VOORKOM EN STOP PESTEN
P R O T O C O L 1
Pesten
Pesten Pesten
n wat moet je doe pest als iedereen je eren draagt l k e r e d n a e j at omd chool je best s p o t e o d e j f o beginnen wat moet je dan et nooit winnen h e j n u k t s e r e van d ijnt hij maar dan versch n opzij hij duwt iederee voor je doet s e l l a ie d d n a m het is ie een echte vriend ed! wat voelt dat go
Pesten
Pesten
2
Voorwoord Dockinga College wil een veilige school zijn voor haar leerlingen. Het onderstaande citaat uit het schoolplan (2012 -2015) maakt dit volstrekt duidelijk: “Dockinga College wil onderwijs geven vanuit een christelijke visie op mens en samenleving, waardoor leerlingen worden opgevoed, opgeleid en begeleid in een sfeer van respect en aandacht voor elkaar en in het perspectief van de hoop voor henzelf en de wereld om ons heen. We geven onderwijs waarin hen een opvatting over het goede wordt aangeboden en voorgeleefd”. (citaat: visie Dockinga College) Het is helaas niet vanzelfsprekend dat al onze leerlingen veilig en in een sfeer van respect het onderwijs kunnen volgen. Het komt voor dat leerlingen in hun vrijheid en veiligheid worden beperkt doordat ze bijvoorbeeld worden gepest. Dockinga College neemt duidelijk stelling tegen pesten. Het uitgangspunt is: “Bij ons op school wordt niet gepest!” Dit uitgangspunt is zowel een signaal naar slachtoffers als naar daders. Door actief aandacht te schenken aan het aspect veilige leer- en leefomgeving wil Dockinga College er voor zorgen dat alle leerlingen zich thuis voelen op school. De gevolgen voor iemand die wordt gepest kunnen erg groot zijn. Recente berichten die hierover in het nieuws zijn gekomen bewijzen dit. Een eenmalige pestervaring is niet per definitie altijd traumatiserend, maar kinderen die herhaaldelijk en op verschillende manieren zijn gepest krijgen vaak last van sociale en emotionele problemen die jarenlang gevolgen kunnen hebben. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat gepest worden gevoelens van eenzaamheid en depressie vergroot en bestaande problemen verergert. Slachtoffers gaan zichzelf door het pesten minderwaardig vinden, vertrouwen hun leeftijdsgenoten niet en zijn bang om naar school te gaan. Die gevoelens kunnen leiden tot verder isolement en diepere depressie en nog meer pestgedrag uitlokken. Kinderen die aan het begin van het schooljaar gepest worden, hebben een aanzienlijk grotere kans dat ze zes maanden later in datzelfde schooljaar ook gepest worden. Bovendien hebben ze vaker last van psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn, slaapproblemen, buikpijn en vermoeidheid. Dat dit gevolgen heeft voor de schoolprestaties zal duidelijk zijn. In dit protocol willen we duidelijk maken hoe we pestgedrag willen aanpakken en zo mogelijk kunnen voorkomen. Mentoren, docenten en andere functionarissen spelen daarbij een essentiële rol. Naast theoretische achtergronden worden er ook een aantal (les-) suggesties en tips gegeven. Natuurlijk is het belangrijk dat ook de ouders hierbij worden betrokken. Naast hetgeen dat in dit protocol is vermeld biedt het internet natuurlijk ook zeer veel relevante informatie. We verwachten dat dit protocol mede zal bijdrage aan een fijne, veilige schoolcarrière van al onze leerlingen. Pyt Nauta Rineke de Jong 3
Inhoudsopgave 1. Waarom dit protocol over pesten?...................................... 5 1.1 Inleiding ........................................................................................................................................................................... 5 1.2 Leeswijzer ...................................................................................................................................................................... 5 1.3 Wetgeving .................................................................................................................................................................... 5 1.4 Waarom een Protocol voor Dockinga College .................................................................... 6 1.5 Inventarisatie .............................................................................................................................................................. 6 1.6 Implementatie van dit protocol ............................................................................................................ 7
2. Pesten ............................................................................. 8 2.1 Wat is pesten? .......................................................................................................................................................... 8 2.2 Waarom worden er leerlingen gepest? ....................................................................................... 8 2.3 Welke rollen onderscheiden we bij pesten? ...................................................................... 11
3. Signaleren...................................................................... 13 3.1 Richtlijnen ................................................................................................................................................................... 14 3.2 Signaleringslijst voor pestgedrag ..................................................................................................... 14
4.
Signaleren en dan...?....................................................... 16 4.1 Algemene richtlijnen ..................................................................................................................................... 16 4.2 Het stappenplan na een melding van pesten ................................................................... 17 4.3 Richtlijnen indien ouders een melding doen van pesterijen ............................ 23 4.4 Start- en verduidelijkingsvragen ...................................................................................................... 24
5. Cyberpesten ................................................................... 26 5.1 Wat is cyberpesten?........................................................................................................................................ 26 5.2 Het stappenplan na een melding van cyberpesten .................................................... 26
6. Preventie ........................................................................ 27
7. Bijlagen ........................................................................ 28 Bijlage I Pestprotocol stappenplan ................................................................................................. 28 Bijlage II Tips voor jongeren omtrent het gebruik van internet ..................... 29 Bijlage III Websites ............................................................................................................................................... 30 Bijlage IV Brief aan ouders/verzorgers ............................................................................................ 31
4
0
Waarom dit protocol over pesten? 1.1 Inleiding Al in 2004 is de eerste versie van dit protocol verschenen. Dit plan was toen ook al bestemd voor alle eenheden van Dockinga College. In 2015 is besloten om het protocol te herzien en aan te passen. Pesten, zowel binnen als buiten de school, komt helaas nog steeds voor en bruikbare methoden en middelen zijn daarom nog steeds gewenst. Ook zien we een enorme toename en impact van het gebruik/misbruik van de digitale ‘sociale’ media. 1.2 Leeswijzer Deze notitie bestaat uit een aantal componenten. We gaan eerst in op de theorie en achtergronden m.b.t. pesten en vervolgens willen we handreikingen bieden hoe op Dockinga College om te gaan met dit vervelende verschijnsel. 1.3 Wetgeving Op dit moment is er geen aparte wetgeving tegen pesten. Toch valt hier wel iets over te zeggen. Vanaf 1 augustus 1998 verplicht de Kwaliteitswet scholen voor basis- en voortgezet onderwijs maatregelen te treffen voor de behandeling van klachten over pesten, agressie of andere vormen van onveiligheid. Leerlingen, ouders en personeelsleden moeten een klacht kunnen indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie waarbij de school zich aangesloten heeft. Meer informatie over het klachtrecht vindt u op de website van het Centrum voor School en Veiligheid. Pesten is niet strafbaar, dat antwoordden de voormalige ministers Donner van Justitie en Van der Hoeven van Onderwijs op 18 april 2006 op vragen uit de Tweede Kamer. Slachtoffers van pesten kunnen wel een civielrechtelijke procedure aanspannen tegen pesters of tegen de school met het doel ze aansprakelijk te stellen voor de geleden materiële en immateriële schade. Meer informatie over de mogelijkheid van civielrechtelijke procedures tegen pesters zijn te vinden op de website van het Centrum voor School en Veiligheid. De kwaliteitswet geeft ouders en de leerlingen als kritische consumenten van het onderwijs voldoende mogelijkheden om het gedrag van bepaalde leerlingen of een falend beleid van een school aan de orde te stellen. In de Verklaring van de Rechten van Het Kind van de Verenigende Naties, vastgesteld op 20 november 1989, staat in artikel 3 het volgende over veiligheid: “En dat terwijl het allemaal gewoon staat omschreven in de Verklaring van de Rechten van Het Kind, de staten die partij zijn, waarborgen dat alle instellingen, diensten en voorzieningen die verantwoordelijk zijn voor de zorg voor of bescherming van kinderen voldoen aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde normen, met name ten aanzien van de gezondheid, het aantal personeelsleden en hun alsmede bevoegd toezicht.”
5
1.4 Waarom een Protocol voor het Dockinga College Gezien de Verklaring van de Rechten van Het Kind, de kwaliteitswet, maar ook gezien de missie1 van Dockinga College is het van belang (en ook noodzakelijk) dat de school op een structurele en duidelijke wijze stelling neemt tegen pestgedrag met daarnaast richtlijnen voor docenten en ondersteunend personeel bij het signaleren van en omgaan met pesterijen. “Pesten is alleen goed aan te pakken als er een duidelijke, gestructureerde aanpak wordt gehanteerd waarbij alle vijf partijen (gepeste, pester, meelopers, docenten en ouders) worden betrokken”. Het Nationaal Onderwijsprotocol tegen pesten geeft een aantal aanbevelingen om het pesten tegen te gaan en aan te pakken. Eén van de aanbevelingen is gericht op de hierboven genoemde vijf partijen; de vijfsporenaanpak. De vijfsporenaanpak bestaat uit: - hulp bieden aan het gepeste kind, in de vorm van het geven van bescherming, het bieden van adviezen en in sommige gevallen het aanbieden van een sociale vaardigheidstraining. - hulp aan de pester, in de vorm van een duidelijke stellingname en het aanbieden van een sociale vaardigheidstraining. - hulp aan de zwijgende middengroep (meelopers), in de vorm van het mobiliseren van deze groep. - hulp aan de docenten, in de vorm van achtergrondinformatie over het verschijnsel, zoals signalen, oorzaken, gevolgen en concrete aanpakmogelijkheden. - hulp aan de ouders, in de vorm van achtergrondinformatie, betrokkenheid en het geven van adviezen. Deze vijfsporenaanpak is verwerkt in dit protocol. Deze notitie biedt alle onderwijseenheden houvast in pestsituaties en men kan terugvallen op de richtlijnen die in dit document zijn beschreven. Hierdoor zal het pedagogisch handelen specifiek gericht op het signaleren, adequaat reageren en het verantwoord omgaan met pesten worden vergroot. Door met dit protocol te werken wordt aan alle betrokkenen bij onze school (waaronder ook met name de ouders) duidelijk gemaakt dat Dockinga College pestgedrag niet accepteert en indien zich dit voortdoet structureel zal aanpakken.
Schoolplan 2012/2015, Missie: ‘Het Dockinga College wil zorgen voor kwalitatief goed voortgezet onderwijs voor VMBO, HAVO en VWO. Met extra ondersteuning voor leerlingen die dat in het bijzonder nodig hebben’.
1
6
We streven het volgende doel na: “Het zo goed mogelijk signaleren van en omgaan met pesterijen, zodat het pestgedrag zal verminderen en/of stoppen bij leerlingen die Dockinga College bezoeken”. 1.5 Inventarisatie Voorafgaand aan de doorontwikkeling van dit document is er wederom gekeken naar de stand van zaken rond de aanpak van pesten op onze eenheden. Hieruit is gebleken dat iedere onderwijseenheid, al of niet gebruik makend van het eerder verschenen protocol, op een eigen manier met pes-
ten omgaat en een eigen invulling geeft ten aanzien van het aanbieden van activiteiten over pesten. Op elke onderwijseenheid is aangegeven dat pesten voor komt en absoluut niet geaccepteerd mag worden, maar dat er vaak wel twijfel is over de te ondernemen acties. Er is behoefte aan duidelijke informatie over de aanpak van pesten. Er is behoefte aan een stappenplan dat richting geeft aan het handelen van betrokkenen. Op de vraag: “Waarom wordt er gepest?”, zijn verschillende antwoorden gegeven: “leerlingen hebben een gebrek aan sociale vaardigheden, de persoonlijkheid en opvoeding van een leerling, de sfeer in de klas en soms is de pester zelf slachtoffer geweest, er is sprake van haantjesgedrag. De sociale media maken dat kinderen constant interactie met elkaar kunnen hebben”. Samenvattend, het pedagogische klimaat van zowel school, thuissituatie en de persoonlijke kenmerken van het kind kunnen veel invloed hebben op pesterijen tussen leerlingen. Op basis van de ervaringen op de verschillende locaties blijkt dat er een verschil is in pestgedrag. Op het VMBO (bg) komt fysiek pesten meer voor en zijn de leerlingen veel directer naar elkaar toe. Op de locatie VMBO-T/HAVO/ VWO is aangegeven dat fysiek pesten niet of heel weinig voor komt, maar elkaar uitschelden, negatief benaderen en buitensluiten wel. Op alle locaties heeft men de afgelopen jaren een toename van het zogenaamde cyberpesten geconstateerd. 1.6 Implementatie van dit protocol Deze richtlijn is voor Dockinga College ontwikkeld. Maar hoe kan dit document gebruikt worden binnen de school? Advies over de werkwijze van het protocol: 1. Alle personeelsleden van Dockinga College worden op de hoogte gebracht van dit protocol. Plaatsing van dit protocol op de website maakt dat het protocol toegankelijk is voor iedereen. 2. Ouders worden, eventueel middels een ouderavond, op de hoogte gebracht van de aanpak en werkwijze van Dockinga College en krijgen ook achtergrondinformatie over het verschijnsel pesten. (Ook via website en nieuwsbrieven) 3. Leden van de ouder- en leerlingenraad zijn op de hoogte van de aanpak. 4. Ook in de schoolgids, die op de website staat, kan vermeld worden hoe Dockinga College omgaat met een veilig schoolklimaat. 6. Zorg dat er op de website, www.dockinga.nl, een verwijzing komt naar de website www.pesten.nl of www.pestweb.nl. Hierop staat veel informatie over pesten en het tegengaan er van. 7. Zorg dat een leerling terecht kan bij een mentor/leerlingbegeleider/teamleider met zijn verhaal. Maak duidelijk aan leerlingen bij wie hij/zij moet zijn. 7
02
Pesten Achtergronden van het verschijnsel pesten. 2.1 Wat is pesten Pesten is het langdurig uitoefenen van geestelijk en/of lichamelijk geweld door één persoon of een groep. Het is gericht tegen een eenling die niet in staat is zich te verdedigen2. Pesten is een probleem dat vaak wordt onderschat. Eén op de twintig kinderen heeft dagelijks last van pesten! Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen het begrip pesten en plagen. Plagen is een vorm van een incidenteel pesten en/of spontaan negatief gedrag. Er is eerder sprake van een onschuldige en eenmalige activiteit waarbij humor een rol kan spelen. Het herhaaldelijke en langdurige karakter ontbreekt bij plagen. Bij plagen zijn de leerlingen aan elkaar gewaagd. Met andere woorden, er is geen sprake van een verstoord machtsevenwicht. Bij pesten is er altijd sprake van een machtsongelijkheid tussen twee leerlingen. Volgens het Nederlands Jeugdinstituut, pest 28% van de scholieren op de basisschool. Op het voortgezet onderwijs is dat zelfs 30%. Op VWO scholen wordt minder gepest dan op VMBO-scholen (VMBO 11% en VWO 3%). Ook blijkt dat jongens op alle leeftijden vaker pesten dan meisjes en allochtone leerlingen pesten meer dan autochtone leerlingen (11% allochtoon tegen 6 % autochtoon). Volgens de nationale scholierenmonitor wordt op 94% van de scholen soms tot heel vaak gepest en het Trimbos-instituut schat dat 1 op de 6 jongeren regelmatig gepest wordt via internet. 2.2 Waarom worden er leerlingen gepest? Pesten kan niet verklaard worden door één oorzaak of theorie. Pesten heeft veel te maken met de verhoudingen binnen een groep. Pestproblemen ontstaan vaak in ongunstige omstandigheden. Bijvoorbeeld bij een onveilige sfeer in de klas of spanning in het gezin. Het is vaak niet eenvoudig om een eind te maken aan pesten. Een leerling in een andere klas zetten verandert niets aan de onveilige sfeer in de klas. Het boek ‘Pesten’ (Bob van der Meer) hanteert een aantal verklaringsmodellen waarom er wordt gepest:
Definitie van pesten van: Meer, B. van der (1993-3).
2
8
De zondebok Wanneer men over pesten spreekt is er altijd sprake van een zondebok oftewel een slachtoffer. Het slachtoffer wordt geleidelijk aan in verschillende fasen in de rol van zondebok gedrongen. Allereerst vindt er een gebeurtenis plaats waardoor het bestaande evenwicht in de groep wordt verstoord. Bijvoorbeeld een onvriendelijke leerkracht, ruzie thuis of negatief gedrag van een leerling. Het is niet altijd mogelijk om deze verstoring aan te pakken en dit kan leiden tot frustratie. Er zijn verschillende manieren om met deze frustratie om te gaan, door middel van agressie of via het zoeken naar oplossingen. Enerzijds, wanneer de
agressie niet direct kan worden gericht tot de veroorzaker van het verstoorde evenwicht, kan ze worden afgeleid naar indirecte veroorzakers, bijvoorbeeld het vernielen van het meubilair op school. Anderzijds kan agressie ook constructief worden aangewend, bijvoorbeeld bij competitiesport. Agressie keert zich vaak tegen een weerloos slachtoffer. Er wordt gezocht naar een zondebok. Bob van der Meer geeft deze zondeboktheorie als volgt schematisch weer:
oorzaak binnen de groep
oorzaak buiten de groep
VERSTOORD EVENWICHT onderhandelen met de veroorzaker
oorzaak aanpakken FRUSTRATIE
nieuwe doelen
berusten AGRESSIE
kanaliseren of afleiding
verzet tegen indirecte oorzaak KIEZEN EN VERVOLGEN VAN ZONDEBOK
Er zijn vier factoren te noemen waardoor iemand gemakkelijk het slachtoffer wordt van pesterijen. Als eerste de jongeren die anders zijn dan anderen; gepeste jongeren doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdsgenoten. Elke afwijking van het normale patroon kan leiden tot de rol van zondebok, bijvoorbeeld het al dan niet dragen van bepaalde kleding. De bereikbaarheid heeft ook invloed. Wanneer de oorzaken van de frustratie niet voorhanden zijn, kan de agressie zich richten op anderen die wel benaderbaar zijn. Als derde punt zijn zondebokken meestal ‘makkelijke prooien’ omdat ze weerloos zijn die niets terug doen. Tot slot blijkt in de praktijk vaak dat iemand al eerder tot zondebok is gemaakt. Gedrag van een zondebok is vaak een aangrijpingspunt om tot pesten over te gaan. Gepeste leerlingen zouden het liefst onzichtbaar willen zijn. Hoe langer het pesten duurt, hoe groter de gevolgen voor het slachtoffer. Dit kan vervolgens weer aanleiding geven tot nieuwe pesterijen, ook in andere omstandigheden.
9
De modelleringtheorie De modelleringtheorie gaat ervan uit dat al het gedrag wordt aangeleerd. Jongeren worden regelmatig geconfronteerd met modellen van agressief gedrag, bijvoorbeeld op televisie, thuis en op straat. Jongeren kunnen zo gaan denken dat geweld normaal is. Belangrijk bij deze theorie is de opvoeding. Hierbij moet gekeken worden naar de houding van de opvoeder ten opzichte van agressief gedrag en geweld. Groepsvorming De ontwikkeling van een groep en de groepsvorming heeft invloed op het pestgedrag. Deze ontwikkeling kan in vijf verschillende fasen worden onderverdeeld. Fase 1 is de fase waarin de klas in het begin van het schooljaar wordt gevormd. De leerlingen beschouwen zich nog niet een groepslid, maar als een aparte individu. Onder de leerlingen heerst een gevoel van onveiligheid omdat ze elkaar nog niet goed kennen, de rollen nog niet vast liggen en de leerlingen zelf niet hebben gekozen om in een bepaalde klas te zitten. In fase 2 gaan de leerlingen op zoek naar gelijkheid. Leerlingen zoeken contact met andere klasgenoten en er ontstaan relaties op basis van de eerste indrukken. In deze fase zijn de leerlingen op zoek naar bepaalde posities/rollen in de groep. In fase 3 begint het groepsgevoel zich te ontwikkelen en voelen de leerlingen zich veiliger. De relaties tussen de leerlingen worden belangrijk. De 4e fase is de fase van verkenning en aanvaarding van het ‘anders zijn’. In de 5e en laatste fase kan de groep zich opsplitsen in twee richtingen. De groep ontwikkelt zich verder of de groep groeit uit elkaar. Wanneer er binnen een groep een negatieve sfeer ontstaat, kunnen kinderen zich onveilig gaan voelen. De manier waarop een groep tot stand komt, is erg belangrijk. Leerkrachten kunnen veel invloed uitoefenen op de sfeer in de klas. Het schoolsysteem Ook belangrijk is hoe het systeem en in het bijzonder het pedagogisch klimaat van de school in elkaar zit. Is er sprake van een goed mentoraat, zijn er leerlingbegeleiders, is er een schoolmaatschappelijk werker en/of een orthopedagoog verbonden aan de school. Je kunt niet stellen dat pestgedrag voortkomt uit één factor, pestgedrag komt voort uit meerdere factoren. Het heeft bijvoorbeeld ook te maken met de opvoeding, waarden en normen van ouders, groepsdruk, biologische factoren en karaktereigenschappen.
10
2.3 Welke rollen onderscheiden we bij pesten? De gepeste leerlingen, slachtoffers Er zijn leerlingen die meer kans lopen om gepest te worden. Dit kan met hun uiterlijk te maken hebben, maar vaak heeft het vooral te maken met het gedrag, sociale weerbaarheid en de manier waarop ze zich uiten. Bovendien ontstaan er pas pesterijen wanneer leerlingen de kans krijgen om een slachtoffer te pesten. We spreken dan over onveilige situaties. Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen dan de meeste leeftijdsgenoten in hun omgeving. Ze vallen op omdat ze bijvoorbeeld goed in rekenen zijn of juist niet, ze spelen bv. korfbal en geen voetbal (of andersom). Er kunnen legio factoren een rol spelen waardoor pestgedrag zich ontwikkelt. De meeste leerlingen die gepest worden hebben moeite om zichzelf te verdedigen. Ze voelen zich machteloos tegenover de pesters. Ze voelen zich onzeker, zijn (faal-)angstig en ontwikkelen vervolgens een negatief zelfbeeld. Gepeste leerlingen voelen zich vaak alleen en zijn gemakkelijk uit hun evenwicht te brengen. Pesters hebben dit snel in de gaten. De pesters Leerlingen die pesten kenmerken zich doordat ze vaak de sterksten (verbaal, fysiek) uit de groep zijn. Vaak gedragen ze zich agressiever en reageren eerder met (verbaal) geweld dan andere leerlingen. Niet alleen tegen leeftijdgenoten zijn ze agressiever maar vaak ook tegen leerkrachten of hun ouders. Pesters lijken populair in de groep, maar zijn dit uiteindelijk niet. Ze dwingen in de groep hun populariteit af door te laten zien hoe sterk ze zijn en wat ze allemaal durven. Door middel van pesten kunnen ze dit heel gemakkelijk laten zien. Naast populariteit komen ze ook zelfverzekerd over. Zij nemen het initiatief om de regels te overtreden en zijn ze vaak goed in zichzelf ‘uit de problemen te praten’. Pesters hebben doorgaans geen schuldgevoelens. Volgens de pesters vraagt het slachtoffer zelf om gepest te worden. Het kan voor komen dat de pester iemand is die in een andere omgeving zelf werd gepest. Om te voorkomen dat hij opnieuw wordt gepest stelt hij zich agressief op. Bij deze rolbeschrijving kunnen we de pester ook zien als een slachtoffer. Door zijn pestgedrag kan hij onvoldoende oefenen met leeftijdsgenoten in het normaal omgaan met elkaar. Wanneer pestgedrag niet op tijd wordt aangepakt, leert de pester dat pesten de enige manier is om je in een groep te gedragen. Hij leert niet om zijn agressie op een andere manier te uiten en kan zelf hinder ondervinden van zijn eigen agressieve gedrag. Zo heeft hij bijvoorbeeld moeite met het maken van vrienden of vrienden te houden. Om de kansen op een normale ontwikkeling zo groot mogelijk te maken, bij zowel de slachtoffers als de pesters, is het ontzettend belangrijk om pestgedrag te stoppen. 11
Meelopers en de andere leerlingen De meeste leerlingen zijn niet direct betrokken bij pesten. Sommigen kijken alleen toe, anderen doen af en toe mee. Er zijn leerlingen die niet merken dat er gepest wordt of ze willen het niet weten. Meelopers doen vaak mee met pesten omdat ze meestal bang zijn om zelf slachtoffer te worden. Populair zijn binnen een groep en het interessant vinden van dat ‘stoere gedrag’ kan ook een reden zijn om mee te doen met pesten. Door de instemming van de meelopers voelen pesters zich sterker.
12
03
Hoofdstuk 3 Signaleren 3.1 Richtlijnen voor het signaleren van pesten Doel: De docenten signaleren pestgedrag tijdig. Pesterijen op school zijn soms moeilijk te signaleren. Dit heeft met verschillende oorzaken te maken. Vaak vinden er pesterijen plaats op het schoolplein, in kantines maar ook na schooltijd en op het internet. Dit zijn plaatsen waar de leerlingen zich vrij kunnen bewegen, waarbij niet altijd een docent, conciërge, kantinebeheerder of ouder aanwezig is. Daarnaast zijn andere leerlingen vaak wel op de hoogte van de pesterijen maar durven er niets van te zeggen uit angst om zelf slachtoffer te worden; ‘de samenzwering om te zwijgen’3. Uit gesprekken met leerlingen van Dockinga College kwam naar voren dat leerlingen die getuige zijn van pesterijen geen partij willen kiezen. Om pestgedrag te voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken is het erg belangrijk dat er een goede signalering plaatsvindt. Hieronder worden richtlijnen weergegeven die het tijdig signaleren en het voorkomen van pesterijen zullen bevorderen. De docenten en ondersteunend personeel hebben kennis van de kenmerken van pestgedrag. Willen docenten en andere ondersteunend personeel pestgedrag signaleren, dan is het noodzakelijk dat zij op de hoogte zijn van de kenmerken van de verschillende rollen, specifieke pestsignalen en de verschillende vormen. De school maakt gebruik van de SAQI. Deze vragenlijst geeft inzicht in het sociaal-emotioneel functioneren van de leerling, de mate waarin een leerling met plezier naar school gaat. Er wordt een (algemeen) gesprek gevoerd met de leerling en waarvan is gebleken dat ze niet met plezier naar school gaan. Hierin probeert de mentor te achterhalen wat de oorzaak hiervan is. De mentor maakt hier een notitie van in het leerlingvolgsysteem. De school maakt (desgewenst) gebruik van vragenlijsten die specifiek gericht zijn op het signaleren van pesten. Ook op het internet zijn hieromtrent diverse vragenlijsten beschikbaar. Deze vragenlijsten geven inzicht in de mate van pesten tussen leerlingen en de mentor krijgt hierdoor een indicatie over de veiligheid in de klas. De mentor voert mentorgesprekken met zijn leerlingen. In deze gesprekken staat het functioneren van de leerling centraal.
De ‘samenzwering om te zwijgen’ wordt ook wel een psychologisch mechanisme of wetmatigheid genoemd. Afkomstig uit het boek: Meer, B. van der, Pesten op school.
3
13
De mentor houdt anderen op de hoogte van de eerste pestsignalen. Stel de conciërge, kantinebeheerder en/of docenten op de hoogte van het pestgedrag zodat deze alert kunnen zijn en het gedrag van beide kan observeren. Na hun observatie kunnen zij hierover verslag doen bij de mentor. In de gymlessen wordt het programma Rots en Water aangeboden. Alle gymdocenten van Dockinga College hebben hiervoor de opleiding gevolgd.
3.2 Signaleringslijst voor pestgedrag Doel: De docenten hebben kennis en weet van de signalen van pestgedrag Werkwijze: De signaleringslijst voor docenten en ondersteunend personeel dient ter ondersteuning bij het signaleren van pesten. In deze lijst worden kort en bondig de belangrijkste pestsignalen, de verschillende rollen en vormen van pesten weergegeven. Wanneer opheldering over de pestsignalen nodig blijkt te zijn kan men terugvallen op de deze lijst. Deze lijst komt in de docentenkamer te hangen en bij voorkeur op een zichtbare plaats zodat iedereen die deze kamer betreedt de lijst ziet hangen. Beschikbaar op de website.
14
Signaleringslijst voor pestgedrag Bestemd voor: docenten en ondersteunend personeel van Dockinga College. Vier verschillende vormen van pesten Er zijn verschillende vormen van pesten die zijn te onderscheiden: • F ysiek pesten bestaat o.a. uit slaan, schoppen, krabben, bijten, duwen en trekken; •P sychologisch pesten bestaat bv. uit iemand uitsluiten, niet mee laten doen aan feestjes of spelletjes en negeren, iemand zwart maken. Kenmerken van de drie rollen bij pesten Jongeren die gepest worden: • zijn angstig en onzeker; • horen niet tot de sterksten; • trekken zich terug; • v oelen zich ‘stom’ en zien zichzelf als mislukkingen; • z ijn eenzaam, hebben vaak geen vriend of vriendin; • kunnen moeilijk voor zichzelf opkomen; •d oen overdreven hun best om aardig gevonden te worden Jongeren die pesten: • zijn vaak de sterksten van de groep; •h ebben de behoefte om andere kinderen hun macht te tonen; • zijn opstandig en tegendraads;
Pestsignalen • Volstrekt doodzwijgen; • Isoleren; • Bedreigen en treiteren via sociale media; • Psychisch, fysiek of seksueel mishandelen; • E en kring vormen of insluiten in de klas, gang of schoolplein; •B uiten school opwachten, slaan of schoppen; • Klopjachten organiseren; • Op weg van en naar school achterna rijden; • Naar het huis van het slachtoffer gaan; • Opbellen; • Als ‘slaaf’ behandelen; • Nooit de echte naam van een klasgenoot gebruiken, maar een bijnaam; 15
• Verbaal pesten, direct pesten, bestaat o.a. uit schelden, bijnamen geven, dreigen, naroepen, uitlachen. • Cyberpesten, pesten via de sociale media.
• gedragen zich agressief; • komen zelfverzekerd over; • zijn meestal populair bij kleine groepen kinderen; • geen schuldgevoelens; Meelopers: • weten soms niet dat er gepest wordt in de groep; • doen soms mee omdat ze bang zijn zelf slachtoffer te worden; • nemen geen initiatief tot pesten, maar ondernemen ook geen actie om het pesten te stoppen; • voelen zich machteloos omdat ze niet weten wat ze aan pesten moeten doen;
• Bezittingen vernielen of afpakken; • Voortdurend zogenaamde leuke opmerkingen maken over een klasgenoot; • Opdracht geven huiswerk te maken of huiswerk innemen; • Cadeaus eisen of geld afpersen; • Jennen; • Het slachtoffer voortdurend de schuld van iets geven; • Vaak het slachtoffer uitschelden of ertegen gaan schreeuwen; • Opmerkingen maken over de kleding; • Beledigen; • Briefjes doorgeven; • Etc..
04
Hoofdstuk 4 Signaleren en dan...? 4.1 Algemene richtlijnen Doel: De docenten hanteren deze richtlijnen en zijn in staat om adequaat te reageren op pestgedrag. Werkwijze: Iedere (pest)situatie vraagt een eigen aanpak. Toch zijn hieronder een aantal algemene richtlijnen weergegeven, over hoe je als docent kunt handelen nadat je pestgedrag hebt gesignaleerd. Het is de bedoeling van deze richtlijnen dat de docenten vanuit dezelfde visie handelen op het pestgedrag, zodat dit duidelijkheid naar de leerlingen zal verschaffen. Iedereen is het er wel over eens dat pestgedrag niet getolereerd moet worden, toch kan het voor komen dat er onder de docenten verschillend wordt omgegaan met pestgedrag. Wanneer er geprobeerd wordt om op dezelfde, eenduidige manier te reageren op pestgedrag zal dit een preventieve werking hebben op het pestgedrag. De leerlingen weten waar ze aan toe zijn en er is duidelijkheid omdat de leerlingen weten dat bij alle docenten dezelfde richtlijnen gelden. Deze richtlijnen worden hieronder in een lijst weergegeven. Deze lijst wordt onder de aandacht van het personeel gebracht, mogelijk via prikbord/website.
De docent neemt duidelijk stelling tegen pestgedrag Wanneer een docent ziet dat iemand gepest wordt, wordt er duidelijk stelling genomen. Dit geldt zowel binnen als buiten de klas. Het pestgedrag moet stoppen. Wanneer je als docent het pestgedrag toelaat en er niks van zegt geef je hiermee aan dat de pester door mag gaan met zijn gedrag. De docent maakt gebruik van de algemene omgangsregels Bij het nemen van duidelijke stelling maakt de docent gebruik van de schoolregels. Spreek alle leerlingen hierop aan. (Zie hiervoor omgangsnormen voor leerlingen). De leerling die zich niet aan de afspraken houdt krijgt een waarschuwing. Geef de leerling hierbij zelf de keuze, hij kan kiezen voor het naleven van de schoolregels of hij kiest voor de maatregelen die dan zullen volgen. De docent stelt de mentor op de hoogte van de pestsignalen Het is belangrijk dat de mentor op de hoogte wordt gesteld van negatieve gedragingen zodat deze hier alert op kan zijn en hier op in kan spelen. De mentor voert zo snel mogelijk een gesprek met de verschillende partijen Wanneer er sprake is van veelvuldig en gestructureerd pestgedrag of een docent is getuige van (ernstige) lichamelijke of geestelijke mishandeling vindt er zo snel mogelijk een gesprek plaats met de pester(s) en het slachtoffer. Dit wordt gevoerd door de desbetreffende mentor(en) en/of teamleider. Indien het pestgedrag niet wordt gesignaleerd door de mentor of teamleider is het noodzakelijk dat de desbetreffende persoon die het pestgedrag heeft gesignaleerd de mentor of teamleider onmiddellijk hiervan op de hoogte stelt. Indien gewenst of noodzakelijk wordt beslist om de betrokken ouders(s) op de hoogte te stellen. 16
4.2 Het stappenplan na een melding van pesten Specifieke richtlijnen voor de mentor en/of teamleider/leerlingbegeleider. In het stappenplan spreken we vaak over de mentor, hij/zij is vaak de eerste contactpersoon van de leerling en de ouder(s). De mentor kan desgewenst de hulp inschakelen van de teamleider of de leerlingbegeleider. Voor de leesbaarheid gebruiken we echter wel het begrip mentor. Doel: De mentor en/of teamleider/leerlingbegeleider hanteert deze specifieke richtlijnen en reageert adequaat op pestgedrag. Hij analyseert, voert gesprekken en maakt afspraken met de verschillende partijen Werkwijze: Er vindt individueel een gesprek plaats met het slachtoffer en de pester indien het pestgedrag is gesignaleerd en het niet stopt na een waarschuwing. Het uitgangspunt is dat er met beide partijen een gesprek zal plaatsvinden. Wanneer er alleen gesproken wordt met het slachtoffer is dit voor de pester een teken dat hij door mag gaan met het pestgedrag. Volgende stappen: Stap 1 Voorafgaand het gesprek met de betrokkenen maakt de mentor een analyse aan de hand van de volgende punten: Pester(s) De mentor maakt een analyse van de pester: • Wie is/zijn de pester(s)? (karakter, rol binnen de klas) • Wat is de voorgeschiedenis? • Sinds wanneer is het pestgedrag begonnen? • In welke vorm wordt er gepest, wanneer en in welke mate? • Wat is de relatie met het slachtoffer? Slachtoffer De mentor maakt een analyse van het slachtoffer: • Wie is het slachtoffer (karakter, rol binnen de klas) • Wie pest(en) er? • Wat is de voorgeschiedenis? • In welke vorm wordt de leerling gepest, wanneer en in welke mate? • Wat is de relatie met de pester? Meelopers • Het heeft de voorkeur om ook binnen de klas een analyse te maken omdat zo de mate van veiligheid binnen de groep duidelijk wordt. • Wat voor leerlingen zitten er in de groep? Wat is hun rol? • Hoe gaan de leerlingen met elkaar om? • Hoe zijn de sociale vaardigheden? • Houden de leerlingen zich aan de omgangsregels? • Zijn de leerlingen op de hoogte van de pesterijen? • Hoe reageren de leerlingen als er pesterijen plaatsvinden? Opmerking: Maak bij de analyse gebruik van de informatie uit het leerlingvolgsysteem (Magister) en/of het persoonlijke dossier van een leerling. 17
Stap 2 Het gesprek met de betrokkenen wordt gevoerd aan de hand van de volgende punten: Voor de pester(s) De inhoud van het gesprek: • Wat is er volgens jou gebeurd? • Weet je waarom het gebeurd is, wat is de voorgeschiedenis? • Hoe voelde je je? • Hoe denk je dat de ander zich voelde? • Kan je iets aardigs over de ander zeggen? • Wat ga je doen om je gedrag te veranderen? De mentor maakt in dit gesprek duidelijk dat pesterijen niet worden geaccepteerd en dat hij er op zal toezien dat dit zal stoppen, duidelijk stelling nemen. Indien er meerdere pesters zijn is het noodzakelijk om ze zo snel mogelijk na elkaar te spreken. Zo wordt voorkomen dat ze hun eigen aandeel minimaliseren en dat van anderen overdrijven. Ook krijgen ze niet de kans om hun verhaal op elkaar af te stemmen. Spreek tijdens het gesprek in de ik-vorm en vertaal de boodschappen van de pester in de ik-vorm. Bijvoorbeeld, pester: “Het is zijn eigen schuld dat hij is gevallen, hij stond in de weg”; ik- vorm: “Hij stond mij in de weg en ik heb hem toen omver geduwd zodat ik er langs kon”. Maak duidelijk wat het pestgedrag teweeg brengt. Pesters hebben vaak weinig inlevingsvermogen en spreek de pester aan op de omgangsregels die gelden in en buiten de klas. Voor het slachtoffer De inhoud van het gesprek: • Wat is er volgens jou gebeurd? • Weet je waarom het gebeurd is, voorgeschiedenis? • Hoe voelde je je? • Wat heb je al geprobeerd om het pesten te laten stoppen? • Wat zou je zelf willen doen tegen het pesten? • Wat moet de school doen? • Is men thuis op de hoogte? Het slachtoffer is vaak onzeker en bang dat hij nog meer gepest zal worden, wanneer ouders en/of docenten weet hebben van de pesterijen. Het is belangrijk dat het slachtoffer zich veilig begint te voelen en dat hij weet dat hem de nodige hulp wordt aangeboden. Met toestemming van het slachtoffer kunnen de pesterijen in de groep bespreekbaar worden gemaakt. Noem bij deze bespreking alleen namen wanneer dit van te voren is besproken met het slachtoffer. Indien dit te confronterend is, gebruik dan voorbeeldsituaties. Opmerking: Laat een leerling (pester of slachtoffer) zijn verhaal opschrijven indien hij moeilijk over het pestgedrag praat. Geef de leerling het sjabloon om zijn verhaal op te schrijven. Zie hiervoor de volgende pagina; sjabloon A is voor het slachtoffer, sjabloon B is voor de pester. Vervolgens leest de mentor het verhaal van de leerling en zal een gesprek met de leerling aangaan. Het sjabloon zal hierbij het uitgangspunt zijn. 18
Sjabloon A Wat is er volgens jou gebeurd?
Wie waren er bij?
Waar is het gebeurd?
Hoe is het gebeurd?
Wat heb je gedaan toen het gebeurde?
Is het vaker gebeurd?
Weet je ook waarom het is gebeurd?
Wat moet er nu volgens jou gebeuren?
19
Sjabloon B Wat is er volgens jou gebeurd?
Wat heb jij gedaan?
Wie waren er bij?
Waar is het gebeurd?
Hoe is het gebeurd?
Is het vaker gebeurd?
Weet je ook waarom het is gebeurd?
Wat moet er nu volgens jou gebeuren?
20
Stap 3 Afspraken: Na het voeren van een gesprek maakt de mentor afspraken met de pester en het slachtoffer. Bijvoorbeeld: Voor de pester: Zowel binnen als buiten de klas wordt er niet gepest. De pester houdt zich aan de omgangsregels; Voor het slachtoffer: Koppel het slachtoffer aan een leerling die hem niet pest en die hij bijvoorbeeld aardig vindt. De mentor neemt contact op met de andere leerling en vraagt hem of hij maatje wil worden met het slachtoffer. Dit betekent dat hij in de pauzes contact zoekt met het slachtoffer en hem betrekt bij andere leerlingen. Benadruk hierbij het belang voor het slachtoffer. Na een week vindt er een vervolggesprek plaats. Tijdens dit gesprek worden de gemaakte afspraken geëvalueerd en worden er vervolgafspraken gemaakt. Indien uit het vervolggesprek blijkt dat de één op één gesprekken geen resultaten hebben opgeleverd worden er een corrigerend gesprek gevoerd met de pester. Er wordt een maatregel opgelegd (zie stap 4) en tevens wordt duidelijk gemaakt dat er een gesprek met de ouders zal worden gevoerd indien het pestgedrag binnen en buiten school niet zal stoppen. Er wordt een notitie gemaakt in het dossier van de leerling. Stap 4 Maatregel(en): Bij het opleggen van een maatregel is het noodzakelijk dat de pester inzicht krijgt in zijn gedrag en wat voor effecten het op het slachtoffer heeft. Hieronder volgt een opsomming van de maatregelen (*Straffenoverzicht Bob van der Meer). De mentor maakt gebruik van die maatregel die het meest geschikt is voor de desbetreffende pester. Maatregel 1:* Een (gedeelte van een) boek over pesten lezen of een film bekijken over pesten en hiervan een uittreksel te maken. Maatregel 2:* Een excuusbrief schrijven voor het slachtoffer. De brief kan overhandigd worden of voorgelezen moeten worden door de pester.
21
Ter illustratie Een excuusbrief van S Aan G. G. ik bied mijn excuses aan. Ik wou het niet zeggen. Dat je mank bent, het spijt mij. Dus, ik wil het weer goed maken, oké. Sorry, ik hoop dat we weer vrienden kunnen worden. Groet, S. Maatregel 3:* Apart zetten: • Apart zetten, uit het groepje • Pester buitensluiten in vrije situaties: niet mee laten gymmen, geen pauze in de kantine etc. Maatregel 4:* Interview: • Een interview over pesten afnemen bij een volwassene/ouder. Maatregel 5:* Regels: De pester krijgt de opdracht de vastgestelde schoolregels te bestuderen en na te gaan welke regel hij/zij heeft overtreden. Daarna schrijft de pester argumenten op waarom de regel noodzakelijk is. Maatregel 6:* Brief: • Brieven van gepeste kinderen overschrijven. • Brieven van gepeste kinderen lezen. Hierbij wordt de opdracht gegeven zich voor te stellen dat het iemand van zijn/haar familie is overkomen. Maatregel 7:* Strafregels bedenken en overschrijven. Maatregel 8:* Presentatie: De pester maakt een mondelinge presentatie met als titel pesten voor de klas. Maatregel 9: Training sociale weerbaarheid: De trainingen voor sociale weerbaarheid of de cursus “Op Jezelf Vertrouwen” is voor zowel het slachtoffer als de pester bedoeld. Voor sommige leerlingen is het goed omgaan met andere leerlingen in een groep of school te verbeteren. Wanneer de mentor, na signalering van pesten, de indruk heeft dat de training of cursus goed is voor de pester of het slachtoffer wordt de desbetreffende deze mogelijkheid gegeven. In een gesprek wordt het belang van deze training/cursus aangegeven. Na overleg met zowel de leerling als de ouder(s) kan deze hulp worden aangeboden. In de gymlessen wordt het programma “Rots en Water”uitgevoerd. 22
Maatregel 10: Schorsen: Als uiteindelijk niets helpt, kiest de mentor voor de veiligheid van de rest van de klas en overlegt met de teamleider over een schorsing. Vervolgens pleegt de teamleider overleg met de onderwijsdirecteur, waarna de onderwijsdirecteur de pester een schorsing oplegt. Opmerking: Geef de pester een compliment indien hij zich aan de afspraken heeft gehouden en niet meer pest. Stap 5 Ouders Indien het pestprobleem ernstige vormen aanneemt en het pesten stopt niet worden de betreffende ouders door de mentor uitgenodigd voor een gesprek. De inhoud van een gesprek met ouders van een pester: In een gesprek met de ouders geeft de mentor aan wat de school heeft ondernomen en wat de effecten hiervan waren. Noem hierbij voorbeelden. Het gaat niet om beschuldigen maar om het veranderen van ongewenst gedrag. De mentor bespreekt hoe de ouders het gedrag van hun kind kunnen beïnvloeden en ouders worden gewezen op het belang van een positieve houding. De mentor kan het gezamenlijk belang benoemen; samen proberen achter de mogelijke oorzaak van het pesten te komen. Voorkomen moet worden dat de ouders kwaad worden op de school of op hun kind. Gesprek met de ouders van het slachtoffer De mentor bespreekt met de ouders de situatie op school en hoe het probleem op school wordt aangepakt. Gezamenlijk wordt gezocht naar mogelijkheden om de moeilijke situatie op te lossen. De mentor wijst ouders op het belang van een positieve houding naar hun kind, het beïnvloeden van het zelfvertrouwen.
4.3 Richtlijnen indien ouders een melding doen van pesterijen Doel: De mentor handelt correct en adequaat op een melding van ouders Werkwijze: Indien een ouder contact op neemt met Dockinga College en melding maakt van pesten wordt de ouder hierin serieus genomen. De volgende stappen worden dan genomen: Stap 1 De mentor hoort het verhaal van de ouder aan, wanneer de ouder direct naar de onderwijsdirecteur is gestapt betrekt deze de mentor bij het gesprek.
23
Stap 2 De mentor luistert naar de ouder en kan hierbij gebruik maken van start- en verduidelijkingsvragen. Voor deze vragen zie 4.4 Stap 3 De mentor zal zo spoedig mogelijk een gesprek aangaan met de leerling die wordt gepest. Tijdens het gesprek maakt hij gebruik van de hierboven beschreven richtlijnen voor het gesprek (zie 4.2). Stap 4 De mentor gaat ook een gesprek aan met de pester(s). Ook hier gelden de hierboven beschreven richtlijnen voor het gesprek (zie 4.2). Stap 5 • De mentor neemt contact op met de ouder die een melding heeft gemaakt en doet verslag over de gesprekken. • Indien er daadwerkelijk sprake is van structureel pestgedrag wordt gebruik gemaakt van de hierboven beschreven richtlijnen. Er worden afspraken gemaakt en maatregelen genomen. • De ouder die een melding heeft gedaan wordt op de hoogte gehouden over het verloop van de gemaakte afspraken en genomen maatregelen. Stap 6 Indien de pesterijen na een tweede gesprek niet stoppen neemt de mentor contact op met de ouder(s) van de pester.
4.4 Start- en verduidelijkingsvragen Startvragen 1. Kunt u mij meer vertellen over de situatie die zich heeft voorgedaan? 2. Waar gaat het precies om? 3. Kunt u mij ook iets vertellen over de voorgeschiedenis van uw kind in relatie tot de pesterijen en de pesters? 4. Kunt u een en ander concretiseren, voorbeelden, acties? Verduidelijkingsvragen Ouder: “Ze pesten hem altijd!” • Altijd? Of, wanneer niet? • Waar wordt hij gepest? • Wordt hij in de straat gepest? • Wanneer is het pesten begonnen? • Wat gebeurde er daarna tot heden? • Wordt hij ook op verenigingen of dergelijke gepest? • Hoe uiten de pesterijen zich? • Wordt hij nog op andere manieren gepest? • Wat heeft u al gedaan om het pesten te doen stoppen? Wat werkte wel en wat niet? • Wie zijn z’n vrienden binnen school? En buiten de school? 24
Ouder: “Ze pesten hem altijd!” • Wie zijn ze? Of, kunt u ook namen noemen? • Wie pesten hem nooit? Of zijn er ook leerlingen die hem niet pesten? Ouder: “Ik ben ontzettend boos” • Op wie bent u boos? • Wat zou u willen doen? • Wanneer zou u niet meer boos zijn? • Hoe kunnen we dat volgens u bereiken? • Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van dit plan Opmerking: Wanneer er een gesprek met een ouder plaatsvindt is het belangrijk de eerste tien minuten actief naar de ouder te luisteren en stel dan pas vragen. Geef eerst aandacht. Laat de ouder merken dat je luistert; houdt oogcontact en zeg “ja ja” of je “humt”. Door het verhaal van de ouder(s) samen te vatten laat je merken dat je actief luistert. Je kunt dan de ouder vragen stellen en alle feiten op een rijtje zetten.
25
05
Hoofdstuk 5 Cyberpesten 5.1 Wat is cyberpesten? Cyberpesten is het pesten of misbruiken via het internet en via de mobiele telefoon. Cyberpesten kan nog veel harder zijn dan het pesten in het gewone, dagelijkse leven. Dit komt doordat de daders gemakkelijk anoniem kunnen blijven en de reikwijdte van het internet veel groter is. Tegelijkertijd komen kinderen er op steeds jongere leeftijd mee in aanraking. ‘Ik ging mijn whats-app checken toen ik uit school kwam en in een kwartiertje stond mijn telefoon bomvol berichtjes dat ik morgen opgewacht zou worden bij school. Ze verstuurden een foto van mij met daarboven ‘wanted’. Ik kon de hele nacht niet slapen en durfde een week niet naar school. ‘ (J,13) Hoe wordt er gepest? • Pestberichten (bv. via Facebook, Whatsapp, Twitter of Instagram) • Stalking: het stelselmatig lastigvallen van iemand door het blijven sturen van haat mail of het dreigen in chatrooms. • Het tegenkomen van ongewenst materiaal zoals (kinder-)porno en gewelddadig materiaal. • Ongewenst contact met vreemden. • Webcam seks-beelden die ontvangen worden kunnen worden opgeslagen en worden verspreid. • Hacken: gegevens stelen of instellingen aanpassen.
5.2 Het stappenplan na een melding van cyberpesten 1) Bewaar de berichten. Probeer de berichten waarin het pestgedrag voorkomt te bewaren. Vertel leerlingen hoe ze dat kunnen doen. (bijv. screenshot) 2) Blokkeren van de afzender. Leg de leerling zo nodig uit hoe hij/zij de pestberichten kan blokkeren. 3) Probeer de dader op te sporen. Soms is de dader te achterhalen door uit te zoeken van welke computer op school iets verzonden is. (via de ICT coördinator) 4) Neem contact op met de ouders van de gepeste leerling. Geef de ouders voorlichting over welke maatregelen zij thuis kunnen nemen en verwijs ze eventueel door. 5) Adviseer aangifte. Als een leerling stelselmatig belaagd wordt is er sprake van stalking en kunnen de ouders aangifte doen. Ook wanneer er sprake is van lichamelijk letsel of bij materiële schade kan de politie ingeschakeld worden. 6) De leerlingbegeleider. Verwijs de pester en/of gepeste door naar de leerlingbegeleider wanneer er verdere begeleiding nodig is.
26
06
Hoofdstuk 6 Preventie Naast het vroegtijdig signaleren en aanpakken van pestgedrag wil Dockinga College preventief werken om pesten zoveel mogelijk te voorkomen. Hierbij is een grote rol voor de mentor weggelegd. Preventieve maatregelen zijn o.a. • Het opstellen van een contract met je mentorklas. • Het maken van omgangsregels in de klas en de omgangsregels regelmatig evalueren. • Het geven van uitleg over pesten door de mentor. • Aansluiten bij de jaarlijks landelijk georganiseerde Dag tegen het Pesten. • Afname SAQI vragenlijst en bv. deelname aan de Online Tool cyberpesten.
27
Pesten Bijlage 1
ANTI-PESTPROTOCOL STAPPENPLAN SIGNALEREN Pesten wordt gesignaleerd door: • leerling • docent/mentor • ouder(s) • conciërge • medeleerling(en) • vragenlijsten
Peste
STELLING NEMEN Bij ons op school wordt niet gepest!
Pesten
Mentor/docent voert gesprekken met betrokkenen (zie formats in het protocol)
Geen actie nodig
Actie gewenst
Waar nodig worden ouder(s)/betrokkenen geïnformeerd • vastleggen in Magister
Plan van aanpak wordt gemaakt en besproken met betrokkenen door mentor/docent
Pesten
Pesten
Doel bereikt • afsluiten
Waar nodig worden ouder(s)/betrokkenen geïnformeerd • vastleggen in Magister
Peste
Plan van aanpak wordt uitgevoerd
Pestgedrag stopt niet: • officiële waarschuwing • g esprek ouder(s) • m aatregelen treffen (zie protocol)
Hernieuwde Plan van aanpak 28
Deze poster maakt onderdeel uit van het anti-pestprotocol van Dockinga College
Pe
Bijlage 2 Tips voor jongeren omtrent het veilig gebruik van internet Wat kun je doen om digitaal pesten en het slachtoffer van cybercrime worden te voorkomen? Kijk uit met het geven van je adres en (mobiele) telefoonnummer, maar ook met het online zetten van foto’s van jezelf of je familie. Je weet nooit wat anderen daar mee doen. • Voel je niet schuldig als er iets vervelends gebeurt. Het is niet jouw schuld en je hebt het niet zelf uitgelokt. • Geef nooit zomaar je password, pincode of paspoortnummer aan instellingen of personen die je via internet kent. • Vraag je ouders om toestemming als op internet gevraagd wordt een registratieformulier in te vullen. • Laat geen onbekenden toe in je contactenlijst. • Bedenk dat je op internet nooit zeker weet met wie je te maken hebt. • Maak geen afspraakjes tenzij je weet wie het is. • Wil je afspreken met iemand die je via internet kent? Spreek dan af op een plek waar veel mensen zijn. Neem iemand mee en laat thuis weten waar je bent. • Je anders voordoen dan je bent kan geinig zijn, maar ook gevaarlijk. Ook degene met wie je chat kan anders zijn dan hoe hij of zij zich voordoet. Dat anders voordoen kan leuk zijn, maar jij bepaalt (of de ander met wie je aan het chatten bent) wanneer het genoeg is. • Let op wat je doet voor een webcam. Laat je niks wijsmaken. Als jouw foto’s of filmpje voor altijd over het internet zwerven krijg je meestal spijt en kun je het vaak niet meer terugdraaien. • Wees voorzichtig met pop-up-berichten als ‘wil je dit downloaden?’ of ‘wil je een gratis MP3-speler?’. Klik altijd op ‘nee’ of klik de pop-up weg. Deze berichten zijn meestal nep en kunnen je computer stukmaken. Als je twijfelt, vraag je ouders om advies. • Wees voorzichtig met het openen van bestanden die aan een e-mail zijn gehecht. In deze attachments kunnen virussen zitten, die je computer kapot kunnen maken. Wees extra voorzichtig als je de afzender van de e-mail niet kent! Niet openen dus. • Als je iets ziet dat je naar vindt, klik het dan weg. Je hoeft er toch verder niet naar te kijken? • Meld vervelende sites bij de volgende meldpunten: www.meldpunt.nl (als je iets ziet op internet wat discrimineert), www.meldpunt.org (als je kinderporno tegenkomt, bijvoorbeeld in spam). • Ga zelf niet schelden via mail of chat. Woorden komen harder aan als je ze leest en je kunt niet zien hoe de ander reageert.
29
Wat kun je doen als je digitaal wordt gepest? • Log uit of blokkeer de persoon die naar tegen te doet. • Negeer pest-mails. Antwoord niet. Ga niet terug pesten. • Maak een printje van de conversatie, mail of ‘rare site’ en vraag om hulp bij je ouders en docent. • Praat erover met vrienden, ouders of je leerkracht.
Bijlage 3 Websites www.pestweb.nl www.pesten.nl www.meldpunt.nl www.pesten.startpagina.nl www.bobvandermeer.info www.vraaghetdepolitie.nl www.aandachtvoorpesten.nl
30
Bijlage 4 Brief aan ouders/verzorgers
Geachte ouder(s), verzorger(s), Graag willen wij u door middel van deze brief informeren over de situatie rondom het pestgedrag van leerlingen uit de klas van uw zoon/dochter. Door een aantal leerlingen is herhaaldelijk pestgedrag vertoond richting een andere leerling. Dit heeft er in eerste instantie toe geleid dat de mentor gesprekken heeft gehad met alle betrokken leerlingen uit de klas. We verwachten van onze leerlingen dat ze respect tonen in de omgang met elkaar. Omdat er toch meldingen kwamen van situaties waarin een leerling het slachtoffer was van pesterijen, hebben we besloten een afsprakenlijst voor betrokken leerlingen te maken. We verwachten van de leerlingen dat ze zich aan deze afspraken houden en dat de pesterijen per direct stoppen. Ze krijgen tevens een officiële waarschuwing. Wij gaan ervan uit dat u de situatie thuis bespreekt met uw zoon of dochter en dat u de afsprakenlijst ondertekend meegeeft aan uw zoon/dochter. We hopen dat er op deze manier een einde komt aan het pestgedrag. Mocht de situatie niet veranderen, dan zijn wij genoodzaakt om de leerling tijdelijk geen toegang tot de lessen te geven en te plaatsen bij Bureau Advies en Begeleiding met een passende opdracht. Vooralsnog is hier geen sprake van en wij gaan er ook van uit dat dit niet nodig zal zijn.
Met vriendelijke groet,
31