MODULE FORMULEREN, SPELLEN EN LEESTEKENS
THEORIE FORMULEREN
STIJLKWESTIES Zowel in gesproken als in geschreven taal probeer je correct en aantrekkelijk te formuleren. Je publiek zal graag naar je luisteren en met plezier je stukken lezen als je een prettige stijl hebt. Je geloofwaardigheid stijgt als je ook correct formuleert. In de modules Schriftelijke en Mondelinge Taalvaardigheid wordt daarom aandacht besteed aan aspecten van formuleren. Het aantal opdrachten dat daaraan is gewijd, is echter beperkt. Om goed te leren formuleren, moet je eigenlijk ook een flink stuk theorie beheersen. In de Cursus Formuleren besteden we daarom extra aandacht aan dit belangrijke onderdeel van het taalgebruik. Allereerst bespreken we een aantal stijlkwesties op woordniveau en zinsniveau en de meest voorkomende stijlfouten. Voor grammaticaal foute zinnen staat een *. Het gedeelte dat fout of twijfelachtig is, is onderstreept.
220
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
STIJLKWESTIES OP WOORDNIVEAU 1
Woorden die een andere betekenis hebben dan de bedoelde betekenis * Dit is een van de manieren om het gevaar op herhaling van het delict door dezelfde persoon in te bannen. De schrijver bedoelt hier: Dit is een van de manieren om herhaling van het delict door dezelfde persoon te voorkomen. Het woord inbannen heeft een totaal andere betekenis dan de bedoelde betekenis. Het is een kaartterm: met een troef een slag winnen. Waarschijnlijk heeft de schrijver van de zin gedacht aan indammen, maar ook dat woord zou hier niet correct geweest zijn. Het komt veel voor dat woorden feitelijk een andere betekenis hebben dan de betekenis die de schrijver bedoelt. Nog enkele voorbeelden zijn: * Mensen met psychiatrische problemen, zoals faalangst, extreme verlegenheid en problemen met rouwverwerking, kunnen veel baat hebben bij een serie gesprekken met een psycholoog. In dit voorbeeld is psychiatrisch verkeerd gekozen: psychiatrische problemen hebben betrekking op geestesziekten als schizofrenie, depressie en stoornissen als ADHD en PDD-NOS. Deze problemen worden behandeld door een psychiater en niet door een psycholoog. Het woord psychiatrische moet dus worden vervangen door psychische. *
Mensen met een laag eigenbeeld kiezen steeds vaker voor cosmetische chirurgie. Het woord eigenbeeld bestaat niet. Er moet natuurlijk zelfbeeld staan. Misschien dacht de schrijver aan woorden als eigenbelang en eigenbaat. Maar die woorden hebben heel andere betekenissen. 2
Contaminaties * De onzin die je me nu opschotelt opschotelt, heb ik nog nooit eerder gehoord. In de zin hierboven heeft de schrijver twee woorden verhaspeld: opdissen en voorschotelen. Een woord dat zo ontstaan is noemen we een contaminatie. Men haalt woorden of twee vaste woordgroepen door elkaar, bijvoorbeeld: het is duur en het kost veel, of: hij rookt als een ketting (dit is een contaminatie van: hij is een kettingroker en hij rookt als een ketter ketter). Gebruik eventueel een woordenboek om je woordkeuze te controleren.
THEORIE STIJLKWESTIES OP WOORDNIVEAU
221
3
Verkeerde voorzetsels * Vaak worden nabestaanden van slachtoffers bijgevallen door de media in hun protest om het vonnis. In de zin moet staan: tegen het vonnis. Let er altijd op of je het goede voorzetsel gebruikt. Er zijn zelfs speciale voorzetselwoordenboeken, waarin je kunt opzoeken of je het juiste voorzetsel bij een zelfstandig naamwoord of werkwoord hebt gebruikt. Nog een paar voorbeelden van verkeerd gebruikte voorzetels: * In vergelijking tot moet zijn: In vergelijking met. * Stilstaan voor de schoonheid van de natuur moet zijn: Stilstaan bij de schoonheid van de natuur.
4
Inconsequent gebruik van werkwoordstijden * Ze lopen op straat en keken vreemd op toen opeens… Als je eenmaal een keuze hebt gemaakt voor de tegenwoordige of verleden tijd, moet je daaraan vast blijven houden. Gebruik dus niet opeens de verleden tijd in een tekst als je eerder in diezelfde tekst nog de tegenwoordige tijd hebt gebruikt.
5
Incongruentie * Het meisje riepen naar de jongens. Het onderwerp is hier enkelvoud, maar de persoonsvorm staat in het meervoud. Dat mag (natuurlijk) niet. We spreken in zo’n geval van incongruentie. Congruentiefouten kunnen verschillende oorzaken hebben: • Als het onderwerp meervoudig is, maar er ook enkelvoudsvormen tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan, vergeet je soms het eigenlijke getal (enkelvoud of meervoud). * De berichten over de komst van een nieuw asielzoekerscentrum aan de rand van de gemeente, zorgde voor veel commotie. Er had dus moeten staan: ... zorgden voor veel commotie. •
Het zinsdeel dat voorop staat, wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien. * De deelnemers worden gevraagd een kleine bijdrage te geven. In deze zin is de deelnemers geen onderwerp, maar meewerkend voorwerp: iemand verzoekt iets áán de deelnemers. Daarom moet hier wordt staan. •
* * *
6
222
Een steeds vaker voorkomende incongruentiefout is die waarbij een woord dat grammaticaal gezien enkelvoud is (zoals aantal, massa, hoeveelheid hoeveelheid) voor een meervoudswoord wordt aangezien: Op het dancefeest kwamen een massa jongeren af. Kwamen moet zijn: kwam. Een aantal leerlingen werden geschorst. Werden moet zijn: werd. De bewoners belden de brandweer, die gelukkig meteen arriveerden. Arriveerden moet zijn: arriveerde.
Inconsequent gebruik van persoonlijke voornaamwoorden * Als je kijkt naar al die reallife-programma’s zou ik denken dat we onderhand allemaal weleens op televisie zijn geweest. Er zijn zo veel van die programma’s dat men zich afvraagt: zijn ze allemaal al aan de beurt geweest en begint men dan weer van voren af aan?
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
De schrijver van het stukje tekst gebruikt heel veel verschillende persoonlijke voornaamwoorden: je, ik, we, men, ze. Daardoor is het niet zo duidelijk wie elke keer bedoeld wordt; de tekst wordt vaag en leest bovendien onprettig. Kies ervoor om een eenmaal gekozen persoonlijk voornaamwoord te handhaven, tenzij je doelt op een andere groep. Als ik kijk naar al die reallife-programma’s vraag ik me weleens af of iedereen onderhand op televisie is geweest. En als iedereen al op televisie is geweest, wat doen de makers van die programma’s dan? Beginnen ze dan weer van voren af aan en komen die mensen dan voor de tweede keer op de buis? 7
Vage woorden Vage woorden maken een tekst saai: * Men was het regeringsbeleid zat. * De meeste mensen gaan dit jaar naar Frankrijk. * De hedendaagse jongere heeft veel geld te besteden. In deze zinnen worden heel grote groepen mensen aangeduid. Daardoor gaan de personen waarover de tekst gaat, niet leven. Ook een begrip als veel geld is vaag: hoeveel dan? En trouwens: wat is veel? Je kunt ook schrijven: – De kiezers lieten zien dat ze het regeringsbeleid zat waren. – 72% van de Nederlandse vakantiegangers gaat dit jaar naar Frankrijk. – Scholieren met een bijbaantje hebben gemiddeld 45 euro per week te besteden.
8
Onnodige herhalingen: pleonasmen en tautologieën In een pleonasme wordt een deel van de betekenis van een woord in een ander woord herhaald: * grote reus * naar het buitenland exporteren * vooraf waarschuwen In feite zeg je iets dus dubbelop. Een pleonasme wordt niet altijd als een taalfout beschouwd. Soms wordt het als stijlmiddel gebruikt om iets extra nadruk te geven. Het was vroeg in de ochtend, en de sneeuw in de straat was nog prachtig wit. In een tautologie wordt de volledige betekenis van een woord nogmaals in een ander woord uitgedrukt. * Zij is niet in staat te kunnen komen. (in staat zijn – kunnen) * Ik ben gedwongen u dit te moeten meedelen. (gedwongen zijn – moeten) * We zullen er in de toekomst rekening mee houden. (zullen – in de toekomst) Meestal is een tautologie een echte fout, maar in bepaalde vaste verbindingen keuren we de tautologie goed, zoals in: vast en zeker, wis en waarachtig.
THEORIE STIJLKWESTIES OP WOORDNIVEAU
223
9
Verkeerde verwijswoorden * Het bedrijf heeft zestig van haar honderd werknemers ontslag aangezegd. Naar zelfstandige naamwoorden die het lidwoord het krijgen, wordt met zijn verwezen. In plaats van haar honderd werknemers had er in de voorbeeldzin dus moeten staan zijn honderd werknemers. Voor het gebruik van verwijswoorden is een aantal regels te geven:
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden • Mannelijke zelfstandige naamwoorden krijgen: hij/zijn. • Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgen: zij/haar. • Onzijdige zelfstandige naamwoorden krijgen: het/zijn. Let op: (het gezellige Amsterdam) • Namen van landen en steden zijn onzijdig. (het Bij persoonsaanduidingen die grammaticaal gezien onzijdig zijn, gaat het natuurlijke geslacht • vóór het grammaticale geslacht. (Het meisje vergat haar boek.) • Concrete zelfstandige naamwoorden (schoen, tafel, rugzak) zijn meestal mannelijk. • Vrouwelijke zelfstandige naamwoorden eindigen vaak op: -heid, -nis, -ing (na een woordstam), -schap, -de, -te, -ij, -ie, -iek, -ica, -theek, -teit, -tuur, -ture, -suur, -sure, -ide, -ode. Het persoonlijk voornaamwoord het kan verwijzen naar: • – een voorafgaande zin (Jullie hebben je kranig gedragen; ik vond het indrukwekkend). – een zin die volgt (Het (Het irriteert me dat hij altijd te laat is.) Gebruik bij twijfel altijd een woordenboek! • hen/hun: Je mag hun nooit als onderwerp gebruiken! •
Aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden • Aanwijzende voornaamwoorden: – de-woorden krijgen: deze/die ((Die vrouw snoot haar neus) – het-woorden krijgen: die/dat ((Dat Dat boek wil ik lezen) • Betrekkelijke voornaamwoorden: – mannelijke/vrouwelijke woorden krijgen: die. (de man die een bekeuring kreeg) – onzijdige woorden krijgen: dat. (het meisje dat daar loopt) Let op: • Het betrekkelijk voornaamwoord dat verwijst naar een het-woord in de zin. (Ik heb een boek gekregen dat ik leuk vind.) Het betrekkelijk voornaamwoord wat gebruik je: • – als je wilt verwijzen naar de voorgaande zin. (Ik heb een boek gekregen, wat ik leuk vind.) – als je wilt verwijzen naar iets onbepaalds. (iets, alles enzovoort) enzovoort – bij de overtreffende trap (beste, leukste enzovoort) enzovoort als er geen zelfstandig naamwoord volgt. Vergelijk: – Dat is het mooiste wat ik ooit gezien heb. – Dat is het knapste meisje dat ik ooit gezien heb.
224
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
Bijwoorden • Bijwoorden zijn bijvoorbeeld: hierover, hierop, waaraan, waarmee, waarvoor, eraan, daarover enzovoort. Let op: • Voor dingen en dieren gebruiken we: waarmee, waarover, waaraan. wie, met wie wie, voor wie enzovoort. • Naar personen verwijs je altijd met: aan wie
In teksten hoor je niet over een witregel heen te verwijzen. Ook een rechtstreekse verwijzing naar de titel van de tekst is uit den boze. * Zoals de titel al aangeeft, ben ik tegen abortus. 10 Wel of geen -n? Zelfstandig gebruikte woorden als meeste(n), alle(n), weinige(n), vele(n), enzovoort (zogenoemde onbepaalde voornaamwoorden) krijgen een slot-n als ze naar personen verwijzen. Met ‘zelfstandig gebruikt’ bedoelen we dat er geen zelfstandig naamwoord achter staat. Hoe laat komt iedereen? De meesten komen om acht uur. (Het zelfstandig naamwoord staat er niet achter.) De meeste mensen komen om acht uur. (Het zelfstandig naamwoord staat er wel achter.) Waar zijn de slingers? De meeste liggen in een grote doos. (Er wordt niet verwezen naar personen.) Varkens zijn consumptiedieren. De meeste worden geslacht. (Er wordt niet verwezen naar personen.) 11
Leenwoorden en barbarismen Onze taal kent veel leenwoorden die heel gewoon zijn geworden: trottoir, cadeau, horloge, tram, understatement. Sommige woorden en uitdrukkingen zien er heel ‘Hollands’ uit, maar komen toch uit een andere taal: doorsnee en daadwerkelijk (uit het Duits); al met al en een glimp opvangen (uit het Engels). Woorden die we onterecht van andere talen hebben overgenomen, noemen we barbarismen. Barbarismen zijn fout. We onderscheiden germanismen (ontleend aan het Duits), anglicismen (ontleend aan het Engels) en gallicismen (ontleend aan het Frans). Voorbeelden van anglicismen zijn: – Als regel beginnen we om tien uur in plaats van In de regel... – frontpagina in plaats van voorpagina – sale in plaats van uitverkoop Voorbeelden van germanismen zijn: – planmatig in plaats van volgens plan – middels in plaats van door middel van – veilig stellen in plaats van beschermen – überhaupt Voorbeelden van gallicismen zijn: – De leraar onderstreepte het nut van krantlezen (in plaats van benadrukte).
THEORIE STIJLKWESTIES OP WOORDNIVEAU
225
Als een woord helemaal is ingeburgerd, spreek je niet meer van een barbarisme, maar van een leenwoord. Soms is dat onderscheid echter moeilijk te maken: Wie zou nu nog weten dat gelijkberechtigd een germanisme is? En voor veel mensen is überhaupt een ingeburgerd begrip. 12 Archaïsmen Woorden die sterk verouderd zijn, noemen we archaïsmen. Het is beter ze niet te gebruiken. derhalve, bestendigen, derhalve, bestendigen, doch, doch, gaarne, gaarne, indien, indien, pogen, pogen, reeds, reeds, sedert, sedert, zijdens zijdens. Gebruik liever: daarom, voortzetten, echter, graag, als, proberen, al, sinds, van de kant van. 13 Lastige woordparen Hieronder staat een lijst woordparen waarvan bekend is dat ze nogal eens tot verwarring leiden. • dan/als * Hij is groter als ik. Deze zin is fout, want na een vergrotende trap moet dan gebruikt worden: Zij is groter dan ik. Bij een vergelijkende trap hoort als: Zij is even groot als ik. We gebruiken dan ook na ander en anders: Ik kies toch voor een ander dan jij. Er zit niets anders op dan te vertrekken. In alle andere gevallen gebruiken we als: Zij is even groot als hij. Bij dan en als wordt vaak ten onrechte mij gebruikt. * Zij is groter dan mij mij. Dit moet zijn: Zij is groter dan ik (ben). • hun/hen * Ik geef hen iets. Deze zin is fout. Er moet namelijk hun staan als het om een meewerkend voorwerp gaat zonder voorzetsel, en dat is hier het geval. Correct is: Ik geef hun iets. Hen moet gebruikt worden bij een meewerkend voorwerp met een voorzetsel: We geven aan hen een nieuwe kans. Hen moet ook gebruikt worden als het om een lijdend voorwerp gaat: Waar blijven Paul en Elze? Ik bel hen. Hun kan geen onderwerp zijn. Een veelgehoorde zin als * Hun hebben dat gedaan is grammaticaal gezien dus fout. • *
226
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
met de hulp van / met behulp van Als de kinderen met behulp van brigadiers de weg overgestoken zijn, komen ze veilig op het schoolplein aan.
Hier is sprake van een foutieve woordkeuze, omdat met behulp van bij zaken hoort. Bij mensen en dieren gebruiken we met de hulp van. Je zegt dus: Met behulp van een breekijzer kreeg ik de deur open. Met de hulp van mijn broer kreeg ik de deur open. • te danken aan / te wijten aan * Onze nederlaag is te danken aan onze gebrekkige tactiek. Te danken aan moet gebruikt worden als er sprake is van een positief gevolg van een menselijke handeling. Te wijten aan hoort bij een negatief gevolg. Sommigen gebruiken ook bij negatieve gevolgen te danken aan. Dat is fout. De zin hierboven moet dan ook luiden: Onze nederlaag is te wijten aan onze gebrekkige tactiek. • heel / hele * Dat is een hele goede keuze. De zin hierboven is fout, omdat het woord heel als versterkend bijwoord niet verbogen moet worden. Het is dus: een heel goede keuze, een heel fijne kerst en een heel prettige vakantie. • schijnbaar / blijkbaar Je gebruikt schijnbaar als je niet zeker weet of iets het geval is: Jeroen is al twee dagen niet op school geweest. Hij is schijnbaar ziek. Als je wel zeker weet dat iets het geval is, gebruik je het woord blijkbaar: Jeroen klaagde gisteren al over keelpijn en koorts. Hij is nu blijkbaar ziek. • omdat / doordat en daarom / daardoor Omdat geeft een reden aan; aan het gevolg is een beslissing voorafgegaan: Ik ga niet naar de volleybaltraining, omdat ik het proefwerk biologie nog moet leren. Doordat geeft een oorzaak aan waarop je geen invloed kunt uitoefenen: De auto vloog uit de bocht doordat het plotseling begon te ijzelen. De volgende zin is dus niet goed: * Ik heb het proefwerk biologie niet geleerd doordat ik naar volleybaltraining moest. De bijwoorden daarom en daardoor gebruik je op dezelfde manier: Daarom geeft een reden aan en daardoor een gevolg: Het regent. Daarom trek ik mijn regenbroek aan. Het regent. Daardoor ben ik kletsnat geworden. • tenzij / mits Tenzij betekent: behalve als. Het komt voor in een zin als: Patrick gaat mee, tenzij hij geen toestemming krijgt van zijn ouders. Mits betekent: op voorwaarde dat. Het komt voor in een zin als: Patrick gaat mee, mits zijn vader hem toestemming geeft. • vergeten zijn / vergeten hebben Vergeten zijn betekent: iets niet meer weten. Ik ben vergeten hoe de schrijver van het boek Een nacht om te vliegeren heet.
THEORIE STIJLKWESTIES OP WOORDNIVEAU
227
Vergeten hebben betekent: iets niet gedaan hebben. Ik heb vergeten mijn boek mee te nemen. De zin * Ik ben vergeten mijn boek mee te nemen is dus fout: Vergeten zijn betekent immers: niet meer weten. • twijfelen / weifelen Twijfelen betekent: onzeker zijn. Ik twijfel eraan of het wel goed is om morgen naar de kroeg te gaan. De politie twijfelt aan de goede bedoelingen van de verdachte. Als je twijfelt, kun je het beter niet doen. Weifelen betekent: niet weten wat je moet gaan doen, aarzelen. Jeanine weifelde of zij de groene of de rode trui zou kopen. Ik weifel nog of ik mee zal gaan op vakantie naar de Ardennen. • ten slotte / tenslotte Gebruik ten slotte als laatste woord in een opsomming: Ten slotte bespreek ik wat er aan dit probleem valt te doen. Gebruik tenslotte in de betekenis van uiteindelijk, per slot van rekening. Het is tenslotte te gek voor woorden dat de burger moet opdraaien voor de kosten van vandalisme. • hoe lang / hoelang? Hoe lang duidt een afmeting aan: Hoe lang is jullie nieuwe tafel? Hoelang duidt tijd aan: Hoelang hebben jullie nu al verkering?
228
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
STIJLKWESTIES OP ZINSNIVEAU 1
Ontspoorde zinnen * Doordat we om zeven uur thuis moesten zijn, wilden we nog vlug even in de nieuwste attractie waar we nog niet in waren geweest omdat we waren de tijd helemaal vergeten en nu was het bijna te laat. Als je zinnen erg lang maakt, loop je de kans dat sommige deelzinnen grammaticaal gezien niet meer goed aansluiten op het voorafgaande deel. Je mag best af en toe lange zinnen maken, maar dan moet je wel kijken of elke deelzin goed op de voorafgaande aansluit. In de voorbeeldzin is dat niet het geval. Ontspoorde zinnen noemen we ook wel anakoloeten. Ook korte zinnen kunnen ontsporen, als je niet bij elkaar zet wat bij elkaar hoort.
2
Tangconstructies * Het inmiddels veelbesproken en beroemd geworden incident met de ontblote borst van Janet Jackson, hangt mij persoonlijk de keel uit. Als we tussen twee woorden die bij elkaar horen heel veel andere informatie plaatsen, noemen we dat een tangconstructie. Tangconstructies zijn onoverzichtelijk en daarom onwenselijk. Hieronder staan een paar voorbeelden: * Nadat ik mijn ontbijt, doorgaans bestaande uit een kom yoghurt met muesli, een kopje thee en wat onbespoten fruit van de biologische groenteboer groenteboer, had genuttigd, begaf ik mij naar school. * Op de door het inmiddels jarig geweeste kamerlid van de VVD gestelde vragen, gaf de minister-president een helder antwoord.
3
Foutieve samentrekkingen Woorden weglaten in plaats van herhalen noemen we ‘een samentrekking maken’. In de zin Zij ging eerst naar huis en daarna naar school luidt de volledige zin: Zij ging eerst naar huis en zij ging daarna naar school. Maar zij en ging zijn in de tweede deelzin weggelaten, omdat dat stilistisch fraaier is. In dit geval is op de samentrekking niets aan te merken, want ze voldoet aan de regels die voor een samentrekking gelden. Die regels zijn: • Het weggelaten gedeelte moet dezelfde vorm hebben. * Ik heb een nieuwe dynamo en achterlicht gekocht. Deze samentrekking is fout omdat het nieuw achterlicht is en niet nieuwe achterlicht. Het woord ‘nieuwe’ kun je in zulke gevallen niet weglaten. Samentrekken kan dus wel in de zin: Ik heb nieuwe schoenen en kleren gekocht. • Het weggelaten gedeelte moet dezelfde betekenis hebben. * Hij maakte een vergissing en vervolgens dat hij wegkwam. Deze samentrekking is fout omdat het weggelaten maakte hier een andere betekenis heeft dan het wél opgenomen maakte. In het eerste geval betekent maken: (een vergissing) begaan, in het tweede geval betekent maken: ervoor zorgen (dat dat je wegkomt wegkomt). Samentrekken kan dus wel in de zin: Hij maakte appeltaart en cake.
THEORIE STIJLKWESTIES OP ZINSNIVEAU
229
Het weggelaten zinsdeel moet dezelfde grammaticale functie hebben. Dat wil zeggen dat het weggelaten zinsdeel in beide gevallen op dezelfde wijze moet worden benoemd: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, enzovoort. Een zin als: * Die fiets heb ik tweedehands gekocht en bevalt mij goed. is fout, omdat die fiets lijdend voorwerp is in het eerste deel van de zin, terwijl het weggelaten die fiets in de tweede helft van de zin onderwerp is. Samentrekken kan dus wel in de zin: Die fiets heb ik tweedehands gekocht en opgeknapt. •
4
Foutieve inversie Je kunt zinnen op verschillende manieren opbouwen. Om een tekst aantrekkelijk te maken, kun je variaties in de woordvolgorde aanbrengen. Vergelijk de twee tekstjes hieronder en merk op dat het tweede tekstje veel levendiger is. Ik moet morgen de hele middag naar een tennisclinic. Ik heb overmorgen een proefwerk Duits. Ik leer vanavond het proefwerk. Morgen moet ik de hele middag naar een tennisclinic. Ik heb overmorgen een proefwerk Duits. Vanavond leer ik het proefwerk. De manier waarop in de tweede tekst variatie is aangebracht, noemen we inversie. Bij inversie wordt de meest gebruikelijke woordvolgorde, Onderwerp Persoonsvorm, omgedraaid en krijg je Persoonsvorm - Onderwerp. Zowel de zin Ik leer vanavond voor het proefwerk (O - PV) als de zin Vanavond leer ik het proefwerk (PV - O) is correct. Merk op dat er in de zin met inversie een ander zinsdeel, in dit geval vanavond vanavond, voor de persoonsvorm is geplaatst. In de volgende zinnen is inversie foutief toegepast: * Morgen ga ik naar de tennisclinic en wil ik het proefwerk Duits vanavond leren. * De sneeuwval is uitgebleven en konden wij daardoor niet skieën. * Ik wist niet dat hij zou komen en sloeg ik hem blij verrast op de schouders. In alle zinnen is inversie opgetreden, zonder dat er een ander zinsdeel voor de persoonsvorm staat. *
Omdat ik morgen een tennisclinic heb en overmorgen een proefwerk Duits, ik moet vanavond al leren. De zin hierboven is fout, omdat er achterin juist wel inversie had moeten optreden: ... moet ik vanavond al leren. Foute zinnen zoals hierboven beschreven noemen we ook wel ‘Tante Betjes’ (naar de tante van de bekende taalcriticus Charivarius, die in haar brieven voortdurend foutieve inversie toepaste).
230
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
5
Foutieve beknopte bijzinnen * Vrolijk liedjes zingend werden de aardappels geschild. Hier staat dat de aardappels liedjes aan het zingen waren terwijl ze geschild werden. Zo’n fout noemen we een foutieve beknopte bijzin. De beknopte bijzin is het gedeelte vrolijk liedjes zingend. Een beknopte bijzin wordt gekenmerkt door het ontbreken van het onderwerp. Omdat het onderwerp is weggelaten, moeten we ervan uitgaan dat het hetzelfde onderwerp is als in de hoofdzin. In het gegeven voorbeeld is dat aardappels, waardoor er in feite staat: ‘Terwijl de aardappels vrolijk liedjes aan het zingen waren, werden ze geschild.’ Die betekenis is natuurlijk nooit bedoeld. De bijzin mag dan ook alleen verkort worden tot een beknopte bijzin als het weggelaten onderwerp gelijk is aan het onderwerp in de hoofdzin. Een ander voorbeeld van een foutieve beknopte bijzin is: * Na een half uur in de oven te hebben gestaan, aten zij de pizza op. Hier staat eigenlijk dat de tafelgenoten een half uur in de oven hebben gestaan, voordat ze de pizza opaten. Goed is: Nadat de pizza een half uur in de oven had gestaan, aten zij het gerecht op. Ook in zakelijke brieven komen vaak foutieve beknopte bijzinnen voor: * Ingesloten zend ik u een kopie van het artikel in plaats van Hierbij stuur ik... * Bijgaand leveren wij u de gevraagde bureauartikelen in plaats van Hierbij leveren wij... Merk op dat in de foute zinnen hierboven feitelijk staat dat ik respectievelijk wij zijn ingesloten dan wel bijgaand zijn. Je hebt gezien dat foutief beknopte bijzinnen tot nogal komische betekenissen leiden. Kijk ook maar eens naar de volgende voorbeelden: * Eenmaal op de camping aangekomen, begon dan eindelijk de langverwachte vakantie. * Hijgend op het station aangekomen, vertrok de trein net. * Gisteren nog aanwezig op de brigdeclub, moesten we vannacht onverwacht afscheid nemen van onze lieve vader en opa.
6
Lijdende vorm Zinnen in de lijdende vorm herken je aan het gebruik van de hulpwerkwoorden worden of zijn, bijvoorbeeld in de zin: Aangeraden wordt om tijdig met de spreekbeurt te beginnen. Deze zinnen zijn niet fout, maar lastiger om te lezen dan zinnen in de bedrijvende vorm, zoals: De docent raadt aan om tijdig met de spreekbeurt te beginnen. Teksten die veel lijdende vormen bevatten, worden ‘stroef’: je moet ze soms meer dan één keer lezen om ze te begrijpen. * Mijn broer is gisteren bij een valpartij tijdens de basketbaltraining door zijn enkel gegaan. Hij is door de trainer naar de EHBO-afdeling gebracht. Hij is daar eerst onderzocht en toen werd zijn voet door een verpleegkundige ingetapet. Hij is door zijn vriend weer thuisgebracht. Tegenwoordig wordt er gezegd dat je weer snel op de verstuikte voet moet lopen.
THEORIE STIJLKWESTIES OP ZINSNIVEAU
231
De voorgaande tekst staat bijna helemaal in de lijdende vorm en is behalve lastig om te lezen ook oersaai. Het kan ook zo: Gisteren ging mijn broer tijdens de basketbaltraining door zijn enkel. De trainer bracht hem toen naar de EHBO-afdeling van het ziekenhuis. Hij werd eerst onderzocht. Daarna tapete een verpleegkundige zijn voet in. Zijn vriend bracht hem weer thuis. Tegenwoordig krijg je het advies snel weer op een verstuikte voet te lopen. Merk op dat in de tekst hierboven nog een lijdende vorm staat: Hij werd eerst onderzocht. Je ziet dat het beperkte gebruikte van de lijdende vorm niet fout is en niet altijd storend hoeft te zijn. 7
Naamwoordstijl Als schrijvers heel veel zelfstandige naamwoorden in een zin stoppen, is dat lastig om te lezen. Kijk maar eens naar de zin: Het dragen van petten en andere hoofddeksels tijdens examens alsmede de medeneming van mobiele telefoons wordt in verband met controle op fraude door de surveillance als bezwaarlijk ervaren. Zo’n zin lezen we makkelijker als er meer werkwoorden in staan: Je mag geen pet of ander hoofdddeksel dragen tijdens het examen. Ook mag je geen mobiele telefoons meenemen. Docenten kunnen dan beter controleren of de leerlingen fraude plegen. Het voordeel van de zin in naamwoordstijl is dat die afstandelijker en daarom serieuzer klinkt. Maar wat heb je daaraan als de lezer je niet meer begrijpt?
8
Foutieve opsommingen Je moet er goed op letten dat: – je hygiënisch werkt; – dat je geen vloeistoffen morst; – flessen na gebruik weer sluit. Bij opsommingen ontsporen zinnen nogal eens doordat een deel van de opsomming niet goed aansluit bij het stamgedeelte. In het voorbeeld hierboven sluit alleen het eerste gedeelte aan op de stam. Het tweede lid van de opsomming begint ten onrechte met dat dat, dat immers al in de stam staat. Bovendien staat er ten onrechte geen punt-komma aan het einde van het lid. In het derde lid is je ten onrechte weggelaten. De opsomming is hieronder goed geformuleerd: Je moet er goed op letten dat je: – hygiënisch werkt; – geen vloeistoffen morst; – de flessen na gebruik weer sluit.
232
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
9
Onvolledige zinnen In onvolledige zinnen is een deel van de zin weggelaten, meestal het onderwerp of de persoonsvorm. Onvolledige zinnen zijn niet altijd fout. Denk maar aan: • noodsituaties: Help! Brand! • krantenkoppen: Stranden Spanje ernstig vervuild • mededelingen: Briefjes inleveren op de administratie. Hieronder staat een aantal gevallen waarin het wel fout is om onvolledig te formuleren: • – –
Losse bijzinnen Ik eet geen vlees. Omdat ik de bio-industrie verafschuw. Ik ben naar de nieuwste James Bondfilm geweest. Hoewel ik niet van actiefilms houd. Zinnen met voegwoorden, zoals omdat, nadat, hoewel, ofschoon en dergelijke komen nooit zelfstandig voor, maar moeten met een komma aan de hoofdzin verbonden worden. • Hiaten (= ontbrekende woorden) – Zij klagen dat ze te weinig tijd hadden voor die toets. In deze zin ontbreekt na klagen het woordje erover. – Zoals bekend bezoekt Sinterklaas ook dit jaar onze school moet zijn: Zoals bekend is, bezoekt Sinterklaas ook dit jaar onze school. • Telegramstijl De telegramstijl kan handig zijn als je snel een mededeling moet doen. In zakelijke teksten kun je deze stijl echter beter vermijden. – Ben tegen kernenergie. Altijd al geweest. Slecht voor milieu. Gevaarlijk bovendien. 10 Dubbele ontkenningen * Ik heb er nooit geen zin in om mijn huiswerk te maken. Dat zullen je leraren en ouders fijn vinden, want als je nooit geen zin hebt, heb je dus altijd zin. Dubbele ontkenningen van het type nooit geen zorgen juist voor het tegenovergestelde van wat je bedoelt. Wees ook voorzichtig met het opnemen van ontkennende woorden los van elkaar. Het is bij zo’n formulering vaak lastig te achterhalen wat er nu precies bedoeld wordt. Probeer maar te bedenken wat de volgende zinsneden nu eigenlijk betekenen. Ik denk niet dat het niet verkeerd is om… Het is niet ondenkbeeldig dat...
THEORIE STIJLKWESTIES OP ZINSNIVEAU
233
STIJLMIDDELEN Stijlmiddelen zijn woorden en zinsconstructies die je kunt gebruiken om je tekst mooier en aantrekkelijker te maken. Vier vormen die in de Module Schriftelijke Taalvaardigheid aan bod komen, zijn: • varieer je zinsbouw; • gebruik werkwoorden in plaats van naamwoorden; • maak gebruik van beeldspraak; • vermijd clichés. Daarnaast kun je ook gebruikmaken van de stijlmiddelen, die vaak door schrijvers van romans, verhalen en gedichten gebruikt worden. Ook zakelijke teksten worden een stuk aantrekkelijker als je deze stijlmiddelen goed weet te gebruiken. En in spreektaken zul je merken dat luisteraars aan je lippen hangen als je van tot tijd een treffend gekozen stijlfiguur inzet. Accumulatio Je zet woorden die qua betekenis en gebruik verwant zijn bij elkaar, zodat ze samen een min of meer compleet geheel vormen en daardoor indruk maken. Wasknijpers, batterijen, touwtjes, elastiekjes, pleisters, jodium, een schaartje, een hamertje, een schepje… Als je gaat kamperen zijn het vaak de kleine dingen die je vergeet mee te nemen. Alliteratie Je gebruikt in een zin of tekst veel woorden met een gelijke beginklank: De zon in de zee zien zakken. Anafoor Je herhaalt een woord of woordgroep enkele keren: M’n fiets, hij is gestolen. M’n fiets, hij was zo mooi. M’n fiets, ik mis je. Anticlimax Je geeft een opsomming van een aantal gebeurtenissen, waarbij je van spannend naar minder spannend gaat: Het was geweldig, dat wil zeggen mooi, of liever gezegd best wel aardig. Antithese Je gebruikt tegengestelde begrippen: ‘Tussen droom en daad staan wetten in de weg.’ (Willem Elsschot) Gezocht: dood of levend. Aposiopese Het afbreken van een gedachte om die door de lezer zelf te laten aanvullen: Hij doet zo aardig tegen me de laatste tijd. Hij zal toch niet… Beeldspraak Bij beeldspraak vergelijk je datgene waarover je het hebt of de persoon over wie je het hebt (= het verbeelde) met iets of iemand anders (= het beeld): Dat huis is als een droompaleis. Een goede beeldspraak berust op overeenkomst. Is er geen overeenkomst tussen de
234
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
dingen die vergeleken worden, dan is de beeldspraak niet goed. Bij beeldspraak zien we vaak als-vergelijkingen. Hij heeft handen als kolenschoppen. Ze voelt zich als een vis in het water. Maar je kunt ook vergelijkingen hebben zonder als: De Himalaya: het dak van de wereld Een bepaalde vorm van beeldspraak noemen we metonymia. Deze beeldspraak berust niet op een vergelijking of overeenkomst, maar er is wel een bepaalde relatie tussen het verbeelde en het beeld. We onderscheiden verschillende soorten metonymia, waarvan we er vier noemen. • Je noemt een deel in plaats van het geheel: De koppen bij elkaar steken. • Je noemt het geheel in plaats van een deel: Nederland heeft fout gehandeld. (Bedoeld is: de Nederlandse regering.) • Je noemt de maker in plaats van het gemaakte: Daar hangt een Karel Appel. • Je noemt het omhulsel in plaats van de inhoud: Wie wil er nog een glaasje? Een vorm van beeldspraak is ook de metafoor, waarbij je iets rechtstreeks bij een andere naam noemt. Dat doe je omdat je overeenkomsten ziet tussen de persoon die je bedoelt of het ding dat je bedoelt en het beeld dat je noemt. Het zijn varkens! (Bedoeld zijn dan bepaalde personen.) Veel spreekwoorden bevatten treffende vormen van beeldspraak: het kalfsvel volgen (soldaat worden), met stille trom vertrekken (stiekem weggaan), grof geschut gebruiken (grote woorden gebruiken). Cliché Een cliché is een vaak gebruikte zinswending, die door de veelvuldige herhaling geen zeggingskracht meer heeft. Een cliché wordt ook wel een ‘versleten’ uitdrukking genoemd: Soms zit het mee, soms zit het tegen. Niet klagen, maar dragen. Schitteren door afwezigheid. Climax Bij een climax probeer je steeds sterkere woorden te gebruiken om de spanning of zeggingskracht op te voeren: Seconden, minuten, uren, dagen, eeuwen. Eufemisme Een eufemisme is een verzachtend of verhullend woord. Je gebruikt een eufemisme vaak omdat een ander woord taboe is of te sterke gevoelens oproept: Hij is op zeventigjarige leeftijd heengegaan (in plaats van gestorven). Hyperbool Een hyperbool is een sterke overdrijving: Toen haar vriend het afspraakje afzegde, voelde zij zich diep en diep ellendig.
THEORIE STIJLMIDDELEN
235
Litotes Je gebruikt een ontkennend woord of een verkleinvorm om iets juist scherper te doen uitkomen: Dat is niet slecht. (Dat is goed.) Mooi scootertje. (Wat een geweldige scooter.) Paradox Een paradox is een schijnbare tegenstelling, een tegenstelling die geen echte tegenstelling is: Schrijven is schrappen. Nog één zo’n overwinning en ik ben verloren (Pyrrhus) Personificatie Je doet alsof iets een persoon is terwijl dat niet zo is. Daardoor geef je datgene wat je zegt vaak wel meer kracht, al kunnen er ook mensen zijn die een gebruikte personificatie overdreven vinden: De sneeuwvlokken dekken het concentratiekamp toe, als willen zij onze schuld en onze schaamte onzichtbaar maken. Pleonasme en tautologie In de tekst Stijlkwesties op woordniveau hebben we aangegeven dat pleonasmen en tautologieën meestal taalfouten zijn. Je zegt iets dubbelop: vooraf waarschuwen, het eerste begin. Maar een enkele keer kun je met opzet een pleonasme of een tautologie gebruiken. Je zet het dan in als stijlmiddel. Voorbeeld van een goed gebruikt pleonasme: Dat is een mooie ronde cirkel die je getekend hebt hebt, als je spreekt tegen een jong kind dat al de hele tijd echte cirkels probeert te tekenen. Voorbeelden van goed gebruikte tautologieën: vast en zeker, wis en waarachtig, kommer en kwel. Retorische vraag Een retorische vraag is een vraag waarop men geen antwoord verwacht, omdat de vraagsteller het antwoord al in de vraag verborgen heeft. Een zonnige vakantie aan de Costa Brava, wie wil dat nou niet? Wie lacht niet, die de mens beziet? Spot Spot is een sterk stijlmiddel dat bovendien een humoristisch effect heeft. We onderscheiden drie vormen van spot: • ironie = milde spot Fijn dat jij er ook bent (als iemand te laat binnenkomt). Op weg naar Frankrijk zou mijn vrouw zou kaartlezen. Ach, Zwitserland is ook een mooi vakantieland. Een manier om ironisch te zijn is het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt, zoals in de voorbeelden hierboven. Maar ook de overdrijving en het understatement zijn typisch ironische stijlmiddelen. • sarcasme = harde spot Leraren zijn net mensen: er zijn er te veel van. Heeft de tuinman je haar geknipt? • cynisme = wrede, onmenselijke spot Gezellig voetbalfeestje in Liverpool: 95 doden.
236
MODULE FORMULEREN, SPELLEN, LEESTEKENS
Understatement Hierbij geef je de gevoelens die je hebt met opzet sterk afgezwakt weer. Of je doet alsof iets wat eigenlijk heel erg is, heel gewoon is. Het understatement is een vorm van ironie. Als iemand bijvoorbeeld tamelijk vervelend zegt over iets wat heel erg is, dan is dat een understatement. Andere voorbeelden: Ik ben niet zo blij met die twee voor Engels. Zij voelde zich een beetje alleen toen haar man haar op kerstavond verliet voor zijn jonge vriendin. Woordspeling Een woordgrapje ontstaat als je de verschillende betekenissen van een woord of uitdrukking op geraffineerde wijze combineert. Meestal ontstaat een humoristisch effect: De duiker is diep gezonken. De kapper kapt ermee.
THEORIE STIJLMIDDELEN
237