Thema 4 Straatmuzikanten
Les 1 Straatmuzikanten • Luister eens even stil naar de geluiden om je heen. → Welke geluiden heb je gehoord? → Zou je die geluiden ook gehoord hebben als je er niet bewust op gelet had?
We gaan vandaag beginnen met het thema luisteren.
Let tijdens het lezen van het verhaal op de verschillende vormen van luisteren die in het verhaal voorkomen. De juf leest het verhaal voor. Iedereen houdt zijn vinger bij de tekst. Antwoorden: • Luisteren naar muziek • Luisteren naar de radio • Luisteren naar de mening van een ander.
De winkelier zegt dat de jongens voor geluidsoverlast zorgen. Geluidsoverlast betekent dat je last hebt van geluid, bijvoorbeeld van de radio van de buren of van het verkeer.
De jongens gaan naast een winkel met cd’s staan. Cd is de afkorting van compact disc. Dat is een schijfje met muziek erop,die je kunt afspelen met een cd-speler. Weet je van de voorloper van de cd is?
De man kijkt altijd chagrijnig. Als je chagrijnig bent, heb je een slecht humeur en ben je onvriendelijk.
Een cassetterecorder is een apparaat waarmee je cassettebandjes kunt afspelen, bijvoorbeeld met muziek erop. Je kunt er ook geluid mee opnemen.
Een journalist verzamelt nieuws, bijvoorbeeld door mensen te interviewen. Hij schrijft stukken over het nieuws voor in de krant, of gebruikt het voor radio- of tv-programma’s.
Maria werkt bij de radio-omroep. Hier maken ze programma’s die via de radio worden uitgezonden.
Maria geeft haar een visitekaartje aan de jongens. Op een visitekaartje staat iemands naam, adres en telefoonnummer en/of het adres en telefoonnummer van het bedrijf waarvoor hij werkt.
Na de boze uitval van de man zijn de jongens beduusd; ze zijn verbaasd en weten even niet meer wat ze moeten zeggen. Maak eens een beduusde indruk.
Gelukkig vergeten ze het incident snel als ze weer muziek gaan maken. Een incident is een onprettige gebeurtenis, bijvoorbeeld een ruzie.
Kinderrechten zijn de rechten van kinderen. Die zijn door een groot aantal landen samen afgesproken en vastgelegd. Deze regels helpen om kinderen te beschermen en om te zorgen dat ze naar school kunnen. Voorbeelden zijn het recht op een eigen mening, het recht op onderwijs, het recht op medische verzorging en het recht op onderdak.
Je mening is wat je ergens van vindt. Recht hebben op een eigen mening betekent dat je zelf mag weten hoe je ergens over denkt. Maar dat houdt wel in dat anderen het niet altijd met je eens zijn of doen wat jij wilt.
De journaliste werkt bij de regionale radio-omroep. Regionaal betekent voor of voor van een bepaald gebied. Een regionale omroep zendt programma’s uit die je alleen in een bepaald gebied kunt horen. Weet je of er in deze regio ook een regionale omroep is?
Verwerking: Bereid in tweetallen een kort interview voor, voor de klassikale radio-omroep. Eén kind is de journalist en de ander de geïnterviewde. Het gaat over de laatste nieuwtjes uit de klas en spannende dingen die binnenkort gaan gebeuren. Verwerk zoveel mogelijk themawoorden uit deze les in het verhaal. Presenteer je interview aan de rest van de groep.
Reflectie: • Wat vind je van de interviews die je hebt gehoord? • Was het nieuws interessant voor de luisteraars? • Was het steeds duidelijk waar het over ging? • Werden de themawoorden gebruikt? We gaan aan het thema luisteren werken en over de rechten van het kind.
Les 2 Maak dat je wegkomt! → Wat vind je van de reactie van de boze winkelier uit het ankerverhaal? → Begrijp je zijn bezwaren? → Waarom reageert Joris zo chagrijnig als Maria hem vraagt of ze weten welke dag het morgen is?
Vandaag gaan we op zoek naar stemmingen van mensen in het verhaal.
• De man die de kinderen wegstuurt is boos, dat merk je aan de woorden: “Maak dat je wegkomt” “Ik erger me”. →Waaraan kun je nog meer merken dat iemand boos is? Gezichtsuitdrukking, stem, gebaren, lichaamshouding. • Boos zijn is een stemming. → Kun je nog meer stemmingen bedenken? blij, enthousiast, teleurgesteld, verdrietig. → Op welke manier komen die tot uitdrukking? • De jongens zijn het niet eens met het gedrag van de winkelier. Maar dat zeggen ze niet tegen hem. Ze mopperen er achteraf over tegen elkaar. • Soms is het beter je mening voor je te houden, omdat je misschien ruzie krijgt, waar je niks mee oplost of mensen onnodig kwetst.
Situatie naspelen: Een kind heeft een kleed op het trottoir gelegd met daarop speelgoed dat het wil verkopen. Een vrouw met een kinderwagen loopt over het trottoir en kan bijna niet langs de uitstalling. Ze wordt boos. → Hoe reageer je daarop? • De anderen kijken welke stemmingen ze herkennen en of de spelers de meningen aan elkaar durven te vertellen. → Welke stemmingen zie je terug? → Wie van de spelers liet het duidelijkst zijn eigen mening horen? → Zou je het in het echt ook zo doen? → Wat was goed en wat was minder goed aan de bedachte oplossingen?
Reflectie: • Is het moeilijk om over je gevoelens te praten? Waarom? • Wat is er belangrijk als je praat over gevoelige dingen? Je moet elkaars gevoelens respecteren al hoef je het niet met elkaar eens te zijn. • Waarom is het belangrijk iemands stemming te herkennen tijdens een gesprek? Je kunt het gesprek anders voeren als blijkt dat het onderwerp gevoelig ligt.
Les 3 En de rest? (R/V) Delen uit het ankerverhaal: Een man stootte. De munten rolden. Jullie jagen. Ze raapten. Ik vind. → Wat valt je op? Alleen de persoonsvorm en het onderwerp staan er, de “rest” van de zin is weggelaten. We gaan deze les oefenen met de rest van de zinnen.
→ Benoem de persoonsvorm en het onderwerp in de volgende zinnen. → Wat is de functie van de rest van de zin? 1. Joris loopt op de stoep. De rest vertelt waar Joris loopt. 2. Joris loopt omdat hij geen geld heeft voor de bus. De rest vertelt waarom Joris loopt. 3. Joris loopt erg langzaam. De rest vertelt hoe Joris loopt. 4. Joris loopt met Daniël samen. De rest vertelt met wie Joris loopt. 5. Joris loopt vanavond. De rest vertelt wanneer Joris loopt. → Bedenk eens een rest bij de zin “Ik slaap”.
Reflectie: • Hoe ben je te werk gegaan bij het bepalen van de rest? • Hoe heb je het onderwerp en de persoonsvorm gevonden? • Welke soorten resten heb je gevonden? Wat, waar, wanneer, waarom, hoe, met wie. • De persoonsvorm en het onderwerp van de zin zijn samen erg belangrijk, maar de rest is vaak net zo belangrijk. • De rest geeft belangrijke informatie over wat er gebeurt of over hoe, waar, waarom, met wie/ waarmee en/of wanneer de activiteit plaatsvindt.
Les 4 Daar hebben wij wel oren naar! (R/V) • Daar heb ik wel oren naar! • Dit betekent: ergens geïnteresseerd in zin. → Op welk moment van het verhaal zou je deze uitdrukking kunnen gebruiken? Deze les gaan we spreekwoorden en uitdrukkingen verklaren.
Je legt een verband tussen de letterlijke en figuurlijke betekenis. Als je ergens wel oren naar hebt, wil je ergens goed naar luisteren. Je houdt de oren dus zo, dat je goed kunt horen wat de ander zegt. Een spreekwoordenboek is alfabetisch opgebouwd. Om te weten op welk woord je moet zoeken, kijk je wat het belangrijkste woord is, oftewel trefwoord. Het trefwoord is meestal een zelfstandig naamwoord. → Wat is het trefwoord van de uitdrukking “er oren naar hebben?” oren • In de meeste spreekwoorden moet je zoeken op het basiswoord. • Staat het woord in het meervoud, dan zet je het in het enkelvoud. • We kijken wat er staat bij oren.
Wie niet horen wil, moet maar voelen. • In deze zin zit geen zelfstandig naamwoord, je kunt dan het woord horen nemen. • Je woorden op een goudschaaltje leggen. → Wat is het trefwoord? woord •
Als er twee zelfstandig naamwoorden in het spreekwoord staan, moet je zoeken op de eerste.
Reflectie: • Moest je alle spreekwoorden en uitdrukkingen opzoeken in het spreekwoordenboek, of waren er bij die je zelf wist? • Hoe bepaalde je het trefwoord?
Les 5 Afkortingen in het nieuws Maria v. Bakhoven, journalist, R.R.O. Tel.nr. 345345/b.g.g. 06 2346786 m.i.v. 10 mei a.s. nieuwe adres: Parklaan 10 Dit is de tekst op het visitekaartje van Maria van de regionale omroep. → Welke afkortingen staan er allemaal in de tekst? v. = van, R.R.O = Regionale Radio Omroep, Tel.nr. = telefoonnummer, b.g.g = bij geen gehoor, m.i.v.=met ingang van, a.s. = aanstaande Vandaag gaan we oefenen met het omzetten van woorden in afkortingen en het vinden van de juiste woorden bij een afkorting.
Door middel van het algemene informatienummer van de regionale radio-omroep, komt de mevrouw die op nummer tien van de Biltstraat woont, achter het telefoonnummer van Maria van Bokhoven. → Welke woorden kunnen door afkortingen worden vervangen? D.m.v. het alg. informatienr. van de r.r.o., komt de mevr. Die op nr.10 van de Biltstr. woont, achter het tel.nr. van Maria v. Bokhoven. • M.b.v. de uitzending op de radio konden a.d.h.v. een interview o.a. dhr. en mevr. v.d. Laar worden opgespoord. → Welke woorden horen bij de afkortingen? Met behulp van de uitzending op de radio konden aan de hand van een interview onder andere de heer en mevrouw van der Laar opgespoord.
Er zijn verschillende soorten afkortingen: 1. Afkortingen zoals enz. waarbij men alleen het eerste stukje van het woord gebruikt. Daarna volgt een punt om aan te geven dat het woord niet af is; 2. Afkortingen zoals d.m.v. waarbij het om twee of meer woorden gaat. Van elk woord wordt de eerste letter genomen en dan een punt gezet om aan te geven dat het woord niet volledig is geweest. → Welke afkortingen ken je zelf al? a.u.b. = alstublieft blz. = bladzijde i.p.v. = in plaats van o.l.v. = onder leiding van max. = maximaal
Reflectie: • Waarom vind je afkortingen handig of juist niet? • Waarom denk je dat afkortingen gebruikt worden? • Waar kom je veel afkortingen tegen? • Welke afkortingen gebruik je zelf wel eens en wanneer?
Les 6 De onderwerpen in het journaal Joris, Daniël en John uit het ankerverhaal werken mee aan een nieuwsprogramma van de regionale-omroep. In een nieuwsprogramma wordt aandacht besteed aan de onderwerpen die op dat moment in het nieuws zijn. → Welke onderwerpen kunnen aan bod komen? Politiek, sport, nieuws uit het buitenland, kunst en cultuur.
We gaan vandaag kijken naar een nieuwsprogramma dat speciaal is gemaakt voor kinderen.
→ Wat
• •
• •
is het verschil tussen het jeugdjournaal en het volwassenen journaal? De onderwerpen worden duidelijker uitgelegd. Er wordt vanuit de belevingswereld van kinderen naar een onderwerp gekeken. Er komen vaak kinderen aan het woord. Er wordt afgesloten met een positief bericht.
We kijken naar het jeugdjournaal. → Wat waren de hoofdonderwerpen en wat de bijzaken? De hoofdonderwerpen komen aan het begin van de uitzending en er wordt veel over verteld. → Wat was de hoofdzaak bij het eerste onderwerp? → Vond je dit onderwerp interessant? Waarom? Niet iedereen is geïnteresseerd in dezelfde dingen. Onderwerpen over iets dat je zelf hebt meegemaakt hebt of over landen waar je wel eens geweest bent, spreken je vaak meer aan dan onderwerpen waar je nooit iets mee te maken hebt.
Reflectie: • Hoe vond je het op een kritische manier naar een uitzending te kijken? • Heb je nu meer informatie onthouden dan anders? • Is het belangrijk om kritisch te kijken naar informatie die je aangeboden krijgt? Waarom? * Een journalist die reportages maakt heeft ook een eigen mening, deze zie je soms terug. Daar hoeft niet iedereen het mee eens te zijn. Je moet dus niet alles klakkeloos aannemen wat je hoort of leest.
Les 7 Een vrolijke noot Maria uit het ankerverhaal noemt twee kinderrechten: een veilig en gezond leven en bescherming bij oorlog. We leren deze les drie functies van de dubbele punt.
We kennen de volgende muziekinstrumenten piano, gitaar, trompet, accordeon, dwarsfluit. In deze zin is een dubbele punt nodig, om aan te geven dat er een aantal dingen opgesomd moeten worden. → Zet hem op de juiste plek. • Judith kon niet komen: haar fiets was gestolen. Hier betekent de dubbele punt dat er een uitleg of verklaring komt, namelijk waarom Judith niet kon komen. • De man zie dat hij de muziek erg mooi vond. → Wat kan hij precies gezegd hebben? De man zei: “Ik vind de muziek erg mooi”. De dubbele punt geeft hier aan dat er iets letterlijk gezegd gaat worden, namens dat wat tussen aanhalingstekens staat. De dubbele punt wordt dus op drie verschillende manieren gebruikt: 1. Voor een opsomming; 2. Voor een verklaring; 3. Voor letterlijk aangehaalde woorden.
Reflectie: • Hoe zijn de kinderen te werk gegaan? • Heb je de zin voor jezelf opgelezen om te horen waar de pauze komt? • Waarom is het belangrijk om te horen waar de pauze komt? • Waarom is het belangrijk te weten hoe je de dubbele punt moet gebruiken? Je kunt dan beter leesbare en duidelijkere zinnen maken en je kunt de zinnen die leest beter begrijpen.
Les 8 Hoorzaak (R/V) Een auto-ongeluk is een heel ernstig incident, waarbij soms een ambulance moet komen. → Hoe zorgt een ambulance ervoor dat hij zo snel mogelijk ter plekke is? Een sirene is bedoeld om mensen te waarschuwen, zodat ze aan de kant gaan om de ambulance er door te laten. In deze les zoeken we in een tekst naar middel (sirene) en doel (zo snel mogelijk ter plaatsen zijn) en naar oorzaak(bijvoorbeeld gladheid) en gevolg (een auto-ongeluk)
Bedenk eens meer middelen om het doel te bereiken. (zo snel mogelijk ter plaatsen zijn) Zwaailicht, hard rijden, de kortste weg nemen. Conclusie: het doel is wat je wilt bereiken; het middel is hoe je dat doet. De oorzaak is waardoor iets gebeurt. Het gevolg is hetgeen wat er door deze oorzaak gebeurt. → Wat is het gevolg van de oorzaak; een alarm gaat steeds per ongeluk af? We gaan een tekst lezen waarin middeldoelrelaties en oorzaak-gevolgrelaties door elkaar gebruikt worden. →→→→→→
Reflectie: • Begrijp je de relatie tussen het doel en middel en tussen oorzaak en gevolg? • Je begrijpt het verhaal beter als je deze relaties herkent. • Je kunt dan zinnen en gebeurtenissen aan elkaar koppelen en wordt een verhaal een samenvattend geheel, in plaats van losse gebeurtenissen.
Les 9 Een melodie vol fantasie (R/V) → Noem je naam eens hardop en geef aan waar de klemtoon ligt. Marcel = goed Marcel = fout → De klemtoon is belangrijk als je woorden die op ie eindigen in het meervoud wilt zetten.
Woorden in het enkelvoud op een tweeklank eindigen, schrijf je in het meervoud meestal op –en. bij – bijen trui – truien kei – keien Dit geldt ook voor woorden die eindigen op –ie. knie – knieën Als er twee e’s naast elkaar staan kan er verwarring ontstaan over de uitspraak. Daar waar het meervoud begint zetten we de trema. (knieën) Dit doe je alleen als de klemtoon eindigt op ie! Valt de klemtoon niet op ie, dan schrijf je het woord enkel met een n. Bijvoorbeeld: olie – oliën porie – poriën bacterie – bacteriën
Reflectie: • Kende je alle woorden? • Kon je toch aanvoelen waar de klemtoon lag? • Bij de meeste woordenboeken wordt aangegeven waar de klemtoon ligt. (daar staat een streep onder) • Waarom is het belangrijk om te weten waar de klemtoon valt?
Les 10 Straatmuzikanten (vervolg) Het ankerverhaal begon met een boze man en eindigde met een uitnodiging voor een radioprogramma. → Wat zal er in deel 2 gebeuren? Vandaag ga je het vervolg van het verhaal horen.
Luisteropdracht: Vind je dat de jongens het optreden op de radio op de juiste manier gebruikt hebben en waarom? De juf leest het ankerverhaal voor. Houd je vingers bij de tekst.
Een opnamestudio is een plaats waar de radioprogramma’s opgenomen worden
De wanden van de studio zijn bekleed met schuimrubber. Schuimrubber is rubber met luchtbelletjes erin. Er worden bijvoorbeeld matrassen van gemaakt. Schuimrubber veert als je erop drukt.
Om het geluid te testen spelen de jongens een paar akkoorden. Een akkoord zijn drie of meer muzieknoten die tegelijk klinken. Er worden bijvoorbeeld drie toetsen tegelijk ingedrukt op de piano of drie snaren op de gitaar.
Ze gaan live de uitzending in. Dat betekent dat het programma meteen uitgezonden wordt, iedereen kan alles horen wat er in de studio gebeurt. Wat is spannender: een live uitzending maken of een uitzending opnemen die pas later uitgezonden wordt. Waarom?
Maria maakt een gebaar dat de jongens stil moeten zijn: ze houdt een vinger voor haar mond. Een gebaar is een soort teken; het is een beweging waarmee je iets uit kunt drukken zonder erbij te praten.
De jongens brengen eerst wat muziek ten gehore. Ten gehore brengen is een uitdrukking, het betekent hetzelfde als iets laten horen.
Joris krijgt als eerste het woord. Het woord krijgen betekent de beurt krijgen om iets te zeggen.
Maria hoopt dat veel luisteraars het verhaal van Joris horen. Een luisteraar is iemand die luistert.
De jongens vinden het allemaal spannend, mar Maria is niet nerveus. Als je nerveus bent, dan ben je zenuwachtig. Wat viel je als je nerveus bent?
Vandaag is de dag bij uitstek om met kinderen van gedachten te wisselen. Van gedachten wisselen is met elkaar praten om elkaars mening te horen.
Maria knikt Joris bemoedigend toe. Ze wil hem moed geven om iets te durven zeggen. Wat is het tegenovergestelde van bemoedigen? Op welke manier kun je bemoedigen of ontmoedigen?
Maar Joris is niet verlegen meer, hij praat opeens heel resoluut: hij aarzelt niet, hij weet precies wat hij wil.
De man aan de telefoon vindt het lovenswaardig wat de jongens voor John doen. Hij vindt het heel goed van ze. Iets wat lovenswaardig is verdient het om geprezen te worden.
Verwerking: Ieder groepje speelt een situatie uit het ankerverhaal na: 1. de jongens doen met Maria een test voordat de uitzending begint; 2. de uitzending begint en Maria kondigt de jongens aan; 3. De jongens vertellen over hun plannen; 4. De winkelier belt op naar de uitzending. Een iemand uit het groepje is de verteller. Deze vertelt wat er gebeurt, terwijl de spelers uitbeelden en de gesproken tekst opzeggen.
Reflectie: • Leg uit wat bedoeld wordt met de rechten van het kind. • Kun je voorbeelden noemen? • Over welk recht wilde Maria met de jongens praten, toen ze werd onderbroken door het telefoontje van de winkelier? • Wat zouden de jongens daarop zeggen? Het recht op een eigen mening; de jongens mogen bijvoorbeeld andere muziek mooi vinden dan de boze winkelier. * Welke rechten vind je zelf belangrijk?
Les 11 Foro Banna John uit het ankerverhaal komt uit Sierra Leone. Vandaag gaan we een tekst bekijken van een West-Afrikaans lied. Uit de vertaling van de liedtekst gaan we de belangrijkste woorden halen.
→ Hoe kun je de belangrijkste woorden of kernwoorden uit een tekst halen? Je moet eerst weten waar de tekst over gaat, bijvoorbeeld door naar de titel te kijken en eventuele plaatjes die erbij staan. Als je het onderwerp dan nog niet weet neem je de tekst snel door zonder echt helemaal te lezen. → Probeer dit eens met de tekst van les 10. → Wat is de titel? → Wat staat er op de tekening? → Lees de tekst globaal door. Lees uit elke alinea een aantal woorden. → Kun je het onderwerp nu in een paar woorden weergeven? Een radio-uitzending over kinderrechten. • Nu ga je op zoek naar kernwoorden. Het is handig dit per alinea te bekijken. Kernwoorden zijn belangrijk voor de verloop van het verhaal, ze hebben niet altijd iets met het onderwerp te maken. → Schrijf de kernwoorden van de eerste twee alinea’s eens op. Bijvoorbeeld: opnamestudio, uitzending, gasten, dag van de Rechten van het Kind. Met deze kernwoorden kun je het verhaal weergeven. Joris, Daniël en John zijn te gast in de opnamestudio, bij een uitzending over de dag van de Rechten van het Kind. Ditzelfde ga je zelfstandig doen in het taalboek met een Zuid-Afrikaanse liedtekst.
Reflectie: • Hoe heb je het onderwerp bepaald? • Kon je gebruik maken van de titel of tekening? • Moest je globaal de tekst doornemen? • Noem enkele kernwoorden bij het samenvatten van de tekst. • Heb je steun aan de kernwoorden bij het samenvatten van de tekst?
Les 12 Beste Unicef… (R/V) Voor deze les hebben we losse gelinieerde blaadjes nodig. De reflectie hoort bij de inhoud van de les. Journaliste Maria van Bokhoven maak een radioprogramma over de Rechten van het Kind. Daarvoor moet zij achtergrondinformatie verzamelen. → Hoe kan Maria deze vinden? Maria heeft een brief geschreven aan Unicef, een organisatie die opkomt voor de rechten van kinderen.
We gaan in deze les de informatie in deze brief in de goede volgorde zetten.
→ Waar moet je op letten bij het schrijven van een brief? • Bij het schrijven van een brief aan iemand die je niet kent (een organisatie of instantie) moet de inhoud en de opbouw heel duidelijk zijn. Degene die de brief ontvangt moet begrijpen waarom hij de brief krijgt, wat de vraag of boodschap is en wat er van hem of haar verwacht wordt. (inhoud) • Zet niet te veel informatie in de brief, want dan kan de ontvanger in de war raken. De vaste opbouw helpt hierbij.
• 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7.
Geef kort aan wat journaliste Maria moet schrijven: Datum Voor wie?/aanhef Waarover? (begin/inleiding, leg uit waarom Maria de brief schrijft) Midden (vragen om informatie die je nodig hebt) Einde (uitleggen wat voor reactie ze van Unicef verwacht) Afsluiting en ondertekening Envelop (deze wordt einde van de les uitgelegd)
Reflectie: • Welke onderdelen heeft een brief? Datum- aanhef- begin- midden- einde- afsluiting en ondertekening- envelop) • Waarom is een goede opbouw van een brief belangrijk? • Denk je dat de brief begrijpelijk is voor de ontvanger: een medewerker van Unicef? • Wat moet er op de envelop komen te staan? De naam van de organisatie, het adres, de postcode en de plaats. Op de achterkant de gegevens van de afzender.
Les 13 Allemaal geluiden In het ankerverhaal maken Joris, John en Daniël samen muziek. De winkelier noemde het geluidsoverlast. → Welke verschillende geluiden veroorzaken geluidsoverlast? → Van wat voor soort geluiden heb je last? Harde en/of onprettige geluiden. → Maakt het voor de sterkte van het geluid uit hoe groot het ding is dat geluidsoverlast geeft? Soms, niet altijd. Deze les gaan we geluiden en geluidsbronnen sorteren naar grootte en sterkte.
→ Noem eens geluiden die verschillend van geluidsterkte zijn. Noem ook de bron erbij. knal – straaljager tikken – klok ronken – automotor roepen - marktkoopman → Zet ze de geluiden eens van zacht naar hard. → Zet ze nu eens op volgorde van grootte van de geluidsbron. Bij bovenstaande woorden is dit toevallig deze rij.
Reflectie: • Had je alle geluiden zelf wel eens gehoord? • Kon je (toch) inschatten of er veel of weinig geluid uit de geluidsbron kwam? • Wat vond je makkelijker sorteren; van klein naar groot of van minder naar meer geluid? Waarom? • Maken de grootste dingen ook het meeste geluid?
Les 14 Rechten op de radio (R/V) In les 12 vraagt Maria van Bokhoven Unicef informatie over de rechten van het kind. Unicef heeft informatie opgestuurd. Met deze informatie gaan we een uitzetting schrijven over kinderrechten.
Een uiteenzetting is een tekst waarin je de lezer iets wilt leren over een bepaald onderwerp door informatie te geven en uitleg te geven. 1. In het begin leid je het onderwerp in. 2. Je beschrijft waarover je het gaat hebben. • Op bladzijde 50 van het taalboek extra lees je over het recht op een schone klas. (de juf leest dit voor) • Bedenk zelf een inleiding bij het onderwerp “De rechten van het kind”. Bijvoorbeeld dat iedereen kind rechten heeft, dus ook kinderen, of dat het belangrijk is dat er rechten voor kinderen zijn. In het middenstuk geef je meer informatie over het onderwerp. Je geeft uitleg, kenmerken, voorbeelden, oorzaken en gevolgen. → Welke informatie zou hier passen? De juf leest het middenstuk van de uiteenzetting uit de tekst voor. (taal extra) In het einde geef je een korte samenvatting en vertel je iets over hoe het in de toekomst verder zal gaan. → Welke informatie zou hier passen? De juf leest het einde uit het taalboek extra voor.
Reflectie: • • • •
Ben je zelfstandig aan het werk geweest? Hoe heb je problemen opgelost? Hoe ben je begonnen? Wat waren de achtereenvolgende stappen? • Wat zou beter kunnen?