TIJDSCHRIFT "MET ZORG" Thema: Relaties jaargang 4 – nummer 2 – juni 1998 INHOUDSTAFEL Editoriaal R. Stockman Relatie: een hele geschiedenis J. Claes Niemand is een eiland 12 R. Boudens Aanvaarden dat men aanvaard is P. van Bremen Dr. A. Terruwe - Frustratieneurose en bevestigingsleer A. Geilleit Houdingen tegenover personen met een handicap B. Wuyts Verwenning: de moderne armoede E. Van Tilt Opvoeding: in de eigen existentie binnen leren zien I. Verhack Wij kunnen niet zwijgen: missie anders bekeken V. Neckebrouck Juridische rubriek De wet op de zwangerschapsafbreking H. Nys
EDITORIAAL Als we de wegen van ons hart volgen Teilhard de Chardin, de grote wetenschapper en filosoof, maakte een onderscheid tussen twee verschillende soorten vrienden met een verwijzing naar Christus, die enerzijds een voorkeur vertoonde voor armen, zieken, behoeftigen en zondaars, maar anderzijds ook energie en tijd stak in het cultiveren van de vriendschap met mensen bij wie hij graag vertoefde. Het is Herwig Arts die dit aangeeft in zijn prachtig boekje "De wegen van het hart" en van Teilhard ook het volgende gezegde aanhaalt: "Het is onmogelijk om zich met hart en ziel te blijven inzetten voor hulpbehoevenden, indien men terzelfdertijd niet kan bogen op een vriendschap die beantwoordt aan een spontaan verlangen". Dit is een stelling en een visie die m.i. verreikende gevolgen heeft voor de zorg die wij aan anderen willen bieden. De kwaliteit van deze zorg wordt in verband gebracht met het al dan niet hebben van vriendschapsbanden, en het ontbreken van deze laatste zou wel eens nefaste gevolgen kunnen hebben op onze capaciteit om van harte de andere zorgend nabij te kunnen zijn. Een reden om in "Met Zorg" even stil te staan bij het belang en de waarde van de vriendschap. Wanneer we aan vriendschap denken, dan komen we heel vlug bij het centrale begrip van de liefde. Vandaag ontstaan veel misverstanden bij dit algemeen overkoepelend begrip, dat in andere talen naargelang de invulling ook anders wordt benoemd. Zo kennen we wel het onderscheid tussen "charité" en "amour" of "charity" en "love", maar in ons taalgebruik valt dit samen in één woord, nl. de liefde. Liefde als caritas wordt gebruikt voor de relatie tussen God en de mens en de daaruit voortspruitende liefdevolle inzet voor de naaste. Dit laatste wordt dan de naastenliefde. De liefde tussen gehuwden en ook tussen vrienden wordt eerder begrepen als "amor", en deze kan gaan van een wat we noemen platonische liefde tot erotische liefde. De woorden philia en amor zijn hier op hun plaats. Maar we noemen het in onze Nederlandse taal allemaal liefde, en eigenlijk zijn het allemaal uitingsvormen van de hunker van de mens om niet alleen te blijven en een partner te zoeken bij God, bij de naaste, bij een tochtgenoot, een vriend of iemand aan wie men heel zijn leven wil binden. De intensiteit en de veruitwendiging is verschillend, maar het diepere gevoel dat aan de basis ligt, is wel van eenzelfde oorsprong. Wanneer we nu verder nadenken over de vriendschap, dan zullen we deze moeten plaatsen te midden van haar tochtgenoten die Godsliefde, naastenliefde en amor heten en die mekaar wederzijds beïnvloeden. Dr. A. Terruwe omschrijft de liefde als een aandoening van het menselijk gevoel en wel als de meest fundamentele van alle menselijke gevoelsaandoeningen. Liefde vormt volgens haar de grondtoon waarop heel de harmonie van ons gevoelsleven is gebouwd. Wanneer ze het woord liefde in deze context gebruikt, dan zitten we duidelijk bij de philia en de amor en de bekwaamheid van de mens om lief te hebben en om liefde te ontvangen. Want vriendschap is enerzijds een hunker om bij een geliefde andere thuis te komen, maar houdt ook een bekwaamheid in. De wil en het vermogen moet er zijn om een deel van de eigen intimiteit open te stellen en bloot te geven aan een ander. Velen van ons hebben muren en wallen opgebouwd rond onze gevoelens als een soort bescherming en uit angst dat anderen in ons gevoelsleven zouden binnentreden. Dit is echter dodelijk voor de vriendschap en vooral onvruchtbaar om een beginnende vriendschap te laten ontluiken. Zo zijn er velen echt onbekwaam om hun eigen kring te doorbreken en de andere toe te laten om hun vriend te worden. Misschien is de huidige crisis die we beleven wel een symptoom van deze onbekwaamheid, en als we niet opletten dreigt een vicieuze cirkel van een zich verder en steeds meer afsluiten te ontstaan. Door een gebrek aan relatiebekwaamheid grijpen mensen om zich heen en gaan anderen gebruiken en vooral misbruiken om hun leegte te vullen met een daad van zelfbevestiging. Daardoor ontstaat een atmosfeer waarbij ook vriendschappen en gezonde uitingen van tederheid als verdacht gaan overkomen, waardoor men afgeschrikt wordt om vriendschap te laten groeien en mekaar teder nabij te zijn. De andere wordt een vijand, een hel zoals ooit Sartre aanbracht, en wordt de antipode van wat wij als vriend zouden willen zien verschijnen.
Nochtans is tederheid een van de typische kentrekken van de vriendschapsliefde en is er de lichamelijke uiting van. Wie teder is, beleeft de andere als iets liefs, iets goeds, iets moois, iets kostbaars. Wie teder is, is lief, en wie lief is, is teder, zouden we kunnen stellen. Het is juist in de vriendschapsliefde dat ook de bevestiging wordt geboren als tegengif voor de doodlopende zelfbevestiging. In de vriendschap mag ik ontdekken dat ik een goed ben voor mijn vriend, dat hij of zij mij aanvaardt met mijn goede kanten en minder goede kanten. Tegelijk ontwaar ik hetzelfde bij mijn vriend; ook die mag door mijn liefde ervaren dat hij of zij waardevol is, dat hij of zij niet perfect hoeft te zijn om mijn liefde te delen. Het is het begin van de bevestiging die iedere mens nodig heeft om zich als mens te ontplooien en die Dr. Terruwe omschrijft met de volgende woorden: "Jij mag zijn wie je bent, en zoals je bent, met fouten en gebreken, om te kunnen worden die je in aanleg bent, maar zoals je je nog niet kunt vertonen, en je mag het worden op jouw wijze en in jouw uur". Ware bevestiging wordt slechts in vriendschapsliefde geboren en maakt ons bekwaam om zelf lief te hebben, niet alleen onze vriend, maar ook ieder die op onze weg passeert en die onze naaste is. Het wordt duidelijk dat mensen die nooit een bevestigend woord gehoord hebben of een bevestigende streling hebben gevoeld, het zeer moeilijk zullen hebben om zelf vriendschapsliefde en naastenliefde te tonen. Als gelovige weten we dat ook God met deze liefde te maken heeft, meer zelfs, dat hij aan de oorsprong staat van alle liefde, want Hij is liefde. Ook in zijn liefde mogen we diezelfde bevestiging ontvangen, want we horen Hem zeggen tot ieder van ons: "Ik aanvaard je zoals je bent, met je gaven en je gebreken, en Ik zie in jou het goede dat nog tot ontplooiing moet komen. Je mag ten volle jezelf worden op jouw wijze en in jouw tijd. Ik heb geduld, oneindig veel geduld met jou, want Ik heb je oneindig lief". Toen ik tijdens de Goede Week in een abdij verbleef, vond ik een gebed dat als een prachtig antwoord mag zijn op dit bevestigend liefdeaanbod van God: "Laat uw aangezicht over ons lichten, Heer, onze God, en keer U tot ons om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn. Breng in ons tot leven wat nog in het verborgene is en groeit in pijn. Zie niet onze zonden maar laat ons opengaan in liefde en wijsheid, in vergevingsgezindheid en geduld". Wordt die wondere kring niet gesloten wanneer we bewust in de liefde van God mogen leven en daardoor bekwaam worden om medemensen lief te hebben met een vriendenliefde voor onze vrienden en van daaruit bevestigd om met liefdevolle zorg medemens te zijn voor onze naaste? Teilhard de Chardin zal toch gelijk hebben wanneer hij stelt dat vriendenliefde de naastenliefde bevordert. Het is een uitnodiging om de vriendschap te waarderen, misschien zelfs te herwaarderen en vooral ze te cultiveren in ons leven. Laat ons mekaar veel vriendschap toewensen. Br. dr. René Stockman
RELATIE: EEN HELE GESCHIEDENIS J. Claes Het is een nobel levensdoel verwachtingen te ontwerpen omtrent de ander die niet zonder meer in functie staan van het eigen ik. Relatie hebben betekent dat men de ander beter en voller laat worden dan hij is. Relatie, aldus prof. J. Claes, heeft van meet af aan te maken met taal. Want taal is zich spreken en uit-spreken. Spreken is noemen en genoemd worden, is namen geven en een naam krijgen.
NIEMAND IS EEN EILAND R. Boudens Thomas Merton gaf aan een van zijn boeken de titel ‘No Man is an Island’: niemand is een eiland, geen mens staat alleen, afgesneden van anderen, niemand trekt alleen door de wereld. Als wij ons enkel maar gelukkig zouden voelen, omdat wij ons in een speelruimte bevinden waar wij ons ongedwongen en vrij kunnen bewegen, in een sfeer waar niets of niemand ons de pas afsnijdt of op onze tellen past, dan zou ons dit nog maar een zeer beperkte gelukservaring geven. Eigenlijk nauwelijks een aanloop er naar toe, niet veel meer dan een voorwaarde om tot een diepere geluksdimensie door te dringen.
AANVAARDEN DAT MEN AANVAARD IS P. van Bremen Een leven zonder aanvaard te zijn, is een leven waarin een van de diepste menselijke behoeften niet wordt vervuld. Aanvaard worden betekent dat mensen met wie ik leef me een gevoel van eigenwaarde geven, me laten merken dat ik de moeite waard ben.
DR. A.A.A. TERRUWE FRUSTRATIENEUROSE EN BEVESTIGINGSLEER A. Geilleit Dr. Anna Terruwe werd geboren in 1911 en woont te Deurne bij Eindhoven. Tijdens haar studies maakte zij kennis met de leer van Sigmund Freud, in het bijzonder met diens zienswijze in verband met de verdringingsneurose. Toen ze haar praktijk begon en haar patiënten aan huis ontving, stelde zij vast dat heel wat patiënten die ze benaderde met de inzichten van Freud, niet beantwoordden aan het ziektebeeld dat Freud opgaf voor de verdringingsneurose. Zij stelde hier een andere neurose vast, en noemde die de “frustratieneurose”.
HOUDINGEN TEGENOVER PERSONEN MET EEN HANDICAP Vier basishoudingen van validen ten opzichte van gehandicapten
B. Wuyts Allemaal vormen we ons voortdurend, bewust of onbewust, een idee van andere mensen, zowel van hen die dichtbij als van hen die ver van ons leven. We beoordelen ze vanuit ons eigen leven en referentiekader. Zo leggen we in de donkere kamer van onze hersenen een bepaald beeld, juist of fout, van hen vast. Het vervelende is dat het heel moeilijk is om een foutief beeld, dat mensen zich over anderen gevormd hebben, te wijzigen. Zo zijn er beelden vol misvattingen en vooroordelen ontstaan, ook over mensen met een handicap. En dat versteende beeld dreigt onder alle omstandigheden ook onze houding tegenover deze mensen te blijven bepalen.
VERWENNING: DE MODERNE ARMOEDE E. Van Tilt Het vrij systematisch niet opnemen van verantwoordelijkheid door ouders om hun kinderen consequent waarden en normen bij te brengen, is een vorm van pedagogische verwaarlozing die dramatische gevolgen kan hebben. De gevolgen van verwenning worden steeds meer duidelijk in de maatschappij: kinderen die niet meer kunnen delen, die niet meer blij kunnen zijn, die steeds meer eisen en daarbij zelfs dreiging en geweld niet schuwen. Dat ergert zowel ouders als leerkrachten, maar ook het kind zelf komt gekwetst en verminkt uit dit gammele opvoedingsproces.
OPVOEDING: IN EIGEN EXISTENTIE BINNEN LEREN ZIEN I. Verhack* Opvoeden vraagt om transparantie van de persoon van de opvoeder voor de jongere. De levensbeschouwelijke eerlijkheid van de opvoeder moet beschouwd worden als de voorwaarde waaronder een jongere in een oudere hoe dan ook nog een existentieel betrouwbaar referentiepunt kan zien om zijn eigen leven te oriënteren. Opvoeden is dan ook heel wat meer dan het geven van "fundamentele groeihulp" aan de jonge mens. Opvoeders zijn geen kleurloze neutrale verkeerstekens langs de weg, maar mensen die op basis van hun eigen levenservaring en op basis van hun eigen verstaan van ons mens-zijn, de "wereld" op concrete wijze in het leven van de jonge mens binnenbrengen. Angstvallig over de eigen levensbeschouwing zwijgen, haar moedwillig verzwijgen of er denigrerend over spreken, om welke reden dan ook, ontneemt iedere geloofwaardigheid aan de eigen poging om bij de andere iets op te wekken en is bijgevolg dodelijk voor het wezen zelf van de opvoeding.
WE KUNNEN NIET ZWIJGEN: MISSIE ANDERS BEKEKEN V. Neckebrouck Een mens is zo gemaakt dat, wanneer hem iets overkomt dat hij als een groot geluk ervaart, hij spontaan de aandrang voelt anderen daarvan te informeren en hen bij zijn geluk te betrekken. Dat missionaire inzet zou ingaan tegen en onverzoenbaar is met pluralisme en verdraagzaamheid is een totaal ongegrond vooroordeel. Bij een christen die niet de urgentie ervaart zijn enthousiasme over het geloof met anderen te delen, die niet de nood voelt de zoekende en dolende mens de hulp van zijn geloof te bieden, schort iets aan de geloofsbeleving, eerder dan bij de missionaris, aldus Prof. dr. V. Neckebrouck van de theologische faculteit van de K.U. Leuven.
JURIDISCHE RUBRIEK De wet op de zwangerschapsafbreking H. Nys