Girls’ Talk Versie 2014
Werkblad beschrijving interventie Definitieve versie juni 2014 Gebruik de handleiding bij dit werkblad
Plaatjes en tabellen kunnen niet in de database worden geïmporteerd. Wilt u daarom eventuele tabellen en plaatjes in een aparte bijlage aanleveren? Het ingevulde document kunt u sturen naar: NISB (
[email protected]) voor interventies op het gebied van sport en bewegen en RIVM-CGL (
[email protected]) voor interventies op het gebied van leefstijlthema's en bewegen in combinatie met voeding.
Uitgebreide beschrijving
1.
Probleemomschrijving
Probleem – max 300 woorden (2/3 A4) * Voor welk probleem, thema of risico is de interventie ontwikkeld? Omschrijf aard, ernst en spreiding van het probleem. Seksueel weerbare meisjes, die goed kunnen praten over seksualiteit, goed kunnen onderhandelen (bijvoorbeeld over condooms) en niet bang zijn voor negatieve reacties wanneer ze seks weigeren, kunnen beter ‘nee’ zeggen tegen ongewenste seks en lopen minder gezondheidsrisico’s dan niet-weerbare meisjes (Kramer, Janssens, Çinibulak & Cense, 2007). Lager opgeleide meiden blijken minder weerbaar dan hun hoger opgeleide leeftijdsgenoten (De Graaf & Vanwesenbeeck, 2006; De Graaf et al., 2012). Ze vrijen ze vaker onbeschermd, lopen een groter risico op geslachtsziekten en ongewenste zwangerschap, en op het meemaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag, zoals seksuele dwang en seksueel misbruik (De Graaf, Kruijer, Van Acker & Meijer, 2012). Het onderliggende probleem hierbij is dat deze meiden onvoldoende seksueel weerbaar zijn. Onder seksuele weerbaarheid verstaan we: de regie hebben over de eigen seksuele relaties met anderen, dat wil zeggen het kunnen zorgdragen voor de eigen seksuele gezondheid en welzijn, het kunnen maken van verantwoorde keuzes hierin en het ten uitvoer brengen hiervan. Een op de zes meisjes tussen de 12 en 25 is wel eens gedwongen tot seksueel contact, laagopgeleide meisjes vaker dan hoogopgeleide meisjes (De Graaf & Vanwesenbeeck, 2006; De Graaf, Kruijer, Van Acker & Meijer, 2012). Meisjes krijgen vaker te maken met grensoverschrijding dan jongens. Gekeken naar afkomst van meiden, krijgen Antilliaanse meiden het meeste met dwang of overhalen te maken. Zo heeft 59% van de Antilliaanse meiden druk of dwang tot seks ondervonden. Wat betreft dwang of overhalen tot seks tijdens de eerste keer geslachtsgemeenschap, rapporteren Surinaamse meisjes dit vaker (27%) dan meiden met een Nederlandse, Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond (De Graaf et al., 2012). Meiden maken niet alleen vaker onveilige seks of grensoverschrijding mee, de gevolgen zijn voor hen vaak ernstiger dan voor jongens. Zo lopen meisjes een groter risico op soa-besmetting dan jongens en kan dit, indien niet behandeld, bij meiden leiden tot onvruchtbaarheid (Van Bergen, 2015; Soa Aids Nederland, 2014). Meisjes met een niet-Nederlandse achtergrond lopen een groter risico op onveilige seks en een ongeplande zwangerschap. Zo worden meiden met een Antilliaanse, Surinaamse, Sub Sahara- Afrikaanse of ZuidAmerikaanse achtergrond naar schatting vier tot zes keer zo vaak zwanger als autochtoon Nederlandse meiden (Picavet & van der Vlugt, 2014). Het vergroten van de seksuele weerbaarheid is dus een belangrijk doel in de preventie van ongeplande zwangerschap, soa en seksuele grensoverschrijding bij laag opgeleide meiden. Hiertoe is het groepscounselingprogramma Girls’ Talk ontwikkeld.
Gevolgen – max 150 woorden (1/3 A4) * Wat zijn de mogelijke gevolgen (immaterieel en materieel) als er nu niet wordt ingegrepen (zowel voor de doelgroep als in maatschappelijke zin)? Zonder ingrijpen kunnen meiden die niet seksueel weerbaar zijn, te maken krijgen met onveilige seks en seksuele grensoverschrijding, en de nadelige gevolgen daarvan. Gebrekkige weerbaarheid leidt tot een grotere impact van deze gevolgen. Gevolgen van onveilige seks Onveilige seks vergroot het risico op het oplopen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Als er daarnaast niet op soa’s getest wordt, zijn de gevolgen van onveilig vrijen groter voor meisjes dan voor jongens. Zo kan het oplopen van een soa onvruchtbaarheid tot gevolg hebben indien dit niet wordt behandeld (Soa Aids Nederland, 2014). Daarnaast kan onveilig vrijen tot (ongewenste) zwangerschap leiden. Tijdens de adolescentie is zwangerschap een reden om voortijdig de school te verlaten, wat de maatschappelijke participatie van meiden sterk kan belemmeren.
2
Uit onderzoek is gebleken dat tienermoeders vaak niet kunnen rekenen op de steun van een partner (Garssen & Harmsen, 2005; Allen & Meng, 2010). Gevolgen van seksuele grensoverschrijding Seksueel grensoverschrijdend gedrag beïnvloedt zowel de gezondheid als het welbevinden van meiden. Gevoelens van angst, ongeluk, verdriet en schaamte kunnen meiden in hun functioneren beperken (Kuyper, De Wit, Adam, Woertman & Van Berlo, 2009). Professionele hulp is vaak nodig om de negatieve gevolgen te kunnen verwerken. Voor jongeren die grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt, is het vaak moeilijk om zelf een gezonde seksuele levensstijl te ontwikkelen. Het meemaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag kan bovendien leiden tot een verminderde seksuele weerbaarheid (Livingston & Testa, 2007). Ook kunnen slachtoffers daders van grensoverschrijdend gedrag worden en lopen ze een grote kans om opnieuw slachtoffer te worden (revictimizatie) (De Bruijn et al., 2006, De Haas, Van Berlo, Bakker & Vanwesenbeeck, 2012). Uiteraard heeft dit ook voor de maatschappij gevolgen, omdat slachtoffers mogelijk belemmerd worden in hun mogelijkheden voor participatie. Het is voor de samenleving van belang deze problemen te voorkomen, zodat deze groep meiden mee kan doen en een bijdrage kan leveren aan de maatschappij.
3
2. Beschrijving interventie Girls’ Talk is een programma seksuele weerbaarheid voor meiden gericht op preventie onbedoelde zwangerschap en preventie seksueel grensoverschrijdend gedrag. De huidige versie van het programma Girls’ Talk is een herziene versie van het programma Girls’ Talk dat in 20042005 ontwikkeld is en in 2007 van CGL de erkenning ‘goed onderbouwd’ heeft gekregen. In bijlage 1 wordt beschreven wat de aanleiding was voor de doorontwikkeling en waar deze uit heeft bestaan. 2.1
Doelgroep
Uiteindelijke doelgroep – max 100 woorden (1/4 A4) * Wat is de uiteindelijke doelgroep van de interventie? Girls’ Talk is ontwikkeld voor laaggeschoolde seksueel actieve meiden in de leeftijd van 14 tot ongeveer 21 jaar. Dit kunnen meiden zijn die al verkering hebben met een vast vriendje of wisselende seksuele contacten hebben met jongens, of meiden die experimenteren op seksueel gebied. Ook meiden die van plan zijn binnenkort met seks te beginnen of hier nieuwsgierig naar zijn kunnen onder de doelgroep vallen. In het bijzonder richt het programma zich op laagopgeleide meiden, die a) risico lopen te worden geconfronteerd met grensoverschrijdende situaties, b) zeer beïnvloedbaar zijn, c) verminderd weerbaar zijn en/of d) sub assertief gedrag vertonen. Dit zijn vooral meiden die geneigd zijn hun eigen seksuele behoeften ondergeschikt te maken aan de wensen van de ander, minder communicatief vaardig zijn in de interactie met een partner, of niet adequaat seksueel zijn voorgelicht en onbekend zijn met de risico’s van onveilig vrijen. Het programma is geschikt voor meiden uit verschillende culturen.
Intermediaire doelgroep – max 100 woorden (1/4 A4) Zijn er intermediaire doelgroepen? Zo ja, welke? Er zijn geen intermediaire doelgroepen. De professionals in hulpverlening, welzijnswerk en onderwijs die met meiden werken beschouwen we als uitvoerders. Zij worden getraind in het gebruik van het Girls’ Talk programma zodat ze dit zelf kunnen inzetten voor het begeleiden van meiden in de praktijk. ______________________________________________________________ Selectie van doelgroepen – max 50 woorden Hoe wordt de doelgroep en - indien van toepassing - de (intermediaire) doelgroep(en) geselecteerd? Zijn er in- en exclusiecriteria? Zo ja, welke? Klik hier als u tekst wilt invoeren. Girls’ Talk is een aanvullend programma op reguliere programma’s seksuele voorlichting (zoals Lang Leve de Liefde) met een specifieke doelstelling (preventie onbedoelde zwangerschap en seksueel grensoverschrijdend gedrag) voor een specifieke groep meiden (laagopgeleide meiden, die risico lopen te worden geconfronteerd met grensoverschrijdende situaties, zeer beïnvloedbaar zijn en verminderd weerbaar zijn en/of sub assertief gedrag vertonen). Er wordt vanuit gegaan dat de meiden beschikken over basiskennis m.b.t. seksualiteit. De groepsgrootte is 6 tot 8 meiden. Inclusiecriteria voor deelname aan Girls’ Talk zijn: Meiden van 14 tot ongeveer 21 jaar. Meiden zijn voldoende leerbaar (IQ minimaal 80). Meiden zijn gemotiveerd om deel te nemen aan Girls’ Talk Meiden kunnen in een groep functioneren. Het programma is geschikt voor meiden uit verschillende culturen.
4
Contra-indicaties voor deelname kunnen zijn: IQ lager dan 80. Niet in een groep kunnen functioneren*. Ernstig seksueel trauma **. Het is raadzaam, om wanneer er een vermoeden is of twijfel dat er factoren spelen die deelname kunnen belemmeren of wanneer er sprake is van serieuze individuele problematiek, een deskundige (afhankelijk van de setting orthopedagoog of psycholoog) te raadplegen. * Girls’ Talk is bij uitstek een groepsprogramma. Deelnemers aan Girls’ Talk moeten daarom in een groep kunnen functioneren. Daarbij worden eisen gesteld aan het naar elkaar kunnen luisteren en kunnen deelnemen aan een groepsgesprek, het willen en kunnen delen van ervaringen, en het zich kunnen en willen houden aan de groepsregels. Dit kan om verschillende redenen/ op grond van verschillende oorzaken niet –voldoende – mogelijk zijn, zoals in de volgende situaties: bij ADHD kan luisteren en zich kunnen en willen houden aan de groepsregels problematisch zijn; bij posttraumatische stress t.g.v. seksueel grensoverschrijdend gedrag kan het deelnemen aan het programma leiden tot toename van symptomen zoals herbelevingen en dissociatie; er kan sprake van zijn dat een meisje zelf niet wil deelnemen, bijvoorbeeld omdat ze zich schaamt voor wat ze meegemaakt heeft of voor het gebrek aan steun dat ze in de thuissituatie heeft. Dit zijn voorbeelden en geen wetmatigheden, ADHD en de andere genoemde factoren hoeven geen belemmering te zijn, dit moet individueel nagegaan/ gewogen worden. Soms zijn deze mogelijke belemmeringen ook al bekend voordat een meisje aangemeld wordt en heeft het in de besluitvorming meegespeeld. Soms komt dit in een introductiegesprek naar voren en soms wordt het pas tijdens deelname aan Girls’ Talk duidelijk. In dit laatste geval kan het er toe leiden dat een meisje –in overleg- afziet van verdere deelname. Er zal dan gekeken moeten worden of er een ander begeleidingstraject ingezet moet worden. Dit is maatwerk. ** Het is goed voor ogen te houden dat Girls’ Talk een preventieprogramma is en geen behandeling. Sommige meiden die wel in de categorie kwetsbare, laag opgeleide meiden vallen met een verhoogd risico op het meemaken van seksuele grensoverschrijding of ongeplande zwangerschap, zullen op basis van hun individuele problematiek meer gebaat zijn bij gerichte behandeling bijv. in geval van PTSS of actueel suïcide risico. Wellicht is deelname aan Girls’ Talk op een later moment beter voor hen. ______________________________________________________________ Betrokkenheid doelgroep – max 50 woorden Was de doelgroep betrokken bij de ontwikkeling van de interventie, en op welke manier? Tot aan het moment van herziening van Girls’ Talk in 2013 hebben 298 professionals de training gevolgd en zij zijn met Girls’ Talk in de praktijk aan de slag gegaan. Bij de herziening is voornamelijk gebruik gemaakt van de ervaringen van deze professionals. Tijdens het herzien zijn 2 focusgroepen gehouden met 18 professionals die al geruime tijd met het programma werkten. Daarnaast is een interview gehouden met een groepje met meiden (3) die het programma gevolgd hadden. Het aantal meiden was helaas beperkt, omdat potentiële deelnemers alleen via de trainers achterhaald en uitgenodigd konden worden. Veel meiden waren na afloop van de training snel uit beeld bij de trainers. Zowel de professionals als de meiden waren positief over het programma in zijn geheel. In beide groepen hebben we de onderdelen van het programma doorlopen, hetgeen aanknopingspunten opleverde om het programma te veranderen. De aangepaste versie van het programma is vervolgens in een pilot binnen twee groepen (2 x 2 professionals met 8 meiden) getest. De trainers hebben het herziene materiaal middels een vragenlijst geëvalueerd op gebruikswaarde, haalbaarheid, relevantie, aantrekkelijkheid, toegankelijkheid en ervaren ondersteuning. Zij deden dit samen met de meiden. Telefonisch zijn de reacties op de herziene versie verder uitgediept. De ervaringen van de meiden zijn hierbij via de professionals meegenomen. Op basis van deze ervaringen is het materiaal verder bijgesteld.
2.2
Doel
5
Hoofddoel – max 100 woorden (1/4 A4) * Wat is het hoofddoel van de interventie Het uitgangspunt van Girls’ Talk is het leveren van een bijdrage aan een positieve seksualiteitsbeleving van meiden, met aandacht voor prettige, gewenste en veilige seks. Het doel is dat deelnemende meisjes seksueel weerbaar zijn: dat ze meer regie hebben over hun (seksuele) relaties, dat ze zorgdragen voor hun eigen seksuele gezondheid en welzijn, en hier verantwoorde keuzes in maken.
Subdoelen – max 200 woorden (1/2 A4) * Wat zijn de subdoelen van de interventie? Indien van toepassing: koppel de subdoelen aan de betreffende (intermediaire) doelgroepen. Seksueel weerbaar zijn komt tot uiting in het vertonen van seksueel weerbaar gedrag. In Girls’ Talk richten we ons hierbij op: 1. het voorkomen van ongewenste zwangerschappen en 2. het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit leidt tot de volgende subdoelen: Subdoel 1: wanneer meiden seks hebben doen ze dit veilig: a. Meiden gebruiken anticonceptie op de juiste wijze b. Meiden communiceren met partner over anticonceptiegebruik c. Meiden gebruiken condooms op juiste wijze d. Meiden communiceren met partner over het gebruik van condooms e. Meiden handelen als het mis gaat met anticonceptie Subdoel 2: wanneer meiden een seksuele relatie hebben, hebben ze prettige seks: a. Meiden schatten risico van situaties (correct) in b. Meiden geven op assertieve wijze hun grenzen aan c. Meiden geven op assertieve wijze hun wensen aan Om deze gedragingen te kunnen vertonen moet een persoon onder andere beschikken over de juiste kennis, houding en vaardigheden. Specifieke subdoelen ten aanzien van subdoel 1 Aan het eind van het programma hebben de meiden: 1.1 Meer kennis gekregen van verschillende vormen van risicovol seksueel gedrag, zowel in real life als op internet/sociale media, en de gevolgen hiervan voor hun eigen gezondheid en welzijn; 1.2 Meer vaardigheden ontwikkeld om te kunnen praten en te onderhandelen met een jongen over veilige, prettige en gelijkwaardige seks; 1.3 Meer inzicht gekregen in strategieën hoe om te gaan met risicovolle situaties en lastige partners/jongens; 1.4 Meer kennis en vaardigheden ontwikkeld en een positieve attitude om onbedoelde zwangerschap te voorkomen. Specifieke subdoelen ten aanzien van subdoel 2 Aan het eind van het programma hebben de meiden: 2.1 Kennisgemaakt met verschillende aspecten van seksualiteit en seksuele relaties en zijn zij zich ervan bewust geworden dat seksualiteit meer is dan veilig vrijen; 2.2 Meer bewustzijn en respect ontwikkeld voor onderlinge verschillen in opvattingen, gevoelens, gedragingen en ervaringen rondom seksualiteit en relaties; 2.3 Meer inzicht gekregen in sekse- en culturele verschillen in opvoeding over seksualiteit en relaties en hoe dit doorwerkt in het dagelijks leven; 2.4 Meer kennis gekregen van verschillende vormen van risicovol seksueel gedrag, zowel in real life als op internet/sociale media, en de gevolgen hiervan voor hun eigen gezondheid en welzijn; 2.5 Hun gevoelsrepertoire uitgebreid waardoor ze meer bewust onderscheid kunnen maken tussen prettige en minder prettige aanrakingen en (seksuele) contacten; 2.6 Meer inzicht gekregen in relationele en situationele factoren waardoor een contact positief of negatief wordt beleefd; 2.7 Hun handelingsrepertoire uitgebreid waardoor ze beter in staat zijn hun wensen en grenzen op het terrein van seksualiteit en relaties kenbaar te maken; 2.8 Een positieve attitude ontwikkeld ten aanzien van veilige, respectvolle en prettige seksuele relaties;
6
2.9 Meer vaardigheden ontwikkeld om te kunnen praten en te onderhandelen over veilige, prettige en gelijkwaardige seks; 2.10 Meer inzicht gekregen in strategieën hoe om te gaan met risicovolle situaties en lastige partners/jongens.
2.3 Aanpak ______________________________________________________________ Opzet van de interventie – max 200 woorden (1/2 A4) * Hoe is de opzet van de interventie? Denk aan volgorde, frequentie, intensiteit en duur - indien van toepassing. Een schema kunt u als bijlage toevoegen. Te ondernemen activiteiten: 1. Werving 2. Groepsamenstelling 3. Introductiegesprek tussen trainer en deelnemer 4. Programma Ad 1 Werving De werving verschilt enigszins per setting waarin Girls’ Talk uitgevoerd wordt. In de praktijk komen vooral drie vormen voor: vrijwillige deelname, deelname op indicatie/verwijzing, verplichte deelname. In zorg en onderwijs kunnen alle drie vormen voorkomen, in het jongerenwerk komt vooral vrijwillige deelname voor: Vrijwillige deelname. Meiden worden geïnformeerd over Girls’ Talk en uitgenodigd om zich aan te melden. Elke setting heeft eigen kanalen (mondeling en schriftelijk) om de meiden te informeren. Bijv. ophangen/ neerleggen folders; rechtstreeks aanspreken bijv. door mentor/persoonlijk begeleider/jongerenwerker, artikeltje in krant, bijv. een schoolkrant of buur/regiokrant. Deelname op verwijzing. Dit is een variant op vrijwillige deelname, uiteindelijk besluit het meisje zelf of zij deel wil nemen. In de jeugdzorg of onderwijs kan een meisje geadviseerd worden om deel te nemen. In het onderwijs wordt bijv. een meisje aangemeld bij het zorgteam en vandaaruit geadviseerd om deel te nemen. Verplichte deelname. Soms is Girls’ Talk een verplicht onderdeel van een begeleidingstraject (jeugdzorg) of lesprogramma (onderwijs). In de jeugdzorg besluit veelal de persoonlijk begeleider wanneer een meisje aangemeld wordt voor een groep. In geval van twijfel over deelname neemt de begeleider contact op met de verantwoordelijke gedragskundige. Er zijn voorbeelden bekend uit het onderwijs (ROC) waar Girls’ Talk deel uitmaakt van het reguliere lesprogramma. In alle drie situaties is het van belang dat een meisje vooraf goed geïnformeerd is over wat Girls’ Talk is en wat het programma haar kan opleveren om zo een gemotiveerde deelname te bevorderen. Rutgers heeft een folder ontwikkeld die voor het geven van informatie/werving te gebruiken is. Wanneer blijkt dat deelname van een meisje ongewenst is, zal, afhankelijk van de reden en setting, gekeken worden wat voor het betreffende meisje het beste is. Het gaat hier om maatwerk. Voorbeelden van mogelijkheden zijn: in geval van actueel trauma t.g.v. seksueel misbruik, doorverwijzing naar een reguliere behandeling; in geval van te laag IQ, door verwijzing naar een Girls’ Talk+ groep voor meiden met een lichte verstandelijke beperking bij een MEE-organisatie; als het functioneren in een groep problematisch lijkt, een individuele aanpak (komt vooral in jeugdzorg voor). Ad 2 Groepssamenstelling In principe besluiten de trainers die Girls’ Talk uit gaan voeren over de uiteindelijke deelname. Een groepsgrootte van 6 – 8 meiden wordt aangeraden. Naast de inclusie/exclusie criteria is de samenstelling van de groep een punt van aandacht. Factoren om rekening mee te houden zijn: 1. Achtergrond (zoals herkomst, religie en cultuur) 2. Leeftijd 3. Opleidingsniveau 4. Ervaring met/interesse in seksualiteit en relaties
7
Een bepaalde mate van homogeniteit op deze factoren blijkt in de praktijk het prettigst te werken. Kleine verschillen in leeftijd, achtergrond en niveau kunnen een verrijking zijn, maar grote verschillen vormen een belemmering. Bijvoorbeeld in een groep waarin de leeftijd erg varieert kunnen de 17-jarigen de 12-jarigen als onvolwaardige gesprekspartner (baby) zien. Ook een -te- groot verschil in seksuele ervaring en interesse werkt meestal niet goed. Tot op zekere hoogte vinden de meer ervaren meiden het interessant om te vertellen over hun ervaringen en de meiden zonder ervaring om deze te horen, maar na verloop van tijd kunnen deze verschillen toch een belemmering vormen en bestaat het risico dat beide ‘partijen’ onvoldoende aan hun trekken (leerbehoeften) komen. Dit komt ook het groepsproces en de groepsdiscussie niet ten goede en kan soms tot een onveilig groepsklimaat leiden. De keuze voor een bepaalde groepssamenstelling kan van invloed zijn op de voor die groep te hanteren selectiecriteria. Bijvoorbeeld in het jongerenwerk kan men besluiten een groep met meiden tot 15 jaar en een groep voor 15+ te vormen. Leeftijd is dan een -extra- selectiecriterium.
Ad 3 Introductie gesprek Aanbevolen wordt om met elk meisje van te voren een introductiegesprek gehouden. Er is een informatieve folder ontwikkeld voor meiden die gaan deelnemen of dit overwegen. Dit gesprek heeft vooral een motiverend en informerend karakter. Duur van het gesprek is ongeveer 15 minuten. Aandachtspunten zijn: 1. Informatie geven over Girls’ Talk en inzicht geven in wat het programma het meisje kan opleveren. 2. Peilen van kennis en achtergrond van het meisje. 3. Checken of er eventuele belemmeringen zijn voor deelname aan Girls’ Talk, zowel aan de kant van de trainer als aan de kant van het meisje. Vooral wanneer een meisje verplicht geplaatst is (komt m.n. in jeugdzorg voor) kan er sprake zijn van weerstand. Informatie over de reden van plaatsing/motieven van de verwijzer en wat Girls’ Talk het meisje op kan leveren kan de weerstand doen verminderen. 4. Nagaan of het meisje specifieke vragen heeft over seksualiteit en relaties en wat zij zou willen leren. 5. Geven van praktische informatie met betrekking tot plaats, tijd, aanwezigheid etc.
Ad 4 Programma: Girls’ Talk is een intensief groepscounselingprogramma van acht wekelijkse bijeenkomsten van ieder anderhalf uur. De looptijd van het programma is twee maanden. De groep wordt uitgevoerd door twee getrainde trainers, waarvan in elk geval één vrouw. Tabel 1. Volgorde en inhoud bijeenkomsten Girls’ Talk Bijeenkomst Inhoud 1 Kennismaken met elkaar het onderwerp seksualiteit en relaties en je achtergrond 2 Partnerkeuze 3 Zelfbeeld, eigenwaarden en hoe kom je over? 4 Voorkomen van onbedoelde zwangerschap: anticonceptie 5 Praten over veilig vrijen 6 Grenzen 7 ‘Geweld(ige)’ relatie, omgaan met risicovolle jongens/partners en grensoverschrijdende situaties 8 Positieve ervaringen Evaluatie van het programma
____________________________________________________________________ Inhoud van de interventie – max 700 woorden (2 A4) * Welke concrete activiteiten worden uitgevoerd?
8
Duur 1,5 uur 1,5 uur 1,5 uur 1,5 uur 1,5 uur 1,5 uur 1,5 uur 1,5 uur
Indien van toepassing per onderdeel samenvatten. Bij interventies op maat: geef aan wat op basis van welke criteria wanneer wordt uitgevoerd. Geen uitputtende beschrijving van activiteiten; het is voldoende als de lezer zich een beeld kan vormen van wat er gedaan wordt en hoe. Girls’ Talk kent een vaste opzet en volgorde van bijeenkomsten (Tabel 2). De duur van elke bijeenkomst is 90 minuten. Elke bijeenkomst bestaat uit verschillende opdrachten die met het thema van de desbetreffende bijeenkomst te maken hebben. Hierbij is gekozen voor verschillende werkvormen afgestemd op het doel van een opdracht. Elke bijeenkomst is zo opgebouwd dat halverwege een pauze ingelast kan worden. Er wordt vanaf het begin van de bijeenkomsten veel aandacht besteed aan veiligheid en vertrouwen. Hiertoe worden tijdens de eerste bijeenkomst groepsregels vastgesteld en afspraken gemaakt met de deelnemers. Stapsgewijs en gefaseerd worden de verschillende aspecten van seksualiteit en relaties verkend. Aan het begin van het programma worden vooral oefeningen aangereikt op het niveau van feiten en kennis over seksuele gezondheid van jongeren en meisjes in het bijzonder. Geleidelijk wordt een overstap gemaakt naar opinievorming en betrokkenheid bij de eigen seksuele gezondheid. Hierbij worden oefeningen aangereikt waarmee meiden leren een mening te vormen of stelling te nemen ten aanzien van situaties over seksuele gezondheid en seksuele risico’s en concrete vaardigheden leren. Eigen cognities, waarden, normen en opvattingen komen hierbij uitgebreid aan bod en worden door middel van onderlinge discussie uitgedaagd. Naarmate het programma vordert komen de persoonlijke seksuele ervaringen en gebeurtenissen meer aan bod en wordt gewerkt aan kritisch inzicht, attitudevorming en interactieve vaardigheden ten aanzien van het realiseren van wensen en grenzen. Deze opbouw geeft deelnemers de mogelijkheid meer vertrouwd te raken met elkaar en intieme, prettige en minder prettige seksuele ervaringen uit te wisselen en met elkaar handelingsalternatieven en oplossingsstrategieën te ontdekken en onderzoeken. Gezien de zorgvuldig gekozen opbouw van het programma wordt aanbevolen niet af te wijken van het programma en alle onderdelen van het programma te doorlopen. Ondanks deze ‘lijn’ kent het programma ook een hoge mate van flexibiliteit. Bij de verschillende programmaonderdelen is het vertrekpunt steeds de ervaringen en problemen die de meiden hierbij in hun dagelijks leven tegenkomen en hoe ze hiermee omgaan. Hierdoor kan de ene opdracht of oefening meer aandacht krijgen dan een andere. Het is ook mogelijk in plaats van acht bijeenkomsten meer bijeenkomsten aan te bieden en aan sommige onderdelen meer of minder tijd te besteden. Dit is vooral afhankelijk van de groep. Voorbeelden hiervan zijn: de opdracht ‘het ideale vriendje’ krijgt een andere invulling in een groep starters dan in een groep meiden die al meerdere relaties gehad hebben; in een groep waarin een meisje vertelt dat ze door haar stiefvader misbruikt wordt, vragen de emoties hieromtrent tijd die niet in het programma begroot is. Wanneer de groep ‘weer verder’ kan, moet de trainer besluiten welke programmaonderdelen van die bijeenkomst nog uitgevoerd kunnen worden. In een groep met meiden waarvan blijkt dan hun ‘seksuele basiskennis’ te mager is, kan besloten worden een bijeenkomst in te lassen die hierin voorziet. In het algemeen wordt aangeraden om, wanneer er afgeweken wordt, dit binnen de doelstellingen van het programma te doen. In de train-de-trainer wordt aandacht besteed aan het omgaan met dergelijke praktijksituaties. Tabel 2. Het programma van Girls’ Talk Bijeenkomst 1 Kennismaking met elkaar. Introductie seksualiteit en relaties. Kennismakingsspel Veiligheid en groepsregels (kringgesprek) Woordspin seksualiteit (brainstorm) Normen en waarden (werken in tweetallen) Kennisquiz seksualiteit (mythen en vooroordelen) Bijeenkomst 2 Partnerkeuze. Jongens en verkering (groepsgesprek) Het ideale vriendje (creatieve opdracht) Foute jongens onder de loep (brainstorm) Stellingenspel seksualiteit Bijeenkomst 3 Zelfbeeld, eigenwaarde en ‘hoe kom je over’. Stevig staan (lichaamsgerichte oefening) Zelfbeeld: complimentjes geven (interactieve opdracht) Non verbale communicatie en uitstraling (spel)
9
Bijeenkomst 4
Bijeenkomst 5
Bijeenkomst 6
Bijeenkomst 7
Bijeenkomst 8
3
Profielsites (interactief groepsgesprek) ‘Can you fix it’: ik haat je! (opdracht bij filmfragment) Voorkomen van onbedoelde zwangerschap (anticonceptie). Eigen regie (groepsgesprek) Anticonceptie koffer (interactieve presentatie) Condoom omdoen (instructie en individueel oefenen) Een slimme meid is op seks voorbereid (stellingenspel) Praten over veilig vrijen. Riskante situaties en ervaringen (plenaire situatiebespreking) Veilige seks op de agenda (groepsgesprek) Gesprek voeren over veilige seks (rollenspel) Voet bij stuk houden (spel) In de puree, uit de puree (groepsgesprek/advies) Grenzen. Grenzen voelen (lichaamsgerichte oefening) Nee zeggen (stem oefening) Waar ligt je grens (opdracht bij filmfragment) Grenzen aangeven (gedragsoefening) Als de ander niet luistert, wat dan.. (groepsgesprek) Grensoverschrijding en risicovolle jongens/partners. Als het niet leuk meer is (advies bij casussen) Gevaar herkennen, risico’s vermijden (groepsgesprek) Can you fix it: No big deal (opdracht bij filmfragment) Als je in een onveilige situatie zit (groepsgesprek) Geweldspiraal (informatief gesprek) Delen van positieve ervaringen en evaluatie. Body mapping (creatieve opdracht) Seks: plezier voor twee (informatief gesprek) Massage oefening (lichaamsgerichte oefening) Prettige ervaring met seksueel contact (fantasie oefening) Afsluiting
Onderbouwing
Oorzaken – max 200 woorden (1/2 A4) Welke factoren veroorzaken het probleem? Er zijn verschillende factoren die eraan bijdragen dat laagopgeleide meiden seksueel minder weerbaar zijn en zij vaker een ongeplande zwanger of grensoverschrijdend gedrag meemaken. Individuele factoren Kennis. Kennis over verschillende onderwerpen met betrekking tot seksualiteit is nodig om seksueel weerbaar te kunnen zijn. In vergelijking met hoger opgeleide leeftijdsgenoten, blijken laagopgeleide jongeren minder kennis van seksualiteit, voortplanting, anticonceptie en soa’s te hebben (De Graaf et al., 2012). Meiden die een gebrek aan kennis hebben over anticonceptie en die zich hier niet bewust van zijn, lopen het hoogste risico op een ongeplande zwangerschap (Van Berlo et al., 2005; Brückner, Martin & Bearman, 2004). In de groep laaggeschoolde meiden blijken sommige groepen allochtone meiden hoger risico te lopen. Zo blijkt uit een studie van Terpstra (2002) dat de kennis over de pil bij de Afro-Surinaamse meisjes en de Antilliaanse meisjes niet optimaal is. Vooral hun kennis over de bijverschijnselen van de pil is gebrekkig.
10
Attitudes. Jongeren die een positieve attitude hebben ten aanzien van anticonceptie en die minder voor- en meer nadelen zien aan een zwangerschap gebruiken vaker anticonceptie (Kirby & Lepore, 2007; Ryan et al., 2007). Hierbij speelt opleidingsniveau een rol. Laagopgeleide meiden denken vaak negatiever over anticonceptie en beschermen zich minder goed tegen zowel zwangerschap als soa (Wyatt et al., 2000; Frost, Singh, & Finer, 2007). Uit kwalitatief onderzoek van De Neef en Van Dijk (2010) bleek dat het voor allochtone meiden extra lastig is om anticonceptie te gebruiken, omdat zij zich door impliciete ideeën, verwachtingen en gevoelens geremd voelen om (openlijk) voor condooms of andere anticonceptiva te zorgen. Risicoperceptie. Laagopgeleide jongeren hebben er moeite mee om de risico’s van situaties in te schatten. Dit speelt op verschillende terreinen. Online acteren laagopgeleide jongens en meiden relatief vaak in risicovol seksueel getint gedrag zoals het laten zien van geslachtsdelen voor de webcam, seksfilmpjes van zichzelf of anderen versturen of seks hebben op het internet (De Graaf et al., 2012). Ook in het fysieke contact schatten meiden risico’s laag in als het aankomt op veilige seks. Van de laagopgeleide meiden heeft 11% geen anticonceptie gebruikt bij de eerste keer geslachtsgemeenschap in vergelijking met 6% van hoger opgeleide meiden. Ook bij de laatste sekspartner heeft 8% van de laagopgeleide meiden geen anticonceptie gebruikt (dit is 3% bij hoger opgeleide meiden (De Graaf, et al., 2012). Het onderschatten, ontkennen en negeren van de risico’s maakt dat jongens en meiden zich tijdens seks niet goed beschermen tegen zwangerschap en soa (O’Sullivan, Udell, Montrose, Antoniello & Hoffman, 2010). Zelfbeeld. Een negatief (seksueel) zelfbeeld en/of weinig zelfvertrouwen is niet alleen een gevolg van grensoverschrijdend gedrag, maar gaat hier ook aan vooraf. Het vergroot de kans dat iemand seks heeft om nietseksuele motieven (maar bijvoorbeeld uit eenzaamheid of om de relatie goed te houden) en zo mee gaat in ongewenste seks of handelingen (Messman-Moore et al., 2008). Uit onderzoek van De Graaf en collega’s (2012) blijkt dat meiden tussen de 12 en 17 jaar een significant lager zelfbeeld hebben dan jongens. Hierbij hebben laagopgeleide meiden een negatiever zelfbeeld dan hoger opgeleide meiden. Meiden met een positief zelfbeeld en veel zelfvertrouwen zijn over het algemeen meer weerbaar en hebben meer plezier in seks (Ménard & Offman, 2009). Eigen effectiviteit. Eigen effectiviteit is het vertrouwen dat een persoon heeft dat hij/zij een bepaalde actie uit kan voeren en dat deze ondernomen actie tot het beoogde (positieve) resultaat zal leiden. Bij seksuele weerbaarheid betekent dit onder andere dat meiden het vertrouwen moeten hebben dat ze ongewenste of onveilige seks kunnen weigeren (Sionéan et al., 2002). Hierbij blijkt dat laagopgeleide meiden hun capaciteiten om grenzen aan te geven laag inschatten in vergelijking met hoger opgeleide leeftijdsgenoten. Zij hebben er weinig vertrouwen in dat zij grenzen kunnen aangeven en ongewenste of onveilige seks kunnen weigeren (De Graaf et al., 2012). Vaardigheden. De intentie om een condoom te gebruiken is van invloed op het daadwerkelijk condoomgebruik van jongeren. Maar dit alleen is niet voldoende. Een groot deel van de meiden (78%) blijkt wel de intentie te hebben om een condoom te gebruiken tijdens geslachtsgemeenschap. Echter het lukt vooral laagopgeleide meiden niet goed om deze intentie waar te maken. Veel van hen gebruiken toch geen condoom bij de laatste partner (zie ook risicoperceptie) (De Graaf et al., 2012). De meiden missen de vaardigheden om verschillende barrières die in de weg staan van de uitvoering van het beoogde gedrag (bijvoorbeeld druk van de partner) te slechten.
Achtergrond- & contextuele factoren Vroege starters. Er is een kleine groep jongeren die onder de 14 jaar al seksueel actief is. Deze groep loopt echter bij seksuele contacten wel meer risico op grensoverschrijding of onveilige seks dan jongeren die op latere leeftijd seksueel actief worden. Van de meiden die op 13-jarige leeftijd of eerder geslachtsgemeenschap heeft gehad, was er bij 33% sprake van dwang (De Graaf et al., 2012). Probleemjongeren. Jongeren die probleemgedrag vertonen, bijvoorbeeld jongeren die lid zijn van een bende, agressief en delinquent gedrag vertonen, of overmatig alcohol- en drugs gebruiken, hebben een grotere kans op tienerzwangerschap (Kirby & Lepore, 2007; Siebenbruner, Zimmer-Gembeck & Egeland, 2007; Woodward et al., 2001; Xie et al., 2001). Seksueel misbruik. Seksueel misbruik in het verleden vergroot de kans op vroege seks, inadequaat anticonceptiegebruik, zwangerschap en seksueel grensoverschrijdend gedrag (Kirby & Lepore, 2007). Partner. De meeste seksuele ervaringen vinden plaats in de context van een relatie. Bij grensoverschrijding is de dader in de meeste gevallen de partner (Maxwell, Robinson & Post, 2003; Testa, VanZile & Livingston, 2007). Het hebben van een oudere partner vergroot daarnaast de kans op inadequaat anticonceptiegebruik en zwangerschap. Positieve attitudes van de partner ten aanzien van anticonceptie en veilige seks vergroot de kans op beschermend gedrag.
11
Alcoholgebruik. Bij ongewenste seksuele ervaringen spelen alcohol of drugs vaak een rol (Messman-Moore, Coates, Gaffey & Johnson, 2008). Alcohol en drugs verminderen de risicoperceptie, maar vergroten ook de kans op grensoverschrijding.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
Aan te pakken factoren– max 200 woorden (1/2 A4)
Welke factoren pakt de interventie aan en welke, in paragraaf 2.1 en 2.2. benoemde, (sub)doelen horen daarbij? Girls’ Talk richt zich op het aanpakken van de volgende veranderbare factoren die nodig zijn om seksueel weerbaar te zijn: Gebrekkige kennis over risicogedragingen en situaties (subdoel 1e, 1.1, 1.3, 2a, 2.1, 2.2, 2.3 en 2.6); Negatieve attituden ten opzichte van veilige en prettige seks (subdoel 1a-e, 1.3, 1.4, 2a-c, 2.1, 2.2, 2.3, 2.5, 2.8, 2.9 en 2.10); Gebrekkige risicoperceptie met betrekking tot anderen (bijv. loverboys) en situaties (subdoel 1.a-e, 1.3, 2a-c, 2.4, 2.9 en 2.10); Laag zelfbeeld of weinig zelfvertrouwen (subdoel 1.a, 1.b, 1.d, 1.e, 1.2, 1.3, 2.b, 2.c, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9 en 2.10); Weinig eigen-effectiviteit om het beoogde gedrag uit te voeren en een gebrek aan vaardigheden om met barrières om te gaan (subdoel 1a-e, 1.2, 1.3, 2a-c, 2.7, 2.9 en 2.10).
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
Verantwoording– max 550 woorden (1 1/2 A4)
Verantwoord hoe met deze aanpak ook daadwerkelijk de (sub)doelen bij deze doelgroep(en) bereikt worden. De seksuele weerbaarheid van meiden wordt met Girls’ Talk vergroot doordat het programma zich richt op veranderbare factoren van seksueel weerbaar gedrag. In acht bijeenkomsten wordt de meiden kennis bijgebracht, attituden gewijzigd, risicoperceptie aangescherpt, de eigen-effectiviteit versterkt, en het seksuele zelfbeeld verbeterd. De methodiek is systematisch doorontwikkeld, waarbij gebruik is gemaakt van het Intervention Mapping protocol (Bartholomew, Parcel, Kok, Gottlieb & Fernández, 2011). Waar bij de ontwikkeling van de eerste versie van Girls’ Talk dit protocol niet is gebruikt, is inmiddels bekend dat systematische ontwikkeling voordelen heeft voor de evaluatie van programma’s. Het protocol is ook bruikbaar voor het herzien van programma’s. Stapsgewijs is gekeken of de gebruikte methoden en werkvormen daadwerkelijk bruikbaar zijn voor het behalen van de gestelde doelen van het programma. Na een needs-assessment (stap 1) zijn de doelen van Girls’ Talk aangescherpt en bijgesteld (stap 2), zowel op specifiek gedragsniveau (performance objectives) als op determinantniveau (change objectives). Vervolgens is gekeken in hoeverre de werkvormen in de eerste versie nog voldeden, en waar nodig zijn werkvormen aangepast. Zo is er bijvoorbeeld in de laatste jaren meer aandacht voor online seksueel gedrag (sexting), wat een aanpassing van de doelen voor het inschatten van risicosituaties met zich meebracht. Dit zich heeft vertaald in een aanpassing van de inhoud van de werkvormen waarmee kennis en risicoperceptie over risicosituaties worden behandeld. De doorontwikkeling heeft plaatsgevonden in samenwerking met ervaren trainers, die bekend zijn met de doelgroep. De werkvormen en materialen in het programma zijn getest bij de trainers en de doelgroep. De methoden die in Girls’ Talk zijn gebruikt zijn, onder andere, op basis van de informatie uit hoofdstuk 6 van Planning Health Promotion Programs (Bartholomew et al., 2011) geselecteerd. Hierin wordt per aan te pakken factor (determinant) van gedrag beschreven welke methoden bruikbaar zijn in welke situaties.
12
Hieronder is schematisch weergegeven wat de verhoudingen zijn tussen de gebruikte methoden en werkvormen, de aan te pakken factoren en de bijbehorende subdoelen van seksuele weerbaarheid.
13
Tabel 3. Verhoudingen tussen aan te pakken factoren, doelen en gebruikte methoden en werkvormen* Factor Subdoelen Methode Werkvorm/oefening Kennis Actief leren Quiz (1.6) Inschatten risico situaties Groepsgesprek (5.2) Gebruik anticonceptie Discussie Anticonceptiekoffer (4.3) Gebruik condooms Handelen als het mis gaat Passief Leren Voorlichtingsgesprek (7.6 & 8.4)
Attitude
Grenzen aangeven Wensen aangeven Gebruik anticonceptie Communicatie over anticonceptie Gebruik condooms Communicatie over condooms
Modelleren
Emotiespel (3.4) Can you fix it films (6.4 & 6.8) Condoom demonstratie (4.4) Rollenspel (5.4; 5.5 & 6.6)
Reflectie
Brainstorm individueel (2.3 & 8.7) Brainstorm plenair (2.4) Stellingenspel (2.5 & 4.5) Lichaamsoefening (8.6) Can you fix it- films (3.6; 6.4; 6.8 & 7.4) Casuïstiek (6.5; 6.6; 7.2 & 7.3)
Discussie
Risico perceptie
Zelfvertrouwen Eigen effectiviteit
Implementatie intentie
Inschatten risico situatie Inschatten veilige sekspartner
Reflectie
Grenzen aangeven Wensen aangeven
Guided Practice
Grenzen aangeven Wensen aangeven Gebruik anticonceptie Communicatie over anticonceptie Gebruik condooms Communicatie over condooms Handelen als het mis gaat
Woordspin (1.4) Brainstorm plenair (2.3 & 2.4) Stellingenspel (2.5 & 4.5) Brainstorm individueel (2.3) Brainstorm plenair (2.4) Casuïstiek (6.5; 6.6; 7.2 & 7.3) Lichaamsoefening (3.2; 6.3 & 8.5) Rollenspel (5.4; 5.5 & 6.6)
Feedback Modelling
Complimenten (3.3) Lichaamsoefening (3.2 & 6.3)
Guided Practice
Lichaamsoefening (3.2; 6.3 & 8.5) Emotiespel (3.4) Condoom demonstratie (4.4) Rollenspel (5.4; 5.5 & 6.6) Casuïstiek (6.5) Bodymapping (8.3)
Anticipated regret Actief Leren Reflectie
Casuïstiek (5.6)
Casuïstiek (5.6) Gebruik condooms Communicatie over condooms *Basismethoden, zoals feedback en participation, worden in iedere bijeenkomt toegepast, maar zijn in deze tabel niet overal expliciet benoemd.
14
Kennis. Hoewel de relatie tussen kennis en gedragsverandering niet sterk is (Brug, Van Assema & Lechner, 2012), is kennis over anticonceptie bijvoorbeeld onontbeerlijk voor seksuele weerbaarheid, bijvoorbeeld om argumenten te kunnen geven over wat je wel en niet wil in seksuele relaties. Daarnaast is kennis over wat te doen als je toch onveilige seks hebt gehad belangrijk om daadwerkelijk te kunnen handelen. Deze kennis wordt op verschillende manieren overgebracht, zo gaan de meiden bijvoorbeeld zelf op zoek naar informatie (actief leren; Petty et al., 2009, in Bartholomew et al., 2011, p. 328), krijgen ze voorlichting van de trainer (passief leren) en discussiëren ze in groepsverband over wat ze hebben geleerd (Petty et al., 2009, in Bartholomew et al., 2011, p. 331). Attitude. Positief staan tegenover het beoogde gedrag, of een positieve attitude of houding hebben, hangt samen met het uitvoeren van gedrag. Dit blijkt uit onderzoek naar de bruikbaarheid van verschillende gezondheidsmodellen, waaronder het Integrative Model of Behavioral Prediction (Fishbein & Ajzen, 2010, in Brug et al., 2012). In Girls’ Talk maken we gebruik van de basismethoden modelleren en discussie (Bartholomew et al., 2011, p. 328). Het is bij de discussie wel van belang dat de trainer in de gaten houdt dat de meiden positieve attituden ontwikkelen. Risicoperceptie. In Girls’ Talk leren meiden verschillende situaties op mogelijk risico inschatten. Dit gebeurt door het aanbieden van casussen, zowel in tekst als in film, waarop ze kunnen reflecteren. Hierdoor wordt een bewustwording gecreëerd dat sommige situaties uiteindelijk minder wenselijk zijn, en leren ze deze herkennen door samen onwenselijke situaties te brainstormen (Bartholomew, 2011, p. 333). Zelfbeeld/zelfvertrouwen. Het verbeteren van het zelfbeeld van de meiden trachten we te bereiken door te oefenen met gedrag in een veilige situatie, het opdoen van positieve ervaringen en positieve bekrachtiging en het geven van complimenten door de trainer en groepsgenoten. Hierdoor verwachten we dat de meiden anders naar zichzelf gaan kijken (self-reevaluation, guided practice, Bartholomew et al., 2011, p. 337). Eigen-effectiviteit en vaardigheden om barrières te overkomen. Eigen-effectiviteit is het vertrouwen dat iemand heeft dat zij het beoogde gedrag kan uitvoeren met een gewenst resultaat als gevolg. Bij deze doelgroep gaat dat over het vertrouwen dat je je grenzen kunt aangeven zonder dat de ander boos wordt, maar ook dat je je wensen aangeeft zonder daarbij de ander te kwetsen. Anticiperen op mogelijke uitkomsten is ook van belang: wat doe je als de ander toch boos wordt? Het effectief gebruik van anticonceptie is voor deze doelgroep belangrijk, waaronder het aanschaffen ervan en communiceren met anderen hierover,. In Girls’ Talk kunnen de meiden naar hartelust oefenen (practice; Bartholomew et al., 2011, p. 342), en leren van de anderen in de groep en van de DVD’s (modelleren; idem, p. 328). Implementatie intenties. De meiden die de intentie hebben om zich weerbaar op te stellen (positieve attitude, eigeneffectiviteit) maken plannen over hoe ze zich in verschillende situaties ook daadwerkelijk weerbaar op stellen (Gollwitzer & Sheeran, 2006, in Bartholomew et al., 2011, p. 335). Counselen als methode: De counselingmethode ondersteunt deelnemers bij het maken van verantwoorde keuzes, door uit te gaan van de eigen vragen, attituden, motivaties en emoties (Van de Jagt, 2003). Het is een beproefde methode om mensen te helpen bij het oplossen of hanteren van problemen, het vinden van antwoorden op vragen, het benutten van ongebruikte mogelijkheden en het ontwikkelen van kennis en vaardigheden. Counseling is resultaatgericht en pragmatisch van aard. Het gaat erom dat een deelneemster doelen gaat formuleren en gaat handelen om deze doelen te bereiken. Counseling is in verschillende studies een effectieve methode gebleken (Connell, Barkham, Mellor-Clark, 2008; Davis, Corrin-Pendry & Savill, 2008 ). Deze persoonlijke aanpak wordt gerealiseerd door de meiden veelvuldig situaties in te laten brengen die zij zelf hebben meegemaakt en ruimte te bieden om deze te exploreren. De trainer bewaakt de veiligheid en faciliteert het proces door door te vragen, met eigen voorbeelden te komen, cognities en mythen van meiden uit te dagen en discussie te stimuleren. Zij geeft feedback op een ondersteunende, respectvolle manier. Het is niet de bedoeling dat zij lange betogen houdt of veel kennis overdraagt.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven
Werkzame elementen– max 200 woorden (1/2 A4) Wat zijn de werkzame elementen die de doelen van de interventie realiseren? Geef een puntsgewijze opsomming van de kernelementen die bij een lokale aanpassing niet mogen ontbreken. - Een zorgvuldig onderbouwd, opgebouwd en uitgewerkt programma met verschillende werkvormen die de eigen-effectiviteit vergroten (actief leren, reflectie, modelleren); - Up-to-date en aansprekend beeldmateriaal;
15
-
-
Een veilige setting waarin geoefend kan worden met lastige situaties en vaardigheden; Twee getrainde (= voorwaarde), bij voorkeur vrouwelijke, trainers die de doelen van het programma onderschrijven, de uitvoering goed voorbereiden en het programma zo veel mogelijk volgen en die de meiden intensief kunnen begeleiden (veiligheid en respect, rust en persoonlijke aandacht, sfeer, aansluiten bij behoeften/ vragen/ ervaringen van meiden, respect voor diversiteit, etc.); Een zorgvuldig geselecteerde en samengestelde groep meiden (zo homogeen mogelijk op relevante criteria, zoals leeftijd en seksuele ervaring), die weten wat zij kunnen verwachten (introductiegesprek noodzakelijk); Regelmatige sessies binnen een duidelijk afgebakende periode van twee maanden; Mogelijkheid tot doorverwijzen en nazorg.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven ________________________________________________
16
4
Uitvoering
Materialen – max 150 woorden (1/3 A4) * Welke materialen zijn beschikbaar voor de uitvoering, werving en evaluatie van de interventie? Het Girls’ Talk materiaal bestaat uit de handleiding voor de trainers (Bijlage 1) met bijbehorende DVD. Dit is de ruggengraat van het programma en bevat de werkbladen bij de opdrachten. De opdrachten worden in de groep en interactief uitgevoerd op de werkbladen of op materiaal in de ruimte (flip-overs etc.). Naast de handleiding voor de trainers zijn er ondersteunende materialen nodig: een laptop/beamer voor het bekijken van online materiaal, een flip-over, stiften en pennen en een vragenenvelop waarin deelnemers anoniem onderwerpen kunnen aandragen. Indien het niet mogelijk is om online materiaal te bekijken dan kan gebruik gemaakt worden van de DVD Girls’ Talk. Hierop staat al het beeldmateriaal, maar het interactieve element hierbij valt weg. Voor het werven van de deelnemers aan Girls’ Talk heeft Rutgers generieke flyers (Bijlage 2) ontwikkeld. De meeste groepen worden geworven door de organisatie die het Girls’ Talk programma uitvoert. Soms zijn deze groepen al in huis, zoals in de residentiële jeugdzorginstellingen of onderwijsinstellingen (in de praktijk veelal vmbo’s of ROC’s), soms worden meiden individueel geworven door bijvoorbeeld een jongerenwerker. Een andere mogelijkheid is werving via of jeugdgezondheidszorg. Het is aan de professional die de training geeft om tijdens de laatste sessie te evalueren wat de meiden van Girls Talk vonden en wat ze geleerd hebben en waar ze verder nog behoefte aan hebben. Hiervoor is -nog- geen standaard evaluatiemateriaal beschikbaar. Er zijn plannen om dit in de toekomst te ontwikkelen, bijvoorbeeld een vragenlijst die na de training kan worden ingezet.
Locatie en organisatie – max 150 woorden (1/3 A4) * Waar wordt de interventie uitgevoerd en welk(e) soort(en) organisatie(s) kan /kunnen de interventie uitvoeren? Girls’ Talk kan worden uitgevoerd binnen instellingen die werken met de doelgroep laaggeschoolde meiden tussen de 14-21 jaar. Dit zijn instellingen in verschillende sectoren, zoals jeugdzorg en jeugdhulpverlening, jeugdwelzijnswerk, regionale opleidingscentra (ROC), vmbo en praktijkonderwijs en MEE.
Opleiding en competenties van uitvoerders – max 150 woorden (1/3 A4) * Wie voert de interventie uit? Welke opleiding /training en specifieke competenties van de uitvoerders zijn vereist? Girls’ Talk kan worden uitgevoerd door mbo- of hbo-geschoolde professionals werkzaam in bovengenoemde sectoren. Voor het uitvoeren van Girls’ Talk is het een vereiste dat de professionals die het programma uitvoeren de tweedaagse training bij Rutgers hebben gevolgd. Daarnaast is het een vereiste dat de uitvoerende professional bekend is met/ervaring heeft met de doelgroep (kwetsbare meiden) en het thema relaties en seksualiteit. Het heeft de voorkeur dat de professional ervaring heeft in het geven van trainingen aan groepen. De instelling bepaalt zelf welke professionals geschikt zijn om de training te volgen en de groepen te gaan begeleiden. Na het volgen van de training krijgt de professional een certificaat. In de training krijgen de professionals informatie over de theoretische achtergrond van het programma en meer inzicht in het onderwerp seksualiteit in relatie tot de doelgroep. Zij maken kennis met het programma en leren hoe ze de verschillende onderdelen uit moeten voeren en wat dit van hun rol als trainer vraagt.
Kwaliteitsbewaking – max 150 woorden (1/3 A4) * Hoe wordt de kwaliteit van de interventie bewaakt?
17
Om te bewerkstelligen dat het programma eenduidig wordt toegepast moeten professionals die met Girls’ Talk willen werken eerst een training volgen. Werkzaam/ bekendheid met de doelgroep en ervaring met het bespreken van het thema relaties en seksualiteit heeft de voorkeur. Ervaring met het begeleiden van groepen is een pre. Standaard is de tweedaagse training. Professionals die al getraind zijn in en ervaring hebben met een van de andere counselingsprogramma’s van Rutgers (Make a Move of Girls’ Talk+) kunnen een eendaagse training volgen. Als trainers na de training nog vragen hebben kunnen zij telefonisch of per mail contact opnemen met Rutgers. Rutgers informeert de getrainde professionals over nieuwe ontwikkelingen rond het programma en de trainingen. Op dit moment zijn we aan het bezien of we hier een vastere vorm voor kunnen vinden, zoals een periodieke terugkombijeenkomst of een nieuwsbief.
Randvoorwaarden – max 150 woorden (1/3 A4) * Wat zijn de organisatorische en contextuele randvoorwaarden voor een goede uitvoering van de interventie? Voor het uitvoeren van Girls’ Talk zijn een aantal randvoorwaarden en condities opgesteld: Algemeen - Een ruimte waar de groepsactiviteit ongestoord en zonder inkijk van buiten plaats kan vinden. - Een (geschikte) trainingsruimte, bij voorkeur met zitgedeelte (om een tafel) en een speelvlak waar verschillende opdrachten zoals lichamelijke oefeningen en rollenspel uitgevoerd kunnen worden. - Een laptop en beamer met zo mogelijk toegang tot internet. Begeleiding van de meiden - Twee, bij voorkeur vrouwelijke, trainers - Veiligheid en vertrouwen. In de eerste bijeenkomst worden groepsregels afgesproken. - Rust en persoonlijke aandacht. - Aansluiting bij vragen en belevingswereld van de meiden. Hiervoor is een ‘vragenenvelop’ beschikbaar waarin meiden hun vragen anoniem kunnen stellen, waarna ze tijdens de volgende bijeenkomst behandeld zullen worden. - Respect en ook voor diversiteit. Kenmerkend voor groepscounseling - Gelijkwaardigheid. - Positieve insteek: coachend, ondersteunend en nieuwsgierig. Niet normatief of bestraffend. - Stimuleren van het gesprek zodat deelnemers eigen ervaringen en vragen inbrengen en met elkaar naar oplossingen/handelingsperspectieven zoeken. Ontdekken van nieuwe mogelijkheden om oplossingen te vinden voor probleemsituaties wordt gestimuleerd.
Implementatie en/of overdraagbaarheid– max 150 woorden (1/3 A4) * Is er een systeem voor implementatie en/of de overdraagbaarheid? Geef een samenvatting. De Girls’ Talk training voor professionals is uiteraard ook herzien. De twee daagse training wordt twee maal per jaar aangeboden, de eendaagse training eenmaal per jaar. Beide trainingen kunnen ook in company gegeven worden. PR voor de trainingen verloopt via de reguliere kanalen van Rutgers, waarvan de belangrijkste zijn: www.rutgers.nl en www.seksindepraktijk.nl. In de Rutgers-nieuwsbrief worden trainingen voor de komende perioden gecommuniceerd. Na het uitkomen van het herziene materiaal zijn alle ooit in Girls’ Talk getrainde professionals uitgenodigd om gratis deel te nemen aan een workshop, waarin het vernieuwde materiaal gepresenteerd is en nieuwe onderdelen toegelicht en/of geoefend zijn. Deelnemers aan deze workshop kregen het nieuwe materiaal (handleiding en DVD). De workshop is vijf maal gegeven aan in totaal 125 deelnemers.
18
Kosten – max 200 woorden (1/2 A4) * Wat zijn de kosten van de interventie?
Materiële kosten: o De kosten voor de tweedaagse training bedragen € 345,-- (inclusief deelnemersmateriaal) o De kosten voor de eendaagse training bedragen €185,-- (inclusief deelnemersmateriaal) o De training kan ook in-company worden gegeven Personele kosten: o Voor de tweedaagse training Girls’ Talk (inclusief huiswerkopdracht) moet per medewerker worden uitgegaan van 18 uur. Voor de eendaagse training Girls’ Talk (inclusief huiswerkopdracht) moet per medewerker worden uitgegaan van 8 uur. o Voor de werving van een deelnemersgroep (wanneer de groepen niet ‘in huis’ zijn) moet worden uitgegaan van 8 uur. o Voor de uitvoering van Girls’ Talk moet per groep worden uitgegaan van: Introductiegesprekken met alle meiden: 2.5 uur Bijeenkomsten: 8x90 minuten=12 uur Voorbereiding in trainersduo per bijeenkomst 90 minuten, totaal : 8x90 minuten=12 uur
19
5
Onderzoek naar praktijkervaringen
Onderzoek praktijkervaringen – max 1100 woorden (3 A4) * Is er een evaluatie geweest van de praktijkervaringen met de interventie bij de uitvoerders en de doelgroepen en wat zijn daarvan de meest relevante uitkomsten? Beschrijf het bereik, de succes- en verbeterpunten en geef indien van toepassing aan of er na de evaluatie punten in de interventie zijn aangepast. Beschrijf hoe de evaluatie is opgezet en neem hier de respons en de respondenten in mee.
A. Goenee, Kuyper & Wijsen (2013). Herziening van het seksespecifieke groepscounselingsprogramma Girls’ Talk. Onderzoeksrapport: procesevaluatie (Intern rapport: Bijlage 3) B. Procesevaluatie d.m.v. logboeken (trainers) en schriftelijke vragenlijst (deelnemers) C. De trainers: De trainers van Girls’ Talk zijn erg tevreden met het programma. Ze vinden het passen bij de leefwereld van de meiden en de huidige tijd. Het verbeterde beeldmateriaal, de volgorde van de opdrachten en de plaats die internet/social media inneemt dragen hieraan bij. De meest geplaatste kanttekening was dat de bijeenkomsten te vol zijn. In de procesevaluatie kwamen ook tegenstrijdigheden naar voren, zowel op niveau van een bijeenkomst als op opdrachtniveau: de ene professional vindt de bijeenkomst wat passief, een andere professional leuk en actief. De ene begeleider vindt een opdracht laagdrempelig, een ander vindt dezelfde opdracht te persoonlijk. De oorzaak van deze verschillen was niet te achterhalen. De meiden: de meiden die deel hebben genomen aan het herziene programma Girls’ Talk waren zeer positief. Ze vonden het een leuk en nuttig programma en gaven een 8,5 als beoordeling. Zo vonden ze de opdrachten duidelijk en nuttig en denken ze het geleerde in Girls’ Talk te kunnen gebruiken in hun dagelijks leven. Het meest genoemde leerpunt is dat de meiden vinden dat zij beter in staat zijn hun wensen en grenzen aan te geven. Daarnaast weten ze nu beter hoe ze bepaalde risicovolle situaties in moeten schatten en welke strategieën ze kunnen gebruiken wanneer ze in een vervelende/lastige situatie terecht komen. Het werken met vrouwelijke trainers wordt als positief ervaren door de meiden en zij geven aan zeer tevreden te zijn over de deskundigheid van de trainers. Enkele quotes: ‘Ik heb geleerd om niet iedereen te vertrouwen. Heb geleerd om stevig in mijn schoenen te staan en niet intrappen in de woorden van een jongen’ (meisje, 19 jaar). ‘Ik heb geleerd hoe belangrijk het is om zeker van jezelf te zijn en hoe je een jongen/meisje duidelijk maakt als je iets niet wilt’ (meisje, 15 jaar). Op basis van de bevindingen uit de procesevaluatie van de herziene Girls’ Talk hebben we het programma verder aangepast. De opbouw van het gehele programma en het doel per bijeenkomst hebben we ongewijzigd gelaten. Het belangrijkste verbeterpunt was de tijdsdruk per bijeenkomst. In Bijlage 1 beschrijven we ook op welke punten we het programma verder aangepast hebben.
20
6
Onderzoek naar de effectiviteit
Onderzoek in Nederland – max 200 woorden per studie (1/2 A4) Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de interventie in Nederland en wat zijn daarvan de uitkomsten? A. Goenee, Kuyper & Wijsen (2013). Herziening van het seksespecifieke groepscounselingsprogramma Girls’ Talk. Onderzoeksrapport: effectonderzoek (Intern rapport: Bijlage 3) B. Effectevaluatie, quasi-experimenteel experimentele groep (n = 104) en controlegroep (n = 164) en voormeting, directe nameting en follow-up. Kwantitatieve vragenlijst. C. De uitkomsten van de analyses laten zien dat zich op de onderzochte uitkomstmaten vooralsnog geen significante veranderingen voordoen die zijn toe te schrijven aan de deelname van het programma. Op sommige uitkomstmaten lijken op het oog wel aanwijzingen te zijn voor een positief effect bij de meiden die het herziene Girls’ Talk programma hebben gevolgd: Dit geldt bijvoorbeeld voor de attitude ten aanzien van anticonceptiegebruik en de eigeneffectiviteit om onvrijwillige seks te weigeren in lastige situaties. De attitude en eigeneffectiviteit lijken toe te nemen onder de meiden in de experimentele groep, terwijl deze gelijk blijven in de controlegroep. Ook bij het seksuele gedrag in de periode van 6 maanden doen er zich twee noemenswaardige veranderingen voor. Zo daalt het percentage meiden dat seksuele grensoverschrijding meemaakt in de experimentele groep met 16%. Bij de meiden in de controlegroep is er een afname van 6% te zien. Het meemaken van pressie door een jongen daalt met 11% onder de meiden die de training hebben gevolgd, terwijl dit stijgt met 6% onder de meiden die in de controlegroep zaten. Helaas zijn deze resultaten niet significant. De gevonden effectgrootten R2 = .39 bij onveilig condoomgebruik; R2 = .18 bij herhaaldelijk pil vergeten; R2 = .15, bij meemaken seksuele grensoverschrijding) werden voornamelijk door het verschil in seksuele ervaring tussen de groepen op de voormeting bepaald. Het feit dat voor bovengenoemde veranderingen geen significante effecten kunnen worden aangetoond, heeft zeer waarschijnlijk te maken met een gebrek aan statistische power. Concluderend kan worden gesteld dat het programma Girls’ Talk een veelbelovende interventie is om de seksuele gezondheid van laagopgeleide meiden te bevorderen. Het is niet mogelijk gebleken om binnen de kaders van het effectonderzoek significante positieve veranderingen op de uitkomstmaten aan te tonen, wat waarschijnlijk werd veroorzaakt door een te groot verschil tussen de meiden in de controle- en de experimentele conditie.
A. Van Santen, Goenee & Feenstra (2015). Interne rapportage (Bijlage 4). B. Kwalitatief onderzoek naar de ervaren effecten van Girls’ Talk d.m.v. semigestructureerde interviews met meiden uit drie groepen in drie verschillende instellingen die het programma net hadden afgerond (n = 13). C. Op grond van de analyse bleek dat de meiden die deelgenomen hebben in drie verschillende groepen onder te verdelen waren. Van te voren hadden we niet gestuurd op meiden afkomstig uit bepaalde groepen. Voor de deelnemers van twee groepen was Girls’ Talk een verplicht onderdeel van het verblijf in het opvanghuis. Een van deze twee groepen bestond uit tienermoeders. De tienermoeders vonden dat de cursus leerzaam zou zijn voor meiden zonder kind. De meeste onderwerpen vonden ze ‘mosterd na de maaltijd’. Toch geven meiden in deze groep aan bepaalde onderwerpen nuttig te vinden, zoals het anticiperen op risicosituaties. Ook heeft een deelnemer uit deze groep haar relatie met haar ‘foute’ vriend beëindigd naar aanleiding van de cursus. Meiden uit de ‘verplichte’ groepen waren minder positief dan meiden uit de derde groep, die vrijwillig aan de cursus meededen. De meiden uit de laatste, vrijwillige, groep waren daarentegen onverdeeld positief over het nut van de cursus. Ze konden allen voorbeelden noemen van hoe ze het geleerde in de praktijk brachten, zowel in het contact met jongens als met anderen. Grenzen aangeven: “je staat mij wat te dichtbij”, argumenten voor veilig vrijen: “die jongen ging er toen zelf ook anders over denken”, anticonceptie “de informatie die je op school krijgt is heel oppervlakkig, hier kun je het echt toepassen op je eigen situatie”. Ook gaven deze meiden aan dat ze het geleerde weer op anderen konden overbrengen en hen daarmee helpen. Conclusie. Het lijkt erop dat de motivatie om mee te doen aan Girls’ Talk, alsmede de seksuele ervaring, van invloed is op de ervaren effectiviteit ervan. Hier kan in het samenstellen van de groepen en in de training voor professionals meer rekening mee gehouden worden.
21
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven en Goed onderbouwd.
Onderzoek naar vergelijkbare interventies – max 200 woorden per studie (1/2 A4) Is er onderzoek gedaan naar de effectiviteit van deze of een vergelijkbare interventie (in Nederland en in het buitenland) en wat zijn daarvan de uitkomsten? Er zijn ons geen met Girls’ Talk vergelijkbare interventies bekend. Het enige programma dat in de buurt komt is de in 2002 in Canada ontwikkelde interventie Girl Time. Girl Time is een programma gericht op de seksuele gezondheid van meiden. In een groepssetting worden meiden tussen de 12 en 14 jaar overtuigd tot het uitstellen van seks tot ze volwassen genoeg zijn en om veilige seks te hebben. De insteek van het programma komt niet overeen. Girl Time richt zich op een jongere doelgroep die qua kennis en ervaring niet goed te vergelijken is met de doelgroep van Girls Talk. De aard van de interventie zal daardoor ook anders van aard zijn. Girl Time is gebaseerd op een ander onderliggend model (Information-motivation-behavior skills model, Fisher & Fisher, 2002) dan Girls’ Talk. Uit een effectstudie uit 2008 komt naar voren dat Girl Time een positief effect heeft op onder andere de kennis over seksuele gezondheid van meiden en hun eigen-effectiviteit (Rye, Yessis, Brunk, McKay, Morris & Meaney, 2008). De genoemde werkzame componenten binnen Girl Time (kennis vergroten, diverse opdrachten) maken tevens onderdeel uit van het Girls’ Talk programma: actief leren & reflectie zorgen voor het vergroten van kennis en de zelfeffectiviteit.
NB. Dit vak hoeft niet ingevuld te worden voor het niveau Goed beschreven en Goed onderbouwd.
22
Contactpersoon Naam Email Telefoon Organisatie
Annelies Kuyper
[email protected] 030-2313431 Rutgers
23
Samenvatting
Korte samenvatting van de interventie – max 150 woorden (1/3 A4) * Girls’ Talk is een groepscounselingsprogramma voor meiden die verhoogde kans lopen op het meemaken van negatieve seksuele ervaringen). In acht bijeenkomsten van anderhalf uur binnen twee maanden praten meiden in een groep van 8 personen over hun ervaringen, gedragingen, en risico’s. Ze worden hierbij begeleid door twee speciaal voor dit programma opgeleide trainers. Het programma is preventief van aard, maar wordt ook gebruikt om herhaling van ongewenst gedrag te voorkomen, en heeft als doel om de seksuele weerbaarheid van de doelgroep te vergroten. Seksuele weerbaarheid hangt onder andere samen met regie kunnen hebben over seksuele relaties. ______________________________________________________________ Doelgroep in het kort – max 20 woorden Het programma Girls’ Talk is ontwikkeld voor laagopgeleide meiden, in de leeftijd van 14 tot ongeveer 21 jaar, die (beginnend) seksueel actief zijn, zeer beïnvloedbaar en niet seksueel weerbaar. Doel in het kort – max 20 woorden Girls’ Talk is erop gericht meiden relationeel en seksueel weerbaar te maken zodat ze in staat zijn om zelfstandig onbedoelde zwangerschap te voorkomen en minder risico lopen op het meemaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Aanpak in het kort – max 50 woorden Girls’ Talk is een intensief groepscounselingsprogramma voor meiden en bestaat uit acht wekelijkse bijeenkomsten van ieder anderhalf uur. De groep wordt bij voorkeur begeleid door twee vrouwelijke trainers. Het programma Girls’ Talk wordt door professionals bij verschillende (onderwijs en zorg-)instellingen (jeugdzorg, MEE, vmbo-scholen) in Nederland uitgevoerd. Aan de hand van verschillende (interactieve) opdrachten, discussies en begeleidend beeldmateriaal wordt de kennis van meiden over seksuele gezondheid vergroot en leren zij hun wensen en grenzen beter aan te geven. Materiaal in het kort – max 50 woorden Het Girls’ Talk materiaal bestaat uit de handleiding en DVD voor trainers die het programma uitvoeren. Deze handleiding bevat het gehele programma, inclusief werkbladen en links naar online beeldmateriaal bij de opdrachten. ____________________________________________________________________ Kosten in het kort – max 30 woorden De training die nodig is om Girls’ Talk uit te voeren kost €320,- per cursist. Dit bedrag is inclusief handleiding. Uitkomsten praktijkonderzoek in het kort – max 50 woorden Op basis van door trainers bijgehouden logboeken en korte vragenlijsten voor de deelnemers kan gesteld worden dat zowel trainers als deelnemers enthousiast zijn over Girls’ Talk. Ze vonden de opdrachten nuttig en in de praktijk bruikbaar. Trainers vonden dat meiden meer kennis en vaardigheden over het omgaan met risicosituaties hebben gekregen. De meiden konden voorbeelden noemen waaruit bleek dat ze het geleerde in hun dagelijks leven konden toepassen. Volgens de trainers was het lastig om alle opdrachten af te krijgen binnen de tijd. De oefeningen in de uiteindelijke versie zijn hierop aangepast.
Onderbouwing in het kort – max 150 woorden (1/3 A4) Om de seksuele en relationele weerbaarheid van meiden te bevorderen richt Girls’ Talk zich op kennis over seksuele gezondheid, risicoperceptie, zelfbeeld, eigen-effectiviteit om seksuele regie in handen te houden, en vaardigheden om barrières die het gewenste gedrag moeilijk maken uit de weg te gaan. Het programma is verbeterd met behulp van Intervention Mapping, en gebaseerd op onderzoek onder zowel trainers als deelnemende meiden. Er wordt gebruik gemaakt van effectieve methoden om determinanten van weerbaar gedrag te veranderen, zoals discussie, reflectie, feedback, en modelleren.
24
NB. Dit vak hoeft niet te worden ingevuld voor het niveau Goed beschreven. ____________________________________________________________________ Uitkomsten effectonderzoek in het kort – max 50 woorden Uit eigen effectonderzoek (2013) komen geen significante verschillen naar voren die toe te schrijven zijn aan deelname aan Girls’ Talk. Ondanks dat significante resultaten uitblijven, zijn er aanwijzingen dat Girls’ Talk een positieve invloed heeft op het seksuele gedrag van meiden. Na deelname aan Girls’ Talk is het pilgebruik verbeterd, is de eigeneffectiviteit toegenomen en hebben meiden minder te maken gehad met grensoverschrijdend gedrag.
NB. Dit vak hoeft niet te worden ingevuld voor het niveau Goed beschreven en Goed onderbouwd.
25
Aangehaalde literatuur
Maak een alfabetische lijst van alle in deze beschrijving aangehaalde literatuur, en gebruik hiervoor de APA-normen (met kleine letters). Allen, J. & Meng, C. (2010). Voortijdige schoolverlaters: aanleiding en gevolgen. Maastricht University: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Bartholomew, L.K., Parcel, G.S., Kok, G., Gottlieb, N.H. & Fernández, M.E. (2011). Planning Health Promotion Programs: An Intervention Mapping Approach (3rd Ed.). San Francisco: Jossey-Bass. Bergen, J. van (2015). Een positieve chlamydia test. Huisarts & Wetenschap, 58(7), 391. Berlo, W. van, Wijsen, C. & Vanwesenbeeck, I. (2005). Gebrek aan regie: Een kwalitatief onderzoek naar de achtergronden van tienerzwangerschappen. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Brückner, H., Martin, A. & Bearman, P.S. (2004). Ambivalence and pregnancy: adolescents' attitudes, contraceptive use and pregnancy. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 36, 248- 257. Brug, J., van Assema, P. & Lechner, L. (2012). Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak (8e druk). Assen: Van Gorcum. Fisher, J.D. & Fisher, W.A. (2002). The information-motivation-behavioural skills model. In: R.J. DiClemente, R.A. Crosby, & M.C. Kegler (Eds.), Emerging Theories in Health Promotion Practice and Research: Strategies for improving public health (pp.40-70). San Francisco, CA: Jossey Bass. Frost, J.J., Singh, S. & Finer, L.B. (2007). Factors associated with contraceptive use and nonuse, United States, 2004. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 39, 90–99. Garssen, J. & Harmsen, C. (2005). Tienermoeders vaak langdurig alleenstaand. CBS: webmagazine sept 2005. Goenee, M., Kuyper, A. & Wijsen, C. (2013). Girls’ Talk 2.0: Herziening van het sekse specifieke groepscounselingsprogramma Girls’ Talk. Utrecht: Rutgers WPF. Graaf, H. de & Haas, S. de (2011). Aanpassing sekse specifieke groepscounseling Girls’ Talk: Literatuur onderzoek. Utrecht: Rutgers WPF. Graaf, H. de, Kruijer, H., Acker, J. van & Meijer, S. (2012). Seks onder je 25ste. Delft: Eburon. Graaf, H. de & Vanwesenbeeck, I. (2006). ‘Seks is een game’: Gewenste en ongewenste seksuele ervaringen van jongeren op internet. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Haas, S., de, Berlo, W., van, Bakker, F. & Vanwesenbeeck, I. (2012). Prevalence and characteristics of sexual violence in the Netherlands, the risk of revictimization and pregnancy: Results from a national population survey. Violence and Victims, 27(4), 592-608. Jagt, E. van der (2003). Wat is counseling? Afbakening en karakteristieken van een werkwijze. Soa-bulletin, 24: 5 – 7. Kirby, D. & Lepore, G. (2007). Sexual risk & protective factors: factors affecting teen sexual behavior, pregnancy, childbearing and sexually transmitted disease: Which are important? Which can you change? The National Campaign to prevent teen and unplanned pregnancy. Kramer, S., Janssens, K., Çinibulak, L. & Cense, M. (2007). Over de grens. Opvattingen van jongeren en beroepskrachten over grensoverschrijdend seksueel gedrag van jongeren. Utrecht: Movisie. Kuyper, L., Wit, J. de, Adam, P., Woertman, L. & van Berlo, W. (2009). Laat je nu horen! Een onderzoek naar grensoverschrijdende seksuele ervaringen en gedragingen onder jongeren. Utrecht: Universiteit Utrecht. Livingston, J.A. & Testa, M. (2007). The reciprocal relationship between sexual victimization and sexual assertiveness. Violence against women, 13(3), 298-313.
26
Maxwell, C.D., Robinson, A.L. & Post, L.A. (2003). The nature and predictors of sexual victimization and offending among adolescents. Journal of Youth and Adolescence, 32, 465-477. Ménard, A.D. & Offman, A. (2009). The interrelationship between sexual self-esteem, sexual assertiveness and sexual satisfaction. The Canadian Journal of Human Sexuality, 18(1-2), 35-45. Messman-Moore, T.L., Coates, A.A., Gaffey, K.J., & Johnson, C.F. (2008). Sexuality, substance use, and susceptibility to victimization: Risk for rape and sexual coercion in a prospective study of college women. Journal of Interpersonal Violence, 23, 1730-1746. Neef, M. de, & Dijk, L., van (2010). Achtergronden van inadequaat anticonceptiegebruik bij jongeren. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. O’Sullivan, L.F., Udell, W., Montrose, V., Antoniello, P. & Hoffman, S. (2010). A cognitive analysis of college students’ explanations for engaging in unprotected sexual intercourse. Archives of Sexual Behavior. Advance online publication. doi:10.1007/s10508-009-9493-7 Picavet, C. & Vlugt, I. van der, (2014). Factsheet tienerzwangerschappen in Nederland. Utrecht: Rutgers WPF. Ryan, S., Franzetta, K. & Manlove, J. (2007). Knowledge, perceptions, and motivations for contraception: Influence on teens' contraceptive consistency. Youth & Society, 39, 182-208. Rye, B.J., Yessis, J., Brunk, T., McKay, A., Morris, S. & Meaney, G.J. (2008). Outcome evaluation of Girl Time: Grade 7/8 Healthy Sexuality Program. The Canadian Journal of Human Sexuality, 17 (1-2), 15-36. Siebenbruner, J., Zimmer-Gembeck, M.J., & Egeland, B. (2007). Sexual partners and contraceptive use: a 16-year prospective study predicting abstinence and risk behavior. Journal of Research on Adolescence, 17, 179-206. Sionéan, C., DiClemente, R.J., Wingood, G.M., Crosby, R., Cobb, B.K., Harrington, K., et al. (2002). Psychosocial and behavioral correlates of refusing unwanted sex among African-American adolescent females. Journal of Adolescent Health, 30, 55-63. Soa Aids Nederland (2014). Seksueel overdraagbare aandoeningen. Amsterdam: Zwaan Printmedia. Stone, N., & Ingham, R. (2002). Factors affecting British teenagers' contraceptive use at first intercourse: the importance of partner communication. Perspectives on Sexual and Reproductive Health, 34, 191-197. Terpstra, F. (2002). De Pil, Ofzo. Determinanten van pilgebruik bij Afro-Surinaamse en Antilliaanse meisjes. Maastricht: Universiteit van Maastricht. Testa, M., VanZile-Tamsen, C. & Livingston, J.A. (2007). Prospective prediction of women's sexual victimization by intimate and nonintimate male perpetrators. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 75, 52-60.
27