Thema 4 Pesten en klasmanagement
Leerdoelen • • • • • •
Het verschil tussen een school-‐ en klasaanpak voor pesten beschrijven met voorbeelden. De kernmerken van succesvolle antipest-‐aanpakken kunnen schetsen. Een anti-‐pestaanpak kritisch doorlichten op succesfactoren. Aanpakken op school-‐ en op klasniveau met voorbeelden toelichten. Naast preventieve ook interventiegerichte aanpakken met voorbeelden kunnen toelichten. Het KiVa project kort beschrijven en hoe het in Vlaanderen kan opgezet worden.
Advance organizer
In Klasse van de maand januari 2014 op pagina 58, stond deze foto:
De foto spreekt rechtstreeks de leerkracht aan. Kan je even zelf bedenken (1) waarom deze leerling dit denkt of zegt en (2) wat je als leerkracht zou kunnen doen in een school waar pesten voorkomt?
Voor ook deze tweede activiteit uit. Lees onderstaand uittreksel uit onderstaand artikel uit De Standaard van 18 februari 2014. Leid uit het artikel ten minste drie kenmerken van een effectief anti-‐pest programma af. Met dansjes stop je geen pestkoppen -‐ Hoe goedbedoeld ook, acties als ‘Move tegen pesten’ van Ketnet zijn veel te soft en schrikken pesters niet af. Goed doordachte campagnes moeten pesters met de neus op de feiten drukken. Met een vermanend vingertje alleen lossen we het probleem niet op, zegt Marc Michils, wie pest moet gestraft worden. Wie? Directeur Vlaamse Liga -‐tegen Kanker. Ex-‐ceo Saatchi & Saatchi Brussels. Wat? Sensibiliseren is één luik, alleen in combinatie met een sanctie kunnen pesters op andere gedachten gebracht worden. (…) De antipestcampagnes moeten een versnelling hoger schakelen. Hoe goedbedoeld ook, campagnes als ‘Move tegen pesten’, ‘Pesten is stom’, ‘Pesten is niet cool’ zijn veel te soft. Ze bagatelliseren het probleem, het lijkt een spelletje dat je niet mag spelen. ‘Foei, jongens, dat is niet tof’. Pesten zit stilaan op het niveau van maatschappelijke plagen als alcohol en rijden, roken, meeroken en te snel rijden. Het is bewezen in het onderzoek van Klasse bij 1.200 kinderen dat een softe aanpak niets uithaalt: ‘ruim de helft van de kinderen heeft niets aan de dansjes en liedjes tegen pesten’, zegt Christian Labinne, de voorzitter van de vzw Zinloos Geweld. En al zeker jongeren lachen daarmee. Pesten vraagt om een veel hardere taal en toon. We hebben indertijd ook de vrolijkheid van ‘Glaasje op, laat je rijden’ moeten verlaten voor een hardere aanpak. (…) Natuurlijk is er ook werk aan de winkel voor scholen en leraars. Er is nood aan lokale, informatieve campagnes. ‘De pesters vragen een specifieke aanpak. Vaak is pesten een manier om frustraties te uiten’, zegt psychologe Marjan Gerarts. Het initiatief ‘Re:Pest’, een antipestgame dat pestgedrag tussen leerlingen bespreekbaar moet maken, is een begin. De ‘KiVa’-‐lessen in Finland gaan nog verder. Het is een wetenschappelijk onderbouwd langdurig antipestprogramma met een preventief en een genezend luik. Campagnes kunnen zeker helpen, maar zijn op zich onvoldoende. Sensibiliseren gaat niet zonder sanctioneren. Je moet informeren, de pester demotiveren, de gepeste zich zo snel mogelijk weer veilig laten voelen. Maar je moet tegelijkertijd dreigen en normatieve grenzen trekken. (…)
2
Een definitie van pesten
Pesten is een complexe vorm van gedrag dat door verschillende auteurs ook verschillend wordt gedefinieerd. In deze cursus gaan we uit van de volgende definitie (Ttoty & Farrington, 2011, p.28). Daarbij staat het verschil voorop in de machtsverhoudingen tussen de verschillende spelers in een pestsituatie: “The definition of school bullying includes several key elements: physical, verbal, or psychological attack or intimidation that is intended to cause fear, distress, or harm to the victim; an imbalance of power (psychological or physical) with a more powerful child (or children) oppressing less powerful ones; and repeated incidents between the same children over a prolonged period of time.”
Anti-‐pest acties: zijn ze effectief? Pesten staat in het nieuws. Dit is een gelukkig fenomeen omdat het de kritische en negatieve invloed ervan op betrokkenen aan de kaak stelt. Maar teveel komen daarbij de dramatische gevolgen van pestgedrag aan bod (bijvoorbeeld zelfmoord). Een gelukkige vaststelling is dat we ook een toename zien van acties, programma’s, games, publiciteitsspots, … die pesten onder de aandacht brengen. De vraag is of die aanpakken wel zoden aan de dijk brengen dus het aantal slachtoffers doet dalen en feitelijk pestgedrag helpt verminderen. In deze context is het interessant een recent reviewartikel te lezen dat een systematische analyse geeft van anti-‐pest programma’s en zich vooral focust op welke programma’s wel of geen effect hebben en ook welk kenmerken van deze programma’s samengaan met een positief effect. In het recent reviewartikel van Ttoty & Farrington (2011) werden 53 verschillende programma’s onderzocht. Op basis van 44 ervan kon een effect size (d) berekend worden. Interessant om mee te geven is dat het onderzoeken van het effect van anti-‐pest programma’s lastig is. In heel wat onderzoeken stelt men soms vast dat – initieel – het pesten en het aantal slachtoffers toeneemt. Dit lijk toe te schrijven aan een grotere aandacht voor pesten, proportioneel meer aanmeldingen en eindelijk “durven” opkomen voor de eigen positie in een klas of de school. Verder in dit thema bekijken we meer in detail een succesvol anti-‐pestprogramma dat in Vlaanderen en Nederland succesvol is ingevoerd en waarvan onderzoek ook kan aantonen dat het effectief is. Hier vind je alvast een korte beschrijving van dit KiVa programma (gebaseerd op Ttoty & Farrington (2001, p.37): “The KiVa program from Finland (Karna et al. forthcoming) used the Internet (including password-‐specific online questionnaires and Web-‐based forums for teachers) and visual learning environments (e.g., computer games involving bullying) to change students’ attitudes about bullying. All materials were highly structured, corresponding to teaching periods with specific aims. KiVa Effectiveness of school-‐based programs to reduce bullying 29 included classroom discussions, group work, short films about bullying, and roleplaying exercises. Teachers were trained and issued with special vests to wear in the schoolyard to enhance their visibility. The program also included peer support groups for victims of bullying and cooperative group work among experts in dealing with children involved in bullying. 3
Finally, parents were given information and advice about bullying in guides and during special information nights.”. Maar even terug naar de overzichtsstudie van bovenstaande auteurs. Voor elke interventie werd geanalyseerd welk typische “elementen “ in een programma voor kwamen (gebaseerd op analysekader van Campbell Collaboration (Farrington and Ttofi, 2009). In de volgende tabellen komen 16 van deze 20 kenmerken naar voren; 4 andere kenmerken bleken niet voor te komen in deze studies: (1) informatie geven aan leerkrachten; (2) een herstelgerichte benadering volgen; (3) het gebruik van pest-‐ rechtbanken en (4) het gebruik van virtual reality computerspellen. Tabel met overzicht van effect sizes bij componenten van verschillende anti-‐pest campagnes
Voor de 16 overige kenmerken kan uit volgende tabel afleiden of ze een effect hebben op het verminderen van pestgedrag en een daling van het aantal slachtoffers. Let in de figuur op waar de ods ratio (OR) het grootst is, in de No (effect) kolom of in de Yes(effect) kolom. Zo zie je dat er een stijging is van slachtoffers en pesten bij het opzetten van peer support groups van pestslachtoffers.
4
Figuur 1. Overzicht onderzoeksresultaten van Ttoty & Farrington (2001, p.41).
In bovenstaande figuur lees je in de rechterkolom af of het significantieniveau lager is dan p<.01. Kernconclusie is dat schoolgebaseerde anti-‐pest campagnes een – gemiddeld klein maar -‐ positief effect hebben op de vermindering van pestgedrag (-‐20%) en dat er tussen de 17 en 20 % minder slachtoffers worden vastgesteld. Statistisch is dit een kleine effect size, maar in de praktijk is elke vermindering in pestgedrag en/of aantal slachtoffers van belang.
Kenmerken van succesvolle antipest programma’s
Belangrijk is dat de volgende kenmerken van anti-‐pest programma’s samenhangen met een positief effect (zie bovenstaande figuur): -‐ het betrekken (en informatie geven) van ouders; -‐ een betere aanpak van toezicht in de niet-‐klas contexten op school (speelplaats, tuin, eetzaal, sportruimte, …). 5
-‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐ -‐
meer intensieve programma’s (Meer dan 20 uren en opgezet overheen meer dan 240 dagen); een krachtdadige disciplinaire aanpak van pesters; het versterken van alle klasmanagement aanpakken; een leerkrachtenopleiding; het instellen van heldere regels op klasniveau; het feit dat de anti-‐pest aanpak gebeurt op schoolniveau en klasniveau; het opzetten van schoolbrede conferenties gericht op dit thema; het gebruik van didactische werkvormen die gebaseerd zijn op samenwerkend leren.
Uit het overzicht kan evengoed afgeleid worden wat minder goed werkt (althans niet op basis van onderzoek in deze lijst van evaluatiestudies). Zo valt op dat het focussen op het werken met een ondersteunende peer-‐groep voor pestslachtoffers, minder goed werkt (althans wanneer het geïsoleerd wordt opgezet). De auteurs van de reviewstudie pleiten overigens voor een accreditatiesysteem waarbij enkel programma’s die “erkend” zijn zouden mogen ingevoerd worden in scholen omdat deze leiden tot een effect. Overigens leren we uit het onderzoek overzicht vooral dat intensieve en langdurige programma’s belangrijk zijn. Swearer, Espelage, Vaillancourt en Hymel (2010, p.39) benadrukken in dit verband dat schoolprogramma’s pas een effect hebben nadat ze twee jaar na elkaar zijn geïmplementeerd. Bovenstaande auteurs geven ook een aantal verklaringen waarom in veel studies géén positief effect wordt gevonden van een anti-‐pest beleid. Ten eerste benadrukken ze dat teveel studie geen rekening houden met de invloed van familie en peers buiten de schoolcontext. Ten tweede blijken programma’s veranderingen in de kenmerken van de lerenden mee in rekening te brengen. Dit verklaart waarom veel LGTB-‐leerlingen (Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender) onder de radar van het anti-‐pestbeleid vallen. Een laatste factor zien ze in een te beperkte focus op de gekende daders, terwijl alle aandacht naar “alle leerlingen” gaat. Udo (2013) komt in een Nederlandse – nog recentere review van de literatuur – tot een concreter overzicht na aanpakken op school-‐ en klasniveau. De voorbeelden zijn inspirerend om zelf verder deze aanpakken te verkennen in de literatuur en de gepastheid voor uw context of school te verkennen.
Wie zijn de pesters? In elk preventieprogramma is het handig te weten of er typische kenmerken samenhangen met daderschap van pesten of slachtoffer van pesten. Swearer, Espelage, Vaillancourt en Hymel (2010, p.40) benadrukken dat het lastig is om hierover tot algemene conclusies te komen, maar hun analyse van de literatuur geeft aan dat: -‐ Slachtoffers hebben dikwijls een of ander “deficit”; bv. een fysische handicap, leermoeilijkheden). Ook jongeren met een afwijkende seksuele voorkeur zijn sneller een slachtoffer (LGTB Lesbian, Gay, Bisexual and Transgender). -‐ Daders zijn meestal populaire, attractieve jongeren zijn die een informele leidersrol op zich nemen. Niet dikwijls zijn het ook jongeren die sociaal vrij intelligent zijn. Maar ook leerlingen met een of ander “deficit” blijken de rol van
6
pester op zich te nemen. Dit laatste wordt door de onderzoekers beschouwd als een mechanisme om te vermijden dat ze zelf verder slachtoffer zijn van pesten.
Deze analyse helpt alvast om in de context van een anti-‐pestprogramma niet enkel de volledige schoolpopulatie voor ogen te houden, maar minstens risicojongeren (zowel daders als slachtoffers) op te volgen.
De rol van de leerkracht
Niettegenstaande de focus op schoolbrede anti-‐pest interventies blijft de rol van elke individuele leerkracht essentieel. Craig, Pepler en Atlas (2000) stellen bv. vast dat slechts in 15% tot 18% van de gevallen van pesten een leerkracht tussenkomt. Ten eerste is dit uiteraard gelieerd aan het feit dat veel leerkrachten niet weten dat er pestgedrag voorkomt (en niet in die contexten aanwezig zijn). Ten tweede rapporteren in een context waar er géén anti-‐pest beleid wordt gevoerd, maximaal 50% slachtoffers pestgedrag aan ouders of leerkrachten. In 30% van de gevallen rapporteren de slachtoffers zelfs aan niemand hun situatie. Kernpunt is dat leerkrachten zich bewust zijn van wat er zich afspeelt in een klas. Dit sluit aan bij de kenmerken van succesvolle aanpakken waarin alle leerkrachten betrokken worden in anti-‐pest programma’s en ze minimaal informatie erover krijgen, maar ook een actieve rol kunnen krijgen als begeleider van interventieprocessen.
Het KiVa programma
Williford, Boulton, Noland, Little, Kärnä. & Salmivalli (2012) beschrijven een uitgebreide evaluatiestudie van het Finse KiVa programma. Het KiVa programma bestaat uit de volgende elementen (zie ook http://www.kivakoulu.fi en klik op de Engelstalige versie): Preventief: -‐ Een lessenpakket van 20 uren dat de beheersing van de volgende leerdoelen nastreeft: het oppikken van antipest attitudes; het actief opnemen van verdedigingsgedrag tegenover pesten; het versterken van de self-‐efficacy van omstaanders die getuige zijn van pestgedrag. Deze lessen zijn gebaseerd op een grote variatie aan werkvormen om die doelen te kunnen bereiken: klasdiscussies, groepswerk, videoclips, rollenspel en een computerspel. -‐ Er is voorzien in een omvattend pakket aan ondersteuningsmaterialen voor leerlingen, leerkrachten en ouders. Deze materialen zijn ontwikkeld door professionals. Het gaat hierbij niet om “principes”, maar om zeer concrete suggesties om het probleem aan te pakken. Meteen wordt dus benadrukt dat het aanpakken van pesten kàn. Directe aanpak van pesten -‐ Er is ook voorzien in een directe interventie. In elke school worden hiervoor drie leerkrachten intens getraind. -‐ Bij een concreet geval van pesten werkt dit team samen met de klasleerkracht die het dichtste bij dader en slachtoffer betrokken is. Beide worden in individuele en groepsssessies betrokken. -‐ In de groepsdiscussies mogen de slachtoffers andere leerlingen aanduiden die 7
hen zouden willen ondersteunen. Dit helpt een actieve ondersteuning te realiseren door meerdere personen en vermijd dat nadien het slachtoffer weer snel – wanneer hij/zij allen is – geviseerd wordt voor nieuw pestgedrag. Het programma is vanuit theoretisch oogpunt gebaseerd op theorieën over (1) de sociale status van agressieve jongeren en (2) onderzoek naar de rol van wie meedoet (ook als bijstaander) aan pestgedrag. Voor geïnteresseerden, heel wat theoretische assumpties bouwen verder op de “social-‐cognitive theory” van Bandura. Het programma is uitgewerkt voor verschillende leeftijdsgroepen: klas 1-‐3, klas 4-‐6, klas 7-‐9, dus voor kinderen tussen 6 en 15 jaar. Ondertussen heeft méér dan twee derden van de Finse scholen KiVa ingevoerd. Het succes wordt nu ook in het buitenland herhaald (zie Nederland en Vlaanderen). In wat volgt, bouwen we verder op de onderzoeksrapportage van Kärnä, Voeten, Little, Poskiparta, Kaljonen & Salmivalli (2011) in 78 scholen, 429 klassen en bij in het totaal 8237 kinderen. In onderstaande figuur vatten we de effecten samen van KiVa op een aantal variabelen. In de tabel staan effect sizes gerapporteerd (Cohen’s d). Normaal gaan we uit van een d > .40 om te spreken van een wezenlijke impact. Bij pesten gaan we er echter van uit dat elke significante daling in pestgedrag of het aantal slachtoffers betekenisvol is. In de tabel is ook te zien dat het effect is gemeten na een tweede en een derde interventie (wave 2 en wave 3). Sommige effecten vallen duidelijk weg; andere worden pas in de verf gezet in wave 3. Samenvattend werd vastgesteld dat er een daling in het percentage pestslachtoffers werd vastgesteld: wave 1: van 16,8% in controlegroep naar 16,6% in de KiVa conditie wave 2: van 19,1% in controlegroep naar 16,4% in de KiVa conditie wave 3: van 12,7% in controlegroep naar 8,9% in de KiVa conditie Het feitelijk pestgedrag verminderde ook: wave 1: van 7,9% in controlegroep naar 8,0% in de KiVa conditie wave 2: van 6,9% in controlegroep naar 4,6% in de KiVa conditie wave 3: van 3,8% in controlegroep naar 3,1% in de KiVa conditie Samenvattend betekent dit dat het totale programma een vermindering van 17% in pestgedrag en 30% van pest slachtoffers werd vastgesteld in de KiVa scholen.
Conclusies
Reeds in het inleidende eerste thema werd pesten sterk in de verf gezet. We bekeken daar de invloed van pesten op leerprestaties, maar ook hoe pesten samenhangt met bepaalde kenmerken van de individuele pester en zijn/haar context. In dit thema gingen we eerder in op aanpakken van pestgedrag op klas-‐ en schoolniveau. Daarbij werd benadrukt dat niet alle aanpakken even succesvol zijn en moeten voldoen aan minimale kenmerken om echt succesvol te kunnen zijn. Daarin valt vooral op dat de aanpakken langdurig en intens moeten zijn en op schoolniveau moeten worden geïnitieerd.
Kernbegrippen
8
Pesten KiVa Schoolgerichte aanpak Rol van de leerkracht Niet-‐klasgebaseerde activiteiten Ouders Lerarenopleiding
Samenvatting • • • •
•
Pesten is een complex gedrag waarin de machtsverhoudingen tussen de diverse actoren centraal staan. Anti-‐pest programma’s hebben bepaalde kenmerken die kunnen garanderen dat ze succesvol zijn. Anti-‐pest programma’s combineren best schoolgerichte en klasgerichte aanpakken. Anti-‐pest programma’s omvatten zowel preventieve als interventiegerichte aanpakken. Elke individuele leerkracht speelt een rol in een anti-‐pest programma.
Referenties
Craig, W., Pepler, D., & Atlas, R. (2000). Observations of bullying on the playground and in the classroom. International Journal of School Psychology, 21, 22–36. Kärnä, A., Voeten, M., Little, T., Poskiparta, E., Kaljonen, A. & Salmivalli, C. (2011). A Large-‐Scale Evaluation of the KiVa Antibullying Program: Grades 4–6. Child Development, 82(1), 311–330. Swearer, S., Espelage, D., Vaillancourt, L. & Hymel, S. (2010). What Can Be Done About School Bullying?: Linking Research to Educational Practice. Educational Researcher, 39, 38-‐47. DOI: 10.3102/0013189X09357622 Ttofi, M. & Farring). Effectiveness of school-‐based programs to reduce bullying: a systematic meta-‐analytic review. Journal of Experimental Criminology, 7, 27-‐56. Udo, N. (2013). Wat werkt tegen pesten. Gedownload op 2 februari 2014 via www.nlj.nl.
9