnen twee jaar na het behalen van licentie A volgen de specialisten een herhalingscursus van één dag waarbij praktijkkennis wordt getoetst en ervaringen middels intervisie tussen de gebruikers worden gedeeld. Als aan alle gestelde criteria en voorwaarden is voldaan ontvangen de deelnemers het certificaat 'Expert Meidenvenijn' en Licentie B. Deze Licentie is vijf jaar geldig. Iedere school of instelling zal bij uitvoering van de interventie minimaal een vaste medewerker (teamlid) moeten hebben opgeleid tot 'Specialist Meidenvenijn' (Licentie A). Andere teamleden mogen na het volgen van de cursusdag alleen de preventieles uitvoeren. Indien een school gebruikt maakt van externe (ambulant) begeleiders, dan moeten deze begeleiders in het bezit zijn van Licentie A. De leerkracht(en) van de groep(en) die worden begeleid zullen de cursusdag moeten hebben gevolgd en in het bezit zijn van een deelnamebewijs. Inzet van Meetinstrumenten Om de resultaten van de interventie te kunnen meten zet de begeleider meetinstrumenten in. Uitvoering > Preventieles ‘Meidenvenijn’ Deelnamevoorwaarden: - deze les is voor de hele groep (zowel jongens als meisjes) als er geen sprake is van pesten. In de preventieles worden de verschillende meidenrollen en onderlinge verhoudingen (de sociale hiërarchie) besproken aan de hand van geïllustreerde praatkaarten. Er wordt ingegaan op de positieve en negatieve gevolgen van hun gedrag en hoe negatief gedrag om te buigen is naar positief gedrag. Hieruit voortkomende groepsafspraken komen op een poster te staan. • • • •
De kinderen worden zich bewust van het venijn dat in meidengroepen kan spelen De kinderen worden zich bewust van de diverse rollen die meisjes kunnen De kinderen leren dat negatieve eigenschappen voortkomen uit positieve eigenschappen (kernkwaliteiten) De kinderen maken afspraken die zorgen voor een prettige omgang zonder meidenvenijn
> Lesblokken ‘Van venijn naar kwaliteit’ Deelnamevoorwaarden: - deze les is alléén voor de meisjes als er sprake is van meidenvenijn. Bij de lesblokken wordt gebruik gemaakt van een grote diversiteit van methoden, werkvormen, technieken en gebruikte materialen. Zo vinden er klassikale gesprekken en gesprekken in kleinere groepjes plaats en is er ruimte voor individuele aandacht, er zijn groepsopdrachten en individuele opdrachten, elk meisje heeft haar eigen werkboekje met opdrachten, verhalen, een quiz en stickervellen, er zijn rollenspellen en individuele opdrachten die laten ervaren hoe gedachten bepalend zijn voor je gedrag, er wordt aandacht besteed aan de groepsproblematiek, maar ook aan individuele problemen (‘top secret’- box) etc. Hieronder een korte beschrijving per lesblok. Voor uitgebreide beschrijving zie de handleiding.pdf Lesblok 1. Kwaliteiten en vriendschappen Titel interventie * 11
Dit lesblok gaat over verwachtingen met betrekking tot de lessen meidenvenijn en welke afspraken horen bij een sociaal veilige omgeving voor iedereen. Er wordt afstand gedaan van negatieve ervaringen door middel van een 'top secret box' en er wordt aandacht besteedt goede eigenschappen (kwaliteiten) en minder goede eigenschappen (vervorming van kwaliteiten). Tot slot wordt ingegaan op vriendschappen binnen een meidengroep en spelregels voor een fijne omgang met elkaar. • • • • • • •
Kennismaken met groep / begeleider Creëren van een veilige omgeving voor alle kinderen middels het maken van afspraken Inzicht krijgen in eigen goede en minder goede eigenschappen Inzicht krijgen in begrippen als ‘kwaliteiten’ en valkuilen’ (PO en VO) Inzicht krijgen in begrippen als ‘uitdaging’ en ‘allergie’ (optioneel voor VO) Introductie van gesprekstechniek (feedbackregels) Eerste kennismaking met het thema vriendschappen en meidengroepen
Lesblok 2. Meidenvenijn In dit lesblok worden acht stereotype meidenrollen besproken aan de hand van geïllustreerde praatkaarten. De meisjes reflecteren op wat voor type meisje ze zien en welke details daarbij horen. Ze ervaren wat voor positief gedrag en welk negatief gedrag op elk van de meisjes van toepassing is. (Belangrijk is dat de begeleider de afgebeelde meisjes op de kaarten geen naam geeft). Deze les voorziet ook in een rollenspel met twaalf verschillende scènes om de meidenrollen uit te diepen. • • •
Bewust worden van het venijn dat in meidengroepen kan spelen Herkennen van de diverse rollen die meisjes kunnen aannemen Beleven, door letterlijk in de huid te kruipen van een rol, hoe het voelt om een bepaalde rol te hebben
Lesblok 3. Denken en doen In deze les staat het 5G-model centraal: de relatie tussen gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg. Hierbij wordt ingegaan op helpende- en niet-helpende gedachten, basisgevoelens, lichaamshouding, het maken van oogcontact en stemgebruik en wat het gevolg is van handelen. • • • • •
Inzicht krijgen in de relatie tussen gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg (5G- model) Positief leren denken (het omzetten van niet-helpende gedachten in helpende gedachten) Kennismaken met de drie basisvaardigheden van gedrag (houding, oogcontact, stemgebruik) Bewust worden en herkennen van negatief gedrag en positief gedrag Herkennen van intenties/bedoelingen van gedrag
Lesblok 4. Actie! De afsluitende les richt zich op het stellen van groep- en persoonlijke doelen en het kiezen van acties die haalbaar zijn en tot een positief resultaat leiden. Hierna gaan de meisjes aan de slag met het maken van een individueel actieplan tegen Meidenvenijn en vervolgens een actieplan van de hele groep tegen meidenvenijn. Ter afsluiting worden de lesblokken klassikaal geëvalueerd, afspraken op een poster gezet en in de klas opgehangen en krijgen de meisjes een sleutelhanger als ‘reminder’. • Kiezen van één of meerdere persoonlijke doelen die de sfeer en de omgang tussen de verbeteren • Formuleren van een actieplan met haalbare doelen • Kiezen van één of meerdere groepsdoelen (met actieplan) en komen tot een gedragscode voor de groep om de sfeer en omgang tussen meiden te verbeteren.
meisjes
Titel interventie * 12
2. Uitvoering Materialen – max 200 woorden Welke materialen zijn beschikbaar voor de uitvoering, werving en evaluatie van de interventie? Een leskoffer met materialen voor de begeleider en leerlingen met de volgende inhoud: • 1 handleiding voor de begeleider • 8 grote kaarten en 3 kleine kaartensets met daarop de diverse meidenrollen • 15 werkboeken voor de meisjes • 15 sleutelhangers (reminders) • 3 afsprakenposters • 30 ouder informatiefolders • 8 kaarthouders Meetinstrumenten Om de resultaten van de interventie inzichtelijk te maken (incl. handleidingen voor de begeleider) Onderstaande meetinstrumenten (met 3 meetmomenten) zijn er voor het PO en VO. • Pesttest • Sociometrie • Sociale competentie • Pestrollen • Welbevinden Cursusdag (ook team-presentaties, workshops, ouderbijeenkomsten) - handleiding, reader en materiaal (uit de koffer) voor de deelnemers - een presentatieopzet en presentielijst voor de cursusleider Certificering + bijeenkomst - intervisiecommunity voor de deelnemers die opgaan voor 'Specialist Meidenvenijn' - licentie A - een presentatieopzet en presentielijst voor de cursusleider Evaluaties (digitaal) • evaluatie van begeleiders en leerlingen vindt plaats na toepassing van de interventie. • evaluatie van de cursus • evaluatie van het certificeringstraject • gebruikersevaluatie Website Meidenvenijn (voor scholen en instanties) www.meidenvenijn.nl (+ twitter, facebook en youtubekanaal) Website Meidenfijn! (landingspagina voor meisjes om de Meidenfijn! app te downloaden) www.meidenfijn.nl (+ twitter, facebook en youtubekanaal) Werving • informatiefolders • digitale nieuwsbrieven • voor beurzen en congressen worden telkens actiematerialen ontwikkeld • via social media • informatiefilmpje op leraar24.nl - www.leraar24.nl/video/2324/omgaan-met-meidenvenijn
Titel interventie * 13
Locatie en type organisatie – max 200 woorden Waar kan de interventie uitgevoerd worden en welk(e) soort(en) organisatie(s) kan/kunnen de interventie uitvoeren? De interventie kan worden uitgevoerd door de intermediaire doelgroep, de schoolbegeleiders (leerkracht, iber, mentor, vertrouwenspersoon, zorgcoördinator) uit het reguliere of speciale basisen voortgezet onderwijse en organisaties die met groepen meisjes werken. Zowel de lessen als de teampresentatie en ouderbijeenkomst worden op school uitgevoerd. De curatieve lessen voor de meisjes in een veilige (klas) omgeving. Indien gebruik wordt gemaakt van digitale lessen zal er aan de daarvoor gestelde technische eisen moeten worden voldaan.
Opleiding en competenties van de uitvoerders – max 200 woorden Wie zijn de uitvoerders en welke opleiding en competenties hebben zij nodig? De uitvoerders dienen minimaal een afgeronde onderwijskundige, of (sociaal) pedagogische opleiding te hebben gehad op Hbo-niveau, gewend te zijn om met groepen leerlingen te werken en over didactische vaardigheden te beschikken. De begeleiders (inter) volgen de opleiding meidenvenijn: (minimaal) een cursusdag en certificering tot 'Specialist Meidenvenijn' - licentie A. Ambulant begeleiders en andere externen volgen de volledige opleiding.
Kwaliteitsbewaking – max 200 woorden Hoe wordt de kwaliteit van de interventie bewaakt? De kwaliteit van de interventie wordt bewaakt door: • de interventie-eigenaar en de auteurs van de interventie • een duidelijk geschreven handleiding voor de begeleider(s) • de opleidingseis voor begeleiders. Zonder het volgen van de opleiding kan de interventie niet worden uitgevoerd • de opleiding en bijeenkomsten worden uitgevoerd en begeleid door onderwijsprofessionals • licenties die zijn gekoppeld aan de opleiding • het toepassen van meetinstrumenten (monitoren en evalueren van de resultaten) • de cursus en certificering te evalueren en indien nodig aanpassingen te verrichten • de lessen te evalueren (leerlingen en begeleiders) en indien nodig aanpassingen te verrichten • het inrichten van een community voor gebruikers (intervisie) • eens in de zoveel jaar een gevalideerd gebruikersonderzoek te doen en aan de slag te gaan met de uitkomsten en aanbevelingen. • in te spelen op actuele (politieke) gebeurtenissen die van invloed zijn op de uitvoering • samen te werken met een netwerk van diverse grote (zorg)organisaties en stakeholders • informatie te vergaren door deelname aan congressen, expertbijeenkomsten etc. Meidenvenijn is niet fijn! is een beschermd merk. voor alle producten en diensten gelden de daarvoor opgestelde algemene (leverings-) voorwaarden.
Randvoorwaarden – max 200 woorden Wat zijn de organisatorische en contextuele randvoorwaarden voor een goede uitvoering van de interventie? Organisatorische randvoorwaarden: er is voldoende draagvlak bij scholen en organisaties om pestgedrag onder meisjes aan te pakken door inzet van 'Meidenvenijn is niet fijn!' (op dit moment ± 800 scholen (PO en VO) en andere organisaties die met meisjes werken). Er wordt samengewerkt met diverse scholen, schoolgroepen en ambulant begeleiders alsmede organisaties die werken binnen het clusteronderwijs. Vanwege een duidelijk tijdspad met daaraan verbonden kosten, uren en opbrengsten zijn scholen en instellingen goed in staat het interventietraject in te passen binnen Titel interventie * 14
hun organisatie. Omdat de interventie veelal in de klassen plaatsvind is de beschikbare ruimte geen probleem. Contextuele randvoorwaarden: Meidenvenijn is niet fijn! is partner van de Gezonde School en staat vermeld in de database van Loket Gezond Leven. Alle scholen en instellingen die te maken hebben met pestgedrag (onder meisjes) kunnen hierover informatie inwinnen bij de regionale GGD. Voor het themacertificaat 'Sociaal Emotionele Ontwikkeling' als onderdeel van het Vignet Gezonde School kunnen scholen zich aanmelden als de interventie structureel inzetten. Om uitval van kinderen op scholen tegen te gaan door pestgedrag aan te pakken wordt Meidenvenijn is niet fijn! sinds september 2013 in de doorontwikkeling ondersteund door Stichting Kinderpostzegels Nederland. Implementatie – max 200 woorden Is er een systeem voor implementatie? Geef een samenvatting. De implementatie van Meidenvenijn wordt in de handleiding nauwgezet beschreven en kan door de begeleiders op basis van opleiding, pedagogische en didactische vaardigheden en ervaring worden uitgevoerd. De handleiding voorziet in gedetailleerde achtergrond informatie, nauwgezette instructies, didactische handvatten, tijdsindicatie en een overzicht van benodigde materialen. (een indicatie van de volgorde van implementatie is te zien onder 1.3 Aanpak) Kosten – max 200 woorden Wat zijn de kosten van de interventie? Benoem daarbij de personele (in aantallen uren) en de materiële kosten. Alle materialen zijn los te koop na aanschaf van het basispakket Meidenvenijn is niet fijn!. Het is ook mogelijk een abonnement te nemen voor de duur van minimaal 2 jaar. Een abonnement bestaat uit één basispakket met een vaste inhoud én een deel dat jaarlijks wordt aangevuld. Er zijn drie soorten abonnementen: A, B of C die afgestemd zijn op het aantal groepen meisjes (15, 30, of 45 meisjes) waarmee uw school aan de slag gaat. Materiaalkosten Basispakket los - op basis van één groep t/m 15 meisjes (koffer, handleiding, set grote kaarten, drie setjes kleine kaarten, 15 werkboeken, drie afsprakenposters, 30 ouderflyers, 15 sleutelhangers en 8 kaarthouders)
395,-
Aanvulset los - op basis van één groep t/m 15 meisjes (15 werkboeken, drie afsprakenposters, 30 ouderflyers, 15 sleutelhangers)
195,-
Abonnement A (op basis van één groep t/m 15 meisjes) Jaar 1 Basispakket Jaar 2 > Aanvulset
320,175,-
Abonnement B (op basis van twee groepen t/m 30 meisjes) Jaar 1 Basispakket + aanvulset Jaar 2 > Aanvulset (x2)
460,330,-
Abonnement C (op basis van twee groepen t/m 45 meisjes) Jaar 1 Basispakket + aanvulset (x2) Jaar 2 > Aanvulset (x3)
580,465,-
Opleidingskosten Cursusdag
250,-
Certificering (+ licentie A)
270,-
Titel interventie * 15
Personele kosten
Voorbereiding*
Voorbereiding handleiding
2 uur
Teambijeenkomst
2 uur
3 - 3,5 uur
--,--
Ouderbijeenkomst
2 - 3 uur
1,5 - 2 uur
--,--
Meetinstrumenten (per instr.)
2 uur
5 - 20 min
Preventieles
1 uur
2,5 - 3 uur
--,--
Lesblokken (x4)
4 uur
10 uur (4 x 2,5 uur)
--,--
*
Activiteit --,--
Op basis van de eerste keer voorbereiden. Bij meetinstrumenten is de tijdsaanduiding afhankelijk van het soort instrument wat ingezet wordt.
Titel interventie * 16
3. Onderbouwing Probleem – max 400 woorden Voor welk probleem of (mogelijk) risico is de interventie ontwikkeld? Omschrijf aard, ernst, spreiding en gevolgen. Aard en ernst De interventie ‘Meidenvenijn is niet fijn’ is ontwikkeld om het specifieke pestgedrag van meisjes aan te pakken. Omdat de onderlinge relaties tussen meisjes vaak worden gekenmerkt door een zeer sterke sociale hiërarchie speelt de groepsdynamiek in pestsituaties een grote rol. Meidenvenijn is pesten door middel van sociale relaties zoals samenklitten, buitensluiten, manipuleren en roddelen. Deze vorm van pesten is vaak zo subtiel en geraffineerd dat ze veelal 'onzichtbaar' is voor volwassenen: de begeleiders en ouders e.a. Spreiding Pesten komt zowel op de basisschool als op de middelbare school vaak voor. Over het algemeen kan worden gesteld dat ongeveer 10% van de kinderen actief pester is en 10 tot 15% van de kinderen slachtoffer (Goossens, Vermande & Van der Meulen, 2012). Uit onderzoek naar de rolbenadering bij pesten blijkt dat hiernaast 20 tot 25% van de leerlingen in de categorie meeloper of aanmoediger valt. Deze categorie tolereert, accepteert of zelfs stimuleert het pestgedrag passief dan wel actief. In de categorie verdediger valt 15-20% van de leerlingen (Camodeca & Goossens, 2004; Goossens, Olthof & Dekker, 2006; Olthof, Goossens, Vermande, Aleva & Van der Meulen, 2011). De overige 25 tot 45% van de leerlingen is ‘buitenstaander’ (Goossens et al, 2012), hetgeen overigens niet betekent dat ze géén last hebben van het pestgedrag. Met betrekking tot sekseverschillen variëren de resultaten van verschillende studies erg. Waar het ene onderzoek aangeeft dat meisjes een grotere kans hebben om slachtoffer van pesten te worden (Veenstra, Lindenberg, Oldehinkel, De Winter, Verhulst & Ormel, 2005), geven andere studies resultaten waarbij jongens vaker zowel slachtoffers als dader zijn (Vandebosch, 2006; Griffin & Gross, 2004; Powell & Lad, 2010). In het voortgezet onderwijs is er een licht onderscheid te vinden qua opleidingsniveau en herkomst. VMBOleerlingen pesten iets meer dan Vwo-leerlingen en allochtone leerlingen pesten iets vaker dan autochtone leerlingen, 10.1% vs. 6,4% volgens het Health Behavior in School-aged Children – onderzoek (Van Dorsselaer, De Looze, Vermeulen-Smit et al., 2010). Gevolgen De gevolgen van pesten zijn groot voor alle betrokkenen en getuigen. Slachtoffers hebben meer kans op sociale en emotionele problemen. Er is een verband tussen gepest worden en het hebben van psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn, slaapproblemen, verminderde eetlust, buikpijn, bedplassen, vermoeidheid (Fekkes, Pijpers, Fredriks, Vogels & VerlooverVanhorick, 2006), minder zelfvertrouwen en een lage zelfwaardering (Egan & Perry, 1998), gevoelens van eenzaamheid en sociaal isolement (Hodges, Malone & Perry, 1997) en angst en depressie (Hawker & Boulton, 2000). Deze verbanden doen zich niet alleen gelijktijdig voor, maar ook op lange termijn (Reijntjes, Kamphuis, Prinzie & Telch, 2010). Kinderen die pesten, leren niet op een sociaal aangepaste manier te onderhandelen met anderen. Daardoor kunnen ze onaangepaste gedragspatronen ontwikkelen en lopen ze een grotere kans op ernstige problemen in de adolescentie (Scholte, Engels, Overbeek, De Kemp & Haselager, 2007). Titel interventie * 17
Ze komen vaker in aanraking met justitie (Loebner & Hay, 1997), drinken meer alcohol en plegen vaker zelfmoord. Meisjes die vroeger pestten hebben op latere leeftijd een grotere kans om betrokken te raken bij huiselijk geweld en om tienermoeder te worden (Stassen Berger, 2007). Klasgenoten hebben ook last van het pesten. Ze hebben gevoelens van angst en onrust en het pesten hindert het leren. Op de dagen waarop niet-betrokken kinderen iemand gepest zien worden, vinden ze school minder leuk (Nishana & Juvonen, 2005). Als pestgedrag niet adequaat wordt aangepakt, kunnen kinderen bovendien de conclusie trekken dat slachtoffers verdienen wat ze krijgen, dat macht belangrijker is dan rechtvaardigheid en dat volwassenen niet goed voor kinderen zorgen (Scholte et al, 2007; Stassen Berger, 2007). Concluderend kan worden gesteld dat de aanpak van pesten een positieve bijdrage levert aan het fysieke en mentale welzijn en de sociaal-emotionele ontwikkeling en intellectuele ontplooiing van kinderen op de korte en lange termijn.
Oorzaken – max 400 woorden Welke factoren veroorzaken het probleem of (mogelijk) risico?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Let op: dit onderdeel hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op niveau ‘Goed beschreven’.
Aan te pakken factoren – max 200 woorden Welke factoren pakt de interventie aan en welke onder 1.2 benoemde (sub)doelen horen daarbij?
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Let op: dit onderdeel hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op niveau ‘Goed beschreven’.
Verantwoording – max 1000 woorden Maak aannemelijk dat met deze aanpak ook daadwerkelijk de doelen bij deze doelgroep bereikt kunnen worden.
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Let op: dit onderdeel hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op niveau ‘Goed beschreven’.
Titel interventie * 18
4. Onderzoek 4.1
Onderzoek naar de uitvoering – max 600 woorden Wat is op basis van het beschikbare onderzoek bekend over de uitvoering van de interventie? Beschrijf kort welke onderzoeken zijn gedaan en wat daarvan de uitkomsten waren. Stuur bij het indienen van het werkblad de volledige publicatie van ieder genoemd onderzoek mee. Beschrijf per onderzoek: a) De titel, auteurs, organisatie en jaar van uitgave (indien gepubliceerd) b)
Het type onderzoek, de onderzoeksmethode en de omvang van het onderzoek
c)
Een samenvatting van de meest relevante uitkomsten met betrekking tot inzicht in de mate waarin activiteiten zijn uitgevoerd volgens plan, het bereik van de interventie, de waardering en ervaring van de uitvoerders en doelgroep, succes- en faalfactoren, en -indien beschikbaar- de uitvoerbaarheid, de randvoorwaarden en de omgevingsvariabelen.
De volgende onderzoeken hebben plaatsgevonden: 1. gebruikersenquête in 2009 2. een evaluatierapport in 2011 3. een gebruikersonderzoek in 2014 4. evaluatierapport in 2015 (zie bijlagen in de map • Evaluaties) 1. Gebruikersenquête (2009) Op basis van de eerste versie van de interventie Meidenvenijn is niet fijn! (2008). Opgesteld door Cycloop Concept Creatie BV Opzet Er zijn 275 enquêtes verstuurd aan de gebruikers, waarvan er 67 zijn ingevuld (36%). Resultaten Het pakket voldoet bij 91% van de geënquêteerden aan de verwachtingen en 61% heeft het daadwerkelijk gebruikt. 58% van de leraren hebben verandering in de klas waargenomen na het uitvoeren van de interventie. Evenveel leraren geven de interventie de algemene waardering ‘goed’. 75% geeft aan dat uitbreiding van het lespakket nodig is. Het meest gerapporteerde kritische punt is het vinden van alternatieven voor de jongens tijdens de lesblokken (personele bezetting / lokaal). Sterke punten van het pakket zijn ‘het zichtbaar maken van pestgedrag van meisjes voor de begeleiders en ouders, de herkenbaarheid voor de meisjes en jongens, de manier waarop het meidenvenijn wordt aangepakt en de gebruikte materialen (illustraties, werkboeken) die aansluiten op de doelgroep’. De kritiekpunten cq. opmerkingen van de gebruikersenquête hebben geresulteerd in aanpassingen van de interventie. De tweede en huidige versie is geïntroduceerd in september 2010. 2. Evaluatierapport (2011) Op basis van de tweede versie van de interventie Meidenvenijn is niet fijn! (2008). Opgesteld door studenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) Opzet Beoordeling van de interventie ‘Meidenvenijn is niet fijn!’ aan de hand van de scorelijsten van evaluatiemethoden Preffi, EKI, Full Refka Scan.
de
Resultaten Titel interventie * 19
• Preffi 2.0 (Preventie Effectmanagement Instrument) - geeft een analyse van de systematische werkwijze met als doel het vergroten van de effectiviteit van de interventie. Beoordeling ‘sterk’ bij 80% van de items (33x sterk, 6x matig, 2x zwak). • EKI - Empowerment Kwaliteitsinstrument: EKI geeft een analyse van de empowerment aspecten van de interventie. Beoordeling ‘sterk’ bij 75% van de items (18x sterk, 2 x matig, 4x zwak). • Full Refka Scan - Kwaliteitsinstrument dat inzicht geeft in de factoren die bij de planning en uitvoering van (duurzame) gezondheidsbevordering een rol spelen: hieruit volgden o.a. verbeterpunten op het terrein van de interventie-uitkomsten, een globale omschrijving van kosten en baten van het programma, het ontbreken van SMART beschrijving van de interventie. 3. Gebruikersonderzoek (2014) Op basis van de tweede versie van de interventie Meidenvenijn is niet fijn! (2010). Opgesteld door studenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) Opzet Er zijn 374 enquêtes verstuurd aan de gebruikers, waarvan er 130 zijn ingevuld (35%). Van deze 130 zijn er 104 gebruikt omdat de interventie niet specifiek ontwikkeld is voor het Speciaal Onderwijs. Door middel van een kwantitatief onderzoek zijn er 374 mensen benaderd aan de hand van een digitale sterk gestructureerde vragenlijst (enquête). Na een selectie op basis van vooraf opgestelde criteria zijn de gegevens van 104 respondenten in de analyse meegenomen. Er werden verschillende factoren getoetst aan de hand van de enquête, namelijk gebruiksvriendelijkheid, vormgeving, competentiegevoel van de begeleiders, theoretische inzichten en de effectieve elementen. Uit de enquêteresultaten werd duidelijk dat de gebruikers van zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs over het algemeen (zeer) tevreden zijn over de anti-pestinterventie. Respondenten uit het basisonderwijs blijken echter meer tevredenheid te uiten dan de respondenten die werkzaam zijn in het voortgezet onderwijs. Er is positief gescoord op alle getoetste factoren. Slechts bij (delen van) sommige aspecten zijn er wat minder positieve resultaten opgevallen. Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat bepaalde aspecten van de huidige anti-pestinterventie volgens de begeleiders niet goed aansluiten bij leerlingen in het praktijkonderwijs. Ook bleek uit de resultaten dat de tijdsbewa- king een moeilijk aspect is. Op basis van de minder positieve uitkomsten, zijn er aanbevelingen opgesteld voor de organisatie, die zijn uitgewerkt in een adviesrapport. Een belangrijke uitkomst van het onderzoek zijn de waarneembare effecten na inzet van de interventie dat het pesten onder meisjes is verminderd danwel gestopt (vraag 40 en 41). Bij preventieve inzet Bij curatieve inzet
60% 78%
4. Evaluatierapport (2015) In samenwerking met studenten van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), zal in het studie jaar 2013-2014 een nieuw gebruikersonderzoek worden opgestart. Opzet Beoordeling van de interventie ‘Meidenvenijn is niet fijn!’ aan de hand van de scorelijsten van evaluatiemethoden Preffi, EKI, Full Refka Scan.
de
Resultaten • Preffi 2.0 (Preventie Effectmanagement Instrument) - geeft een analyse van de systematische werkwijze met als doel het vergroten van de effectiviteit van de interventie. Beoordeling ‘sterk’ bij 92% van de items (36x sterk, 0x matig, 3x zwak). Titel interventie * 20
• EKI - Empowerment Kwaliteitsinstrument: EKI geeft een analyse van de empowerment aspecten van de interventie. Beoordeling ‘sterk’ bij 83% van de items (20x sterk, 4x matig, 0x zwak). • Full Refka Scan - Kwaliteitsinstrument dat inzicht geeft in de factoren die bij de planning en uitvoering van (duurzame) gezondheidsbevordering een rol spelen: hieruit volgden o.a. verbeterpunten op: het ontbreken van SMART beschrijving van de interventie.
4.2
Onderzoek naar de behaalde effecten – max 600 woorden Wat is op basis van het beschikbare onderzoek bekend over de behaalde effecten met de interventie? Beschrijf kort welke onderzoeken zijn gedaan en wat daarvan de uitkomsten waren. Stuur bij het indienen van het werkblad de volledige publicatie van iedere genoemde studie mee. Beschrijf per onderzoek: a)
De titel, auteurs, organisatie en jaar van uitgave
b)
Het type onderzoek, de meetinstrumenten en de omvang van het onderzoek
c)
Een samenvatting van de meest relevante uitkomsten met betrekking tot het bereik van de interventie, de gevonden effecten en -indien beschikbaar- de door de doelgroep ervaren effectiviteit en de mate waarin de veronderstelde werkzame elementen daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Let op: dit onderdeel (4.2) hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op de niveaus ‘Goed beschreven’ en ‘Goed onderbouwd’.
Titel interventie * 21
5.
Samenvatting Werkzame elementen
Wat zijn de werkzame elementen van deze interventie waardoor de gestelde doelen bij de doelgroep gerealiseerd worden? Geef een puntsgewijs overzicht van de belangrijkste werkzame elementen van de interventie. Denk daarbij aan inhoudelijke en praktische elementen. Max 250 woorden
Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Let op: dit onderdeel hoeft niet ingevuld te worden voor erkenning op niveau ‘Goed beschreven’.
Titel interventie * 22
6. Aangehaalde literatuur Maak een alfabetische lijst van alle in deze beschrijving aangehaalde literatuur en gebruik hiervoor de APAnormen (variant met kleine letters, zie aanwijzingen in de handleiding). Björkqvist, K., Lagerspetz, K. M. J., & Kaukiainen, A. (1992). Do girls manipulate and boys fight? Developmental trends in regard to direct and indirect aggression. Aggressive Behavior, 18, 117–127. Boulton, M. J., & Smith, P. K. (1994). Bully / victim problems in middle-school children stability, selfperceived competence, peer perceptions and peer acceptence. British journal of developmental psychology, 12, 315-329. Camodeca, M., Goossens, F. A., Terwogt, M. M., & Schuengel, C. (2002). Bullying and victimization among school-age children: Stability and links to proactive and reactive aggresion. Social development 11(3), 332-345. Camodeca, M., & Goossens, F. A. (2004). Pesten op school: recente ontwikkelingen en theorestische invalshoeken. In: A. Vyt, M. A. G. van Aken, J. D. Bosch, R. J. van der Gaag & A. J. J. M. Ruijsenaars (Eds.), Jaarboek ontwikkelingspsychologie, Orthopedagogiek en Kinderpsychiatrie 6 (2004-2005), 82-97. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Dorsselaer, S. van, Looze, M. de, Vermeulen-Smit, E., et al. (2010). Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland : HBSC 2009. Utrecht: Trimbos-instituut. Dorst, A. van, Wiefferink, K., Dusseldorp, E., Galindo Garre, F., Crone, M.. & Paulussen, Th. (2008). Preventie van pesten op basisscholen volgens de PRIMA-methode. Leiden: TNO. Ellis, A., & Bandon, A. (2004). RET een andere kijk op problemen. Zaltbommel: Uitgeverij Thema. Ellis, A., & Harper, R. (1995). Gevoel en Verstand; de rol van ons denken bij emotionele problemen. Amsterdam: Uitgeverij Swets en Zeitlinger. Egan, S. K., & Perry, D. G. (1998). Does low self-regard invite victimization? Developmental Psychology, 24, 216-224. Faber, M. (2005). Plezier op school; zomercursus voor aanstaande brugklassers over het omgaan met anderen. Venlo: RIAGG Noord-Limburg. Farrington, D. P., & Ttofi, M. M. (2010). School-based programs to reduce bullying and victimization. Campbell Systematic Reviews, 2009:6. Fekkes, M., Pijpers, F. I. M., Fredriks, A. M., Vogels, T., & Verloover-Vanhorick, S. P. (2006). Do bullied children get ill of do ill children get bullied? A prospective cohor study on the relationship between bullying and heath-related symptoms. Pediatrics, 117, 1568-1574. Fekkes, M. M., & Paulussen, T. (2012). PRIMA - een schoolbreed antipestprogramma voor basisscholen. In: F. Goossens, M. Vermande, & M. van der Meulen (Red.), Pesten op school. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Goossens, F. A., Olthof, T., & Dekker, P. H. (2006). New participant role scales: Comparison between various criteria for assigning roles and indications for their validity. Aggressive Behavior, 32, 343-357. Goossens, F., Vermande, M., & Meulen, M. van der (red.) (2012). Pesten op School: achtergronden en interventies. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Griffin, R. S., & Gross, A. M. (2004). Childhood bullying: Current empirical findings and future directions for research. Aggression and Violent Behavior, 9, 379-400. Hawker, D. S. J., & Boulton, M. J. (2000). Twenty years’ research on peer victimization and psychosocial maladjustment: A meta-analytic review of cross-sectional studies. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 41, 441-455. Hodges, E. V. E., Malone, M. J., & Perry, D. G. (1997). Individual risk and social risk as interacting determinants of victimization in the peer group. Developmental Psychology, 33, 1032-1039. Huitsing, G., & Veenstra, R. (2012). Het KiVa-antipestprogramma: de cruciale rol van de groep. In: Goossens, F., Vermande, M., & Van der Meulen, M. (red.), Pesten op school, 152-159. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Titel interventie * 23
Huitsing, G., Van der Meulen, M., & Veenstra, R. (2012). Pesten als groepsproces. Groepen, 7, 2035 Huitsing, G., Van der Meulen, M., & Veenstra, R. (2012). Pesten als groepsproces In: Goossens, F., Vermande, M., & Van der Meulen, M. (red.), Pesten op school, 152-159. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers. Lagerspetz, K. M. J., Björkqvist, K., & Peltonen, T. (1988). Is indirect aggression typical of females? Gender differences in aggressiveness in 11- to 12-year-old children. Aggressive Behavior, 14, 403– 414. Loebner, R., & Hay, D. (1997). Key issues in the development of aggression and violence from childhood to early adulthood. Annual Review of Psychology, 48, 371-410. Lyznicki, J. M., McCaffree, M. A., & Robinowitz, C. B. (2004). Childhood bullying: implications for physicians. American Family Physician, 70 (9), 1723-1728. Muller, N., Jacobs, G., & Ten Brink, E. (2001). Uit de knoop, Rationeel-Emotieve therapie en andere cognitieve gedragstherapieën bij kinderen en adolescenten. Houten: Bohn, Stafleu Van Loghum. Nansel T. R., Overpeck, M., Pilla, R. S., Ruan, W. J., Simon-Morton, B., & Scheidt, P. (2001). Bullying Behaviors Among US Youth: Prevalence and Association With Psychosocial Adjustment. The Journal of the American Medical Association, 285(16), 2094-2100. Nishina, A., & Juvonen, J. (2005). Daily reports of witnessing and experiencing peerharassment in middle school. Child Development, 76, 435-44. O’Connor, J., & Seymour, J. (1990). NLP-gids voor optimaal functioneren; neuroliguistisch programmeren voor beginners. Haarlem: De Toorts. Ofman, D. D. (2004). Kernkwadrantenspel, een unieke en inspirerende manier om jezelf en anderen te leren kennen. Utrecht: Kosmos uitgevers. Olthof, T., Goossens, F. A., Vermande, M. M., Aleva, E. A., & Van der Meulen, M. (2011). Bullying as strategic behavior: Relations with desired and acquired dominance in the peer group. Journal of School Psychology, 49, 339-359. Olweus, D. (1986). Treiteren op school. Amersfoort: College uitgevers. Olweus, D. (1993). Bullying at school: What we know and what we can do. Oxford, UK: Blackwell. Olweus, D. (1994). Bullying at school: Basic facts & effects of a school-based intervention program. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 35, 1171–1190. Pelligrini, A. D., & Long, J. D. (2002). A longitudinal study of bullying, dominance and victimization during the transition from primary school through secondary school. British journal of development psychology, 20, 259-280. Powell, M. D., & Ladd, L. D. (2010). Bullying: A Review of the Literature and Implications for Family Therapists. The American Journal of Family Therapy, 38 (3), 189-206. Reijntjes, A., Kamphuis, J. H., Prinzie, P., & Telch, M. J. (2010). Peer victimization and internalizing problems in children: A meta-analysis of longitudinal studies. Child Abuse & Neglet, 34, 244-252 Rigby, K. (2003). Addressing bullying in schools: theory and practice. Trends and Issues in crime and criminal justice, 259, 1-6. Salmivalli, C. (2009). Bullying and the peer group: A review. Agression and Violent Behavior, 15 (2010) 112-120. Salmivalli, C., Kärnä, A., & Poskiparta, E. (2010). Development, evaluation, and diffusion of a national anti-bullying program, KiVa.In B. Doll, W. Pfol & J.S.Yoon (eds), Handbook of youth prevention science (240-254). New York: Routledge. Salmivalli, C., Lappalainen, M. & Lagerspetz, K.M.J. (1998). Stability and change of behavior in connection with bullying in schools: A two year follow up study. Aggressive behavior 24(3), 205-218. Salmivalli, C., Lagerspetz, K, Björkqvist, K., Österman, K., & Kaukianen, A. (1996). Bullying as a group process: Participants roles and their relations to social status within the group. Aggressive behaviour, 22, 1-15. Stassen Berger, K. L. (2007). Update on Bullying at School; a science forgotten? Developmental Review, 27, 90-126.
Titel interventie * 24
Scholte, R. H. J., Engels, R. C. M. E., Overbeek, G., Kemp, R. A. T. de, & Haselager, G. J. T. (2007). Stability in bullying and victimization and its association with social adjustment in childhood and adolescence. Journal of Abnormal Child Psychology, 35, 217-228. Vandebosch, H., Cleemput, K. van, Mortelmans, D., & Walrave, M. (2006). Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen, studie in opdracht van het viWTA, Brussel. Veenstra, R., Lindenberg, S., Munniksma, A., & Dijkstra, J. K. (2010). The Complex Relation Between Bullying, Victimization, Acceptance, and Rejection: Giving Special Attention to Status, Affection, and Sex Differences. Child Development, 81(2), 480-486. Vermande, M.M. (2012). Meta-analyse van schoolprogramma’s tegen pesten. Pesten op school. Achtergronden en interventies Den Haag: Boom/Lemma. Vries, H. de, Dijkstra, M., & Kuhlman, P. (1988). Self-efficacy: the third factor besides attitude and subjective norm as a predictor of behavioural intentions. Health education research, 3, 273-282. Williford, A., Boulton, A., Noland, B., Little, T. D., Kärnä, A., & Salmivalli, C. (2012). Effects of the KiVa anti-bullying program on adolescents’ depression, anxiety, and perception of peers. Journal of Abnormal Child Psychology, 40, 289–300. Wiseman, R. (2002). Queen Bees & Wannabes, Helping Your Daughter Survive Cliques, Gossip, Boyfriends and Other Realities of Adolescence. New York: Crown Publishers. Wright, M. (2012). Adolescents’ Peer Status, Social Behaviors, and Social Information Processing for Social Behaviors. College of Science and Health Theses and Dissertations. Paper 37. http://via.library.depaul.edu/csh_etd/37. http://www.nji.nl/eCache/DEF/1/09/701.html www.pestweb.nl
Titel interventie * 25
7. Praktijkvoorbeeld Beschrijf, indien beschikbaar, in max. 600 woorden een praktijkvoorbeeld van de uitvoering van de interventie: hoe was de situatie voor, tijdens en na de interventie? Eindverslag Meidenvenijn is niet fijn! Groep 7, Paus Joannesschool Groepsleerkracht: Olga van den Heuvel, Jenny Schrijen Begeleider: Pierre Pas (adviseur onderwijsontwikkeling) Lio-stagiaire: Michelle van Doorn maart – juni 2013 Aanleiding van dit project was de vervelende sfeer in de klas. Gekozen voor externe begeleiding omdat we vonden: vreemde ogen dwingen Organisatorisch was het wel wat moeilijker gezien de tijd die drong. Er is in deze groep veel personeelswisseling geweest wat ook niet bevorderlijk was voor de continuÏteit. Wat opviel: - het aangeleverd materiaal viel enorm in de smaak bij de meisjes - ondanks de sterk op zichzelf gerichte houding, moeilijk rekening kunnen houden met een ander, zich niet veilig voelen binnen de groep, zagen we een langzame verschuiving
het
Pierre gaf de groep meisjes het vertrouwen waardoor er open over gevoelens gepraat ging worden. Dit open karakter, het zich bloot durven geven aan de groep, iemand durven aanspreken op hetgeen opvalt of tegenvalt bij een ander op een respectvolle manier is duidelijk een voorbeeld van hoe het eerst niet en nu wel al is. De bewustwording van de rollen die de meisjes innemen heeft veel in goede zin losgemaakt. e
e
De jongens hebben bij de 4 en 5 bijeenkomst ook deelgenomen . De reacties waren positief, zowel van de meisjes als van de jongens. Geen hilariteit of hoon. Om dit alles te borgen en nog meer te versterken, want het is nog niet “af”, zijn er voornemens om komend schooljaar hiermee in groep 8 door te gaan met de hele groep. Er is een begin gemaakt met een logboekje en met individuele doelen. Het bijhouden van een dag-/weekboekje en het opstellen van een groepsdoel willen we in groep 8 voortzetten, al dan niet in een wat andere vorm.
Titel interventie * 26