Technische vragen vergadering algemeen bestuur 31 oktober 2012 Fractie VVD Agendapunt 3.c. Begroting 2013 1.Tarief gebouwd a. Het voorgestelde tarief voor gebouwd bedraagt 0,286. Dit is 11,7 procent hoger dan het huidige tarief. Op blz. 10 van de begroting wordt een stijging van 12,5 procent vermeldt. Vragen: Wat is het juiste stijgingspercentage? Kan dit in de definitieve stukken worden aangepast naar het juiste stijgingspercentage? Antwoord: Het werkelijke stijgingspercentage is 11,7%. Het voornemen is in het definitieve exemplaar van het boekwerk deze wijziging te verwerken. b. In de begroting worden twee soorten tarieven voor gebouwd gehanteerd. Soms wordt een percentage genoemd en soms een bedrag per 2.500 euro. Dat laatste tarief lijkt gebaseerd op een in het verleden gehanteerde systematiek. Vraag: Is het niet wenselijk om voortaan alleen het tarief te hanteren zoals dat ook in de verordening staat? Dit om misverstanden te voorkomen. Antwoord: Omdat de overige tarieven ook in geld worden genoemd is er voor gekozen om het tarief gebouwd (naast het percentage) ook in geld te noemen. In het vervolg zal ook tekstueel hiervoor aandacht zijn, zodat onjuiste interpretatie wordt voorkomen. c. De stijging van 11,7 procent is hoger dan we zouden verwachten bij een afgesproken stijging van de belastingdruk met zo`n 4,5 procent en een correctie van de grondslag met zo`n 4 procent (ivm daling van de WOZ-waarde). Daarbij zouden we stijging verwachten van ruwweg 8,5 procent. Vraag: Hoe verklaart u het verschil.
Antwoord: In de begroting 2012 (belastingverordeningen) zijn de belastingtarieven voor 2012 vastgesteld. Na de vaststelling van de begroting is gebleken dat de feitelijke WOZ-waarden in 2012 2,5% lager waren t.o.v. de aannames in de tariefberekening gebouwd. De feitelijke WOZ-waarden zijn gehanteerd voor de werkelijk opgelegde belastingaanslagen. Hierdoor is de feitelijke aanslag 2012 lager geweest t.o.v. de voorbeeldaanslag in de begroting. Hierdoor hebben in de praktijk belastingplichtigen een eenmalig voordeel genoten. In de begroting 2013 is de WOZ-waarde daling in 2012 van 2,5% gecompenseerd door het percentage gebouwd evenredig te verhogen. De te verwachten WOZ-waarde daling in 2013 van 4% (aanname Waarderingskamer) is eveneens gecompenseerd door een evenredige tariefstijging voor gebouwd. Belastingplichtigen zullen bij de belastingaanslag voor de categorie gebouwd in 2013 dus ervaren dat de hoogte van hun aanslag in 2013 stijgt met 5%, zijnde de stijging t.o.v. de werkelijke aanslag 2012, plus het voordeel wat eenmalig in 2012 is genoten door de in praktijk niet gecompenseerde WOZ-waarde daling(2,5%).
Aan de hand van een voorbeeld: WOZ waarde voorbeeldaanslag B2012 = 200.000 WOZ tarief aanslag Voorbeeldaanslag Begroting 2012 200.000 0,0256 51,20 Werkelijke aanslag Begroting 2012 195.000 0,0256 49,92 Voorbeeldaanslag Begroting 2013 187.200 0,0286 53,54 Stijging: Voorbeeldaanslag 2013 t.o.v voorbeeldaanslag 2012: 4,6% Voorbeeldaanslag 2013 t.o.v. werkelijke aanslag 2012: 7,3% Tarief Begroting 2013 t.o.v. Begroting 2012 11,7% d. Gaat u in de communicatie bij de belastingaanslagen extra aandacht besteden aan het verschil tussen de tariefstijging en de stijging van de belastingdruk?
Antwoord: In de communicatie zal expliciet aandacht worden besteed aan het verschil tussen de tariefstijging en de stijging van de belastingdruk. Dit gebeurt zowel bij de communicatie n.a.v. vaststelling van de Begroting 2013 als bij de aanslagoplegging door de BWB. 2. De inkomsten van wegen en ongebouwd worden in een keer genoemd op pag. 43. Graag zouden we een uitsplitsing willen zien naar de verschillende groepen van de € 4,594.000,00 Antwoord: In het definitieve exemplaar van het boekwerk zal deze uitsplitsing worden verwerkt. Dit is voor verharde openbare wegen € 761.000,00 en voor overig ongebouwd € 3.833.000,00 3. De provincie hanteert een rekenrente van 4%. Gaat het waterschap zoveel mogelijk leningen afsluiten naar lagere tarieven, mits de kosten niet te hoog zijn? Met een gemiddeld rente van 4,03% lopen we risico. Antwoord: De gemiddelde rente op alle eerder afgesloten leningen bedraagt 4,03%. In het recent verleden zijn leningen vervroegd afgelost en vervangen door goedkopere leningen. Onlangs is nog gecheckt of er nog extra mogelijkheden hiertoe waren. Dit is niet het geval. 4. In de begroting wordt uitgegaan van stijgende energieprijzen. In werkelijkheid gaat de energieprijs op dit moment omlaag. Antwoord: In paragraaf 1.4 van de begroting 2013 wordt aangegeven dat de energieprijs voor 2013 en 2014 stabiel is ten opzichte van 2012. De energieprijs stijgt niet voor de komende 2 jaren. De prijs waarvoor is ingekocht is al de lagere prijs en is 5 jaar stabiel. Daarnaast hebben we een verwachting gedaan voor de jaren 2015 tot en met 2017. Deze verwachting zullen we bij het opmaken van de kadernota 2014-2024 actualiseren. Fractie Vrienden Markdal en Buitenplaats Bouvigne 3c. Begroting 2013 Voor de periode vanaf begrotingsjaar 2014 zal de financiële opgave nog veel omvangrijker zijn. Vragen: Vraag: Graag een volledig overzicht van de feitelijke oorzaken en concrete verwachtingen, die deze verwachting verklaren. Graag een onderbouwde inschatting van hoeveel omvangrijker. Antwoord: In het thema ab van 20 juni is de financiële opgave al in beeld gebracht voor de 2014 en verder. De verwerking van HWBP-bijdrage Rijk is voor de jaren 2011 tot en met 2013 50 jaar geactiveerd. Vanaf 2014 zal bij de kadernota 2014-2024 de verwerking van deze bijdrage opnieuw worden beoordeeld. Voor de periode vanaf begrotingsjaar 2014 zal de financiële opgave nog veel omvangrijker zijn. Hierdoor heeft het algemeen bestuur door middel van een motie besloten een takendiscussie te voeren in opmaat naar de Kadernota 2014-2024. Hierbij zal handhaven van het evenwicht tussen te realiseren ambities, uit te voeren taken, hoogte van de belastingtarieven en een adequate organisatie als uitgangspunt worden genomen. 3.g. Partiële herziening peilbesluit Halderberge Vraag: Graag uitleg over hoe het heeft kunnen gebeuren dat voornoemde peilschaal niet correct is opgehangen. Hoe borgt waterschap het correct ophangen van peilschalen? Welke maatregelen neemt waterschap om te controleren of andere peilschalen wel correct zijn opgehangen? Antwoord: De bewuste peilschaal dateert van voor de fusie van het waterschap en hangt zodoende al jaren op deze plaats. Hoe het precies gekomen is dat deze destijds niet exact op de juiste hoogte gehangen is, is nu niet meer te achterhalen. Dat het in de afgelopen jaren niet eerder is opgevallen, komt doordat er tot dusverre geen redenen waren om aan de juiste hoogte van de peilschaal te twijfelen. Er waren geen klachten over het peilbeheer die mogelijk op een verkeerde peilschaal konden wijzen. Zonder een duidelijk referentiepunt naast de peilschaal is evenmin met het blote oog niet te zien dat deze verkeerd hangt. De huidige werkwijze is dat bij het ophangen of vernieuwen van peilschalen deze altijd opnieuw wordt ingemeten, om er zeker van te zijn dat deze goed hangt. Peilschalen die niet door eigen medewerkers zijn vervangen maar door een aannemer, worden door eigen medewerkers nagemeten. Jaarlijks worden meer dan 100 peilschalen vervangen. Hetzij omdat deze door vandalisme beschadigd zijn of gestolen, hetzij omdat de peilschaal qua leeftijd aan vervanging toe is. Het waterschap heeft echter meer 920 peilschalen en vanwege flexibel peilbeheer neemt dit aantal verder toe. Het waterschap kan niet alle peilschalen in één keer vervangen of allemaal nameten, daarom wordt dit via het reguliere onderhoud meegenomen in een periode van meerdere jaren. Aangezien het waterschap hier al enige jaren aan werkt, zullen met een paar jaar alle peilschalen vervangen en opnieuw ingemeten zijn. 3.h. Strategie samenwerking Vlaanderen
-2-
Vraag: Voor zover niet met een tijdsindicatie aangegeven bij het voorstel is om de strategie voort te zetten etc. graag bij de punten 1 tot en met 10 een tijdsplanning aangeven per punt. Wanneer beoogde start, wanneer beoogd effectuering en wanneer beoogd resultaat of oplevering (waar van toepassing)? Antwoord: Zowel onder het kopje „beoogd effect‟ (algemeen) als onder het kopje „voorgestelde strategie‟ staat informatie over de beoogde resultaten. Meer in detail staat hieronder een overzicht van de tijdsplanning per punt. Ad 1: Continu door contacten op werkvloerniveau. Broodje Vlaanderen in eerste helft van 2013. Ad 2: Permanent aandachtspunt voor de afdeling ontwerp & realisatie bij het opstellen van projectplannen en aanvraag uitvoeringskrediet. Ad 3: Ontwikkelen voorstel in eerste kwartaal van 2013 waarna bespreking in bestuur. Ad 4: Afhankelijk van afspraken in Bestuurlijk Vlaams-Nederlandse Wateroverleg, eerstkomende vergadering zal vermoedelijk in eerste helft van 2013 worden gepland (Ministerie van IenM en Vlaamse Milieumaatschappij zijn hier trekkers voor). Vlaanderen wil eensluidende afspraken voor hele grensgebied van Nederland en Vlaanderen, daarna kan uitwerking met de Nederlandse waterschappen plaatsvinden. Ambitie van ministerie en VMM voor de afstemming is momenteel nog niet helder. Ad 5: Planning is afhankelijk van resultaat van onderdeel 4. Vraag is: Hoe ver willen Vlaanderen en Nederland gaan in de grensoverschrijdende afstemming? Die vraag moet in het overleg van 4 worden beantwoord. Ad 6: Met ingang van 19 november zal een trainee bij de afdeling Beleid voor een periode van 6 maanden een projectvoorstel gaan ontwikkelen, samen met de trekker hiervoor bij de provincie Antwerpen. Hierbij zullen diverse partners worden betrokken, waaronder gemeenten en waterschap de Dommel. Zodra gereed zal het projectvoorstel aan het bestuur worden voorgelegd, alvorens het in te dienen bij Interreg. Ad 7: De trainee zoals genoemd onder 6 zal ook hiermee aan de slag gaan, samen de collega van de provincie Antwerpen. De stroomgebiedvisie zal een van de onderbouwende documenten voor het Interreg projectvoorstel vormen. Ad 8: Inzet is het organiseren van een bestuurlijke uitwisselingsbijeenkomst in mei/juni van 2013. Ad 9: Eerste kwartaal van 2013 zal de volgende evaluatiebijeenkomst plaatsvinden. Dan zullen afspraken worden gemaakt voor de planning van de actualisatie van de huidige beheerovereenkomst. Ad 10: Eerste kwartaal 2013. Organisatie samen met provincie Antwerpen. 3.i. Mestverwerking op en nabij rwzi‟s Vraag: Wat is de precieze rol van SNB nu en in de toekomst in dit “mest”onderwerp? Wat behelst de proef die bij SNB in dit licht wordt voorbereid? Hoe verhoudt voornoemde proef zich tot het gestelde in de AB vergadering van 11 april jl. “De heer Verdaasdonk: Bij interruptie, voorzitter, dan heb ik misschien iets niet goed begrepen, maar ik heb de directeur van SNB uitdrukkelijk horen zeggen dat zij met ZLTO een overeenkomst heeft gesloten om nadrukkelijk te onderzoeken hoe zij om zullen gaan met het eventueel bijstoken van mest in deze installaties. Dat heb ik gehoord en zoals u het nu neerzet is prima, maar ik had het elegant gevonden en zo had het ook gemoeten dat als dit soort zaken speelt in de context van waar wij het hier over hebben, het hier in zijn volle breedte op tafel had moeten komen. Dat wij het nu in de zijlijn horen en dat dit zoveel commotie oproept betreur ik zeer, maar dat kunt u ons niet verwijten.” Antwoord: SNB heeft als slibverwerkingsbedrijf 2 belangen bij de verwerking van dikke mestfracties: 1. Het is een mogelijke alternatieve bron om de aanwezige restcapaciteit te kunnen benutten, gelet op de teruglopende slibhoeveelheden. 2. Juist de mestfractie is interessant als bron, vanwege het gehalte fosfaat in de mest. SNB wil het fosfaat als grondstof gaan terugwinnen. Een doelstelling die ook door het AB op 26 september is onderschreven met het aannemen van het ontwikkelprogramma naar 2020. Met de proef die momenteel wordt uitgevoerd, wordt bekeken of bijstoken met dikke fractie van mest mogelijk tot problemen zou leiden in de bedrijfsvoering. Bij een positief resultaat, zal een besluit moeten worden voorbereid om al dan niet structureel de restcapaciteit op te gaan vullen met deze mestfractie. Dit zal dan aan de aandeelhouders worden voorgelegd. 3.l. UVK renovatie diverse rvzi‟s Vraag: Zitten in overige jaarlijkse wegvallende exploitatiekosten ook de minder inzet van personeel? Zoniet, dan graag concretisering (ook financieel) van minder inzet van personeel. Antwoord: De maatregelen zijn gericht op het reduceren van risico‟s op de onderhouds- en bedrijfsdoelstellingen en het voorkomen van ongewenste effecten zoals procesverstoringen, hogere onderhouds- en beheerinspanningen en onvoorspelbare schommelingen in de exploitatie. De jaarlijks wegvallende exploitatiekosten betreffen verminderde energiekosten door het benutten van energiebesparingskansen. Uitvoering van het project heeft geen direct gevolg in de inzet van personeel. 3.o. Realisatie waterberging Volkerak Zoommeer
-3-
Vraag: Per “oranje” maatregel graag een verklaring voor achter liggen op schema, alsmede een plan van aanpak van “herstel” van dit achterliggen op schema, met concreet tijdspad. Antwoord: in de nota 3.o. komen geen oranje maatregelen voor. Waarschijnlijk wordt bedoeld agendapunt 3.p. voortgang emissiebeleid. Omdat lang niet duidelijk was om welke nota het ging, zijn de antwoorden op deze vraag nog niet beschikbaar. U ontvangt de antwoorden binnen enkele weken. Fractie bedrijven Agendapunt 3.f., Addendum Tweede Bestuursovereenkomst Op blz 2 van de stukken behorende bij dit agendapunt, in alinea 'Financiële dekking' staat: "In het minst gunstige geval ontvangt het waterschap een bijdrage van 50% van de kosten" Vraag: hoe wordt dit percentage bepaald, en waar is dit van afhankelijk? Antwoord: Dit percentage wordt bepaald door de hoeveelheid externe financiering die het waterschap voor deze projecten kan verwerven. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van een nieuwe regeling die het Rijk momenteel uitwerkt waardoor er extra middelen voor hydrologisch herstel beschikbaar komen. Het waterschap streeft ernaar om via deze regeling aanvullend subsidie te verwerven voor projecten die ook via BO2 worden gefinancierd. Indien het waterschap daarin slaagt neemt het subsidiepercentage toe. De regeling is op het moment nog niet klaar, dus er is geen zekerheid dat het waterschap hier gebruik van kan maken. Bijlage 1 "Limitatieve lijst van projecten, die naar verwachting niet meer onder BO2.1 worden uitgevoerd." Vraag: waarom niet? En wie heeft deze verwachting? Antwoord: Het de woorden „naar verwachting‟ zou beter vervangen kunnen worden door het woord „mogelijk‟. De projecten uit bijlage 1 kunnen mogelijk niet meer onder BO2.1 worden uitgevoerd. Reden hiervoor kan zijn dat de benodigde gronden niet op tijd worden verworven. De grondverwerving voor deze projecten ligt namelijk al enkele jaren stil als gevolg van de discussie over de herijking van de EHS. Een andere reden kan zijn dat de programmabeschikkingen volledig zijn benut met andere projecten, waardoor er geen ruimte is voor deze projecten. Agendapunt 3o, Bestuurlijke overeenkomsten voor de realisatie Waterberging Volkerak Zoommeer en aanvraag uitvoeringskrediet. Vraag: worden de kosten van personele inzet van medewerkers WBD ( gesteld op zeker 4,8 fte dus enkele tonnen per jaar) ook volledig vergoed door het Rijk? Vraag : Worden de kosten betreffende communicatie door het WBD betreffende dit project ook volledig vergoed door het Rijk? Antwoorden: De kosten voor personele inzet van medewerkers WBD en de kosten betreffende communicatie vallen beide onder de apparaatskosten. Dit betekent dat deze kosten volledig worden vergoed op basis van daadwerkelijke kosten met een maximum zoals is overeengekomen in de ROK. In de vertrouwelijke bijlage (tabel 2) zijn deze bedragen gekwantificeerd. Het projectteam zal er zorg voor dragen dat deze bedragen niet worden overschreden. Fractie Gezond Water 3c. begroting 2013 Op pagina 1 van de adviesnota is sprake van “éénmalige maatregelen om binnen de kaders te blijven”. Vraag: Betekent dit een herstel in de begroting voor 2014? Antwoord: Nee, de maatregelen om de begroting 2013 sluitend te krijgen zijn hoofdzakelijk eenmalig van aard, dus het aanvankelijke tekort (€ 1,7 mln) komt grotendeels terug in 2014. Daarnaast zijn er aanvullende ontwikkelingen zoals inpassing HWBP-bijdrage die opgave vanaf 2014 nog omvangrijker maken. Voor de periode vanaf begrotingsjaar 2014 zal de financiële opgave nog veel omvangrijker zijn. Hierdoor heeft het algemeen bestuur door middel van een motie besloten een takendiscussie te voeren in opmaat naar de Kadernota 2014-2024. Hierbij zal handhaven van het evenwicht tussen te realiseren ambities, uit te voeren taken, hoogte van de belastingtarieven en een adequate organisatie als uitgangspunt worden genomen. In de beleidsbegroting 2013 is op blz. 7 (evenals in de adviesnota) sprake van “het waterschap heeft” etc. Vraag: Wordt hier ook het AB bedoeld of slaat dit op het DB? Indien dit ook het AB omvat wanneer heeft het AB dan dit tegen het licht gehouden? Welke zijn de investeringen en de projecten die nu niet doorgaan? Antwoord: Met “het waterschap heeft” wordt het Dagelijks Bestuur bedoeld.
-4-
Wat betreft de investeringen betreft het enerzijds uitstel van instandhoudings-/vervangingsinvesteringen. Doordat de technische noodzaak ontbreekt om nu te vervangen worden kosten uitgespaard. Daarnaast is een aantal door het AB vastgestelde projecten qua planning gezien te optimistisch ingeschat. Er is geen sprake van aanpassing van de ambitie c.q. doelrealisatie. 2 Nav agendapunt 2: Vraag: Wiens taak is het om de correcte uitslag van stemmingen te bewaken? Antwoord: Artikel 18 RvO AB bepaalt: De voorzitter is belast met: a. tot en c….. d. het formuleren van datgene waarover zal worden gestemd dan wel zoals is besloten; e. het zo nodig in stemming brengen van de aan de vergadering gedane voorstellen en het bekend maken van de uitslag van de stemmingen en lotingen. Vraag: Kan het AB volgens het Reglement van Orde een agendapunt waar al over be-sloten is in de zelfde vergadering opnieuw bespreken? Bijvoorbeeld in het ex-ceptionele geval dat blijkt dat de stemming niet correct verlopen is? Antwoord: Ja, al gaat het hier over 2 verschillende vragen: 1. Mag de beraadslaging weer geopend worden? 2. Mag de stemming worden overgedaan? Voor de duidelijkheid: overeenkomstig de procedure zoals hierna genoemd, zou de stemming kunnen worden overgedaan, zonder dat de beraadslaging weer wordt geopend. Vraag: Indien ja, wat is dan de procedure? Antwoord: Artikel 55 RvO AB bepaalt: De voorzitter en ieder lid, door middel van het indienen van een motie van orde, kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen. Het AB beslist terstond. 3h. Strategie samenwerking Vlaanderen Blz 1): Bij samenwerking tot nu toe: Vraag: Wat zijn de resultaten geweest van het grensoverschrijdende actieplan om de belasting van Volkerak/Zoommeer met stikstof en fosfor te verminderen? Antwoord: Het betreft een bestuursovereenkomst tussen Rijkswaterstaat Zeeland, het toenmalige Hoogheemraadschap West-Brabant en de Vlaamse Milieumaatschappij. Aan het archief is de vraag gesteld wat hierover aan gegevens bekend is. Het bestuur zal hierover nader worden geïnformeerd zodra bekend. Blz 2) bij voorgesteld strategie “door het uitwisselen van kennis is een betrouwbaarder beeld ontstaan van grensoverschrijdende belasting”. Vraag: Dit jaar werd in een gezamenlijke workshop geconstateerd dat op basis van dezelfde EU (KRW) regels toepassing op het Merkske volgens de Vlaamse collega‟s tot een voldoende voor de waterkwaliteit leidde en volgens de Brabantse collega‟s tot een onvoldoende leidde. Hoe verhoudt zich dat tot de stelling dat “er een betrouwbaarder beeld is ontstaan”? Antwoord: De gezamenlijk meetcampagne met de VMM voor het Merkske op 7 juni 2011 had betrekking op de waterkwaliteit. Gebleken is dat voor de meeste onderdelen de meetresultaten goed overeenkomen. Uitzondering betreft de macro-evertebraten: uit meerjarige meetgegevens van de VMM en het waterschap blijkt dat verwerking ervan tot een andere beoordeling leidt. Nader overleg met de VMM zal moeten uitwijzen wat een plausibele verklaring is voor dit verschil. Zodra dit overleg heeft plaatsgevonden zal het algemeen bestuur nader worden geïnformeerd. 3p. Voortgang emissiebeleid. Blz 1): hier wordt vermeld dat het toelatingsbeleid voor bestrijdingsmiddelen minder streng geworden is. Vraag: Betekent dit dat deze middelen ruimer gebruikt mogen worden? Antwoord: Ja, zolang het gebruik is toegelaten en toepassing niet in strijd is met gebruiksafspraken zoals vastgelegd in het toelatingsbeleid. Juist in die toelating is een voor waterschappen ongewenste verruiming opgetreden. Agendering van dit knelpunt heeft echter niet tot voldoende bijstelling van het Europese toelatingsbeleid geleid. Vraag: Betekent dit ook een “vrijbrief” om deze middelen zodanig te gebruiken dat andere belangen beschadigd en/of benadeeld worden? Antwoord: Het gebruik van middelen op een manier die afwijkt van de handhavingsvoorschriften uit het toelatingsbeleid is in strijd met wet- en regelgeving en daarmee strafbaar. Daarmee is geen sprake van een vrijbrief, maar wordt wel de urgentie onderstreept om op dit vlak de vinger aan de pols te houden. Vraag: Mogen deze middelen ruimer gebruikt worden (op eigen percelen) ook als daardoor de waterkwaliteit aangetast wordt?
-5-
Antwoord: Indien het gebruik leidt tot normoverschrijdingen in het oppervlaktewater, zullen op grond van de Kaderrichtlijn Water maatregelen nodig zijn om deze verslechtering tegen te gaan. Vandaar ook dat het waterschap voorstelt de monitoring op dit vlak te continueren en via gebiedsgerichte maatregelen te komen tot vrijwillige emissiereductie door agrarische gebruikers, onder meer in het samenwerkingsproject Schoon Water Brabant.
-6-