Nieuwsb r i e f 15e jaargang nummer 1
maart 2002
Oprichter Vakbondsmuseum neemt afscheid Nederland is een van de weinige landen met een nationaal vakbondsmuseum. Dat museum is bovendien gehuisvest is een van de fraaiste gebouwen die dat vakbondsverleden heeft opgeleverd: in ‘De Burcht’, het fraaie voormalige hoofdkantoor van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond (ANDB) aan de Henri Polaklaan in Amsterdam. Die ‘rode burcht’ werd in 1991 geopend door de koningin en wordt sindsdien niet alleen gesteund door de grote vakcentrales, maar ook door werkgevers. Het zo langzamerhand wat versleten begrip ‘poldermodel’ dringt zich op. Het afscheid van Burchtbestuursvoorzitter-van-het-eerste-uur Dick Visser was aanleiding om met hem te praten over de ontstaansgeschiedenis van het museum. Voormalig eerste directeur Willem van der Stokker schoof aan om commentaar te leveren.
In dit nummer o.a. pagina 1/2/3 Oprichter Vakbondsmuseum neemt afscheid pagina 3 Dwarsligger pagina 4/5 Tastbaar verleden pagina 6/7 Historisch vakbondstraject aan het IISG pagina 8/9 Literatuursignaleringen pagina 10 De Burcht pagina 11 Ariëns Lezing 2002 Ledenraad pagina 12 Algemene ledenvergadering Uit de vereniging
Het definitieve ontwerp, 1899
Dick Visser betrad in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw als aspirant-districtsbestuurder van de Industrie Bond NVV voor de eerste keer het pand aan de Henri Polaklaan. “Toen ik die grote trappen voor het eerst opklom en binnenstapte in die fantastische hal, was ik gelijk verkocht. Wat een schitterend gebouw, wat een mooi monument voor de arbeidersbeweging. Elke keer als ik hier binnenkom ben ik nog steeds onder de indruk. Hier is de spoorwegstaking van 1903 uitgeroepen, in de hal hangt een plaquette voor de mensen die in de Tweede Wereldoorlog zijn weggevoerd - hier is de geschiedenis bijna tastbaar.” De hal is sinds de bouw in 1900 ongeschonden gebleven, maar in de loop van de vorige eeuw werd de historie steeds minder tastbaar; weggestopt achter verlaagde plafonds, gipsplaten en andere ‘moderniseringen’ die het gebouw bruikbaar moesten houden. Toen in 1958 de ANDB fuseerde met (werd overgenomen door) de Algemene Nederlandse Metaalbewerkers Bond kwam in het overnamecontract een clausule waarin werd bepaald dat het pand altijd een ‘passende’ (lees: vakbondsbestemming) moest krijgen. “Die bepaling is de redding van het gebouw geweest”, meent Visser. “De eerste 1
fusie heeft het pand ondanks moderniseringen nog doorstaan, maar toen aan het eind van de jaren zeventig de Industriebond FNV tot stand kwam, moest er een nieuw kantoor komen. Als districtshoofd heb ik me toen sterk gemaakt voor de komst van een vakbondsmuseum. Dat sprong toen af, omdat de FNV niet voldoende geld had. Misschien is uit teleurstelling daarover toen wel de Vakbonds Historische Vereniging opgericht. Daar kwam bij dat de belangstelling voor geschiedenis toen groeide.” Vervolgens bood het pand een aantal jaren onderdak aan de Industriebond FNV, waarvan Visser medio jaren tachtig voorzitter werd. Samen met toenmalig directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) Eric Fischer pakte Visser de draad weer op.
Tweede poging Het pand werd als kantoor voor de FNV steeds minder geschikt. De verouderde indeling, parkeerproblemen en ruimtegebrek noopten de bond om te zien naar een nieuwe behuizing. De archieven, de vaandels en ander historisch materiaal verhuisden naar het IISG. Vervolgens stelde de Industriebond FNV het gebouw gratis ter beschikking aan de nieuwe
Nieuwsb r i e f Stichting Nationaal Vakbondsmuseum. “Een genereus gebaar van de bond”, meent Visser, wat echter ook problemen opleverde. ‘’Eric ging ministeries langs voor subsidie. daar was hij een kei in, hij kent zoveel mensen. Het probleem was dat we het gebouw al voor niets hadden gekregen, maar een hechte financiele basis ontbrak. Je kunt wel iets beginnen, maar je moet de zaak ook kunnen exploiteren. Daarop hebben we een constructie bedacht, waarbij het gebouw eigendom werd van de Stichting IISG. Daarop deed
15e jaargang nummer 1, maart 2002
de industriebond een tweede genereus gebaar. Ze stelde voor tien jaar een directeur beschikbaar. Opvallend hoor, want het ging om een groot bedrag.” Waaraan Visser toevoegt dat hij geen deel meer uitmaakte van het bondsbestuur dat die beslissing nam. Die eerste directeur was vakbondsbestuurder Willem van der Stokker, die vertelt dat het vertrek van de bond uit de Henri Polaklaan nog de nodige voeten in de aarde had. “Wat heet! Het vertrek lag vooral bij de kaderleden heel moeilijk.
Het heeft een aantal Poolse landdagen gekost voor we eruit waren. Aanvankelijk moesten we naar Velsen, maar dat zag niemand zitten. Zoiets als de Industriebond die in Tuitjehorn zit. Uiteindelijk kwam er een nieuw kantoor in Amsterdam-Noord, waar iedereen tevreden mee was.” Volgens Visser is het gebouw nooit bedreigd met afbraak, maar hij constateert wel dat in het verleden met het interieur niet altijd even zorgvuldig is omgesprongen. ‘’Ik herinner mij bijvoorbeeld hoe ik hier als jong bestuurder bij een collega binnenliep, die achter het prachtige grote houten bureau van Henri Polak zat te werken. Hij vond het maar een onpraktisch lelijk ding dat hij wilde laten versplinteren. Ook later, tijdens de verbouwing, dreigde nog wel eens wat mis te gaan. Hier in het museumcafe De Koperen Steel staat een Berlagebankje. Dat hebben we van de stoep weggehaald, het stond al klaar voor het grofvuil.’’ Het vakbondsmuseum kon op 1 mei 1991 worden geopend. Visser kreeg van Willem van der Stokker de suggestie om de koningin te vragen het museum te openen. ‘’De koningin op 1 mei, dat lukt nooit, dacht ik’’, zegt Visser. ‘’Via de toenmalige burgemeester van Amsterdam Ed van Thijn is dat toen geregeld en dat werd een zeer succesvolle gebeurtenis.” “Voordat het hier ‘een bruisend centrum van maatschappelijke activiteiten’ werd, hebben we nog wel wat kunstgrepen toegepast om de loop erin te houden. Zo had je hier de eerste jaren nog een belastingen klachtenspreekuur. Bondsleden moesten de trap op naar boven, zodat ze die fantastische hal konden zien, anders liepen ze rechtstreeks de catacomben in.’’
Wetenschap “In tien jaar tijd is met een klein budget buitengewoon veel gebeurd’’, stelt Visser vast. ‘’Symposia, tentoonstellingen en de instelling van de Henri Polakleerstoel, waardoor we al jaren een echte ‘vakbondsprofessor’ hebben aan de Universiteit van Amsterdam.’’ Volgens Van de Stokker speelde daarbij de bemiddeling van de Leidse hoogleraar Victor Halberstadt een grote rol. ‘’Hij kent iedereen. Ik zit een keer bij hem op kantoor en ik zeg ‘het lijkt me fantastisch om als museum een leerstoel te hebben’, waarop hij direct de telefoon pakt. Een dag later krijg ik een belletje van de bestuursvoorzitter dat de zaak is geregeld. ‘Je moet wel door de procedure en je moet met een goede vent komen’, was de boodschap. Nou, dat is gelukt.” 2
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Dwarsl i g g e r
LINDENGRACHT (4, slot)
Elke schooldag wandelen er kinderen van de Theo Thijssenschool in de Anjeliersstraat in Amsterdam naar het Jan Ligtharthuis aan de Lindengracht, waar de na-schoolse opvang is gevestigd. De kinderen koppelen deze twee beroemde Jordaners, die zoveel met elkaar gemeenschappelijk hebben, aan elkaar. Ze hebben beiden hun jeugdherinneringen te boek gesteld. Het is aangename, strelende lectuur dat een nostalgisch verlangen oproept naar dat verre verleden in de negentiende eeuw. Dat neemt niet weg dat de jongens in armoede in de Jordaan opgroeiden. Door hun leergierigheid, inzet en wat geluk ontwikkelden zij zich tot onderwijzer. Het was het beroep waarmee zij het verleden met hun werkzaam leven verbonden: de liefde voor en de emancipatie van arbeiderskinderen, fantastische boeken voor en over kinderen, onderwijsvernieuwing. Jan Ligthart heeft goede herinneringen aan zijn leven als straatjongen: “De straat. Dat was het terrein onzer zelfopvoeding. Daar kwamen onze krachten los, geestelijke en lichamelijke. Daar wisten we niet van landkaarten of andere vervelendheden, daar knelde ons geen schoolbank en kwelde ons geen schoolmeester, daar hadden Vaders paedagogische handgrepen geen vat op ons, daar waren we vrij. Het is verwonderlijk, hoe een vuil stuk dwarsstraat en een brok “gracht” naast een altijd stinkend water zooveel heerlijkheden kunnen bevatten”. Theo Thijssen herinnert zich: “Onze ouders waren nogal gul met verlof om op straat te spelen; de mededeling dat “de anderen” al op straat waren was meestal voldoende om moeder te doen zeggen: “Nou, vooruit dan maar, zwervers!” Maar eens hebben we ‘n dag of wat thuis moeten blijven: er werd op straat geschoten door de soldaten. De slager uit de straat was dood thuisgebracht; hij was nog komen vragen of vader mee ging kijken, er waren relletjes op de Lindengracht, met palingtrekken, maar vader wou niet mee gelukkig, en een half uur later was de slager dood”. Theo Thijssens beroemde romanheld Kees de jongen leeft niet alleen voort in het boek met dezelfde naam, maar ook in de kinderen die tegenwoordig in de Jordaan, nu tussen de auto’s door op straat rennen en spelen. Beiden waren actief in de vakbeweging: Jan Ligthart in het Nederlandsch Onderwijzers Genootschap en Theo Thijssen in de Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Thijssen werd later bezoldigd vakbondsbestuurder en zat in de jaren dertig bovendien enige tijd voor de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij in zowel de Tweede Kamer als de gemeenteraad van Amsterdam. Na de Februaristaking in 1941 werd de 61-jarige Theo Thijssen door de Duitsers gearresteerd. Hij werd zes weken gevangen gehouden in het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg. In 1995 werd Thijssens geboortehuis in de Eerste Leliedwarsstraat ingericht als museum. Op de Lindengracht staat een mooi standbeeld ter herinnering aan hem en het schoolkind.
‘’Werkgevers hebben altijd positief tegenover het vakbondsmuseum gestaan’’, zegt Visser. ‘’Als sponsor betalen ze mee, en niet weinig! Verder werkten de drie vakcentrales goed samen, wat bepaald geen vanzelfsprekendheid was. Bij tentoonstellingen bijvoorbeeld, zorgden we ervoor dat iedereen aan zijn trekken kwam: hadden we iets over Kok, dan kwam daarna Ruppert aan de beurt. De nadruk ligt op het gemeenschappelijke en het wetenschappelijke. Op symposia bijvoorbeeld krijgen de centrales de kans hun zegje te doen.’’ ‘’Hoewel het museum een FNV-initiatief was, is dat nooit een probleem geweest. We hadden geen kant-en-klaar concept, dus we moesten samen wat bedenken. Dan hangt het welslagen vooral af van persoonlijke contacten en die zijn over het algemeen goed geweest. En vlak ook de rol van het gebouw niet uit. Zo’n fraai pand, daar wilde iedereen zijn best voor doen.” ‘’Ik denk dat de eerste poging mislukte, omdat de tijd er niet rijp voor was. De fusie tussen NVV, NKV en CNV was net afgesprongen en dan moet je een tijdje lelijk tegen elkaar doen. Daarvoor hadden de bonden gemeenschapplijk instituten en daar kwam na die afgeketste fusie na verloop van tijd weer behoefte aan. De tweede poging een museum op te richten kwam mede daardoor op een goed moment.’’
Concurrentie Als klein museum krijgt De Burcht zo’n 20.000 mensen per jaar over de vloer. Een bijeenkomst over ‘de Sixties’ bijvoorbeeld trok recentelijk een volle zaal en aandacht van de landelijke pers, evenals de gelijknamige tentoonstelling. ‘’Toch hebben we weleens misgekleund’’, constateert Visser. “Een aantal jaren geleden hadden we een prachtige tentoonstelling over industrieschilder Herman Heijenbrock. Die deed helemaal niks. En bij 90 jaar afdeling Amsterdam van de Industriebond
Harry Peer 3
NVV kwamen in een halfjaar nauwelijks mensen.’’ ‘’De concurrentie tussen musea is groot’’, meent Van der Stokker. ‘’Je hebt er in Nederland zo’n 2000 en die vissen allemaal in dezelfde vijver. En in Amsterdam is het aanbod geweldig. Gelukkig krijgen we veel steun van werkgevers en vakbeweging om activiteiten te organiseren, anders zou je toch een slapend museum overhouden, een gebouw met plaatjes zonder veel betekenis.’’ Visser stopt ermee na twaalf jaar voorzitterschap, want ‘’het is mooi geweest en de continuiteit is verzekerd.’’ ‘’Terugblikken is leuk als je een positieve balans kunt opmaken. Er zijn veel initiatieven geweest waarover ik mijn twijfels had, zoals de restauratie van de bondsraadzaal. Dat is uiteindelijk een fantastisch project geworden. Er zijn maar weinig plekken op de wereld waar de historie van de vakbeweging zo fraai onderdak is – letterlijk en figuurlijk.’’
Eric Jan Weterings
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Tastbaar verleden
De RK Volksbond nog op verschillende plaatsen zichtbaar Dit jaar 130 jaar geleden wordt in Arnhem de eerste katholieke vakbond opgericht, een vereniging van timmerlieden onder het patronaat van St. Joseph. Deze voorloper heeft lang op navolging moeten wachten. In katholieke kring zijn er ook verschillende “uitstapjes” naar andere vormen van organisatie nodig voordat er landelijke vakbonden tot stand komen. Een van deze andere vormen van organisatie is de RK Volksbond, waarvan zowel arbeiders als middenstanders en patroons deel uit kunnen maken. Vanuit de Volksbond worden al snel plaatselijke vakafdelingen opgericht. Later volgen ook diocesane (per bisdom georganiseerde) vakbonden. De Volksbond heeft echter een breder doel dan de behartiging van de stoffelijke belangen van de katholieke arbeider. Het gaat vooral ook om de zedelijke verheffing van de katholieke arbeider, middenstander en ambachtsman en om de strijd tegen het socialisme. De Volksbond staat echter mede aan de wieg van de zelfstandige katholieke arbeidersbeweging. Ruim honderd jaar na
de oprichting van de eerste RK Volksbond (1888) zijn, voor oplettende waarnemers, verspreid over Nederland toch nog verschillende sporen van de voorheen uitgebreide activiteiten van de Volksbond terug te vinden. De kennis over deze overblijfselen is inmiddels echter fragmentarisch en dreigt nog verder weg te zakken.
Bisdom Haarlem Directe aanleiding voor de oprichting van de eerste RK Volksbond in Amsterdam in 1888 door de grossier in sigaren en tabak W. Passtoors, zijn de klachten uit arbeiderskring over de te hoge toegangsprijzen voor de feestelijke viering van het tienjarig pausschap van paus Leo XIII. De Volksbond wil door samenwerking van alle standen de sociale vraagstukken tot een oplossing brengen. De strijd tegen het socialisme staat daarbij hoog in het vaandel. Het samenwerkingsmodel van de klassen komt naar verluid vooral in het bisdom Haarlem tot bloei omdat daar “ambachten waren waarin de werkman en zijn baasje bijna even dicht bij de kleine burger stonden”. 4
Als eerste na Amsterdam wordt in september 1889 in Haarlem een RK Volksbond opgericht. Uit Haarlem zijn de statuten van de Volksbond bewaard gebleven: volgens artikel 1 is het doel van de bond: “... door samenwerking zijner leden, in den geest en volgens de beginselen der Roomsch Katholieke Kerk, vooral den werkmansstand en de kleine burgerij te beveiligen tegen sociale dwalingen van onzen tijd”. Na Haarlem krijgen ook andere steden in het bisdom Haarlem (o.a. Den Haag en Rotterdam) al snel hun eigen Volksbond. Om de samenwerking te bevorderen wordt tevens een “Centrale Raad” opgericht met W. Passtoors aan het hoofd. Van de vele verschillende activiteiten van de Volksbond blijkt vooral behoefte aan organisatie van de vakbelangen van arbeiders. Zo telde de Volksbond in Haarlem tal van “onderbonden”, bijvoorbeeld voor metaalbewerkers, bloemisten en timmerlieden. Overigens kunnen hiervan ook middenstanders en patroons lid worden. Zo was de eerste voorzitter van de timmerlieden in Haarlem een aannemer. Vanuit de behoefte in arbeiderskring om zich in vakafdelingen te organiseren neemt de Volksbond vanaf 1893 het initiatief voor verschillende landelijke congressen. Aanvankelijk nemen daaraan vooral organisaties deel uit het bisdom Haarlem omdat de andere bisschoppen niet gediend waren van het “expansionisme” van de zich inmiddels “Nederlands” noemende Volksbond. Passtoors blijft een belangrijke rol spelen bij de totstandkoming van de afzonderlijke (landelijke) organisaties van RK arbeiders, onder andere als bestuurslid van het eerste landelijke RK Vakcongres in 1903 en als lid van het ere-comite voor de oprichting van het Bureau voor de RK Vakorganisatie in 1909. Ook na de totstandkoming van katholieke vakbonden blijft er in verschillende plaatsen behoefte aan RK Volksbonden en daarmee verbonden onderverenigingen en coöperaties. Veel infomatie hierover is in de afgelopen tijd verloren gegaan. Van de in 1913 opgerichte “Kring IJmuiden Oost” is weinig méér overgebleven dan het vaandal dat enkele jaren geleden via een antiquair is opgedoken. Centraal in het vaandel staat St. Willibrordus, aartsbisschop der Friezen en opdrachtgever van de stichting van een kerk in het nabijgelegen Velsen.
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Door de omzwervingen via de antiekhandel is er weinig bekend over het vaandel. De huidige beheerder van het vaandel, de Archiefdienst Kennemerland, is zeer benieuwd of er onder de lezers van de Nieuwsbrief van de VHV informatie over het vaandel of de Volksbondafdeling voorhanden is. Soms jaren na de oprichting borrelen er tal van nieuwe activiteiten op uit de Volksbonden. Vanuit de eind 19e eeuw opgerichte Volksbond in Zaandam wordt op 11 april 1919 de “RK coöperatieve productie- en consumptievereniging De Voorzorg” gesticht. De coöperatie wordt gezien als middel om de katholieke arbeiders een grotere zelfstandigheid te bezorgen. In Sassenheim wordt in 1926 als onderafdeling van de RK Volksbond een toneelvereniging opgericht. De huidige algemene toneelvereniging “Pankras” is zich nog steeds van dit verleden bewust.
Bisdom Den Bosch De bischoppen buiten Haarlem moeten aanvankelijk niets weten van de RK Volksbonden. Ook daar is het tij echter niet te keren, zelfs niet buiten de steden. Zo volgt in 1898 de oprichting van de RK Volksbond in Druten (Gelders rivierengebied). Het feit dat de Volksbond dezelfde patroonheiligen kiest als de parochie (St. Ewalden) zou er op kunnen wijzen dat er van animositeit met de plaatselijke kerkelijke overheid geen sprake is.
Dit wordt bevestigd door de ligging (schuin achter de parochiekerk) en het feit dat de stenen en tegeltableaus in het nog steeds bestaande RK Volksbondgebouw gemaakt zijn in de steenfabriek die eerder speciaal was opgericht voor de bouw van de parochiekerk St. Ewalden. Centraal in de symmetrische gevel is een tegeltableau geplaatst van de patroonheiligen St. Ewalden (voorgangers van Bonifatius, eveneens omgebracht bij de poging om het Christendom te verspreiden vanuit Engeland naar het Europese vasteland). Dit grote tableau (ruim 1 bij 1,5 meter) wordt geflankeerd door vlakken met ornamenttegels en rollagen met geglazuurde stenen. Dezelfde groen geglazuurde tegels komen, in combinatie met oranje bakstenen, ook voor boven de ramen en de dubbele toegangsdeur. De bestemming van het gebouw is niet te missen door de grote tekst in verdiepte nissen van geglazuurd aardewerk ANNO - R.K. VOLKSBOND 1898. Het huidige gebouw heeft inmiddels geen bondsbestemming meer, maar wordt voor tal van verenigingsactiviteiten gebruikt. Behalve in de gevel van het gebouw leeft het verleden ook nog voort in de naam van de eigenaar: de Stichting tot instandhouding en exploitatie Bondsgebouw Druten. Mede vanwege de betekenis voor de sociale geschiedenis, als herinnering aan de opkomst van de arbeidersbeweging, is het in 1898 gebouwde pand op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst. Ook elders in het bisdom Den Bosch is de Volksbond aktief. Er zijn bijvoorbeeld afdelingen in Den Bosch en in Eindhoven. In Eindhoven wordt vanuit de Volksbond in 1925 een koor opgericht. Aanleiding is de stichting van de nieuwe parochiekerk in Stratum waarvoor een koor nodig is. Het huidige Eindhovens Gemengd Koor “De Roosterzangers” is zich nog steeds bewust van deze ontstaansgeschiedenis.
Aartsbisdom Utrecht Al vrij snel komt de RK Volksbond ook in het gebied van de aartsbisschop van Utrecht tot bloei. Eén van deze plaatsen waar dit verleden voor de geïnteresseerde voorbijganger nog is te zien, is Huissen (bij Arnhem). Naast verzorgingstehuis Sancta Maria in de Helmichstraat is in een muur een meer dan manshoog beeld van St. Jozef aangebracht. Het beeld valt vanaf de openbare weg niet direct op. Toch is het na de sloop van het Volksbondgebouw in 1975 bedoeld als tastbare herinnering aan 5
het rijke verleden van de RK Volksbond in Huissen. Het beeld van St. Jozef, patroon der werklieden en voorbeeld voor de arbeiders, sierde oorspronkelijk de voorgevel van het Volksbondgebouw. De in januari 1899 opgerichte Volksbond begint al in maart van dat jaar met de bouw van een eigen verenigingsgebouw. Ondanks het financieel risico, waar vanuit de kerkelijke overheid tegen werd gewaarschuwd aan de geestelijk adviseurs, had men blijkbaar ook in Huissen behoefte aan een eigen gebouw. Daarin vonden overigens ook de later in Huissen opgerichte vak- en standsorganisaties onderdak. Andere tastbare herinneringen aan het grote aantal activiteiten van de omstreeks 1950 opgeheven Volksbond in Huissen zijn er niet meer. De aanvankelijk nog doorwerkende Spaarbank van de Volksbond gaat later op in de Bondsspaarbank Huissen. Het verenigingsgebouw wordt in 1975 gesloopt om plaats te maken voor het verzorgingstehuis Sancta Maria. Op initiatief van de plaatselijke afdeling van de Industriebond FNV wordt het beeld van St. Joseph in de herinneringsmuur naast Sancta Maria aangebracht. Over een bordje met een toelichting wordt momenteel weer nagedacht binnen de Historische Kring “Huessen”.
Christ Essens Bronnen: Gemeente Druten, Historische kringen Tweestromenland, Huissen en Velsen, Archiefdienst Kennemerland.
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Historisch vakbondstraject aan het IISG Wie ooit een boek over de geschiedenis van een Nederlandse vakbond las, herinnert zich ongetwijfeld hoe klein en fragiel de arbeidersorganisaties begonnen. Zo kwamen in 1872 Haarlemse timmerlieden en modelmakers bijeen om hun vakvereniging onder de naam ‘Eensgezindheid’ op te richten. De vereniging bleef klein, hield zich bezig met ondersteuning bij ziekte en andere calamiteiten en kreeg in 1896, nadat de timmerlieden in 1895 in een loonactie waren verwikkeld, concurrentie van een afdeling van de landelijke (Algemeene) Nederlandsche Timmerliedenbond. En de verdeeldheid was aanleiding voor nog een vereniging van timmermannen toepasselijk genaamd: ‘Door eendracht verbetering’. Het hielp niet: er voegden zich nog diverse verenigingen bij, want ook in Haarlem werd de verzuiling geïmporteerd. De katholieke timmerlieden sloten zich aaneen in een afdeling van de Nederlandsche R.-K. Timmerliedenbond ‘St. Joseph’ en in 1902 kwam er een afdeling van de Christelijke Bond van Timmerlieden bij. Al dit ideologisch geweld inspireerde weer andere timmer-
lieden tot een ‘Neutrale’ timmermansbond. Al die tijd wist ‘Eensgezindheid’ zich te handhaven en telde in 1910 nog 79 leden. Op tal van plaatsen zien we deze ontwikkeling. Het begint met een plaatselijke vereniging van geschoolde werklieden, die later in de meeste gevallen opging in een landelijke bond, maar zich soms als zelfstandige organisatie hand-
Timmerlieden in de fabriek, eind 19e eeuw (IISG).
6
haafde. Vanuit de landelijke bond ondernamen bestuurders propagandatochten door het hele land om andere vakgenoten aan te sporen lid te worden of afdelingen op te richten. Uiteindelijk sloot de bond zich aan bij een vakcentrale die een ‘moderne’, onafhankelijke, neutrale, protestants-christelijke of roomskatholieke richting vertegenwoordigde. Waarom is uit de ene vereniging een landelijke bond ontstaan die zich bij een centrale aansloot, en zijn de anderen ten onder gegaan? Het is één van de vragen die gesteld kan worden in het nieuwe onderzoek dat aan het IISG met medewerking van de FNV is begonnen. Het onderzoek, onder de naam Historisch Vakbondsproject, heeft als doel om voor de periode 1850-2000 alle vakbonden, vakverenigingen en werklieden- en ambachtsliedenverenigingen op lokaal niveau in kaart te brengen. Dat wil zeggen in een grote database op te slaan en voor verder onderzoek beschikbaar te stellen.
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Het gaat hier om veel organisaties. De statistieken van de vakbeweging van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) blijken allerminst volledig te zijn. Amsterdam telde in 1905 volgens het CBS vijf timmerliedenverenigingen, twee katholieke, een gereformeerde, een lutherse en een hervormde. Daarbij hebben de onderzoekers van het CBS de socialistische en de syndicalistische timmerlieden niet opgenomen. Het CBS komt in dat jaar voor heel Nederland uit op een totaal aantal van 1724 ‘vakvereenigingen van werklieden’ van allerlei uiteenlopende beroepen. En doordat de arbeidsverdeling in deze periode toenam, zou ook het aantal vakverenigingen nog toenemen. Pas rond de Eerste Wereldoorlog kwam er een einde aan de differentiatie. Hiervoor zijn twee redenen. Aan de ene kant zijn de conjuncturele schokken die gepaard gaan met de oorlog de nekslag voor vele kleine organisaties en aan de andere kant heeft de tendens tot centralisatie het definitief gewonnen. De grote landelijke organisaties van arbeiders zetten de toon, kleine clubjes kunnen zich hooguit nog als afdeling aansluiten. Als er voor de periode dat het CBS de arbeidersorganisaties telde – van 1894 tot 1907 – er al geen duidelijkheid, of voldoende nauwkeurigheid, bestond, wat kunnen we dan zeggen over andere periodes. Anders gezegd: om hoeveel organisaties gaat het in pakweg de tijd van 1850 tot 1940? Duizenden, tienduizenden? Het is onbekend, maar vele duizenden zijn het er in ieder geval blijkens het onderzoek tot nu toe. We wijzen er op dat de verenigingen die de ambtenarenbelangen behartigen tot 1920 niet als vakorganisaties werden geteld. Van ambtenarenverenigingen moeten er ook weer duizenden zijn geweest. Centralisatie vond daar laat plaats. Iedere ambtelijke functie had per plaats een eigen organisatie: wat te denken van de ‘Broederschap van Directeuren van telegraafcommiezenoorsprong met Postexamen’, of de ‘Vereeniging van Tijdelijke Ambtenaren bij de Rijksverzekeringsbank’. Deze organisaties richtten zich op heel specifieke belangengroepen. Het gangbare, in het begin geschetste, beeld lijkt te veranderen. In plaats van een enkele kleine organisatie waaruit een grote moderne vakbond voortkomt, zien we een landschap bezaaid met duizenden kleine verenigingen. Opvallende aspect is het hybride karakter van de verenigingen. De directe belangenbehartiging kwam
Ook ambtenaren hadden reden zich te organiseren (IISG). voor, maar overheerste niet. Veel meer trachtte men de arbeidsomstandigheden te verzachten door zich in te dekken tegen ziekte, werkloosheid, en de oude dag. Daarnaast hadden zij vaak nog culturele en politieke doelstellingen. Een andere manier om het leven dragelijk te maken waren de coöperatieve functies die de verenigingen in zich bergden. Meestal betrof het levensmiddelen of brandstoffen die via gezamenlijke inkoop aangeschaft werden tegen schappelijke prijzen. Het was een vorm van correctie op het harde ongebreidelde kapitalisme van de negentiende eeuw. Naarmate het onderzoek vordert, wordt het beeld niet alleen anders maar ook dynamischer. De vele arbeidersorganisaties komen en gaan, maar trachtten ook samenwerkingsverbanden aan te gaan. En daar waar wordt samengegaan, vinden ook weer afsplitsingen plaats. Dit laatste vaak om basale redenen als een contributieverhoging, al kon religie of ideologie eveneens een rol spelen. Want hoe klein de organisaties ook waren, vaak niet meer dan enkele tientallen leden, een politiek uitgangspunt of een religieuze grondslag wordt regelmatig aangetroffen. Toch is het de vraag – die nog niet beantwoord kan worden – hoe de verhouding lag tussen de ‘gekleurde’ verenigingen en de strikt neutralen. Vragen met betrekking tot de verzuiling kunnen nu in kwantitatieve zin beantwoord worden. Veel meer antwoorden komen door de omvangrijke Database in zicht. Bijvoorbeeld de vraag naar de organisatiegraad in deze vroege 7
periode, want ook de ledentallen worden in het bestand opgenomen. De Database zal inzicht geven in de regionale spreiding van vakorganisaties. Natuurlijk was de arbeidsorganisatie in het begin vooral een stedelijke en ambachtelijke aangelegenheid, maar geleidelijk aan wordt heel Nederland overdekt door een lappendeken van werknemersorganisaties. Het zou vreemd zijn indien het onderzoek beperkt bleef tot de kleine clubjes. Vandaar dat ook de landelijke organisaties, zoals werkliedenorganisaties Patrimonium, ANWV, CNWB en vakcentrales als NAS, NVV, NKV, CNV, EVC en AVC opgenomen worden. Alle afdelingen zullen terug te vinden zijn in de Database. Regionale continuïteit en discontinuïteit in de arbeidsorganisaties zullen worden blootgelegd, maar ook wijzigingen in de sociale en economische structuren zullen vanuit een ander perspectief dan tot nu toe bekeken kunnen worden.
P.S. Vele van de kleine bondjes of vakverenigingen leven nog voort in lokale of regionale publicaties. Lang niet al deze publicaties hebben een brede verspreiding gehad. We roepen de leden van de VHV op om hun kennis met ons te delen over gedenkboeken, brochures en archieven die betrekking hebben op het genoemde onderwerp.
Arno Bornebroek, Piet Hoekman en Jannes Houkes
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Literatuursigna leringen Marien van der Heijden, De Burcht. Het bondsgebouw van H.P. Berlage, R.N. Holst en de ANDB (Amsterdam 2001) ISBN 90 5260 022 8, 72 pagina’s € 14,95
De Burcht “Een burgt van den arbeid! Zwaar op elkander getast liggen de roode reuzenmoppen, waaruit de vesting is opgebouwd. Men ziet het ze aan: ze zijn voor de eeuwigheid; ze getuigen van onwrikbare, harde kracht, van vasthoudendheid en ernst. En boven, hoog boven is de burgt gekroond met kanteelen, waarvan de geduchte vormen verborgen zijn achter sierlijke uitschulpingen. Symbool van eenheid rijst de toren daaruit, vierkant-geweldig boven den ingang. In den toren de lichtende briljant, het blijde licht van den vereenigden arbeid uitstralend boven de bekrompen huizen der stad. Gastvrij is voor hen die komen als vrienden het gebouw van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond. Ziet, de poort is als een trechter, die de menigten verzwelgt. Breed is de trap die ertoe opleidt, breed met rustige steenen wachters ernaast. In z’n stillen, rustigen, zwaren, maar krachtigen stijl heeft Berlage het vereenigingsgebouw van onzen baanbreekenden vakbond ontworpen en neergezet.” Zo beschreef de journalist Kees van Bruggen in 1900 het zojuist geopende bondskantoor van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) in Amsterdam.1 Het was het eerste gebouw dat in Nederland voor een vakorganisatie werd
ontworpen, en, volgens velen, het mooiste ooit. Het kwam tot stand in een tijd van grote veranderingen op artistiek en sociaal-economisch gebied. De architect H.P. Berlage, de schilder R.N. Roland Holst en de opdrachtgever, de ANDB van Henri Polak, speelden daarbij elk op hun eigen terrein een belangrijke rol en hadden met dit gebouw grote ambities. Voor Berlage was de `burcht van de arbeid’ de tegenhanger van de Beurs in Amsterdam, de ‘tempel van het kapitaal’, die hij in dezelfde periode ontwierp. Roland Holst kon hier voor het eerst op monumentale schaal zijn ideeën over Gemeenschapskunst verwezenlijken. En Polak wilde met dit gebouw niet alleen de macht van zijn ANDB demonstreren, maar ook laten zien dat de arbeidersbeweging naar culturele verheffing streefde, een nieuwe schoonheid zou brengen. De Burcht heeft een bewogen geschiedenis achter zich. Het gebouw is honderd jaar intensief gebruikt: negentig jaar als vakbondskantoor, de laatste tien jaar als museum. In die tijd werd het verfraaid, maar gingen ook belangrijke onderdelen verloren. Onlangs werd een groot restauratieproject voltooid waarbij de bondsraadzaal, het hart van de Burcht, in de oorspronkelijke toestand is teruggebracht. Reden genoeg om het indrukwekkende verhaal van dit unieke gebouw opnieuw te vertellen.
Marianne Grunell, Mannen zorgen. Veranderingen en continuïteit in zorgpatronen (Amsterdam 2002) ISBN 90 5260 037 6, 240 pagina’s, € 20
Mannen zorgen ‘Opvoeding is ook mannenwerk’. ‘Echte mannen willen betaald ouderschapsverlof’. Met zulke slogans zijn mannen in de jaren negentig van de vorige eeuw door de vakbeweging aangesproken op zorg, maar ook door werkgevers en de overheid. Die boodschap is nieuw en onderstreept dat zorg niet langer als vanzelfsprekende activiteit van vrouwen wordt beschouwd, maar dat mannen nu worden aangespoord te zorgen, waarmee zij een traditioneel aan vrouwen toegeschreven domein betreden. Dit wijst op een ingrijpende historische verandering. De bijdrage van mannen aan de alledaagse zorg, en het maatschappelijk beroep dat op hen wordt gedaan, staan in deze studie centraal.
8
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Ivo Kuypers, In de schaduw van de Grote Oorlog. De Nederlandse arbeidersbeweging en de overheid 1914-1920 (Amsterdam 2002) ISBN 90 5260 034 1, 312 pagina’s € 27,50
Onvoltooid verleden tijd. Kwartaalblad voor de geschiedenis van sociale bewegingen, nummer 13, november 2001, € 5,67
In de schaduw van de Grote Oorlog
Naast bijdragen van Henny Buiting (Communistische samenzweerders, stakers en geheimagenten), Jan Gielkens (Herman Gorter: Lieve pa. Een onbekend gedicht) bevat dit nummer een cluster bijdragen over lacunes in de geschiedschrijving voor arbeid en de arbeidersbeweging. Dit cluster bevat bijdragen van Francisca de Haan (Pleidooi voor genderperspectief), Bob Reinalda (Ideeën, overzicht, vergelijking en internationaal), Henk Wals (Labour history lacunes) en Arno Bornebroek (Voor een geïntegreerde en vergelijkende aanpak van het CNV).
Onvoltooid verleden tijd
De historische belangstelling voor de effecten van de Eerste Wereldoorlog op Nederland was tot voor enkele jaren gering. Veel studies eindigen in 1914, anderen beginnen juist in 1920. Dit boek bevat een analyse van de effecten van de Eerste Wereldoorlog op de ontwikkeling van de hoofdstromen van de Nederlandse arbeidersbeweging: katholieken, socialisten, protestchristelijken en syndicalisten. De oorlog vormde een versnellingsfase in de ontwikkeling van de arbeidersbeweging vooral op het terrein van regulering van de arbeidsverhoudingen. Door de oorlog werden de verschillende partijen gedwongen rond de tafel te gaan zitten. De overheid erkende de vakbeweging als vertegenwoordiger van de arbeiders en de politieke plicht om de bestaanszekerheid van arbeiders te garanderen. De fundamenten van de Nederlandse overlegeconomie en verzorgingsstaat van na 1945 werden volgens Kuypers tijdens de Eerste Wereldoorlog gelegd.
Elise van Nederveen en Jan Peet, Een peertje voor de dorst. Geschiedenis van het Philips Pensioenfonds (Amsterdam 2002) ISBN 90 5260 030 9, 528 pagina’s € 30
Een peertje voor de dorst Pensioenen staan in de laatste jaren in het middelpunt van de belangstelling. De AOW en de verzekeringen bij pensioenfondsen ontkomen niet aan de versobering in de sociale zekerheid. Maatschappelijke veranderingen vragen om nieuwe, meer geindividualiseerde vormen van ouderdoms- en nabestaandenpensioen. De vergrijzing van de bevolking roept de vraag op naar de betaalbaarheid van de pensioenen in de toekomst. De rol van ondernemings- en bedrijfspensioenfondsen in het pensioenstelsel verandert, maar wordt niet minder belangrijk. Het Philips Pensioenfonds gaat terug tot 1913 en behoort daarmee tot de oudste pensioenfondsen in Nederland. Het verzekert pensioenen voor een grote onderneming - Philips - die op sociaal gebied vaak baanbrekend werk heeft verricht. De geschiedenis van het Philips Pensioenfonds staat volgens de auteurs dan ook in veel opzichten model voor de ontwikkeling van de aanvullende pensioenverzekeringen in Nederland.
Hans Olink, De koeriers van Moskou. Over communisten, spionnen en saboteurs tijdens de Koude Oorlog (Amsterdam 2002) ISBN 90 5260 027 9, 124 pagina’s, € 16,25
G.J. Schutte et al. (red.) Belangenpolitiek. Cahier over de geschiedenis van de christelijk-sociale beweging 4 (2002), ISBN 90 5260 031 7, 160 pagina’s € 13,50
Belangenpolitiek De christelijk-sociale beweging bestaat uit verschillende maatschappelijke organisaties. Deze organisaties zijn opgericht om de realisering van hun doelstellingen dichterbij te bengen. Daarin verschillen ze niet van andere maatschappelijke organisaties. Om deze doelen te bereiken onderhandelen ze met hun zogeheten counterparts, organisaties die zich op hetzelfde terrein begeven, maar aan de andere kant van de onderhandelingstafel zitten. Maar dit is lang niet altijd voldoende om de doelstellingen te realiseren. Vakorganisaties onderhandelen met de werkgevers over werktijden, maar ter ondersteuning van hun onderhandelingspositie is wetgeving noodzakelijk. In deze bundel wordt in verschillende artikelen ingegaan op de relatie tussen vooral het CNV en de christen-democratische partijen ARP en CDA met onder meer een bijdrage van historicus en CDA-partijleider Jan Peter Balkenende.
Rolf van der Woude, Op goede gronden. Geschiedenis van de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond 1918-1995 (Hilversum 2002) ISBN 90 6550 673 X, 630 pagina’s, € 40
Op goede gronden Vanuit een breed agrarisch- en cultuurhistorisch perspectief laat Op Goede Gronden zien dat de CBTB meer was dan een politieke pressiegroep. Haar geschiedenis weerspiegelt opkomst en ondergang van het Nederlandse Boerenbolwerk.
Jacques van Gerwen Lex Heerma van Voss is benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Utrecht om onderwijs te geven en onderzoek te doen in de Faculteit der Sociale Wetenschappen op het vakgebied van sociaal-economische geschiedenis sinds 1870, met name de geschiedenis van arbeid en arbeidsverhoudingen. Op 8 maart hield hij zijn oratie: ‘Why is there no Socialisme in the Netherlands?’ De Nederlandse arbeidersklasse in de twintigste eeuw.
De koeriers van Moskou Dit boek gaat over Nederlandse communisten die onder de regie van de Sovjet-Unie kapitalisme en fascisme bestreden en daarbij werden gedwarsboomd door de inlichtingendiensten.
9
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
De Burcht Voor iedereen die een beetje thuis is in de geschiedenis van de Nederlandse vakbeweging behoeft de compacte titel hierboven geen nadere introductie. In dit blad is al vaak geschreven over het pand aan de Henri Polaklaan in Amsterdam, dat in zijn ruim honderdjarige geschiedenis zo’n negentig jaar dienst deed als vakbondskantoor en sinds 1 mei 1991 onderdak biedt aan het vakbondsmuseum. Reden om hier nogmaals bij de historie van het gebouw stil te staan is de verschijning van ‘De Burcht. Het bondsgebouw van H.P. Berlage, R.N. Roland Holst en de ANDB’. Het is een tweede, herziene en uitgebreide versie van een boekje dat in 1991 verscheen. Aanleiding voor de nieuwe druk is de voltooiing van de restauratie van de bondsraadzaal in 2001.
H.P. Berlage
R.N. Roland Holst
De Burcht was in 1900 het eerste gebouw dat in Nederland speciaal voor een vakorganisatie was ontworpen. Het verrees in een tijd van grote veranderingen op artistiek en sociaal-economisch gebied. De architect H.P. Berlage, de schilder R.N. Roland Holst en de opdrachtgever, de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond (ANDB) van Henri Polak speelden elk op hun eigen terrein een belangrijke rol. Voor Berlage was de ‘burcht van de arbeid’ de tegenhanger van de Beurs aan het Rokin in Amsterdam, de ‘tempel van het kapitaal’, die hij in dezelfde periode ontwierp. Roland Holst kon voor het eerst op monumentale schaal zijn ideeën over gemeenschapskunst verwezenlijken en Henri Polak toonde er de macht van zijn organisatie mee. Verder kon hij met het pand laten zien dat de arbeidersbeweging naar culturele verheffing streefde. Het 74 pagina’s dikke boek is fraai uitgegeven, met zo’n 45 pagina’s foto’s, waarvan dertien in kleur. De tekst leest af en toe wat moeizaam, door ambtelijk taalgebruik, teveel naamwoordstijl, hulpwerkwoorden aan het einde van de zin en andere stilistische onvolkomenheden. Verder constateerde ik wat slordigheden in de opmaak (pagina 31) en een enkele tikfout (pagina 1 en 63). Zeker bij een tweede druk zou dit soort onvolkomenheden niet mogen voorkomen. Allicht is een recensie niet compleet zonder dat er op wat slakken zout wordt gelegd. Aan dit vormvereiste is dan bij deze voldaan. Wat overblijft is een fraai geïllustreerd handzaam overzicht van de boeiende geschiedenis van een prachtig gebouw.
Eric Jan Weterings Marien van der Heijden, De Burcht. Het bondsgebouw van H.P. Berlage, R.N. Roland Holst en de ANDB. (Amsterdam 2001) ISBN 90 5260 022 8, 72 pagina’s, € 14,95. Henri Polak 10
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Ledenraad
Ariëns Lezing 2002 Het nationale Ariëns Comité is in 2001 begonnen met wat een jaarlijkse traditionele Ariënslezing moet worden. In dat jaar was het een eeuw geleden dat dat kapelaan Alfons Ariëns na een roerige periode Enschede verliet. De lezing van 2002 wordt dit jaar op 24 mei gehouden door dr. Theo Salemink, docent moderne kerkgeschiedenis aan de Theologische Universiteit van Utrecht. Met het Vakbondshistorisch Museum in Amsterdam is een terechte plek gekozen voor deze Ariëns Lezing. Katholieken in de storm van de moderniteit De titel van de Lezing luidt: ‘Katholieken in de storm van de moderniteit. Alfons Ariëns en Henri Poels tussen onbehagen en engagement’. Op het breukvlak van twee eeuwen, rond 1900, verandert Europa in snel tempo. Het industrieel kapitalisme heeft het pleit gewonnen, ook in Nederland. Markt, wetenschap, techniek en burgerlijke cultuur zijn de nieuwe idolen van een liberaal vooruitgangsgeloof. Maar het is ook een tijd van nieuwe armoede en sociaal onrecht. Arbeiders organiseren zich en het socialisme laat haar felle stem horen. Voor katholieken, trouw aan Rome, was deze storm van de moderniteit een beangstigende ervaring. Alles wat heilig was, leek aangetast. In Nederland hebben twee katholieke sociale voormannen een grote rol gespeeld voor het katholieke antwoord op deze nieuwe uitdaging. In Twente was dat Alfons Ariëns en in Limburg, iets later, Henri Poels. Ze gaven een sociaal antwoord, ze gaven ook een religieus antwoord, een antwoord tussen onbehagen en engagement.
Vakbonds Historisch Museum Op 24 mei is het Vakbonds Historisch museum de gastheer voor het Ariëns Comité. De Lezing 2002 begint om 13.00 uur. Gasten, die vooraf willen deelnemen aan een rondleiding door het Museum, kunnen in de ochtend vanaf 10.00 uur terecht. U kunt zich vooraf aanmelden bij de secretaris van het Ariëns Comité de heer J. van der Zanden, Goorsestraat 31, 7482 CB Haaksbergen, tel. 053-5722300. U bent op 24 mei ook zonder aanmelding vooraf van harte welkom!
Hub Crijns
De vereniging kent een ledenraad, die de hem bij de statuten of in de reglementen van de vereniging toegekende bevoegdheden heeft, en die belast is met het vaststellen van de algemene beleidslijnen en met de controle op het beleid van het bestuur. De ledenraad is voorts belast met het versterken van de onderlinge contacten binnen de vereniging en met de donateurs der vereniging. De LR-leden worden door en uit de leden van de VHV benoemd in de algemene ledenvergadering, voor een periode van een even aantal jaren van maximaal vier jaar. In elke ALV treedt dus een aantal LR-leden af. Deze aftredende LR-leden zijn terstond herkiesbaar als zij daarmee schriftelijk hebben ingestemd. De ledenraad komt twee maal per jaar bijeen. De eerste vergadering van het jaar is tevens jaarvergadering. Die bespreekt het jaarverslag en de jaarrekening en stelt deze vast. In de jaarvergadering worden bestuursleden volgens een rooster van aftreden en herbenoeming opnieuw benoemd. Nieuwe bestuursleden kunnen ook in de tweede vergadering van het jaar worden benoemd. De activiteiten van de vereniging worden in beide vergaderingen besproken. In iedere vergadering komt ook een vakbondshistorisch onderwerp aan de orde. De vergaderdata voor 2002 zijn 4 maart en 4 november.
Voor beschrijving Koerier van een nieuwe tijd: zie ommezijde.
Geert Wagenaer
Speciale aanbieding voor de lezers van de Nieuwsbrief van de Vakbondshistorische Vereniging: Bestel nu Koerier van een nieuwe tijd met € 2,50 korting. Winkelprijs € 15,-. Nieuwbrieflezers betalen slechts € 12,50.
De erfenis van kapelaan Alphons Ariëns in Enschede
Vul de onderstaande bon in en stuur deze naar:
De traditie van de Ariëns Lezing is in mei 2001 begonnen, toen drs. Hub Crijns, directeur van landelijk bureau DISK, in het Natuur Museum Jannink te Enschede de Lezing 2001 uitsprak. Hij ging naar aanleiding van de honderste jaardag van het vertrek van kapelaan Ariëns uit Enschede in op zijn erfenis. Deze lezing is gepubliceerd in het tijdschrift van het Jannink Museum, nummer 4(2001)3, en door de Stichting Sobriëtas, de katholieke matigheidsbeweging (Noordermarkt 26, 1015 MZ Amsterdam).
Servicecentrum Uitgevers Postbus 20014, 2500 EA Den Haag
Ja, ik bestel Koerier van een nieuwe tijd tegen de speciale prijs van € 12,50.* ISBN 9012094771 Naam en voorletters
m/v (doorhalen wat niet van toepassing is)
Functie: Adres: Postcode en plaats:
✂
Handtekening:
Datum:
* Prijs incl. BTW, exclusief verzendkosten. Dit aanbod is geldig t/m 31 december 2002. Ook verkrijgbaar in de boekhandel.
Nieuwsb r i e f
15e jaargang nummer 1, maart 2002
Algemene ledenvergadering
Uit de vereniging
Op zaterdag 13 april 2002 houdt de Vakbondshistorische Vereniging [VHV] haar algemene ledenvergadering [ALV]. Alle leden ontvangen tijdig bericht. De ALV vindt elke twee jaar plaats in De Burcht/het Vakbondsmuseum. Deze vergadering heeft op de eerste plaats een statutair ‘huishoudelijk’ karakter. Maar daarnaast wordt steeds een vakbondshistorisch onderwerp belicht. Die traditie zet het bestuur voort. In de ALV wordt door het bestuur verslag omtrent de gang van zaken van de vereniging in de laatste twee afgelopen boekjaren aan de algemene ledenvergadering uitgebracht; in openstaande of in de vergadering openvallende vacatures wordt voorzien en de contributie voor het lopende en daaropvolgende boekjaar vastgesteld’.
Bestuur VHV
Dat verslag uitbrengen gebeurt door middel van de door de ledenraad vastgestelde jaarverslagen en jaarrekeningen over de jaren 2000 en 2001.
In de achterliggende jaren zijn er enige wijzigingengekomen in het VHV-bestuur. Zo is Harry Peer na een zittingsperiode van vijftien jaar per 31 december van het vorige jaar teruggetreden.
Het voorzien in vacatures gebeurt door het benoemen of herbenoemen van leden in de ledenraad op basis van een kandidatenlijst.
De samenstelling van het bestuur is per 1 januari 2002: Jaap van der Linden, voorzitter
De contributie wordt vastgesteld aan de hand van een voorstel van de penningmeester dat de instemming heeft van het bestuur en de ledenraad.
Geert Wagenaer, secretaris Tom Simonis, penningmeester Guus van Balveren, lid Mies Campfens, lid
Het vakbondshistorisch onderwerp is dit jaar het boek van Harry Peer, KUNSTBROEDERS OF MEUBELSLAVEN. Harry zal aan de hand van zijn boek een inleiding houden over de geschiedenis van de georganiseerde houtbewerkers en meubelmakers. Door zijn bijdragen in de Nieuwsbrief heeft u al kennis kunnen nemen van brokjes boeiende vakbondshistorie. Op zaterdag 13 april zal de auteur dieper ingaan op deze geschiedenis. Het belooft weer een interessante bijeenkomst te worden.
Jan Jacob van Dijk, lid Jan van Hoof, lid Huug Klooster, lid Kees van Kortenhof, lid Henk Muller, lid Wim de Vrind, lid
Colofon
Geert Wagenaer, secretaris VHV
De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 15e jaargang, nr. 1, maart 2002
Koerier van een nieuwe tijd Hendrik Gerhard en de ontwikkeling van de internationale arbeidersbeweging
12
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 020-6648296) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020-6404107)
Redactieadres: Henri Polaklaan 9, 1018 CP Amsterdam tel. 020-6241166
✂
Hendrik Gerhard, geboren in 1829 in Delft, wordt wel de vader van het socialisme in Nederland genoemd. In de vroege arbeidersbeweging spelen, naast intellectuelen als Karl Marx en Friedrich Engels, ambachtslieden een hoofdrol. Zo is het een kleermaker die een ‘communistisch manifest’ schrijft voordat Marx dat doet. Het internationale karakter en de grote mobiliteit van de kleermakers zorgen in die periode voor een verspreiding van de nieuwe ideeën van Marx en Engels, zoals in 1848 neergelegd in Het Communistisch Manifest. Gerhard, kind uit een kleermakersgeslacht, trekt door Europa om zijn vakbekwaamheid te vervolmaken. Op zijn rondreis komt hij in aanraking met socialistische ideeën. Terug in Nederland tracht hij die ideeën te verbreiden en in de praktijk te brengen. Hij wordt slachtoffer van zijn principes en leeft in kommervolle omstandigheden. Gerhard schrijft een groot aantal artikelen en is betrokken bij de organisatie van de eerste Socialistische Internationale. Hij is bepaald niet een persoon die voldoet aan het beeld dat in zijn tijd bestaat over een revolutionair. Hij draagt geen flambard en heeft ook geen cape om een bom met brandende lont onder te verbergen. Als je niet weet dat Gerhard het hoofd is van de Nederlandse sectie van de Internationale, dan zou je zeker menen de voorzitter van een jongelingsvereniging te zien. In Koerier van een nieuwe tijd schetst Dik Nas een levendig beeld van de persoon Hendrik Gerhard, zijn Europese geestverwanten en de invloed die er vooral vanuit de gelederen van kleermakers uitgegaan is op de socialistische beweging.
Redactie:
Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ACI Amsterdam