Ter Sprake magazine
Afgiftekantoor Lede - Trimestrieel • December 2010
Niets is zo deugddoend warm als de warmte van een mens. Zelfs het groen van een kerstspar is niet zo hoopgevend als het vertrouwen van een mens.
Zalig Kerstfeest en Gelukkig Nieuwjaar!
Zelfs de meest glinsterende kerstbal is niet zo twinkelend als de lachende blik van een mens. Zelfs het zoetste kerstgebak is niet zo fijn als het zachte woord van een mens. Zelfs het origineelste kerstgeschenk is niet zo verrassend als de droom van een mens. Zelfs de helderste ster in de kerstnacht is niet zo lichtgevend als de vrede die een mens brengt. Kerstmis: feest van het mens worden van een mens. Auteur: Kathleen Boedt
Rubrieken Werken PVT Dendermonde op schema Basisfilosofie werking PVT Dendermonde
2-3
Archeologisch onderzoek Dendermonde
4
Lilly Reintegration Award
5
Artikel 107: het Mattheüseffect? Voedings- en Gezondheidscongres 2010
Ter Sprake is de nieuwsbrief van het Psychiatrisch Centrum ZNG, Reymeersstraat 13a, 9340 Lede
2
6-7 8
Patiëntveiligheid
9-10
Dienst in de kijker
10-11
Werken PVT Dendermonde op schema De werken aan het PVT te Dendermonde verlopen tot op heden min of meer zoals gepland. De ruwbouw- en dakwerken zijn zo goed als voltooid. De aannemer is ook bezig met het plaatsen van ramen, beglazing en zonnewering zodat het gebouw voor de winter winddicht is. De leidingen voor sanitair, HVAC en elektriciteit zijn geplaatst zodat de werf klaar ligt om plak- en vloerwerken op te starten. In het eerste kwartaal van 2011 zullen ook de omgevings- en
wegenwerken worden uitgevoerd. De laatste loten voor het vast en los meubilair zijn aanbesteed. De stuurgroep PVT buigt zich verder over de inhoudelijke werking, de samenstelling van het team en de integratie van het PVT binnen de stad Dendermonde. Tevens onderzoekt men de mogelijke samenwerkingsverbanden met andere gezondheids- en welzijnsactoren in de regio. De opnamecriteria
voor het PVT Dendermonde zijn uitgeklaard. Op zaterdag 20 november 2010 werd tijdens het familiefeest van de afdeling Caritas ook verdere info gegeven aan bewoners en familieleden. De doelstelling om het PVT in 2011 te openen blijft dus behouden.
Marc Vandergraesen
Basisfilosofie werking PVT Dendermonde In de loop van 2011 opent het nieuwe PVT te Dendermonde zijn deuren. De stuurgroep PVT Dendermonde formuleerde een referentiekader voor de uitbouw van de praktische en inhoudelijke werking. We geven hier een korte samenvatting van enkele krachtlijnen.
Uitgangspunt voor de werking is dat een thuis wordt gecreëerd waarbij de nog aanwezige mogelijkheden van de bewoner gestimuleerd worden en dit in een omgeving waar het aspect wonen een centrale plaats inneemt.
2
Uitgangspunt voor de werking is dat voor 42 personen met een langdurige, chronische en gestabiliseerde psychiatrische aandoening een thuis wordt gecreëerd waarbij de nog aanwezige mogelijkheden van de bewoner gestimuleerd worden en dit in een omgeving waar het aspect wonen een centrale plaats inneemt. Hierbij beklemtonen we de beweging van ‘cure’ (behandelen) naar ‘care’ (zorgen) en de keuze voor een optimistische kijk op de bewoner (wat kan deze persoon nog) als alternatief voor de tekorten en defecten (wat kan deze persoon niet meer). De begeleider focust zich op een aantal levensdomeinen en activiteiten namelijk zinvol werk, arbeid of bezigheid, vrije tijd en ontspanning. Hoe uitzichtloos de toestand soms ook lijkt, hoop geven blijft essentieel in een werking waar de
rehabilitatiegedachte centraal staat. Vijf pijlers worden met deze basisidee verbonden: streven naar normalisatie en herstel, streven naar personalisatie van de bewoner, streven naar integratie van de bewoner, bevorderen van de sociale interacties van en tussen de bewoners en respect voor de individuele eigenheid van elke bewoner.
Streven naar normalisatie en herstel De begeleiders stimuleren de bewoners zo goed mogelijk te functioneren in een zo normaal mogelijk milieu. Dit wordt gerealiseerd door de bewoner te steunen in het nemen van verantwoordelijkheid in zijn eigen leven en door hem bij te staan om zo onafhankelijk en zo actief mogelijk te functioneren. Er
wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke zelfstandigheid. Uiteraard is dit individueel sterk verschillend ingevuld en verloopt alles procesmatig: de zelfstandigheid wordt stap voor stap opgebouwd volgens de principes van empowerment. Autonomie heeft immers te maken met zelfbepaling, eigen keuze, ruimte laten voor eigen initiatief. Dit betekent dat een situatie moet worden ontwikkeld waarin zoveel mogelijk taken en activiteiten op initiatief van en in overleg (participatie) met de bewoner plaatsvinden.
Streven naar personalisatie van de bewoner De begeleiders dienen zich hierbij voortdurend de vraag te stellen hoe ze als begeleider omgaan met de bewoner als persoon, met respect voor zijn privacy, zijn wensen, zijn verlangens, zijn (on) mogelijkheden. Ze trachten de accenten van verpleegkundige, paramedicus, verzorgende te verleggen naar ‘begeleider’ zijn, het traditionele ziektebeeld te minimaliseren en tegelijkertijd de gezonde aspecten van elke bewoner te maximaliseren. Begeleiders zijn diegene die met professionaliteit ‘het zorgdragen voor de resterende mogelijkheden van de bewoners’ hanteren. Van de begeleiders wordt een grote mate van creativiteit verwacht. Ze moeten zicht krijgen op de behoeften van de bewoner. Ze stellen in overleg en in samenspraak met de bewoner en / of zijn omgeving doelstellingen voorop en bekijken op welke manier deze doelen kunnen worden bereikt samen met de bewoner. Door als begeleider niet meer te ‘behandelen’, maar te onderhandelen ontstaat ruimte voor een gelijkwaardige relatie, voor inspraak en participatie.
Streven naar integratie van de bewoner De begeleiders dienen zich af te vragen wat een aanzet kan zijn tot contact met de ruimere lokale gemeenschap zonder
dit als doel aan de bewoner op te leggen. Individuele benadering van de bewoner, openstaan voor zijn wensen en noden, stimuleren om het ‘leven terug in handen te nemen’ zijn belangrijke aandachtspunten voor elke begeleider. We willen bewust streven naar een zo groot mogelijke kwaliteit van leven en het welzijn van de bewoner bevorderen. Het doel van dit proces is dat de bewoner zowel persoonlijk als maatschappelijk tot tevredenheid kan functioneren. Begeleiders dienen erover te waken dat zij niet systematisch alle activiteiten (ontspanning, bezigheid, vrijetijdsinvulling zelf binnen het verzorgingstehuis organiseren doch dienen eerder bewoners te oriënteren naar het gemeenschapsleven toe bijvoorbeeld via bekendmaking van activiteiten, participatie aan allerlei buitenhuisactiviteiten, introductie van bewoners in externe hobbyclubs enz.
Bevorderen van de sociale interacties van en tussen de bewoners Voor bewoners is het nieuwe PVT een thuis. Naast het gezellig en huiselijk ingericht zijn van elke wooneenheid dient door de begeleiders veel aandacht gegeven te worden aan het ‘samenleven’ en het heropnemen van ‘sociale rollen’. De begeleider heeft aandacht voor de relaties met en tussen de bewoners. Sociale vaardigheidstraining, assertiviteitstraining, communicatie, het coachen van het samenleven van de bewoners, zijn taken van de begeleider. De begeleider stimuleert de bewoners aandacht te hebben voor elkaar en laat ruimte voor sociale interacties.
Respect voor de individuele eigenheid van elke bewoner Het stimuleren van autonomie en het streven naar onafhankelijkheid staan hierbij centraal. In het nieuwe PVT functioneren de begeleiders in feite ‘als gastheren’ voor de bewoners. Door het
werken met meerdere wooneenheden ondergebracht in diverse kleinschalige units is het mogelijk een werking op te stellen die rekening houdt met de individuele interesses, mogelijkheden, capaciteiten en met het tempo van elk bewoner. Om nog meer oog te hebben voor de individuele verschillen tussen de verschillende bewoners zal gewerkt worden met ‘bewonerstoewijzing’. Iedere bewoner heeft zijn persoonlijke begeleider die zijn belangen behartigt m.b.t. de voornoemde klemtonen. Het individueel werken met bewoners is een intensieve taak voor de begeleiders. De basisingesteldheid van de begeleider moet getuigen van een gerichtheid op het optimaliseren van de levenskwaliteit zoals deze door de bewoner met zijn soms beperkte (rest)capaciteiten ervaren wordt.
Marc Vandergraesen
Archeologisch onderzoek in Dendermonde Bij opgravingen op de site aan het Woon- en Zorgcentrum Huize Mariatroon in Dendermonde zijn resten gevonden van een vroeger Brigittinessenklooster. Dat was ooit een heel invloedrijk klooster, dat gebouwd werd in 1466. In 1786 werd het onder Keizer Jozef II afgebroken. Het onderzoek gebeurt in afwachting van de bouw van het nieuwe rusthuis. Daarmee breidt het Woon- en Zorgcentrum uit van 74 naar 104 bedden. In het voorjaar van 2007 voerde de toenmalige stadsarcheologische dienst op dit terrein een vooronderzoek uit. Op basis van dit onderzoek achtte Ruimte en Erfgoed een archeologisch onderzoek noodzakelijk en werd dit als bindende voorwaarde ingeschreven in de bouwvergunning. Medio 2010 gaf de bouwheer de opdracht om de werken te starten. Deze werken dienen uitgevoerd te worden volgens de bijzondere voorwaarden, opgesteld door de dienst Ruimte en Erfgoed van de Provincie. Daarin staan onder andere de kwaliteitseisen opgelijst waaraan de archeologen dienen te voldoen. Er werd een termijn opgelegd van 40 werkdagen met inzet van 2 archeologen (ofwel 80 mandagen), kraanman, werfinfrastructuur, enz. Voor de rapportage werd een termijn bepaald van 30 mandagen. Het kostenplaatje van dit volledige project dient de bouwheer volledig ten laste te nemen volgens het
4
principe van ‘de verstoorder (van het erfgoed in de bodem) betaalt’. Op 13 oktober werd gestart met de voorbereidingswerken. Dit omvatte de verwijdering van de begroeiing en sloop van bovengrondse structuren. In de centrale zone bevinden zich restanten van begravingen. Het betreffen zowel individuele kistbegravingen als massagraven. Opmerkelijk is dat het voor een groot deel kinderskeletten betreft. De aanwezigheid van massagraven in een dergelijke context is zeer uitzonderlijk. Wellicht ligt een dramatische gebeurtenis in het verleden van de stad Dendermonde aan de basis van dit gegeven. Een plausibele hypothese is dat het om een pestkerkhof gaat. We beschikken over een bron waaruit blijkt dat het klooster in de 16de eeuw als pesthospitaal werd ingericht. Dezelfde bron vermeldt bovendien dat er maar liefst 120 lijken begraven zijn! Verder onderzoek is evenwel noodzakelijk.
Noch het vooronderzoek, noch de archeologische kennis m.b.t. kloostersites liet de aanwezigheid van een dergelijke context vermoeden. Er zijn momenteel ruim 20 skeletten onderzocht. Er wordt verwacht dat dit minimaal zal verdubbelen voor de zone die nu vrijgegraven is. Omwille van extreem natte weersomstandigheden kampt het onderzoek – ondanks de installatie van bemaling – met wateroverlast. Na de uitgravingen liep een groot deel van het terrein onder water met achterlating van een sliblaag. Deze vondsten geven een unieke kijk op een dramatische periode in het verleden van de stad Dendermonde. Het onderzoek loopt nog tot het einde van dit jaar. Wordt vervolgd …
Johan Vermoesen
Even wegvliegen vanonder de beschermende vleugels van de instelling … Voor de tiende editie van de Lilly Reintegration Award werd ook dit jaar een unieke beurs georganiseerd. Opnieuw diende het team van de afdeling Caritas een project in om kans te maken op de Vlaamse juryprijs of de publieksprijs. Het project dat de naam ‘Even wegvliegen vanonder de beschermende vleugels van de instelling’ meekreeg, ging over de jaarlijkse reis die we organiseren binnen de afdeling. Reizen binnen het reguliere reiscircuit waar normalisatie, inspraak van bewoners en gelijkwaardigheid centraal staat. Reizen waar het institutionele karakter achterwege blijft en waar bewoners als “gewone” toeristen van hun vakantie kunnen genieten binnen een zelf gekozen locatie en hotel. Op 15 oktober 2010 trokken we met dit project richting Gent om het voor te stellen op de reïntegratiebeurs. Iedere voorziening kreeg de kans om het eigen project voor te stellen aan de bezoekers. Als aankleding voor de stand werd bewust gekozen om de reacties van de bewoners op de voorgrond te plaatsen. Iedere bewoner kreeg vooraf de kans om neer te schrijven hoe hij/zij de reis ervaren had. Deze reacties hadden we
omhoog gehangen aan onze stand. Zo kregen de bezoekers ook de stem van onze bewoners te horen. De beurs staat open voor alle hulpverleners, betrokkenen en alle belangstellenden zoals familieleden, studenten, enz. Een aantal bewoners van onze afdeling bezochten eveneens deze beurs en deelden achteraf enthousiast hun mening mee over de verschillende initiatieven. Nadat we het project hadden voorgesteld werden we verwacht in een cinemazaal voor de prijsuitreiking. Helaas deelden we niet in de prijzen maar de kwaliteitsvolle projecten die gewonnen hadden, waren projecten waar integratie en duurzaamheid op de voorgrond stonden. Verdiende winnaars. Aansluitend aan het filmfestival Gent werden we na de prijsuitreiking getrakteerd op een film waarin het onderwerp ‘fundamentele eenzaamheid’ iedereen aansprak. Nadien volgde ook nog een verzorgde receptie. Na afloop van deze boeiende dag beseften wij dat deze reïntegratiebeurs niet draait rond de prijzenpot die er te winnen valt. De beurs biedt de mogelijkheid om te kijken wat andere voorzieningen organiseren op vlak van
Ook de volgende jaren willen we blijven werken rond de integratie van bewoners in de maatschappij. We zijn ervan overtuigd dat hoe kleinschalig de projecten soms ook zijn, dit een grote meerwaarde heeft om de kwaliteit van leven voor de bewoners te verbeteren. integratie in de maatschappij. Men kan er praten en overleggen met elkaar. Men krijgt de gelegenheid andere projecten te leren kennen en er inspiratie uit te halen. Inspiratie die nodig is om de stigmatisering die in onze maatschappij leeft stap voor stap uit te roeien. Ook de volgende jaren willen we blijven werken rond de integratie van bewoners in de maatschappij. We zijn ervan overtuigd dat hoe kleinschalig de projecten soms ook zijn, dit een grote meerwaarde heeft om de kwaliteit van leven voor de bewoners te verbeteren. Annelies Props
Artikel 107: het Mattheüseffect? Het Mattheüseffect haalt zijn naam van een zin uitgesproken door de Heer in de parabel van de talenten (Matteüs 25, 14-30): “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.” - Evangelie volgens Matteüs, 25, 29. In het vorige nummer van Ter Sprake kon u reeds kennismaken met het nieuwe concept voor de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg, soms ook wel artikel 107 genoemd. Intussen zijn er weer enkele maanden verstreken en werden de eerste projectaanvragen vanuit diverse werkingsgebieden bij de overheid ingediend. Is hier sprake van een Mattheüseffect? We doen een concrete oefening voor de provincie Oost-Vlaanderen. Na het verschijnen in juni van de ‘Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgcircuits en netwerken’ werd er vanuit de provincie Oost-Vlaanderen voor een viertal werkingsgebieden een verklaring van interesse ingediend bij de FOD Volksgezondheid. Het betreft meer concreet het werkingsgebied Gent, het werkingsgebied Waasland en het werkingsgebied zuid Oost-Vlaanderen, waarbij dit laatste aanvankelijk omwille van pragmatische redenen (bereikbaarheid, uitgestrektheid, aantal inwoners) opgesplitst was in twee subregio’s Aalst-Dendermonde en ZottegemOudenaarde. Onmiddellijk na de bekendmaking van de Gids werd zowel formeel (o.a. via het overlegplatform POPOV) alsook informeel (met bepaalde instellingen) regio-overschrijdend overleg gevoerd met het oog op het concreet voorbereiden en uitschrijven van exploratieprojecten. Onderzoek en overleg diende immers een antwoord te geven op vragen die te maken hadden met o.a. de concrete beschrijving en de afbakening
6
De binnen het netwerk participerende ziekenhuizen dienen een vrij groot aantal bedden of plaatsen buiten gebruik te stellen, wil men op termijn de vijf functies realiseren. Deze stringente voorwaarden maken dat het voor sommige werkingsgebieden moeilijk of onmogelijk zal zijn om een project in te dienen. van de werkingsgebieden, de leeftijdsgroepen, het zorgaanbod, de samenwerkende actoren en eventuele specifieke opdrachten, de noodidentificatie, het omschrijven van doelstellingen en te verwachten resultaten, enz. Niet onbelangrijk in heel de discussie is ook het aftasten naar de mogelijke inbreng door elke GGZ-partner van de noodzakelijke middelen binnen een netwerk ten einde de vijf functies die het nieuwe concept beschrijft binnen de voorziene termijnen voor elk werkingsgebied te kunnen realiseren. Hiervoor werd in zuid Oost-Vlaanderen een schriftelijke bevraging gedaan bij alle GGZ-voorzieningen. Hoe een werkingsgebied of regio dient afgebakend te worden, wordt in de gids niet duidelijk omschreven. Tijdens de infosessies werd o.a. gesteld dat dit ondermeer afhankelijk is van de omstandigheden en het huidig aanbod binnen regio’s. Er werd op gewezen dat het werkingsgebied voldoende groot dient te zijn en over voldoende kritische massa dient te beschikken. Ook werd gesteld dat de overheid er zich van bewust is dat er in die zin ‘benadeelde werkingsgebieden’ zijn. Instellingen dienen immers heel wat capaciteit buiten gebruik te stellen om binnen een netwerk de vijf beschreven functies te realiseren. Daarenboven dient hierbij zowel de functie 2a (mobiele equipes voor patiënten met (sub)acute problemen) en de functie 2b (mobiele equipes voor patiënten met chronische
psychiatrische problemen) gerealiseerd te worden. Anders uitgedrukt betekent dit, dat de binnen het netwerk participerende ziekenhuizen, een vrij groot aantal bedden/plaatsen (tussen de 40 à 60) buiten gebruik dienen te stellen, wil men op termijn de vijf functies kunnen realiseren. Deze stringente voorwaarden maken dat het voor sommige werkingsgebieden moeilijk of onmogelijk zal zijn om een project in te dienen. Laten we dit illustreren aan de hand van een concreet voorbeeld voor de Provincie Oost-Vlaanderen. Deze provincie bestaat uit een drietal werkingsgebieden namelijk Gent inclusief ZelzateEeklo, Waasland en zuid Oost-Vlaanderen. Een concrete oefening leert ons dat noch binnen het werkingsgebied Waasland, noch binnen het werkingsgebied zuid Oost-Vlaanderen het mogelijk blijkt om binnen de voorliggende krijtlijnen een projectvoorstel in te dienen, willen ze de minimum noodzakelijke basiszorg binnen hun werkingsgebied nog op een verantwoorde wijze realiseren. Momenteel zijn deze twee werkingsgebieden dan ook volledig afhankelijk van de goodwill van het derde werkingsgebied Gent. We kunnen dit illustreren aan de hand van enkele cijfergegevens. Het gros van de middelen voor realisatie van een project 107 dienen te komen door het buiten gebruik stellen van plaatsen en bedden voornamelijk van psychiatrische
ziekenhuizen. Uit de eerste enquêtes en besprekingen blijkt immers dat de algemene ziekenhuizen uit de twee betrokken werkingsgebieden niet onmiddellijk de intentie hebben om veel bedden buiten gebruik te stellen. Voor de werkingsgebieden Waasland en zuid Oost-Vlaanderen samen (totale oppervlakte 1.702 km² en 811.011 inwoners) zijn er vier psychiatrische ziekenhuizen met een totaal van 864 bedden/plaatsen of een ratio van 1,06 bed/plaats per 1.000 inwoners. Voor het werkingsgebied Gent (oppervlakte 1.276 m² en 596.607 inwoners) zijn er acht psychiatrische centra met een totaal van 1.625 bedden/ plaatsen of een ratio van 2,72 bed/plaats per 1.000 inwoners. Het werkingsgebied zuid Oost-Vlaanderen heeft een ratio van 0,61 bed/plaats per 1000 inwoners. Voor wat betreft A-bedden in algemene ziekenhuizen, plaatsen beschut wonen en PVT-plaatsen bekomen we een gelijkaardige verdeling. Het werkingsgebied Gent (1.276 km²) is bovendien in oppervlakte 28% kleiner dan de twee overige werkingsgebieden uit de provincie samen (1.750 km²). Dit laatste is voor de uitbouw van een mobiele equipe geen onbelangrijk gegeven. Hoe groter de afstand hoe meer verplaatsingstijd immers verloren zal gaan. Regio-overstijgend overleg met de projectpromotoren op niveau van het Overlegplatform POPOV heeft niet onmiddellijk een oplossing aan dit probleem gegeven aangezien de Gentse GGZ-actoren zich wensen te richten op de Gentse regio. Verder moeten we hierbij concluderen dat werkingsgebie-
den die momenteel reeds over een aanzienlijke capaciteit aan middelen beschikken automatisch via de exploratieprojecten nog bijkomende middelen (600.000 euro per project) zullen genereren. Dit probleem werd reeds enkele keren aangekaart bij de overheid. Vooralsnog kwam er van de overheid geen klaarheid omtrent de wijze waarop op korte of middellange termijn minderbedeelde werkingsgebieden kunnen instappen in het nieuw uitgetekende concept voor de geestelijke gezondheidszorg zoals beschreven in de gids. Het concept voor een betere geestelijke gezondheidszorg zoals voorgesteld in de gids en tijdens de diverse infomomenten georganiseerd door de overheid, biedt nochtans een aantal voordelen naar samenwerking, specialisatie, ondersteuning en begeleiding die ook de GGZ-partners, betrokken in zowel het werkingsgebied Waasland als het werkingsgebied zuid Oost-Vlaanderen, kunnen onderschrijven. Het momenteel niet of onvoldoende aanwezig zijn van voornamelijk de functie twee (mobiele equipe) en functie drie (psychosociale rehabilitatie) wordt binnen deze twee regio’s als een gemis ervaren. In zuid Oost-Vlaanderen is bovendien ook de functie 5 (specifieke woonvormen voor psychiatrische patiënten) onvoldoende uitgebouwd. De GGZ-actoren binnen zowel de regio Waasland als de regio zuid Oost-Vlaanderen ervaren dit als een vorm van discriminatie aangezien ze enerzijds t.g.v. de historische spreiding van capaciteit
als anderzijds door de stringente krijtlijnen, voorgeschreven voor indienen van projectvoorstellen, voorlopig niet in aanmerking kunnen komen voor het indienen van een project en hierdoor als regio niet volwaardig onze opdracht kunnen uitvoeren. Tenslotte is het frustrerend om te moeten vaststellen dat regio’s die momenteel reeds over een aanzienlijke capaciteit aan middelen beschikken automatisch via de exploratieprojecten nog bijkomende middelen zullen genereren en de werkingsgebieden met historisch beperkte middelen binnen de huidige krijtlijnen noch op korte termijn, noch op lange termijn in staat zullen zijn om een projectvoorstel in te dienen. Er is hier dus wel degelijk sprake van een Mattheüseffect. Het water loopt altijd naar zee. Op 31 oktober, eerste deadline voor het indienen van projecten 107, werd voor de Provincie Oost-Vlaanderen dan ook enkel voor de Gentse regio een project ingediend. Vanuit de vier psychiatrische ziekenhuizen gelegen in de regio Waasland/zuid Oost-Vlaanderen werd wel een schrijven gericht aan de overheid om het probleem van ongelijke spreiding en toegankelijkheid aan te kaarten. Hierbij werd gevraagd om klaarheid en verduidelijking te scheppen omtrent de wijze waarop op korte of middellange termijn minderbedeelde werkingsgebieden kunnen instappen in het nieuw uitgetekende concept voor de geestelijke gezondheidszorg zoals beschreven in de gids. Marc Vandergraesen
Als je op de hoogte wil blijven van de nieuwste ontwikkelingen, trends en weetjes op vlak van voeding is het een goed idee om het jaarlijkse Voedings- en Gezondheidscongres in de Heizel te Brussel te bezoeken. Dit congres heeft plaats op vrijdag en zaterdag met een aantal workshops. Omdat niet iedereen hiervoor tijd of zin heeft, zal ik de meest opvallende en interessante zaken belichten.
Dertiende Voedings- en Gezondheidscongres 2010 Dr. Lynley Drummond toonde aan dat de consumptie van 2 tot maximaal 3 kiwi’s per dag zeer veel constipatie- en verteringsproblemen kan oplossen. Dr. Peter Deriemaeker van de VUB bracht naar voor dat onze voeding een belangrijke rol speelt in het levensnoodzakelijke zuur-base evenwicht van ons lichaam. Tegenwoordig eten de meeste mensen in België teveel eiwitten, wat een “verzurend” effect en een nefast gevolg heeft op lange termijn, zoals bijvoorbeeld botontkalking. Fruit en groenten hebben een “ontzurend” effect en daar eten de meeste Belgen nog te weinig van. Wat me opviel, is dat de aardappel ook een ontzurend effect heeft, terwijl brood en pasta dit niet hebben. De aardappel geniet dan ook de voorkeur in een gezond eetpatroon, wat niet wil zeggen dat we wekelijks de frituur moeten bezoeken …
Neem liefst de gewone groene kiwi daar deze het meest actieve bestanddelen bevat.
Kinderarts Dr. Jean-Paul Langhendries van Site de St. Vincent te Luik beklemtoonde het belang van borstvoeding bij baby’s: 30 jaar ervaring leerde hem dat niks zo natuurlijk en beschermend is als moedermelk. Borstvoeding dient dan ook zo lang mogelijk te worden gegeven aan de baby indien mogelijk.
Voedingsdeskundige Gaëlle Hick uit Luik adviseerde om in de keuken verschillende soorten oliën te gebruiken. Gebruik ruwe olijfolie of gemengde oliën om te bakken, gebruik bij koude bereidingen koolzaadolie of walnotenolie (rijk aan omega 3 vetzuren).
Dr. Lynley Drummond van Food Science Advisory in Nieuw-Zeeland plaatste de kiwi in de spotlights en toonde aan dat de consumptie van 2 tot maximaal 3 kiwi’s per dag zeer veel constipatie- en verteringsproblemen kan oplossen.
8
Dr. Freek Bouwman van de universiteit van Maastricht bracht een nieuwe verklaring voor het jojo-effect namelijk vetcel stress. Hij bewijst dat een “volle” vetcel een bepaalde vaste structuur heeft en dat bij vasten de vetcel “stress” krijgt en zo snel mogelijk naar de oorspronkelijke toestand terug wil. De vetcel schreeuwt als het ware om zich opnieuw te vullen. De enige weg is dus de geduldige weg: een zeer geleidelijke en overwogen gewichtsafname. Vergeet dus al de “wonderdiëten”, die maken alleen de bankrekening lichter.
Prof. Clemens van Schacky van de universiteit van München stelde dat de consumptie van meer omega 3 vetzuren (oliën, vette vis) een grotere rol kan spelen in de preventie van cardiovasculaire aandoeningen. Meer studies hierover zijn echter nodig.
Dr. Dominique Van Eyck van het UZ Kortenberg wijst op het feit dat het gebruik van de meeste medicatie in de psychiatrie gepaard gaat met ernstige gezondheidsrisico’s waarbij het metabool syndroom een hoofdrol speelt. Overgewicht en diabetes zijn veel voorkomende problemen die men zeker moet screenen. Men dient een goed evenwicht te zoeken tussen mentale en fysieke gezondheid. Een goed medicatie-, voedings- en bewegingsbeleid zijn essentieel. Hiervoor zijn voldoende middelen nodig, die soms ontbreken. Dr. Johan Vanderlinden van KU Leuven bracht zijn proefproject naar voor namelijk een cursus voor mensen met een eetbuistoornis. Dit zijn mensen die eetbuien doen zonder dit te compenseren, wat snel overgewicht tot gevolg heeft (circa 3 % van een normale populatie). De cursus duurt 6 maanden en neemt één dag per week in beslag. Dit goede initiatief is echter geen lang leven beschoren als de overheid dit niet zal subsidiëren. Dr. Vanderlinden gebruikt de cognitieve gedragstherapie als leidraad en hecht zeer veel belang aan het weer “in beweging” krijgen van de patiënten. Geen diëten, wel een normaal voedingspatroon en veel beweging staan centraal in de cursus. Emanuel Van Melkebeke
Patiëntveiligheid: incidenten meld- en leersysteem In een vorig artikel sprak ik al over twee mythes die, om de veiligheidscultuur zich ten volle te laten installeren in onze voorziening, definitief moeten worden gebannen. Een eerste mythe, ‘de perfectiemythe’: indien de zorgverstrekker hard genoeg zijn best doet, kunnen de incidenten worden vermeden. En een tweede mythe, ‘de penalisatiemythe’: indien de zorgverstrekker gestraft wordt voor het veroorzaken van een incident, zal hij deze in de toekomst kunnen vermijden. Een transparante veiligheidscultuur en een penalisatiecultuur sluiten elkaar per definitie uit. We moeten aanvaarden dat incidenten onlosmakelijk verbonden zijn met het menselijke handelen in het zorgproces en dat de zorgverstrekkers onopzettelijk een incident kunnen veroorzaken.
Bij de bestudering van grootschalige ongevallen merkt men dat er in vrijwel alle gevallen een geschiedenis was van kleine signalen die over het hoofd werden gezien. Als er dan sprake is van een positieve veiligheidscultuur kan er in onze voorziening op een positieve en lerende manier met incidenten worden omgegaan. Het ontwikkelen en handhaven immers, van een meldsysteem voor incidenten en bijna-incidenten wordt door de overheid gezien als een belangrijke volgende fase in de ontwikkeling van een geïntegreerd patiëntveiligheidsbeleid.
In onze instelling zijn we momenteel (samen met onze collega’s binnen de Broeders van Liefde) op zoek naar een goed instrument om incidenten en nearly-incidenten te registreren. Hierbij is het belangrijk dat het melden van een incident op een eenvoudige manier kan verlopen en dat het toegankelijk en vertrouwelijk is voor alle zorgverleners. De melder moet eveneens zeker zijn dat hij niet wordt bestraft voor het gerapporteerde incident of bijna-incident. Om de melders in deze optiek een garantie te bieden is de overheid nog op zoek naar de uitbouw van een wettelijk kader. In onze voorziening werd ervoor gekozen om naast het comité patiëntveiligheid (= stuurgroep kwaliteit en patiëntveiligheid) ook nog een team patiëntveiligheid op te richten. Hierin zetelen de verschillende experten inzake agressie (Vanessa Deroubaix), brand (Norbert Rottiers), suïcide (Ivan Klinckaert), valincidenten (Ann Meermans) en medicatiefouten (Danny Vrijders), samen met de kwaliteitscoördinator. Vanaf begin 2011 dienen de meldingen van incidenten centraal te gebeuren via een daarvoor bestemd softwarepakket (vermoedelijk via het patiëntendossier). Op deze manier zullen de meldingen dan bij de juiste expert terecht komen. Tot dan dienen alle incidentenmeldingen per mail bezorgd aan de kwaliteitscoördinator. In dit artikel wil ik u wat meer informeren over het hoe en het waarom van een incidentenmeld- en leersysteem. Incidenten worden niet veroorzaakt door “bijzondere gebeurtenissen”. Ze worden veroorzaakt door een “bijzondere combinatie” van “gewone
gebeurtenissen”. Onderstaand model van James Reason toont aan dat een incident pas optreedt wanneer er in meerdere onderdelen van het proces dingen fout gaan. Door vanaf het incident terug te gaan in de tijd en systematisch de stappen voorafgaand aan het incident te analyseren, kunnen de beïnvloedende factoren en de basisoorzaken worden benoemd. Met deze kennis kunnen dan structurele maatregelen worden ondernomen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Jan Maarten Schraagen voert al jaren onderzoek naar de rol van cognitieve processen bij incidenten in de patiëntenzorg. Hij leerde hieruit volgende zaken: • Tijdens een taakuitvoering gaat ons brein zo lang mogelijk door op de routinestand. • Daarnaast lopen we het risico afwijkingen niet te zien, als ons analytische systeem overbelast is (door werkdruk, werklast). Volgens Schraagen dient de focus te liggen op kleine alledaagse afwijkingen van processen: early warning signs. Het gaat er volgens hem om hoe een organisatie omgaat met kleine fouten, niet alleen hoe die organisatie omgaat met grote, zichtbare crises of catastrofes. Bij de bestudering van grootschalige ongevallen merkt men immers dat er in vrijwel alle gevallen een geschiedenis was van kleine signalen die over het hoofd werden gezien. Edmonson stelde in 2004 dat ziekenhuizen die systematisch en effectief leren van fouten zeer zeldzaam zijn want personeel durft geen zaken aan de orde
te stellen die betrekking hebben op kleine, alledaagse fouten die vermeden hadden kunnen worden en de dominante respons is de ‘quick fix’ in plaats van de systematische foutenanalyse. Het is ook nog belangrijk te vermelden dat Edmondson vond dat juist teams die goed geleid werden en met goede onderlinge relaties, meer incidenten meldden. In een ander onderzoek vonden Schraagen et al. (2010) dat kwaliteit van teamwork van chirurgen hoger was naarmate patiëntenuitkomsten slechter werden. Concreet wil dit zeggen dat teams die meer fouten (incidenten) rapporteren juist vaak de betere teams zijn. Want zonder open foutencultuur
vindt er geen rapportage van fouten plaats en leren ziekenhuizen niet; het tijdig inspelen op kleine alledaagse procesverstoringen vereist continue alertheid en openheid; de meeste fouten worden tijdig gecorrigeerd, maar er wordt zelden van geleerd; grote fouten, leidend tot ernstige uitkomsten, komen te weinig voor om van te leren. Verder blijkt uit dit onderzoek van de relatie tussen non-routine events, teamwork en patiëntenuitkomsten dat, in ziekenhuizen zeer veel procesfouten optreden, de meeste procesfouten hun oorsprong ergens anders vinden dan waar ze opduiken (logistiek, medicijnbeheer) en procesfouten meestal ad hoc gerepareerd worden zonder structurele verbetering.
Om af te sluiten, wil ik in het kader van incidentenmelding de aandacht vestigen op volgende uitspraak van E. Smith: Human Error is volgens hem het label dat organisaties gebruiken die weigeren verder te zoeken naar dieperliggende oorzaken. Uit bovenstaande blijkt wel dat alle zorgverleners en medewerkers actief kunnen deelnemen aan het patiëntveiligheidsbeleid in onze voorziening. Veilige zorg is een thema dat multidisciplinair wordt aangepakt en dat met andere woorden ook door de ziekenhuisdirectie en het management wordt gedragen en bijgestuurd. Patiëntveiligheid is een zaak van iedereen! Koen D’hondt
Dienst in de kijker: opnamedienst Interview met Ellen Peirlinck Een vijftal jaar geleden werd het startschot gegeven voor de nieuwe opnamewerking. De redactieraad van Ter Sprake vond dit het moment bij uitstek om samen met de opnamecoördinator even terug te blikken.
Red.: Kun je iets vertellen over het ontstaan van de functie van de opnamedienst? Deze bestaat nog maar een 5-tal jaar. Hoe werkte het vroeger en wat was de aanleiding om hiermee te starten? Ellen Peirlinck: Sinds januari 2006 is een nieuwe opnamewerking officieel van kracht. Voorheen werden de opnames rechtstreeks door de artsen in goede banen geleid. De sociale dienst stond op dat moment in voor de zogenaamde eerstelijnsopvang: de maatschappelijk assistent begeleidde de patiënt naar zijn of haar afdeling en volgde de administratieve procedures van begin tot eind op. Niettemin drong een meer gestroomlijnde opname zich toch op. De huidige opnamedienst centraliseert
10
de opnameaanvragen en plant deze, steeds in nauw overleg met de artsen, zoveel mogelijk op voorhand. Een uitzondering hierop zijn uiteraard de gedwongen opnames. Uitzonderlijke situaties vragen om uitzonderlijke maatregelen, dus op die momenten wordt er organisatorisch onmiddellijk bijgestuurd. Via de onthaalmedewerkers komen de patiënten bij de opnamedienst terecht. Ik volg dan de administratief geldende procedures bij de inschrijving op, informeer hen over het ziekenhuisverblijf en begeleid hen naar hun respectieve afdeling. Dat is zowat de kern van mijn takenpakket. Red.: Hoe ziet zo’n dag van een opnamecoördinator eruit?
Ellen Peirlinck: De opnamedienst is altijd bereikbaar tijdens de kantooruren, van 8 tot 16.45uur. Na deze uren neemt het team van Esperanza 0 over. Mijn dagtaak kent grosso modo twee grote luiken: aan de ene kant is er het coördineren van alles wat van dicht of van ver te maken heeft met vragen tot opname in dit psychiatrisch centrum: opnameaanvragen worden geregistreerd (REGAS), de opnames worden gepland aan de hand van een intern gebruikt wachtlijstoverzicht. Het overgrote deel van deze aanvragen komt telefonisch binnen via bemiddeling van de huisarts van de patiënt, via onze eigen psychiaters of op voorspraak van regionale en andere ziekenhuizen. De patiënt of de familie
De kern van mijn takenpakket? Ik volg de administratief geldende procedures bij inschrijving op, informeer patiënten over het ziekenhuisverblijf en begeleid hen naar hun respectievelijke afdeling.
van de patiënt kunnen ook om een opname verzoeken. Daarnaast komen e-mailsgewijs ook heel wat vragen binnen. In overleg met de afdelingsteams plan ik vervolgens een opname en neem op mijn beurt opnieuw contact op met de aanvrager om hem of haar een stand van zaken over te maken. Daarnaast is er de eerstelijnsopvang van de patiënten. De patiënt en zijn/haar familie worden verwacht voor opname en krijgen bij het binnenkomen de nodige praktische informatie over het nakende ziekenhuisverblijf. De geplande opnames gaan meestal door in de voormiddag, terwijl de opnameaanvragen verspreid over de hele dag gebeuren. Red.: Je bent niet alle dagen aanwezig. Hoe is dit nu georganiseerd want de opnamedienst is toch alle dagen in de week bemand? Ellen Peirlinck: Zoals reeds aangehaald, is de opnamedienst in de week altijd vlot bereikbaar tijdens de kantooruren.
Wanneer ik buitenshuis bijkomende opleidingen volg, andere projecten moet coördineren of een aantal dagen verlof wil opnemen, kan ik momenteel rekenen op drie andere collega’s van de sociale dienst die mij bij mijn afwezigheid vervangen. Red.: Ik vermoed dat – naast een nauwgezette administratie – je ook over heel wat andere competenties moet beschikken? Welke zoal? Ellen Peirlinck: Naast de administratieve vaardigheden waarover je sowieso moet beschikken om deze job tot een goed einde te brengen – en daarmee samenhangend een goed persoonlijk timemanagement – , moet je vooral een goede teamplayer zijn: veel overleg plegen met de collega’s van je eigen dienst en die van andere diensten, betrokken zijn, kunnen omgaan met vertrouwelijke informatie, snel en correct kunnen informeren en doorverwijzen,…
Red.: Waarin – binnen de taak – zit de arbeidsvoldoening? Ellen Peirlinck: Het is absoluut een boeiende job: je komt in contact met heel veel mensen en je moet trachten op een zo professioneel mogelijke manier tot een goed draaiend geheel te komen. Hieruit haal ik heel veel arbeidsvoldoening. Red.: Heb je nog een boodschap voor de lezers van het tijdschrift? Ellen Peirlinck: Hier werken doet me beseffen dat de geestelijke gezondheid van een mens even belangrijk is, zoniet belangrijker, dan zijn lichamelijke gezondheid. Wanneer deze twee elementen met elkaar in evenwicht zijn, wordt een gelukkig leven mogelijk. Voordien stond ik daar zelden bij stil. Red.: Ellen, wij danken jou van harte voor dit mooie en fijne gesprek. Vanuit de redactieraad wensen wij jou nog veel succes toe in deze opdracht.
Ter Sprake magazine
Afgiftekantoor: Lede - Trimestrieel - December 2010
Ter Sprake Magazine is een uitgave van het Psychiatrisch Centrum Zoete Nood Gods. Wil u ook meewerken aan het volgende nummer? Contacteer Bénédicte De Waele op het nummer 053/76 21 05 of e-mail naar
[email protected]. Werkten mee aan dit nummer: Bénédicte De Waele, Marc Vandergraesen, Michel Sinove, Koen D’hondt, Koen Van Wauwe, Rik De Coninck, Arnaux De Kuyper, Dirk Van Herreweghe, Anne-Marie Galle, Nicole Van de Meerssche, Aleide Sterck, Tessa De Bleu. ‘Ter Sprake’ is de nieuwsbrief van het Psychiatrisch Centrum Zoete Nood Gods’ Reymeersstraat 13a, 9340 Lede Tel: 053 76 21 11 Fax: 053 80 66 07 e-mail:
[email protected] - www.pclede.be Uw gegevens worden door het Psychiatrisch Centrum in een bestand opgenomen. Overeenkomstig de privacy-wet van 08-12-1992 heeft u recht op inzage en correctie van de door het Psychiatrisch Centrum bewaarde informatie. Het Psychiatrisch Centrum behoort tot de vzw Provincialaat der Broeders van Liefde