TIJDSCHRIFT "MET ZORG" Thema: Geloof/geluk jaargang 4 – nummer 1 – maart 1998 INHOUDSTAFEL Editoriaal R. Stockman Een verrijkende ontmoeting met verstandelijk gehandicapte mensen B. Wuyts Spiritualiteit en naastenliefde L. Missinne Gevolgen van het verlies van de spirituele dimensie voor de gezondheidszorg W.R.C. Klaassen & J.A.J. Stevens Jongeren en hun zoektocht naar geluk G. Danneels Geluk en geloof H. Arts Onderscheiden waar het op aankomt in ons leven M. Rotsaert Waarden om van en voor te leven A. Luysterman Verslag studiedag "Het beroepsgeheim in de zorgverleningssector: een confrontatie tussen recht en praktijk" A. Bluekens
EDITORIAAL De arme onze meester - leermeester De armen onze meesters Het blijft een sterke passage wanneer Vincent de Paul in de epiloog van de film van Jean Anouilh “Monsieur Vincent” zijn levenstestament uitspreekt aan de jonge novice Jeanne. “De armen zijn je meesters”, klinkt het, “en het is slechts om je liefde dat de armen het je zullen vergeven dat je ze brood geeft”. De armen, de zieken, de bejaarden die we verzorgen beschouwen als onze meesters, onze werkgever. Is dat geen stap te ver in onze emancipatiebeweging en in onze strijd tegen het paternalisme? Volstaat het niet de arme, de zieke, de bejaarde op het gelijke niveau te beschouwen, als onze gelijkwaardige? En zullen de bevrijdingspedagogen niet beweren wanneer we de armen promoveren tot onze meerderen, dat dan het systeem van de ongelijkheid wordt verdergezet? Wie eens de onderdrukten waren, worden nu de verdrukkers, zoals we op sommige plaatsen inderdaad moeten meemaken. Maar zo bedoelde Vincent de Paul het niet. Aan de basis van zijn levenstestament lag een leven dat getekend was door een lange strijd om de hulp aan armen tot een plicht te erkennen. Een stadsmagistraat van Parijs verweet hem eens dat hij de armen en de caritas had uitgevonden. Dit verwijt is wellicht de mooiste eerbetuiging geworden die Vincent ooit heeft mogen ontvangen. Het was doorheen zijn eigen confrontatie met de armen dat Vincent deze nieuwe verhouding tegenover de armen heeft ontdekt. Hij ontwaarde in het gelaat van de arme, en eigenlijk in het gelaat van iedere andere, het gelaat van Christus, de mensgeworden God. “De armen zijn de iconen van Christus”, zei hij op een andere plaats. Iconen zijn meer dan schilderijen, maar hebben de bedoeling iets van een geloofsgeheim prijs te geven. Zo wordt de icoon van Onze-Lieve-Vrouw van Vladimir beschouwd als de topafbeelding van Maria. In deze icoon zit iets sacraals, iets dat verwijst naar hetgeen ons overstijgt. Je moet zelfs niet gelovig zijn om bij een dergelijke icoon stil te worden en geraakt te worden. Doorheen zijn omgang met de armen ontdekte Vincent geleidelijk aan dat in het gelaat van deze armen de trekken van Christus zelf zichtbaar werden. Hij keek met de ogen van het geloof naar de anderen en ontwaarde in hem het beeld van God vanuit het geloof dat wij allemaal schepselen en kinderen zijn van God. Wanneer we eenmaal tot deze ontdekking zijn gekomen, dan zal onze omgang met de andere ook fundamenteel anders worden. En in het gelaat van de arme en de marginale ontdekte hij de trekken van Christus zelf. Het was de Christus die zelf arm was geworden en als een marginale op het kruis was gestorven. Deze Christus verscheen telkens opnieuw in de rauwheid van de armoede en herhaalde wat Hij op het kruis had uitgeroepen: “Ik heb dorst”. De logica van Vincent was eenvoudig: waarom zouden we met zoveel eerbied opkijken naar de afbeelding van Christus op het kruis en tegelijk voorbijgaan aan de afbeelding van Christus op het gelaat van de arme? Naar vandaag toe betekent dit dat we ook met eerbied zullen omgaan met drugsverslaafden en aids-patiënten tegen de trend in om deze mensen af te schrijven, omdat ze zogezegd door hun eigen schuld in een afhankelijkheidssituatie zijn gekomen. En dat we ook in de meest vertekende en zwaarst getroffen mens de mens die hij is blijven herkennen en eerbiedigen. Een medewerker vertelde mij dat hij juist in de verzorging van een jongen, die lijdt aan autisme en zich voortdurend automutileert, getoetst wordt of zijn eerbied voor iedere mens authentiek is. Zelfs als de verschijningsvorm nog weinig menselijke trekken heeft en het perspectief op genezing nihil is, dan nog is deze persoon waard om onze liefde te ontvangen en met eerbied verzorgd te worden. De armen onze leermeesters Eigenlijk kunnen we nog een stap verder gaan en de armen naast onze meesters ook als onze leermeesters beschouwen. Ik neem onmiddellijk het extreme voorbeeld van deze autistische jongen. Hij stelt ons voor de keuze: ofwel keren we ons af van hem en gaan we onze energie steken in mensen en dingen die meer tastbare resultaten opleveren, ofwel gaan we de uitdaging aan om inderdaad met hem op tocht te gaan. Deze tocht zou wel eens een leerschool kunnen worden van wat echt mens zijn uiteindelijk is. Zo dikwijls immers klampen wij ons vast aan uiterlijkheden als schoonheid, gezondheid, kracht, welsprekendheid en vertoeven we in de waan dat daarin het mens-zijn gelegen is en dat dit de noodzakelijke attributen zijn om van een geslaagd en gelukkig leven
te spreken. De mens is mens en blijft mens, ook wanneer deze attributen afwezig zijn en hij die deze moet ontberen nodigt ons uit om bij de diepere kern van het mens-zijn stil te staan. Hij leert ons het wezen van het mens-zijn te ontdekken bij hemzelf en ook bij onszelf. Zij die voor anderen mogen zorgen, hebben een buitenkans om heel veel over het mens-zijn te kunnen leren, op voorwaarde dat ze zichzelf trainen in het aanvoelen van de diepere waarden van het leven. Deze ervaring is te waardevol om voor zichzelf te houden, maar moet gedeeld worden met hen die minder kans hebben om een zorgend en verzorgend bestaan te hebben. Maar iedereen krijgt wel eens de kans om voor een andere te zorgen en een ervaringsstage door te maken in die unieke leerschool van het leven. ‘k Herinner me een vrouw die voor haar dementerende moeder was blijven zorgen. Er waren heel wat lastige en uitputtende momenten geweest. Maar achteraf verklaarde ze dat ze deze momenten niet had willen missen. Haar moeder had haar opgevoed en begeleid tot de volwassen vrouw die ze was geworden. Maar in haar aftakelende dementie had haar moeder haar geleerd wat mens-zijn eigenlijk was en hoe ze met de medemens moest omgaan los en boven alle uiterlijkheden heen. Zij was haar leermeester geworden juist in haar totale afhankelijkheid en aftakeling, omdat er slechts één realiteit overbleef: ik ben een mens die u tot medemens is en die woordeloos blijft vragen om uw liefde en respect. Zij had haar geleerd wat echte liefde is, liefde in haar meest uitgezuiverde vorm, los van wederkerigheid of andere verborgen bedoelingen. Deze vrouw heeft in haar dementerende levensperiode haar dochter misschien meer geleerd dan in alle voorbije jaren tezamen. Haar leven was zinvol gebleven ook op het ogenblik dat alle nuttigheid was verdwenen. Haar leven is zinvol gebleven tot het laatste moment, omdat ze haar dochter tot een beter en mooier mens heeft omgevormd. Vroeger had ik moeite met de bewering dat ziekte, lijden, zware handicap, aftakeling ook een bedoeling konden hebben voor diegenen die deze mensen moesten helpen. Werd de persoon van de zieke dan niet misbruikt ten voordele van de persoonlijke groei van de zorgverlener? Maar in het licht van het leermeesterschap is het misschien toch wel juist dat de omgang met zieken en mensen met een handicap aan de zogenaamde gezonden zaken leert die men nergens anders kan leren. En het is een leerschool in de volle realiteit van het leven. Is dit ook niet het geval in de Arkgemeenschappen waar jongeren voor een tijd op vrijwillige basis gaan meewerken in de zorg voor hun gehandicapte medemens? Ze komen er anders van terug, omdat ze er waarden hebben ontdekt en opnieuw leren beleven die in onze maatschappij ver te zoeken zijn. Het zijn de mensen met een handicap die hun leermeesters zijn geworden in de praxis van waarden als vriendschap, trouw, gastvrijheid, echt en gemeend meeleven. En juist daardoor heeft het leven van deze mensen met een handicap een eigen zin gekregen. Ik herinner me een uitspraak van Jean Vanier, de stichter en bezieler van de Arkgemeenschap, toen hij een antwoord probeerde te geven aan een bewoner die het zo triestig vond dat de vrijwilligers na een zekere tijd opnieuw weggingen. Met grote tederheid en deernis gaf hij het volgende antwoord: “Weet je, door jullie vreugde en pijn hebben jullie een speciale levenstaak. Degenen die hier naartoe kwamen om met jullie te leven, van wie jullie veel ontvingen en aan wie jullie veel gaven, laten jullie niet zomaar in de steek. Jullie sturen hen terug naar hun scholen, hun huizen en hun families om daar iets van de liefde te brengen, die zij hier samen met jullie hebben beleefd. Het is ontzettend moeilijk en pijnlijk om hen te laten gaan. Maar als jullie beseffen dat dit een levenstaak is, zullen jullie in staat zijn om jullie vrienden uit te zenden om hun tocht voort te zetten, zonder dat jullie de vreugde verliezen die zij jullie hebben gegeven”. We zien hetzelfde dichter bij ons gebeuren, in Diksmuide, waar jongeren uit onze scholen een vakantiekamp verzorgen voor hun leeftijdsgenoten uit Sint-Juliaan te Gent. Deze laatsten die we zwaar mentaal gehandicapten noemen, worden hun beste vrienden en doen hen anders, veranderd, verinnerlijkt naar huis gaan en ze keren ieder jaar opnieuw terug om op kamp te gaan met hun beste vrienden. Ook hier is moeilijk in te schatten welke impact deze gehandicapte jongeren hebben op hun monitoren en hoe ze het verder leven van hen grondig tekenen. De opvoeder met de autist, de vrouw met haar demente moeder en de monitor op het kamp van Bloemenstad, ervaren aan den lijve wat die uitdrukking van Vincent de Paul kan betekenen. De arme als onze meester beschouwen, in zijn gelaat de icoon van Christus ontdekken en hem als onze leermeester nemen, kan het begin zijn van een revolutie in ons leven. Juist die revolutie hebben we nodig om mee te bouwen aan een wereld waar de mens, ieder mens medemens wordt van iedereen. Alleen dan kan onze wereld leefbaar blijven. Br. dr. René Stockman
EEN VERRIJKENDE ONTMOETING MET VERSTANDELIJK GEHANDICAPTE MENSEN B. Wuyts Vele validen beschouwen diep in hun hart verstandelijk gehandicapten als een mislukking van het menselijk ras en zeker als een tegenpool van het ideale beeld dat ze zich van een mens hebben gevormd. Op basis van een jarenlange ervaring bij personen met een mentale handicap vertrekt Ben Wuyts in dit artikel van een positieve visie op mentale handicap. Een onjuiste beeldvorming over mensen met een handicap belemmert ernstig hun deelname aan het maatschappelijk leven van elke dag.
SPIRITUALITEIT EN NAASTENLIEFDE L. Missinne Een hedendaagse christelijke spiritualiteit wordt gekenmerkt door haar gerichtheid op armen en zwakken. Wie gods-dienstig is, is ook ge-dienstig, loopt niet met een boog om de gekwetste mens heen, maar draagt zorg voor hem.
GEVOLGEN VAN HET VERLIES VAN DE SPIRITUELE DIMENSIE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG W.R.C. Klaassen J.A.J. Stevens In het eerste deel van dit artikel wordt ingegaan op de veronderstelde teruggang aan spiritualiteit in West-Europa gedurende de laatste decennia. Aan de orde komen de oorzaken van dit verlies en de gevolgen hiervan voor geneeskunde en gezondheidszorg, zoals de vraag waarom dit verlies zo nadelig is in het kader van de begeleiding en behandeling van de patiënten. In het tweede deel gaan de auteurs na op welke wijze spiritualiteit gerevalueerd kan worden als hulp om zin te geven aan de diverse situaties van het leven en als middel om voor de vastgelopen Westeuropese gezondheidszorg nieuwe wegen te zoeken. Tenslotte worden enige aanbevelingen op dit gebied gedaan, zowel aan de zorgverleners als aan de kerken.
JONGEREN EN HUN ZOEKTOCHT NAAR GELUK G. Danneels Kenmerkend voor de hedendaagse jongeren is de idee dat alles mogelijk is, dat de mogelijkheden onbegrensd zijn. Men ondergaat die veelheid van mogelijkheden, die in zichzelf vaak tegenstrijdig zijn. Men leeft onder de druk van het "alles en onmiddellijk" terwijl verleden noch toekomst veel belang hebben. Nochtans hebben heel wat jongeren een diep en vaag aanvoelen van een afwezigheid van zingeving en doen dan ook alles wat ze kunnen om zich te verwarmen.
GELUK EN GELOOF H. Arts s.j. Ieder mens heeft verschillende mogelijkheden. Hij kan met zijn talenten en zwakheden vele wegen uit. Doch slechts in één van die mogelijke levensrichtingen zal hij uiteindelijk vinden wat hij in het diepste van zichzelf verlangt en zoekt. Met name zijn uiteindelijk geluk. Zoeken naar het echte geluk betekent allereerst dat men aandachtig luistert naar zijn diepste verlangens. Een gelovige neemt daarbij God tot gids.
ONDERSCHEIDEN WAAR HET OP AANKOMT IN ONS LEVEN M. Rotsaert s.j. Het leven is steeds opnieuw kiezen. Sommige van deze keuzesituaties zijn erg belangrijk en ons antwoord bepaalt dan ook de verdere richting van ons leven. Maar ook andere, meer dagelijkse keuzes bepalen de kwaliteit van ons leven. Als christen zou ons geloof een belangrijke rol moeten spelen in de keuzes die we maken. Hoe kan het evangelie hierbij een belangrijke plaats innemen?
WAARDEN OM VAN EN VOOR TE LEVEN A. Luysterman Waarden blijven ook vandaag belangrijk. Tegelijk willen we nochtans absoluut ons leven inrichten zoals het ons zint. De twee kunnen echter niet volledig tegelijk nagestreefd worden. Van waarden verwachten we dat ze door anderen gedeeld worden. Dan alleen zullen ze als waarden erkend worden in een samenleving. Als ieder zijn leven wil organiseren zoals het hem ‘t best bevalt, wat zal dan in de maatschappij nog als waardevol beschouwd worden? Er moet een globaal gevoel bestaan over wat voor het welzijn van de mens vandaag interessant is. Wil men het zelfbeschikkingsrecht absoluut maken, dan zal het waardebesef verder aftakelen. Mgr. Luysterman is er echter van overtuigd dat, na heel wat verwarring, mensen het wel eens kunnen worden over fundamentele menselijke waarden.
VERSLAG STUDIEDAG "HET BEROEPSGEHEIM IN DE ZORGVERLENIGSSECTOR: EEN CONFRONTATIE TUSSEN RECHT EN PRAKTIJK" A. Bluekens