ALGEMEEN BESTUUR Datum 31 oktober 2012
www.vggm.nl
AGENDA Overleg
:
Algemeen bestuur
Datum
:
31 oktober 2012
Tijd
:
9.30 uur - circa 11.00 uur
Plaats
:
Schelmseweg 93A, Arnhem
AGENDAPUNTEN: 1. Opening en mededelingen 2.
3.
4.
Behandelwijze:
Verslagen en algemene organisatie a. Verslag en besluitenlijst vergadering AB d.d. 27 juni 2012 b. Concept-besluitenlijst DB d.d. 18 oktober 2012 c. Lijst ingekomen stukken d. Vergaderrooster 2013 e. Verslag Veiligheidsberaad d.d. 25 mei 2012 f. Conceptverslag Veiligheidsberaad d.d. 28 september 2012 g. Verslag dialoogronde VWS / VNG
Ter besluitvorming Ter informatie Ter besluitvorming Ter informatie Ter informatie Ter informatie Ter informatie
Financiën a. Advies Financiële Commissie b. Controleprotocol c. Halfjaarrapportage 2012 d. Voorstel invulling bezuiniging BDUR e. Voorstel coördinatie gemeentelijke processen rampenbestrijding f. Convenant belastingdienst over horizontaal toezicht
Ter bespreking Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter informatie
Brandweer a. Brief minister inzake dekkingsplan brandweer b. Landelijke meldingsclassificaties
Ter informatie Ter informatie
Regionalisering brandweer: c. Stand van zaken regionalisering brandweer d. Financiële vertaling organisatieplan: 1. Financiële structuur 2. Ondersteunende functies 3. ICT e. Concept Sociaal Plan
Registratienummer: 121002-0008
Ter informatie Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter informatie
5.
6.
7.
Risicobeheersing en rampenbestrijding a. Bovenregionale samenwerking b. NL-Alert c. Coördinatieplan stroomuitval d. Meldkamer van de toekomst e. Convenanten partners in vitale sectoren
Ter informatie Ter informatie Ter informatie Ter informatie Ter besluitvorming
Volksgezondheid / Ambulancezorg a. Vereniging voor Publieke Gezondheid en Veiligheid in oprichting b. Inspectieonderzoek slachtofferregistratie
Ter informatie Ter informatie
Rondvraag en sluiting
Registratienummer: 121002-0008
2a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2a Verslag en besluitenlijst AB 27 juni 2012
Voorstel: Ter besluitvorming
VERSLAG Verslag van
:
Gehouden op Plaats
: :
Algemeen bestuur VGGM / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid 27 juni 2012 Arnhem, Schelmseweg
Aanwezig
Gemeente
Afwezig
P. Krikke (voorzitter) H. Kok A. Troost C. Luesink H. Zomerdijk G. Ligtelijn H. de Vries B. van Eeten P. van Wingerden-Boers T. Vugts H. Vreeswijk G. van Rumund S. Efdé J. de Ruiter
Arnhem Arnhem Barneveld Doesburg Duiven Ede Lingewaard Lingewaard Rheden Rheden Scherpenzeel Wageningen Wageningen Zevenaar
J. Lucas T. Lith
HovJ / Openbaar Ministerie Plv. korpschef Politie Gelderland-Midden Dir. Publieke Gezondheid Directeur Brandweer Controller Directiesecretaris Politie Gelderland-Midden Liaison ministerie V&J Liaison provincie
A. van Dijk J. Bouman J. van Groningen C. van der Knaap G. Renkema G. de Graaf E. Tuijnman G.C. Koopmans-Jacobs J.P. Gebben R. Weeda M. Slinkman J.H. Klein Molekamp J. Colijn J. Geukers J. Breunissen H. Staring
Barneveld Doesburg Duiven Ede Nijkerk Nijkerk Overbetuwe Overbetuwe Renkum Renkum Rijnwaarden Rozendaal Scherpenzeel Westervoort Westervoort Zevenaar
P. Miltenburg
Korpschef Politie Gelderland-Midden Coördinerend functionaris gemeenten C-RMC Noord
Y. Schat P. Joosten M. Meijer E. van Neerrijnen (notulist) J. de Warle P. van Hilst R. Veldhoen
T. Visser E.A. de Landmeter
Verslag tekst:
Gemeente
Voorgestelde behandeling
1. Opening en medelingen De voorzitter opent de vergadering. Zij wijst er op dat onlangs de Tijdelijke Wet Ambulancedienst is aangenomen door Eerste Kamer. Tevens wijst zij er op dat bij de vergaderstukken een persbericht is toegevoegd met als titel" Een veilig gevoel krant goed ontvangen". 2.
Verslagen en algemene organisatie a. Verslag en besluitenlijst algemeen bestuur d.d. 21 maart 2012 Het verslag en de besluitenlijst worden ongewijzigd vastgesteld. b. Concept-besluitenlijst vergadering DB d.d. 13 juni 2012 Ter kennisgeving aangenomen. c. Lijst ingekomen stukken Er wordt ingestemd met de voorgestelde wijze van afhandeling. d. Verslag Veiligheidsberaad d.d. 17 februari 2012 Ter kennisgeving aangenomen. e. Conceptverslag Veiligheidsberaad d.d. 25 mei 2012 Ter kennisgeving aangenomen.
Ter besluitvorming Ter informatie Ter besluitvorming Ter informatie Ter informatie
1
Verslag 3.
Financiën a. Advies Financiële Commissie Ter bespreking De heer Zomerdijk geeft een toelichting bij het advies van de Financiële Commissie. Uit de reacties van de gemeenten op de begroting en jaarrekening blijkt dat de gemeenten het eerdere advies van de Financiële Commissie hebben gevolgd. Daarmee kunnen de begroting en jaarrekening worden vastgesteld. De heer Zomerdijk stipt drie onderwerpen aan: • loon- en prijscompensatie: in 2013 wordt de inwonerbijdrage per saldo met 5 cent verhoogd. • bijdrage voor het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg in de inwonerbijdrage: de administratieve afhandeling staat sturing op de inhoudelijke doorontwikkeling van het digitaal dossier niet in de weg. De wethouders houden de vinger aan de pols. Vanuit de Financiële Commissie kijken we kritisch naar de kostenontwikkeling. • weerstandsvermogen: Met behulp van Deloitte heeft een actualisatie van het weerstandsvermogen plaatsgevonden. De conclusie luidt dat tot 1 januari 2014 niets wordt veranderd en dat in het kader van de regionalisering van de brandweer de omvang van het weerstandsvermogen na 1 januari 2014 opnieuw wordt bepaald. De heer Zomerdijk vraagt vervolgens aandacht voor de stand van zaken met betrekking tot de BTW-effecten als gevolg van de wijziging van de Wet Veiligheidsregio en de daarmee samenhangende verplichte regionalisering van de brandweer. De staatssecretaris van Financiën heeft een aantal knelpunten opgelost. De discussie over het fiscale effect van het niet overdragen van kazernes staat nog open. De meeste regio's willen de kazernes niet in eigendom verkrijgen. De Financiële Commissie laat uitrekenen of het nadeel van de btw-herziening opweegt tevenover het voordeel dat VGGM geen panden in eigendom krijgt. In oktober 2012 komt de Financiële Commissie met een advies. Tenslotte vraagt de heer Zomerdijk aandacht voor de gemeentelijke processen rampenbestrijding. Onlangs is een evaluatie afgerond waar uit blijkt dat het goed is dat binnen VGGM wordt voorzien in coördinatie (+5 cent per inwoner). In oktober 2012 komt de Financiële Commissie met een advies over de financiering van de uitbreiding van de capaciteit voor de coördinatie van de gemeentelijke processen rampenbestrijding. b. Nota van bemerkingen concept-jaarverslag 2011 / ontwerp-begroting 2013 Ter bespreking Er zijn vanuit de vergadering geen vragen of opmerkingen bij de agendapunt. c. Jaarverslag 2011 Ter besluitvorming Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het jaarverslag en de daarin vermelde beslispunten. d. Begroting 2013 Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met de begroting.
Ter besluitvorming
e. Stand van zaken BTW-herziening Voor kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
4.
Brandweer a. Ontwikkelingen opkomsttijden / dekkingsplan Voor kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
2
Verslag b. Planning bedrijfsbrandweeraanwijzingen Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel.
Ter besluitvorming
c. Terugdringen onterechte en onwenselijke meldingen Ter besluitvorming De heer van Rumund wijst op situaties waarbij een brandmeldinstallatie niet verplicht is. Hij kan zich voorstellen dat deze groep meldingen terecht gaat komen bij particuliere meldkamers die vervolgens alsnog een beroep doen op de brandweer. De heer Joosten geeft aan dat deze mogelijke ontwikkeling landelijk is onderkend en wordt opgepakt. Het aantal bedrijven dat een verplichte aansluiting heeft is beperkt. We kiezen er voor de rest er af te halen. Het is mogelijk eisen te stellen aan particuliere aanbieders. Het is dan wel erg verstandig dit landelijk te doen. Dit proces loopt. De voorzitter constateert dat wordt ingestemd met het voorstel. Regionalisering brandweer: d. Stand van zaken regionalisering brandweer Voor kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
e. Instapniveau kwaliteit Ter besluitvorming De heer Troost merkt op dat ten aanzien van het ongecoördineerd narijden in zijn gemeente inmiddels de gewenste kwaliteit wordt gehaald. De heer Joosten vraagt of het wenselijk wordt geacht het tekstblokje aan te passen en dit blijkt het geval. Hij benadrukt dat de meting een momentopname is. Indien de informatie niet klopt kan het worden aangepast. De voorzitter stelt vast dat de vergadering in stemt met het voorgestelde kwaliteitsniveau. f. Nulmeting Financiën Voor kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
g. Organisatieplan in detail Ter besluitvorming De heer Troost pleit er voor om ten aanzien van de in het plan beschreven ploegchef meer recht te doen aan de taken die deze functionaris uitvoert en hier bij de benaming in te voorzien door deze functionaris bijvoorbeeld locatiecommandant te noemen. De heer Joosten geeft in een reactie weer dat dit punt ook aan de orde is geweest in een bijeenkomt die 26 juni plaats vond. In Barneveld is de brandweer meer dan in andere gemeenten in de regio gewend mede beleid te maken. Hij heeft uiteengezet dat deze taken nu op regionaal niveau komen te liggen. Maar dat houdt niet in dat er geen ruimte is voor lokale aspecten en medezeggenschap. De wijze waarop dit precies wordt uitgewerkt is nog niet duidelijk omdat we dat ook samen met het personeel bekijken. Hierbij wordt gezocht naar een balans, waarbij wel duidelijk moet zijn dat harmonisatie noodzakelijk is. De heer Troost vraagt de benaming van locatiecommandant te overwegen. De voorzitter is bereid het te overwegen. Zij vult aan dat de functie ploegchef dus anders is dan nu wordt beleefd. Mevrouw van Wingerden benadrukt het belang van harmonisatie.
3
Verslag De heer de Ruiter spreekt zijn waardering uit voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het proces van regionalisering. Vooral financieel-administratief is veel in kaart gebracht. Hij heeft een aantal vraagpunten: • Bij de inrichtingsprincipes wordt gesteld dat de clustercommandant regelmatig op de post aanwezig is en ook bij oefeningen. Maar gezien de "span of control" zal een clustercommandant hoogstens 5 keer per jaar bij een oefening kunnen zijn. Is dat voldoende? De heer Joosten licht toe dat uitgebreid onderzoek is gedaan naar de verschillende wijze waarop in het land invulling is gegeven aan de organisatie. We hebben gemeend een grote stap te kunnen zetten met invoering van het procesgestuurde model. In een aantal andere regio's gaat men nu opnieuw reorganiseren in de richting van het procesgestuurde model. Hij beschrijft dat de stap die wordt gezet wel spannend is. De stuurgroep was ook benieuwd hoe zou worden gereageerd op het gekozen model. Er zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd. Hier is expliciet aan de orde geweest hoe vaak een vrijwilliger zijn clustercommandant zou willen zien. Vier á vijf keer per jaar bleek voldoende. En verder altijd als er iets aan de hand is. • De medewerker IB is niet genoemd, is dit een bewuste keuze? De heer Joosten antwoordt dat deze medewerker ten onrechte niet is genoemd. • Er is enige ongerustheid over de "span of control" van de clustercoördinator en over de werkwijze om meerdere ploegchefs op één post te zetten. De "span of control" van een ploegchef is circa 15 medewerkers. Als de groep groter is, zou meerdere ploegchefs een oplossing zijn. Alternatief is dat op een andere manier ondersteuning wordt geboden aan de ploegchef, waardoor het mogelijk is dat één ploegchef voldoende is. Dat zou ook een goede oplossing kunnen zijn. De voorzitter rond de bespreking van dit agendapunt af. Het is niet zo dat de vergadering nu het organisatieplan moet vaststellen. Ter besluitvorming is voorgelegd of de huidige versie ter consultatie wordt verspreid. Hiermee wordt ingestemd. In oktober zal het organisatieplan, inclusief formatieplan, ter besluitvorming worden geagendeerd. Mevrouw van Wingerden merkt op dat er gedurende het regionaliseringproces verschillende stukken "ter informatie" zijn geagendeerd. Die kennisname vormt de basis van stukken waarover uiteindelijk een besluit wordt genomen. Zij hecht er aan de overige leden er op te wijzen dat het kennisnemen van informatie ook iets betekent, bijvoorbeeld wanneer in een later stadium gemaakte keuzes financiële consequenties hebben. In dat licht zou zij graag in beeld gebracht willen hebben wat de tussenstand is van de gemaakte keuzes voor wat betreft de financiële consequenties. De heer Joosten antwoordt dat de notitie over de kwaliteitsmaatlat financiële consequenties heeft. De voorlopige ramingen staan in deze notitie vermeld. De verwachting is dat in oktober hier meer zicht op is omdat duidelijk zal worden gegeven over de overheadkosten. Vervolgens zal in december, in de kaderbrief, een volledig beeld van de financiële consequenties op regionaal niveau bekend zijn. Mevrouw van Wingerden vindt het onwenselijk dat gemeenten in december zouden aangeven dat zijn, met de kennis van dat moment, niet zouden hebben ingestemd met het gekozen kwaliteitsniveau. De heer de Ruiter geeft aan de indruk te hebben dat in het voortraject een goed beeld is verkregen van de situatie en van onzekerheden. Hij is postitief over de verdere afloop. h. ICT Ter besluitvorming De heer Zomerdijk vraagt aandacht voor eventueel oplopende ICT-kosten zoals in andere regio's gebeurd. Hij pleit er voor de lokale ICT-afdelingen van gemeenten te betrekken bij de verdere uitwerking. De heer Joosten
4
Verslag geeft aan dat het in dit geval alleen gaat over de "normale" kantoor-ICT. De afdelingen van gemeenten worden hierbij zeker betrokken, dit is ook nodig voor de ontvlechting. Hij vindt de constatering terecht maar wijst er op dat VGGM al een ICT-organisatie heeft opgebouwd. In die zin heeft VGGM een voorsprong. i. Regeling BGO Voor kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
j. Informatieronde gemeenteraden Voor kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
5.
Risicobeheersing en rampenbestrijding a. Evaluatierapport systeemtoets 13 oktober 2011 Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel.
Ter besluitvorming
b. Planning implementatie crisisplan Ter besluitvorming De heer Troost vraagt hoe de implementatie van het crisisplan inhoudelijk verloopt voor wat betreft de bevolkingszorg. De heer Joosten antwoordt dat dit nog nader uitgewerkt wordt. De wijzigingen in het crisisplan hebben vooral betrekking op de bevolkingszorg. Er wordt ingestemd met het voorstel. c. Regionaal kader evenementenveiligheid Ter besluitvorming De heer de Vries doet de suggestie evenementenveiligheid aan de orde te stellen tijdens een themadag. De voorzitter geeft een inhoudelijk toelichting bij de kadernota. Zij benadrukt dat nog steeds de gemeenten beslissen of een vergunning wordt verleend of niet. Zij vindt het goed dat de adviezen vanuit operationele diensten nu de voorgestelde wijze tot stand komen. Gemeenten houden de vrijheid om die adviezen al dan niet te volgen. Er wordt ingestemd met het voorstel. d. Evaluatie oud en nieuw 2011-2012 en beleidsuitgangspunten 2012-2013 Ter besluitvorming De voorzitter wijst er op dat ten aanzien van het carbidschieten in oktober een separaat voorstel volgt. Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel. e. Beëindiging LCMS-overeenkomst Ter kennisgeving aangenomen.
Ter informatie
6. Rondvraag en sluiting Naar aanleiding van de "veilig gevoel krant" vraagt de heer De Vries in hoeverre in de toekomst gebruik wordt gemaakt van nieuwe media. De heer Joosten neemt dit mee en wijst er op dat de krant goed is gewaardeerd. De heer De Vries vraagt toelichting bij een voorlichtingspakket voor scholen over onder meer seksuele gezondheid. De heer Schat wijst op een brief van de Minister van VWS over de landelijke campagne ter
5
Verslag verbetering van leefstijlen. De voorzitter vult aan dat dit onderwerp aansluit bij de presentatie die tijdens de themadag is gehouden. De heer De Vries acht het nuttig om dergelijke communicatie-uitingen onder de aandacht te brengen van bijvoorbeeld de wethouders zodat gemeentelijk de campagne kan worden gepromoot. De voorzitter stelt voor dit materiaal alsnog toe te sturen en hiermee wordt ingestemd. De heer Zomerdijk vraagt naar de wijze waarop door gemeenten wordt omgegaan met de afhandeling van Wob-verzoeken. De voorzitter licht toe dat er een handreiking beschikbaar is. Zij stelt voor een informatiebijeenkomst voor ambtenaren te laten organiseren om een nadere toelichting te geven. Hiermee wordt ingestemd.
6
Concept-besluitenlijst AB Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden d.d. 27 juni 2012 A. Het AB stelt het verslag vast van de vergadering van het AB d.d. 21 maart 2012. B. Het AB stemt in met de voorgestelde wijze van afdoening van ingekomen stukken. C. Het AB neemt het advies van de Financiële Commissie d.d. 30 mei 2012 over. D. Het AB stemt in met de jaarrekening 2011 en de daarin vermelde beslispunten. E. Het AB stemt in met de begroting 2013. F. Het AB stemt in met de "planning bedrijfsbrandweeraanwijzingen". G. Het AB stemt in met het voorstel tot "terugdringen onterechte en onwenselijke meldingen". H. Het AB stemt in met het voorstel "instapniveau kwaliteit". I.
Het AB stemt in met het concept-organisatieplan in detail en het voorstel dit concept-plan voor te leggen aan diverse partijen.
J.
Het AB stemt in met het voorstel de ICT-migratie af te ronden vóór 1 januari 2014. Er zal een nader uitgewerkt plan (inclusief financiering) worden opgesteld dat in oktober 2012 ter besluitvorming wordt voorgelegd.
K. Het AB stemt in met het "evaluatierapport systeemtoets 13 oktober 2011" en de voorgestelde beslispunten. L. Het AB stemt in met het voorstel "planning implementatie crsisplan" M. Het AB stemt in met het voorstel "regionaal kader evenementenbeleid" N. Het AB stemt in met de "evaluatie oud en nieuw 2011-2012 en de beleidsuitgangspunten 20122013" met dien verstande dat t.a.v. paragraaf 2.10 van de beleidsuitgangspunten in oktober een aanvullend voorstel zal worden gedaan dat onderdeel vormt van dit document.
2b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2b Concept-besluitenlijst DB 18 oktober 2012
Voorstel: Ter informatie
Concept-besluitenlijst DB Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden d.d. 18 oktober 2012 A. Het DB stelt het verslag vast van de vergadering van het DB d.d. 11 juni 2012. B. Het DB stemt in met de voorgestelde wijze van afdoening van ingekomen stukken. C. Het DB neemt het advies van de Financiële Commissie d.d. 1 oktober 2012 over. D. Het DB stemt in met het controleprotocol. E. Het DB stemt in met de halfjaarrapportage. F. Het DB stemt in met de verzending van een brief aan de Minister van V&J over het dekkingsplan brandweer. G. Het DB stemt in met het voorstel "invulling bezuiniging BDUR" H. Het DB stemt in met optie 2 uit het voorstel "coördinatie gemeentelijke processen rampenbestrijding" en heeft aanvullend besloten dat dhr Zomerdijk deelneemt aan de selectieprocedure om zeker te stellen dat de coördinator affiniteit heeft met gemeentelijke processen. I.
Het DB stemt in met het voorstel tot aanpassing van de financiële structuur in het kader van de regionalisering van de brandweer zodat herverdeeleffecten worden voorkomen.
J.
Het DB stemt in met de uitbreiding van de sector Facilitaire Zaken als beschreven in het voorstel "ondersteunende functies".
K. Het DB stemt in de migratie van de ICT in 2013 als beschreven in het voorstel "ICT". L. Het DB heeft kennisgenomen van het concept socaal plan. Het DB besluit, in het kader van de selectieprocedure voor het 2e echelon sleutelfunctionarissen, de heer Zomerdijk zitting te laten nemen in de selectieprocedure. M. Het DB stemt in met het voorstel "bovenregionale samenwerking" en met verzending van een brief aan het Veiligheidsberaad. N. Het DB stemt in met het voorstel "NL-Alert"
2c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2c Lijst ingekomen stukken
Voorstel: Instemmen met voorgestelde afhandeling
MEMO Datum
:
18 oktober 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Directie
Betreft
:
Lijst ingekomen stukken
In deze notitie wordt een overzicht gegeven van (een selectie van) ingekomen stukken gericht aan het bestuur. Tevens wordt een voorstel gedaan voor de verdere afhandeling van deze stukken. De stukken zijn desgewenst op te vragen bij de directiesecretaris van VGGM. Ingekomen: a.
b.
c.
d.
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Nationaal brandweer documentatiecentrum 18 mei 2012 Beëindiging gebruik voormalige BB-Commandopost Schelmseweg Gemeld wordt dat de NBDC-collectie wordt ondergebracht in het depot van de stichting Nationaal Veiligheidsinstituut. Dank wordt uitgesproken voor de mogelijkheid de afgelopen jaren gebruik te kunnen maken van de locatie Schelmseweg. Voor kennisgeving aannemen.
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Ministerie van Infrastructuur en Milieu / Inspectie Leefomgeving en Transport 15 juni 2012 Jaarverslag 2011 en Meerjarenplan 2012-2016 In het eerste meerjarenplan van de Inspectie Leefomgeving en Transport (samenvoeging van de voormalige Inspectie Verkeer en Waterstaat en de voormalige VROM-Inspectie) geeft de inspectie aan welke doelen zij de komende jaren nastreeft en welke maatregelen zij daarvoor gaat treffen. De geconstateerde nalevingsniveaus en een risicoanalyse zijn daarbij steeds de basis. Voor kennisgeving aannemen.
Brief van Datum Onderwerp
: : :
Waterschap Rijn en IJssel 20 juni 2012 Resultaten eerste toetsing regionale waterkeringen
Ministerie van Economische Zaken / Dienst Regelingen 12 juni 2012 Toekenning bijdrage bijstandsverlening Aamsveen In de brief wordt de beslissing kenbaar gemaakt om (een deel van) de gemaakte bijstandskosten te vergoeden die zijn gemaakt bij de brand in het natuurgebied Aamsveen op 4 en 5 juni Voor kennisgeving aannemen.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Korte Inhoud :
e.
f.
g.
h.
i.
Het waterschap is als dijkbeheerder verantwoordelijk voor het op orde hebben en houden van de regionale waterkeringen. Wettelijk is voorgeschreven dat periodiek getoetst moet worden of de waterkeringen voldoen aan voorgeschreven normen. In de brief wordt een globaal overzicht gegeven van de toetsingsresultaten. Er wordt grotendeels voldaan aan de normen. Er is geen acuut gevaar voor instabiliteit van trajecten die niet voldoen aan de nomen. In de dagelijks situatie, inclusief gebruikelijke hoge waterstanden, is geen instabiliteit te verwachten. De belangrijkste voorziene verbeteringen zijn vooralsnog het uitvoeren van nader onderzoek. Voor kennisgeving aannemen.
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Provincie Overijssel 29 juni 2012 Bestuurlijke netwerkkaart crisisbeheersing In de bestuurlijke netwerkkaarten (4e druk) wordt een overzicht gegeven van de bestuurlijke partijen in een sector (keten) en de rol diie zij vervullen ten tijde van een crisis. Voor kennisgeving aannemen
Brief van Datum Onderwerp
: : :
Ministerie van Veiligheid en Justitie / Inspectie 2 juli 2012 Rapport "Evaluatie van de rijkscrisisstructuur tijdens de DigiNotar-crisis"
Ministerie van Veiligheid en Justitie / Inspectie 27 juni 2012 Rapport "Ter plaatse" De inspectie Veiligheid en Justitie heeft onderzoek gedaan naar de opkomsttijden en dekkingsplannen van de brandweer. Voor kennisgeving aannemen. Het regionaal deel van het onderzoek is reeds besproken in de bestuurlijke cyclus van juni 2012 Ministerie van Veiligheid en Justitie / Inspectie 27 juni 2012 Rapport "C2000 verbetertrajecten 2011" In de rapportage maakt de inspectie de balans op van de voortgang van de verbetertrajecten C2000. De inspectie concludeert dat duidelijke verbeteringen zijn gemaakt van het gebruik, het beheer en de techniek van C2000. Verbeteringen zijn mogelijk op het terrein van de projectplanning en terugbrengen van lange doorlooptijd in besluitvorming voor trajecten van het Veiligheidsberaad. Voor kennisgeving aannemen. Provincie Overijssel / Commissaris van de Koningin 28 juni 2012 Jaarverslag 2011 In het verslag staat beschreven hoe de CdK invulling heeft gegeven aan zijn rol en taken. Voor kennisgeving aannemen
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Korte Inhoud :
j.
k.
l.
m.
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van
:
Datum : Onderwerp : Korte Inhoud :
Voorstel
:
De Inspectie concludeert dat de rijkscrisisorganisatie tijdens de DigiNotar-crisis (september 2011) doeltreffend heeft gefunctioneerd. Voor kennisgeving aannemen Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid 17 juli 2012 Advies bestuurlijke werkgroep bovenregionale samenwerking Naar aanleiding van de brand in Moerdijk is onderzoek gedaan naar de samenwerking tussen veiligheidsregio's en de rijksoverheid en de rol van de rijksoverheid bij bovenregionale en nationale rampen en crises. Het advies is vastgesteld in het Veiligheidsberaad (25 mei) en in de Ministerraad (22 juni). Inhoudelijk wordt onder meer geadviseerd dat bij een bovenlokaal incident vervolgens in alle betrokken veiligheidsregio's wordt opgeschaald naar GRIP 4, waarbij de bronregio coördineert. Indien het incident het coördinerend vermogen overstijgt, neemt de minister van V&J de aansturing (ten dele) over. Er wordt een "GRIP 5" ingevoerd voor landelijke crises waarbij de reguliere structuren niet toereikend zijn. Op rijksniveau fungeert het NCC a ls "één loket". De crisiscommunicatie moet eenduidiger en verder geprofessionaliseerd worden. De veiligheidsdirectie brengt de consequenties in onze regio in beeld en geeft advies over eventuele input aan het Veiligheidsberaad ten aanzien van de implementatie van het advies. Veiligheidsberaad 26 juli 2012 Landelijke invoering Standaard Incidenttypering In de brief wordt melding gemaakt van de invoering van Landelijke meldingsclassificaties (LMC) voor de meldkamers. Als bijlage bij de brief is een rapport toegevoegd over de eerste monitoring van het gebruik van LMC in 14 meldkamers. Voor kennisgeving aannemen Ministerie van Veiligheid en Justitie / Inspectie 30 juli 2012 Rapport "Storing telecommunicatienetwerk Waalhaven Rotterdam" De Inspectie en het Agentschap telecom hebben onderzoek gedaan naar de storing in het telecommunicatieknooppunt van KPN in de Waalhaven in Rotterdam in juli 2011. Het onderzoek laat zien dat betrokken organisaties voorvarend hebben gereageerd. Voor kennisgeving aannemen Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie / Staatstoezicht op de Mijnen 30 augustus 2012 Jaarverslag 2011 In het verslag wordt aangegeven hoe toezicht is gehouden op de opsporing, winning, transport van delfstoffen en aardwarmte. In 2011 was sprak van 2,8 arbeidsongevallen per miljoen manuren. Deze lage ongevalfrequentie is te danken aan een hoge veiligheidsstandaard in de delfstoffenindustrie. Voor kennisgeving aannemen Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO n.
Brief van
:
Datum : Onderwerp : Korte Inhoud :
o.
p.
q.
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie / Staatstoezicht op de Mijnen 7 september 2012 Continuïteit bij uitval van ICT / Electriciteit De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft in samenwerking met het WODC, naar aanleiding van de storing in het telecommunicatieknooppuint van KPN in de Waalhaven, onderzoek gedaan naar de mate waarin diensten in de sectoren Openbaar Bestuur en Openbare Orde en Veiligheid zijn voorbereid op een eventuele uitval van ICT en/of elektriciteit zodat uitval van hun diensten en processen zoveel mogelijk wordt voorkomen. Naar aanleiding daarvan wordt aan veiligheidsregio's gevraagd zorg te dragen voor de vaststelling van continuïteitsplannen. De directie van VGGM draagt zorg voor aanpassing van het huidige continuïteitsplan (opgesteld ten tijde van voorbereiding op een grieppandemie), waarbij gebruik wordt gemaakt van het landelijk format van het NCTB en van het recentelijk opgestelde continuïteitsplan van de politie Gelderland-Midden.
Commissaris van de Koningin provincie Noord-Holland 10 september 2012 Actieprogramma Natuurbranden: Gebiedsgerichte aanpak Natuurbranden Bergen NH Het actieprogramma geeft inzicht in lokale en landelijke maatregelen en instrumenten die nodig zijn om het risico op een onbeheersbare brand te voorkomen dan wel te beperken. Het is bedoeld voor andere regio's om een gebiedsgerichte aanpak te ontwikkelen. Voor kennisgeving aannemen Deltacommissie 18 september 2012 Rapportage nationaal deltaprogramma In deze jaarrapportage staat een compleet overzicht van alle lopende maatregelen en voorzieningen voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening en de mogelijke strategieën voor de langere termijn. Voor kennisgeving aannemen Nationaal Coördinator voor Terrorismebestrijding en Veiligheid 18 september 2012 Wijziging bijstandsverdrag met Duitsland In de brief wordt melding gemaakt van wijziging van de overeenkomst (van 7 juni 1988) inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen en zware ongevallen in verband met de invoering van de Wet Veiligheidsregio's en de veranderde rol van de Commissaris van de Koningin en de voorzitter van de Veiligheidsregio.Niet langer de Commissaris maar de voorzitter is verantwoordelijk voor het aanvragen van bijstand bij bevoegde instanties in Duitsland. Er is hiervoor een landelijk uniform protocol in ontwikkeling. Voor kennisgeving aannemen
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO r.
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Veiligheidsberaad 28 september 2012 Rapport "Bevolkingszorg op orde- De verblijvendheid voorbij" In het rapport is een visie opgesteld voor een "eigentijdse en realistische bevolkingszorg". Hiervan zijn vervolgens prestatie-eisen afgeleid. Zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers zijn hierbij uitgangspunten geweest. Aan veiligheidsregio's wordt gevraagd in 2013 input te leveren om te genoemde prestatieeisen te toetsen aan de huidige praktijk. De veiligheidsdirectie zal een advies voorbereiden voor een volgende bestuurscyclus
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
2d Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2d Vergaderrooster 2013
Voorstel: Ter besluitvorming
11-dec (09.30 tot 12.30 uur)
20 nov (09.30-17.00 uur)
26-juni (09.30 tot 12.30 uur) 30-okt (09.30 tot 12.30 uur)
Organisatie / gemeente Arnhem Arnhem Barneveld Barneveld Lingewaard Lingewaard Doesburg Doesburg Duiven Duiven Ede Ede Overbetuwe Overbetuwe Nijkerk Nijkerk Renkum Renkum Rheden Rheden Rozendaal Rijnwaarden Scherpenzeel Scherpenzeel Wageningen Wageningen Westervoort Westervoort Zevenaar
Naam mevrouw Krikke heer Kok heer Van Dijk heer Troost heer De Vries heer van Eeten heer Luesink heer Bouman heer Zomerdijk heer van Groningen heer van der Knaap mevrouw Ligtelijn mevouw Tuijnman (tot 1-11-2012) mevrouw Koopmans-Jacobs heer Renkema heer de Graaf heer Gebben mevrouw Weeda mevrouw Van Wingerden-Boers heer Vugts heer Klein Molekamp heer Slinkman mevrouw Colijn-de Raat heer Vreeswijk heer van Rumund mevrouw Efdé heer Geukers heer Breunissen heer de Ruiter
* onder voorbehoud Nationale Politie ** onder voorbehoud Nationale Politie vooralsnog met voortzetting van een overleg Gelderland-Midden (voorheen regionaal college) zonder DB vergaderingen
27- nov (09.30 tot 11.00 uur)
12-juni (09.30 tot 11.00 uur) 9-okt (09.30 tot 11.00 uur)
6- mrt (09.30 tot 11.00 uur) 27-mrt (09.30 tot 11.00 uur)
Dagelijks Bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio*
x
x
x
x
x
x x
x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Genodigd voor DB Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden Genodigd voor AB VGGM / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid Genodigd voor Veiligheidsoverleg district G-M (Politie)**
Themadag Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden / Politie
en themadag Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden / Politie
Algemeen Bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid / Veiligheidsoverleg district G-M (Politie)** Opmerkingen 20-mrt (09.30 tot 12.30 uur) 17-april (09.30 tot 17.00 uur) combinatie tussen reguliere AB (9.30-12.30 uur)
Bestuurlijke besluitvormingscyclus Veiligheids-en Gezondheidsregio Gelderland-Midden en Politie Gelderland-Midden voor het jaar 2013
heer Staring heer Miltenburg heer Lucas heer Visser heer Schat heer Joosten heer Leuvering (agendalid) heer Pieper (agendalid) heer Prüst-Nieuwenhuis heer van Hilst x x x x x
x x x x x x x x x x
Vaste locatie DB VGGM*: Commissiekamer, stadhuis Arnhem (onder voorbehoud, wordt later definitief bekend gemaakt) AB VGGM / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid / Veiligheidsoverleg district G-M (Politie)**: grote zaal Schelmseweg 93a te Arnhem
Vaste dagen/tijden Vaste vergaderdag: woensdag Vaste vergadertijden: 09.30 uur tot uiterlijk 10.45 uur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden uiterlijk 11.00 uur tot uiterlijk 12.30 uur Veiligheidsoverleg district G-M (Politie)
Zevenaar Politie OM Coördinerend Gemeentesecretaris (Renkum) Directie VGGM Directie VGGM Defensie C-RMC Waterschappen Provincie Min. V&J x x
x x
x x
2e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2e Verslag Veiligheidsberaad d.d. 25 mei 2012
Voorstel: Ter informatie
Aan:
Veiligheidsberaad
Doorkiesnummer:
026-355.24.99
Datum:
Datum poststempel
Van:
Onderwerp:
Bureau Veiligheidsberaad
Verslag vergadering Veiligheids- Mitland, Utrecht beraad d.d. 25 mei 2012
Locatie:
CONCEPTVERSLAG Aanwezigen: de heer A. Wolfsen (voorzitter), mevrouw W.R. de Boer (secretaris), de heer J. van Belzen (vervangt de heer A. Aboutaleb), de heer J.C.G.M. Berends, mevrouw W.J.L. Buis (vervangt de heer A.G.J.M. Rombouts), de heer P.I. Broertjes, de heer A.A.M. Brok, heer P.M. Bruinooge, de heer H.M.F. Bruls, de heer F.J.M. Crone, mevrouw G.H. Faber, de heer R. van Gijzel, de heer K.S. Heldoorn, de heer F.A.M. Kerckhaert (vervangt de heer P.E.J. den Oudsten), de heer E.E. van der Laan, de heer H.J.J. Lenferink, de heer J.A.H. Lonink, de heer H.J. Meijer, de heer J.P. Rehwinkel, de heer J. Waaijer (vervangt de heer J.J. van Aartsen). Afwezig met kennisgeving of met vervanging: De heer J.J. van Aartsen, de heer A. Aboutaleb, de heer H. van Beers, de heer O. Hoes, mevrouw A. Jorritsma, mevrouw P.C. Krikke, de heer P. Noordanus, de heer P.E.J. den Oudsten, de heer A.G.J.M. Rombouts, de heer B.B. Schneiders Ambtelijk aanwezig: de heer E.S.M. Akerboom (NCTV), de heer K.N.H. Dekker (LOCGS), de heer E. d’Hondt (GHOR NL), de heer S. Wevers (RRC). Genodigden: de heer J.G. Bos (Inspectie Openbare Orde en Veiligheid), de heer T.H.J. Joustra (Onderzoeksraad voor Veiligheid). Notulist: de heer A.B. van der Kooij (NSNL)
01. Opening en vaststellen agenda Voorzitter Aleid Wolfsen opent de vergadering en heet de leden van het Veiligheidsberaad, alle overige aanwezigen en in het bijzonder de twee gastinleiders, de heren Bos en Joustra, van harte welkom. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 02. Vaststelling verslag Veiligheidsberaad 17 februari 2012 Zowel inhoudelijk als tekstueel is er vanuit de vergadering geen commentaar op het verslag van het Veiligheidsberaad d.d. 17 februari 2012. De voorzitter stelt het verslag daarom ongewijzigd vast. 03. Ingekomen en uitgaande stukken Ten aanzien van het overzicht ingekomen en uitgaande stukken zijn er geen vragen of opmerkingen. 04. Actualiteiten en mededelingen
1
Ter bespreking staan geagendeerd: 4a. Thematische verdieping en 4b. Communicatie rapport opkomsttijden. Daarnaast zijn er vanuit de vergadering geen andere actualiteiten en mededelingen. a. Thematische verdieping: "Onderzoeksraad voor Veiligheid" en "Inspectie Openbare Orde en Veiligheid". De heer Joustra (Onderzoeksraad) start zijn inleiding met een overzicht van rapportages waarmee de Onderzoeksraad binnenkort naar buiten komt. Dat betreft: • Rapport "Grolsch Veste" (instorten dak Twentestadion) • Rapport "DigiNotar" (compromittering van beveiligingscertificaten dataverkeer) • Rapport "Aanvaring de Vliet, Rijswijk" (botsing tussen veerpontje en binnenvaartschip) De thema's zijn illustratief voor de breedte van het werkterrein van de Onderzoeksraad alsmede voor het type onderzoek. Qua tijdsbeslag gaat het bij de Onderzoeksraad in circa veertig procent van de gevallen om de uitvoering van de "onderzoeksplicht" (zowel nationaal als Europees). Voor de resterende zestig procent heeft de Onderzoeksraad een vrije bevoegdheid ten aanzien van de te starten onderzoeken. Daarbij staat de meerwaarde van een te starten onderzoek centraal. Er moet sprake zijn van bredere (maatschappelijke) lessen en ervaringen dan alleen het incident op zich. De Onderzoeksraad houdt zich niet bezig met aspecten als schuld en boete; men doet aanbevelingen voor de toekomst maar wijst geen schuldigen aan. Natuurlijk kruisen de wegen van de Onderzoeksraad en het Openbaar Ministerie (OM) elkaar, maar de eigen posities en verantwoordelijkheden blijven daarbij strikt gescheiden. Samenwerking vindt plaats op basis van een concordaat. Bevindingen en conclusies van de Onderzoeksraad mogen niet door het OM of voor de rechter gebruikt worden. Formeel mogen rapporten van de Onderzoeksraad niet ingebracht worden bij aansprakelijkheidskwesties; de jurisprudentie hieromtrent is echter nog in ontwikkeling. Zodra de Onderzoeksraad een onderzoek start, zijn of komen er ook andere instanties in beeld; vaak partijen die een eigen onderzoek of evaluatie(s) uitvoeren. Daarbij kan onder andere gedacht worden aan: brandweer, veiligheidsregio(s), bij incidenten betrokken ondernemingen evenals "inspecties" (bv. Arbeidsinspectie) en uiteenlopende vergunningverleners. Belangrijk onderscheid: zulke partijen zijn de facto niet onafhankelijk en men verricht onderzoek vanuit een toezichtsoogpunt. De Onderzoeksraad is onafhankelijk en richt zich in het bijzonder op het 'lering' trekken uit incidenten en ongevallen. Gelet op de talrijke partijen die vaak betrokken zijn bij een ongeval of grootschalig incident, bepleit de Onderzoeksraad terughoudendheid ten aanzien van 'media exposure'. Behalve de media is niemand gebaat bij over elkaar 'buitelende' experts en woordvoerders. De heer Joustra onderstreept dat de Onderzoeksraad zich inspant om, in het complexe veld van betrokken partijen, zaken beter op elkaar af te stemmen teneinde een helder beeld te verschaffen aan de burger. De heer Bos (Inspectie Veiligheid en Justitie) licht toe dat er tegenwoordig nog maar één inspectie is binnen het ministerie van VenJ: de Inspectie Veiligheid en Justitie. Naast de klassieke taken van politie, brandweer, rampenbestrijding en voetbalwet, vallen inmiddels ook andere domeinen onder het toezichtsbereik van de Inspectie, zoals het gevangeniswezen en de reclassering. Een ander punt is het streven om het aantal Rijksinspecties te verminderen. Tot voor kort waren dat er achttien, momenteel nog maar tien en op termijn zullen, als gevolg van fusies en herpositionering, zes à zeven inspecties resteren. In tegenstelling tot de Onderzoeksraad doet de Inspectie VenJ slechts bij hoge uitzondering onderzoek naar een incident. De Inspectie richt zich vooral op het reguliere toezicht (bv. Staat van de Rampenbestrijding). Vooral het functioneren van het systeem conform de wettelijke taken en de beleidsopdrachten staat daarbij centraal.
2
De Inspectie rapporteert aan de minister en in protocollen is vastgelegd dat de Inspectie tot onafhankelijke oordelen dient te komen. Daarnaast zijn er de kaderstellende visies op toezicht. Aan de hand van de rapportage van de Inspectie beoordeelt de minister wat hij met de conclusies en aanbevelingen doet. Ten aanzien van wat tegenwoordig wordt genoemd de "tsunami" aan onderzoeken en rapporten, geeft de heer Bos aan dat er inderdaad het nodige geleerd en verbeterd kan worden. Bij de meeste ongevallen en incidenten ligt het primaat natuurlijk bij de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Maar er is afgesproken, onder meer naar aanleiding van de brand bij ChemiePack (Moerdijk), dat er steeds vooraf afstemming plaatsvindt over wie wat doet. Vooral op deze wijze worden overlap en dubbel onderzoek voorkomen. Tevens wordt getracht om voor de betrokken regio's, de inspectie 'last' zo veel mogelijk te beperken. De Onderzoeksraad en de Inspectie spreken af wie welke partij(en) hoort (bevraagt) en de Inspectie spant zich in om de betrokkenheid van andere Rijksinspecties te coördineren. Het langs elkaar heen werken van Rijksinspecties dient te worden voorkomen. Bij alle Rijksinspecties is daartoe de wil en de bereidheid aanwezig, maar met de ene inspectie is dat eenvoudiger dan met de andere. De Inspectie Veiligheid en Justitie kan eigenmachtig besluiten om een onderzoek uit te voeren. Ook kan de Inspectie een onderzoek starten op verzoek van een veiligheidsregio; bijvoorbeeld om het optreden van hulpdiensten te evalueren. De heer Bos sluit af met de opmerking dat de 'timing' bij het uitbrengen van rapporten ook voor de Inspectie VenJ een belangrijk punt van aandacht is. Waar dat kan is het streven om rapporten van verschillende instanties op een en hetzelfde moment naar buiten te brengen. Politiek, maatschappelijk en qua media concentreert de discussie zich dan op dat moment, in plaats dat diverse partijen elk op een verschillend moment en over een apart onderdeel van het onderzoek naar buiten treden. De voorzitter dankt de heren Bos en Joustra voor hun uiteenzettingen en vervolgens wisselen zij met de vergadering van gedachten en daarbij komen onder meer de volgende punten aan de orde. • Naast steun voor de inspanningen van de heren Bos en Joustra ten aanzien van de coördinatie bij ongevallen en incidenten spoort de vergadering hen ook aan tot verdere verbetering. • Ook het thema van de 'regievoering' is een belangrijk aandachtspunt. Helaas zijn er voorbeelden dat de (slechte) communicatie een dominantere rol ging spelen dan het incident op zich. • Er zijn protocollen, afspraken en goede wil, maar desondanks blijkt bij herhaling dat formele bevoegdheden niet zijn vastgelegd of onvoldoende duidelijk zijn. Ook interdepartementaal zijn er nog "schotten" die geslecht moeten worden. • Bij het horen (ondervragen) van betrokkenen dienen de instanties waar mogelijk de planning van de gesprekken af te stemmen, teneinde het herhaaldelijk oproepen terug te dringen. • Getracht dient te worden om de 'ruis', veroorzaakt door externe deskundigen, in te sluiten bij de brede, gecoördineerde aanpak van onderzoeken en evaluaties. • De vergadering vraagt aandacht voor de grote impact op de lokale gemeenschap waarmee plaatselijke bestuurders geconfronteerd worden. Om zich staande te houden in het spanningsveld tussen burgers, inspecties en media organiseert men al snel een eigen onderzoek (ongewenste stapeling). Hier moet tot betere afspraken gekomen worden; confrontaties, spanningen en dubbel werk moeten worden vermeden. • De vergadering vraagt aandacht voor de positie van de burgemeester. Bij grootschalige incidenten worden lokale processen al snel van buitenaf doorkruist; dergelijke situaties dienen te worden vermeden en waar mogelijk moeten er afspraken aan de 'voorkant' over gemaakt worden. • De positie en betrokkenheid van een burgemeester en/of voorzitter veiligheidsregio bij het onderzoek naar een ongeval of incident is van groot belang en dient een duidelijke plaats te hebben in het proces.
3
• Vermeden dient te worden dat er gesprekken plaatsvinden met betrokkenen van ongevallen en incidenten waarbij tegelijkertijd, behalve Onderzoeksraad en Inspectie, het Openbaar Ministerie aan tafel zit. • Veiligheidsregio(s) dienen vormen van 'concurrentie' te vermijden bij het uitbrengen van eigen rapporten en evaluaties. De voorzitter van de veiligheidsregio kan betrokken worden bij het coördinerend overleg op rijksniveau. • Het coördineren van onderzoeken vergt vaak enige tijd. Een tussenrapportage (bv. van de Onderzoeksraad) zou goed kunnen voorzien in de steeds groeiende informatiebehoefte. • Nagegaan dient te worden in welke mate de 'leerwaardigheid' van een ongeval of incident maatstafgevend is bij de inzet van de Onderzoeksraad of het werk van inspecties en aanverwante instanties. • Bij beroepsfoutachtige zaken dient de vraag zich aan welke ruimte de burger resteert voor strafrechtelijke vervolging nadat de Onderzoeksraad zijn bevindingen heeft gepubliceerd. • Bij kennelijk op zich staande ongevallen mag de brede maatschappelijke context niet uit het oog worden verloren. Er botst één veerpontje op een binnenvaartschip; in Nederland varen dergelijke pontjes echter op wel 120 verschillende locaties. • Voor bouwgerelateerde ongevallen en incidenten geldt een groot onderliggend probleem. Situaties met minder controles op bouwplaatsen, minder vaklieden, grote aantallen onderaannemers en steeds meer buitenlandse bouwvakkers komen overal in het land voor en brengen (grote) risico's met zich mee. Conclusie Bij zijn afsluiting van het agendapunt concludeert de voorzitter dat de nodige aandachtspunten en dilemma's op tafel zijn gekomen die, aan de kant van het DB Veiligheidsberaad, zeker in aanmerking komen voor verdere bespreking. Commentaar, aanbevelingen en suggesties voor verbeteringen kunnen vervolgens gedeeld worden met de Onderzoeksraad en de Inspectie.
b. Communicatie rapport opkomsttijden. Portefeuillehouder Lonink licht toe dat de minister zich kritisch heeft uitgelaten ten aanzien van de voorgenomen (proactieve) communicatie door het VB over de kwestie van de opkomsttijden. Daarover heeft inmiddels een gesprek plaatsgevonden en sinds kort ligt het rapport bij de minister. Met de minister is afgesproken om – na consultatie van VB en NVBR – bij het openbaar maken van het rapport (eind juni a.s.), in gezamenlijkheid de beleidsreactie op te stellen. Deze nieuwe 'lijn' is anders dan eerder in het VB werd afgesproken, maar de heer Lonink benadrukt dat deze aanpak effectiever is; mede gelet op de reactie richting Tweede Kamer. De heer Rehwinkel attendeert op het gevaar dat het 'brede' verhaal over de opkomsttijden (ongewenst) wordt verengd tot de discussie over het wel of niet halen van een – in vele gevallen onrealistische – norm. De heer Broertjes ziet graag dat de leden van het VB vooraf kennis kunnen nemen van de beleidsreactie. De heer Bruls bepleit de mogelijkheid tot het toelichten van het rapport in de veiligheidsregio alvorens het rapport naar de Tweede Kamer gaat. De heer Heldoorn onderstreept het belang om, in het kader van de opkomsttijden, steeds met nadruk te wijzen op de (landelijk) zeer positieve ontwikkeling ten aanzien van de preventieve maatregelen. Het is hoog tijd dat de normering daarop aangepast wordt. In zijn reactie dankt de heer Lonink zijn collega's voor hun inbreng. Qua communicatie is het uitkomen van het rapport al terdege voorbereid en het materiaal zal niet alleen (vooraf) gestuurd worden aan de veiligheidsregio's maar ook, in samenspraak met de VNG, aan de burgemeesters.
4
05. Advies werkgroep Bovenregionaal (besluitvormend) De heer Meijer vervangt de heer Noordanus en geeft in aansluiting op het uitgebrachte adviesrapport een korte toelichting over het proces. Belangrijk onderdeel van dat proces is de constructieve samenwerking met VenJ. De werkgroep, met daarin veel "crisisexpertise" verzameld, heeft op basis van intensief overleg veel werk verzet. In het rapport staan vier aanbevelingen centraal: • Unité de doctrine • Een loket / een aanspreekpunt • Afbakening van Grip 5 • Afstemming bij crisiscommunicatie Naast deze aanbevelingen blijven enkele algemeen bestuurlijke beginselen van belang: wees rolvast, hanteer het netcentrisch werken, harmoniseer waar mogelijk en vermijd competentieconflicten (ergo: voorkom het duperen van de burger). Het realiseren van de aanbevelingen zal de nodige inspanningen vergen van de betrokken partijen. Bij de uitwerking van de adviezen zal de werkgroep onder meer moeten kijken naar de overgang van Grip 4 naar Grip 5, evenals naar het moment waarop de rijksverantwoordelijkheid van kracht wordt. In aanvulling op de heer Meijer licht de heer Akerboom (VenJ / covoorzitter werkgroep) toe dat er grote stappen zijn gezet binnen de kaders van de huidige wet. Belangrijk is wel dat er aansluiting wordt gevonden bij de commissie die de evaluatie van de Wet op de veiligheidsregio's (Wvr) gaat doen; juist ten aanzien van de overgangsperiode. Ook de stuurgroep Nationale Veiligheid heeft zich gebogen over het adviesrapport. Vooral vanuit de optiek dat het niet alleen gaat om de veiligheidsregio(s), maar juist over de situaties waarin meerdere veiligheidsregio's zich (tegelijkertijd) dienen te verstaan met verschillende departementen. Bij de invulling van Grip 5 gaat het vooral over het element "meerwaarde" en over de onderwerpen en de wijze waarop de totstandkoming van meerwaarde wordt gedefinieerd. Een en ander moet niet alleen verduidelijkt worden maar ook worden geoefend. Vanuit de vergadering komen de volgende reacties. • Mevrouw Faber vraagt waarom er, bij bovenregionale situaties, in het adviesrapport wordt gesproken in termen van "voorzitter(s) veiligheidsregio" in plaats van "betrokken burgemeesters". In lang niet alle gevallen is het nodig om de voorzitters in stelling te brengen. • De heer Rehwinkel vraagt zich af of het opschalen in een effectregio een automatisme moet zijn. Het is denkbaar dat er tussen betrokken regio's verschil kan zijn qua opschalingsniveau. Tevens vraagt hij zich af of de grensregio's betrokken moeten worden bij de werkgroep Bovenregionaal. • De heer Heldoorn bepleit voorzichtigheid bij het beslissen over opschaling naar het niveau Grip 5. • De heer Kerckhaert vindt het "kantelmoment" waarop de leiding overgaat naar Rijksniveau niet duidelijk. Het besluit om over te gaan tot Grip 5 moet helderder uitgewerkt worden. • De heer Brok onderstreept het belang van eenduidige crisiscommunicatie. Het "managen" van de communicatie is vaak lastiger dan het bestrijden van de ramp zelf. • De heer Lenferink memoreert dat bij de discussie over Grip 5 de feitelijke gripstructuur en de opschaling worden verward met de sectorale bevoegdheden. Aan de orde is de vraag hoe de sectorale bevoegdheid zich verhoudt tot de algemene; dit moet goed vastgelegd worden. Grip gaat over commando-overdracht en wanneer er bij Grip 5 geen commando-overdracht plaatsvindt dan ontstaat er een situatie met twee kapiteins op een schip. Tevens zijn er specifieke vraagstukken wanneer er nog geen sprake is van een nationale ramp maar er wel overgegaan moet worden tot de overdracht van bevoegdheden. Het daartoe benodigde 'stelsel' is er nog niet en er spelen tal van praktische vragen. In zijn reactie geeft de heer Meijer aan dat er nog een ambtelijke werkgroep komt voor de uitwerking en in dat licht dankt hij de vergadering voor de inbreng. Met betrekking tot de grensregio's werd eerder afgesproken dat deze geen onderdeel uitmaken van de opdracht.
5
De heer Akerboom attendeert op de kwestie DigiNotar. Cyberachtige zaken vereisen vaak een snelle opschaling. Meestal zijn meerdere regio's (zo niet alle) en meerdere departementen betrokken. De voorzitter concludeert dat alle suggesties en opmerkingen doorgeleid zullen worden naar de implementatiewerkgroep. Tevens stelt hij vast dat de vergadering, met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen, kan instemmen met het voorstel. 06. Projectplan Netcentrisch werken (besluitvormend) De voorzitter vraagt of er reacties zijn vanuit de vergadering. De heer Heldoorn is geschrokken van de situatie ten aanzien van dit project en beklemtoont het belang voor het dagelijks bestuur om bovenop deze kwestie te blijven zitten. Mevrouw Buis memoreert de zorg bij gebruikers van LCMS 1.4 over het opwaarderen van het systeem. Naast de instandhoudingsopdracht is de ontwikkelingsopdracht van belang. De heer Akerboom onderstreept de risico's zolang nog niet alle regio's netcentrisch kunnen werken. Een snelle aanpassing, bijvoorbeeld door toepassing van de "workaround", is van groot belang. In zijn reactie geeft portefeuillehouder Lenferink aan dat de leverancier van 1.4 veel aanpassingen ter opwaardering van het systeem heeft klaarliggen en ook geïmplementeerd zullen worden. Ten aanzien van de regio's geeft de heer Lenferink aan dat Gelderland Midden en Twente met de workaround zullen gaan werken en er met Limburg Noord en Noord Oost Gelderland nog wordt gesproken over een oplossing. De voorzitter onderstreept het belang van netcentrisch werken en stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 07. Versterkingsplan brandweeronderwijs (besluitvormend) De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 08. Slachtofferinformatiesystematiek (besluitvormend) De voorzitter vraagt of er reacties zijn vanuit de vergadering. De heer Van Gijzel attendeert op onduidelijkheden bij de financiering. De vraag is hoe en wat er doorberekend zal gaan worden. De argumentatie dient helder te zijn, zowel ten aanzien van de systematiek als over de financiering. De heer Van der Laan wijst op het risico dat het voorgestelde systeem uiteindelijk uitmondt in een ongewenste situatie. Hij mist het element van overgang van de acute naar de nazorgfase en vraagt zich af hoe een en ander past binnen het eigen systeem dat in zijn regio naar tevredenheid werkt. De zoektocht naar een goede slachtofferinformatiesystematiek is gerechtvaardigd maar dat wil niet zeggen dat Amsterdam Amstelland op voorhand instemt met de uitkomst. De heer Kerckhaert schaart zich achter de opmerkingen van de heren Van Gijzel en Van der Laan. De heer Berends wil naast de variant "landelijk/landelijk" ook de consequenties uitgewerkt zien van het alternatief "landelijk/regionaal". In zijn reactie wijst portefeuillehouder Meijer op eerdere kritiek vanuit de Tweede Kamer over de slachtofferregistratie bij grootschalige ongelukken en rampen; vandaar de aandacht voor kwaliteitsverbetering. Het gaat in het bijzonder om de categorie niet-zelfredzamen. Bij grote aantallen slachtoffers zullen die opgevangen worden in meerdere regio's en ziekenhuizen; dus is het streven om in alle regio's tot een zelfde systeem en kwaliteitsniveau te komen. Dit laatste is ook voor landelijke partners van groot belang. Natuurlijk worden 'best practices' zoals die in Amsterdam Amstelland bij het project betrokken. Zulke goede ervaringen zijn van harte welkom en erg nuttig. Financieel gezien zal elke andere oplossing dan die van een landelijke, duurder uitvallen. Momenteel zijn soortgelijke kosten opgenomen in regionale begrotingen en budgetten en zullen per definitie niet lager uitvallen dan een landelijke omslag.
6
Gelet op de reacties vanuit de vergadering stelt de voorzitter vast dat de vergadering kan instemmen met de ingezette lijn, maar de nadere uitwerking van het voorstel zal tevens aandacht vergen voor de variant landelijke front office / regionale back office en expliciet terugkomen op de agenda van het AB/VB ter besluitvorming. 09. Herbenoeming portefeuillehouder Informatievoorziening en Meldkamers (hamerstuk) De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 10. Beheervoorstel landelijke meldingsclassificaties (hamerstuk) De heer Van der Laan geeft aan dat de landelijke meldingsclassificaties (op onderdelen) 'schuren' met hetgeen Amsterdam Amstelland al langjarig en naar tevredenheid doet. Graag ziet hij bepaalde onderverdelingen alsnog geïmplementeerd in een volgende release van het systeem. De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel; met Amsterdam Amstelland zal portefeuillehouder Lenferink bezien om welke punten het gaat en hoe daarin voorzien kan worden. 11. Vertegenwoordigers gemeenten in Landelijk Operationele Staf (hamerstuk) De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 12. Stand van zaken IFV (hamerstuk) De heer Waaijer memoreert dat, ten opzichte van het IFV, in zijn regio nog steeds de angst bestaat voor te veel sturing van "boven". Dit terwijl het IFV toch een van de partners van de veiligheidsregio's zou moeten zijn. Ook qua financiering zijn er nog bedenkingen; in de optiek van de regio Haaglanden wordt de BDUR oneigenlijk uitgehold. De voorzitter licht toe dat alle aspecten ten aanzien van het IFV door portefeuillehouder Schneiders uitgebreid toegelicht zullen worden tijdens de septembervergadering van het AB/VB. Met de minister is afgesproken dat de formele oprichting van het IFV in elk geval niet voor 1 januari 2013 zal plaatsvinden. Die planning biedt voldoende tijd voor de benodigde afstemming en 'fine tuning'. De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 13. Rol Veiligheidsberaad bij arbeidsvoorwaarden (meningvorming) Dit agendapunt wordt doorgeschoven naar de septembervergadering van het AB/VB. 18. Rondvraag & sluiting De heer Akerboom meldt de samenstelling van de evaluatiecommissie Wet veiligheidsregio’s. Voorzitter is de heer Rein Jan Hoekstra (vmg lid Raad van State en vmg informateur) en de leden zijn de heren Co de Ridder (hoogleraar bestuurskunde RUG), Hans Smits (president-directeur havenbedrijf Rotterdam), Dick Berlijn (vmg Commandant der Strijdkrachten) en Jouke de Vries (hoogleraar bestuurskunde Universiteit Leiden). Mevrouw Faber betreurt de 'masculiene' samenstelling van de commissie. Vanuit de vergadering zijn er verder geen zaken voor de rondvraag en met dank aan de aanwezigen voor hun inbreng sluit voorzitter Wolfsen de vergadering.
7
2f Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2f Conceptverslag Veiligheidsberaad d.d. 28 september 2012
Voorstel: Ter informatie
Aan:
Veiligheidsberaad
Doorkiesnummer:
026-355.24.99
Datum:
Datum poststempel
Van:
Onderwerp:
Bureau Veiligheidsberaad
Verslag vergadering Veiligheids- Mitland, Utrecht beraad d.d. 28 september 2012
Locatie:
CONCEPT VERSLAG Aanwezigen: de heer A. Wolfsen (voorzitter), mevrouw W.R. de Boer (secretaris), de heer J.C.G.M. Berends, de heer P.I. Broertjes, heer P.M. Bruinooge, de heer H.M.F. Bruls, de heer F.J.M. Crone, mevrouw G.H. Faber, de heer O. Hoes, de heer H.J.J. Lenferink, de heer J.A.H. Lonink, de heer H.J. Meijer, de heer P. Noordanus, de heer P.E.J. den Oudsten, de heer A.G.J.M. Rombouts, de heer B.B. Schneiders. Afwezig met kennisgeving of met vervanging: de heer J.J. Van Aartsen, de heer A. Aboutaleb, de heer A.A.M. Brok, de heer W. Dijkstra, de heer R. van Gijzel, de heer K.S. Heldoorn, mevrouw A. Jorritsma, mevrouw P.C. Krikke, de heer E.E. Van der Laan, de heer J.P. Rehwinkel, Ambtelijk aanwezig: de heer K.N.H. Dekker (LOCGS), mevrouw E. Fallon (bureau VB), de heer E.M. d'Hondt, de heer J.A. Rijpma (bureau VB), de heer S. Wevers (RRC) Genodigden: de heer E.S.M. Akerboom (NCTV), de heer W. van Gemert (NCTV/Dir. NCBC), de heer A.H.P. van Gils (gemeente Amsterdam). Notulist: de heer A.B. van der Kooij (NSNL) algemeen 01. Opening en vaststellen agenda Voorzitter Aleid Wolfsen opent de vergadering en heet de leden van het Veiligheidsberaad, alle overige aanwezigen en in het bijzonder de drie gastinleiders, de heren Akerboom, Van Gemert en Van Gils, van harte welkom. De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. 02. Vaststelling verslag Veiligheidsberaad 25 mei 2012 Zowel inhoudelijk als tekstueel is er vanuit de vergadering geen commentaar op het verslag van het Veiligheidsberaad d.d. 25 mei 2012. Met dank aan de notulist stelt de voorzitter het verslag daarom ongewijzigd vast. 03. Ingekomen en uitgaande stukken Ten aanzien van het overzicht ingekomen en uitgaande stukken zijn er geen vragen of opmerkingen.
1
04. Actualiteiten en mededelingen Opkomsttijden brandweer Portefeuillehouder Lonink memoreert het recente inspectierapport en de daaropvolgende brief van de minister, vooral bedoeld voor regio's die niet op 50% dekking zitten. De heer Lonink onderstreept het belang van eensluidende reacties uit de regio, waarbij niet vergeten moet worden om in te gaan op het thema van de dekkingsplannen. De heer Crone vraagt hoe het proces nu verder zal verlopen, gelet op de opstelling van de minister over de opkomsttijden. De heer Lonink geeft aan dat het thema opkomsttijden onderdeel zal uitmaken van de evaluatie van de Wet veiligheidsregio's (Wvr). De minister gaat uit van de huidige wetgeving, maar vanuit de sector wordt hij met nadruk gewezen op het gehele 'complex' ten aanzien van brandveiligheid. Intussen richt – vooral vanuit wetenschappelijke invalshoek – de sector zich op het ontwikkelen van nieuwe, prestatiegerichte normen. De voorzitter onderstreept dat regio's alle elementen van brandveiligheid ook prominent dienen in te brengen bij de komende evaluatie Wvr. 04a. GHOR - GGD Portefeuillehouder Meijer wijst op de brief d.d. 18 september jl. van GHOR en GGD die bij de vergaderstukken is gevoegd. De verenigingen van GHOR NL en GGD NL worden samengevoegd en er komt één ondersteuningsbureau. De bestuurlijke aandachtspunten zijn uitgebreid aan de orde gekomen in de BAC GHOR. Ook heeft de heer Meijer constructief overleg gevoerd met de VNG en GHOR NL. Belangrijke aandachtspunten zijn: de herkenbaarheid van GHOR binnen de nieuwe vereniging, het intact houden van de bestuurlijke bovenbouw, de advisering aan het DB/VB, de samenwerking met het bureau VB en een transparante financiering. In voornoemde brief onderstrepen GHOR en GGD het belang van goede afspraken over de randvoorwaarden. 04b. Landelijke meldkamerorganisatie Portefeuillehouder Lenferink licht toe dat de stuurgroep onder leiding van voorzitter Eenhoorn inmiddels is gestart met de werkzaamheden. Het zoeken naar locaties verloopt in de ene regio voorspoediger dan in de andere. Dat proces behoeft aandacht om te voorkomen dat er vertraging wordt opgelopen. Een ander lastig punt is de discussie over desintegratieschade en frictiekosten. Daarvoor wil het ministerie geen aparte financiering beschikbaar stellen; de financiering moet via lopende budgetten gedekt worden. Stuurgroepvoorzitter Eenhoorn hoopt in november met discussievoorstellen te komen. De heer Hoes vindt het belangrijk om te voorkomen dat de opschaling die start in 2015 (te) snel wordt gevolgd door een nieuwe opschalingsronde. In zijn reactie geeft de heer Lenferink aan dat onderzoek al heeft uitgewezen dat verdere opschaling geen besparing oplevert, maar eerder zou kunnen leiden tot grotere (onwenselijke) risico's. De heer Bruls vraagt aandacht voor het openhouden van de decentrale optie voor het mono domein en de heer Crone voor al gedane investeringen door reeds samengevoegde meldkamers, zoals de centrale meldkamer Noord-Nederland. In zijn reactie geeft de heer Lenferink aan dat er diverse zaken zijn waarover lastige discussies spelen: het multidisciplinaire uitvraagprotocol, de reikwijdte van de uitvraag en de overgang naar het mono domein ('knip' is nog niet gedefinieerd) alsmede financiële aspecten zoals ‘vereveningsvraagstukken’ in situaties waarin regio's al geïnvesteerd hebben in samengevoegde meldkamers. Bij dit laatste aspect stipt de heer Lenferink aan dat het bij de toekomstige meldkamerorganisatie wel over een geheel nieuwe 'constructie' gaat, met één virtuele (landelijke) centrale en tien vestigingslocaties. Dit neemt niet weg dat er gewaakt dient te worden voor situaties waarbij dubbelbetaling dreigt voor regio's die al geïnvesteerd hebben in samenvoeging(en). Portefeuillehouder Lenferink geeft aan goede nota te hebben genomen van de opmerkingen vanuit de vergadering.
2
04c. Project netcentrisch werken Portefeuillehouder Lenferink memoreert de recente kortgedinguitspraak in het voordeel van NIFV/Netcentrisch Werken. Voorlopig wordt er dus verder gewerkt met LCMS 1.4. In twintig regio's wordt 1.4 al gebruikt als centraal systeem en twee regio's zullen binnenkort volgen. Met de regio's Twente, Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Midden worden afspraken gemaakt over het werken met de zogenoemde ‘workaround’ optie en over het in de toekomst aansluiten bij het centrale systeem. thematische verdieping 04d. Cybersecurity en continuïteitsmanagement (Akerboom, Van Gemert, Van Gils) De heer Akerboom licht toe dat cybersecurity een belangrijk onderdeel is van de opdracht aan de NCTV. Samen met zijn mede-inleiders zal hij drie invalshoeken belichten: 1. de kwetsbaarheid van de eigen systemen van de overheid; 2. de kwetsbaarheid van systemen ten aanzien van de vitale sectoren in de veiligheidsregio's; 3. de kwetsbaarheid als gevolg van de enorme ontwikkelingen en de (operationele) snelheid op het vlak van de 'social media'. Bij cybersecurity is een veilig internet cruciaal, maar de werkelijkheid van veilig internet is erg complex. De hoeveelheid data neemt in hoog tempo enorm toe en daarnaast is het internet van oorsprong bedoeld om gebruikers te verbinden en niet om ze uit te sluiten. Daarom zijn snelle detectie van incidenten en vervolgens snelle respons van groot belang. Ook geeft de heer Akerboom aan dat de overheid op nationaal niveau bezig is om zich fors te organiseren. Veel cyberincidenten hebben namelijk een landelijke uitstraling. De Cyber Security Strategy is opgesteld, het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) en de Cyber Security Raad werden geformeerd en met regelmaat wordt het actuele 'cybersecuritybeeld' voor Nederland uitgebracht. Tevens is er nieuwe wetgeving in voorbereiding die vitale bedrijven zal verplichten om digitale inbreuk(en) op de beveiliging (security breaches) te melden. Over het thema 'Continuïteit' geeft de heer Akerboom aan dat het voor de veiligheidsregio's van cruciaal belang is dat de eigen organisatie evenals de vitale systemen in de regio blijven functioneren. Gelet op de steeds toenemende kwetsbaarheid zijn deugdelijke continuïteitsplannen essentieel. Niet alle veiligheidsregio's hebben hun continuïteitsplannen gereed en dat is een zorgelijke situatie. Met de inzet van specialisten en gebruikmakend van het modelplan kan de NCTV de regio's assisteren bij het formuleren van continuïteitsplannen. In de richting van de veiligheidsregio's onderstreept de heer Akerboom de volgende actiepunten: - neem passende maatregelen om de eigen systemen te beveiligen; - steun het voorstel voor de Informatie Beveiligingsdienst van VNG/KING; - zorg eind 2013 voor het beschikbaar hebben van up-to-date continuïteitsplannen; - oefen op cyberscenario's (NCTV is beschikbaar voor assistentie). De heer Van Gemert (Nationaal Cyber Security Centrum) Bij de cyberproblematiek gaat het niet alleen om actoren, maar ook om het niet veilig zijn van systemen (hardware, software, platforms, applicaties). De dreiging in de vorm van cybercrime wordt complexer en groter. Kwaadwillenden zijn in staat om zwakheden van systemen te misbruiken en de doorsnee internetgebruiker heeft onvoldoende kennis om zich te beschermen tegen digitale 'aanvallen'. Opvallend is dat het bij een deel van de incidenten (slechts) gaat om het oplossen van simpele kwetsbaarheden. Maar het blijkt dat er simpelweg te laat wordt gereageerd. Kortom, er is nog steeds sprake van een te lage weerstand tegen cyberincidenten en cybercrime.
3
Onder de NCTV valt het Nationaal Cyber Security Center (NCSC) en de heer Van Gemert geeft aan dat de aandacht bij het NCSC vooral is gericht op het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting bij cyberincidenten. Belangrijke taken van het NCSC zijn onder meer: - het bij een crisis het coördineren van de response; - het bij crises leveren van technische kennis; - het bieden van een continu (24 uur per dag) bereikbaar aanspreekpunt Casus DigiNotar Bij de bespreking (de heren Akerboom en Van Gils) van de casus DigiNotar komen onder meer de volgende aandachtspunten naar voren: • De casus DigiNotar heeft geleerd dat transparantie naar de gebruikers, adequate maatregelen en een snelle response van doorslaggevend belang (kunnen) zijn. • Naast een snelle detectie van cyberaanvallen is informatie-uitwisseling cruciaal. Daarbij dienen bedrijven, overheden en gespecialiseerde ('intelligence') organisaties te streven naar optimale samenwerking. Zodra het erop aankomt moet er gezamenlijk, snel en robuust ingegrepen kunnen worden. • Bij gemeenten bleek dat er onvoldoende zicht was op de ins en outs van de eigen ICT en de invloed van geblokkeerde certificaten op allerlei primaire processen. Het uitzoekwerk vergde (onnodig) veel tijd. • Gemeentelijke ICT-governance dient veel beter ingericht te worden; transparant, geen versnippering en met centraal en deskundig management. • De tijd dat verkeersregelinstallaties, slagbomen, bruggen, sluizen, waterkeringen en andere fysiek werden bediend ligt ver achter ons. Steeds dient er daarom te worden stilgestaan bij de implicaties van alle vitale zaken die tegenwoordig op afstand, digitaal en via ICT-processen aangestuurd worden. De voorzitter dankt de heren Akerboom, Van Gemert en Van Gils voor hun inbreng en vervolgens wisselen zij met de vergadering van gedachten en daarbij komen onder meer de volgende punten aan de orde: • Op bestuurlijk niveau is een overkoepelende, internationale cyberorganisatie nog in opbouw. • BZK is bezig, mede geadviseerd door de NCTV, om eisen te formuleren waaraan gemeentelijke ICTsystemen zouden moeten voldoen. Om onnodige duplicering van inspanningen te vermijden is landelijke afstemming van groot belang. • Ten aanzien van de kosten van het op een hoger plan brengen van cybersecurity, mag niet uit het oog worden verloren dat standaardisering een positief effect zal hebben op het kostenniveau. • Ten aanzien van de communicatiesystemen van publiek kwetsbare functionarissen is het belangrijk om nimmer uit het oog te verliezen dat iedereen in principe mee kan lezen en/of luisteren. • Regionaal kan gestart worden met een brainstorm door directeuren veiligheidsregio en de respectievelijke ICT-specialisten en sleutelfiguren. • Belangrijk aandachtspunt is het robuust maken van het webbased LCMS. De NCTV en de portefeuillehouder van het Veiligheidsberaad gaan hiermee aan de slag. • Continuïteitsplannen (hoog te agenderen) moeten per regio worden opgesteld op basis van de lokale omstandigheden en kwetsbare situaties en sectoren. De NCTV heeft daarvoor een goed sjabloon. Het zoveel mogelijk uniform toepassen vergroot de efficiency, de uitwisselbaarheid en de slagvaardigheid. Afgesproken wordt dat het DB/VB, in samenwerking met de NCTV, concrete plannen ontwikkelt, initiatieven bundelt, kennis uitdraagt en voorstellen doet aan het Veiligheidsberaad. Hierbij wordt gedacht aan een pilot in een of twee veiligheidsregio's; Limburg-Zuid en Twente zijn onder voorwaarden bereid om een trekkersrol op zich te nemen. In samenwerking met de NCTV (aangevuld met praktijkervaringen vanuit de G4) en waar mogelijk met inbegrip van andere VNG / KING en expertisecentra (universiteiten), zullen de 'lead'-regio's – met urgentie – hun processen scannen, ervaringen delen en best practices beschikbaar stellen aan collega-regio's. besluitvormend
4
05. Organisatieplan en personeelsplan IFV (besluitvormend) Portefeuillehouder Schneiders (voorzitter stuurgroep IFV) memoreert dat het IFV een logisch gevolg is van het instellen van veiligheidsregio's. In het IFV worden de krachten van alle achterliggende organisaties (NIFV, Nbbe, bureau VB, NVBR, LFR) gebundeld en al doende wordt het IFV hèt ondersteuningsinstituut van de veiligheidsregio's. De voorzitters van de veiligheidsregio’s vormen het opperste bestuursorgaan van het IFV en daarnaast zal er een dagelijks bestuur worden geformeerd. Inmiddels is de directie van het IFV geworven; de heer Zaal wordt algemeen directeur en de heer Papperse directeur bedrijfsvoering. De heer Bruls vraagt aandacht voor de positie van de directeuren veiligheidsregio; voor de voorzitters zijn zij namelijk het eerste aanspreekpunt in de regio. Voorzitter en portefeuillehouder beamen de inbreng van de heer Bruls en de voorzitter concludeert dat de vergadering kan instemmen met het organisatie- en personeelsplan. Daarbij wordt aangetekend dat het DB/VB zich zal buigen over een passende 'invlechting' van de positie van de directeuren veiligheidsregio in de thans gemaakte plannen. Tevens dankt de voorzitter de portefeuillehouder voor zijn inspanningen. 06. Eindrapportage Project Vitaal (besluitvormend) Portefeuillehouder Meijer wijst op het bij de vergaderstukken gevoegde overzicht van bestuurlijk getekende convenanten drinkwater, gas en elektra. Enkele regio's blijven achter bij het aangaan van deze convenanten. De heer Meijer memoreert dat het in de kern natuurlijk niet alleen gaat om een ondertekend document, maar juist om het in de eigen regio kennen van en samenwerken met partners in de vitale sectoren. Deze nuance wordt door de vergadering onderschreven. De voorzitter onderstreept het belang van vitale partnerschappen en stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. De portefeuillehouder zal de ontwikkelingen ten aanzien van de convenanten blijven monitoren. 07. Verbeterplan kwaliteit brandweerexamens (besluitvormend) Portefeuillehouder Lonink licht toe dat, ten aanzien van de financiële consequenties van het verbeterplan, het tekort in 2013 gedekt zal worden uit reserves op de begroting van het IFV. Daarbij moet wel worden aangetekend dat het IFV de opdracht zal krijgen om het tekort – langs de kostenkant of de opbrengstenkant – terug te dringen. De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. 08. Rapport "Bevolkingszorg op orde" (besluitvormend) Portefeuillehouder Bruinooge licht toe dat het thema 'zelfredzaamheid' het belangrijkste uitgangspunt is geweest bij het formuleren van de visie over adequate bevolkingszorg. De prestatie-eisen zijn opgesteld aan de hand van onderzoek en praktijkervaringen. Het is aan de regio's zelf om te zorgen dat de benodigde competenties goed op orde zijn. De processen moeten natuurlijk dynamisch van aard blijven, maar er is geen ruimte meer voor vrijblijvendheid. Gedurende het eerste (pilot)jaar zal beoordeeld worden in hoeverre de prestatie-eisen worden gehaald. Na evaluatie moeten er afspraken gemaakt worden over de norm die gehanteerd wordt bij het beantwoorden van de vraag of de overeengekomen prestatie-eisen wel of niet zijn gehaald bij incidenten en calamiteiten die feitelijk plaatsvonden. De heer Bruls merkt op dat crisiscommunicatie niet beter wordt door het stellen van expliciete responstijden, maar wel door het verbeteren van competenties van bestuurders en het ambtelijk apparaat. De heer Rombouts geeft aan dat ruim vier jaar geleden de competenties van operationeel leiders en communicatiespecialisten al aan de orde kwamen in de rapportage over de gemeentelijke
5
deelprocessen. Het is de vraag welke vorderingen er intussen zijn gemaakt en in dat licht is het goed om de vrijblijvendheid te beëindigen en te starten met prestatie-eisen. De heer Den Oudsten onderstreept dat in het huidige tijdsgewricht met alle social media en snelle nieuwsgaring, gemeentelijke functionarissen (zelf of met professionele assistentie) tijdig en adequaat naar buiten moeten kunnen treden. Namen en telefoonnummers van sleutelfiguren dienen altijd onder handbereik te zijn. De portefeuillehouder wijst op het dynamische karakter van de thans geformuleerde visie en natuurlijk kan er in een volgend stadium ingezoomd worden op competenties en aanverwante zaken ("nadere duiding met betrekking tot de hoe-vraag"). Dit neemt echter niet weg dat er nu gestart moet worden met prestatie-eisen. De voorzitter concludeert dat de vergadering nota heeft genomen van de toelichting door de portefeuillehouder en, met inachtneming van de gemaakte kanttekeningen, kan instemmen met het voorstel. 09. Handreiking evenementenveiligheid HEV (besluitvormend) De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. hamerstuk 10. Veiligheidsregio Referentie Architectuur VeRA (hamerstuk) De voorzitter stelt vast dat de vergadering kan instemmen met het voorstel. meningvorming 11. Strategische agenda Veiligheidsberaad (meningvorming) De voorzitter geeft aan dat agendapunt 11 'consulterend' van aard is en verzoekt de leden om reacties te wisselen buiten de vergadering en/of via de mail. De heer Noordanus onderstreept de noodzaak om in het AB/VB vooral de puur strategische thema's aan de orde te stellen. De agenda die nu voorligt, is te veel tactisch en operationeel van aard. Afgesproken wordt dat het DB/VB zorgt voor aanscherping van de strategische thema's in de Strategische agenda Veiligheidsberaad die op 23 november a.s. ter besluitvorming voorgelegd zal worden aan het AB/VB. kennisgeving 12. Rapportage "Uitruk op maat" (kennisgeving) Portefeuillehouder Lonink licht toe dat er nog een reactie op het rapport wordt verwacht van de kant van de VBV. Ook organisatorisch gaat er het een en ander veranderen. Leden van de NVBR en de VBV gaan samen op in een nieuwe vereniging die zal ressorteren onder de nieuw in te stellen Raad van Brandweer Commandanten (RBC). De voorzitter stelt vast dat de vergadering kennis heeft genomen van de rapportage. Rondvraag & sluiting • De heer Akerboom vraagt aandacht voor NL Alert. NL Alert treedt op 8 november a.s. in werking, maar is vooralsnog een aanvullend instrument, omdat momenteel 50% van de mobiele telefoons geschikt is om NL Alert boodschappen te kunnen ontvangen. Naarmate nieuwe telefoongeneraties in omloop komen, zal de dekkingsgraad stapsgewijs groeien naar 100%. Voor de veiligheidsregio's is een actieve rol weggelegd bij het regionaal promoten van NL Alert. Daarbij is het van belang dat alle regio's op hetzelfde moment starten om onduidelijkheid richting burgers te voorkomen. De NCTV zal zich hierover nog verstaan met de veiligheidsregio's.
6
• De heer Crone nodigt de voorzitters veiligheidsregio’s uit voor een bezoek aan de meldkamer NoordNederland in Drachten, specifiek om in de praktijk kennis te nemen van de samengevoegde meldkamer. • De heer Van Gemert attendeert de vergadering op de campagne Alert Online (10 tot en met 22 november a.s.). Een, door de NCTV opgezette, bewustmakingscampagne die gericht is op uiteenlopende aspecten van veilig internetgebruik. De veiligheidsregio's worden nadrukkelijk uitgenodigd om zich aan te sluiten en daartoe zal informatiemateriaal beschikbaar komen via het bureau Veiligheidsberaad. • De heer Broertjes hoort graag waar het rapport (in opdracht van de G4) over vuurwerkexcessen blijft. De voorzitter geeft aan dit na te zullen gaan en zo nodig terug te koppelen naar de leden. Vanuit de vergadering zijn er verder geen zaken voor de rondvraag en met dank aan de aanwezigen voor hun inbreng sluit voorzitter Wolfsen de vergadering.
7
2g Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 2g Verslag dialoogronde VWS / VNG
Voorstel: Ter informatie
3a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 3a Advies Financiële Commissis
Voorstel: Ter bespreking
Advies Financiële Commissie
Aanwezig Dhr. H Zomerdijk Dhr. B. de Graaf Dhr. De Vries Dhr. P. Joosten Mevr. M. Meijer Mevr. M. Bik
Voorzitter
Afwezig Dhr. J.P. Gebben Dhr. E. van Neerrijnen
Dir. Brandweer Controller Verslaglegging
Advies Tijdens de vergadering van 1 oktober 2012 heeft de Financiële Commissie advies uitgebracht over het controleprotocol, de halfjaarrapportage 2012, het voorstel invulling bezuiniging BDUR, het voorstel financiering gemeentelijke processen en de financiële effecten van de regionalisering Controleprotocol De Financiële Commissie adviseert het controleprotocol vast te stellen. Dit protocol is gelijk aan vorig jaar. Vanaf 2014 is het van belang de richtlijnen voor de accountantscontrole aan te passen aan de substantiële toename van het budget voor de brandweer. Halfjaarrapportage 2012 Het financieel beleid is conform besluiten die eerder zijn genomen. Te weten: • Saldo BDUR => incidentele onderuitputting reserveren voor inrichtingskosten regionalisering; • Saldo btw vergoeding regionale organisatie=> niet besteden in afwachting van landelijke ontwikkelingen; • Saldo loonkosten brandweer Arnhem => reserveren voor bijdrage aan dekking kosten nieuwbouw kazerne Arnhem Noord; • Saldo flo ambulancedienst => inzetten voor de verhuizing van de hoofdstandplaats van de ambulancedienst en voor de organisatieontwikkeling van de ambulancedienst. De Financiële Commissie adviseert het behoedzame financiële beleid voort te zetten. De controllers van de deelnemende gemeenten hebben aangegeven dat de prognose 'aan de voorzichtige kant' is. De controllers verwachten dat met name uit de vacatureruimte een hoger positief saldo zal komen dan geprognosticeerd. De vraag is nu of deze ruimte in het budget op voorhand moet worden afgeroomd. De Financiële Commissie heeft bij de bespreking van de halfjaarrapportage over 2011 aangegeven dit niet noodzakelijk te vinden. Het gaat om een beperkt bedrag (0,5% tot 1% van de loonsom) dat ruimte geeft om tegenvallers binnen het budgettair kader op te vangen. Voorstel voor invulling bezuiniging BDUR De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met de voorgestelde bezuinigingen. In afwachting van de ontwikkelingen vanuit V&J is het verstandig nog niet de totale taakstelling in te vullen. Het restant bedrag wordt gevonden in de begroting 2015. 1
Advies Voorstel financiering versterking gemeentelijke processen De Financiële Commissie adviseert het tweede voorstel van de directie over te nemen. Dat betekent dat het efficiencyvoordeel uit de regionalisering voor € 36.625 wordt ingezet voor financiering van de coördinatiefunctie. Er wordt hiervoor dus geen claim voor extra budget bij de gemeenten neergelegd en ook geen structureel beroep op de rijksbijdrage (BDUR) gedaan. Voor 2013 wordt in de incidentele onderuitputting van de rijksbijdrage € 36.625 gevonden. Financiële effecten regionalisering Aan de hand van het organisatieplan, het plan ondersteunende functies en het ICT-plan is het mogelijk een eerste beeld te schetsen van het financieel effect van de regionalisering. De plannen passen binnen het totale budgettair kader van de brandweer in de regio. Op geconsolideerd regionaal niveau is er sprake van een efficiency-effect van € 500.000. Dat effect ontstaat nadat de boventalligheid is verdampt. De directeur Brandweer geeft aan dat vooruitlopend op de regionalisering nu reeds wordt gestuurd op het beperken van boventalligheid door vacatures aan te houden. De directeur Brandweer geeft aan dat het resultaat van de onderhandelingen in het Bijzonder Georganiseerd Overleg nog definitief op persoonniveau doorgerekend moeten worden maar op basis van de voorlopige doorrekening op categorieën personeel past ook dit resultaat binnen het geconsolideerde budgettair kader. Tegengaan van herverdeeleffecten in voor- en nadeel gemeenten Bij de confrontatie van de aan de hand van het zogenaamde 'boxenmodel' toegerekende kosten met de huidig budgetten blijken grote herverdeeleffecten tussen gemeenten op te treden. Dat is ongewenst. De Financiële Commissie benadrukt dat het tegengaan van administratieve herverdeeleffecten een belangrijke voorwaarden is voor het welslagen van de regionalisering. De controller van VGGM heeft in samenspraak met de controllers van de deelnemende gemeenten een alternatieve financiële structuur uitgewerkt. De Financiële Commissie adviseert dit alternatief over te nemen. Dat betekent dat in de toerekening van kosten het boxenmodel wordt gehanteerd maar dat in de verdeling van de kosten uit wordt gegaan van het gecorrigeerde per 1 januari 2014 in te brengen budget per gemeente. Als 'de ingebrachte budgetten' als uitgangspunt worden gehanteerd treden er geen herverdeeleffecten op. Iedere gemeente blijft immers hetzelfde bedrag betalen voor de brandweerzorg. De Financiële Commissie benadrukt dat 'het in 2014 te brengen budget' juist en volledig moet zijn. Daartoe zal door VGGM in samenspraak met de gemeenten een verificatieslag worden uitgevoerd op de navolgende aspecten: 1. administratieve verificatie, in aanvulling op de nulmeting Financiën, van de aard en de omvang van het budget voor brandweerkosten (met name controleren van de personeelskosten en de correctie voor doorbelasting uit de gemeente); 2. doorvertalen van de uitkomsten van de nulmeting kwaliteit (been bijtrekken); 3. doorvertalen van de uitkomsten van de nulmeting financiën (budgettaire omissies wegnemen); 4. doorvertalen van de uitkomsten van de onderhandeling over arbeidsvoorwaarden; De verificatie wordt vastgelegd in een rapport per gemeente dat voor een externe beoordeling wordt voorgelegd aan een onafhankelijke accountant.
De Financiële Commissie heeft kennis genomen van het organisatieplan. Er treedt een efficiency-effect op ter grootte van 11 fte. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen
2
Advies met het organisatieplan. De Financiële Commissie heeft kennis genomen van het plan ondersteunende functies. Er is sprake van een relatief laag percentage voor ondersteuning (10%) en daaruit blijkt het synergie-effect van een ondersteunende organisatie voor brandweer, GGD en ambulancedienst. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het plan ondersteunende functies. De Financiële Commissie heeft kennis genomen van het ICT-plan. In de plan is een budget voor de migratie opgenomen ter grootte van € 825.000 (excl. btw). Dit bedrag wordt gedekt uit het spaarpotje voor inrichtingskosten. De Financiële Commissie wil benadrukken dat voor het welslagen van de migratie welke al vanaf begin 2013 start, het van groot belang is dat eenduidige afspraken worden gemaakt tussen de ICT-medewerkers van de gemeenten en de ICT-ers van VGGM. Als die samenwerking niet vlekkeloos verloopt bestaat het gevaar van snel stijgende kosten. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het ICT-plan.
3
3b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 3b Controleprotocol
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Controleprotocol Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Het controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeuring- en rapporteringtoleranties voor de controle van de jaarrekening 2012. Formele vaststelling van het controleprotocol 2012 (zie bijlage) is voorbehouden aan het AB. De directie van VGGM stelt voor om voor 2012 gelijke uitgangspunten te hanteren als voor 2011.
Beslispunt 1. Instemmen met het controleprotocol
Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening 2012 Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Arnhem, oktober 2012 Inlichtingen: Madeleine Meijer, controller VGGM Telefoon 088--3555016
1.
Inleiding
Per 1 januari 2004 dienen op grond van artikel 213 van de Gemeentewet de accountants jaarlijks behalve een getrouwheidsonderzoek naar de jaarrekening ook een rechtmatigheidonderzoek naar de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties uit te voeren. Accountants moeten bij de jaarrekening een accountantsverklaring over getrouwheid én rechtmatigheid verstrekken. De accountant moet dus gaan beoordelen of baten, lasten en balansmutaties in de jaarrekening in overeenstemming met relevante wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen. Het gaat dan met name om financiële beheershandelingen. De accountant controleert of deze financiële beheershandelingen uitgevoerd zijn volgens de regels en of dit in de administratie traceerbaar is. Object van controle is de jaarrekening 2012 en daarmede tevens het financieel beheer over het jaar 2012 zoals uitgeoefend door of namens het Algemeen Bestuur.
Doelstelling Dit controleprotocol heeft als doel nadere aanwijzingen te geven aan de accountant over de reikwijdte van de accountantscontrole, de daarvoor geldende normstellingen en de daarbij verder te hanteren goedkeuring- en rapporteringtoleranties voor de controle van de jaarrekening 2012 van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM).
Wettelijk kader Ingevolge artikel 213, van de Gemeentewet, dient het Algemeen Bestuur één of meer accountants aan te wijzen als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 Burgerlijk Wetboek, die belast zijn met het onderzoek van de in artikel 197 Gemeentewet bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen. In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant kan het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen geven voor te hanteren goedkeuring- en rapporteringtoleranties. Tevens zal in de opdrachtverstrekking duidelijk aangegeven moeten worden welke wet- en regelgeving in het kader van het financiële beheer onderwerp van rechtmatigheidcontrole zal zijn.
2
Het Algemeen Bestuur heeft per 1 januari 2011 de verordening ex art. 213 GW voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie van VGGM vastgesteld (de controleverordening). In deze Verordening is het bij de controle te hanteren normenkader in hoofdlijnen vastgelegd. In artikel 2 lid 3 van de controleverordening is vastgelegd dat: het Dagelijks Bestuur in het programma van eisen kan opnemen dat het Dagelijks Bestuur jaarlijks voorafgaand aan de accountantscontrole in overleg met de accountant vaststelt de posten van de jaarrekening, de posten van de deelverantwoordingen de regionale producten en de regionale organisatie onderdelen waaraan de accountant bij zijn controle specifiek aandacht aan dient te besteden en welke rapporteringtoleranties hij daarbij dient te hanteren. Met dit controleprotocol stelt het Algemeen Bestuur nadere aanwijzingen vast die specifiek van toepassing zijn voor het controlejaar 2012.
Opdrachtverstrekking accountant In lijn met het besluit van het Algemeen Bestuur d.d. 15 december 2010 zal Deloitte Accountants B.V. de controle op de jaarrekening 2012 van de VGGM, conform het voor u liggende controleprotocol uit te laten voeren.
Procedure accountantscontrole 2012 In de controleverordening ex art. 213 GW zijn enkele communicatiemomenten benoemd tussen het Algemeen Bestuur en accountant, betreffende communicatie voorafgaand aan de accountantscontrole en de communicatie tussen de accountant en het Algemeen Bestuur na afloop van de jaarrekeningcontrole. Verder is in de verordening een en ander opgenomen aangaande periodiek afstemmingsoverleg ter bevordering van een efficiënte en doeltreffende accountantscontrole tussen de accountant en de VGGMactoren. In bijlage 1 van dit protocol is het communicatietraject nader uitgewerkt
3
2. Algemene uitgangspunten voor de controle (getrouwheid en rechtmatigheid) I. Zoals in art. 213 GW is voorgeschreven zal de controle van de in art. 197 GW bedoelde jaarrekening, uitgevoerd door de door het Algemeen Bestuur benoemde accountant, gericht zijn op het afgeven van een oordeel over: • de getrouwe weergave van de in de jaarrekening gepresenteerde baten en lasten en de activa en passiva; • het rechtmatig tot stand komen van de baten en lasten en balansmutaties in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen van de VGGM; • de inrichting van het financiële beheer en de financiële organisatie gericht op de vraag of deze een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; • het in overeenstemming zijn van de jaarrekening met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels bedoeld in art. 186 GW (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten); • de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening. II. Bij de controle zijn de nadere regels die bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden gesteld op grond van art. 213, lid 6 GW (Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten) alsmede de Richtlijnen voor de Accountantscontrole (NIVRA) bepalend voor de uit te voeren werkzaamheden. III. Onder rechtmatigheid wordt begrepen de definitie volgens het Besluit accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG) dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen, dat wil zeggen "in overeenstemming met de begroting en met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen, waaronder verordeningen van de VGGM.
4
3. Te hanteren goedkeuring- en rapportagetoleranties Goedkeuringtoleranties De accountant accepteert in de controle bepaalde toleranties en richt de controle daarop in. De accountant controleert niet ieder document of iedere financiële handeling, maar richt de controle zodanig in dat voldoende zekerheid wordt verkregen over het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de verantwoorde baten en lasten, balansmutaties en financiële beheershandelingen. De accountant richt de controle in op het ontdekken van materiële fouten en onzekerheden en baseert zich daarbij op risico-analyse, vastgestelde toleranties en statistische deelwaarnemingen en extrapolaties. In het Besluit Accountantscontrole Provincies en Gemeenten (BAPG) zijn minimumeisen voor de in de controle te hanteren goedkeuringtoleranties voorgeschreven. De goedkeuringtolerantie is het bedrag dat de som van fouten in de jaarrekening of onzekerheden in de controle aangeeft, die in een jaarrekening maximaal mogen voorkomen, zonder dat de bruikbaarheid van de jaarrekening voor de oordeelsvorming door de gebruikers kan worden beïnvloed. Voor de controle op de jaarrekening 2012 zijn de minimumeisen ten aanzien van de goedkeuringtolerantie als volgt vastgesteld: Strekking accountantsverklaring: goedkeuringtolerantie
Goedkeurend
Beperking
Oordeelonthouding
Afkeurend
Fouten in de jaarrekening (% lasten)
< 1%
>1%<3%
-
>3%
Onzekerheden in de controle (% lasten)
<3%
>3% <10%
> 10%
-
Naast deze kwantitatieve benadering weegt de accountant vastgestelde fouten en onzekerheden ook op basis van zijn professionele oordeelsvorming, op kwalitatieve gronden. De goedkeuringstolerantie is, rekening houdend met bovenstaande, bepalend voor de oordeelsvorming en daarmee voor de strekking van de af te geven accountantsverklaring. Op basis van de begroting 2012 op het niveau van geconsolideerde financieringsstromen van de VGGM, betekenen bovengenoemde percentages dat een totaalbedrag aan fouten in de jaarrekening dat het bedrag van ca. € 528.000 niet te boven gaat en een totaal aan onzekerheden dat het bedrag van ca. € 1.586.000 niet te boven gaat, de goedkeurende strekking van de accountantsverklaring niet aantasten. Uitgangspunt is hierbij wel dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk worden gecorrigeerd.
Rapporteringtoleranties De rapporteringtolerantie(s) is een bedrag dat gelijk is aan of lager is dan de bedragen voortvloeiend uit de goedkeuringtolerantie. Bij overschrijding van dit bedrag vindt rapportering plaats in het verslag van bevindingen. Voor de rapporteringtolerantie stelt het Algemeen Bestuur als maatstaf dat de accountant elke fout of onzekerheid >€ 100.000 rapporteert.
5
4. Begrip rechtmatigheid en de aanvullend te controleren rechtmatigheidcriteria In het kader van de rechtmatigheidcontrole kunnen 9 rechtmatigheidcriteria worden onderkend: het begrotingscriterium, het voorwaardencriterium, het misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium, het calculatiecriterium, het valuteringcriterium, het adresseringscriterium, het volledigheidscriterium, het aanvaardbaarheidscriterium en het leveringscriterium. In het kader van het getrouwheidsonderzoek wordt al aandacht besteed aan de meeste van deze criteria. Voor de oordeelsvorming over de rechtmatigheid van het financieel beheer zal de accountant extra aandachtmoeten besteden aan het totaal systeem van interne controle en risicomanagement gericht op de volgende rechtmatigheidcriteria: 1. 2. 3.
Het begrotingscriterium; Het misbruik en oneigenlijk gebruik criterium (M&O-criterium); Het voorwaardencriterium.
In de Audit Alert 13 van het NIVRA d.d. 15 juli 2004 is over deze rechtmatigheidcriteria onder meer het volgende opgenomen. Ad 1. Als blijkt dat de gerealiseerde lasten zoals weergegeven in de jaarrekening hoger zijn dan de geraamde bedragen met inbegrip van de laatste begrotingswijziging, is - voor zover het de begrotingsoverschrijdingen betreft - mogelijk sprake van onrechtmatige uitgaven. De overschrijding kan namelijk in strijd zijn met het budgetrecht van het Algemeen Bestuur zoals geregeld in de Gemeentewet. Voor de afsluitende oordeelsvorming is van belang in hoeverre de begrotingsoverschrijding past binnen het door het Algemeen Bestuur geformuleerde beleid en/of wordt gecompenseerd door aan de lasten gerelateerde hogere inkomsten. Het bepalen of respectievelijk welke begrotingsoverschrijdingen al dan niet verwijtbaar zijn, is voorbehouden aan het Algemeen Bestuur. In het volgende hoofdstuk wordt het toetsingskader hiervoor nader uitgewerkt. Ad 2. VGGM moet een beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik hebben. In het jaarverslag en/of de toelichting op de jaarrekening verantwoordt het bestuur zich over de opzet, de uitvoering en de resultaten van het M&O-beleid. Indien VGGM geen toereikend M&O-beleid voert kan dit gevolgen hebben voor het accountantsoordeel. Indien bij een toereikend M&O-beleid dat in voldoende mate is uitgevoerd toch een belangrijke (materiële) onzekerheid - die inherent is aan de regeling - blijft bestaan met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitgaven of ontvangsten en deze niet verder kan worden gereduceerd, dient de accountant te beoordelen of deze onzekerheid in de toelichting bij de jaarrekening adequaat wordt weergegeven Ad 3. Besteding en inning van gelden door VGGM zijn aan bepaalde voorwaarden verbonden waarop door de accountant moet worden getoetst. Deze voorwaarden liggen vast in wetten en regels van hogere overheden en de (eigen) verordeningen. De gestelde voorwaarden hebben in het algemeen betrekking op: • • • • • • •
De omschrijving van de doelgroep respectievelijk het project; De heffing- en/of declaratiegrondslag; Normbedragen (denk aan hoogte en duur); De bevoegdheden; Het voeren van een administratie; Het verkrijgen en bewaren van bewijsstukken; Aan te houden termijnen besluitvorming, betaling, declaratie e.d.
De precieze invulling verschilt per wet respectievelijk regeling respectievelijk verordening.
6
5. Reikwijdte accountantscontrole rechtmatigheidtoetsing De accountantscontrole op rechtmatigheid voor het kalenderjaar 2012 richt zich op: 1.
De naleving van externe wettelijke kaders, zoals die in de kolom "wetgeving extern" van de inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole is opgenomen ( bijlage 2 van dit protocol). Dit uitsluitend voor zover deze direct of indirect de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen betreffen of kunnen betreffen; 2. De naleving van de volgende kaders: - de financiële verordening ex artikel 212 Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, met dien verstande dat: • Verwachte budgetoverschrijdingen op het totale programmaniveau (van de inwonersbijdragen) van de door het Algemeen Bestuur goedgekeurde begroting in het kader van de actieve informatieplicht tijdig ter goedkeuring aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd. • overschrijdingen betrekking hebbende op andere financieringsstromen budgettair neutraal worden verwerkt. Indien blijkt dat dit (in totaliteit)onmogelijk is, dient dit eveneens in het kader van de actieve informatieplicht tijdig aan het Algemeen Bestuur te worden voorgelegd ter accordering. • Binnen de deelbudgetten/producten van een programma kan onderlinge compensatie plaatsvinden, ook ten aanzien van de post onvoorzien, mits de lasten van deelbudgetten/producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen het zelfde programma onder druk komt te staan. De post onvoorzien kan worden gebruikt om alle soorten tegenvallers op te vangen. Hiermee zijn overschrijdingen op programmaniveau mogelijk tot het niveau van de post onvoorzien samen met de extra baten die worden gegenereerd om extra lasten op de andere financieringsstromen op te vangen. • Als blijkt dat de gerealiseerde bedragen, ook na begrotingswijzigingen, hoger zijn dan de geraamde bedragen is sprake van begrotingsonrechtmatigheid. Indien echter de overschrijdingen goed herkenbaar als nog te autoriseren posten in de jaarrekening worden opgenomen en toegelicht én de overschrijdingen passen binnen het door het Algemeen Bestuur uitgezette beleid, kan het Algemeen Bestuur door het vaststellen van de jaarrekening alsnog de betreffende uitgaven autoriseren. - de controleverordening ex art. 213 GW; - organisatieverordening Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden 2011, - verordening op de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden. - het mandaatbesluit VGGM 2011. - het treasurystatuut. - het budgethoudersprotocol. - overige (nog te nemen) besluiten van het dagelijks bestuur en Algemeen Bestuur die betrekking hebben op het financiële beheer. Door het Algemeen Bestuur is in verschillende verordeningen en besluiten een M&O beleid vastgesteld. Voor bestaande procedures wordt getoetst in hoeverre deugdelijke maatregelen ter voorkoming van misbruik- en oneigenlijk gebruik worden genomen. Daarbij is de vooronderstelling gerechtvaardigd dat binnen de belangrijkste procedures reeds (informeel) adequate maatregelen zijn getroffen ter waarborging van de getrouwheid van de financiële verantwoording. Voor zover door het Algemeen Bestuur in verordeningen en besluiten voorwaarden zijn opgenomen, vindt uitsluitend een toets plaats naar de hoogte, duur en doelgroep/object van financiële beheerhandelingen, tenzij jegens derden (bijvoorbeeld in toekenningbeschikkingen) aanvullende voorwaarden met directe financiële consequenties zijn opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat vooralsnog het huidige informele beleid wordt bekrachtigd en er met name jegens derden niet met terugwerkende kracht strengere normen zullen worden toegepast.
7
Materiële financiële onrechtmatige handelingen Indien en voor zover bij de accountantscontrole materiële financiële onrechtmatige handelingen worden geconstateerd worden deze in de rapportage en oordeelsweging uitsluitend betrokken indien en voor zover het door het Dagelijks Bestuur, Algemeen Bestuur of hogere overheden vastgestelde regels en genomen besluiten betreft, aangaande het financiële beheer.
8
6. Rapportering accountant Tijdens en na afronding van de controlewerkzaamheden rapporteert de accountant hierna in het kort weergegeven als volgt:
Interim-controle In de tweede helft van het jaar wordt door de accountant een zogenaamde interim-controle uitgevoerd. Over de uitkomsten van die tussentijdse controle wordt een zogenaamde managementletter uitgebracht. Bestuurlijk relevante zaken worden - op grond van de overeengekomen rapportage wensen - ook aan het Algemeen Bestuur gerapporteerd.
Verslag van bevindingen Overeenkomstig de Gemeentewet wordt omtrent de controle een verslag van bevindingen uitgebracht aan het Algemeen Bestuur en in afschrift aan het Dagelijks Bestuur. In het verslag van bevindingen wordt gerapporteerd over de opzet en uitvoering van het financiële beheer en of de beheersorganisatie een getrouw en rechtmatig financieel beheer en een rechtmatige verantwoording daarover waarborgt.
Uitgangspunten voor de rapportagevorm Gesignaleerde onrechtmatigheden worden toegelicht gespecificeerd naar de aard van het criterium (begrotingscriterium, voorwaardencriterium, etc.). Fouten of onzekerheden die de rapporteringtolerantie ais bedoeld in hoofdstuk 3 van dit controleprotocol overschrijden, worden weergegeven in een apart overzicht bij het verslag van bevindingen. De accountant rapporteert ook over eventuele bevindingen met betrekking tot de betrouwbaarheid en de continuïteit van de door VGGM gehanteerde geautomatiseerde informatieverzorging.
Accountantsverklaring In de accountantsverklaring wordt op een gestandaardiseerde wijze, zoals wettelijk voorgeschreven, de uitkomst van de accountantscontrole weergegeven, zowel ten aanzien van de getrouwheid als de rechtmatigheid. Deze accountantsverklaring is bestemd voor het Algemeen Bestuur, zodat deze de door het Dagelijks Bestuur opgestelde jaarrekening kan vaststellen.
Bijlagen: 1. Communicatie en periodiek overleg 2. Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij VGGM
9
Bijlage 1: Communicatie en periodiek overleg Onderstaand is de overlegstructuur in een communicatiematrix vastgelegd voor het boekjaar 2011. De ‘vaste’ communicatiemomenten zijn in het onderstaande schema weergegeven. Het is mogelijk om aanvullende momenten van informatie-uitwisseling af te spreken. VGGM
Frequentie
Onderwerp
Algemeen Bestuur/Financiële commissie.
Een keer per jaar
- Behandeling jaarrekening en rapport van bevindingen
Directie en controller
Drie keer per jaar
- Pre-audit, waaronder vaststelling cliënt service plan - Pre-audit - Bespreking bedrijfsvoering en managementletter (waaronder werking risicoanalysemodel) - Bespreking concept rapport van bevindingen bij de jaarrekening
Afdelingshoofden en controller
p.m.
Diversen, pre-audit, rapportages
10
Bijlage 2:
Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij VGGM
In het navolgende overzicht is een inventarisatie gegeven van de in het kader van de rechtmatigheidcontrole bij VGGM relevante algemene wet- en regelgeving. Dit overzicht moet als volgt worden gelezen: In de eerste kolom wordt een algemene omschrijving gegeven die overeenkomt met een mogelijke algemene aanduiding van programma's en/of producten. In de tweede kolom wordt e.e.a. nader uitgewerkt naar de specifieke activiteiten welke onder zo'n programma/product kunnen vallen. In de kolom wetgeving extern wordt de toetsen algemene wet- en regelgeving aangegeven die direct een relatie heeft met het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie van VGGM. De randvoorwaarden waarbinnen uitgaven (lasten) mogen worden (aan)gedaan worden onder meer ontleend aan de begroting, de financiële beheersverordening, het delegatie en mandaatbesluit en het budgethoudersprotocol. De eigen verordeningen en besluiten voor zover van toepassing in 2012 zijn in de laatste kolom Regelgeving intern opgenomen. Het financiële belang van de onderhavige wet- en regelgeving wordt uiteraard mede bepaald door de omvang van de geldstroom die daarmee direct is gemoeid. Daarnaast zijn echter de potentiële risico's van belang welke kunnen ontstaan wanneer relevante wet- en regelgeving niet wordt nageleefd, bijvoorbeeld inzake Europese aanbesteding. Dergelijke risico's kunnen indirect tot geldstromen gaan leiden wanneer bijvoorbeeld schadeclaims moeten worden gehonoreerd of op een onjuiste titel verkregen gelden moeten worden geretourneerd.
11
Programma's/ producten
Specifieke activiteit Wetgeving extern
Algemeen Bestuur en ondersteunende processen
Algemeen financieel middelenbeheer
Grondwet Burgerlijk Wetboek Gemeentewet Besluit Begroting en Verantwoording Wet gemeenschappelijke regelingen Algemene Wet Bestuursrecht
Regelgeving intern Regeling Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden 2011 Verordening ex art 212: financieel beleid, beheer en inrichting financiële organisatie Organisatieverordening Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden 2011 Verordening op de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden Verordening ex art. 213: controle Delegatie- en Mandaatbesluit Intructies voor de regionaal commandant VGGM en de Regionaal geneeskundig functionaris VGGM Directiereglement VGGM Budgethoudersprotocol VGGM Overige ( nog te nemen) besluiten van het dagelijks bestuur met betrekking tot het financieel beheer. Regeling uurtarieven en tarieven individuele dienstverlening Klachtenregeling VGGM
Treasurybeheer Arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid
Wet financiering decentrale overheden Ambtenarenwet Fiscale wetgeving Sociale verzekeringswetten CAR/UWO
Treasury statuut Arbeidsvoorwaarden VGGM Bezoldigingsbesluit VGGM
Voor zover van toepassing de landelijke CAO voor Ambulancepersoneel Inkopen en contractbeheer
EU-aanbestedingsregels
Verordening/ reglement -aanbestedingsregels Mandaat- en volmachtbesluiten
Openbare orde van veiligheid
Brandweer en rampenbestrijding
Brandweerwet 1995 Wet GHOR Wet Rampen en zware ongevallen
Regeling Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden 2011
Volksgezondheid
Ambulance
Wet ambulancevervoer
Regionaal ambulanceplan
vervoer
Wet GHOR Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi)
12
Programma's/ producten
Specifieke activiteit Wetgeving extern Algemene Volksgezondheid
Regelgeving intern
Gezondheidswet Wet op de collectieve preventie volksgezondheid Wet tarieven gezondheidszorg Infectieziektewet
Projecten
Individuele wet- en regelgeving subsidieprojecten
13
3c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 3c Halfjaarrapportage 2012
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Halfjaarrapportage Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Voor u ligt de bestuursrapportage over het eerste halfjaar van 2012. Beleidsprioriteiten en productie De invulling van het overgrote deel van de beleidsprioriteiten ligt op schema. De gerealiseerde productie van activiteiten is grotendeels conform de in de begroting 2012 gehanteerde uitgangspunten. Financieel management Over het eerste halfjaar is een positief resultaat gerealiseerd ter grootte van € 384.000. Dit resultaat loopt in de prognose aan het einde van het jaar terug naar € 8.000.
Beslispunt 1. Instemmen met de halfjaarrapportage
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Bestuursrapportage 1e halfjaar 2012
Versie: Voor vaststelling in Algemeen Bestuur (31-10-2012)
Inhoudsopgave 1
Samenvatting ................................................................................................................................... 3
2
Beleidsmatige ontwikkelingen .......................................................................................................... 5 2.1 2.2 2.3 2.4
3
12 12 13 14
Inleiding Personeelsbestand Ziekteverzuim
18 18 20
Bijlage I Balans en toelichting per 30 juni 2012 ............................................................................. 21 5.1
6
Gecomprimeerde balans per 30 juni 2012 Risicoparagraaf Kengetallen Programmarekening
Personeel ....................................................................................................................................... 18 4.1 4.2 4.3
5
5 6 7 8
Financiën........................................................................................................................................ 12 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Wettelijke ontwikkelingen Multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing Brandweer Volksgezondheid
Balans en toelichting
21
Bijlage II Verantwoording per product cluster ................................................................................ 29
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-2-
1 Samenvatting Voor u ligt de bestuursrapportage over het eerste halfjaar van 2012 Beleidsprioriteiten en productie De invulling van het overgrote deel van de beleidsprioriteiten ligt op schema. Wij vragen uw aandacht voor de navolgende zaken: - Minister Schultz een bezoek gebracht aan de IJssellijn. Dat was een goede gelegenheid om de restrisico’s van het transport van gevaarlijke stoffen in beeld te brengen; - Het Huis aan huis blad “Veilig gevoel” is goed gewaardeerd; - De werving, selectie en training van gemeentelijke medewerkers die de ROT-stafsectie Bevolkingszorg bemensen verloopt naar wens; - Het GGD Rampen Opvang Plan (GROP) is geïmplementeerd; - Het hoofd JGZ van VGGM maakt deel van de commissie die Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten adviseert over de modernisering van het basistakenpakket jeugdgezondheidszorg; - De CJG Backoffice is opnieuw ingericht en gemeenten heroriënteren zich op de taakstelling van de Frontoffices; - Vanaf april 2012 worden locaties voor kinderopvang in de gemeente Arnhem getoetst op grensoverschrijdend gedrag; - De performance van de ambulancedienst voldoet aan de landelijk norm want gemiddeld over het eerste halfjaar van 2012 werd 95,4% van de spoedritten op tijd verreden. De sluiting van een aantal functies door het Rijnstate Ziekenhuis in Zevenaar is een aandachtspunt; - De ambulancedienst voldoet aan de eisen opgenomen in de Tijdelijke wet ambulancezorg en is door de Minister Schippers aangewezen als ambulancevervoerder in de regio. De gerealiseerde productie van activiteiten is grotendeels conform de in de begroting 2012 gehanteerde uitgangspunten. Zie voor gedetailleerde informatie de verantwoording per productcluster in bijlage II. Financieel management Over het eerste halfjaar is een positief resultaat gerealiseerd ter grootte van € 384.000. Dit resultaat loopt in de prognose aan het einde van het jaar terug naar € 8.000. De belangrijkste financiële ontwikkelingen zijn: - De loonkosten stijgen als gevolg van de nieuwe CAO voor het gemeentepersoneel en de verhoging van de pensioenpremie. In de nieuwe CAO is een eenmalige uitkering opgenomen waarvan wij de kosten dekken uit de reserve die in de jaarrekening 2011 is gevormd. - De middelen uit de brede doeluitkering voor rampenbestrijding en crisisbeheersing worden ook in 2012 niet volledig besteed omdat de uitwerking van een aantal maatregelen nog niet duidelijk is. Zo weten wij nog steeds niet wat de gevolgen zullen zijn van decentralisatie van het rijksmaterieel naar de veiligheidsregio. En ook over de afwikkeling van de BTW-compensatie op regionale kosten bestaat onzekerheid. In het kader van voorzichtig financieel beleid vindt geen structurele herbestemming van de rijksmiddelen plaats maar wordt de onderuitputting ingezet voor het opvangen van de kosten van de regionalisering van de brandweer. - Het loonkostenvoordeel op het brandweerkorps Arnhem wordt ingezet voor een bijdrage aan de dekking van de kosten die voortvloeien uit de nieuwbouw van de kazerne in Arnhem Noord. Dat is in de lijn van de afspraken die zijn gemaakt met de gemeente Arnhem. - De ontwikkeling in de maatwerktaken van de GGD sluit aan op de trend van de afgelopen jaren. Meer opbrengsten in het kader van activiteiten gericht op seksuele gezondheid en minder opbrengsten uit reizigersvaccinaties. Het op een efficiënte manier uitvoeren van de forensische geneeskunde en de technische hygiënezorg leverde ook in de eerste helft van 2012 bedrijfsmatige uitdagingen op. - Het spaarpotje uit flo-middelen bij de ambulancedienst zal worden aangewend voor een bijdrage aan de dekking van de kosten die voortvloeien uit de verplaatsing van de hoofdstandplaats van de ambulancedienst. - De productie van de ambulancedienst is in het eerste halfjaar van 2012 gestegen ten opzichte van 2010 (het peiljaar) met 2,3%. Het niet halen van de gewenste 5% heeft samen met de reeds opgelegde efficiencykorting negatieve consequenties voor het budgettair kader van de
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-3-
-
ambulancedienst op de middellange termijn. Maatregelen gericht op kostenbeheersing in het bijzonder op de inzet van tijdelijk personeel en de aanschaf van hulpmiddelen zijn ingezet. De verwachting is dat de ICT-claim in het kader van het in eigen beheer nemen van ICT in het tweede halfjaar succesvol wordt afgerond. De opbrengst zal worden ingezet voor het wegnemen van resterende knelpunten. De voorziening voor het opvangen van de kosten van ontslag (o.a. wachtgeld) is in de eerste helft van 2012 op bescheiden schaal aangewend. Gedwongen ontslagen proberen wij zo veel mogelijk te vermijden. Het niet verlengen van tijdelijke contracten leidt vooralsnog niet tot hoge kosten. In het investeringsprogramma springt de verbouwing van de Schelmseweg in het oog. Daar is naast verbetering van vergadercapaciteit een virtueel opleidingscentrum tot stand gekomen. Deze verbouwing kan voor een aanzienlijk deel worden gefinancierd uit met subsidies verkregen middelen voor opleiden & oefenen.
Balans per 30 juni 2012 In de halfjaarrapportage is de balans per 30 juni 2012 opgenomen. De liquiditeit is toereikend. Wij blijven ruimschoots binnen de toegestane kasgeldlimiet. De solvabiliteit is toereikend. De algemene bedrijfsreserve heeft de vastgestelde omvang. De reguliere exploitatie geeft in 2012 vooralsnog geen aanleiding tot een uitname uit de reserve. Een strak debiteurenbeheer werpt vruchten af. De voorziening dubieuze debiteuren is toereikend. Personeelsmanagement Personeelsomvang In totaal zijn er 719 mensen werkzaam bij VGGM waarvan 577 als ambtenaar in vaste of tijdelijk dienst (491,7 fte’s). In het eerste half jaar van 2012 is het aantal ambtenaren gedaald met 1 persoon en het aantal FTE's gestegen met 2,79 FTE. Ziekteverzuim Het ziekteverzuimpercentage is vergeleken met het voorgaande jaar licht gestegen, met 0,24%. Het ziekteverzuimpercentage van VGGM ligt daardoor net boven het streefcijfer van 5%. De stijging wordt met name veroorzaakt door de toename van het aantal langdurig zieke medewerkers.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-4-
2 Beleidsmatige ontwikkelingen 2.1 Wettelijke ontwikkelingen Wet Veiligheidsregio's Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet veiligheidsregio’s in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid en in verband met de volledige regionalisering van de brandweer is op 14 februari 2012 aangenomen door de Tweede Kamer. De plenaire behandeling in de Eerste Kamer, inclusief eventuele stemmingen, vindt plaats op 25 september 2012. Met dit wetsvoorstel wordt de brandweer volledig geregionaliseerd. Gemeenten mogen geen brandweertaken meer uitvoeren. Het besluit om te regionaliseren moet binnen een jaar na inwerkingtreding zijn genomen. Wet Publieke Gezondheid Op 1 januari 2012 is met de laatste wetswijziging de Wpg definitief in werking getreden. Hiermee is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor de voorbereiding van eventuele grootschalige infectiecrises. De directeur Publieke Gezondheid heeft daartoe bijzondere bevoegdheden gekregen. Met de invoering van de nieuwe gemeenschappelijke regeling leek in eerste voldoende te zijn geanticipeerd op deze nieuwe wetgeving. In een brief van november 2011 stelt de minister van VWS echter dat op rond van artikel 14 van de wet noodzakelijk is dat de GGD een zelfstandig openbaar lichaam is, met de naam GGD, met een eigen bestuur en een eigen begroting. Nog niet bekend is het resultaat van ambtelijk overleg dat opgestart is om na te gaan welke gevolgen dit heeft voor de wijze waarop wij in Gelderland-Midden invulling hebben gegeven aan de gemeenschappelijke regeling, die uitgaat van behoud van de huidige integrale bestuurlijke en organisatorische werkwijze. Politiewet Deze wet regelt de invoering van één landelijk politiekorps. Met deze nationale politie wil de regering de politie professioneler maken en meer mogelijkheden geven om Nederland veiliger te maken. Door het vormen van één eenheid wordt de politie efficiënter en effectiever en krijgt zij meer tijd voor uitvoerende taken. Met dit voorstel wordt het beheer van de politie vereenvoudigd. Het gezag en de taken en bevoegdheden van de politie worden niet aangepast. De minister van Veiligheid en Justitie wordt verantwoordelijk voor het beheer van de nationale politie. Het wetsvoorstel treedt per 1 januari 2013 in werking. Tijdelijke Wet Ambulancezorg (Twaz) De Eerste Kamer is op 24 april van dit jaar akkoord gegaan met het voorstel van minister Schippers voor een tijdelijke regeling voor het ambulancevervoer in Nederland. Het voorstel Tijdelijke wet ambulancezorg (Twaz) vervangt de Wet ambulancevervoer (Wav) en de Wet ambulancezorg (Waz). De Waz zou de Wav vervangen, maar die wet is in verband met Europeesrechtelijke knelpunten niet in werking getreden. Omdat er ontwikkelingen zijn met betrekking tot zowel de acute zorg als de meldkamers die direct van invloed zijn op de ambulancezorg en ook de vorming van veiligheidsregio’s nog in ontwikkeling is, zal de Twaz gelden voor een periode van vijf jaar. In die periode zal worden gewerkt aan een definitieve wettelijke regeling. Wet op de Jeugdzorg De Tweede en Eerste Kamer hebben (na de val van Kabinet Rutte 1 op 23 april van dit jaar) de decentralisatie van de jeugdzorg niet controversieel verklaard. Op het gebied van jeugd heeft de rijksoverheid de bestuurlijke regie in handen gegeven van de gemeenten. De bestuurlijke uitdaging voor de gemeenten is een visie te ontwikkelen op zorg voor jeugd om daarmee tot een nieuw (en beter) stelsel te komen waarin jongeren, wanneer nodig, die zorg krijgen die het beste bij hen en hun gezin past.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-5-
Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) Na de val van Kabinet Rutte 1 is het wijzigingsvoorstel AWBZ door het parlement controversieel verklaard. Dat betekent dat de overgang van de taak begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wmo uit de AWBZ nu niet kan worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt de invoering van het nieuwe wetsvoorstel Wet Werken naar Vermogen (WWnV). Hierdoor gaat van de drie grote decentralisaties alléén de Wet op de Jeugdzorg door. De twee andere worden 'overgeheveld' naar het nieuwe kabinet na de verkiezingen van 12 september a.s.
2.2 Multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing Introductie landelijke meldingsclassificaties Het Veiligheidsberaad heeft in 2011 besloten dat in alle regio’s door de meldkamer gealarmeerd moet worden met landelijke meldingsclassificaties. Een regionale projectgroep heeft dit voorjaar een multidisciplinaire vertaling naar de regio Gelderland-Midden gemaakt. Het doel van de invoering van de Landelijke Meldingsclassificaties is om op een vooraf afgesproken wijze voor een specifieke klus op het juiste moment en op de juiste plaats over de daarvoor geëigende middelen te beschikken. Hiertoe is een matrix opgesteld met uniforme uitrukvoorstellen. Het is wel mogelijk om voor specifieke (risico-)objecten een afwijkend uitrukvoorstel te doen. De officieren van dienst worden in vooraf gedefinieerde situaties geïnformeerd. Beëindiging overeenkomst Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS) 2.0 In oktober 2011 heeft Minister Opstelten, naar aanleiding van het onderzoeksrapport over Chemiepak/ Moerdijk, aan de Tweede Kamer meegedeeld dat alle veiligheidsregio’s vanaf 1 april 2012 de Netcentrische werkwijze moeten hebben geïmplementeerd en met één Landelijk Crisismanagementsysteem (LCMS) moeten werken. Het belang van het werken met hetzelfde LCMS is natuurlijk vooral gelegen in het kunnen uitwisselen van informatie en beelden tussen (buur)regio’s, het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) en het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC). De oorspronkelijk opzet was dat met de landelijke implementatie van LCMS 2.0 hieraan invulling zou kunnen worden gegeven. Na een aanbestedingstraject is een leverancier hier mee gestart. De landelijke Stuurgroep Netcentrisch Werken heeft in het voorjaar 2012 geadviseerd om de overeenkomst met de leverancier van het LCMS 2.0 te beëindigen. Er waren problemen op het vlak van communicatie, draagvlak bij de veiligheidsregio’s en onduidelijkheid over een aantal technische testresultaten van LCMS 2.0. De landelijke projectgroep Netcentrisch Werken is er helaas niet in geslaagd deze problemen op te lossen. Het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad heeft besloten het advies van de stuurgroep over te nemen. Concreet betekent dit dat de landelijke implementatie van LCMS 2.0 niet zal plaatsvinden. Om aan de eis van de minister te kunnen voldoen wordt er voor de landelijke ondersteuning van de netcentrische werkwijze voorlopig gebruikt gemaakt van (het verouderde) LCMS 1.4. Momenteel maken twintig van de vijfentwintig veiligheidsregio’s, het NCC en het LOCC voor de informatievoorziening tijdens crisisbeheersing en rampenbestrijding gebruik van LCMS 1.4. Voor Gelderland-Midden is natuurbrand één van de grote risico’s. Voor de bestrijding van natuurbranden blijft Gelderland-Midden voorlopig gebruik maken van (een mobiele versie van) Eagle als crisismanagementsysteem. Voor de informatie-uitwisseling met (buur)regio’s, het NCC en het LOCC zal zowel de plot als de tekst van het totaalbeeld in het Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) door de sectie informatie in LCMS 1.4 worden overgenomen. Het nevengebruik van LCMS 1.4 in het RCC heeft geen consequenties voor de informatie-uitwisseling met de gemeenten. Evaluatie IOOV toets De evaluatie van de IOOV toets die 13 oktober 2011 plaatsvond, is in mei afgerond. De evaluatie is gebaseerd op het toetsingskader van de IOOV en de opbouw van het rapport is afgeleid van de RADAR-rapporten van de IOOV. Algemene conclusie is dat de oefening goed is verlopen. Afgezien van enkele aandachtspunten voldoet de hoofdstructuur van de multidisciplinaire rampenbestrijdingsorganisatie aan de eisen uit het Besluit Veiligheidsregio’s.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-6-
De opzet, begeleiding en evaluatie van de oefening heeft veel capaciteit gevraagd van vooral de brandweer. In totaal zijn er ruim 1800 manuren geïnvesteerd. De resultaten van de deze oefening, de bevindingen, analyse en daarmee de conclusies en aanbevelingen komen in belangrijke mate overeen met geconstateerde aspecten in de evaluaties van de CACO-trainingen, CoPI-, ROT- en GBT/GMT-oefeningen in 2011. De eerder aangeven twijfels over de nut en noodzaak van het jaarlijks organiseren van een onverwachte oefening van de totale hoofdstructuur om inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van de rampenbestrijdings- en crisisorganisatie worden met de ervaringen van deze toets op 13 oktober versterkt. Aan de inspectie zal worden gevraagd in hoeverre het mogelijk is af te wijken van de wettelijke vereisten zodat het rendement van de oefening kan worden vergroot. Risicocommunicatie Huis aan huis is het blad “Veilig gevoel” verspreid in het kader van risicocommunicatie. Onderzoek heeft uitgewezen dat 80% van de lezers weer een volgende uitgave wil ontvangen. De uitgave zelf werd goed gewaardeerd met een cijfer 7. Bevolkingszorg In mei is een evaluatieonderzoek afgerond naar de huidige werkwijze en organisatie van de gemeentelijke kolom. Op basis van deze evaluatie moet er een voorstel worden gedaan over een structurele invulling vanaf 2013. Tevens zijn grote stappen gemaakt ten aanzien van de werving, selectie en training van gemeentelijke medewerkers die de ROT-stafsectie Bevolkingszorg bemensen.
2.3 Brandweer Regionalisering brandweer Het project regionalisering brandweer heeft de agenda’s flink gedomineerd het eerste half jaar van 2012. Over de voortgang van het project wordt regulier teruggekoppeld in stand van zaken memo’s. In voorliggende halfjaarrapportage wordt deze voortgang niet nogmaals opgenomen. Doordat de regionalisering veel tijd en inzet vraagt, zijn er ook minder beleidsmatige ontwikkelingen op de andere terreinen voor de brandweer. Veel komt momenteel samen in het project. Vakbekwaamheid Op ambtelijk niveau is door het Regionaal Commandanten Overleg consensus bereikt over de opbouw van de vakbekwaamheidsorganisatie van de brandweer in Gelderland-Midden. Uitgangspunt is dat brandweerpersoneel blijvend haar vakbekwaamheid ontwikkelt tijdens haar werkzame leven. Er komt meer samenhang tussen opleiden, oefenen, praktijk ervaring opdoen en bijscholing. De visie is een belangrijke bouwsteen voor het organisatieplan in detail voor de nieuwe brandweerorganisatie per 1 januari 2014. Operationele voorlichting Er is, sinds de introductie van Twitter voor de operationele voorlichting, een trend waarneembaar dat medewerkers minder persberichten opstellen en meer korte berichten verspreiden via Twitter. Het eerste half jaar zijn er 50 persberichten verspreid. Het aantal volgers van de Twitteraccount staat op 1200. Beheer en inkoop Er is extra aandacht gestoken in goede nazorg van inkoopprocessen. Hierbij gaat het onder meer om een procedure door het overschrijden van gewichtsgrenzen bij de eerste uit een mantelovereenkomst te leveren tankautospuit. Door de extra tijd die dit project vraagt, zal mogelijk de mantelovereenkomst voor bepaalde materialen naar begin 2013 worden doorgeschoven. Proactie De voorbereidingen voor de opstart van de pilot risicobeheersing natuurbrand in Otterlo zijn gestart. De systematische opbouw van geografische informatie blijft achter bij de verwachtingen. Ook is er enige achterstand opgelopen bij het beheer van het risicoprofiel. Zodra een aantal wijzigingen in de ICT voorziening van VGGM zijn gerealiseerd, zal deze achterstand ingelopen kunnen worden.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-7-
Op 12 juli heeft minister Schultz een bezoek gebracht aan de IJssellijn. Bij dit werkbezoek zijn ook de restrisico’s van het transport gevaarlijke stoffen in beeld gebracht. Preventie Bestuurlijk is de planning voor de aanwijzing van bedrijfsbrandweren vastgesteld. Het Algemeen Bestuur heeft eveneens een notitie vastgesteld waarin het beleid voor het terugdringen van nodeloze alarmen tot uitvoering kan worden gebracht. De preventiecoördinatoren worden voor een deel van hun tijd ingezet voor een onderzoek naar de kwaliteit van de over te nemen preventie archieven. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het project regionalisering. Deze tijd zal ten koste gaan van de coaching van preventiemedewerkers. RUD’s Door de NVBR is een basistakenpakket opgesteld die een goede basis vormt om uniforme taken van gemeenten en RUD’s uit te voeren.
2.4 Volksgezondheid Wet Publieke Gezondheid en de landelijke Gezondheidsnota van minister Schippers Met de definitieve inwerkingtreding van de Wpg op 1 januari van dit jaar is de wet definitief van kracht geworden. Artikel 13 echter is al op 1 oktober 2011 in werking getreden. Dit artikel gaat over de aanscherping van de gemeentelijke taken voor volksgezondheid. Gemeenten in Gelderland-Midden werken inmiddels twee subregionale kadernota's geschreven en iedere gemeente geeft hier lokaal uitwerking aan. De Rijksoverheid wil resultaten van gemeentelijke interventies en inzet kunnen vaststellen. Daartoe zijn indicatoren en andere criteria ontwikkeld. De IGZ verwacht van GGD-en dat zij enerzijds als adviseur voor interventies en andere vormen van concretisering van beleid optreden en anderzijds als toetser van de kwaliteit van het lokaal gezondheidsbeleid. GGD Gelderland-Midden heeft de gemeenten ondersteund en blijft ondersteunen bij de totstandkoming van de lokale en regionale beleidsplannen en zal, op basis van de dialoog met de gemeenten, deze ondersteuning verder intensiveren. Sommige gemeentelijke beleidsplannen zijn al vastgesteld, anderen zijn hard op weg. De verwachting is dat in voorjaar 2013 alle gemeenten hun lokaal gezondheidsbeleid door de raad hebben laten vaststellen. Zorg en Veiligheid In de doorontwikkeling van de afdeling Zorg en Veiligheid zijn in het eerste halfjaar 2012 uitkomsten van landelijke ontwikkelingen (zoals de landelijke decentralisaties, de invoering nieuwe Politiewet, de invoering landelijke meldkamers) op de agenda gezet. Vooral de decentralisaties vereisen een hogere kwaliteitstandaard en een verbetering van de continuïteit binnen de GHOR en GGD. Een van de maatregelen is geweest het samenvoegen van de drie bureaus GHOR, CJG en OGGZ/CT binnen Zorg en Veiligheid vooral met het oog op versterking van de informatiepositie en op het bundelen van diverse specialismen. GHOR Inmiddels is het GROP van de GGD met ingang van 1 januari 2012 geïmplementeerd. Ook is fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van Regionaal Crisisplan (RCP) deel twee. De voorgenomen invoering van GRIP 5 betekent een vertaalslag naar de operationele functies zowel in het RCP als in het opleidingsprogramma. Het project de Witte Kaart, wordt getrokken door GHOR Gelderland Midden. Doel van het project is het ontsluiten van de gegevens uit de diverse basisregistraties om te komen tot een landelijke sociale kaart gevoed van uit de bron. De voorbereidingen in voorjaar 2012 hebben ertoe geleid dat in augustus de tool wordt opgeleverd en aangeboden aan het Veiligheidsberaad, BZK, GGD Nederland en GHOR Nederland. OGGZ / Centrale Toegang In het eerste half jaar is ingezet op de doorontwikkeling zorgmonitor ten behoeve de trajectfinanciering Maatschappelijke Opvang. Het instrument wordt uitgebreid naar nieuwe doelgroepen. Er is fors geïnvesteerd in het inrichten van "lokale zorgnetwerken" in de regio Arnhem e.o. om een betere aansluiting te realiseren met de Centrale Toegang. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-8-
De ontwikkelingen in de regio West Veluwe Vallei verlopen op hoofdlijnen analoog aan de oostgemeenten in de regio. Momenteel is er een goede relatie tussen centrumgemeente Ede, zorgaanbieders en VGGM op het gebied van de trajectfinanciering. Verwachting is dat de trajectfinanciering in de Centrale Toegang Ede in het najaar 2012 vorm zal krijgen. CJG CJG Backoffice: In het eerste half jaar is de backoffice opnieuw ingericht. De resultaten zijn een betere continuïteit in bereikbaarheid en een verbeterde informatiepositie. De verdere doorontwikkeling van de informatiepositie is speerpunt in de tweede helft van dit jaar. Over de frontoffices zijn gemeenten volop bezig zich te heroriënteren op de taakstelling. Er is veel overleg met gemeenten om dit zo goed mogelijk vorm te geven. De ontwikkelingen op het gebied Zorg Advies Teams, de toenemende samenwerking met jeugd en jongerenorganisaties en het opheffen van de inloopspreekuren, vergt veel van de coördinatoren. Dit verschilt per gemeente. Jeugdgezondheidszorg In het kader van de decentralisatie jeugdzorg heeft VGGM haar visie herijkt op jeugd in het algemeen en op JGZ en CJG in het bijzonder. In de tweede helft van 2012 wordt deze visie ook kenbaar gemaakt aan bestuurders en andere gremia. In deze visievorming heeft JGZ in het bijzonder bijdragen geleverd op het gebied van Jeugdzorg en Passend Onderwijs. Basistakenpakket JGZ: bekend geworden is in de eerste helft van 2012 dat VWS een wetenschappelijk onderzoek heeft geïnitieerd naar het effect op de zorg en op de kosten van de triagemethodiek. De resultaten daarvan worden verwacht in het tweede kwartaal van 2013. Verder heeft JGZ nieuwe vorderingen gemaakt in de doorontwikkeling van de triagemethodiek op efficiency en inhoud van de zorg: digitalisering, vermindering van no-show en integratie binnen speerpunten van gezondheidsbeleid zoals preventie van armoede, depressies en verslaving. VWS heeft voorts aangekondigd begin dit jaar dat er extra budget komt voor contactmomenten vanaf de leeftijd van 14 jaar Maatschappelijke onrust Sinds 1 januari 2012 is het GGD Rampenopvangplan (GROP) de basis van de werkwijze van de GGD in het geval van een incident, ramp of crisis. In het GROP is vastgelegd hoe de GGD in deze gevallen georganiseerd is en wie welke verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden heeft. Er is een 24 uurs- bereikbaarheid geregeld van een aantal functionarissen, die individueel of als team gealarmeerd kunnen worden, afhankelijk van het incident. Inventarisatie van het eerste halfjaar 2012 leert dat er sprake is van gemiddeld twee tot drie incidenten (binnen de GROP-criteria) per maand. In de factsheet bij het onderdeel is de inventarisatie van het eerste halfjaar 2012 opgenomen. Seksuele gezondheid van jongeren, project Les(s) en More GGD Gelderland Midden zet verschillende manieren in om hoogrisicogroepen te bereiken. Jongeren zijn een belangrijke hoogrisicogroep. Landelijk en regionaal bestaat er zorg over de gezondheid en leefstijl van laagopgeleide en allochtone jongeren in het mbo-onderwijs (ROC). De GGD heeft samen met het ROC een programma ontwikkeld specifiek voor deze doelgroep in samenwerking met de leerlingen. In 2011 en 2012 is het project Les(s) en More opgezet op een ROClocatie in Arnhem waar Mbo-leerlingen niveau 1 & 2 een beroepsopleiding volgen. Het project is in 2012 deels gefinancierd door ZONMW en gekoppeld aan onderzoek. Les(s) en More blijkt veelbelovend om de risicojongeren met hun gezondheidsproblemen te bereiken. Inspecties Kinderopvang Landelijk is sinds 2012 het toezicht op de kinderopvang nog meer risicogestuurd ingezet. Zo zijn de GGD-en gaan werken met risicoprofielen per locatie. Tijdens een inspectie wordt een risicoprofiel gemaakt. Onder het mom ‘meer waar het moet, minder waar het kan’ betekent: - een hoogrisico profiel frequenter en diepgaander toezicht - een laagrisico profiel in 2013 veel minder toezicht Hiermee wordt de toezichtlast voor goed presterende organisaties minder. In 2012 ligt de focus van het toezicht op de praktijk op een locatie en de pedagogische kwaliteit. Door bovenstaande methode van risicogestuurd toezicht wordt de kans geschat of een kinderopvangorganisatie op verantwoorde wijze kinderopvang biedt en blijft bieden. Grensoverschrijdend gedrag in de kinderopvang
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-9-
N.a.v. enkele incidenten heeft de burgemeester van Arnhem de GGD gevraagd een aanpak grensoverschrijdend gedrag in de kinderopvang te ontwikkelen. In samenwerking met de afdeling JGZ is een aanpak ontwikkeld, o.b.v. de methode ‘De Veilige School’ zoals deze al jaren in het basisonderwijs werkt. Dit betekent dat kinderopvangorganisaties een interne contactpersoon aanstellen die binnen de locatie grensoverschrijdend gedrag op de agenda zet, bespreekt met leidsters en zorgt voor implementatie op een locatie. Daarnaast wordt een externe vertrouwenspersoon aangesteld die de interne contactpersonen opleid, en bij incidenten adviseert over de aanpak en altijd de kindpartij ondersteunt. Deze aanpak moet leiden tot een veiliger kinderopvang door preventie, risicodetectie en tijdige en adequate aanpak bij incidenten. Deze aanpak is vooralsnog alleen gevraagd door de gemeente Arnhem. Vanaf half april worden locaties kinderopvang in de gemeente Arnhem getoetst op Grensoverschrijdend gedrag. Forensische geneeskunde Begin dit jaar hebben de GGD-en landelijk een collectieve visie vastgesteld op de toekomst van de Forensische Geneeskunde. In deze visie is de Forensische Geneeskunde, zoals het momenteel ook bij GGD Gelderland Midden is georganiseerd, een ongedeeld vakgebied (o.a. lijkschouw en arrestantenzorg) binnen de Publieke Gezondheid, als onderdeel van de samenwerkingsafspraken binnen het netwerk van sociale veiligheid. Door de nationalisering van de politie valt te verwachten dat er op termijn één landelijk contract komt voor arrestantenzorg. In 2012 zijn wij gestart om, i.s.m. politie, GGZ en OGGZ, de zorg voor patiënten met psychische problemen (o.a. in crisissituaties) beter te regelen. Doel is om geen mensen met psychische problemen in de cel te hebben. Academische werkplaats Milieu en gezondheid Een van de taken van de GGD is advisering aan gemeenten en burgers over gezondheidsaspecten van milieublootstellingen, met als doel het creëren van een gezonde en veilige leefomgeving. Gemeenten en provincies kunnen bij de academische werkplaats terecht met vragen uit de lokale praktijk. GGD Gelderland-Midden coördineert en draagt bij aan een onderzoeksproject van de Academische werkplaats, samen met drie andere GGD-en. De afgelopen maanden zijn op diverse locaties metingen verricht aan de roet- en ultrafijnstof uitstoot van dieseltreinen en dieselscheepvaart. De resultaten moeten inzicht geven in de bijdrage van deze bronnen aan de lokale concentraties roet en ultrafijnstof zodat gemeenten daar in hun lokaal gezondheidsbeleid rekening mee kunnen houden. In Arnhem is een meetdemonstratie voor gemeenten geweest. Partners in het project zijn onder andere enkele Gelderse gemeenten, de provincie Gelderland, RIVM en GGD Amsterdam. De resultaten zullen eind oktober tijdens een symposium worden gepresenteerd. Monitoring Volksgezondheid E-Movo 2011 In het najaar van 2011 heeft het epidemiologisch onderzoek bij jongeren op scholen voor Voortgezet Onderwijs (VO) plaatsgevonden. Analyse en rapportage ervan hebben in het 1e halfjaar van 2012 plaatsgevonden. De cijfermatige gegevens (tabellenboeken) hebben de gemeenten ontvangen. De laatste hand wordt gelegd aan de gemeenterapportages. Nieuwe aanpak CBS / RIVM / GGD: start in 2012 Volwassenen én Ouderen gelijktijdig Landelijk is besloten dat de monitorcyclus gaat plaatsvinden op basis van samenwerking met CBS en RIVM met als doel een beter beeld van de landelijke, regionale en lokale gezondheidssituatie van de bevolking te krijgen. Dit jaar gaat dit voor het eerst gebeuren en wel voor de doelgroepen volwassenen én ouderen gelijktijdig. De GGD-en blijven deze epidemiologische onderzoeken uitvoeren en daar is in het eerste halfjaar van 2012 een start aan gegeven. Het feitelijke onderzoek vindt plaats in de tweede helft van 2012, presentatie van de resultaten zal in voorjaar 2013 het geval zijn. Ambtelijke consultatie: De start was ook aanleiding voor een ambtelijke consultatie om na te gaan welke specifieke lokale vragen en behoeften er per gemeenten zijn. De resultaten van de consultatie worden in het onderzoek meegenomen. Ambulancevervoer De sluiting van een aantal functies door het Rijnstate Ziekenhuis in Zevenaar hebben gevolgen met zich meegebracht voor de roostering van de ambulanceritten. De nodige omzettingen in het eerste
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 10 -
halfjaar hebben tot nu toe niet geleid tot ernstige consequenties in de performanceresultaten. Het is wel een zeer groot punt van aandacht bij de betrokken partijen. Een belangrijke verbetering is geweest de opening van de post in Oosterhout.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 11 -
3 Financiën 3.1 Gecomprimeerde balans per 30 juni 2012 ACTIVA
30-06-2012
31-12-2011
€
€
12.339.808
12.187.630
Financiële vaste activa
10.135
10.135
Totaal vaste activa
12.349.943
12.197.765
€
€
30.288
30.288
15.430.263
3.652.546
858.224
1.137.272
1.579.402
449.708
Totaal vlottende activa
17.898.177
5.269.814
TOTAAL
30.248.120
17.467.579
Vaste activa Materiële vaste activa
Vlottende activa
Voorraden Uitzettingen met een rentetypische looptijd < 1 jaar Liquide middelen Overlopende activa
PASSIVA
30-06-2012
31-12-2011
Vaste passiva
€
€
Eigen vermogen
2.523.597
2.225.590
646.223
731.377
3.169.820
2.956.967
€
€
rentetypische looptijd < 1 jaar
2.940.793
5.389.791
Liquide middelen
1.571.536
1.024.013
22.565.971
8.096.808
Totaal vlottende passiva
27.078.300
14.510.612
TOTAAL
30.248.120
17.467.579
Voorzieningen
Totaal vaste passiva
Vlottende passiva
Netto vlottende schulden met een
Overlopende passiva
Meest in het oog springt zoals gebruikelijk bij de presentatie van de halfjaarcijfers de toename van de vorderingen. In dit bedrag zit de vordering op de deelnemende gemeenten voor de regionale en specifieke dienstverlening in het 2e halfjaar. Deze vordering verklaart ook de toename onder overlopende passiva. Daarnaast wordt het saldo overlopende passiva beïnvloed door de additionele middelen die zijn ontvangen voor de ambulancedienst.
3.2 Risicoparagraaf Bezuinigingen door het rijk Op de Brede Doel Uitkering Rampenbestrijding (BDUR) is een bezuiniging doorgevoerd oplopend tot € 300.000 structureel. In de besluitvorming over de begroting 2014 zal het Algemeen Bestuur in invulling vastleggen. Overige plannen van het departement tot afroming van het budget voor de veiligheidsregio's zijn via ambtelijke kanalen gemeld maar nog niet aan het Veiligheidsberaad voorgelegd. Met andere rijksmaatregelen, zoals bijvoorbeeld het decentraliseren van rijksmaterieel naar de regio, is binnen de begroting van VGGM wel al rekening gehouden. Nog geen duidelijkheid is er over de plannen van de minister met betrekking tot de wijziging van de financieringsystematiek C2000. Bezuinigingen door gemeenten De meeste gemeenten hebben kortingen in 2012 en de jaren daarna aangezegd en daarbij is een over de jaren gefaseerde vermindering van het budget voorzien om de dekking van frictiekosten mogelijk te maken.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 12 -
Bezuinigingen op de ambulancedienst De Minister van Volksgezondheid heeft afspraken gemaakt met de sector over het budgettair kader voor Nederland, te weten: uniforme CAO, 95% vergoeding FLO-kosten en efficiencykorting van 1,5%. In het meerjarenplan en de vertaling naar de meerjarenbegroting van de ambulancedienst zijn maatregelen voorzien om het noodzakelijk kwaliteitsniveau binnen het budgettair kader te waarborgen. De productie van de ambulancedienst stijgt beperkt. De gewenste gemiddelde productiestijging van 2,5% wordt niet gerealiseerd. Deze lagere productiestijging heeft naar verwachting negatieve budgettaire consequenties en dus zet de ambulancedienst in op een structurele kostenbesparing van 4,5% te realiseren in drie jaar. Regionalisering brandweer In oktober 2012 ontvangt het Algemeen Bestuur een overzicht van de kosten van de regionalisering bestaande uit: projectkosten, kosten kwaliteitsslag, financiële vertaling organisatieplan brandweer en ondersteunende functies en kosten van de migratie naar de ICT-omgeving van VGGM. De harmonisatie van arbeidsvoorwaarden neemt ook kosten met zich mee. De berekening daarvan wordt gemaakt zodra de onderhandelingen met het Georganiseerd Overleg zijn afgrond. ICT in eigen beheer De verwachting is dat de ICT-claim in het kader van het in eigen beheer nemen van ICT in het tweede halfjaar van 2012 succesvol wordt afgerond. De opbrengst zal worden ingezet voor het wegnemen van resterende knelpunten. Projecten Medische Milieukunde In 2010 zijn de Europese projecten en de projecten in de eerste ronde Academische Werkplaats afgerond. De verantwoordingen voldeden aan de eisen van de subsidieverstrekker. In 2011 zijn nieuwe projecten met een looptijd van 3 en 4 jaar opgestart. Voor de lopende projecten vindt afrekening aan het einde van de looptijd plaats. Dat betekent dat tussentijds geen financieel resultaat in de exploitatie zichtbaar wordt. Tussentijds wordt binnen VGGM vastgesteld of kosten die zijn gemaakt ook subsidiabel zijn. Dat is een toets op de rechtmatigheid. Bij afronding van een project kan het wel zo zijn dat VGGM hogere kosten heeft moeten maken door in het bijzonder meer capaciteit voor een project in te zetten. Dat is een vraagstuk van doelmatigheid.
3.3 Kengetallen LIQUIDITEIT Berekening liquiditeitspositie In het kader van de wet financiering decentrale overheden (Wet fido) dient elk kwartaal de gemiddelde liquiditeitspositie te worden verantwoord. Dit geschiedt aan de hand van een vergelijking tussen het berekende werkelijke kasgeldlimiet en het volgens de wet toegestane kasgeldlimiet. Het toegestane kasgeldlimiet voor VGGM bedraagt € 4.267.000 (zijnde 8,2% van het begrotingstotaal, vast percentage voor gemeenschappelijke regelingen). De werkelijke kasgeldlimiet wordt berekend aan de hand van de gemiddelde netto vlottende schuld ten opzichte van het gemiddeld overschot van de vlottende middelen te plaatsen. De over het 1e halfjaar berekende werkelijke ruimte ten opzichte van het kasgeldlimiet bedraagt € 4.562.000. Hiermee voldoen wij ruimschoots aan de eis om binnen de toegestane kasgeldlimiet te blijven. DEBITEUREN De totale debiteurenstand per 30 juni 2012 bedraagt € 15.430.263, dit is beduidend hoger dan het saldo per 31-12-2011 (€ 3.611.516). De debiteurenstand wordt sterk vertekend door de facturatie aan de deelnemende gemeenten van de bijdrage aan de regio ter grootte van € 5.469.178 en de bijdragen voor de uitvoering van de brandweertaken van de gemeente Arnhem, Renkum en Westervoort ter grootte van € 7.865.956. Per 10-08-2012 zijn deze bedragen ontvangen. De voorziening dubieuze debiteuren is naar verwachting toereikend.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 13 -
3.4 Programmarekening Realisatie 2011
Begroting 2012
Begroting Halfjaar 2012
Realisatie Halfjaar 2012
Prognose 2012
Baten Opbrengsten gemeenten regionaal (uniform) Opbrengsten gemeenten individueel (maatwerk) Opbrengsten van het Rijk Directe opbrengsten inclusief NZA Overige opbrengsten Totaal baten
10.946.785 15.494.123 4.594.775 21.829.249 42.561 52.907.493
10.953.831 14.966.275 4.904.774 22.032.227 34.500 52.891.607
5.476.916 7.483.138 2.452.387 11.016.114 17.250 26.445.804
5.476.916 7.864.236 2.289.440 11.068.566 18.557 26.717.715
10.953.563 15.248.551 4.688.107 22.320.535 119.900 53.330.656
Lasten Salariskosten (incl. sociale lasten etc.) Overige personeelskosten Totaal personeelslasten
35.625.559 2.865.847 38.491.406
36.528.470 2.215.879 38.744.348
18.264.235 1.107.939 19.372.174
17.945.739 1.468.390 19.414.129
36.314.215 2.431.009 38.745.224
Huisvestingskosten Overige organisatiekosten Totaal organisatiekosten
2.178.038 0 2.178.038
2.103.720 0 2.103.720
1.051.860 0 1.051.860
1.022.289 0 1.022.289
2.103.720 0 2.103.720
Directe kosten m.b.t. output Overige indirecte kosten Afschrijvingen Totaal materiële lasten
3.912.575 5.354.216 2.275.700 11.542.491
4.097.565 3.362.575 3.020.881 10.481.021
2.048.783 1.681.288 1.510.440 5.240.511
2.052.591 1.655.004 1.310.045 5.017.640
4.078.067 3.570.359 3.113.177 10.761.603
Totaal lasten
52.211.935
51.329.089
25.664.545
25.454.058
51.610.547
695.558
1.562.518
781.259
1.263.657
1.720.109
(498.846) 39.991 236.703
(1.296.099) (266.419) 0
(648.050) (133.210) 0
Programmarekening VGGM
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening Incidentele baten en lasten Financiële baten en lasten Resultaat voor bestemming
(759.738) (120.366) 383.553
(1.461.061) (267.623) (8.575)
Over het eerste halfjaar is een voordelig resultaat behaald van € 383.553. De afwijking van de realisatie t.o.v. de (halfjaar)begroting laat zich in hoofdlijnen als volgt verklaren: Realisatie 1e halfjaar t.o.v. de begroting Afwijking per opbrengstensoort Opbrengsten gemeenten regionaal (uniform) De opbrengsten op basis van de inwonerbijdrage verlopen conform de begroting. De inwonerbijdrage wordt volgens afspraak per halfjaar vooruit gefactureerd. De deelnemende gemeenten hebben inmiddels de factuur voor het 2e halfjaar ontvangen. Opbrengsten gemeente individueel (maatwerk) Voornamelijk door het vastleggen in de realisatie van de inspectie-inkomsten onder de post maatwerk gemeenten is het verschil ontstaan met de begroting 2012 waar de inkomsten geraamd waren onder de post diverse opbrengsten. In de geactualiseerde begroting 2013 worden de juiste kostencategorieën gehanteerd. Los van de administratieve vertekening dalen de opbrengsten uit maatwerk door bezuinigingen van gemeenten. In het eerste halfjaar van 2012 vallen daarnaast de lagere inkomsten uit technische hygiënezorg op. Dat hangt samen met lagere productiecijfers. Opbrengsten van het rijk De verstrekte voorschotten van Veiligheid & Justitie van de brede doeluitkering zijn in het 1e halfjaar conform de begroting. Ten behoeve van het project Eagle stromen er extra inkomsten binnen vanaf de balans ter dekking van de gemaakte kosten conform afspraken (deze waren voorzien onder de incidentele baten en lasten). Daarnaast wordt het deel van de BDUR dat ontvangen is ter compensatie van het BCF alsmede de overheveling rijksmaterieel gereserveerd.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 14 -
Opbrengsten van derden m.b.t. tot output Het verschil tussen halfjaarcijfers en halfjaarbegroting is minimaal. Dit wordt veroorzaakt door twee grote afwijkingen en meerdere kleine afwijkingen die elkaar compenseren. Minder inkomsten zijn er verantwoord onder deze categorie zijnde de opbrengsten uit inspecties technische hygiënezorg. Deze zijn verantwoord onder bijdragen gemeenten. Daarnaast zijn er meer inkomsten vanuit de productieafspraken ambulancedienst. Hier staan hogere (loon)kosten tegenover. Overige opbrengsten Geen noemenswaardige afwijking Afwijking per kostensoort Salarissen De verwachte hogere kosten in verband met de nieuwe CAO zijn voor het eerste halfjaar verwerkt in de cijfers. In ondersteunende functies (in het bijzonder ICT) zijn uitbreidingen voorzien die nog niet definitief zijn ingevuld. Hierdoor ontstaat een voordeel in de salariskosten. De noodzakelijke inzet wordt geleverd door inleenkrachten, waarvan de kosten worden verantwoord onder overige personeelskosten. Zoals inmiddels gebruikelijk vallen de kosten van de overgangsregeling FLO mee en leiden tot een voordeel. Het voordeel bij de brandweer wordt benut voor de nieuwbouw (zie incidentele baten en lasten). Bij het ambulancevervoer zijn vacatures die later in het jaar worden ingevuld. Overige personeelskosten Tijdelijke invulling vacatures door externen en extra inzet ICT, zie toelichting bij de salarissen. Directe kosten m.b.t. output De kosten verlopen conform begroting. Overige indirecte kosten De ontwikkeling van de uitgaven voor overige indirecte kosten verlopen grotendeels conform begroting. De totale afwijking is het effect van diverse kleine plussen en minnen (< € 10.000). Afschrijvingen Een vertraagde vervanging van diverse investeringen levert op diverse plekken een voordelig resultaat op. In de begroting was al rekening gehouden met aanschaf in het 2e halfjaar. Hierdoor zal een groot deel van de kosten nog gerealiseerd gaan worden. De grote nog niet gerealiseerde vervangingen komen voor bij de brandweer en ambulancedienst (vervanging 7 ambulances). Daarnaast is er wel extra geïnvesteerd in ICT en de verbouwing Schelmseweg. Huisvestingskosten Doordat enkele vaste lasten tot nu lager uitvallen dan begroot is op de huisvestingskosten in het eerste halfjaar een voordeel zichtbaar (30k V). Incidentele baten en lasten Onder de incidentele baten en lasten zijn de stelposten en de onttrekkingen uit reserves & voorzieningen opgenomen. Daarnaast loopt de budgettaire vertaling van in de balans opgenomen transitoria via deze posten. In de cijfers zijn de navolgende onderdelen opgenomen:
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 15 -
Begroting 2012 Nog herschikken naar kostensoorten: aanpassingen BDUR taakstellingen: Saldo egalisaties 5% flo niet betaald Mutaties reserves en voorzieningen: desintegratie MOA huisvesting raw eagle natuurbrand nacalculatie ambulancevervoer reservering BMI structurele mutaties reserves en voorzieningen: onttrekking reserve KOD voorziening dubieuze debiteuren onttrekking huisvesting rijksbijdrage haakarmvoertuig
Begroting 1ste halfjaar
Realisatie 1ste halfjaar
470.996
235.498
17.008
523.447 -55.694
261.724 -27.847
274.275 0
-27.954 394.238 -185.577 97.910 48.633
-13.977 197.119 -92.789 48.955 24.317
-8.312 367.337 0 65.544 24.317
-10.861 50.000
-5.431 25.000
-5.431 25.000
-9.039
-4.520
0
1.296.099
648.050
759.738
In deze cijfers zijn de volgende relevante afwijkingen ten opzichte van de begroting: - Aanpassingen BDUR: zie ook de lagere rijksbijdragen. De verwachte lagere kosten zijn omgezet in lagere opbrengsten. De onderuitputting wordt in de lijn van het bestuurlijk besluit gereserveerd voor dekking van de inrichtingskosten van de regionalisering. - huisvesting RAW: de lagere kosten bij de brandweer Arnhem worden gereserveerd voor een bijdrage aan de nieuwbouw van de kazerne. - Eagle natuurbrand, haakarmvoertuig: zie rijksbijdragen
Prognose t.o.v. de begroting Afwijking per opbrengstensoort Opbrengsten gemeenten regionaal (uniform) De opbrengsten op basis van de inwonerbijdrage verlopen conform de begroting. Opbrengsten gemeente individueel (maatwerk) De opbrengsten uit maatwerk dalen door bezuinigingen van gemeenten. Dat is door een administratieve vertekening van begrotingscategorieën versus realisatiecategorieën in de cijfers niet zichtbaar. Opbrengsten van het rijk Mutaties vanaf en naar de balans (gereserveerde bedragen inzetten voor uitgaven en ontvangen bedragen reserveren voor uitgaven op termijn) leiden tot een afwijking t.o.v. de begroting. Opbrengsten van derden m.b.t. tot output Het verschil tussen de verwachting en begroting is minimaal. Dit wordt veroorzaakt door twee grote afwijkingen en meerdere kleine afwijkingen die elkaar compenseren. Overige opbrengsten Uit de opbrengst van de ICT claim wordt een deel van de tijdelijke inzet gefinancierd.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 16 -
Afwijking per kostensoort Salarissen Het voordeel op salariskosten is het gevolg van vacatures die indien noodzakelijk tijdelijk worden ingevuld door inleenkrachten. De kosten daarvan worden onder een andere categorie verantwoord. Zoals inmiddels gebruikelijk vallen de kosten van de overgangsregeling FLO mee. Overige personeelskosten Tijdelijke invulling vacatures door externen en extra inzet ICT met name in het eerste halfjaar, zie toelichting bij de salarissen. Deze kosten worden deels uit overige inkomsten gefinancierd. Directe kosten m.b.t. output De kosten verlopen conform begroting. Overige indirecte kosten Met name de kosten van de regionalisering en werkzaamheden ten bate van Eagle natuurbrand leiden tot hogere uitgaven. Deze worden gefinancierd uit gereserveerde middelen. Afschrijvingen Een vertraagde vervanging van diverse investeringen levert op diverse plekken een voordelig resultaat op. Daarnaast is er wel extra geïnvesteerd in ICT en de verbouwing Schelmseweg waardoor een nadelig resultaat op afschrijvingskosten ontstaat. Huisvestingskosten De huisvestingskosten zullen naar verwachting binnen de kaders blijven. Incidentele baten en lasten Onder de incidentele baten en lasten zijn de stelposten en de onttrekkingen uit reserves & voorzieningen opgenomen. Daarnaast loopt de budgettaire vertaling van in de balans opgenomen transitoria via deze posten. In de cijfers zijn de navolgende onderdelen opgenomen: Begroting Prognose 2012 2012 Nog herschikken naar kostensoorten: aanpassingen BDUR Taakstellingen: saldo egalisaties 5% flo niet betaald Mutaties reserves en voorzieningen: desintegratie MOA huisvesting RAW eagle natuurbrand nacalculatie ambulancevervoer reservering BMI structurele mutaties reserves en voorzieningen: onttrekking reserve KOD voorziening dubieuze debiteuren onttrekking huisvesting rijksbijdrage haakarmvoertuig
470.996
31.252
523.447 -55.694
749.873 -55.694
-27.954 394.238 -185.577 97.910 48.633
-12.000 561.948 0 97.910 48.633
-10.861 50.000
-10.861 50.000
-9.039
0
1.296.099 1.461.061 De prognose sluit aan bij de cijfers over het eerste halfjaar. De egalisatie van saldi komt middels voorstellen in de jaarrekening over 2012 terug. Financiële baten en lasten Vooralsnog wordt geen afwijking verwacht.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 17 -
4 Personeel 4.1
Inleiding
De halfjaarrapportage over het personeelsbeleid geeft een tussentijdse kijk op de wijze waarop VGGM haar personeelsbeleid heeft vormgegeven in 2012. Naast een aantal belangrijke kengetallen op het gebied van personeel wordt er ook aandacht gegeven aan een aantal ontwikkelingen en speerpunten op personeelsgebied.
4.2
Personeelsbestand
Aantal medewerkers op 30 juni 2012 In onderstaand overzicht is zichtbaar dat er 577 actieve vaste en tijdelijke medewerkers zijn binnen VGGM op 30 juni 2012. Er zijn 5 medewerkers die 2 dienstverbanden hebben, het aantal dienstverbanden op 30 juni 2011 bedraagt 582. In totaal heeft VGGM op 30 juni 2012, 491,7 FTE aan vaste en tijdelijke dienstverbanden. Aantal medewerkers in vaste en tijdelijke dienst op 30 juni 2012 Directie
Volksgezondheid
Brandweer
Facilitaire Zaken
Actieve dienst
M
V
Tot.
M
V
Tot.
M
V
Tot.
M
V
Tot.
VGGM
Vaste aanstelling
4
1
5
135
178
313
136
27
163
24
22
46
527
Tijdelijke aanstelling
0
0
0
11
29
40
5
1
6
1
3
4
50
Totaal vast en tijdelijk
4
1
5
146
207
353
141
28
169
25
25
50
577
Overige medewerkers VGGM op 30 juni 2012 Directie
Volksgezondheid
Brandweer
Facilitaire Zaken
Actieve dienst
M
V
Tot.
M
V
Tot.
M
V
Tot.
M
V
Tot.
VGGM
Vrijwilligers
0
0
0
4
1
5
68
8
76
0
0
0
81
Duikers
0
0
0
0
0
0
3
0
3
0
0
0
3 48
Externen
0
1
1
10
25
35
1
3
4
7
1
8
Stagiaires
0
0
0
2
2
4
2
1
3
1
2
3
10
Totaal actieve dienst
0
1
1
16
28
44
74
12
86
8
3
11
142
Niet actieve dienst
Man Vrouw Totaal 0
Man Vrouw Totaal
FLO
0
0
18
0
Wachtgelders
0
0
0
0
0
Totaal niet actieve dienst
0
0
0
18
0
Man
18
Vrouw Totaal
44
0
0
0
18
44
Man Vrouw Totaal
44
0
0
0
62
0
0
0
0
0
0
0
44
0
0
0
62
Aantal FTE op 30 juni 2012 Directie Actieve dienst
M
Vaste aanstelling Tijdelijke aanstelling Totaal vast en tijdelijk
Volksgezondheid
Brandweer
Facilitaire Zaken
V
Tot.
M
V
Tot.
M
V
Tot.
M
V
Tot.
VGGM
3,2
1
4,2
123
133,6
256,6
134,2
22,6
156,8
21,2
17,6
38,8
456,4
0
0
0
8,9
19,1
28
4,4
0,3
4,7
0,5
2,1
2,6
35,3
3,2
1
4,2
131,9
152,7
284,6
138,6
22,9
161,5
21,7
19,7
41,4
491,7
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 18 -
Toename en afname van het aantal vaste en tijdelijke dienstverbanden Aantal medewerkers
Aantal FTE
Sector
Toename
Afname
Verschil
Sector
Toename
Afname
Directie
0
0
0
Directie
0
0
0
FacZa
2
1
1
FacZa
1,4
0,2
1,2 1,89
Verschil
BRW
4
5
-1
BRW
4
2,11
VGZ
20
21
-1
VGZ
14
14,3
-0,3
Totaal VGGM
26
27
-1
Totaal VGGM
19,4
16,61
2,79
In het eerste half jaar van 2012 is er een instroom van 26 medewerkers zichtbaar en een toename van 19,4 FTE. Er is een uitstroom van 27 medewerkers zichtbaar, in totaal een afname van 16,61 FTE. Per saldo een daling van 1 medewerker ten opzichte van 31 december 2011 en een stijging van 2,79 FTE. Hieronder volgt een overzicht van de fluctuaties per afdeling. Overzicht FACZA Stafbureau BRW Repressie BOV Stafbureau VGZ Bedrijfsbureau VGZ MZ RAV JGZ Bureau CJG Bureau Zorgregie Totaal
FTE 1,2 -0,66 1,95 0,6 -1 -2,2 3 1,2 -0,6 0,8 -1,5 2,79
Functies Invulling vacatureruimte bureau I&A Uitstroom medewerker Verwachte uitstroom vroegtijdig ingevuld Invulling functie Coördinator Operationele Voorbereiding Medewerker met pensioen Uitstroom medewerkers Vacatureruimte THZ 1 fte tijdelijke vakantiekracht Uitstroom medewerker Invulling vacature Coördinator Frontoffice Uitstroom medewerkers
Vacatures Opgevuld Sector Facilitaire Zaken Brandweer Volksgezondheid
Aantal vacatures 2 7 27
Intern 0 3,5 4
Extern 2 1,5 19
Nog open 0 2 4
Opvallend in dit overzicht is dat er in het eerste half jaar van 2012 binnen VGGM in totaal 36 vacatures zijn geweest. Terwijl in het volledige kalenderjaar 2011 er 37 vacatures waren. Dit heeft enerzijds te maken met het invullen van vacatureruimte ontstaan door de uitstroom van medewerkers. Anderzijds zijn er een aantal vacatures ontstaan door nieuwe functies of uitbreiding van formatie zoals de PA bij de RAV en de Strategisch Adviseur bij Facza. Aan het eind van het eerste half jaar van 2012 staan er nog 6 vacatures open. 2 bij de Brandweer en 4 bij Volksgezondheid. Het gaat hierbij om de vacatures Functioneel applicatiebeheerder Bedrijfsbureau, Ploegcommandant vrijwilligers Renkum/Heelsum, Vrijwillige Brandwacht, Medische Milieukundig medewerker 2e lijn, Adviseur seksuele gezondheid en Ambulanceverpleegkundige. Deze worden naar verwachting in de 2e helft van 2012 ingevuld. De vacatures zijn opengesteld in landelijke en/of regionale dagbladen en op verschillende sites zoals brandweer.nl, jgz portal, ggd kennisnet en intermediair. Er zijn ook een aantal vacatures opengesteld via Social Networks zoals Linkedinn, dit heeft voldoende en goede respons opgeleverd.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 19 -
4.3
Ziekteverzuim
Ziekteverzuimcijfers Het ziekteverzuimpercentage is vergeleken met het voorgaande jaar licht gestegen, met 0,24%. Het ziekteverzuimpercentage van VGGM ligt daardoor net boven het streefcijfer van 5%. De grootste daling is duidelijk zichtbaar bij de Brandweer, van 5,76% 30 juni 2011 naar 4,15% 30 juni 2012. Het ziekteverzuimcijfer ligt bij de Brandweer daardoor ruim onder het streefcijfer. Deze daling heeft vooral te maken met een aantal langdurig zieke medewerkers die niet meer ziek zijn. Binnen VGZ is het verzuimpercentage gestegen met 1,18%. Dit heeft te maken met een aantal langdurig zieke. VGGM 1e half jaar 2008
1e half jaar 2009
1e half jaar 2010
1e half jaar 2011
1e half jaar 2012
1e kwartaal (jan / mrt)
6,02%
5,50%
7,15%
5,30%
4,82%
2e kwartaal (apr / jun)
5,60%
4,74%
6,67%
4,59%
5,46%
Ziekteverzuim 1e half jaar
5,81%
5,12%
6,91%
4,90%
5,14%
Toename / Afname
1,02%
-0,69%
1,79%
-2,01%
0,24%
1e half jaar 2008
1e half jaar 2009
1e half jaar 2010
1e half jaar 2011
1e half jaar 2012
Directie 1e kwartaal (jan / mrt)
0,00%
1,71%
0,00%
0,00%
0,51%
2e kwartaal (apr / jun)
0,00%
0,00%
0,54%
0,00%
0,00%
Ziekteverzuim 1e half jaar
0,00%
0,85%
0,27%
0,00%
0,26%
Toename / Afname
-4,41%
0,85%
-0,58%
-0,27%
0,26%
1e half jaar 2008
1e half jaar 2009
1e half jaar 2010
1e half jaar 2011
1e half jaar 2012
FACZA 1e kwartaal (jan / mrt)
11,40%
9,84%
5,95%
5,60%
6,35%
2e kwartaal (apr / jun)
10,26%
7,36%
4,68%
5,62%
5,92%
Ziekteverzuim 1e half jaar
10,83%
8,57%
5,31%
5,61%
6,14%
Toename / Afname
6,79%
-2,26%
-3,26%
0,30%
0,53%
1e half jaar 2008
1e half jaar 2009
1e half jaar 2010
1e half jaar 2011
1e half jaar 2012
BRW 1e kwartaal (jan / mrt)
3,53%
5,40%
9,11%
5,61%
3,11%
2e kwartaal (apr / jun)
4,40%
5,38%
9,12%
5,91%
5,19%
Ziekteverzuim 1e half jaar
3,97%
5,39%
9,12%
5,76%
4,15%
Toename / Afname
0,15%
1,42%
3,73%
-3,36%
-1,61%
1e half jaar 2008
1e half jaar 2009
1e half jaar 2010
1e half jaar 2011
1e half jaar 2012
VGZ 1e kwartaal (jan / mrt)
6,89%
5,02%
6,25%
5,14%
5,63%
2e kwartaal (apr / jun)
5,70%
4,07%
5,52%
3,76%
5,63%
Ziekteverzuim 1e half jaar
6,30%
4,55%
5,88%
4,45%
5,63%
Toename / Afname
0,71%
-1,75%
1,33%
-1,43%
1,18%
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 20 -
5 Bijlage I
Balans en toelichting per 30 juni 2012
5.1 Balans en toelichting 30-6-2012
ACTIVA
31-12-2011 €
€
PASSIVA
€
€
Vaste activa
30-6-2012
31-12-2011
€
€
€
€
Vaste passiva 12.339.808
Materiële vaste activa Gebouwen Duurzame bedrijfsmiddelen
4.154.609 8.185.199
12.187.630 3.726.521 8.461.109
10.135
Financiële vaste activa Waarborgsommen
10.135
10.135 10.135
12.349.943
Totaal vaste activa
12.197.765
Vlottende activa
Voorzieningen Voorzieningen
2.523.597 1.145.000 995.044 383.553
2.225.590 1.145.000 929.500 151.090
646.223 646.223
Totaal vaste passiva
731.377 731.377
3.169.820
2.956.967
Vlottende passiva 30.288
Voorraden Voorraden reizigersvaccins
Uitzettingen met een rentetypische looptijd < 1 jaar Vorderingen openbaar lichaam Nog in tarieven te verr. RAV/CPA Overige vorderingen
Eigen vermogen Algemene reserves Bestemde reserves Nog te bestemmen resultaat
30.288
30.288 30.288
15.430.263 13.842.037 0 1.588.226
Liquide middelen Banksaldi Kassaldi
Overlopende activa Vooruitbetaalde posten Overige transitoria
858.224
6.413.804
Liquide middelen Banksaldi
1.571.536
1.024.013
Kortlopende schulden Kortlopende schulden overheid Kortlopende schulden privaat Nog in tarieven te verr. RAV/CPA Rekening-courant PGA
441.347 2.409.378 21.395 68.673
2.347.435 2.973.683 0 68.673
1.137.272 1.133.425 3.847
Overlopende passiva Overige transitoria
1.579.402 719.601 859.801
4.512.329
3.652.546 794.306 70.322 2.787.918
847.713 10.511
Netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd < 1 jaar
22.565.971 22.565.971
8.096.808 8.096.808
449.708 359.431 90.277
Totaal vlottende activa
17.898.177
5.269.814
TOTAAL
30.248.120
17.467.579
Totaal vlottende passiva
27.078.300
14.510.612
TOTAAL
30.248.120
17.467.579
Toelichting bij de balans, activa Vaste activa Materiële vaste activa Het verloop van de duurzame productiemiddelen is als volgt:
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 21 -
Jaar 2011
Halfjaar 2012
Prognose 2012
Boekwaarde begin Investeringen Onderhanden werk
10.623.294 3.840.036 -
12.187.630 1.171.545 290.678
12.187.630 5.299.137 -
Af: Afschrijvingen
14.463.330 2.275.700
13.649.853 1.310.045
17.486.767 3.113.177
Boekwaarde eind
12.187.630
12.339.808
14.373.590
De belangrijkste investeringen in het 1e halfjaar 2012 waren: • Verbouwing locatie Schelmseweg (€ 580.000) • Verbouwing locatie Oosterhout (€ 73.000) • Nieuwe ICT, aanleg WiFi, nieuwe hardware (€ 194.000) • Eusebiusbuitensingel, slagboom en meubilair (€ 65.000) Voor het 2e halfjaar staan de volgende substantiële investeringen nog op de planning: • Diverse vervoersmiddelen (€ 1.920.000) • RAV, lifepack, beademingsapparatuur, mobilofoons (€ 890.000) • Repressie, bluskleding, mobilofoons, div. inventaris (€ 640.000) • BRW Renkum, C2000, uitrukkleding, mobiele datacommunicatie (€ 320.000)
Vlottende activa Voorraden Per 30-06-2012 heeft geen voorraadopname plaatsgevonden. De waarde op de balans van de voorraad ad. € 30.288 betreft de voorraad bij aanvang van het jaar 2012. Vorderingen Het totaal van de openstaande debiteuren bedraagt per 30 juni 2012 € 15.430.263 (per balansdatum 31-12-2011 was dit € 3.652.546): Stand 30-06-2012 Stand 31-12-2011 AHV Overheidsinstellingen Overig AF: voorziening dubieuze debiteuren Nog in tarieven te verrekenen
€ € € € € €
1.326.210 13.842.037 328.937 66.921 0 15.430.263
€ € € € € €
2.379.166 799.938 450.489 47.369 70.322 3.652.546
De totale debiteurenstand per 30 juni 2012 bedraagt € 15.430.263, dit is beduidend hoger dan het saldo per 31-12-2011 (€ 3.652.546). De debiteurenstand wordt sterk vertekend door de facturatie aan de deelnemende gemeenten van de bijdrage aan de regio ter grootte van € 5.469.178 en de bijdragen voor de uitvoering van de brandweertaken van de gemeente Arnhem, Renkum en Westervoort ter grootte van € 7.865.956. Per 10-08-2012 zijn deze bedragen ontvangen. Liquide middelen Het bank- en kassaldi is per 30 juni 2012 € 713.312 negatief. Ten opzichte van de stand per 31 december 2011 (€ 113.259 positief) geeft dit een negatief beeld. Echter dit is na facturatie van de inwonersbijdrage en DVO's 2e halfjaar weer flink positief waarna het saldo richting eind van het jaar rond de nullijn zal eindigen.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 22 -
Overlopende activa De post vooruitbetaalde kosten bedraagt per 30 juni 2012 € 719.601. Deze post bestaat uit kosten die op rapportagedatum betaald zijn, maar pas in het 2e halfjaar worden toegerekend aan exploitatierekeningen. De post overige transitoria bedraagt per 30 juni 2012 € 859.801. De specificatie van deze post : Overige transitoria
30-6-2012
Nog te ontvangen bedragen (zie specificatie) Diverse personeelsleden VGGM - Saldo Fietsplan Diversen, nog te factureren
31-12-2011
21.417 43.371 795.013 859.801
50.975 39.302 0 90.277
De nog te factureren bedragen bestaan voor het grootste deel uit de nog te factureren ritten ambulancevervoer over de 2e helft van juni, welke inmiddels zijn gefactureerd. De nog te ontvangen bedragen zijn als volgt gespecificeerd: Specificatie nog te ontvangen bedragen
01-01
Bij:
Af:
Min. VWS, FLO Overgangsr.
25.614
0
25.614
0
Gem. Lingewaard Maatw.'11
13.820
0
0
13.820
ZonMw, proj. Climate-Trap
10.820
0
10.820
0
721
0
721
0
Acad.werkplaats 2e fase
30-06
RIVM Vaccinaties
0
2.713
0
2.713
25 Kv voorziening
0
4.884
0
4.884
50.975
7.597
37.155
21.417
Specificatie nog te factureren
01-01
Entingen Arnhem
0
Bij: 7.684
Af:
30-06
0
7.684
Entingen Ede
0
3.585
0
3.585
Afrekening Renkum
0
26.935
0
26.935
Door te berekenen facturen
0
106.000
0
106.000
Parkeerbeheer
0
0
7.687
MMK 2e lijn/Gags
0
0
8.320
RAV-inkomsten
0
575.327
0
575.327
MKA-inkomsten
0
53.141
0
53.141
GGD Gelre IJssel
0
16.286
0
16.286
Interklinische vervoer
0
22.062
0
22.062
0
811.020
16.007
795.013
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
(7.687) (8.320)
- 23 -
Toelichting bij de balans, passiva Eigen vermogen 01-01-12
Mutaties
30-06-12
1.145.000
0
1.145.000
Reserve versterking regionale Brandweer Reserve aanvaardbare kosten RAV Reserve aanvaardbare kosten CPA Diverse bestemde reserves Bestemde reserves
367.761 391.023 81.412 89.304 929.500
0 65.544 0 0 65.544
367.761 456.567 81.412 89.304 995.044
Nog te bestemmen resultaat 2011 Nog te bestemmen resultaat 2012
151.090 0
-151.090 383.553
0 383.553
2.225.590
298.007
2.523.597
Eigen vermogen Algemene Bedrijfsreserve
Totaal reserves en fondsen
Specificatie reserves Algemene Bedrijfsreserve De algemene bedrijfsreserve wordt gebruikt om exploitatieoverschotten en verliezen te compenseren en de risicoparagraaf af te dekken. Stand per 01-01-2012 Mutatie 2012 Stand per 30-06-2012
1.145.000 0 1.145.000
Stand per 01-01-2012 Mutaties 2012 Stand per 30-06-2012
367.761 0 367.761
RAK Ambulancevervoer/CPA
Stand per 01-01-2012 Mutatie 2012 Stand per 30-06-2012
CPA 81.412 0 81.412
Stand per 01-01-2012 Mutaties 2012 Stand per 30-06-2012
89.304 0 89.304
AHV 391.023 65.544 456.567
Totaal 472.435 65.544 537.979
Reserve informatietechnologie rampenbestrijding
VOORZIENINGEN
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 24 -
De organisatie beschikt over de volgende voorzieningen. 01-01-12 Voorziening wachtgelden 503.120 Voorziening onderhoud gebouwen 99.001 Voorziening Kring Oostelijke Directeuren 129.256 Totaal voorzieningen VGGM 731.377
Mutaties -71.411 0 -13.743 -85.154
30-06-12 431.709 99.001 115.513 646.223
Specificatie voorzieningen Voorziening wachtgelden Deze voorziening is gevormd om verwachte personeelsaangelegenheden in de komende jaren te kunnen opvangen. Denk hierbij aan outplacementafspraken en wachtgeld- en ww-verplichtingen. stand per 01-01-2012 mutaties 2012 stand per 30-06-2012
503.120 -71.411 431.709
Voorziening gebouwen Deze voorziening is gevormd om het verwachte geplande onderhoud van de dienstgebouwen te kunnen uitvoeren. In afwachting van nieuwbouw van de brandweerkazerne wordt de voorziening niet gevoed. stand per 01-01-2012 mutaties 2012 stand per 30-06-2012
99.001 0 99.001
Voorziening KOD Stand per 01-01-2012 mutaties 2012 stand per 30-06-2012
154.152 -13.743 115.513
De Kring Oostelijke Directeuren heeft het beheer over de middelen uit het samenwerkingsverband MOA Oost Nederland overgedragen aan VGGM. Op basis van het besluit van de directeuren is deze voorziening uitgekeerd aan de deelnemende GGD’en. Het restsaldo is het aan VGGM toekomende deel.
VLOTTENDE PASSIVA
Netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd < 1 jaar
Liquide middelen Kortlopende schulden Totaal kortlopende schulden
30-06-12 1.571.536 2.940.793 4.512.329
31-12-11 1.024.013 5.389.791 6.413.804
Specificatie kortlopende schulden Per balansdatum zijn de volgende kortlopende schulden opgenomen:
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 25 -
30-06-12 388.649 52.698 2.409.378 21.395 68.673 2.940.793
Kortlopende schulden overheid Kortlopende schulden overheid (afdracht BTW) Kortlopende schulden privaat Nog in tarieven te verrekenen RAV / CPA Rekening-courant PGA Totaal kortlopende schulden
31-12-11 2.177.059 170.376 2.973.683 0 68.673 5.389.791
Het saldo van de kortlopende schulden overheid en privaat betreffen de normale openstaande betalingen aan crediteuren. Overlopende passiva Per balansdatum zijn onder de overlopende passiva de volgende overige transitoria opgenomen: Overige transitoria 30-06-12 5.201.113 1.206.216 3.209.630 596.999 12.369.263 -17.250 22.565.971
Nog te besteden middelen (zie specificatie) Nog te betalen kosten (zie specificatie) Nog te besteden langlopend (zie specificatie) Salarissen Bijdragen Rijk/Gemeenten Diversen Totaal overlopende passiva
31-12-11 6.690.139 1.406.669 0 0 0 0 8.096.808
Conform de BBV-regeling wordt hieronder een verloopoverzicht weergegeven van de van Europese en Nederlandse overheidslichamen vooruit ontvangen bedragen: Specificatie Nog te besteden middelen EU, project Climate Trap EU, project Synphonie
01-01
Toevoeging
Besteed
30-06
0
0
24.297
-24.297
6.702
0
1.132
5.570
BDUR nog te besteden
1.564.208
0
1.347.882
216.326
BDUR Gem. processen
0
84.891
0
84.891
BDUR communicatie
0
16.503
0
16.503
BDUR GHOR
0
182.083
0
182.083
BDUR Kwaliteitszorg VR
0
50.000
0
50.000
BDUR omzetting Eagle-LCMS
0
100.000
0
100.000
BDUR ond. BOR/Dir.
0
43.172
0
43.172
BDUR Proj.regionalisering
0
242.559
0
242.559
BDUR comm./strat adv 1213
0
184.650
0
184.650 445.610
BDUR inr.kosten region.
0
445.610
0
Min. BZK, Bijdr. VR (BTW)
317.981
237.615
0
555.596
Min. BZK, Eagle Mobiel
336.619
0
173.764
162.855
Min. BZK, Haakarmvoertuig
162.707
0
162.707
0
Min. BZK, verv. mat. BRW
31.500
0
31.500
0
Min. BZK, Voorz. PGHOR
49.086
0
0
49.086
Min. BZK, Voorz. Veiligh.
119.748
0
20.701
99.047
Min. VWS, Zorgopl.2e Tr.
246.660
133.813
0
380.473
0
315.734
0
315.734
Min. VWS, FLO Overgangsr.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 26 -
Prov. Gld, KAR systeem
73.924
0
73.924
0
Prov. Gld, Planmodule
66.240
0
0
66.240
Prov. Gld, Risicokaarten
25.320
0
9.318
16.002
Prov. Gld, Standplaatsen
174.375
0
174.375
0
50.000
0
0
50.000
Gem. Arnhem, CJG FO
51.502
0
39.237
12.265
Gem. Arnhem, CJG inciden.
35.160
0
0
35.160
Gem. Arnhem, CT Arnhem
44.596
0
0
44.596
Gem. Arnhem, Huisv. BRW
1.364.067
0
1.364.067
0
Gem. Arnhem, (vz Huisves)
139.575
0
139.575
0
Gem. Arnhem, Zorgl. SMA
13.758
0
6.174
7.584
Gem. Ede, Subsidies
43.772
0
43.772
0
Gem. Renkum, Afschr.
58.399
0
58.399
0
0
0
836
-836
Gem. Arnhem, 2e Loopb.BRW
Div. Gem., CJG 2012 Div. Gem., CT 2012 Div. Gem., EKD 2012 ESF Subsidie BRW
20.298
0
0
20.298
0
48.959
0
48.959
140.742
0
87.375
53.367
ZonMw, Afwik. MZ proj.
93.433
0
93.433
0
ZonMw, AW Coordinatie
15.216
31.487
0
46.703
ZonMw, AW Kortlopend
29.300
30.000
0
59.300
ZonMw, AW MMK Klimaat
39.477
17.073
0
56.550
9.825
0
9.825
0
56.750
0
0
56.750
0
19.917
0
19.917 -20.009
ZonMw, proj. CIP ZonMW, proj. Less More AW Dieseltreinen Curatieve poli
0
0
20.009
28.307
0
0
28.307
GHOR, proj. Witte Kaart
100.000
0
21.902
78.098
KOD, afloop frictie MOA
169.000
0
11.869
157.131
KOD, afloop MOA
390.348
0
0
390.348
75.065
0
25.514
49.551
0
64.522
0
64.522
135.000
0
0
135.000
GGD, Hygiene Zorgboerdery
KOD, risicodeel PGA MZ, proj. Phenotype Onderhanden werk JGZ OTO gelden, plannen RAV
11.481
0
0
11.481
OTO gelden, Stim.midd.
20.000
0
0
20.000
RAV, Organisatieontw.
0
472.029
0
472.029
RAV, verpl. Hoofdst.pl.
380.000
0
380.000
0
Afbouw BMI
0
24.317
0
24.317
Halfjaar correcties VGZ
0
87.625
0
87.625
6.690.139
2.832.559
4.321.587
5.201.113
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 27 -
Specificatie Nog te betalen kosten
01-01
Toevoeging
Besteed
30-06
Div. Gem., Maatwerk '10
7.096
0
2.357
4.739
Div. Gem., Maatwerk '11
49.963
3.555
0
53.518
Gem. Renkum, DVO oefenen
35.603
0
0
35.603
FD Arnhem, Docman
55.100
0
0
55.100
Personeel VGGM, ORT 2011
101.728
0
0
101.728
Pers. VGGM, loonstijging
100.000
212.450
0
312.450
Personeel VGGM, jubilea
4.595
0
4.595
0
10.682
0
10.682
0
7.500
0
3.457
4.043 49.132
Oosterlaak-reiskosten KON, bijdrage '11 Hardheidsclausule
49.132
0
0
ProActie, Brandweer
18.811
0
18.811
0
Afrek. MMK 2e lijn '11
9.161
0
0
9.161
Ontwikkeling Planmodule
38.391
0
0
38.391
Rentekst en opbrengsten
0
124.887
0
124.887
Beheer Beekstraat
0
0
0
0
Chauffeurs Ambu's Ede
0
0
0
0
Levensloop Chauff. Ede
0
0
0
0
Huur Breelaan
0
14.700
0
14.700 246.042
Afw. invest. ICT en Cita
391.616
0
145.574
Bedrijfsarts Laarman
0
7.800
0
7.800
Kerstpakketten
0
24.000
0
24.000
Vereveningskosten
0
43.454
0
43.454
Deloitte, Accountantskst.
28.326
1.967
0
30.293
Bel.dienst, BTW Claim
61.296
0
61.296
0
Impl. VGV Richtlijn STMG
10.000
0
9.305
695
Navarra, Software RAV
35.000
0
35.000
0
CHG, Scholing Kernpartner
20.640
0
14.498
6.142
N.t.b. facturen VGZ
0
17.674
0
17.674
BPM terug te betalen
0
7.164
0
7.164
372.029
0
372.029
0
0
19.500
0
19.500
1.406.669
477.151
677.604
1.206.216
01-01
Toevoeging
Besteed
30-06
Organisatieontwikkeling diversen
Specificatie Nog te besteden langlopend Standplaatsen RAV
0
168.750
0
168.750
Haakarmvoertuig PPP
0
158.187
0
158.187
BTW afschrijvingen Renkum
0
56.332
0
56.332
Modernisering Schelmseweg
0
216.600
0
216.600
Opbouw COH
0
31.500
0
31.500
Huisvesting Eus 43
0
121.725
0
121.725
KAR systeem Ambu's
0
64.684
0
64.684
Nieuwbouw RAW
0
2.011.852
0
2.011.852
Overheveling Huisves. RAV
0
380.000
0
380.000
0
3.209.630
0
3.209.630
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 28 -
6
Bijlage II Verantwoording per product cluster
Clusters Proactie en Preventie Preparatie Rampenbestrijding en Grootschalig Optreden Oefenen & Opleiden brandweer Verbindingen en Meldkamer GHOR Openbare Geestelijke Gezondheidzorg Jeugdgezondheidszorg Gezondheidsbevordering Epidemiologie Milieu en Gezondheid Infectieziektebestrijding -algemeen -tubercelosebestrijding -soa-sense -technische hygiënezorg Forensische Geneeskunde Ambulancedienst
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 29 -
Proactie Realisatie 2011 • 74x advies ruimtelijke plannen • 12x advies milieuvergunning • 7x advies ontheffing
Bijdragen geleverd aan: • Hoogwater: - Implementatie Richtlijn overstromingsrisico’s - Gebiedspilot Meerlaagse Veiligheid • Natuurbrand - Project Zelfredzaamheid bij natuurbrand is reeds in 2010 afgerond met ontruimingsoefening campings bij VNOG, rapportage en bijeenkomst in Nunspeet. Nu doorontwikkeling van producten in landelijke organisatie binnen NVBR en Kernregio's Natuurbrand Gelderland. - Update Natuurbrand risicoindexkaart is opgepakt en lopend. - Werkgroep Risicobeheersing van Commissie Risicobeheersing Natuurbranden Veluwe. - Project Alerteringsmodel Natuurbranden. • Vitale infrastructuur - Implementatie traject advies commissie Burgering inzake brandkranen (nieuwe overeenkomsten met Vitens) • Er is een uitvoeringsplan opgesteld waarin een structurele campagne met middelen zijn uitgewerkt • website van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden • Afronding jongerenspellen
Planning 2012 Advisering • Ruimtelijke plannen: 50 adviezen • Milieuvergunningen: 15 adviezen • Ontheffingen gevaarlijke stoffen: 2 adviezen Bijdrage overige (externe) projecten: • Hoogwater: - Implementatie Richtlijn overstromingsrisico’s - Gebiedspilot Meerlaagse Veiligheid • Natuurbrand - Zelfredzaamheid bij bosbrand - Update Natuurbrand risicoindexkaart - Werkgroep Risicobeheersing Natuurbrand • Vitale infrastructuur - Bescherming Vitale infrastructuur - Implementatie traject advies commissie Burgering inzake brandkranen
Risicocommunicatie • Verder afronden van de ontwikkeling van een veiligheidskrant • Verder afronden en ontwikkelen van instructiefilmpjes over risico’s voor op de website • Maken van freecards
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Advisering • Ruimtelijke plannen: 23 adviezen • Milieuvergunningen: 7 adviezen • Ontheffingen gevaarlijke stoffen: 3 adviezen Bijdrage overige (externe) projecten: • Hoogwater: - Implementatie Richtlijn overstromingsrisico’s - Deelname Deltaprogramma Rivieren (Meerlaagse Veiligheid) • Natuurbrand - Zelfredzaamheid bij bosbrand - Update Natuurbrand risico-indexkaart - Landelijke uitrol Natuurbrand risicoindexkaart - Werkgroep Risicobeheersing Natuurbrand • Vitale infrastructuur - Implementatie traject inzake brandkranen: nieuwe overeenkomsten en maatwerkoverleg nadeelgemeenten - Aanzet regionaal beleid bluswater
Risicocommunicatie • Veiligheidskrant “Veilig Gevoel” gereed en verspreid onder inwoners GM • Instructiefilmpjes over risico’s zijn op website Veiligheids- en Gezondheidsregio - 30 -
Realisatie 2011
• • • • • •
• • • •
(komen op de site van NVBR) Aanvang ontwikkelen van een veiligheidskrant. Brief voor omwonenden van LPG tankstations Advertenties voor huis aan huisbladen, gemeentegids en afvalwijzer. Aanvang maken van maken instructiefilmpjes over risico’s voor op de website 1e twitterbericht voor januari Deelname landelijke kennistafel risicocommunicatie Landelijk project risicoprofiel in risicokaart Regulier overleg Platform Regionaal Risicoprofiel Aanvang beheer (gis)data Inventarisatie of er wijzigingen zijn voor het risicoprofiel
Uitgevoerd: • Pilot natuurbrand opgestart • Plan van aanpak vast gesteld voor multidisciplinair werkwijze voor risicobeheersing, goedgekeurd in MT Veiligheidsbureau
Betrokken bij (regulier / project) overleg over: • 3e Spoor Betuweroute • Programma Hoogfrequent Spoor • IJssellijn Geadviseerd over: • Elst Centraal is inmiddels afgerond. • Trajectnota/MER A15
Planning 2012 • •
Evalueren van de campagne en eventueel bijstellen Coördineren uitvoering van de campagne door de gemeenten
Risicoprofiel: • Beheer van (gis)data voor het risicoprofiel organiseren • Deelname landelijk project risicoprofiel in risicokaart • Deelname landelijk platform Risicoprofiel • Inventarisatie of er wijzigingen zijn voor het risicoprofiel Regionaal Beleidsplan: Uitvoeren van beleidsplan: • Investering kennis- en deskundigheidsbevordering ten aanzien van advisering • Project uitvoeren voor ontwikkelen van een multidisciplinair werkwijze voor risicobeheersing
Ruimtelijke ontwikkelingsprojecten/ -processen en milieuprojecten: • Veluwse poort, Ede (o.a. Ede oost) • Doortrekken A15 (o.a. Mer, Tracébesluit) • 3e spoor Betuweroute, Zevenaar (o.a. Mer, TB) • IJssellijn, Rheden • Programma Hoogfrequent Spoor
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Gelderland-Midden geplaatst • Er is met projectgroep keuze gemaakt geen freecards te ontwikkelen i.v.m. lage effectiviteit in relatie met hoge kosten. • Campagne is middels een enquête geëvalueerd. Bijstellen gebeurt in nieuwe meerjarenplan voor Multi risicocommunicatie • Coördineren uitvoering van de campagne door de gemeenten Risicoprofiel: • Deelname landelijk project risicoprofiel in risicokaart • Deelname landelijk platform Risicoprofiel • Geïnventariseerd of er wijzigingen zijn voor het risicoprofiel Regionaal Beleidsplan: Uitvoeren van beleidsplan: • Investering kennis- en deskundigheidsbevorderi ng ten aanzien van advisering d.m.v. deelname pilot natuurbrand in VNOG • Aanvang gemaakt project voor ontwikkelen van een multidisciplinair werkwijze voor risicobeheersing: Pilot Otterlo natuurbrandbeheersing start in 2e helft 2012 Ruimtelijke ontwikkelingsprojecten/ -processen en milieuprojecten: • Veluwse poort: - aanvang opstellen integraal veiligheidsplan met partners • Doortrekken A15: - opstellen programma van (functionele) eisen en wensen aan voorkeurstraject • 3e spoor Betuweroute, Zevenaar: - uitwerking inrichting en - 31 -
Realisatie 2011
• • •
•
•
• • •
•
• • •
(Groei) Rapport ‘Veiligheid IJssellijn e.o. in beeld’ opgesteld (intern gebruik) Vergelijking BetuwerouteIJssellijn gepresenteerd Opstellen kaartbeeld buisleidingen (aardgas) met effectafstanden t.b.v. advisering Aanzet tot kaartbeeld spoor (e.a. modaliteiten) met risico-afstanden t.b.v. advisering
Bijdrage geleverd aan twee thema bijeenkomsten voor gemeenten binnen Milieuregio Arnhem over verantwoording groepsrisico Deelname aan project werkprocessen RO/Milieu gemeenten MRA Deelname aan project actualisatie ISOR gemeenten MRA Deelname aan Werkgroep inventarisatie Route gevaarlijke stoffen Milieuregio Vallei 3 bijeenkomsten contactgroep proactie, waarvan één met thema risicokaart Deelname aan Netwerk Risicobeheersing Deelname aan Sector Externe Veiligheid Deelname aan landelijke Kennistafel Transport
Planning 2012
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 advisering EV • PHS ( is incl. IJssellijn): - Advies Nota reikwijdte en diepgang MER - Inbreng studies voor MER 1e fase - Direct overleg met collega veiligheidsregio's en Prorail
Risicoanalyse • Project ‘Veiligheid IJssellijn e.o. in beeld’ • Verkenning data over branden in GelderlandMidden i.v.m. project Brandveilig Leven
Risicoanalyse* • Project ‘Veiligheid IJssellijn e.o. in beeld’: afgerond. • Verkenning data over branden in GelderlandMidden i.v.m. project Brandveilig Leven: concept kaarten opgesteld en gepresenteerd in contactgroep Preventie. • Dekkingskaarten hulpverlenings- en redvoertuigen opgeleverd.
Samenwerking
Samenwerking
Samenwerkingsafspraken • Aanzet tot afspraken met RUD's • Samenwerkingsafspraken maken met Arnhem, Renkum, Wageningen, Westervoort • Evaluatie samenwerkingsafspraken Barneveld, Zevenaar en provincie
Samenwerkingsafspraken • Aanzet tot afspraken met RUD's • Aanzet bijstellen en/of opstellen samenwerkingsafsprake n met Arnhem, Renkum • PM
Milieusamenwerking regio Arnhem (MRA): Deelname projecten o.a. • Verantwoording groepsrisico • Routering gevaarlijke stoffen
Milieusamenwerking regio Arnhem (MRA): Deelname (projecten) o.a. • Regulier overleg contactpersonen bij gemeenten • PGS 15 • Updaten ISOR • Werkprocessen Milieuregio Vallei: Geen
Milieuregio Vallei: Deelname projecten o.a. Routering gevaarlijke stoffen
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Contactgroep Proactie: 2 bijeenkomsten
- 32 -
Realisatie 2011
Planning 2012
•
Contactgroep Proactie: 4 bijeenkomsten
Regulier overleg Nijkerk (2x), Ede (1x), Zevenaar (1x)
NVBR Deelname landelijk Netwerk risicobeheersing: Vakgroep Industriële en Externe Veiligheid Regulier overleg Milieu en RO gemeenten frequentie 2 tot 6x per jaar afhankelijk van gemeente: • Ede • Nijkerk • Wageningen • Zevenaar Opzetten regulier overleg met andere gemeenten
Extranet opgeschoond door verwijderen oud materiaal. • •
Aanvang lijst inventarisatie voor gewenste data risicobeheersing Aansluiting overleg informatiemanagement RGO
Actualisatie en onderhoud extranet Proactie Geografisch Informatiebeheer • Geografische informatiebehoefte en werkprocessen beschrijven voor risicobeheersing (PPP) • Gegevens risicoprofiel en andere relevante geografische informatie voor PPP optimaliseren en beheren • Deelname (eventueel opstarten) overlegplatform GIS binnen VGGM
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 NVBR Deelname landelijk Netwerk risicobeheersing: Vakgroep en sectoren en Industriële en Externe Veiligheid Project herziening Omgevingswet Relevant Deelname Kennistafel transport en opstart Kenniskring Transportveiligheid Regulier overleg Milieu en RO gemeenten frequentie 2 tot 6x per jaar afhankelijk van gemeente: • Ede 1x • Nijkerk 1x • Zevenaar 2x
Geografisch Informatiebeheer* • Aanzet gemaakt tot het inrichten van een Geografisch Informatiesysteem (GIS) t.b.v. risicoanalyse. Dit gaat als basis dienen voor beheer van geografische gegevens en het genereren van kaartmateriaal t.b.v. risicoanalyse (advisering externe veiligheid / risicoprofiel). Productie is achtergebleven bij de verwachtingen. Oorzaak hiervoor is verminderde prestatie, beschikbaarheid en functionaliteit van de ICT middelen en de gerelateerde tijdsinvestering in o.a. communicatie, testwerkzaamheden, wachttijden en creëren en uitvoeren van workarounds.
Preventie regio Realisatie 2011
Planning 2012
Realisatie 1-ste halfjaar 2012
Bijdrage geleverd.
Bijdrage leveren aan
In het kader van regionalisering
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 33 -
Beleidsplan heeft geen doorgang gekregen t.g.v. regionalisering brandweer Beleidstaken Brzo • Samenwerkingsovereenkomst regio Midden-Oost geformaliseerd • Beleid bedrijfsbrandweeraanwijzing is vastgesteld door bestuur VR • Beleid toezicht en handhaving industriële veiligheid is vastgesteld door bestuur VR • Aanwijzing toezichthouders gereed en ondertekend • 4x Regulier overleg Brzo regio Midden-Oost
beleidsplan brandweer i.h.k.v. regionalisering brandweer Beleidstaken Brzo • 5x Regulier overleg Brzo regio Midden-Oost • 5x Landelijk coördinatorenoverleg • Audit kwaliteitssysteem • Vaststellen meerjaren planning bedrijfsbrandweeraanwijzing
bijdragen geleverd
Brzo inspecties • 5x VR inspectie • 11x PBZO inspecties • Inspecteurs zijn meegegaan op inspectie met collega bij bedrijf in regio Midden-Oost (3x)
Brzo inspecties • 3x VR inspectie • 6x PBZO inspectie
Aanwijstraject loopt voor: • NSG Wageningen. • CUP Betuweroute Overbetuwe.
Brzo inspecties • 5x VR inspectie • 10x PBZO inspectie • Inspecteurs lopen mee met inspectie bij bedrijf in regio Midden-Oost (3x) Bedrijfsbrandweeraanwijzing (art. 31 WvR) Afronding aanwijstraject: • NSG Wageningen. • CUP Betuweroute Overbetuwe.
Jaarrapportage preventiecoördinatoren 2010 opgeleverd
Opstarten 2 nieuwe aanwijstrajecten. Jaarrapportage preventiecoördinatoren
Bedrijfsbrandweeraanwijzing (art. 31 WvR)
Jaarplan preventiecoördinatoren 2011 opgeleverd 5 studiemiddagen per cluster geleverd 1504 uur coaching/kwaliteitsbewaking 342 uur beleidsmatige ondersteuning
Project TOOM y Rapportage TOOM 2010 opgeleverd y 2 projectbijeenkomsten georganiseerd y Aansluitvoorwaarden OMS opgesteld
y y
21 beoordelingen op aanvullingen t.a.v. verleende vergunningen opslag vuurwerk 65 adviezen afsteken vuurwerk (40 meldingen en 25 vergunningen)
Jaarplan preventiecoördinatoren 5 Studiemiddagen per cluster, met nadruk op invoering Bouwbesluit 2012 Vakinhoudelijke coaching / kwaliteitsbewaking / Beleidsmatige ondersteuning korpsen
Project TOOM y Rapportage 2011 y 2 projectbijeenkomsten organiseren y kostenverhaal vrijwillige installaties (o.b.v. art. 4.6 Aansluitvoorwaarden OMS) y criteria dynamische verificatie opstellen Per 1 juli 2012 wordt aanpassing Vuurwerkbesluit verwacht. Dit kan een (kleine) opleving in vergunningen Vuurwerkbesluit betekenen.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Beleidstaken Brzo • 3x Regulier overleg Brzo regio Midden-Oost • 4x Landelijk coördinatorenoverleg • 2x Landelijk overleg bedrijfsbrandweren • Meerjaren planning bedrijfsbrandweer-aanwijzing vastgesteld in AB
• •
VR Shell Arnhem VR Mond en Riksen Arnhem
Bedrijfsbrandweeraanwijzing (art. 31 WvR) • Aanwijstraject NSG Wageningen afgerond • CUP Betuweroute Overbetuwe lopend
Jaarrapportage preventiecoördinatoren 2011 opgeleverd Jaarplan preventiecoördinatoren 2012 opgeleverd 3 studiemiddag per cluster georganiseerd, met nadruk op Bouwbesluit 2012. Vakinhoudelijke coaching / ondersteuning 530 uur Beleidsmatige ondersteuning 247 Een deel van de capaciteit voor coaching zal in het kader van regionalisering besteed worden aan dossieronderzoek. Project TOOM y Rapportage TOOM 2011 opgeleverd y 1 projectbijeenkomst y georganiseerd y TOOM-beleid opgeleverd; dit is in AB vastgesteld
Per 1 juli 2012 is het Vuurwerkbesluit aangepast. y 4 adviezen vergunningaanvraag / wijziging. y 22 adviezen bezigen.
- 34 -
Tevens worden grenswaarden aangepast, waardoor het aantal meldingen zal toenemen en het aantal vergunningen verlaagd: y 15 adviezen opslag vuurwerk y 50 adviezen afsteken vuurwerk 9 brandonderzoeken
25 brandonderzoeken, incl. 10 onderzoeken woningbrand
11 brandonderzoeken Deelname interregionaal brandonderzoek overleg (Oost 5).
2 themamiddagen georganiseerd: woningsprinklers Bouwbesluit 2012 Geen Nood Bij Brand is door de NVBR als landelijk project benoemd voor de gezondheidszorg. VGGM levert hiervoor ondersteuning.
2 themamiddagen voor alle preventiemedewerkers in de regio Connectie met brancheorganisatie Actiz (brancheorganisatie van ondernemers in de verpleeg- en verzorgingshuiszorg, thuiszorg, jeugdgezondheiden kraamzorg) is gelegd.
1 themamiddag m.b.t. bouwkundige brandveiligheidsvoorzieningen georganiseerd Landelijk zet de NVBR als instrument voor Brandveilig Leven GNBB in, waarbij het streven is dat elke brandweerregio 4 veiligheidsexpedities gaat uitvoeren. Brandweer GelderlandMidden ondersteunt hierbij.
Bijdrage leveren aan Congres Veiligheid in de Zorg (15-03-2012)
Bijdrage aan Congres Veiligheid in de Zorg (15-03-2012) geleverd.
Bijdragen aan RECRON bijeenkomst recreatieondernemers in natuurbrandgevaarlijk gebied Gelderland-Midden (thema ontruimen)
Presentatie over model ontruimingsplan met oog op scenario natuurbrand gehouden tijdens RECRON bijeenkomst (1303-2012)
Brandveilig Leven: y Model plan van aanpak brandveilig leven opgeleverd y Contact gelegd met Experian voor bepaling risicodoelgroepen
Brandveilig Leven: y Kaarten risicodoelgroepen worden voorjaar 2012 aan deelnemende gemeenten opgeleverd y Toekomstbeeld Brandveilig leven opnemen in Beleidsplan brandweer
Brandveilig Leven y Testkaarten zijn opgeleverd. y Brandveilig Leven zal onderdeel uitmaken van Beleidsplan Brandweer 2014 – 2018.
Toezicht/Handhaving: y Beleid naleving regels brandveiligheid gereed. Voor goedkeuring januari 2012 in het Regionaal Commandanten Overleg.
Toezicht/Handhaving: y Na goedkeuring beleidsnotitie: bewaking implementatie beleid
Toezicht/Handhaving: Presentatie gehouden in Kwartiermakersoverleg RUD’s.
Verbijzondering van de aanpak wordt gezocht bij op andere vlakken: natuurbrand, kinderdagverblijven, gevangenissen In het kader van zelfredzaamheid bij natuurbrand project opgezet naar voorbeeld van Geen Nood bij brand: Brainstorm met 6 recreatieondernemers Instructiemap plus bijbehorende producten opgeleverd 3 try-out veiligheidsexpedities opgeleverd Model ontruimingsplan natuurbrand opgeleverd en landelijk beschikbaar gesteld
y
Afstemmingsoverleg met provincie over ontwikkeling RUD
Dit punt wordt meegenomen in de voorbereiding op de komst RUD's Bijhouden extranet: lopend
y
Bijdragen aan opstellen bedrijfsplannen RUD's i.o.
y
Vullen en onderhouden preventiegedeelte op
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
N.a.v. daarvan gaan de 3 regionale brandweren met RUD OVIJ/Portaal een aantal samenwerkingthema’s uitwerken; toezicht op en handhaving van brandveiligheidsregels zal hier onderdeel van uitmaken. Update-actie staat gepland voor de zomer.
- 35 -
extranet/ internet Project digitalisering (vergunning)bestanden Bijdrage Landelijk Netwerk Risicobeheersing y Bijdrage aan ontwikkeling AMvB Plaatsen geleverd. y Coördinatie van de Vakgroepen van het Landelijk Netwerk Risicobeheersing.
Bijdrage Landelijk Netwerk Risicobeheersing y Projectleiding STOOM (Structureel terugdringen ongewenste en onechte meldingen) y Bijdragen aan ontwikkeling AMvB Plaatsen y Coördinatie Vakgroepen van het Landelijk Netwerk Risicobeheersing
Project is in voorbereiding, m.n. financiële implicaties worden onderzocht. Doel is start en afronding in 2013. Bijdrage Landelijk Netwerk Risicobeheersing Bijdragen geleverd
Brandweervoorlichting Realisatie 2011
Planning 2012
Realisatie 1-ste halfjaar 2012
Voorlichtingsprojecten:
Voorlichtingsprojecten:
Voorlichtingsprojecten:
•
•
Project geen nood bij brand! - Veiligheid in de zorg - Veiligheid in de kinderopvang - Veiligheid in de gevangenis - Geen nood bij natuurbrand
•
Project geen nood bij brand! - Veiligheid in de zorg - Veiligheid in de kinderopvang - Veiligheid in de gevangenis - Artikel geproduceerd voor Balans - Geen nood bij natuurbrand
•
Risicocommunicatie onder meer redactie en eindredactie krant Veilig Gevoel en website en twitter bijhouden coördinatie webfilmpjes
•
Krant Veilig Gevoel uitgebracht, website en twitter voor risicocommunicatie; webfilmpjes gerealiseerd
•
• Doelgroependagen in Arnhem initiëren en begeleiden met repressie RAW
Doelgroependagen in Arnhem initiëren en begeleiden met repressie RAW en preventie - scholieren Rijn IJssel college gevangenispersonee l
• •
• •
•
•
•
Project Geen nood bij brand! Veiligheid in de zorg - 2 nieuwsbrieven uitgegeven - uitrol naar Limburg Noord en Zuid, Breda en Achterhoek Geen nood bij brand in de gevangenis Geen nood bij brand! Veiligheid in de kinderopvang - drie kinderdagverblijven van SKAR doen mee in pilot Geen nood bij natuurbrand - eerste expeditie is uitgevoerd Arnhem, Wageningen, Ede en Rheden hebben introductieweek benut voor veilig op kamers voor studenten Risicocommunicatie: verschillende regionale bijeenkomsten en middelen in ontwikkeling: website, twitter en veiligheidskrant (publ. maart 2012) Doelgroependagen/open dagen gericht op vraag van buiten samen met repressie Arnhem/Westervoort voor Rijnstad en kinderopvang Brandpreventie voor scholieren in het basisonderwijs, leskist is gebruikt op scholen en ook buiten de regio geleverd
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 36 -
•
Brandpreventieweek in de regio kanaliseren
•
Brandpreventie in basisonderwijs uitbreiden
•
Publieksactie begeleiden
•
Evenementenvoorlichting
•
Nieuw project: voorlichting n.a.v. brand in de buurt, ontwikkelen materiaal
Operationele voorlichting:
Operationele voorlichting:
•
•
Operationele voorlichting aan de pers 120 keer Perscontacten, navraag van de pers, 750 Coördinatie piketregeling organiseren van trainingen voor voorlichters van dienst Twitteren opgestart sinds half oktober, 600 volgers Realisatie artikelen dag- en vakbladen
Operationele voorlichting aan de pers 100 persberichten n.a.v. incidenten twitteren bij incidenten Coördinatie piketregeling Realisatie artikelen in dagen vakbladen
•
Brandpreventieweek in de regio kanaliseren
•
Brandpreventie in basisonderwijs uitbreiden
•
Publieksactie begeleiden de wijken in • Evenementenvoorlic hting voorbereiding december • Nieuw project: voorlichting n.a.v. brand in de buurt, ontwikkelen materiaal Operationele voorlichting: •
Redactionele activiteiten:
Redactionele activiteiten:
Operationele voorlichting aan de pers, 80 keer • 50 persberichten n.a.v. incidenten • twitteren bij incidenten, inmiddels 1200 volgers • Realisatie artikelen in dag- en vakbladen en tv-opnamen bij oefeningen als natuurbrand en pelotonsoefening • Ontwikkelen en uitvoeren themabijeenkomsten voor leidinggevenden brandweer Redactionele activiteiten:
•
•
•
• • • • •
• • • • •
Kwartaalblad Brandende Kwesties, Redactie en eindredactie Eindredactie extra nummer en bijlage ivm regionalisering Bijhouden en bewerken van websites (internet, extranet en intranet) Ontwikkelen van foldermateriaal Verzorgen digitale knipselkrant
Overige voorlichtingsactiviteiten:
• • • •
• • • •
Kwartaalblad Brandende Kwesties, redactie en eindredactie eindredactie extra bijlagen regionalisering Brandende Kwesties onderhoud websites ontwikkelen foldermateriaal verzorgen digitale knipselkrant
Overige voorlichtingsactiviteiten:
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Kwartaalblad Brandende Kwesties, redactie en eindredactie • onderhoud websites • ontwikkelen foldermateriaal o.m. folder portiekflats • schrijven artikelen voor digitale nieuwsbrieven • verzorgen digitale knipselkrant Overige voorlichtingsactiviteiten: - 37 -
• • • • • • • • • •
Ondersteuning en participatie oefeningen ten behoeve van de rampenbestrijding. diverse ROT en Copi oefeningen bijwonen en initiëren (mede) realisatie bestuurlijke oefeningen Rampenbestrijding Ondersteuning voorlichting in de nazorg onder meer in Barneveld nav chaletbrand Interregionale voorlichting Natuurbrandbestrijding Participatie werkgroep(en) Netcentrisch werken Ondersteuning oefendagen RAW Participatie gemeentelijke werkgroep communicatie/ voorlichting Bijdrage landelijk netwerk Cobra (Communicatie brandweer en rampenbestrijding) initiëren van samenwerking ketenpartners als politie, waterschappen e.d.
•
• • • • • • •
Ondersteuning en participatie oefeningen ten behoeve van de rampenbestrijding. diverse ROT en Copi oefeningen bijwonen en initiëren (mede) realisatie bestuurlijke oefeningen Rampenbestrijding Ondersteuning voorlichting in de nazorg Participatie werkgroep(en) Netcentrisch werken Ondersteuning oefendagen RAW Participatie gemeentelijke werkgroep communicatie/ voorlichting Bijdrage landelijk netwerk Cobra (Communicatie brandweer en rampenbestrijding)
•
• •
• • • •
•
Ondersteuning en participatie oefeningen ten behoeve van de rampenbestrijding. diverse ROT en Copi oefeningen bijwonen en initiëren (mede) realisatie bestuurlijke oefeningen Rampenbestrijding Ondersteuning voorlichting in de nazorg Participatie werkgroep(en) Netcentrisch werken Ondersteuning oefendagen RAW Participatie gemeentelijke werkgroep communicatie/ voorlichting Bijdrage landelijk netwerk Cobra (Communicatie brandweer en rampenbestrijding)
Kwaliteitszorg Realisatie 2011
Planning 2012
Input memo multikwaliteitszorg geleverd. Crisislab uitgenodigd voor ideeën. Deelgenomen aan overleg Ketenkwaliteit. Handboek herschreven als Risicocatalogus. Risicocatalogus gepresenteerd in klein comité. Risicocatalogus gepresenteerd aan Arbo-medewerkers van korpsen GM. Laatste onderwerpen laten uitwerken. Risicocatalogus gestuurd aan korpsen en gepubliceerd op Extranet Bijdrage geleverd m.b.t. voorbereiding op audit. Kwaliteitszorg vertegenwoordigd tijdens audit. Belevingsonderzoek uitgewerkt. Fouten in digitale vragenlijst teruggemeld. Opzet gemaakt voor RI&E-rapport. Redactie gedaan van concept-
Bijdragen aan vormgeven van regionaal Arbobeleid
Realisatie 1-ste halfjaar 2012
Risicocatalogus bekend maken. Gebruik van de Risicocatalogus stimuleren. Uitbrengen van de Risicocatalogus op zakformaat
Artikel geschreven voor Brandende Kwesties. Inhoud van Risicocatalogus op zakformaat gemaakt. Voorbereidingen voor drukwerk getroffen. Offerte aangevraagd.
Ondersteuning bieden bij enquête Natuurbrand.
(Ondersteuning aangeboden, nog niet nodig)
Inventariseren en actualiseren van de RI&E's in de regio GM.
Advies geschreven over actualisering van RI&E's. Status van RI&E's opgevraagd. Status van Plannen van
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 38 -
aanpak opgevraagd. Interviews gehouden in Doesburg. Vragenlijst ter beoordeling van restrisico's gemaakt en rondgestuurd.
rapporten en definitieve RI&Erapport. Opmerkingen van deskundige verwerkt en rapport aangeboden aan directeur. Presentatie aan duikers bijgewoond. Per halfjaar updates gemaakt van verbeteracties binnen PPP. Advies gegeven over documentbeheer van Operationele Procedures algemeen, WI duiken en Protocol Besmettelijke Dierziekten in het bijzonder. Advies gegeven bij maken van een "afnameprotocol groot materieel" Deelname aan stuurgroep en ondersteuning in rol van secretaris. Actuele informatie t.a.v. arbeidsveiligheid doorgegeven binnen VGGM. Jaarvergadering voor hele Vakgroep helpen organiseren. Bezoek gebracht aan collega van Gelderland NO. Project Cicero gevolgd.
Ondersteuning leveren bij verbeterplannen voortkomend uit de brandweerorganisatie Gevraagde en ongevraagde adviezen Kwaliteit en Veiligheid
Bijdrage landelijke Vakgroep Arbeidsveiligheid
Ondersteuning bieden bij opstellen protocol Arbeidshygiëne
Bezoek Arbeidsinspectie voorbereid. Resultaten Inspectieproject gedeeld. Onderdeel over Kwaliteit en Veiligheid op Extranet beheerd. (Bijna) ongevallen gevolgd.
Advies geschreven over zichtbaarheid met veiligheidsvest.
Deelname aan stuurgroep en ondersteuning in rol van secretaris. Jaarvergadering voor hele Vakgroep helpen organiseren. Aandacht besteed aan systemen voor Ongevallenmelding en registratie. (Ondersteuning aangeboden, nog niet nodig) Onderdeel over Kwaliteit en Veiligheid op Extranet beheerd.
Inkoop materieel Realisatie 2011
Planning 2012
Audit afgerond
Opstellen en invoeren verbeteringsplannen n.a.v. audit 2011
Pilot loopt IMS, implementatie 2012
Afronding pilot IMS 7/OBSV
Realisatie 1-ste halfjaar 2012
Pilot is afgerond
Implementatie IMS/OBSV
Ondersteuning regionale contactgroep materieel
Regio coördinatorschap kleding LFR Ondersteuning regionale contactgroep materieel Ondersteuning Europese aanbesteding hartbewakingsapparatuur ambulancedienst Afronding Europese aanbesteding Combitankautospuiten
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Doorlopende activiteit Doorlopende activiteit Sluitingstermijn offertes 31 juli 2012 Sluitingstermijn offertes 17 september 2012
- 39 -
Afsluiten overeenkomst gaspakken Afronding project verwerving chemicaliënpakken
Gerealiseerd
Vernieuwing portfolio bepakkingsdelen
Project loopt, doorlopend tot 2018
Namens deelnemende korpsen bestellingen plaatsen en begeleiden binnen aanbesteding dienstvoertuigen KLPD
Doorlopende activiteit
Afsluiten raamovereenkomst brandweerhelmen
Raamovereenkomst afgesloten; project afgesloten
Afsluiten raamovereenkomst uitrukkleding
Gerealiseerd
Binnen landelijk contract begeleiden bestellingen kazerne- en uniformkleding
Doorlopende activiteit
Europese aanbesteding redgereedschap
Offertes ontvangen en beoordeeld. Planning afsluiten overeenkomst in augustus Voorbereidingsstadium
Europese aanbesteding ademluchttoestellen Europese aanbesteding ademluchtcilinders
Voorbereidingsstadium
Aanbesteding warmtebeeldcamera's Project verschoven naar 2012
Afsluiten servicecontract voertuigbanden
Inventarisatiestadium; lage prioriteit
Werkzaamheden landelijk netwerk materieel en verwerving
Werkzaamheden landelijk netwerk materieel en verwerving Voorzitterschap landelijke vakgroep leveranciersmanagement
Doorlopende
Voorzitterschap landelijke vakgroep leveranciersmanagement
Lid werkgroep bovenregionale / landelijke verwerving Begeleiden afstudeerproject afname brandweervoertuigen
Nazorg gesloten overeenkomsten Lid werkgroep bovenregionale / landelijke verwerving Begeleiden afstudeerproject afname brandweervoertuigen
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Doorlopende activiteit
Doorlopende activiteit Doorlopende activiteit
Project afgesloten
- 40 -
Rampenbestrijding en Grootschalig Optreden Oefenen en training multidisciplinair Realisatie 2011 Planning 2012 Bestuurlijk oefenen - 2 RBT oefeningen. Eén RBT oefening met het scenario van Moerdijk en 1 RBT oefening in kader van hoogwaterprogramma Viking. - 11x bestuurlijk oefenen. Twee gemeenten hebben een geplande oefening afgelast (Doesburg en Lingewaard). Drie gemeenten hebben niet ingetekend (Zevenaar, Westervoort en Scherpenzeel). De bestuurlijke oefening van Renkum is opgegaan in de praktijktoets Gelderland-Midden. ROT en CoPI oefeningen - 9 CoPI oefeningen, waarvan 1 oefening gebruikt is voor de systeemtest IOOV, hierdoor is 1 oefendag vervallen. - 3 ROT oefeningen met waarneming en beoordeling op competenties. 1 ROT is verplaatst naar 13 oktober en samengevoegd met de systeemtest IOOV.
Plotters - Niet doorgegaan ivm uitstellen implementatie van LCMS. - 11x deelname bestuurlijke oefeningen.
- 10x deelname CoPI oefeningen. - 4x deelname ROT oefeningen. - 2x deelname aan RBT oefening. Gemeentelijke plotters - Niet doorgegaan ivm uitstellen implementatie van LCMS. - 11x deelname bestuurlijk oefenen. (maar 11 bestuurlijke oefeningen uitgevoerd) - 33 oefeningen uitgevoerd, 15 niet gebruikt doordat niemand zich had opgegeven. 12 oefeningen zijn geannuleerd vanwege de
Bestuurlijk oefenen - 2 RBT oefeningen.
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Bestuurlijk oefenen - RBT oefeningen staan beide gepland in 2e helft 2012.
- 16x workshops GBT. - 5x workshops GBT gerealiseerd. (2x workshop niet doorgegaan, geen gemeente ingetekend).
- 3x bijscholing Team Bevolkingszorg. ROT en CoPI oefeningen - 8 CoPI oefeningen.
- 4 ROT oefeningen. Waarbij extra tijd wordt besteed aan de implementatie van het crisisplan.
Plotters - Alle plotters bijscholen ten aanzien van netcentrisch systeem. - 16x deelname plotters aan bestuurlijke workshops - 10x deelname CoPI oefeningen. - 4x deelname ROT oefeningen. - 2x deelname aan RBT oefening. Gemeentelijke plotters - Alle plotters bijscholen ten aanzien van netcentrisch systeem. - 16x deelname gemeentelijke plotters aan bestuurlijke workshops. - Voor de eerste helft van
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
-2x bijscholing Team bevolkingszorg gerealiseerd. ROT en CoPI oefeningen - 2 CoPI oefeningen gerealiseerd. Overige oefeningen staan gepland in de 2e helft 2012. - De 2 geplande ROT oefeningen hebben plaatsgevonden. In het najaar wordt 1 ROT oefening verplaatst en gecombineerd met de oefening Nationale coördinatie terrorismebestrijding en veiligheid. Plotters - Niet uitgevoerd i.v.m. onduidelijkheid LCMS. - 5x deelname plotters aan bestuurlijke workshops. (2x workshop niet doorgegaan, geen gemeente ingetekend). - 2x deelname CoPI oefeningen. - 2x deelname ROT oefeningen. - RBT oefeningen staan beide gepland in de 2e helft 2012. Gemeentelijke plotters - Niet uitgevoerd i.v.m. onduidelijkheid LCMS. - 5x deelname gemeentelijke plotters aan bestuurlijke workshops (2x workshop niet doorgegaan, geen gemeente - 41 -
verwachting dat LCMS 2.0 op dat moment ingevoerd zou zijn. Alle gemeenten, behalve Duiven hebben 1 of meer keer getraind.
2012 staan 36 trainingen gemeentelijke plotters gepland. - Tweede helft 2012 is nog onbekend door invoering LCMS.
ingetekend). - 22 trainingen gemeentelijke plotters gerealiseerd. (14 oefeningen niet doorgegaan vanwege geen deelname (12) en ict problemen (2)) - Tweede helft 2012 staan er 24 trainingen gemeentelijke plotters ingepland.
Overige oefeningen - Van de 14 geplande oefeningen voor de calamiteitencoördinator zijn er 12 uitgevoerd en 2 i.v.m. personele capaciteit niet doorgegaan. I.v.m. examens zijn 6 extra oefeningen gehouden. - 4 multidisciplinaire grootschalige oefeningen uitgevoerd.
Overige oefeningen - 14 oefeningen voor calamiteitencoördinator.
Overige oefeningen - 7 oefeningen uitgevoerd voor calamiteitencoördinator, de overige oefeningen staan in de 2e helft 2012 gepland.
- 4 multidisciplinaire grootschalige oefeningen.
- 47 VR oefeningen multidisciplinair uitgevoerd, 1 is niet doorgegaan vanwege geen deelnemers vanuit de politie en GHOR. - 3x 16 gemeentelijke alarmeringsoefeningen.
- 48 VR oefeningen multidisciplinair voor OvD's inclusief CvD's als leider CoPI.
- 3 multidisciplinaire grootschalige oefeningen uitgevoerd, 4e oefening i.v.m. weersomstandigheden voortijdig beëindigd.. - 24 VR oefeningen multidisciplinair voor OvD's inclusief CvD's als leider CoPI gerealiseerd. - 2x 16 gemeentelijke alarmeringsoefeningen gerealiseerd. - 2x Bijscholing Team bevolkingszorg gerealiseerd.
- Als gevolg van het nieuwe Regionaal Crisisplan gaat het GMT op in het team bevolkingszorg. De functionarissen voor het team bevolkingszorg worden momenteel geworven. De bijscholing is daardoor verplaatst naar voorjaar 2012 - bijscholing gemeentelijke informatiemanagers niet doorgegaan, zie hierboven. - 1x opvang & verzorgingsoefening Barneveld. Netcentrisch werken - 33 oefeningen uitgevoerd, 15 niet gebruikt doordat niemand zich had opgegeven. 12 oefeningen zijn geannuleerd vanwege de verwachting dat LCMS 2.0 op dat moment ingevoerd zou zijn. Alle gemeenten, behalve Duiven hebben 1 of meer keer getraind. - 11x deelname bestuurlijk oefenen (maar 11 bestuurlijke oefeningen uitgevoerd) - Instructie gemeentelijke informatiemanagers ivm invoering LCMS niet uitgevoerd - 1x instructie CoPI informatiemanagers uitgevoerd.
- 3x 16 gemeentelijke alarmeringsoefeningen. - 3x bijscholing team bevolkingszorg (in combinatie met e-learning).
- 1x bijscholing gemeentelijk informatiemanagers. - 1x opvang & verzorgingsoefening. Netcentrisch werken - Voor de eerste helft van 2012 staan 36 trainingen gemeentelijke informatiemanagers gepland. Tweede helft 2012 is nog onbekend door invoering van LCMS 2.0. - 16x deelname bestuurlijk oefenen. - alle informatiemanagers worden ikv de invoering van LCMS 2.0 opgeleid. - 2x instructie CoPI informatiemanagers.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- Niet uitgevoerd i.v.m. onduidelijkheid LCMS. - Oefening vindt plaats in de 2e helft 2012. Netcentrisch werken - 22 trainingen gerealiseerd. (14 oefeningen niet doorgegaan vanwege geen deelname (12) en ict problemen (2)) 2e helft 2012 nog 24 trainingen ingepland. - 5x deelname workshop GBT (2x workshop niet doorgegaan, geen gemeente ingetekend). - Ivm niet doorgaan LCMS 2.0 zal dit niet plaatsvinden. - 1 x instructie CoPI informatiemanagers - 42 -
- 4x instructie ROT informatiemanagers uitgevoerd.
- 6x instructie ROT informatiemanagers.
plaatsgevonden. - 3x instructie ROT informatiemanagers plaatsgevonden. 2x GRIP 1 evaluatie afgerond.
2 GRIP2 evaluaties uitgevoerd (Barneveld en Zevenaar). 1 GRIP 1 evaluatie is in de afrondende fase. Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen en Waarschuwing en Verkennings Dienst Realisatie 2011 Planning 2012 Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Ongevalsbestrijding gevaarlijke Ongevalsbestrijding Ongevalsbestrijding stoffen gevaarlijke stoffen gevaarlijke stoffen 3 oefeningen ROGS/AGS West en 3 Elke ROGS krijgt 6 Alle ROGS'n en AGS'n oefeningen ROGS/AGS Oost oefenmomenten per jaar hebben 3 oefenmomenten 5 oefeningen zijn bij bedrijven aangeboden. In de gehad in de 1e helft 2012: gehouden (Synerlogic, PFW en oefeningen wordt aandacht 1 oefening Isotron) en bijscholing ROGSen en besteed aan meetapparatuur plannen/procedure, 1 AGSen door Eutecticum. en plannen en procedures. oefening Mond &Riksen De 6e oefening bij PFW is niet door Ook worden scenario's 1 oefening Lindegas. gegaan vanwege het overlijden van behandeld tijdens bezoeken de commandant van Barneveld. aan BRZO bedrijven. Er zullen bijscholingen plaats Er hebben twee De bijscholing voor de bijscholingen vinden voor de inzetleiders ontsmettingsleider en de inzetleider plaatsgevonden voor de hebben plaats gevonden in augustus en de ontsmettingsleiders. Afhankelijk van de noodzaak inzetleiders en en september. De plotters zijn door ontsmettingsleiders. In het zullen de plotters de betrokken korpsen zelf bijgeschoold worden door de najaar zal nog een bijgeschoold. bijscholing plaats vinden. korpsen. Er zijn geen oefeningen geobserveerd bij de lokale gaspak en ontsmettingseenheden. Aangezien hier voor dit jaar nog geen verdere afspraken met de korpsen over gemaakt zijn. De aanpak wordt eerst verder uitgedacht en vormgegeven in de werkgroep OGS gaspak/ontsmetting.
De aanpak van de observatie van de OGS team oefeningen bij de korpsen wordt uitgedacht en vormgegeven door de werkgroep OGS gaspak/ontsmetting.
Er zijn twee OGS teamoefeningen geobserveerd in Ede. De andere OGS teamoefeningen worden in het najaar geobserveerd.
Er zijn drie OGS gaspak/ontsmetting overleggen geweest waarin de lopende zaken zijn besproken en acties zijn geformuleerd en uitgevoerd. Er zijn twee grootschalige gaspakoefeningen (OGS peloton) uitgevoerd bij Welkoop in Wekerom.
De overleggen van de werkgroep en het uitvoeren van de actiepunten worden ook in 2012 uitgevoerd.
Er is één OGS/gaspak/ontsmetting werkgroepoverleg geweest.
Er worden twee grootschalige gaspakoefeningen gepland. En deelname aan een oefening met ProRail op de Betuweroute. Elke centralist heeft jaarlijks 1 bijscholingsmoment voor OGS. (4 bijscholingsdagdelen waarover de centralisten worden verdeeld).
Deze oefeningen vinden volgens planning plaats in de 2e helft van 2012.
Continuering van de
Er is één
Er zijn 4 OGS oefeningen gehouden voor centralisten met als onderwerpen LCMS (Eagle), naslagwerken, scenario’s, ladinglijsten Prorail per mail, starttriggers, aansturen van sirenes en veranderingen in OGS procedures. Er zijn drie overleggen tussen de
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
De bijscholingsmomenten voor de centralisten zijn gepland voor het najaar
- 43 -
ontsmettingseenheden geweest om de afstemming verder inhoud te geven. Waarschuwings & Verkenningsdienst 1 oefening meetplanleider is geannuleerd vanwege te weinig deelnemers en 3 oefeningen zijn uitgevoerd. Aandacht is besteed aan Moerdijk, scenario training gezamenlijk met ROGS en CvD's en het aansturen van sirenes. De startbijeenkomst is georganiseerd en er zijn 5 meetploegen geoefend op het gebied van de theorie en LCMS (Eagle).
In het najaar zijn alle meetploegen geoefend door middel van een praktijkinzet. Er is gebruik gemaakt van Eagle (LCMS) en er zijn op drie verschillende plaatsen inzetten gedaan. Er is gemeten met buisjes, RA apparatuur en explosiemeter. Er zijn een aantal verplaatsingen van sirenes gerealiseerd.
De gaspakeenheden zijn uitgerust met een kleine meetkoffer. Er zijn twee meetploegcoördinatoren overleggen geweest, hierbinnen vindt afstemming plaats. De actiepunten worden uitgevoerd.
afstemming door overleg en uitvoering van de actiepunten. Waarschuwings & Verkenningsdienst 4 oefeningen voor de meetplanleider en minimaal 1 meetploegoefening begeleiden als meetplanleider.
OGS/gaspak/ontsmettings werkgroepoverleg geweest.
In 2012 zal in het voorjaar instructie gegeven worden in de theorie of in LCMS (Eagle) aan de meetploegen. Dit is afhankelijk van wanneer de nieuwe versie van LCMS beschikbaar is. In het najaar van 2012 worden alle meetploegen geoefend dmv een praktijkinzet.
In het najaar zal instructie worden gegeven in de theorie.
Beheer sirenenetwerk wordt voortgezet. Implementatie NL-alert afhankelijk van de voortgang van de landelijke pilot. In 2012 wordt bekeken of de inventaris van de meetploegen nog toereikend is en of er vanwege nieuwe inzichten veranderingen moeten plaats vinden. Ook worden er twee meetploegcoördinatoren overleggen gepland.
Er zijn een aantal verplaatsingen van sirenes gerealiseerd.
Informatievoorziening Realisatie 2011
Planning 2012
Operationele informatievoorziening - Eagle 3.4 nieuwe software gereed. - Eagle 3.4 geïmplementeerd op de mobiele eenheden. - plan gereed voor vervanging hardware voertuigen.
Operationele informatievoorziening - Implementeren van Eagle 3.4 versie 2 op de mobiele eenheden. - hardware voertuigen vervangen voor juni 2012.
- I-Bridge 3.0 gestart.
- I-Bridge oefening in juni 2012. - I-Bridge 3 loopt tot 31 december 2012.
- Dataset Eagle; update van verschillende kaartlagen gemaakt.
Waarschuwings & Verkenningsdienst 2 oefeningen voor de meetplanleider zijn uitgevoerd.
Praktijkinzetten vinden plaats in het najaar.
Nog geen veranderingen noodzakelijk. Er is één meetploegcoördinatorenover leg geweest.
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Operationele informatievoorziening - Eagle 3.4 versie 2 is geïmplementeerd opd e natuurbrandvoertuigen. - De routers in de voertuigen zijn vervangen door de nieuwe generatie. - In juni 2012 zijn bij de pelotonsoefeningen diverse producten van I-Bridge beproefd. Voorbeelden zijn de vliegtuigjes van Defensie om een beeld van een incident uit de lucht te verkrijgen.
- Dataset Eagle: update
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 44 -
Rampbestrijdingsplannen BRZO-VR bedrijven: dit jaar geen updates noodzakelijk RBP-kaarten gemaakt van alle BRZO-VR bedrijven. Spoorse plannen: TIM plan is in 2011 geactualiseerd en in concept gereed. LPG kaarten: aanzet gemaakt, afronding in de 2e helft van 2011 is niet gelukt.
Dit jaar geen updates noodzakelijk
Implementatieplan Gelderse rivieren: opzet is in 2011 bij sleutelfunctionarissen behandeld.
verzorgen van enkele kaartlagen. Rampbestrijdingsplannen 2 BRZO rampbestrijdingsplannen actualiseren. Kaarten opnemen in ROT en CoPI oefeningen. Concept vaststellen in 2012. Er wordt voorrang gegeven aan het opstellen van ammoniak RBP-kaarten. In de tweede helft van 2012 wordt bekeken hoeveel LPG plannen er geactualiseerd gaan worden. In de eerste helft van 2012 worden de ammoniakplannen die verlopen zijn omgezet in RBP-kaarten(6). Plan wordt in oefeningen gebruikt.
Natuurbrandplan is in 2011 geactualiseerd en de kaarten zijn aangepast. Actualisatie rampbestrijdingsplannen dijkdoorbraak & overstroming: -3 rampbestrijdingsplannen in 2011 opnieuw vastgesteld (rbp Rijn & IJssel, rbp Betuwe-, Tieler- en Culemborgerwaarden, rbp Arnhemse- en Velperbroek). -Rampbestrijdingsplan Vallei- en Eem dient nog opnieuw vastgesteld te worden (initiatief Veiligheidsregio Utrecht)
Plan wordt in 2012 geüpdatet.
CMS De geplande uitrol van LCMS 2.0 in 2011 heeft geen doorgang gevonden. Redenen hiervoor zijn dat er bij een aantal regio’s weinig draagvlak is voor LCMS 2.0 en dat er onduidelijkheid bestaat over de technische testresultaten van LCMS 2.0. Oefenen & Opleiden Brandweer Realisatie 2011
CMS Vooralsnog is de verwachting dat de landelijke uitrol van LCMS 2.0 in 2012 zal starten.
Planning 2012
Oefenen en training mono Duiken Er is het eerste half jaar niet geoefend, maar veel energie
Oefenen en training mono Duiken Conform de natte RI&E zal er jaarlijks met iedere
Opstellen plan Nazorg ikv dijkdoorbraak & overstroming.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Rampbestrijdingsplannen Inventarisatie in gang gezet, afronding 2012/2013. De RBP-kaarten zijn in de ROT en CoPI oefeningen opgenomen als onderdeel van het oefenscenario. TIM plan is vastgesteld. I.v.m aangescherpte eisen LPG tankwagens is "bleve" geen reëel scenario meer. Voor propaan-/butaan wagens wordt een generieke kaart gemaakt. 7 kaarten in de 2e helft van 2012 afronden.
Het implementatieplan wordt waar van toepassing gebruikt in de oefeningen in 2012. Het plan is in het voorjaar geüpdatet. Project loopt, geodata crisispartners (Vitens, Alliander, RWS Waterschappen,) is verzameld en in Eagle opgenomen. - Vaststelling vindt plaats 2e helft 2012. (project is vertraagd ivm prioriteitverschuiving bij Veiligheidregio Utrecht) CMS De landelijke uitrol LCMS 2.0 gaat niet door. Het project is gestopt. Vooralsnog (2012) zal Eagle als CMS gebruikt worden.
Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Oefenen en training mono Duiken Vanaf 2012 zijn er vaste zelfstudiemomenten en - 45 -
gestoken in het verbetertraject van het duikteam, met name het inzichtelijk maken van risico's en verbeterpunten middels een natte RI&E. In de tweede helft van 2011 is er met drie gemeenten samen geoefend. Tevens is er veel tijd gestoken in het verbeteren van de aandachtspunten uit de warme RI&E.
gemeente gezamenlijk geoefend worden, waarbij de gemeente bepaald welke brandweerpost aan de oefening deelneemt. Deze aanpassing wijkt af van de regionale afspraak zoals vastgesteld in het RCO en zal derhalve besproken worden in het COO en RCO. De kwaliteitsslag betreffende het oefenen van de duikers wordt afgerond. Volgens de planning zijn er in de eerste helft van 2012 voldoende duikploegleiders die als gekwalificeerde duikinstructeur kunnen optreden. Hierdoor zullen de duikoefeningen vanaf de tweede helft van 2012 door VGGM zelf verzorgd gaan worden in plaats van de externe instructeurs die daar nu voor worden ingehuurd.
theorie instructiemomenten ingevoerd waarbij de duikers theoretische kennis up to date kunnen houden. Alle vier de duikploegleiders zijn bijgeschoold. Het duikprocedureboek is bijgewerkt en geactualiseerd In navolging van de 0-meting is er in de eerste helft van 2012 bij alle duikers een 1meting uitgevoerd om de organisatie, materiaal en procedures die bij het duiken worden gebruikt te toetsen. Duikoefeningen worden v.a. 2012 ook in het oefenregistratieprogramma 'Veiligheidspaspoort' geregistreerd. In de eerste helft van 2012 zijn er samenwerkingsoefeningen met vijf korpsen uit de regio gehouden. Voor de tweede helft van 2012 staan er nog oefeningen met zes korpsen gepland. In 2011 heeft er tijdens een door een externe partij verzorgde duikopleiding een ongeval met een brandweerduiker plaatsgevonden waarbij in 2012 vast is komen te staan dat dit tot blijvende gehoorschade heeft geleid. In 2011 is reeds melding gedaan bij de Arbeidsinspectie, als gevolg van het letsel heeft deze bepaald dat er nu alsnog een onderzoek is ingesteld.
Natuurbrand - 2 theorie avonden bevelvoerders, flankcommandanten en staffunctionarissen uitgevoerd. Deelname: Bevelvoerders 71 van de 133 (53%) Flankcdt. 14 van de 22 (64%) Staffunct. brw 1 van de 5 (20%) Staffunct. log 4 van de 5 (80%)
Natuurbrand - 2 theorie avonden bevelvoerders, flankcommandanten en staffunctionarissen via Elearning.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Voor het einde van het jaar worden de nieuwe boot met motor en de nieuwe duikcommunicatiesets geleverd. Natuurbrand E-learning gerealiseerd.
- 46 -
CvD 4 van de 9 (44%) - 2x themabijeenkomst bijscholing voor staffunctionarissen en flankcommandanten uitgevoerd. Deelname: Flankcdt. 16 van de 22 (73%) Staffunct. brw 4 van de 4 (100%) Staffunct. log 4 van de 5 (20%) CvD 3 van de 9 (33%) De andere 2 bijscholingen zijn geannuleerd ivm te weinig aanmeldingen. - 1x bijscholing flankcommandant uitgevoerd. - In de 2 helft van 2011 een bijeenkomst voor bijscholing agrariërs en natuurbeheerders. - 4 natuurbrandoefeningen uitgevoerd, incl. liaisons natuurbeheerder en gemeenten. Ongeveer 350 personen geoefend. ROBO - 30x dagsessie (3 blokken) (4x optioneel blok geannuleerd). - 30x avondsessie (1 blok).
- 4x bijscholingen flankcommandanten en staffunctionarissen, CvD.
- 2x bijscholing agrariërs, natuurbeheerders.
- 4 natuurbrandoefeningen uitgevoerd. ROBO - 34x dagsessie (3 blokken). - 30x avondsessie (1 blok).
78% van de officieren heeft de totale bijscholing gevolgd, de overige 22% een gedeelte.
Realistisch oefenen - 4 weken afgerond volgens planning. - 6 dagen uitgevoerd, 1 dag geannuleerd wegens te weinig inschrijvingen. 66 deelnemers geoefend van de 98 beschikbare plaatsen. Virtueel oefenen pelotonsinzet - 34 oefenmomenten uitgevoerd. 89 bevelvoerders en 19 OvD's hebben deelgenomen. 30 oefenmomenten geannuleerd i.v.m. te weinig inschrijvingen.
- 2x bijscholing agrariërs, natuurbeheerders.
- 4 natuurbrandoefeningen.
65% van de bevelvoerders heeft de totale bijscholing gevolgd, de overige 35% een gedeelte.
Realistisch oefenen OvD Nieuwe opzet v.a. 2012.
- 3x bijscholing voor flankcommandanten en staffunctionarissen uitgevoerd. Deelname: 23 van de 26 functionarissen (88%). - 1x bijscholing voor staf functionarissen logistiek natuurbrand uitgevoerd. Deelname: 8 van de 10 functionarissen (80%).
Realistisch oefenen OvD - E-learning programma - 9 oefendagen Realistisch oefenen - 2x 'knalweek' nieuwe brandwachten en bevelvoerders in Zweden - Nieuwe oefenopzet en programma realistisch oefenen bevelvoerders en manschappen in oefencentrum te Weeze (Duitsland) - 27 oefendagen. Virtueel oefenen pelotonsinzet - 45 oefenmomenten gepland.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
ROBO - 15 x dagsessie (3 blokken), 2 x dagsessie geannuleerd - 14 x avondsessie (1 blok), 1 x avondsessie geannuleerd 72.7% van de bevelvoerders heeft de 1e helft van de bijscholing gevolgd, de overige 27.3% een gedeelte of niet. 93.1% van de officieren heeft de 1e helft van de bijscholing gevolgd, de overige 6.9% een gedeelte of niet. Realistisch oefenen OvD - 2e helft 2012. - 2e helft 2012. Realistisch oefenen - het realistisch oefenen in Zweden vindt plaats in de 2e helft van 2012. - 15 oefendagen hebben er plaatsgevonden en zijn over het algemeen goed ontvangen door de deelnemers. Er hebben 47 TS-en deelgenomen. Virtueel oefenen pelotonsinzet - 8 oefenmomenten uitgevoerd. Vanwege verbouwing Schelmseweg en annuleringen ivm te weinig inschrijvingen zijn 15 oefenmomenten niet - 47 -
Bijscholing grootschalig optreden - 4x geannuleerd ivm nieuwe bijscholingsopzet. Als gevolg van de grote kennis-, tijden financiële investering betreffende de ontwikkeling van het E-learning traject is deze bijscholing komen te vervallen.
Geen evaluaties mono. Opleiden Realisatie 2011
Bijscholing grootschalig optreden In het eerste kwartaal van 2012 staan deze bijscholingen opnieuw ingepland. Deze zullen in de vorm van E-learning worden aangeboden, waarbij de leerstof aansluit bij het beginniveau van de deelnemer. Opleiden Planning 2012
Afronding NIFV opleidingen - 2x opleiding docent afgerond en 2x opleiding loopt - 1x opleiding specialist opleiden & oefenen afgerond, 5x opleiding loopt - 1x opleiding Hoofdofficier van Dienst opleiding loopt. - 1x opleiding tactisch manager afgerond en 2x opleiding loopt. - Opleiding specialist brandpreventie loopt. - Opleiding adviseur beleid en bestuur afgerond. - Opleiding operationeel manager loopt.
Geplande NIFV opleidingen
- Opleiding Officier van Dienst loopt.
- 1x Officier van Dienst. - 2x Medewerker brandpreventie - 1x Specialist Industriële Veiligheid
BOGO seizoen 2010-2011, geslaagd - Leergang Manschap A: * brand > 11 cursisten (1 uitval). * Thv > 33 cursisten. * OGS/WO > 35 cursisten. - Leergang bevelvoerder > 14 cursisten (1 uitval). - 507 bm technische dienst > 10 cursisten. - Brandweerchauffeur licht > 1 cursist. - Brandweerchauffeur zwaar > 22 cursisten. - 403 obm gevaarlijke stoffen > 7 cursisten.
uitgevoerd. Bijscholing grootschalig optreden Implementatie E-learning module vertraagd. Nu voorrang gegeven aan Elearning natuurbrand. Module voor grootschalig optreden staat gepland voor 2e helft 2012.
Opleiden Realisatie 1-ste halfjaar 2012 NIFV opleidingen - 2x opleiding docent afgerond. - 1x opleiding specialist opleiden & oefenen afgerond.
- 2 x tactisch manager. - Start opleiding tactisch manager 2e helft 2012. - 1x adviseur beleid en bestuur. - 1x operationeel manager.
BOGO seizoen 2011-2012, gestart - Leergang instructeur. - Leergang Manschap A: * brand > 34 cursisten. * Thv > 12 cursisten. * OGS/WO > 19 cursisten.
- Voertuigbedienaar dagopleiding > 8 cursisten. - Brandweerchauffeur licht + zwaar > 21 cursisten.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- Start opleiding adviseur beleid en bestuur 2e helft 2012. - Start opleiding operationeel manager 2e helft 2012. - Start opleiding medewerker brandpreventie 2e helft 2012. - Start Specialist Industriële Veiligheid 2e helft 2012. BOGO seizoen 2011-2012, gestart - Leergang instructeur > 11 personen gestart, 5 personen geslaagd, rest herexamen. - Leergang manschap A : Kerntaak 1> 35 gestart, 18 geslaagd. Kerntaak 2 > 12 gestart, 11 geslaagd. Kerntaak 3 > 30 gestart, 23 geslaagd. - Leergang bevelvoerder > 9 gestart, nog geen examen gedaan - Voertuigbediener > 36 gestart, 30 geslaagd. - Brandweerchauffeur > 22 - 48 -
gestart, 22 geslaagd. BOGO, seizoen 2011-2011, geslaagd - Leergang Manschap A: * 10 cursisten (2 herkansingen in 2012). - Brandweerchauffeur licht + zwaar > 35 cursisten. - Voertuigbedienaar >14 cursisten (1 uitval, 1 herkansing in 2012). - Ploegenbijscholing regio > 60 cursisten. - Ploegenbijscholing korpsen > 72 cursisten.
BOGO seizoen 2012, te starten opleidingen - Leergang bevelvoerder dagopleiding > 24 cursisten (bovenregionaal). - Bijscholing instructeur > 36 cursisten. - Ploegenbijscholing regio > 24 cursisten.
BOGO nieuw te starten opleidingen in 2012 (hiervoor wordt nog les- en leerstof door het NIFV ontwikkeld) - Ploegchef. - Medewerker Operationele Voorbereiding. - Medewerker Opleiden en Oefenen. - Verkenner gevaarlijke stoffen. - Gaspakdrager. - Brandweerchauffeur. Verbindingen Alarmcentrale & Gemeenschappelijke meldkamer Q1&Q totaal Afkomstig uit Totaal door de RAC behandelde incidenten: 12328 Totaal door de RAC gealarmeerde meldingen: 5824 Aantal uitrukken door korpsen: 4984 Aantal FRB/MOB: 752 Waarvan 653, inzet FRB / MOB. Waarvan 99, assistentie hulpverlening Ambulance. OMS meldingen: 3449 OMS afgevangen: 1394 OMS gealarmeerd: 2055 OMS de-alarmering: 277
OMS uitgerukt: 1778 OMS terugroepen na uitruk: 604
OMS ter plaatse: 1174
Totaal aantal OMS meldingen. Afgevangen binnen 1 minuut Alarmering van het brandweerkorps na 1 minuut beltijd. De-alarmering brandweerkorps omdat na 1 minuut beltijd en voor het uitrukken wordt doorgegeven dat er niets aan de hand is. Voertuigen rukken uit met Prio 1 (spoed) naar OMS object Teruggeroepen na uitruk omdat de OMS klant aangeeft dat er niets aan de hand is voordat het voertuig ter plaatse is. Brandweervoertuig ter
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
BOGO 2e helft seizoen 2012, te starten opleidingen - Bijscholing instructeur > 5 groepen - Manschap A kerntaak 1 > 3 groepen - Manschap A kerntaak 2 > 3 groepen - Leergang voertuigbedienaar > 1 groep - Leergang brandweerchauffeur > 1 groep
Q1&Q2 totaal Totaal door de RAC behandelde incidenten: 6751 Totaal door de RAC gealarmeerde meldingen: 2742 Aantal uitrukken door korpsen: 2604 Assistentie hulpverlening niet meer uit te splitsen door invoering van LMC. Aantal incidenten vastgelegd als reanimatie: 360 OMS meldingen: 1515 OMS afgevangen: 625 OMS gealarmeerd: 890 OMS de-alarmering: 106
OMS uitgerukt: 784 OMS terugroepen na uitruk: 309
OMS ter plaatse: 475 - 49 -
PAC meldingen (onderdeel van totaal aantal OMS meldingen): 108 PAC uitgerukt (onderdeel van totaal aantal OMS meldingen): 95 Realisatie 2011
plaatse bij het OMS object. Totaal aantal automatische meldingen binnengekomen via een Particuliere Alarm Centrale (PAC) Voertuigen rukken met PRIO 1 (spoed) uit naar de PAC melding. Planning 2012
Project GIS Er is landelijk tot op dit moment geen koppeling gerealiseerd tussen de meldkamers/GMS en de BAG omdat deze nog niet is opgeleverd door de leverancier.
Project GIS Koppeling realiseren tussen de meldkamers/GMS en de BAG.
Verbindingen brandweer In 2011 is geen beslissing genomen hoe de samenvoeging van de meldkamers in Nederland er uit komt te zien. Wel is gesproken over een aantal varianten, waar begin 2012 een uitspraak over wordt gedaan. De varianten zijn 3 tot 10 meldkamers intake en/of uitgifte samengevoegd of juist niet.
Verbindingen brandweer Volgen van de landelijke ontwikkelingen van de landelijke stuurgroep die de toekomst van de meldkamers verder gaat uitwerken.
Uitwijk met Nijmegen is technisch in 2011 voor Gelderland-Midden afgerond en procedureel getest in Nijmegen door centralisten van Gelderland-Midden. Procedure: De Procedure uitwijk Gemeenschappelijke Meldkamer Gelderland-Midden is getest en werkbaar. Tijdens de bindingsdagen is het thema uitwijk aan iedereen gepresenteerd en wordt per discipline de uitwijk gerealiseerd.
Met Gelderland Zuid een eindtest uitvoeren t.b.v. uitwijk in Gelderland-Midden. Gelderland Zuid maakt een afspraak met GelderlandMidden.
PAC meldingen (onderdeel van totaal aantal OMS meldingen): 54 PAC uitgerukt (onderdeel van totaal aantal OMS meldingen): 47 Realisatie 1-ste halfjaar 2012 Project GIS Een koppeling is nog niet gerealiseerd. Op dit moment zijn er de volgende ontwikkelingen: - Kadaster levert een tool waarmee moeilijk tot niet leesbare BAG bestanden omgezet kunnen worden. - Falck heeft een tool gemaakt die een vergelijking kan maken tussen BAG, NLB en GMS. - Ordina heeft iets ontwikkeld voor de brandweer om BAG gegevens in een bruikbaar formaat te zetten. Tot op heden geen koppeling BAG en GMS en bovenstaande verder uitwerken in de 2e helft 2012. Verbindingen brandweer Landelijk is vastgesteld (februari 2012) dat we naar 10 meldkamers in Nederland gaan. Voor Gelderland Midden betekent dit een samenvoeging van Oost Nederland (Zwolle, en Apeldoorn), Twente (Enschede) en Gelderland Zuid (Nijmegen). De minister geeft eind 2012 aan waar de nieuwe meldkamer fysiek komt. De planning is om 25 juli een pre test uit te voeren en een echte eindtest in oktober/november 2012. Gelderland Midden gaat dan naar Gelderland Zuid.
Planning is om het project
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 50 -
Voor het OMS is een nieuwe concessieovereenkomst afgesloten die ingaat per 1 januari 2012. De concessieovereenkomst is na een Europese aanbestedingstraject waar 3 bedrijven op hebben ingeschreven gegund aan de Fa. Siemens. Aan de doelstellingen wordt voor 1 januari 2012 uitvoering gegeven. Per 1 januari 2012 zijn 800 van de 1000 abonnees aangesloten op de nieuwe infrastructuur en apparatuur. Het project is uitgelopen omdat er geen duidelijkheid was over de gevolgen van het Nieuw bouwbesluit en wanneer dit Nieuw bouwbesluit wordt ingevoerd. Uiteindelijk is in november 2011 vastgesteld dat het Nieuw bouwbesluit mogelijk van kracht wordt per 1 april of 1 juli 2012. Er is financieel een kosten reductie voor de OMS klanten met vaste KPN verbinding van 25% per jaar gerealiseerd. Verbindingen alarmcentrale Project Optimalisering Multidisciplinaire Samenwerking GMK: na overleg met Gelderland Zuid is aan dit project geen verdere uitvoering gegeven omdat Nijmegen te weinig capaciteit heeft om hier aan deel te nemen (i.v.m. vertrek en ziekte van leidinggevende) Voor de brandweer is er nog één CaCo die examen moet doen. De opleiding is afgerond. Verder hebben alle Brandweer CaCo centralisten de opleiding en het examen met goed gevolg afgerond. Voor de brandweer centralisten zijn in de eerste helft van 2011 alle oefeningen doorgegaan, na de zomervakantie zijn diverse brandweer opleidingen uitgevallen o.a. door stage oefeningen in het kader van uitwijk meldkamer die voor de brandweer allemaal zijn uitgevoerd voor 1 december 2011. Het automatisch generen van management informatie is nog niet gerealiseerd wel is het mogelijk om alle benodigde informatie na bewerking te presenteren.
OMS af te ronden in de eerste helft van 2012.
Het project OMS (migratie van abonnees) is afgerond op 28 juni 2012. Samen met alle betrokken medewerkers van Siemens, ITS en Gelderland Midden is dit project opgeleverd middels het ondertekenen van een protocol van oplevering. In juli en augustus 2012 haalt Siemens alle oude apparatuur (kernen) weg in de diverse brandweerkazernes en gebouwen in Gelderland Midden.
Verbindingen alarmcentrale Indien er voldoende capaciteit beschikbaar is, wordt vanuit GelderlandMidden de samenwerking en afstemming van procedures voortgezet.
Verbindingen alarmcentrale In de 1e helft 2012 zijn hierin geen ontwikkelingen geweest.
Structureel oefenen van de CaCo's samen met de centralisten en de hoofden meldkamer volgens een vastgesteld rooster.
De hoofden meldkamer hebben bij de gehouden oefeningen in de 1e helft 2012 meegedraaid.
In 2012 is de planning de centralisten van de brandweer een extra training te geven op het gebied van eenduidig, kort en bondig communiceren bv. onder stres omstandigheden.
Realiseren van een management tool die gewenste management informatie aanlevert. Landelijke Meldings Classificatie
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Eigen interne opleiding gegeven t.b.v. extra trainingen op het gebied van kort en bondig communiceren.
Een eerste overzicht ontvangen via de politie organisatie. Verdere uitwerking in de 2e helft van 2012. Landelijke Meldings Classificatie - 51 -
Landelijk worden uiterlijk 1 juli 2012 de Landelijke Meldingsclassificaties 2.0 (LMC) ingevoerd. Voor heel Gelderland-Midden is de invoering van LMC ook een noodzaak. De invoering is Multidisciplinair.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
LMC is 18/19 juni multidisciplinair ingevoerd. Bij de invoering van de LMC is ook de inzetmatrix regionaal gelijk gemaakt.
- 52 -
GHOR Doelstelling De geneeskundige keten in Gelderland Midden werkt als één organisatie goed samen op het moment van een zwaar ongeval, ramp of crisis bij het redden van slachtoffers en het verstrekken van geneeskundige hulp en zorg. In samenwerking met de rampenbestrijdingspartners (brandweer, politie, gemeente en anderen) zijn alle betrokkenen in de geneeskundige keten goed voorbereid en worden rampen en crisissen op een adequate manier beheerst en bestrijdt. Structurele oorzaken van onveiligheid worden voorkomen dan wel beperkt. Risico’s en de gevolgen van eventuele ongevallen worden zo klein mogelijk gehouden. Activiteiten Risicobeheersing • Afspraken met ketenpartners • GHOR-advies bij evenementen • Opname adviezen voor vergunningverlening • Actualisatie plannen mono • Actualisatie plannen multi Incidentbeheersing • Continuïteitsplannen • Ziekenhuis Rampen Opvang Plan (ZIROP) • Geoefendheid 1e lijns ketenpartners • Geoefendheid en opleiding sleutelfunctionarissen GHOR • Geoefendheid en opleiding GHOR teams • Profcheck SIGMA – medewerkers • Beschikbaarheid GHOR- functionarissen • Opkomsttijden sleutelfunctionarissen en teams GHOR bij GRIP • Logistiek GHOR Herstel • Evaluatie GHOR-inzetten • Multidisciplinaire evaluaties GRIP Informatievoorziening • Informatiebeleidsplan GHOR Kwaliteitsmanagement • HKZ certificatieschema • Verbeteracties kwaliteit • Verbeteracties uit oefeningen Wettelijk kader • Wet Veiligheidsregio + besluiten • Wet Publieke Gezondheid • Wet Ambulancezorg • Wet toelating zorginstellingen • Kwaliteitswet zorginstellingen • Wet op bijzondere medische verrichtingen • Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg • Beleid ministerie Veiligheid en justitie • Beleid ministerie VWS
Verantwoording productie 1ste halfjaar 2011
Nr.
Prestatie-indicator
Toelichting
1
Afspraken met ketenpartners GHOR-advies bij evenementen
Met hoeveel procent van de eerstelijns ketenpartners zijn actuele afspraken gemaakt? Bij hoeveel procent van de evenementen, aangevraagd door de gemeente, heeft de GHOR geadviseerd? Hoeveel procent van de adviezen over vergunningverlening voor A. hoog-risico activiteiten of objecten B. evenementen is opgevolgd/ overgenomen door het bevoegd gezag. A. Hoog risico activiteiten of objecten
2 3
Adviezen vergunningverlening
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Doel 2012 60-70 %
Realisatie
80-90 %
100%
< 90 %
nvt
60%
- 53 -
4 5
Actualisatie plannen mono Actualisatie plannen multi
6
Continuïteitsplannen
7
Zirop
8
Geoefendheid ketenpartners
9
Geoefendheid en opleiding Sleutelfunctionarissen
10
Geoefendheid en opleiding GHOR- teams
11
Profcheck SIGMA
12
Beschikbaarheid GHOR-functionarissen bij GRIP Opkomsttijden sleutelfunctionarissen en teams bij GRIP Logistiek GHOR
13 14 15
18
Evaluaties GHORinzetten Multidisciplinaire evaluaties GRIP Informatiebeleidsplan GHOR HKZ-certificatieschema
19
Verbeteracties kwaliteit
20
Verbeteracties uit oefeningen
16 17
B. Evenementen Hoeveel procent van de GHOR mono plannen zijn beschikbaar en actueel? Hoeveel procent van de wettelijk verplichte plannen zijn binnen de daarvoor gestelde normtijd geactualiseerd? Aan hoeveel procent van de zorginstellingen is geadviseerd in het kader van de beschikking over een actueel continuïteitsplan? Hoeveel procent van de ziekenhuizen in de regio beschikt over een actueel en geoefend Ziekenhuis Rampen Opvangplan (ZIROP)? Hoeveel procent van de eerstelijns ketenpartners dat een convenant heeft, is beoefend zoals afgesproken in het convenant? Hoeveel procent van de sleutelfunctionarissen is opgeleid en geoefend conform de hiervoor gestelde eisen in het jaarplan GHOR OTO? A. Directeur GHOR B. HS-GHOR C. OvD-G/ CvD-g D. CGV/ ACGV E. HGN F. HAC G. GAGS H. Leider kernteam PSHOR I. Leider Opvangteam PSHOR J. Administratief mdw sectie Hoeveel procent van de GHOR-teams is opgeleid en geoefend conform de hiervoor gestelde eisen in het jaarplan GHOR OTO? Hoeveel procent van de aangestelde SIGMAmedewerkers heeft de jaarlijkse bekwaamheidstest (profcheck) met positief gevolg afgelegd? Hoeveel procent van de GHOR-functionarissen was na alarmering binnen de afgesproken tijd beschikbaar voor (telefonisch) overleg? Bij hoeveel procent van de GRIP-incidenten waren de sleutelfunctionarissen en teams binnen de daarvoor gestelde tijden na alarmering aanwezig? Is het rampenbestrijdingsmateriaal beschikbaar, upto-date en conform landelijke richtlijnen?
≥ 80 % ≥ 90 %
+/-70% 70%
≥ 90 %
100%
≥ 95 %
+/-80%
100 %
100%
80- 90 %
+/-70%
Alle Alle 1 niet 1 niet 1 niet 1 niet Alle Alle Alle Alle Alle
Conform planning
≥ 90 %
≥ 90 %
Alle
Alle
Alle
Alle
ja
Ja
Hoeveel procent van de GHOR-inzetten is binnen de GHOR geëvalueerd? Hoeveel procent van de GRIP- incidenten is in multidisciplinair verband geëvalueerd? Is een informatiebeleidsplan GHOR beschikbaar?
80- 90 %
100%
≥ 90 %
100%
In ontw.
Ja
Beschikt de GHOR over het HKZcertificatieschema? Hoeveel procent van de verbeteracties uit interne audits (incl. KTO en MTO) is gerealiseerd? Hoeveel procent van de verbeteracties uit oefeningen is gerealiseerd?
Ja
Ja
≥ 90 %
nvt
80- 90 %
Alle
Ontwikkelingen Projectleiding invoering van het GGD Rampen Opvangplan (GROP)/ invoering crisisorganisatie GGD. Bij het oefenen en trainen is er naast inhoudelijke kennis en vaardigheden veel aandacht voor individuele en groepscompetenties. De doorvertaling van het Regionaal crisisplan binnen de witte kolom. Herziening en actualisatie van de convenanten nav Wet Veiligheidsregio. Invoering LCMS (landelijk crisis management systeem). Het koppelen van basisregistraties van zorginstellingen in de databases binnen de veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland midden. Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 54 -
Doorvoering verbetering advisering bij evenementen middels multidisciplinair project evenementenveiligheidsbeleid. Ontwikkelingen rondom andere verdeling van verantwoordelijkheden als gevolg van gewijzigde of nieuwe weten regelgeving (WVR, WAZ, WPG, Wtzi). Risico’s blijven niet te voorspellen en er worden steeds nieuwe crisistypen geïdentificeerd. Wet Ambulancezorg (vergunningen) 1 politieregio met 10 gebieden. Ontwikkelingen rondom meldkamer (centralisatie). Informatieoverdracht tussen zorgpartners. Gewondenspreiding en slachtoffervolgsysteem: verbetering is nodig.
GROP incidenten 2012 Doelstelling Het GGD Rampenopvangplan (GROP) is de basis van de werkwijze van de GGD in het geval van een incident, ramp of crisis. In het GROP is vastgelegd hoe de GGD in deze gevallen georganiseerd is en wie welke verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden heeft. Er is een 24 uurs- bereikbaarheid geregeld van een aantal functionarissen, die individueel of als team gealarmeerd kunnen worden, afhankelijk van het incident. Het GROP is van toepassing op: - Incidenten, rampen en crisissen waarbij de gezondheid kan worden geschaad of bedreigd; - (Kleinschalige) incidenten in het openbare domen en met potentiële impact (bestuurlijk, maatschappij, media). Het GROP wordt operationeel zodra bepaald is dat een gecoördineerde inzet nodig is. Dit kan betekenen opschaling in informatie of opschaling in capaciteit In deze beoordeling en coördinatie vervult de GGDcrisiscoördinator, die 24 uur per dag en 7 dagen week beschikbaar is een centrale rol. Het GROP van Gelderland Midden is ingegaan per 1 januari 2012. Wettelijk kader • Wet Veiligheidsregio + besluiten • Wet Publieke Gezondheid • Wet toelating zorginstellingen • Kwaliteitswet zorginstellingen • Beleid ministerie VWS Een selectie van GROP-incidenten tot en met 4 mei 2012 Eind 2011 1. Moord van 14 jarig meisje in Arnhem door jongen uit Rotterdam. Rol GGD: Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is betrokken bij de afstemming en het organiseren van opvang van leerlingen en ouders op school. Zowel op individueel als collectief niveau. Hulpverlening voor direct betrokkenen, is gerealiseerd. Nazorg van een 10-tal leerlingen (JGZ) loopt nog. Vanaf half mei 2012 vindt overdracht plaats naar reguliere JGZ. 2. TBS’er verkracht dochter vriendin en pleegt daarna zelfmoord. Rol GGD: in samenwerking met politie, justitie en gemeenten heeft de GGD nagedacht en geadviseerd over het minimaliseren c.q. voorkomen van maatschappelijke onrust. Daarnaast heeft de GGD een rol gehad in de wijkbijeenkomst die is georganiseerd, hierin hebben zij vragen beantwoord van buurtbewoners. Jeugdgezondheidszorg heeft speciale aandacht gegeven aan de school in die wijk en vragen beantwoord. 2012 Januari: 3. Verkoold lijk in caravan op camping in Lunteren. De crisiscoördinator is geïnformeerd ivm mogelijke maatschappelijke onrust. Uiteindelijk bleek,geen actie nodig. Maart: 4. Moord van een moeder in Rijkerswoerd door vader in het bijzijn van kinderen.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 55 -
Rol GGD: Er heeft afstemming plaatsgevonden met politie en overigen in het organiseren van activiteiten op de school van de kinderen. De jeugdarts heeft ondersteuning aan de leerkracht en directeur gegeven. Voor het kind heeft de JGZ de zorg gecoördineerd. 5. Gevonden lijk in vijver Oosterbeek Rol GGD: De crisiscoördinator is geïnformeerd ivm mogelijke maatschappelijke onrust. Uiteindelijk bleek geen actie nodig. 6. Mogelijk seksueel grensoverschrijdend gedrag door medewerker van buitenschoolse opvang (BSO) in Arnhem, gepleegd in de opvang. Mogelijk slachtoffer één 5 jarig meisje. Rol GGD: Er heeft afstemming plaatsgevonden met gemeente, kinderdagverblijf en zeden. De GGD heeft geadviseerd ten aanzien van het voorkomen van eventuele maatschappelijk onrust. (School en BSO liggen naast elkaar, betrokken kind bezoekt beiden). Aangezien het steeds nadrukkelijk de vraag bleef of de zaak ontvankelijk zou zijn, is met de groots mogelijke voorzichtigheid gecommuniceerd. Er heeft geen bijeenkomst plaatsgevonden om de ouders te informeren. JGZ betrokken bij coördineren hulpverlening meisje en haar ouders, school en vermeende pleger. 7. Grensoverschrijdend gedrag op een basisschool in Groessen Rol GGD: Er heeft afstemming plaatsgevonden met politie zeden, gemeenten en de school. Gezamenlijk is een aanpak geformuleerd. Het doel was om onrust te voorkomen en ouders zijn geïnformeerd via een bijeenkomst. Jeugdgezondheidsarts is betrokken bij de ondersteuning ter plaatse. JGZ heeft contact gehad met direct betrokken kinderen en hun ouders en bekende van het slachtoffer. Ook was er inloop spreekuur op de school voor ouders en leerlingen met mogelijke vragen of zorgen. April: 8. Familiedrama met dodelijke afloop (zelfdoding) in Malburgen. Rol GGD: Er heeft afstemming plaatsgevonden met politie en overigen in het organiseren van activiteiten op de school van de kinderen. De jeugdarts heeft ondersteuning aan de leerkracht en directeur gegeven. Voor het kind heeft de JGZ de zorg gecoördineerd. 9. Tractorongeluk met dodelijke afloop in Ede/ Ederveen. Tractor werd bestuurd door kind. Rol GGD: Er is vanuit de JGZ contact geweest met de school alsmede diverse contacten met de moeder van de overleden jongen. De Moeder is geadviseerd over rouwverwerking bij kinderen. 10. Zedenzaak/ verkrachting van een 6 jarig meisje in Ede. Rol GGD: Zaak met veel media aandacht in een risicowijk in Ede. JGZ betrokken bij strategiebepaling en operatie ter voorkomen van maatschappelijke onrust, samen met gemeente en politie. De JGZ heeft 2 scholen (waaronder de school van het slachtoffer) handvatten gegeven hoe met ouders, team en pers om te gaan. Hulpverlening slachtoffer en gezin is geborgd. 11. Dubbele verkrachting van een 24 jarige vrouw in Arnhem. Rol GGD: Afstemming met gemeente en politie zeden over wel of niet houden van een buurtbijeenkomst, in verband met maatschappelijke onrust. De vermoedelijke dader is opgepakt, dit zorgt voor rust. 12. Zoekgeraakte medicijnen, mogelijk dodelijk voor kinderen. Rol GGD: De infectieziekte/ forensisch arts heeft geadviseerd over de effecten van de medicijnen voor kinderen. Mei: 13. Legionella besmetting douches Batavierenrace Twente. Rol GGD: Vanwege mogelijke betrokkenheid studenten Wageningen informeren bevolking via website, informeren zorgaanbieders regio Juni: 14. Acute infectieziekte basischool Elderveld Rol GGD: Adviseren school over aanpak, informeren betrokkenen via website school Tussentijdse conclusie toepassen GROP-structuur
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 56 -
De evaluaties van de GROP-incidenten laten zien dat het werken in de GROP-structuur een duidelijke meerwaarde oplevert voor wat betreft de snelheid en zorgvuldigheid van handelen. De aansluiting van de GGD bij diverse incidenten levert een belangrijke meerwaarde op basis van de expertise van de GGD op het terrein van coördinatie van zorg, Jeugd en haar netwerkcontacten.
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Doelstelling Terugdringen van risico’s voor de volksgezondheid en beperken van overlast van mensen met complexe problematiek en waarvoor nog geen passende hulp beschikbaar is en deze mensen naar passende hulpverlening leiden. Activiteiten • Centraal Meldpunt ‘Ons een Zorg’ Arnhem • Verpleegkundige Zorg dak- en thuislozen Arnhem • Voorzitterschap en coördinatie lokale en wijkzorgnetwerken • Woonhygiënische problemen • Centrale Toegang Valleiregio • Centrale Toegang Arnhem • Coördinatie aanpak woonhygiënische problemen • Coördinatie en toetsing OGGZ-woningen Valleiregio • Voorlichtingsbijeenkomsten OGGZ- ZorgnetwerkenBeleidsadvisering Wettelijk kader Wet Publieke Gezondheid
Ontwikkelingen Binnen de OGGZ en de CT in het bijzonder, zijn de centrumgemeenten Arnhem en Ede bezig met de implementatie van trajectfinanciering. Daarom vindt er momenteel intensief overleg plaats met de partners (gemeenten, zorgaanbieders, woningcorporaties). Dit geldt op zowel regionaal als lokaal niveau. Er vindt een doorontwikkeling plaats van de Centrale Toegang, mede als reactie op de bezuinigingen van de gemeente Arnhem op de Maatschappelijke Opvang. Dit maakt dat er kritisch gekeken wordt naar de wijze van samenwerking in de keten, de lokale zorgnetwerken en de omvang van registratie (Zorgmonitor). In 2012 wordt de trajectfinanciering in de Maatschappelijke Opvang geïmplementeerd in de hele VGGM-regio en voorbereidingen hiervoor worden dit jaar getroffen. De rol van VGGM richt zich op sturing van het samenwerkingsproces in de Centrale Toegang en op monitoring van de in te zetten trajecten (uitvoeringsregie). De decentralisaties van AWBZ en WWNV en jeugdzorg krijgen langzamerhand vorm. Ondanks de val van het kabinet bereiden gemeenten zich voor op deze decentralisaties. Deze decentralisaties betekenen ook voor Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden een doorontwikkeling van haar expertise op het gebied van uitvoeringsregie (o.a. monitoring trajecten van cliënten en het maken van afspraken met ketenpartners) namens gemeenten in haar werkgebied. Vanaf 2013 zullen hier al concrete activiteiten in pilotvorm van onze organisatie gevraagd worden.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 57 -
Jeugdgezondheidszorg Doelstelling a. Bewaken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van jeugdigen, opdat ieder individu een optimaal niveau van individueel en maatschappelijk functioneren kan bereiken. Hierbij is extra aandacht voor de ondersteuning van risicokinderen en hun ouders bij het opgroeien en opvoeden. b. Optimaliseren van het bereik van de jeugdgezondheidszorg. c. Deelnemen aan en coördineren van netwerken van hulpverleningsinstellingen, opdat hulp aan jeugdigen zo licht mogelijk en zo snel mogelijk georganiseerd kan worden. d. Uitvoeren Rijksvaccinatieprogramma. Activiteiten • Overdracht dossier 0-4 jarigen: in het kader van de integrale JGZ worden de dossiers van 4 jarigen overgedragen aan VGGM volgens een vastgesteld protocol. • Screening: uitvoeren van screening / sociaal medisch onderzoek in het regulier onderwijs naar de gezondheid en ontwikkeling van kinderen op wettelijk vastgestelde leeftijden (5/6, 10/11 en 13/14 jarige leeftijd). N.a.v. het resultaat hiervan kan advies worden uitgebracht aan ouders en/of school en kan doorverwijzing plaatsvinden naar het spreekuur van de jeugdarts of -verpleegkundige. • Uitvoeren van sociaal medisch onderzoek volgens wettelijk basistakenpakket (BTP) in speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs. • Uitvoeren van spreekuurcontacten door jeugdarts of -verpleegkundige als vervolg op de screening en n.a.v. vragen van ouders, jongeren, school en ketenpartners. Deze opeenvolgende contactmomenten zijn gericht op het tijdig signaleren van risico’s en het adviseren en ondersteunen van ouders om problematiek te voorkomen en hen zonodig toe te leiden naar de juiste zorg. • Deelname aan multidisciplinair overleg met externe instellingen op het gebied van welzijn (schoolmaatschappelijk werk), zorg (JGZ 0-4, Bureau Jeugdzorg), veiligheid (politie) en leerplicht (gemeente). • Vaccineren van kinderen conform Rijksvaccinatieprogramma. • Advisering en begeleiding bij calamiteiten en incidenten. Cijfers planning 2012 Overdracht dossier 0-4 jarigen Screening 5/6 jarigen Screening 10/11 jarigen Risicozorg Basisonderwijs (BaO) Screening klas 2 Voortgezet Onderwijs Risicozorg Voortgezet onderwijs Preventief Gezondheidsonderzoek / Risicozorg Speciaal Basisonderwijs Preventief Gezondheidsonderzoek / Risicozorg Speciaal Onderwijs Zorgadviesteams Voortgezet Onderwijs Zorgadviesteams Speciaal Basisonderwijs Zorgadviesteams Speciaal Onderwijs Advisering en begeleiding bij calamiteiten en incidenten
8.000 dossiers 7.800 oproepen 8.000 oproepen 15.000 oproepen 7.500 oproepen 6.500 oproepen 800 oproepen 1.200 oproepen 300 bijeenkomsten op 47 locaties 45 bijeenkomsten op 9 locaties 35 bijeenkomsten op 5 locaties op aanvraag
Cijfers realisatie 1e helft 2012 Overdracht dossier 0-4 jarigen Screening 5/6 jarigen Screening 10/11 jarigen Risicozorg Basisonderwijs (BaO) Screening klas 2 Voortgezet Onderwijs Risicozorg Voortgezet onderwijs Preventief Gezondheidsonderzoek / Risicozorg Speciaal Basisonderwijs Preventief Gezondheidsonderzoek / Risicozorg Speciaal Onderwijs Zorgadviesteams Voortgezet Onderwijs Zorgadviesteams Speciaal Basisonderwijs Zorgadviesteams Speciaal Onderwijs Advisering en begeleiding bij calamiteiten en incidenten
4.000 dossiers 3.365 oproepen 5.829 oproepen 9.721 oproepen 5.570 oproepen 4.977 oproepen 503 oproepen 853 oproepen 186 bijeenkomsten op 46 locaties 42 bijeenkomsten op 10 locaties 25 bijeenkomsten op 5 locaties 11 calamiteiten
Wettelijk kader Wet Publieke Gezondheid Prestatie indicator • Bereik 5/6 jarigen: 95% • Bereik 10/11 jarigen: 92% • Bereik 13/14 jarigen: 95% Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Norm 2012 98 % bereik bij beide doelgroepen - 58 -
Ontwikkelingen Realisatie 1e helft 2012 De realisatie loopt conform de planning. In een aantal gemeenten is de werkvoorraad voor de spreekuren van de artsen en verpleegkundigen groot hetgeen leidt tot een ongewenste lange wachttijd voor de ouders en jongeren voor ze worden opgeroepen voor een afspraak. Ontwikkelingen 2012 De komende jaren staan in het teken van aansluiting op de ontwikkelingen op het gebied van het nieuwe stelsel zorg voor jeugd en passend onderwijs en de rol van de integrale JGZ daarbinnen. In dat kader vindt doorontwikkeling plaats op de volgende hoofdthema’s: 1. Informatiemanagement en beleidsadvisering: Genereren van management-, beleids- en verantwoordingsinformatie als basis voor structurele monitoring, bijsturing, advisering en verantwoording t.b.v. gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en de afdeling JGZ. 2. Ketensamenwerking: Versterking samenwerking in de keten d.m.v. positioneren, professionaliseren en faciliteren JGZ met focus op: • Visievorming over rol en positie JGZ in nieuwe stelsel zorg voor jeugd; • Rol en positie JGZ in CJG; • Rol en positie JGZ in onderwijs en zorgstructuren; • Rol JGZ bij (potentiële) maatschappelijke onrust; • Outreachende zorg, zorgcoördinatie en gebruik verwijsindex. 3. Impuls contactmomenten adolescenten: Anticiperen op nieuw aanbod voor jongeren vanaf 14 jaar n.a.v. aankondiging van de minister van VWS van nieuw budget voor het versterken en intensiveren van contacten en programma’s gericht op het bevorderen van de gezondheid en een gezonde leefstijl van de jeugd. 4. Differentiatie aanbod: Differentiatie en flexibilisering van het aanbod van de JGZ naar de behoefte en vraag van zowel de populatie van een school/wijk als van de individuele klanten, zijnde jeugdigen, ouders en scholen. Bijv. door het gebruik van social media voor interactieve communicatie met jeugdigen, ouders en scholen. 5. Inhoudelijke doorontwikkeling triage en risicozorg: • Uitvoering effectstudie triagemethodiek in samenwerking met TNO Kwaliteit van Leven, LUMC en 3 andere GGD’en. In dit kader voert VGGM samen met deze GGD’en momenteel ook een klantervaringsonderzoek in het onderwijs uit. • Integratie speerpunten gezondheidsbeleid in de triagemethodiek zoals signalering van armoede-, en verslavingsproblematiek. • Ontwikkeling en uitvoering van projecten gericht op risicogroepen zoals preventie van school/ziekteverzuim en depressies bij adolescenten in het Voortgezet Onderwijs en seksueel ongezond gedrag in het MBO onderwijs (Les(s) and more). • Verhogen bereik: treffen van maatregelen ter vergroting bereik, waaronder implementatie van landelijk ‘Standpunt bereik JGZ’. • Implementatie landelijke richtlijnen (bijv. Vrouwelijke Genitale Verminking, meldcode kindermishandeling en overgewicht). 6. Doorontwikkeling en digitalisering bedrijfsvoering: • Digitaal Dossier JGZ (DDJGZ): doorontwikkeling ter verhoging van efficiency en gebruiksgemak voor professionals. • Capaciteitsplanningsmodule (CPM): doorontwikkeling nieuw plannings-en capaciteitssysteem. In april 2012 heeft JGZ wederom met succes het HKZ-certificaat gehaald.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 59 -
Gezondheidsbevordering Doelstelling Adviseurs gezondheidsbevordering motiveren mensen om zich gezonder te gedragen, zodat zij minder kans lopen om bepaalde welvaartsziekten te ontwikkelen. De inspanningen richten zich met name op risicogroepen: jongeren (4 tot 19 jaar) en ouderen (zelfstandig wonende ouderen van 65 jaar en ouder), personen met een lage sociale economische status en mensen die een verhoogde kans hebben om bepaalde ziekten te krijgen (hoogrisicogroepen). Activiteiten/Produkttypering • Organisatie en coördinatie van trainingen en voorlichtingsbijeenkomsten. • Organisatie en coördinatie van campagnes en preventieprogramma’s. • Deskundigheidsbevordering intermediairen (train de trainer) • Advies preventieprogramma’s en beleidsadvies. • Verbeteren van de preventiestructuur. Wettelijk kader • Wet Publieke Gezondheid • Landelijke nota VWS: Gezondheid Dichtbij. • Convenant Preventie VNG-GGD-NIGZ • Regionale nota’s gezondheidsbeleid en de lokale invulling daarvan. Activiteiten Planning 2012 Realisatie 1ste halfjaar Organisatie en coördinatie trainingen 6 3 en voorlichtingsbijeenkomsten (uitvoering door anderen) Organisatie en coördinatie van 8 5 preventieprogramma’s en methodes Deskundigheidsbevordering 5 4 intermediairen Advies preventieprogramma’s en 85 45 beleidsadvies Analyse Centraal in de activiteiten van GZB staan de speerpunten uit de landelijke nota: 'Gezondheid Dichtbij'. Deze nota heeft model gestaan voor de gekozen prioriteiten in de regionale nota's gezondheidsbeleid. In de landelijke nota ligt de nadruk op sport in de buurt, de Gezonde Wijkaanpak en het vergroten van de weerbaarheid bij jongeren t.a.v. ongezonde gedragingen. Jongeren moeten geholpen bij het weerstand bieden aan verleidingen. Het gaat hierbij om het voorkomen van de volgende risicovolle gedragingen: overmatig alcoholgebruik, roken, risicovol seksueel gedrag en ongezond eten. De nota’s bestrijken een periode van vier jaar, waardoor de activiteiten van gezondheidsbevordering vrijwel altijd een meerjarig karakter hebben.
Prestatie indicator
Norm 2012
De productgroep Gezondheidsbevordering is HKZ gecertificeerd
Ontwikkelingen De vraag naar programma’s op het terrein van overgewicht blijft onverminderd groot. Een integrale regionale aanpak is daarop een goed antwoord. Voorbeelden van deze aanpak: regionaal uitvoeringsplan overgewicht en regionaal expertisecentrum overgewicht. De vraag naar ondersteuning bij het stoppen met roken is toegenomen, omdat vergoeding vanuit het basispakket plaatsvindt. Hierdoor is ook een intensievere samenwerking ontstaan met vertegenwoordigers van de 1e lijn en met de zorgverzekeraars. De Gezonde Wijkaanpak heeft ook geleid tot een intensievere samenwerking met huisartsen, diëtisten en fysiotherapeuten. De leefstijlcoaches die zijn aangesteld voor een aantal wijken van Arnhem zullen de band met de 1e lijn alleen nog maar verder versterken. Relationele en seksuele vorming is peerpunt van beleid geworden in de regio Oost. In de landelijke nota wordt ook gesproken over het bevorderen van gezond seksueel gedrag. Een toename van de vraag vanuit gemeenten naar preventieprogramma's op dit terrein is al merkbaar. De vraag vanuit onderwijs en jongerenwerk was al groot.
Prestatie indicator Norm 2012 De productgroep Epidemiologie is HKZ-gecertificeerd. . Op 28 mei 2010 vond de eerste voortgangsaudit plaats. KIWA heeft geconstateerd dat het Stafbureau VGZ geen (kritische) tekortkomingen heeft en nog steeds HKZ-waardig functioneert. Ontwikkelingen De 16 gemeenten in het werkgebeid van VGGM hebben aangegeven een meer sturende beleidsadvisering van VGGM als expertisedienst te willen. Het project “monitor nieuwe stijl vanaf 2010” is opgestart om een toekomstbestendige methodiek voor kwantitatieve en kwalitatieve beleidsinformatie aan gemeenten te bewerkstelligen.
Epidemiologie Doelstelling Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 60 -
Het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking en de effectiviteit van preventieve maatregelen en activiteiten. Dit ter onderbouwing van lokaal en regionaal gezondheidsbeleid. Activiteiten • Monitoring Het stelselmatig in kaart brengen van de gezondheidstoestand van de bevolking t.b.v. landelijk, regionaal en lokaal gezondheidsbeleid. Dit vindt zowel plaats op basis van relevante data uit productieafdelingen als via breed onderzoek (gezondheidsenquêtes, zoals E-MOVO, de monitor Volwassenen en ouderen). • Evaluatieonderzoek Onderzoek naar de effectiviteit van interventies op een aantal beleidsterreinen van de GGD. • Advies en ondersteuning Advies en ondersteuning aan andere afdelingen, gemeenten en anderen bij het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Wettelijk kader Wet Publieke Gezondheid Financiën Activiteiten Monitoring Evaluatieonderzoek Advies en Ondersteuning
Productie 2012 3 1 10
Realisatie 1-ste halfjaar 3 1 8
Analyse Analyse en rapportage van E-MOVO 2011 heeft in het 1e halfjaar van 2012 plaatsgevonden. De tabellenboeken zijn gecommuniceerd aan de gemeenten. De laatste hand wordt gezet aan de gemeenterapportages. Tevens is gestart met het ontwikkelen van factsheets met als onderwerp Alcohol en Seksuele Gezondheid. De voorbereidingen van de uitvoer van de volwassenen- en ouderenmonitor 2012 zijn in volle gang. Deze laatste monitor past in de synchronisatie monitorcyclus met landelijke programmering. Voor JGZ is o.a. gewerkt aan het project ‘Eenduidige registratie en onderzoeksrijpheid’, aan de effectstudie Triage met TNO en worden werkzaamheden verricht om gegevens uit het DDJGZ te kunnen ontsluiten en analyseren. In het 1e halfjaar van 2012 is gewerkt aan het KON GOR draaiboek. Prestatie indicator Norm 2012 De productgroep Epidemiologie is HKZ-gecertificeerd. Op 14 mei 2012 vond de . hercertificeringsaudit plaats, resulterend in voortzetting van het certificaat. Ontwikkelingen De drie dominante beleidsbewegingen (decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten, organiseren van beleid voor acute zorg, beleid voor opschaling voor crisisbeheersing) die steeds duidelijker worden en die voor de GGD grote betekenis hebben, maakt dat de huidige functies van de Staf c.q. GGD geheel anders van inhoud worden. In de 2e helft van 2012 en in 2013 zal de doorontwikkeling van de functies van het Stafbureau VGZ: - maximale informatiepositie - van buiten naar binnen halen - gemeenten/accountmanagement - beleidsadvisering directie) in het licht staan. Met de functie 'van buiten naar binnen halen' wordt bedoeld: signalen van ontwikkelingen in de buitenwereld worden opgepikt, geïnventariseerd en mogelijk vervolgd met een opdracht (inclusief randvoorwaarden) via de directie, de afdelingshoofden naar de desbetreffende medewerker. Deze functies hebben het doel om de gemeentebesturen maximaal in staat te stellen om regie te voeren over de lokale publieke gezondheid.
Voor deze doorontwikkeling is in het 1e halfjaar van 2011 de reorganisatie van het Stafbureau VGZ in gang gezet.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 61 -
Milieu en Gezondheid Doelstelling Het bevorderen van de volksgezondheid door het voorkómen dan wel beperken van milieuproblemen die de gezondheid kunnen bedreigen. Activiteiten Naast de eigen eerstelijns deskundigheid medische milieukunde is binnen VGGM de provinciale medisch milieukundige functie (2e lijn) geconcentreerd voor de provincies Gelderland en Overijssel. 1e lijnsproducten: • Signalering • Structurele beoordeling en verwerking van milieu- en gezondheidsgegevens • Op eigen initiatief of op verzoek van derden uitvoeren en/of coördineren van pro-actief onderzoek. • Beleidsadvisering • Afhandelen van vragen, klachten en meldingen • Voorlichting • Nazorg bij milieu-incidenten 2e lijnsproducten: • Advisering en ondersteuning 1e lijn Milieu en Gezondheid GGD’en Gelderland en Overijssel • Voorlichting en risicocommunicatie • Initiëren en begeleiden van projecten • Kennisoverdracht • Onderhouden van bovenregionale/landelijke contacten Overige producten (profilering MMK, deskundigheidsbevordering, werkoverleg, beheer en administratie, enz) Wettelijk kader Wet Publieke Gezondheid Activiteiten Planning 2012 1e lijn Aantal verstrekte adviezen aan scholen/ kdv’s Aantal verstrekte adviezen aan gemeenten Regiobrede of gemeente-overstijgende voorlichtingsactiviteiten IGZ-indicator: Percentage afgehandelde binnenmilieumeldingen in 2012 (van alle binnengekomen binnenmilieumeldingen 2012) IGZ-indicator: waakvlamformatie 1e lijn 2e lijn Procesbegeleiding en inhoudelijke ondersteuning bij casuïstiek en voorlichting: tijdsbesteding Initiëren en begeleiden projecten: tijdsbesteding Kennisoverdracht: tijdsbesteding Onderhouden bovenregionale en landelijke contacten: tijdsbesteding Betreft o.a. deelname aan landelijke werkgroepen, Gelders Platform Milieu - Lucht Overig (o.a .profilering, deskundigheidsbevordering) Projecten Academisch Werkplaats Medische Milieukunde Helix EU project Phenotype Climate-TRAP Sinphonie Gelderse project "Frisse lucht op school". Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Realisatie eerste halfjaar 20 25 6
13 12 3
85%
60/71 = 85%
Norm: 3,35 fte
2,6 fte
50%
49%
15% 15% 10%
21% 22% 6%
14%
4% doorlopend Start in oktober Kick-off in mei Afrondende fase Afronding oktober 2012 Afronding december - 62 -
2012, projectteam is eind 2011 opgeheven omdat bijna alle Gelderse scholen al zijn bezocht. Analyse 1e lijn: In de eerste helft van 2012 zijn veel binnenmilieumeldingen binnengekomen. De meeste vragen gingen over ongedierte in de woning, vocht en schimmel of asbestproblematiek. Door het landelijk beleid gericht op de asbestinventarisatie van scholen heeft het team een aantal keren scholen en gemeenten geadviseerd bij asbestvondsten. Zo werd een inschatting gegeven van de risico’s, vond communicatie richting ouders plaats en werd advies gegeven over eventuele metingen. Advisering aan gemeenten betrof onder andere de voorgenomen nieuwbouwlocatie van een basisschool in Rozendaal nabij de A12, in relatie tot luchtkwaliteit. In de gemeenteraad en in een bijeenkomst voor ouders van de school is het GGD-advies nader toegelicht. Mede op grond van het advies heeft de raad besloten naar een andere nieuwbouwlocatie uit te kijken. Andere voorbeelden van advisering zijn: risicobeoordeling voor omwonenden tijdens de bodemsanering van het GAWAR-terrein in Renkum, vragen over natte koeltorens in verband met legionellabestrijding en nazorg bij grote branden. De provincie Gelderland wil politiek en burger informeren over de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging in de provincie. Het team heeft de opdracht gekregen om kaarten van Gelderland te maken die duidelijk maken waar in de provincie sprake is van gezondheidkundige knelpunten. Van grof naar fijn, gekoppeld aan populatie en blootstelling, worden kaarten gemaakt op basis van de afstand als gezondheidsindicator en op basis van PM10 (fijnstof) als gezondheidsindicator. Op andere provinciale beleidsterreinen is het team actief bij de totstandkoming van het Gelderse Platform Binnenluchtkwaliteit basisscholen. De ambitie van het platform is om met schoolbesturen een plan te ontwikkelen om tot een verbetering van de binnenluchtkwaliteit in basisscholen te komen. Het is een vervolgactiviteit op het landelijke project Frisse lucht op school. Daarnaast begeleidt het team een onderzoeksproject dat in opdracht van de provincie wordt uitgevoerd door de Radboud Universiteit naar ingrepen die de binnenmilieukwaliteit van klaslokalen tijdelijk kunnen verbeteren. GGD Gelderland-Midden coördineert en draagt bij aan een onderzoeksproject van de Academische werkplaats, samen met drie andere GGD-en. De afgelopen maanden zijn op diverse locaties metingen verricht aan de roet- en ultrafijnstof uitstoot van dieseltreinen en dieselscheepvaart. De resultaten moeten inzicht geven in de bijdrage van deze bronnen aan de lokale concentraties roet en ultrafijnstof zodat gemeenten daar in hun lokaal gezondheidsbeleid rekening mee kunnen houden. In Arnhem is een meetdemonstraties voor gemeenten geweest. Partners in het project zijn onder andere enkele Gelderse gemeenten, de provincie Gelderland, RIVM en GGD Amsterdam. De resultaten zullen eind oktober tijdens een symposium worden gepresenteerd. In de regio Oost wordt verder samengewerkt op het gebied van koolmonoxide (inventarisatie registratiemethode brandweer), noodlokalen (inventarisatie binnenmilieuproblematiek), en de inbreng van milieuvragen in de VGZ-monitor. Door deelname aan landelijke werkgroepen (Groen en Gezondheid, Ruimtelijke ordening, Bestrijdingsmiddelen en omwonenden) en projecten is de expertise van het team vergroot. Het team is uitgebreid met een sociaal verpleegkundige voor een efficiëntere afhandeling van binnenmilieuproblematiek. Dat geeft meer ruimte om een koersverandering te realiseren gericht op betere en vroegtijdige advisering bij gemeentelijke en provinciale processen op het gebied van milieu- en RO. De verwachting is dat daarmee duurzame collectieve gezondheidswinst is te behalen. 2e lijn: De 2e lijn adviseert en ondersteunt de teams milieu en gezondheid van de GGD-en in Gelderland en Overijssel.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 63 -
De 2e lijn is betrokken bij een aantal projecten. Een daarvan is het Land Use Regression (LUR) project: dit project is een samenwerkingverband tussen de Provincie Gelderland, GGD Gelderland Midden en de gemeente Arnhem. Door metingen te combineren met berekeningen en diverse variabelen zoals verkeersintensiteit en landgebruik, kan een model worden gemaakt waarmee concentraties van luchtverontreinigde stoffen te voorspellen zijn ook al is op die plekken niet gemeten. Het resultaat van dit model is een land-use regressie kaart met concentratiegradiënten voor het grondgebied Arnhem. Daarnaast beoordeelt de 2e lijn een aantal modellen (zoals Pluimplus (TNO) / Stacks (KEMA) / ISL3a (Infomil) of Geo-milieu) op toepasbaarheid binnen de GGD. Als de modellen toegepast kunnen worden binnen de GGD kan, in samenwerking met de milieudiensten van gemeenten, beter geadviseerd worden op het gebied van luchtverontreiniging. Samen met de 1e lijn van betreffende GGD'en is gereageerd op de zienswijze MER van Programma Hoogfrequent Spoor. Samen met de gemeenten wordt gezocht naar die varianten die het minste problemen geven voor de omwonenden. Recent is ondersteunt bij het opstellen van een Q&A over de gezondheidseffecten van asbest en een asbeststappenplan. De 2e lijn biedt ondersteuning bij het ontwikkelen van kennis en de toepasbaarheid daarvan in de praktijk. De 1e lijns medewerkers kunnen daarmee sneller en adequater kennis delen met de algemene bevolking en met professionals bij andere overheden. Prestatie-indicatoren • IGZ- indicator: Percentage afgehandelde binnenmilieumeldingen. 2012: 85% (2011: 85 %) • IGZ indicator en prestatie-indicator Aristoteles : Waakvlamformatie voldoet niet aan de norm. Norm is 3,83 fte ( 1e lijn 3,35; 2e lijn tbv VGGM 0,48). Gerealiseerd is 2,6 (1e lijn) + 0,4 (2e lijn)= 3,0 fte • De 1e lijn is HKZ gecertificeerd
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 64 -
Infectieziekten algemeen Doelstelling Beperken van gezondheidsschade voortvloeiend uit infectieziekten door de preventie, signalering en bestrijding van infectieziekten. Adequaat voorbereid zijn op outbreaks. Infectieziektebestrijding in de openbare gezondheidszorg richt zich op infectieziekten zoals griep, voedselinfecties, kinkhoest, legionellose , hepatitis A, B en C en SOA. Activiteiten • Registratie Meldingsplichtige ziekten • Art 26 meldingen instellingen aannemen • Behandeling en begeleiding patiënten • Bron- en contactopsporing • Outbreakoefeningen • Voorlichting Wettelijk kader • Wet Publieke Gezondheid • Draaiboek Wet Publieke Gezondheidszorg art. 26 melding instellingen • Wet op het RIVM (Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu) • Draaiboeken LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding) Activiteiten
Planning 2012
Realisatie 1-ste halfjaar
Meldingen (casus) Waarvan: Meldingen WPG Algemene meldingen
820
716
505 315
539 177
Art 26 meldingen instellingen
50
56
Telefonische vragen
400
249
Outbreak projecten
5
5
Aanvragen OGZ diagnostiek
20
44
1295
1070
Totaal
Analyse De geleverde output overtreft de verwachting. Oorzaak hiervoor is o.a. dat het aantal kinkhoest meldingen hoog blijft. Dit is een landelijk beeld. GGD Gelderland Midden heeft huisartsen en specialisten geïnformeerd over het aanhouden van kinkhoest besmettingen. Ook meldingen van bof bleven dit jaar hoger dan normaal, o.a. door een bofcluster van 22 jongeren uit Pannerden. In samenwerking met het RIVM wordt onderzoek gedaan onder dit Bof cluster. Dit jaar waren er opnieuw verhoudingsgewijs veel aangiften van legionellose en acute en chronische hepatitis B. In de infectieziekte-uitbraakoefeningen stond het GROP, het GGD Rampen Opvang Plan, centraal. Er hebben oefeningen plaatsgevonden ten aanzien van de samenwerking met de GHOR en de nieuwe crisiscoördinatoren. Op het gebied van voorlichting is deelgenomen aan de landelijke campagne "Week van de teek" ter preventie ziekte van Lyme. Daarnaast wordt regionaal aandacht besteed aan preventieplannen voor verschillende infectieziekten, zoals o.a. hepatitis B en legionella.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 65 -
Ontwikkelingen Voor de dagelijkse praktijk van de infectieziektebestrijding werken wij nauw samen met het Centrum voor Infectieziektebestrijding van het RIVM. Daarnaast werken wij binnen de academische werkplaats AMPHI (samenwerkingsverband 7 GGD'en en universiteit Nijmegen) aan het bij elkaar brengen van praktijk, beleid en wetenschap teneinde de kwaliteit van de infectieziektebestrijding te verbeteren. Vragen vanuit de praktijk en het beleid van infectieziekten staan hierbij centraal. Onderstaande projecten zijn concrete voorbeelden hiervan. Daarnaast nemen we deel aan het project "kwaliteit van de crisisbestrijding bij infectieziekten". Dit project loopt tot juni 2013. - Het project 'De ontwikkeling van evidence-based hygiëneadviezen bij een uitbraak van gastro-enteritis in een kinderdagverblijf' is afgerond. Binnen dit onderzoek werd een richtlijn hygiëneadviezen voor kinderdagverblijven ontwikkeld en getoetst in de praktijk. Uit de resultaten blijkt dat hygiëneadviezen niet volledig worden opgevolgd. Hierbij zijn onwetendheid en het vergeten van de adviezen de belangrijkste redenen voor het niet opvolgen van adviezen. Daarnaast zijn er soms onvoldoende faciliteiten aanwezig om de hygiëneadviezen uit te voeren. In de toekomst is het van belang de aandacht te vestigen op begrip en gebruik van de richtlijn, zodat de knelpunten in de praktijk kunnen worden opgelost. Daarnaast is het belangrijk dat de inrichting van een kinderdagverblijf het mogelijk maakt de richtlijnen te volgen, zowel bouwkundige aspecten als ook gebruiksvoorwerpen. Via de inspecties op de Kinderopvang, uitgevoerd door de GGD'en wordt daar meer aandacht voor gevraagd. - In 2011 is een start gemaakt met het bezoeken van zorgboerderijen in het kader van onderzoek naar de hygiënestatus bij deze zorginstellingen. Begin 2012 zijn bezoeken bij alle 40 zorgboerderijen afgerond. De gegevens worden in het derde kwartaal geanalyseerd. Eind 2012 is de verslaglegging gereed. Prestatie indicatoren • De gemiddelde doorlooptijd (in dagen) voor meldingen (van arts aan de GGD en van GGD naar het CIb) is conform de eis van de inspectie voor de Volksgezondheid. Een enkele bof-, kinkhoest- en chronische hepatitis B-melding overschreed de termijn met een aantal dagen. • in het jaar van 2011 was 98.6% van de meldingen WPG binnen de daarvoor gestelde termijn binnen bij RIVM / CIb. In de eerste maanden van 2012 werd ditzelfde hoge percentage gehaald. Infectieziektebestrijding prestatie-indicator Aristoteles Indicator
Hoeveel procent van de meldingen infectieziekten is onverwijld gemeld aan de burgemeester conform de afspraken hierover met de betrokken gemeente? Ernstige ziekten, ziekten waarbij een ongewoon aantal mensen besmet is, ziekten waar instanties bij betrokken zijn, ziekten waar een maatschappelijke reactie bij te verwachten is, worden onverwijld aan B&W gemeld. Daarnaast volgen periodiek de routinematige meldingen.
Eenheid
Percentage meldingen aan burgemeester conform afspraken
Minimale meetfrequentie
1 x per jaar
Weergave
Goed: ≥ 90%
Beargumentering
Percentage meldingen geeft aan hoe goed de GGD omgaat met de verantwoordelijkheid van de burgemeester voor infectieziektebestrijding (Wpg)
Tuberculosebestrijding
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 66 -
Activiteiten BCG vaccinaties Waarvan BCG pasgeborenen en pasgeborenen asielzoekers Waarvan BCG reizigers Mantoux IGRA via lab X-thorax Sputumonderzoek TBC meldingen
Planning 2012
Behandelingen actieve TBC gevonden door VGGM Behandelingen actieve TBC gevonden door derden (bijv longarts) Consulten arts Consulten (meestal huisbezoeken)verpleegkun digen Bron- en contactopsporingen Voorlichtingsbijeenkomsten
(1400)*
250 150
Realisatie 1-ste halfjaar 169 116
80 1000 150 2000 100 40
56 533 84 1039 17 22
10
2
35
20
300 550
145 283
45
16
10
8
Binnen de TBC bestrijding heeft de verpleegkundige een centrale rol. Mensen met de ziekte TBC worden langdurig ( een half jaar of langer) behandeld met medicijnen die veel bijwerkingen geven. Meestal raken buitenlandse mensen besmet met TBC. Gezien deze factoren begeleiden de verpleegkundigen de patiënten intensief. De consulten van de verpleegkundigen zijn dan ook vooral huisbezoeken. Analyse Landelijk stagneert de daling van het aantal TBC besmettingen de afgelopen jaren. In onze regio vinden we niettemin nog steeds relatief veel TBC. In Arnhem en Ede hebben 2 grote contactonderzoeken plaatsgevonden waarbij verschillende instellingen betrokken waren, zoals zorginstellingen en scholen. Alle instellingen waren tevreden over de organisatie van de onderzoeken en de daaraan voorafgaande voorlichtingen. De betreffende gemeenten waar deze grote contactonderzoeken plaatsvonden zijn hierover geïnformeerd. In de regio Oost (provincie Gelderland en Overijssel) wordt samengewerkt in de TBC bestrijding. Gezien het feit dat er collega GGD-en zijn die jaarlijks zeer weinig TBC besmettingen vinden, beoogt deze samenwerking de kwaliteit van zorg op peil te houden en deze zo efficiënt mogelijk vorm te geven. In de werkzaamheden binnen de TBC afdeling proberen we actief intern en extern de samenwerking te verbeteren of uit te breiden met als doel de kwaliteit van de tuberculosebestrijding te verbeteren door op deze manier de risicogroepen beter te bereiken en de kennis bij externe partners over tuberculose te verbeteren. We zijn er het 1e halfjaar in geslaagd om meer pasgeborenen met een ouder afkomstig uit een risicoland te vaccineren. Ook zijn er meer reizigers gevaccineerd. Over het aantal Mantoux dat we gezet hebben bij reizigers kunnen we niets zeggen t.o.v. vorig jaar omdat daar geen betrouwbare cijfers over zijn. Prestatie indicatoren • Percentage tuberculose patiënten dat de behandeling met succes heeft voltooid • Percentage personen met een recente latente tbc-infectie (LTBI) dat preventieve behandeling heeft voltooid • Percentage BCG vaccinaties bij kinderen in de doelgroep • Infectieziekten is HKZ gecertificeerd sinds 18 december 2007. In oktober 2011 vond hercertificering plaats.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 67 -
Infectieziektebestrijding prestatie-indicator Aristoteles Indicator Hoeveel procent van de tbc-patiënten heeft de behandeling met succes voltooid (zie NTR)? 100% Eenheid Percentage tbc-patiënten met voltooide, succesvolle behandeling Minimale meetfrequentie 1 x per jaar Weergave Goed: ≥ 95% Beargumentering Aantal succesvol behandelde tbc-patiënten geeft aan met welke inzet de GGD de tbc-bestrijding inzet.
* Het aantal Mantoux is gewijzigd naar 1000. Vergeleken met voorgaande jaren is dat een reëler getal. SOA-Sense Doelstelling Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) zijn infectieziekten die door intiem seksueel contact kunnen worden overgedragen. Met de preventie van op SOA/HIV worden twee doelen beoogd: het voorkomen van SOA/HIV (door informatieverstrekking over veilig vrijen) en het voorkomen van complicaties en overdracht van SOA/HIV (door vroege opsporing en behandeling). Vroege opsporing vindt plaats door screening en actief testen. Speciaal voor jongeren worden de zgn. Sense-spreekuren uitgevoerd. Met behulp van deze spreekuren worden jongeren geholpen bij allerlei vragen en problemen op het gebied van seksuele gezondheid. Activiteiten • Signalering, beleidsadvisering, regie en netwerk SOA-bestrijding • Screening SOA • Behandeling en begeleiding SOA • Bron- en contactopsporing SOA • Voorlichting risicogroepen SOA • Voorlichting Hepatitis B risicogroepen • Vaccinatie Hepatitis B. risicogroepen • Sense / Aanvullende seksuele hulpverlening aan jongeren beneden de 25 jaar Wettelijk kader • Wet Publieke Gezondheid • Wet op het RIVM (Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu) • Draaiboeken LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding) Activiteiten Telefonische spreekuren Consulten SOA met lab onderzoek SOA diagnoses Sense consulten bij VGGM Sense consulten op locatie + groepsconsulten Hepatitis B vaccinaties MSM op locatie Prostitutie op locatie Preventieactiviteiten outreach Advies voorlichting, training en uitleen materiaal
Planning 2012 260 2500
Realisatie 1-ste halfjaar 126 1241
15% 250 -
17,8 122
600 12 8 10
213 7 4 1
50
13
Analyse Het vindpercentage van 17,8% in de regio van GGD Gelderland Midden blijft hoog zoals ook in de jaarrapportage van 2011 al benoemd. Er is weinig verschil tussen de eerste twee kwartalen van 2012. In 2011 is een start gemaakt met het epidemiologisch onderzoek naar het voorkomen van de soa’s. In Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 68 -
2012 zal dit onderzoek worden vervolgd om de belangrijkste risicogroepen binnen onze regio in kaart te brengen. In het landelijk beleid is er dit jaar een en ander veranderd. Niet iedereen komt meer in aanmerking voor 4 testen, maar sommigen voor 1 test. Al deze consulten bij elkaar zijn terug te vinden onder consulten SOA met lab onderzoek. Het aantal soa-consulten ligt voor dit jaar goed op schema. Het aantal spreekuren wordt in de tweede helft van dit jaar uitgebreid door uitbreiding van het team. Dit zal er wellicht voor zorgen dat er meer consulten plaats vinden dan gepland dit jaar. Het aantal sense-consulten groeit opnieuw. De samenwerking met de JGZ voor spreekuren op het ROC wordt gecontinueerd. Het aantal hepatitis B vaccinaties blijft verder dalen. Er is een verandering in de doelgroepen en op de locatie waar de GGD vaccineert zijn veel personen uit de doelgroep inmiddels gevaccineerd. Deze trend werd ook in 2011 al gezien. De wachttijden blijven ook dit eerste half jaar nog lang en voldoen niet aan de op grond van kwaliteitseisen gestelde wachttijd. Bij de mensen zonder klachten is er een verbetering van de wachttijd te zien. Bij de mensen met klachten nog niet. Hier wordt actief op gestuurd, oa door uitbreiding van de spreekuren. Voor het eerste half jaar van 2012 geldt, dat 18,82% binnen 1 werkdag terecht kon indien zij gewaarschuwd waren en/of klachten hadden. Van de cliënten die geen klachten hadden en niet gewaarschuwd waren lukte het bij 22,7 % niet deze personen binnen 10 dagen op het spreekuur te zien. Er zijn 77 personen doorverwezen, omdat de wachtlijst te lang was volgens de cliënt, of de arts vond dat cliënt moest worden verwezen gezien de klachten bij de cliënt en de duur van de wachtlijst. Ontwikkelingen GGD Gelderland Midden zet verschillende manieren in om hoogrisicogroepen te bereiken. Jongeren zijn een belangrijke hoogrisicogroep. Landelijk en regionaal bestaat er zorg over de gezondheid en leefstijl van laagopgeleide en allochtone jongeren in het mbo-onderwijs (ROC). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat laagopgeleide jongeren en allochtone jongeren meer dan gemiddeld ongezond gedrag vertonen. Jongeren hebben o.a. meer psychosociale problemen, gebruiken overmatig genotsmiddelen en vertonen riskant seksueel gedrag. Op de mbo-scholen blijkt dat er naast aandacht voor het onderwijs ook steeds meer aandacht nodig is voor zorg. We proberen jongeren met seksualiteitsvragen en/of problemen te bereiken om ze laagdrempelige hulpverlening (consulten) te kunnen bieden via o.a. de Soa-Sense poli, via Jeugdgezondheidszorg, via outreach-activiteiten en via het Mildred-Rutgershuis Arnhem. De GGD heeft samen met het ROC een programma ontwikkelt specifiek voor deze doelgroep in samenwerking met de leerlingen. Het programma Les(s) en More bestaat uit een drietal onderdelen. Allereerst een lessenserie over gezondheid, relaties en seksualiteit die door docenten wordt uitgevoerd. De GGD heeft de docenten hierin getraind en ondersteund bij de implementatie. Vervolgens krijgen de jongeren een gezondheidsvragenlijst aangeboden, waarop jongeren hun gezondheidsvragen, problemen en zorgbehoeften kunnen invullen. Hoofdthema's zijn relaties, seksualiteit, genotsmiddelen en psychosociaal welbevinden. Op basis van deze zelf ontwikkelde vragenlijst worden jongeren uitgenodigd voor een Gezondheids-spreekuur wat wordt uitgevoerd door een JGZ-Sense verpleegkundige op de school. Op deze spreekuren kunnen jongeren ondersteuning krijgen bij al hun gezondheidsvragen en zonodig worden doorverwezen. De interventie richt zich op kennisvergroting, bewustwording en een laagdrempelig zorgaanbod. De JGZ verpleegkundige is specifiek geschoold voor seksualiteitsproblematiek (Sense opleiding). In 2011 en 2012 is het project Les(s) en More opgezet op een ROC-locatie in Arnhem waar MBOleerlingen niveau 1 & 2 een beroepsopleiding volgen. Het project is in 2012 deels gefinancierd door ZONMW en gekoppeld aan onderzoek. Les(s) en More blijkt veelbelovend om de risicojongeren met hun gezondheidsproblemen te bereiken. De leerlingen kwamen met complexe zorgvragen en waren vaak overbelast op verschillende thema’s. Ook specifieke cultureel gerelateerde vragen over meisjesbesnijdenis, maagdenvliesherstel en eerwraak kwamen aan bod. Voor de 2e helft 2012 en 2013 is vanuit het ROC de wens het project voor te zetten en zo mogelijk uit te rollen op andere ROC locaties. Sense is gevraagd het project bekend te maken onder meer medewerkers/ docenten van het ROC en hen te ondersteunen door middel van een training in Les(s) Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 69 -
en More (de lessenserie en het aanbod voor de leerlingen). Daarnaast is het voor de spreekuren van belang Sense bekend te maken bij de leerlingen. Prestatie indicatoren • Personen met klachten en/of personen die gewaarschuwd zijn, kunnen binnen 1 werkdag na melding terecht. • Personen zonder bijzonderheden kunnen minimaal binnen 10 werkdagen na melding gezien worden. • Infectieziekten is sinds 18 december 2007 HKZ gecertificeerd. Soa-bestrijding predatie-indicator Aristoteles Indicator
Weergave Alle mensen met een positieve uitslag die niet bellen voor de uitslag worden actief telefonisch benaderd vanuit de GGD. Ook bij een no-show worden zij actief benaderd.
Hoeveel procent van soa-cliënten die na een positieve uitslag niet op een vervolgafspraak komen, worden benaderd door middel van een oproepsysteem? Goed: 100%
Reizigersvaccinatie Doelstelling Door advisering en immunisatie de risico’s op infectieziekten voor reizigers en beroepsgroepen beperken. Activiteiten Spreekuren (advisering en immunisatie) • Reizigerspreekuren • Hepatitis A/B project, acquisitie. Groepsvaccinatie op locatie Speciale vaccinatiedagen • In voorjaar speciaal reizigersspreekuur en najaar hadj spreekuur Pr & Marketing • Uitbreiden netwerk, bedrijven/scholen • Nieuwe folders ontwikkeld voor studenten/beroepsgroepen/kinderen. Hierdoor wordt de specifieke klant nog beter geïnformeerd over de gezondheidsrisico's. Kwaliteit • Hercertificering HKZ in november 2011 • Geïnvesteerd in opleiding/deskundigheidsbevordering verpleegkundigen/artsen Samenwerkingverbanden • Samenwerkingsverband met TBC is versterkt. Er is een risico-inventarisatielijst ontwikkeld, waardoor klanten eerder geïnformeerd worden over de TBC risico's en meer klanten doorverwezen worden naar de TBC afdeling. Wettelijk kader • LCR richtlijnen • Kwaliteitseisen V&VN/LCR • Wet BIG Activiteiten
Planning 2012
Volwassen consulten Herhalingsconsulten Overige consulten (studenten,kind, langverblijf en familie) DTP Havrix (hepatitis A) Havrix junior (hepatitis A) Twinrix (hepatitis A&B volw.) Ambirix (hepatitis A&B kind) Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
Realisatie 1-ste halfjaar 5500 4000 1500
1798 1579 941
3500 3500 450 1700 900
1593 1365 222 796 362 - 70 -
Engerix-B/junior (hepatitis B) Tyfus Rabiës Gele Koorts Overige vaccinaties (Menveo, FSME, JE, Fendrix, BMR, Bloedafname) Overige mondelinge adviezen (cholera, TBC, dengue, malaria en rabiës) Kosten niet verschenen (no show) Doorverwijzing TBC Malariarecepten/overige recepten Vaccinatie op locatie (bedrijven/studenten) Speciale vaccinatiedag Hadj Reisvaccinatiedag Totaal aan verrichtingen
1500 2000 400 950 1000
597 901 250 452 342
8000
8451
75 250 2000 4x totaal 500
119 302 827 4x 125
2x, 300 klanten totaal 30.900
1x, 86 klanten 21.108
Analyse De economische crisis heeft ook in het eerste half jaar van 2012 invloed gehad op het aantal consulten en afgegeven vaccinaties. Het aantal consulten loopt achter bij de planning. Dit is een landelijk beeld bij alle GGD-en. In maart vond de speciale reisvaccinatiedag plaats op locatie. Er waren vier spreekuren vol gepland. Totaal 86 klanten. Het aantal groepsvaccinaties voor bedrijven op locatie is gestegen. In het eerste half jaar liepen er vier projecten. De groep studenten die kortere of langere tijd in het buitenland verblijft, neemt steeds meer toe. Er zijn contacten met MBO en HBO scholen gelegd om voorlichting en vaccinaties te geven aan buitenlandse studenten in 2012/2013. Van april t/m juni heeft het hepatitis A/B project plaatsgevonden. In aug. 2011 is het hepatitis B vaccin in het RVP gekomen. Met dit project wilden we de overige kinderen/jongeren bewust te maken van de gezondheidsrisico's op hepatitis A/B tijdens hun reis. 160 klanten zijn afgekomen op deze actie. Er zijn drie nieuwe folders ontwikkeld voor studenten/beroepsgroepen/kinderen. Hierdoor wordt de specifieke klant nog beter geïnformeerd over de gezondheidsrisico's. Er is een nieuwe reserveringssysteem in gebruik genomen: Travelportal. Een gebruiksvriendelijk systeem waarbij de klant 24 uur per dag zijn afspraak kan boeken en bewaken. We zien een stijgende lijn in het aantal internet boekingen. Prestatie indicatoren • HKZ hercertificering in oktober 2011 • Werkinstructies RAI/LCR richtlijnen • Productienormen jaarplan 2012 Ontwikkelingen Het team reizigers advisering heeft zich in 2012 verder ontwikkeld op het gebied van kennis en uitvoering. Het gehele team is ondertussen opgeleid en geregistreerd als reizigersverpleegkundige, een belangrijk kwaliteitskeurmerk. In 2012 is extra aandacht gegeven aan PR en marketing. Er zijn contacten gelegd met Bedrijven, MBO en HBO scholen voor groepsvoorlichting en vaccinatie. De verwachting is dat de projecten op locatie zullen groeien (in het najaar zal de hele brandweer Gelderland-Midden gevaccineerd worden). De zaterdagspreekuren zijn 100% bezet en worden door klanten erg gewaardeerd. In de zomerperiode zijn er dubbele spreekuren ingezet aangezien de vraag hoog was.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 71 -
De samenwerking tussen TBC en Reizigers is geïntensiveerd. De TBC afdeling ziet een stijging van het aantal doorverwezen klanten vanuit reizigers. Hierdoor wordt de klant beter beschermd en gevaccineerd tegen TBC. In het najaar vindt er een speciaal Hadj spreekuur plaats met als doel om de Mekkagangers bewust te maken van de gezondheidsrisico's op reis. Tijdens het Hadj spreekuur kan de klant zich laten voorlichten en vaccineren. Hierin wordt samen gewerkt met de Islamitische Stichting Nederland. In het eerste half jaar heeft er een stijging van het aantal rabiës vaccinaties plaatsgevonden. De verwachting is dat dit aantal verder toeneemt omdat het aantal studenten dat op stage gaat of reizigers die > 3 maanden naar het buitenland gaan, stijgt. Technische Hygiënezorg Doelstelling GGD Gelderland-Midden wil met technische hygiënezorg (THZ) de verspreiding van infectieziekten voorkomen door te signaleren in welke organisaties een verhoogd risico bestaat op de verspreiding van infectieziekten en te adviseren over hygiënemaatregelen die genomen kunnen worden om deze verspreiding tegen te gaan. Onderdeel is ook een veilige, gezonde en pedagogisch verantwoorde kinderopvang. Wij richten ons speciaal op het adviseren en/of inspecteren van kindercentra, peuterspeelzalen, tatoeëer-, piercing- en PMU-instellingen, prostitutiebedrijven en asielzoekerscentra. Activiteiten Basistaken • Surveillance, beleidsadvisering • Regie en netwerk • Inzicht in risicolocaties • Inspectie en advisering THZ risicolocaties • Voorlichting technische hygiënezorg • Inspectie THZ kinderopvang (incl. peuterspeelzalen) Plustaken / markttaken • Inspectie en advisering seksinrichtingen • Inspectie en advisering tattoo/piercing/PMU • Inspectie en advisering publieksevenementen • Inspectie en advisering asielzoekerscentra Wettelijk kader • Wet Publieke Gezondheid • Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen • AMvB Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen • Warenwetbesluit tatoeëren en piercen • Verordeningen gemeenten (t.a.v. aanvullende eisen binnen- en buitenruimte peuterspeelzalen) Activiteiten 2012
Planning 2012
Realisatie 1e halfjaar
KDV/BSO Volledige inspecties onaangekondigd Inspectie conform risicoprofiel Voorinspectie nieuwe loc / opn register Voorinspectie uitbreiding Herinspectie Incidentele inspectie / insp nav signaal 3 maand inspectie Inspectie gesubsidieerde VVE Toetsing grensoverschrijdend gedrag Arnhem
409 80 70 30 40 50 58 25 120
163 10 31 23 13 0 48 9 11
GOB Volledige inspectie aangekondigd
27
16
Kinderopvang
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 72 -
Voorinspectie nieuwe locatie / opname register Herinspectie Inspectie n.a.v. klachten/signalen 3 maand inspectie
10 5 2 8
4 0 0 3
Gastouders Onaangekondigde inspectie TK B kernzaken Voorinspectie nieuwe locatie TK A kernzaken Voorinspectie nieuwe locatie TK B kernzaken Herinspectie Inspectie n.a.v. klachten/signalen
452 250 150 12 5
99 117 145 5 0
Peuterspeelzalen (volgens Wet OKE) Volledige inspectie aangekondigd Voorinspectie nieuwe locatie Voorinspectie uitbreiding Herinspectie 3 maand inspectie
146 4 2 10 3
107 8 0 2 2
0 7 1 1 1
0 2 0 0 0
6 2 0 1
3 2 1 0
2 1
0 0
5 1 10
7 0 0
Advisering publieksevenementen
40
9
Risico-locaties
5
0
3
0
Seksinrichtingen Eerste inspectie escortbedrijf Reguliere inspectie seksbedrijf Herinspectie Aanvraag nieuwe vergunning Inspectie nav klachten
Tattoo/piercing/PMU Regulier/verlenging vergunning Cosmetische tatoeage of PMU Tattoo Piercing Gaatjes in oren en neusvleugels met een piercinginstrument Combinaties van bovenstaande Verbeterpuntenlijst nav regulier/verlenging vergunning/herinspectie Aanvraag vergunning Inspectie nav klachten Klachtenafhandeling (geen inspectie)
Publieksevenementen
Asielzoekerscentra Inspectie en advisering
Analyse Kinderopvang Landelijk is sinds 2012 het toezicht op de kinderopvang nog meer risicogestuurd ingezet. Zo zijn de GGD-en gaan werken met risicoprofielen per locatie. Tijdens een inspectie wordt een risicoprofiel gemaakt. Onder het mom ‘meer waar het moet, minder waar het kan’ betekent: - een hoog-risico profiel frequenter en diepgaander toezicht - een laag-risico profiel in 2013 veel minder toezicht Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 73 -
Hiermee wordt de toezichtlast voor goed presterende organisaties minder. In 2012 ligt de focus van het toezicht op de praktijk op een locatie en de pedagogische kwaliteit. Door bovenstaande methode van risicogestuurd toezicht wordt de kans ingeschat of een kinderopvangorganisatie op verantwoorde wijze kinderopvang biedt en blijft bieden. Het jaar 2012 wordt gezien als een overgangsjaar en alle locaties kinderopvang, exclusief de gastouders en peuterspeelzalen, ontvangen in de loop van dit jaar een kleur risicoprofiel. De uitbreiding van het team inspecteurs werd effectief in april en mei. Men name het eerste kwartaal stond in het teken van de opgelopen achterstand in onderzoeken in 2011. Deze achterstand is volledig ingehaald. De peuterspeelzalen zijn m.n. in het 2e kwartaal 2 geïnspecteerd. Vanuit het team inspecteurs kwamen signalen dat zij op een aantal peuterspeelzalen risico-kinderen zagen. O.a. allochtone kinderen die de Nederlandse taal niet machtig waren. Deze signalen worden gedeeld met gemeenten. Dit jaar wordt 100% van alle geplande onderzoeken bij de locaties kinderopvang uitgevoerd. Hiervoor is het team inspecteurs uitgebreid, de maandelijkse managementrapportage verbeterd en de planningsmethodiek geoptimaliseerd. Vanaf januari ontvangen de gemeenten een maandelijkse rapportage over de uitgevoerde en geplande onderzoeken en de bijbehorende risicoprofielen. Half april is het landelijk registratieprogramma GIR Inspecteren ingevoerd. In juni was er een grote update, Release 9, in het kader van de aangepaste regelgeving en het in werking treden van de Algemene maatregel van Bestuur. Deze release heeft landelijk bij de GGD-en tot grote problemen en storingen geleid. De verantwoordelijke beheerder van de applicatie, DUO, is druk bezig deze storingen op te lossen. Er is extra geïnvesteerd in de samenwerking met de gemeenten. Daarnaast zijn toezichthouders op verzoek van de gemeenten Arnhem en Ede aanwezig geweest bij een rechtszaak/ bezwarencommissie. Grensoverschrijdend gedrag in de kinderopvang N.a.v. enkele incidenten heeft de burgemeester van Arnhem de GGD gevraagd een aanpak grensoverschrijdend gedrag in de kinderopvang te ontwikkelen. In samenwerking met de afdeling JGZ is een aanpak ontwikkeld, o.b.v. de methode ‘De Veilige School’ zoals deze reeds jaren in het basisonderwijs werkt. Dit betekent dat kinderopvangorganisaties een interne contactpersoon aanstellen die binnen de locatie grensoverschrijdend gedrag op de agenda zet, bespreekt met leidsters en zorgt voor implementatie op een locatie. Daarnaast wordt een externe vertrouwenspersoon aangesteld die de interne contactpersonen opleid, en bij incidenten adviseert over de aanpak en altijd de kind-partij ondersteunt. Deze aanpak moet leiden tot een veiliger kinderopvang door preventie, risico-detectie en tijdige en adequate aanpak bij incidenten. Deze aanpak is vooralsnog alleen gevraagd door de gemeente Arnhem. Vanaf half april worden locaties kinderopvang in de gemeente Arnhem getoetst op Grensoverschrijdend gedrag. Risico-locaties Er zijn nog geen risicolocaties bezocht dit eerste half jaar. Tattoo/piercing/PMU Er zijn opvallend veel nieuwe vergunningen aangevraagd. Het in 2011 opgestarte klanttevredenheidsonderzoek is begin dit jaar afgerond. Asielzoekerscentra In het eerste halfjaar staan er geen inspecties op de planning. Er zijn twee locaties gepland voor laatste half jaar. Medio 2012 is één locatie is gesloten. In september 2012 komen er nieuwe modelrapporten voor deze inspecties. GGD Gelderland Midden is als 1 van de twee GGD-en gevraagd om mee te doen met de evaluatie van de pilot van de modelrapporten. Publieksevenementen Er worden minder aanvragen ontvangen, met name vanuit de GHOR. In december 2011 is een boekje gepubliceerd 'Landelijke handreiking geneeskundige advisering publieksevenementen'. Hierin is
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 74 -
vastgelegd wanneer er een standaard advies door de GHOR kan worden gegeven. Dit standaardadvies werd in maart 2012 ontwikkeld en dergelijke adviesaanvragen worden nu door de GHOR zelf afgehandeld.
Prestatie indicatoren 1. Inspecteren van alle bij basistaken en plustaken genoemde locaties volgens de gemaakte afspraken. Kinderopvang: implementeren GIR Inspecteren Inspectie Kinderopvang predatie-indicator Aristoteles Indicator Bij hoeveel procent van de instellingen voor kinderopvang zijn inspecties uitgevoerd in het afgelopen jaar? Eenheid Percentage geplande inspecties Minimale meetfrequentie 1 x per jaar Weergave Goed: ≥ 95% - 100% Beargumentering Politiek-bestuurlijk gevoelig item.
Technische hygiënezorg predatie-indicator Aristoteles Indicator Bij hoeveel procent van de basisvoorzieningen zijn inspecties uitgevoerd in het afgelopen jaar conform afspraken met gemeenten? Eenheid Percentage geïnspecteerde basisvoorzieningen conform afspraken met gemeente Minimale meetfrequentie 1 x per jaar Weergave Goed: 100% Beargumentering
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 75 -
Forensische Geneeskunde Doelstelling Medische kennis toepassen ten behoeve van justitieel onderzoek en rechtszaken, 24 uur per dag, 7 dagen per week. Daarnaast wordt de forensisch arts ingeschakeld om te beoordelen onder welke voorwaarden een arrestant kan worden ingesloten en om een arrestant te behandelen. Activiteiten • Arrestantenzorg incl. telefonische consulten • Lijkschouwingen incl. euthanasie • NODO procedure • Laissez-passerverklaringen • 6e dagverklaringen • Zedenonderzoeken • Letselbeschrijvingen • Afname lichaamseigen materiaal (bloed, urine, DNA) Wettelijk kader • Besluit beheer regionale politiekorpsen • Wet Deskundigen in strafzaken • Wet op de Lijkbezorging • Procedure Nader Onderzoek DoodsOorzaken bij minderjarigen • Wegen Verkeerswet Activiteiten Arrestantenzorg incl. telfonische consulten Telefonische consulten arrestantenzorg** Lijkschouwingen incl. euthanasie NODO procedure*** Laissez-passer 6e dagverklaringen Zedenonderzoeken Letselbeschrijvingen Bloedproeven en urineproeven DNA testen Totaal
Planning 2012 2600
Realisatie eerste halfjaar 2012* 1221
600
345
300
196
28 5 5 25 15 80
1 4 6 8 8 39
10 3040
2 1484
* registratie Facza ** niet in totaal opgenomen, want zit al in 'arrestantenzorg incl. telefonische consulten' onderdeel *** niet in totaal opgenomen, want betreft niet-gefactureerde productie
Analyse In 2011 zijn er afspraken gemaakt met de Politie Gelderland Midden en Gelderland Zuid (met de arrestantenverzorgers) en de apothekers omtrent de levering van medicijnen aan de arrestantencomplexen. Medicatie wordt voor meerdere dagen geleverd. Tevens is er afgesproken dat consulten ten behoeve van medicatieverstrekking na 22.00 uur slechts bij uitzondering plaatsvinden. Dit betekent een daling in het aantal herhaalconsulten op het cellencomplex van Arnhem en een mogelijke afname van consulten buiten kantoortijd. Hier is rekening mee gehouden in de planning voor 2012. De productie arrestantenconsulten blijft slechts zeer beperkt achter ten opzichte van de planning. Het aantal schouwen is toegenomen, tot 30% meer dan verwacht voor de eerste helft van 2012. Het aantal NODO meldingen blijft onder het aantal te verwachten meldingen. In de eerste helft van 2012 is er op landelijk niveau meer duidelijkheid gekomen over de voortgang van de NODO procedure. De volledige wet gaat niet eerder in dan 1 oktober 2012. De verwachting is dat er tot die tijd sprake is van een onderrapportage. Deze 'NODO procedure' meldingen worden niet gefactureerd. In geval van een schouw bij een minderjarige wordt dit als 'lijkschouw' verwerkt.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 76 -
Het aantal zeden- en letselonderzoeken geeft al jaren lang een stabiel beeld, rekening houdend met de kleine aantallen. Het aantal zeden- en letselonderzoeken is in de eerste helft van 2012 overeenkomstig het beeld van de afgelopen jaren. Het aantal DNA-onderzoek blijft achter bij de verwachting. Dit onderzoek wordt steeds vaker door de politie zelf uitgevoerd, ook in het geval van een zedenonderzoek. Het voornemen tot invoering van een speekseltest op verdenking van rijden onder invloed van drugs tijdens verkeersdeelname vanaf 2012 zal mogelijk een toename van het aantal bloed- en urinetesten geven. Tot nu toe is daar geen invloed van te merken. Ontwikkelingen Begin dit jaar hebben de GGD-en landelijk een collectieve visie vastgesteld op de toekomst van de Forensische Geneeskunde. In deze visie is de Forensische Geneeskunde, zoals het momenteel ook bij GGD Gelderland Midden is georganiseerd, een ongedeeld vakgebied (o.a. lijkschouw en arrestantenzorg) binnen de Publieke Gezondheid, als onderdeel van de samenwerkingsafspraken binnen het netwerk van sociale veiligheid. Door de nationalisering van de politie valt te verwachten dat er op termijn één landelijk contract komt voor arrestantenzorg. Binnen landelijk politie verband is momenteel een programma van eisen in voorbereiding voor een landelijke aanbesteding van arrestantenzorg conform Europese regelgeving. Zoals beschreven in onze toekomstvisie, ziet GGD Gelderland Midden de Forensische dienstverlening, inclusief de arrestantenzorg, echter als een publieke taak, die hoort in het groter geheel van samenwerkingsafspraken over sociale veiligheid. In 2012 zijn wij dan ook gestart om, i.s.m. politie, GGZ en OGGZ, de zorg voor patiënten met psychische problemen (o.a. in crisissituaties) beter te regelen. Doel is om geen mensen met psychische problemen in de cel te hebben. Forensische geneeskunde: geen prestatie-indicator Aristoteles
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 77 -
Ambulancedienst Het op basis van 24-uurs paraatheid volgens roosterdiensten uitvoeren van ambulancezorg. Door de ambulancedienst wordt de hulp verleend aan slachtoffers en zieken en indien noodzakelijk vindt per ambulance vervoer plaats. Doel / wettelijk kader Financiering • Wet Ambulancevervoer • NZa • Kwaliteitswet zorginstellingen • Landelijk Referentiekader spreiding en paraatheid • Wet GHOR Productie Prognose 2011
Realisatie 2011
Prognose 2012
Realisatie 1e hj 2012
Declarabele ritten Declarabele ritten Declarabele ritten Declarabele ritten 33.859 34.339 33.859 17.413 Toelichting In 2011 was er sprake van een lichte stijging met 0,4% van het aantal declarabele ambulanceritten en kwam uit op 34.339 ritten, waarvan 7.599 EHTP ritten. Daarmee was er sprake van een trendbreuk. Het gemiddelde stijgingspercentage bedroeg in de voorgaande jaren gemiddeld ca. 3%, met een uitschieter van 8% in 2008. In het eerste half jaar van 2012 was er opnieuw sprake van een lichte stijging van het aantal ritten. De beperkte stijging zal op termijn leiden tot een financiele tegenvaller aangezien in de meerjarige afspraken een productiestijging van 2,5% per jaar als financieel kader is aangehouden. Ontwikkelingen 1. Tijdelijke Wet ambulancezorg (TWAZ) In 2012 is de TWAZ aan genomen en zal per 1 januari 2013 in werking treden. Inmiddels heeft de Minister van VWS besloten om de RAV Gelderland-Midden de vergunning voor het verrichten van ambulancezorg, toe te kennen. 2. Meldkamer Ambulancezorg Als gevolg van de nieuwe politieregio-indeling wordt het aantal meldkamers gereduceerd van 25 naar 10. In de loop van 2012 zal duidelijk worden waar deze meldkamers worden gerealiseerd. Nog niet duidelijk is hoe en op welke wijze de verschillende meldkamerprocessen vorm zullen worden gegeven. Ook hierover zal naar verwachting in de loop van 2012 meer duidelijkheid ontstaan. 3. Huisvesting Oosterhout Op 2 april 2012 werden in het kader van de samenwerking met de RAV Gelderland-Zuid een nieuwe gezamelijke standplaats in Oosterhout (gemeente Nijmegen) in gebruik genomen. De cijfers tonen aan dat deze locatie terecht is gekozen. De performance in de gemeente Lingewaard en Overbetuwe is substantieel verbeterd. Dit is vanwege het feit dat er in het eerste kwartaal nog sprake was van de oude situatie (standplaats Elst) nog niet volledig zichtbaar. Arnhem Door de gemeenteraad van de gemeente Arnhem werd besloten tot de bouw van een nieuwe Brandweerkazerne op de huidige locatie. Dit betekent dat de huidige hoofdvestiging van de RAV zal moeten verdwijnen. In mei werden de eerste gesprekken gevoerd over realisatie van nieuwbouw, die naar alle waarschijnlijkheid op industrieterrein IJsseloord II bij het Velperbroekcircuit zal worden gerealiseerd. Bij dit proces zijn 3 andere partijen betrokken waarmee gezamenlijke huisvesting gerealiseerd kan worden. Voor industrieterrein IJsseloord II is gekozen vanwege de strategische ligging, maar ook vanwege de kosten van de bouwgrond, waardoor de stichtingskosten laag kunnen worden gehouden. Met de zorgverzekeraars moet nog overleg worden gevoerd nadat de totale kosten van nieuwbouw inzichtelijk zijn gemaakt. Dit zal naar verwachting in de tweede helft van 2012 helder zijn. Zevenaar Na overleg met de gemeente Rijnwaarden en Zevenaar werd besloten om de huidige standplaats Zevenaar te handhaven en deze om te vormen tot opkomstplaats. Na realisatie van de nieuwe infrastructuur (doortrekken A15 en nieuwe afslagen in de A12 ter hoogte van industrieterrein Hengelder wordt de situatie opnieuw bekeken.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 78 -
Prestaties. Onieuw werd bevestigd dat de getroffen maatregelen hebben geleid tot verbetering van de performance. Het percentage op tijd verreden ritten is vergelijkbaar met 2011 en bedraagt 95,4% in het eerste half jaar van 2012. De nadruk ligt nog steeds op het afvlakken van de verschillen in de overschrijdingspercentages per gemeente. De doelstelling is dat de afwijking ten aanzien van de norm van 95%,op gemeentelijk niveau niet groter mag zijn dan 5%, terwijl deze op woonkernniveau niet groter mag zijn dan 10%. Zorgpunt is de gemeente Rijnwaarden met een percentage op tijd verreden A1 ritten van rond de 60%. Hierover zijn gesprekken gestart met de zorgverzekeraars, mede vanwege de sluiting van de afdeling spoedeisende eerste hulp van ziekenhuis Zevenaar.
Tabel 1: A1 ritten 2010 en 20111
Gemeente ARNHEM BARNEVELD DOESBURG DUIVEN EDE LINGEWAARD NIJKERK OVERBETUWE RENKUM RHEDEN RIJNWAARDEN ROZENDAAL SCHERPENZEEL WAGENINGEN WESTERVOORT ZEVENAAR Totaal
2011 3.708 1.184 224 458 2.165 713 754 787 684 1.000 187 35 136 631 250 603
2011 98,80% 95,00% 91,50% 98,70% 96,00% 90,00% 92,60% 92,00% 92,30% 94,90% 74,90% 97,10% 89,00% 95,20% 98,00% 97,70%
13.519
95,40%
2012
2012
1.976 611 124 248 1.111 395 401 451 376 556 101 11 66 349 143 357 7.276
98,70% 95,70% 91,90% 97,60% 95,80% 91,40% 91,80% 93,10% 95,50% 93,30% 64,40% 100,00% 89,40% 95,70% 96,50% 97,50% 95,40%
Deeltijden De meldtijd en uitruktijd zijn in 2012 opnieuw verbeterd. De iets langere aanrijtijden zijn het gevolg van de slechte weersomstandigheden in januari en februari, maar zijn ook het gevolg van capaciteitsproblematiek, waardoor de ambulance niet altijd vanaf de eigen standplaats kan vertrekken. De RAV Gelderland Midden scoort op m.u.v. de aanrijtijden beter dan het landelijk gemiddelde.
Tabel 2: Gemiddelde tijden deelprocessen Meldtijd Uitruktijd 2011 0:01:31 0:00:41 2012 0:01:29 0:00:38
Aanrijtijd 0:06:43 0:06:52
Responsetijd 0:08:55 0:08:59
Productieafspraken Met de zorgverzekeraars werden in 2012 géén productieafspraken gemaakt. Uitgangspunt blijft de productie van 2010.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden e Bestuursrapportage 1 halfjaar 2012
- 79 -
3d Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 3d Voorstel invulling bezuiniging BDUR
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Bezuiniging BDUR Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: De omvang van de brede doeluitkering BDUR neemt vanaf 2012 jaarlijks met 1,5% af, oplopend tot structureel 6 % vanaf 2015. Dit is een bedrag van € 74.806 in 2012 oplopend naar € 300.000 structureel vanaf 2015. De korting tot en met 2012 is middels efficiencymaatregelen in materiële kosten ingevuld.
Beslispunt 1. Instemmen met de voorgestelde bezuinigingsvoorstellen.
MEMO Datum
:
18-10-2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Korting BDUR
Omvang van de korting De omvang van de brede doeluitkering BDUR neemt vanaf 2012 jaarlijks met 1,5% af, oplopend tot structureel 6 % vanaf 2015. Dit is een bedrag van € 74.806 in 2012 oplopend naar € 300.000 structureel vanaf 2015. Reeds ingevuld: € 75.000 De korting tot en met 2012 is middels efficiencymaatregelen in materiële kosten ingevuld. Voor de begroting 2013 zijn wij er vooralsnog van uitgegaan dat de korting van € 75.000 opgevangen kan worden uit de loon- en prijscompensatie van de BDUR in 2013. Dat staat onder druk omdat in de nieuwe CAO een loonkostenstijging is opgenomen en het nog maar de vraag is of het rijk de BDUR zal indexeren. In totaal moet dus nog een bedrag van € 225.000 structureel worden ingevuld. Bezuinigingsvoorstellen Wij stellen voor de navolgende bezuinigingen in de begroting voor 2013 en 2014 door te voeren: Bedrag Maatregel
Consequentie
40.000 40.000 5.000 15.000 15.000 25.000 140.000
Taakverzwaring Geen eigen systeemontwikkeling meer Beter aanwenden subsidies Anders oefenen Op basis van afspraken met politie Ruimte in budget is nu nihil
Vacature leeragent : taken intern herschikken Vacature beheer LCMS : aansluiting bij landelijke beheersorganisatie Proactie (samenloop subsidies) Aanscherping oefenprogramma GHOR Lagere huisvestingskosten Beekstraat Efficiencymaatregelen GHOR
Resteert een bedrag van € 85.000 dat in de begroting 2015 structureel moet worden bezuinigd. Wij stellen voor in 2014 bij de besluitvorming over de begroting 2015 het restant bedrag in te vullen omdat op dat moment inzicht bestaat in de financiële gevolgen van de decentralisatie van rijksmaterieel en overige plannen van het rijk.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
3e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 3e Voorstel coördinatie gemeentelijke processen rampenbestrijding
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Voorstel coördinatie gemeentelijke processen rampenbestrijding Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: In de eerste helft van 2012 is een onderzoek gedaan naar de werkwijze van de gemeentelijke processen rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit onderzoek wordt in de bestuurlijke vergadercyclus van december geagendeerd. Naar aanleiding van dit onderzoek is een voorstel gedaan aan de gemeentesecretarissen van de gemeenten uit onze regio om de uitvoering van gemeentelijke processen meer te coördineren. Daarbij is vanuit de gemeentesecretarissen de suggestie gedaan om financiële ruimte voor deze intensivering te vinden binnen de begroting van VGGM. Omdat VGGM wordt geconfronteerd met een korting op de brede doeluitkering rampenbestrijding is deze suggestie voor advies voorgelegd aan de Financiële Commissie. De Financiële Commissie adviseert verdere uitwerking te geven aan optie 2 en het Dagelijks Bestuur heeft dit advies overgenomen. Het Dagelijks Bestuur heeft besloten dat bij de selectieprocedure behalve de coördinerend gemeentesecretaris ook een bestuurder zal worden betrokken (in de persoon van dhr. Zomerdijk) zodat zeker gesteld wordt dat de coördinator affiniteit heeft met de gemeentelijk processen. Beslispunt 1. Instemmen met het voorstel uitgaande van optie 2.
MEMO Datum
:
18-10-2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Financiering versterken gemeentelijke processen
Versterken gemeentelijke processen De voorgestelde beleidsintensivering gemeentelijke processen rampenbestrijding en crisisbeheersing bestaat uit drie onderdelen: a. jaarlijks opleiden & oefenen (€ 36.000) b. piketkosten ROT-piket + communicatie (€ 40.000) c. 1,5 fte voor coördinatie (€ 146.500). (1fte centraal, 0,5 door werkgroepleden) Ad .a. jaarlijks opleiden & oefenen In de besluitvorming over de begroting 2012 is afgesproken dat dit onderdeel wordt gedekt uit een herschikking in het werkprogramma. VGGM zal de opleiding van de sleutelfunctionarissen gaan verzorgen. Dus geen out-of-pocket budget maar de inzet van capaciteit. Ad. b. piketkosten ROT-piket + communicatie De piketkosten zitten in de vereveningsbijdrage vanaf 2013. Ad. c.1,5 fte voor coördinatie De kosten van één fte € 73.250 voor de coördinatie zijn gedekt in de vereveningsbijdrage van € 0,10. Dit bedrag is opgenomen in de begroting 2013. Resteert een nog te dekken bedrag van € 36.625 Voorstel Wij doen drie voorstellen voor invulling van dit restbedrag 1ste voorstel extra € 0,05 inwonerbijdrage 2de voorstel 0,5 fte invullen door herschikking van taken bij de brandweer. Vanaf 2014 eventuele efficiency brandweerorganisatie gebruiken om dat te doen. Functie wordt dan verricht door iemand binnen de huidige formatie van de brandweer. 3de voorstel 0,5 fte werkgroepleden niet verrekenen maar leden werkgroep jaarlijks laten rouleren onder alle AOV-ers met gesloten beurzen.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
3f Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 3f Convenant belastingdienst over horizontaal toezicht
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Convenant horizontaal toezicht Belastingdienst Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Samenvatting: VGGM heeft met de belastingsdienst afspraken gemaakt die er toe leiden dat VGGM in een lichter toezichtsregime valt. Dit heeft diversie financieel-administratieve voordelen.
Belastingdienst/Rivierenland/l
Convenant: Belastingdienst / Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-IVIidden
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
ONTV. 2 7 }m 2012 NR. PARAAr- I DATüiV! j
individueel Convenant Horizontaal Toezicht
Partijen Dit convenant wordt gesloten tussen: Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (hierna VGGM), gevestigd te 6828 HZ Arnhem, Eusebiusbuitensingel 43, hierbij vertegenwoordigd door dhr. drs. Y. Schat, Directie VGGM en de Belastingdienst, hierbij vertegenwoordigd door dhr. mr. T.C.M. van Schaick, Manager Belastingdienst Rivierenland. Dit convenant heeft mede betrekking op lichamen waarin VGGM zeggenschap heeft. Partijen hebben in overleg vastgesteld welke lichamen dit betreft. Tezamen worden zij verder aangeduid met VGGM. Inleiding Partijen wensen te komen tot een effectieve en efficiënte werkwijze. Zij streven naar een permanent actueel inzicht in relevante gebeurtenissen en een snelle standpuntbepaling, teneinde de rechtszekerheid te vergroten. In dit convenant worden de uitgangspunten en de wijze waarop partijen met elkaar om wensen te gaan, vastgelegd. Dit convenant is opgesteld in de Nederlandse taal. Indien tevens een vertaling is opgemaakt, is de Nederlandse tekst leidend. 1.
Uitgangspunten
Partijen baseren hun onderlinge relatie op transparantie, begrip en vertrouwen; • Rechten en verplichtingen op basis van wet- en regelgeving zijn en blijven zonder enige beperking van toepassing; • Dit convenant heeft betrekking op de Nederlandse belastingheffing bij VGGM voor alle Rijksbelastingen^ en op de invordering. ^ In voorkomende gevallen wordt hieronder tevens begrepen de toepassing van het BTW-Compensatiefonds.
2.
Afspraken tussen VGGM en de Belastingdienst
VGGM: • Draagt zorg voor een systeem van interne beheersing, interne controle en externe controle met als doel het opstellen en indienen van aanvaardbare aangiften^; • Zorgt voor het tijdig betalen van belastingschulden; • Legt ingenomen of in te nemen relevante (fiscale) standpunten zo snel mogelijk voor aan de Belastingdienst. Het gaat daarbij om zaken waarover verschil van inzicht met de Belastingdienst kan ontstaan, door bijvoorbeeld een verschil in duiding van feiten of door wetsinterpretatie. VGGM verstrekt aan de Belastingdienst actief inzicht in alle relevante feiten en omstandigheden, de standpunten en haar visie op de daarbij behorende rechtsgevolgen; • Bevordert het werken in de actualiteit. Aangiften over een verstreken tijdvak worden zo spoedig mogelijk na het verstrijken van dat tijdvak ingediend. De door de Belastingdienst gevraagde informatie wordt zo snel mogelijk, volledig en eenduidig verstrekt. ^ Een aanvaardbare aangifte voldoet aan wet- en regelgeving en is vrij van materiële fouten.
De Belastingdienst: • Stemt de vorm en intensiteit van zijn toezicht af op de kwaliteit van de interne beheersing, interne controle en externe controle; Zorgt voor het tijdig uitbetalen van belastingteruggaven; Geeft zo snel mogelijk na ontvangst van een ingenomen of in te nemen standpunt en zo veel als mogelijk in overleg met VGGM zijn visie op de rechtsgevolgen; Houdt bij het geven van zijn visie ten aanzien van de rechtsgevolgen rekening met relevante termijnen; Bespreekt de (fiscaal) relevante zaken, waarbij vanuit zijn optiek mogelijk verschil in inzicht kan ontstaan (periodiek) met VGGM; Zal toelichten en uitleggen waarom bepaalde informatie wordt gevraagd aan VGGM, waarbij de termijn voor beantwoording in overleg wordt vastgesteld; Bevordert het werken in de actualiteit. De aanslagen worden zo spoedig mogelijk na de indiening van de aangifte en zo veel mogelijk in overleg met VGGM vastgesteld. Partijen hebben ten aanzien van problematiek met betrekking tot (fiscaal) relevante zaken uit het verleden, die op dit moment bekend is bij VGGM en/ of de Belastingdienst - binnen wet- en regelgeving - een oplossing gevonden, dan wel hebben daarvoor procedureafspraken gemaakt. 3.
Looptijd, periodieke evaluatie en beëindiging
Dit convenant wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Het convenant wordt periodiek geëvalueerd door VGGM en de Belastingdienst. Indien één der partijen dit convenant wil beëindigen, zal zij de redenen vooraf schriftelijk kenbaar maken aan de andere partij. Daarnaast vindt beëindiging niet eerder plaats dan na mondeling overleg, indien ten minste één der partijen daarop prijs stelt. Daarna kan dit convenant met onmiddellijke ingang worden beëindigd. 4.
Inwerkingtreding
Dit convenant treedt in werking na ondertekening door beide partijen.
Namens de Belastingdienst
Leidinggevende kantoor Arnhem Belastingdienst Rivierenland
26 juni
26 juni 2012
4a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4a Brief minister inzake dekkingsplan brandweer
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Brief Minister inzake dekkingsplan Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: De Minister van V&J heeft per brief (bijlage 1) aandacht gevraagd voor de aanpassing van het dekkingsplan. Dit naar aanleiding van bespreking van het onderzoek over opkomsttijden in de Tweede Kamer. De zes regio's met een dekkingspercentage van minder dan 50% hebben een brief ontvangen waarin met nog meer aandrang is gevraagd op korte termijn maatregelen te nemen. De overige regio's hebben een gelijkluidende brief ontvangen zoals Gelderland-Midden. Het onderwerp is begin september aan de orde geweest in de bestuursadviescommissie brandweer van het Veiligheidsberaad. Naar aanleiding daarvan is een persbericht uitgegaan en is het standpunt van het veiligheidsberaad (bijlage 2) nader uiteen gezet.
Overwegingen In eerdere vergaderingen is gesproken over het dekkingsplan van de brandweer en over het onderzoek naar de opkomsttijden. Afgesproken is, gezien de landelijke discussie over aanpassing van de vastgelegde normen, geen aanpassingen van het huidige dekkingsplan te overwegen Gezien het concrete verzoek van de minister hem voor eind 2012 te informeren, is een antwoordbrief gestuurd (bijlage 3) waarin het eerder ingenomen bestuurlijk standpunt van onze regio is verwoord, in samenhang met de landelijke ontwikkelingen.
Nationaa] Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Ministerie van Veiligheid en Justitie > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Aan de voorzitter van Veiligheidsregio Gelderland Midden Mevrouw P.C. Krikke Postbus 5364 8602 E3 Arnhem
Veiliyi^e'fis- en Gszondheidsregio Gelderiand-Midden
ONTV. 1 O JSP. 2Ö12
Directie Nationale Veilig lieid NCTv Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.nctv.nl Contactpersoon D.C. Landa T 070 426 64 26 F 070 426 86 42
Datum 5 september 2012 Onderwerp Regionale dekkingsplannen btad3W.6er .
Projectnaam Dekkingsplannen brandweer Ons kenmerk 294427
Geachte mevrouw Krikke,
Bij beantwoording de datum en ons fcenmerfc vermelden. Wilt u slechts één zaak In uw brief behandelen.
De Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie VenJ) van mijn Ministerie heeft onderzoek gedaan naar de opkomsttijden en dekkingsplannen in de 25 veiligheidsregio's. Ook in uw regio heeft dat onderzoek plaatsgevonden en u bent inmiddels door de Inspectie VenJ geïnformeerd over de uitkomsten. Het onderzoeksrapport, voorzien van mijn beleidsreactie, is ook aan de Tweede Kamer gestuurd.^ Ik heb via het Veiligheidsberaad alle veiligheidsregio's verzocht om met voorrang en voor het einde van dit jaar het dekkingsplan in de veiligheidsregio op orde te brengen. Dat is belangrijk omdat het vaststellen van de risico's in het eigen gebied en een beeld van de huidige mate van brandweerdekking een eerste en noodzakelijke stap is voor het vaststellen van toekomstig brandweerbeleid en om bestuurlijke afwegingen te kunnen maken. Dat inzicht ontbreekt nu in een groot aantal gevallen. Er kan een bestuurlijke afweging gemaakt worden dat wordt afgeweken van de normtijden zoals die in het Besluit veiligheidsregio's zijn opgenomen, maar dat moet dan inzichtelijk en gemotiveerd gebeuren. De veiligheid van zowel burger als het brandweerpersoneel zijn daarin belangrijke overwegingen. Het is dan ook noodzakelijk dat al die overwegingen in een volledig en actueel dekkingsplan samengevoegd zijn.
^ Brief aan Tweede Kamer "Landelijk beeld van opkomsttijden en ontwikkeling van expertregio's", (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012) Pagina 1 van 2
Ik ga ervan uit dat de inspanningen binnen uw regio erop gericht zijn om het dekkingsplan op orde te brengen. Dat betekent dat in ieder geval de risicoinventarisatie is geactualiseerd, dat de operationele prestaties zijn omschreven en dat afwijkende normtijden inzichtelijk zijn gemaakt, zijn onderbouwd en bestuurlijk zijn vastgesteld. Begin 2013 zal de Inspectie op mijn aangeven opnieuw een onderzoek uitvoeren naar de opkomsttijden en dekkingsplannen om te meten of er verbetering plaatsvindt. Ik verzoek u om mij vóór het einde van het jaar te informeren over de actualisatie van het regionale dekkingsplan.
Directie Nationale Veiligheid NCTv Datum 5 september 2012 Ons k e n m e r k 294427
Hoogacht] De Mimi
I.W». Opstëftel
Pagina 2 van 2
Standpunt Veiligheidsberaad / VNG
Wettelijke opkomsttijden brandweer afschaffen Het Veiligheidsberaad en de VNG willen nieuwe, eenduidige en landelijke uitgangspunten voor de operationele prestaties van de brandweer. Het bestuur van de veiligheidsregio neemt met deze uitgangspunten besluiten over de regionale brandweerzorg. In de Wet veiligheidsregio’s kunnen deze uitgangspunten worden opgenomen als een richtinggevend kader, in plaats van de huidige gedetailleerde en gedifferentieerde opkomsttijden.
Waarom De huidige opkomsttijden van de brandweer, zoals opgenomen in het Besluit veiligheidsregio’s, zijn gebaseerd op verouderde principes. Deze gedetailleerde wettelijke normtijden doen geen recht aan de principes van (verlengd) lokaal bestuur. De huidige situatie: • zorgt niet voor meer veiligheid, • is bestuurlijk en operationeel niet realistisch, • doet geen recht aan de brede inzet van 30.000 brandweermensen, • zorgt voor veel administratie (registratie).
Wat dan wel Goede brandweerzorg vraagt om een integrale aanpak van alle aspecten die te maken hebben met brandveiligheid. Denk aan pro actie (vergunningen, bouwplannen), brandpreventie (voorlichting), kortere ontdekking van de brand (rookmelders), zelfredzaamheid van de burgers en bedrijven (branddekens en –blussers), verwerking van de brandmelding (intake meldkamer), uitruktijd (kazernering, beroeps- en/of vrijwillige brandweer en variabele voertuigbezetting), rijtijd (infrastructuur), interregionale samenwerking en technologische ontwikkelingen (digitalisering aanvalsplannen). Als een brand door een rookmelder al in een vroeg stadium wordt ontdekt, dan levert dat bijvoorbeeld meer (tijd)winst op dan een nog snellere uitruk van de brandweer. Brand is sneller dan de brandweer. Investeren in het voorkomen van brand levert dan ook meer op dan blussen. Op basis van de nieuwe uitgangspunten, neemt het bestuur afgewogen besluiten
Opkomsttijd Als een brand ontstaat wordt deze vroeg of laat ontdekt (de ontdekkingstijd) en gemeld. De centralist in de meldkamer neemt de melding aan en alarmeert de brandweer (de verwerkingstijd). Brandweermensen worden gealarmeerd (pieper) ze maken zich klaar en als het team compleet is, kunnen ze vertrekken (de uitruktijd). De brandweer gaat rijden met sirene en zwaailicht en neemt de kortst mogelijke route naar het incident (de rijtijd). Zodra ze ter plaatse is, meldt de brandweer dit aan de meldkamer. De verwerkingstijd, uitruktijd en rijtijd tezamen vormen de opkomsttijd. Deze is minimaal 8 en maximaal 18 minuten, al naar gelang het gaat om stadskernen of landelijk gebied.
over regionale brandweerzorg en komt de brandweer tot een integrale aanpak die in de veiligheidsregio leidt tot optimale brandveiligheid en brandweerzorg.
Hoe Wetenschappelijk onderzoek en de deskundigheid en ervaring van de brandweer worden betrokken bij het opstellen van de nieuwe uitgangspunten. Deze uitgangspunten moeten zorgen voor een basisniveau van brandveiligheid in de veiligheidsregio’s. De nieuwe uitgangspunten vormen de basis voor de regionale bestuurlijke besluitvorming. Daarbij is maatwerk per regio mogelijk. Verschillen kunnen er zijn bijvoorbeeld vanwege landelijk of stedelijk gebied, nieuwbouw of bestaande bouw. De bestuurlijke besluitvorming over de operationele prestaties van de brandweer wordt vastgelegd in het regionale dekkingsplan. Dit alles doet meer recht aan de verantwoordelijkheid en de principes van (verlengd) lokaal bestuur.
Aanbod Het Veiligheidsberaad en de VNG willen, onder eigen regie, komen tot nieuwe eenduidige en landelijke uitgangspunten. Deze uitgangspunten worden voorgelegd aan de minister van Veiligheid en Justitie als basis voor een richtinggevend kader in de Wet veiligheidsregio’s.
I www.veiligheidsberaad.nl E [email protected] T 026 - 355 24 99 Bezoekadres Postadres Kemperbergerweg 783 Postbus 7010 6816 RW Arnhem 6801 HA Arnhem
Vettigheids-
en
Minister van Veiligheid en Justitie De heer I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Onderwerp:
(iexoiidlieidsreijii)
Datum
18 oktober 2012
Uw kenmerk
294427
Ons kenmerk
120928-0010
Contactpersoon
Eric van Neerrijnen
Doorkiesnummer
088 3555135
E-mail adres
[email protected]
Verbetering opkomsttijden
Geachte heer Opstelten, In uw brief van 5 september 2012 verzoekt u ons om de opkomsttijden van de brandweer te verbeteren en de daartoe noodzakelijke stappen te zetten. Concreet verzoekt u ons om u voor eind 2012 te informeren over de actualisatie van het regionale dekkingsplan. Met deze brief reageren wij op uw verzoek. Standpunt Wij begrijpen uw verantwoordingspositie ten opzichte van de Tweede Kamer, maar zien geen noodzaak om op korte termijn het regionaal dekkingsplan opnieuw aan te passen. Herhaaldelijk is vanuit verschillende regio's gewezen op het gat tussen regelgeving en praktijk. Het Besluit veiligheidsregio's focust slechts op een deel van de brandweerzorg, namelijk de opkomsttijden en tijdnormen voor de verschillende soorten objecten. Daardoor wordt het belang van opkomsttijden overschat. Dat concludeert ook uw Inspectie Veiligheid en Justitie. Zoals u weet onderschrijft de Raad van Regionaal Commandanten deze conclusie en heeft deze raad een standpunt ingenomen over de wijze waarop de opkomsttijden in het perspectief van een bredere nadering van het thema brandveiligheid vorm zou kunnen worden gegeven: "Alleen sturen op het bestrijden van brand, met opkomsttijden als indicator, levert niet meer brandveiligheid op. Een situatie waarbij een brand zich soms tientallen minuten kan ontwikkelen voordat deze gemeld wordt, kan namelijk niet worden gecompenseerd met strakke opkomsttijden. Er moet naar het totale brandveiligheidsconcept worden gekeken, inclusief de ontdekkingstijd. Preventie en repressie zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden". Wij zijn voorstander van deze bredere benadering: de inzet voor het voorkomen van brand (preventie) en de inzet voor het bestrijden van brand (repressie) zou in samenhang moeten worden gezien om het niveau van brandveiligheid te kunnen bepalen. Duidelijk is bijvoorbeeld dat het bijplaatsen van kazernes - in het landelijke gebied dat onze regio kenmerkt - nauwelijks tot een verbetering van de opkomsttijden zal leiden terwijl dit wel om een onevenredige investering vraagt. Dat is in deze zware economische tijden niet uit te leggen. Evaluatie Wet veiligheidsregio's De normtijden zijn mede gebaseerd op oude uitgangspunten over onder andere brandontwikkeling. Ons inziens is bij de totstandkoming van de Wet veiligheidsregio's daar achteraf gezien, te weinig aandacht voor geweest. De lopende evaluatie van de Wet veiligheidsregio's geeft de mogelijkheid om deze fout te herstellen. Gezien de (maatschappelijke) veranderingen is het huidige normstelsel van opkomsttijden dringend aan herziening toe. Vanuit de brandweerkolom bestaat grote bereidheid om te werken aan een nieuw meetinstrument voor de prestaties van de brandweer. De inzet van de Raad van Regionaal commandanten is daarbij dat niet gekeken wordt naar getalsmatige opkomsttijden, maar naar de totale Bezoekadres: Beekstraat 39 6811 DW Arnhem
De zorg voor 16 gemeenten in de regio Gelderland-Midden: Brandweer, GGD, RAV en Postadres: Postbus 5364 6802 EJ Arnhem
GHOR. T.0800 8446000 F: 088 3555900 kwww.vggm.nl
Datum
18 oktober 2012
Kenmerk
120928-0010
Pagina
2
"brandtijdreductie". Hiermee worden de ontdekkingstijd en de opkomsttijd van de brandweer aan elkaar verbonden. Dit is van belang voor het herijken van de regionale dekkingsplannen. Als bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden steunen wij deze benadering en vragen wij u om ook uw steun voor deze benadering als het gaat om de aanpassing van de Wet veiligheidsregio's op basis van het thans lopende evaluatieonderzoek. Geen aanpassing dekkingsplan Een van de praktische gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio's was dat het bestuur van de veiligheidsregio voor 1 juli 2011 een dekkingsplan moest hebben vastgesteld. Het was voor het eerst dat een wettelijke basis was gelegd voor de opkomsttijden van de brandweer. Voor die tijd golden hiervoor de handleidingen en leidraden, waaronder de Handleiding Brandweerzorg (1992). Uit pragmatische overwegingen heeft het regionaal bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden in juni 2011 besloten het al bestaande dekkingsplan van de gezamenlijke gemeentelijke brandweerkorpsen opnieuw vast te stellen, maar nu onder de verantwoordelijkheid van het regionaal bestuur. Op basis van de eigen analyse van de opkomsttijden in 2011 is geconcludeerd dat het maken van een geheel nieuw dekkingsplan op dit moment niet zinvol is omdat het in de wet vastgelegde meetinstrument niet aansluit bij de opkomsttijden in de praktijk en ook niet met het in de wet vastgelegde instrument om gemotiveerd af te wijken te realiseren valt. Zodra hieromtrent meer duidelijkheid is zullen we uiteraard opnieuw ons dekkingsplan herijken. Tot slot De prestaties van de brandweer zijn tussen eind 2010 en nu, niet wezenlijk veranderd. Nog steeds is de brandweer in veel gevallen binnen 8 minuten ter plaatse. In vergelijking met bijvoorbeeld de politie en de ambulancevoorziening is dat voor een (met name) vrijwillige organisatie een ongekende prestatie. Het simpele feit dat uit de registratie van deze prestaties aan de hand van normtijden zou blijken dat deze prestaties niet goed zijn, betekent niet automatisch dat de prestaties niet goed zijn. Deze indruk wordt ten onrechte nu wel gewekt. Het is ook mogelijk dat de gestelde normen of de wijze van registratie niet deugen. Ons inziens is dat laatste het geval. Wij doen daarom aan u een oproep om met elkaar, vooruitlopend of in het kader van de evaluatie van de Wet veiligheidsregio's, in overleg te treden om te bespreken waar regelgeving en huidige praktijk met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Het gaat u en ons hierbij primair om het waarborgen van de veiligheid van onze inwoners en in dat kader nemen wij onze verantwoordelijkheid. Hoogachtend, — Het dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-jvTidden
P; Voorzitter
4b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4b Landelijke meldingsclassificaties
Voorstel: Ter informatie
MEMO Datum
:
3 september 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Paul Joosten, directeur brandweer
Betreft
:
Landelijke meldingsclassificaties
Inleiding Op 1 juli zijn 21 meldkamers (waaronder Gelderland-Midden) operationeel werkzaam met de landelijke meldingsclassificaties (LMC), de landelijke multidisciplinaire standaard voor incidenttyperingen voor de meldkamers. Op 1 november zal de standaard in alle meldkamers zijn ingevoerd. Standaardisatie van werkwijzen is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle samenvoeging van meldkamers. Door standaardisatie zijn afwijkende (weloverwogen) regionale inzetvarianten minder goed mogelijk waardoor in een aantal gevallen ontstane regionale of lokale inzetafspraken zijn gewijzigd. Doelstelling en implementatie Het doel van de invoering van de LMC’s is om op een vooraf afgesproken (uniforme) wijze voor een specifieke inzet op het juiste moment en op de juiste plaats over de daarvoor benodigde middelen te beschikken. Hiertoe is een matrix opgesteld met uniforme uitrukvoorstellen. Voor een schoorsteenbrand in Nijkerk rukt dus eenzelfde eenheid uit als in Pannerden. Met de LMC’s kan maximale informatie in minimale tekens worden doorgegeven. Hiermee is de mogelijkheid om informatie over incidenten uit te wisselen verbeterd.Het is mogelijk om risico-objecten op objectniveau te specificeren en hiervoor een specifiek uitrukvoorstel te doen. De officieren van dienst worden in vooraf gedefinieerde situaties geïnformeerd. Er is sprake van een minimale inzetvariant. Opschalen op basis van incidentinformatie blijft altijd mogelijk. Acceptatie De invoering van de LMC's is uitgebreid besproken in het commandantenoverleg, verschillende commissies en binnen de korpsen. Het onderwerp heeft sterk geleefd omdat er soms sprake is van een uitruk van minder voertuigen. Uiteindelijk is invoering in alle geledingen geaccepteerd. Een regionale projectgroep heeft de afgelopen maanden zorg gedragen voor een succesvolle invoering van de LMC's in de regio. Kwaliteitsborging Het Veiligheidsberaad is als eigenaar van het LMC verantwoordelijk voor de instandhouding en de handhaving. De uitvoering van het beheer ligt bij de VtsPN, de multidisciplinaire coördinatie bij het Instituut Fysieke Veiligheid (i.o). Om de kwaliteit en de handhaving van de standaardisatie te borgen, hanteert de beheerorganisatie een aantal instrumenten. Bestuurlijke afspraken, monitoring van het gebruik en het technisch vastzetten van de hoofstructuur van de LMC-set. Om nieuwe diversiteit te voorkomen, kunnen meldkamers vanaf 2013 geen eigen regionale meldingsclassificaties meer toevoegen. Belangrijk hierbij is dat de werkprocessen eveneens gestandaardiseerd worden. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
4c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4c Regionalisering brandweer: Stand van zaken regionalisering brandweer
Voorstel: Ter informatie
MEMO Datum
:
3 oktober 2012
Aan
:
Dagelijks Bestuur
Van
:
Directie
Betreft
:
Stand van zaken project regionalisering brandweer oktober 2012
Inleiding Het project regionalisering brandweer verloopt nog steeds conform planning. De nieuwe organisatie krijgt steeds meer gestalte, producten zijn gereed en bestuurlijke besluitvorming is in voorbereiding. Bij deze agenda treft u het organisatieplan en het beleidsplan aan. De finale versie van beide stukken zullen voor de decembervergadering van het AB geagendeerd worden. U ontvangt ze nu in concept in uw rol als stuurgroep. Het lijkt wat dubbel op om beide notities ook ter informatie te agenderen voor het komende AB, mede gezien het feit dat begin september deze notities ook ter informatie per mail verstuurd zijn. Voorstel is om dat niet te doen en de AB leden te informeren middels de samenvatting van beide notities die u verder op leest in deze memo. Deelprojectgroep kwaliteit De deelprojectgroep kwaliteit heeft begin september een concept beleidsplan opgeleverd dat voor advies is aangeboden aan de BOR. Daarnaast wordt de visie van de gemeenteraden opgehaald, in combinatie met informatie over de regionalisering. De deelprojectgroep gaat nu aan de slag met het opstellen van een projectplan voor het personeel- en materieelplan dat vanaf medio 2013 ontwikkeld gaat worden. Naar aanleiding van de nulmeting kwaliteit is afgesproken een verdiepingsonderzoek te doen op het gebied van preventie. Van alle korpsen zijn de preventiearchieven onderzocht. Uit dit onderzoek is een aantal aandachtspunten gekomen. Met de commandanten is afgesproken dat zij die punten oplossen voor 1 januari 2014. Zo nodig stemt de commandant met zijn burgemeester af over dit onderzoek. Deelprojectgroep bedrijfsvoering De deelprojectgroep bedrijfsvoering is bezig met het opstellen van de kaderbrief 2014, de financieringsstructuur en de voorbereidingen van de begroting 2014. Daarnaast is aandacht voor het brede spectrum aan bedrijfsvoeringstaken: - De overdracht van de ICT van de korpsen naar VGGM is in voorbereiding. - Er is een notitie uitgewerkt over de ondersteunende functies bij VGGM. - Er wordt aanvullend onderzoek gedaan bij de korpsen op het gebied van facilitaire zaken. Het gaat hierbij om de lopende contracten, toegang en beveiliging van het gebouw, inkoop en bevoorrading, etc.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Deelprojectgroep P&O De deelprojectgroep P&O werkt aan de stukken die voorliggen in de onderhandelingen met het BGO. In de zomerperiode is een functieboek opgesteld met externe expertise. Dit functieboek is getoetst door de toetsingscommissie van VGGM en zal in december ter vaststelling worden geagendeerd voor het algemeen bestuur. De deelprojectgroep bereidt de opstelling van de “was-wordt-lijst” voor en de plaatsingsprocedure. Deelprojectgroep organisatie De deelprojectgroep organisatie heeft een definitief concept opgeleverd van het organisatieplan, dat voor advies is aangeboden aan de BOR. Aan de hand van de informatiebijeenkomsten die momenteel plaatsvinden en vragen die gesteld worden over het plan, vindt verdere aanvulling / aanpassing van het plan plaats ten behoeve van de bestuurlijke vaststelling in december. Er wordt gewerkt aan een implementatieplan dat de periode 2013 – begin 2014 moet bestrijken. Klankbordgroep gemeentesecretarissen De klankbordgroep gemeentesecretarissen is op 18 september bij elkaar geweest en heeft gesproken over de financieringsstructuur, overgang ICT, ondersteunende functies en het organisatieplan. Tevens is afgesproken een bijeenkomst te plannen voor alle gemeentesecretarissen, om hen bij te praten over het project en voor te bereiden op de werkzaamheden die in 2013 gaan plaatsvinden en veel inspanning vragen van de gemeenten. De bijeenkomst staat gepland op woensdag 19 december. Klankbordgroep vrijwilligers De klankbordgroep vrijwilligers is bij elkaar gekomen op twee avonden eind september en is bijgepraat over het concept beleidsplan en het concept organisatieplan. De brede stand van zaken van het project is besproken en er is ingegaan op het thema “eigen identiteit van de posten”. Klankbordgroep lokaal commandanten In de maandelijkse vergadering van het commandantenoverleg is elke keer tijd ingeruimd om te klankborden over de voortgang van het project en diverse onderwerpen. Met de commandanten is tijdens een “heisessie” van het commandantenoverleg op 1 en 2 oktober uitgebreid stil gestaan bij het project en de blik vooruit op het implementatiejaar. Jeugdbrandweren Er hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden met de coördinatoren van de jeugdbrandweren. Daarin is overeenstemming bereikt over welke zaken worden geharmoniseerd en welke niet. Brandweerverenigingen Er vindt een inventarisatie plaats rondom de brandweerverenigingen. Het eerste beeld daarvan is dat er sprake is van grote spreiding en diversiteit. We gaan nader onderzoeken welke onderdelen gelijk getrokken worden. BGO De onderhandelingen zijn na de zomervakantie weer van start gegaan en zouden in het najaar moeten kunnen worden afgerond. Het overeengekomen sociaal plan kan dan door de vakbonden worden teruggelegd bij de achterban en kan ter vaststelling geagendeerd worden voor het algemeen bestuur van december. Vaststelling door de colleges van B&W volgt dan in een kort tijdbestek daarna. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO BOR De BOR is begin september door Paul Joosten bijgepraat over het organisatieplan en het functiehuis en heeft vervolgens een adviesaanvraag ontvangen over het organisatieplan en het beleidsplan. De BOR wacht eerst de ronde van informatiebijeenkomsten af en peilt onder medewerkers waar zij vragen over hebben. In oktober zal op basis van de door de BOR geformuleerde vragen een nader gesprek volgen tussen hen en Paul Joosten. Het advies dat zij geven zal worden meegenomen in de bestuurlijke besluitvorming in december. Communicatie Het projectjournaal is maandelijks, met uitzondering van augustus, verspreid. Vanaf 10 september tot begin oktober hebben een aantal informatiebijeenkomsten plaats voor medewerkers, zowel de beroeps als de vrijwilligers. Ook wordt medewerkers actief de gelegenheid geboden hun vragen te stellen per mail. Een lijst met gestelde vragen en antwoorden wordt gepubliceerd op intranet en extranet. Organisatieplan Voor de zomer is een eerste concept van het organisatieplan gedeeld. De versie die nu gereed is, is een nadere uitwerking van dat plan. De veranderingen ten opzichte van die versie zijn als volgt: • • • • •
Alle teams zijn voorzien van het aantal fte, verdeeld over de verschillende functies. De functies zijn generiek, maar zijn wel zoveel mogelijk voorzien van toelichting wat een functionaris binnen een team nu doet. Namen van teams en bepaalde functionarissen zijn aangepast; zo heten de twee bureaus risicobeheersing respectievelijk “brandveiligheidszorg Vallei” en “brandveiligheidszorg Rivieren” en heten de ploegchefs nu ploegcommandant. Er zijn twee teams logistiek omdat het aantal medewerkers te veel was voor één leidinggevende. Er zijn werklocaties benoemd waar de verschillende leidinggevenden een eerste standplaats hebben en waar ondersteuning georganiseerd wordt door een medewerker bedrijfsvoering. De leidinggevenden zitten verspreid door de regio om medewerkers zo goed mogelijk een aanspreekpunt namens het management te bieden.
In het organisatieplan is een uitwerking gemaakt van het aantal fte voor de nieuwe brandweerorganisatie. Die nieuwe formatie ligt 10 fte lager dan de huidige formatie van de brandweerorganisaties bij elkaar opgeteld. Ten aanzien van de financiële vertaling van het organisatieplan zijn twee onderwerpen (ondersteunende functies en ICT) nader uitgewerkt. Er is sprake van een relatief laag percentage voor ondersteuning (10%) gezien o.a. het synergie-effect van één ondersteunende organisatie voor brandweer, GGD en ambulancedienst. Ten aanzien van de ICT is een plan opgesteld voor migratie van de ICT, die al vanaf 2013 start. Er zullen eenduidige afspraken worden gemaakt tussen de ICT-medewerkers van de gemeenten en de ICT-ers van VGGM. Sociaal plan Op 25 september jl. is in het BGO overeenstemming bereikt over de inhoud van het sociaal plan voor het beroepspersoneel. Onderhandelingen over de regelingen voor de vrijwilligers zijn inmiddels ook afgerond. De vakorganisaties hebben ervoor gekozen eerst het beroepsdeel voor te leggen aan hun achterban middels een ledenraadpleging en daarna een ledenraadpleging te organiseren voor de vrijwilligers. Ledenraadpleging voor beroepspersoneel is gepland op 23 en 24 oktober. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Belangrijke punten uit het sociaal plan zijn: 1. werkgelegenheidsgarantie. Er vinden geen gedwongen ontslagen plaats als gevolg van de regionalisering. 2. arbeidsvoorwaarden VGGM zijn uitgangspunt. De bedoeling van het socaal plan is om de personele gevolgen voor de medewerkers uit de regio vast te stellen en de overgang naar de arbeidsvoorwaarden VGGM sociaal verantwoord te laten verlopen. Beleidsplan Het beleidsplan brandweer 2014 – 2018 geeft richting aan de inhoudelijke speerpunten van de nieuwe brandweerorganisatie. De ambitie van de brandweer Gelderland-Midden is om een belangrijke bijdrage te leveren aan een brandveiliger samenleving. Het gaat er hierbij om dat we de risico's voor onze regio goed in beeld brengen en op basis daarvan prioriteiten stellen. Risico's zijn niet volledig uit te bannen. Absolute veiligheid is een utopie. Aan het bestuur worden keuzes voorgelegd over de aanvaardbaarheid van risico's in relatie tot de te leveren inspanningen. Voor de beleidsperiode zijn de volgende strategische doelen geformuleerd: 1. één brandweerkorps Gelderland-Midden; 2. een uniform kwaliteitsniveau in de regio afgestemd op de aanwezige risico's; 3. een organisatie die klaar is voor de toekomst. De volgende inhoudelijke thema's zijn voor de komende beleidsperiode geformuleerd: 1. Basis op orde Van 10 zelfstandige korpsen naar één brandweerorganisatie Gelderland-Midden. Dat is niet iets wat je bereikt met een druk op de knop, hoe goed de voorbereidingen ook geweest zijn. Vanaf 1 januari 2014 staan we als brandweer Gelderland-Midden samen voor de taak om de brandweerzorg in al zijn facetten voor de regio uit te voeren. Voor een grote groep mensen verandert er weinig in de werkzaamheden: zij rukken na een melding nog steeds met dezelfde mensen uit vanaf dezelfde post. Voor anderen verandert er meer, misschien zelfs veel. Werken in een ander team, andere leidinggevende en wellicht vanuit een andere standplaats. Ook de manier van werken verandert door de keuze van een procesgericht organisatiemodel. Reden om de focus de eerste jaren ook sterk te leggen bij de interne organisatie en te zorgen dat we onze basis op orde brengen en houden. Daarnaast gaat het om het behouden van een goede relatie met het lokaal bestuur en een sterke lokale binding. 2. Doorontwikkeling repressieve organisatie Belangrijk inhoudelijk thema voor de komende jaren is de doorontwikkeling van de repressieve organisatie tot een organisatie die klaar is voor de toekomst. De vernieuwing van de brandveiligheid, en daarmee het toegroeien naar een landelijk kader voor vernieuwde repressie, is een thema dat ook landelijk hoog op de agenda staat. Dit bevat onderwerpen als variabele voertuigbezetting, opkomsttijden, repressieve doctrines, het terugdringen van nodeloze uitrukken en de inzet van vrijwilligers voor de toekomst borgen. Om dat te bereiken zal het brandweerveld en het Rijk nog stappen moeten zetten in onderzoek, uitwerking en besluitvorming. Wij vinden het belangrijk om niet Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO te gaan wachten maar actief aan de slag te gaan met deze ontwikkelingen. Beschikbare middelen (financieel en personeel) vragen om een doelmatige inzet. Zo kan het zorgniveau van de brandweer op een efficiënte wijze toekomstbestendig gemaakt worden. 3. Naar een brandveilige samenleving De keuze om te werken aan een brandveilige samenleving met een focus op risicoreductie komt voort uit het feit dat de brandweer tegen de grenzen van haar repressieve mogelijkheden aanloopt. Eén van de strategische doelen van dit beleidsplan is dat we klaar zijn voor de toekomst. Dit houdt ondermeer in dat er meer aandacht aan de voorkant van de keten besteed wordt omdat hier de meeste winst te behalen valt en daarmee de veiligheidsbeleving van burgers en instellingen toeneemt. 4. Zorg voor personeel Personeel vormt hét kapitaal van de brandweer. Invulling geven aan onze ambities staat of valt met de betrokkenheid, passie en motivatie van onze mensen, met duidelijkheid geven over wat we van hun verwachten, met de wijze waarop we in staat zijn de talenten van onze medewerkers te onderkennen, erkennen en optimaal in te zetten. Ons personeel is daarmee de belangrijkste kritische succesfactor. Een groot potentieel aan hoogwaardige professionals (beroeps en vrijwilligers), kennis en expertise is gebundeld in de nieuwe organisatie. De afwikkeling van de reorganisatie, de eisen in de Wet Veiligheidsregio’s en de doelstellingen in dit beleidsplan vereisen continu een kritische blik op de inrichting van de nieuwe organisatie en de zorg voor het personeel hierin. Het management heeft een belangrijke taak om te zorgen dat mensen zich thuis voelen in de nieuwe organisatie en daar hun eigen plek vinden. Daarnaast is het van belang dat VGGM een goede en vooral ook aantrekkelijke werkgever is die blijft investeren in de vakbekwaamheid van haar medewerkers, zowel in operationele als in beheersmatige en ondersteunende functies. Ook naar buiten is VGGM een aantrekkelijke werkgever. Het personeelsbeleid wordt zo ingericht dat mensen met verschillende achtergronden graag bij de brandweer willen werken. De inzet van vrijwilligers moet voor de toekomst geborgd worden. 5. Informatiemanagement Informatie speelt een cruciale rol in het werk van de brandweer. Op elk onderdeel van de veiligheidsketen en in elk proces is informatie nodig en wordt ook informatie gegenereerd. Waar het om gaat is dat de goede informatie op het juiste moment beschikbaar is. Om dit te realiseren is informatiemanagement nodig. Met de regionalisering ligt er voor de brandweer een uitdaging om de gemeentelijk georganiseerde informatiehuishouding om te vormen tot een regionale, goed geoliede machine die de interne processen en de relaties met de ketenpartners optimaal ondersteunt. Dit alles in een omgeving die ook in beweging is: de aangekondigde opschaling van de meldkamers, regio's die verplicht moeten aansluiten op basisregistraties en landelijke projecten die invloed hebben op de interne informatievoorziening.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Het beleid met betrekking tot informatiemanagement is gericht op het opzetten en in stand houden van informatievoorziening binnen de brandweer en tussen de partners die betrokken zijn bij de uitvoering van taken van de veiligheidsregio. Om te komen tot goede informatievoorziening is het allereerst van belang dat we beschikken over brongegevens en hierbij zoveel mogelijk gebruik maken van basisregistraties die er (landelijk) al zijn. 6. Bovenregionale en landelijke ontwikkelingen Door het regionaliseringsproces ligt de focus momenteel sterk op de interne organisatie. Er spelen echter naast de ontwikkeling van één brandweerorganisatie ook landelijke ontwikkelingen. Te denken valt aan de ontwikkeling van de politieorganisatie, de meldkamer en interregionale en internationale samenwerking. Om hierop goed te kunnen anticiperen is het van belang ook deze ontwikkelingen nauwlettend te volgen.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
4d-1 Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4d-1 Regionalisering brandweer: Financiële vertaling organisatieplan: 1. Financiële structuur
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Financiële structuur Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Voortkomend uit het organisatieplan van de brandweer is nadere uitwerking gegeven aan de financiële gevolgen van dit plan. Bij de confrontatie van de aan de hand van het zogenaamde 'boxenmodel' toegerekende kosten met de huidig budgetten blijken grote herverdeeleffecten tussen gemeenten op te treden. Dat is ongewenst. Het tegengaan van administratieve herverdeeleffecten is een belangrijke voorwaarden voor het welslagen van de regionalisering. In samenspraak met de controllers van de deelnemende gemeenten is een alternatieve financiële structuur uitgewerkt. Hierbij wordt het boxenmodel gehanteerd in de toerekening van kosten. In de verdeling van de kosten wordt echter gegaan van het gecorrigeerde per 1 januari 2014 in te brengen budget per gemeente. Als 'de ingebrachte budgetten' als uitgangspunt worden gehanteerd treden er geen herverdeeleffecten op. Iedere gemeente blijft immers hetzelfde bedrag betalen voor de brandweerzorg. Het in 2014 in te brengen budget dient juist en volledig te zijn. Daartoe zal door VGGM in samenspraak met de gemeenten een verificatieslag uitvoeren. Draagvlak: Dit voorstel is zorgvuldig besproken in het controllersoverleg, de klankbordgroep gemeentesecretarissen en in de Financiële Commissie Beslispunt: 1. Instemmen met de voorgestelde wijziging van de financiële structuur.
MEMO Datum
:
18 oktober 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Aanpassing financiële structuur
Tegengaan van herverdeeleffecten in voor- en nadeel gemeenten Bij de confrontatie van de aan de hand van het zogenaamde 'boxenmodel' toegerekende kosten met de huidig budgetten blijken grote herverdeeleffecten tussen gemeenten op te treden. Dat is ongewenst. Het tegengaan van administratieve herverdeeleffecten is een belangrijke voorwaarden voor het welslagen van de regionalisering. Alternatieve financiële structuur De controller van VGGM heeft in samenspraak met de controllers van de deelnemende gemeenten een alternatieve financiële structuur uitgewerkt. Dat betekent dat in de toerekening van kosten het boxenmodel wordt gehanteerd maar dat in de verdeling van de kosten uit wordt gegaan van het gecorrigeerde per 1 januari 2014 in te brengen budget per gemeente. Als 'de ingebrachte budgetten' als uitgangspunt worden gehanteerd treden er geen herverdeeleffecten op. Iedere gemeente blijft immers hetzelfde bedrag betalen voor de brandweerzorg. Verificatieslag Het in 2014 in te brengen budget dient juist en volledig te zijn. Daartoe zal door VGGM in samenspraak met de gemeenten een verificatieslag worden uitgevoerd op de navolgende aspecten: 1. administratieve verificatie, in aanvulling op de nulmeting Financiën, van de aard en de omvang van het budget voor brandweerkosten (met name controleren van de personeelskosten en de correctie voor doorbelasting uit de gemeente); 2. doorvertalen van de uitkomsten van de nulmeting kwaliteit (been bijtrekken); 3. doorvertalen van de uitkomsten van de nulmeting financiën (budgettaire omissies wegnemen); 4. doorvertalen van de uitkomsten van de onderhandeling over arbeidsvoorwaarden; De verificatie wordt vastgelegd in een rapport per gemeente dat voor een externe beoordeling wordt voorgelegd aan een onafhankelijke accountant. Voorstel Voorgesteld wordt in te stemmen met wijziging van de oorspronkelijk voorgestelde financiële structuur (en de uitvoering van de verificatieslag) voor de nieuwe brandweerorganisatie.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
4d-2 Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4d-2 Regionalisering brandweer: Financiële vertaling organisatieplan: 2. Ondersteunende functies
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Voorstel ondersteunende functies Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Voortkomend uit het organisatieplan van de brandweer is nadere uitwerking gegeven aan de financiële gevolgen van dit plan voor wat betreft de organisatie van de ondersteunende functies. Een goede facilitaire ondersteuning is van essentieel belang voor de werkzaamheden in de sector brandweer. Medewerkers en leidinggevenden moeten kunnen rekenen op vakkundige ondersteuning op het brede pallet aan ondersteunende taken. De ondersteunende taken zijn binnen VGGM belegd bij de sector facilitaire zaken. De sector facilitaire zaken ondersteunt zowel de sector brandweer als de sector volksgezondheid (GGD en ambulancedienst) binnen VGGM. De ondersteunende functies worden betaald door de activiteiten van de medewerkers die ‘het geld verdienen’. Dat vraagt in de financiering om een eenduidige koppeling tussen het budget voor de uitvoering en het budget voor de ondersteuning. Daarbij is het streven de genormeerde overhead te financieren binnen de totale structurele financiering van de dienst. Draagvlak: Dit voorstel is zorgvuldig besproken in het controllersoverleg, de klankbordgroep gemeentesecretarissen en in de Financiële Commissie Beslispunt: 1. Instemmen met de voorgestelde financieringsstructuur en allocatie van kosten; 2. Instemmen met de voorgestelde formatieve uitbreiding.
Voorstel ondersteunende functies (omvang + financiering)
in het kader van het project regionalisering brandweer
Versie: 0 Status: Concept Datum: 7 september 2012 Auteur: Madeleine Meijer/ Annelies Venhuis
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Sector Facilitaire Zaken........................................................................................................................... 3 Taken van de sector Facilitaire Zaken................................................................................................. 3 Omvang van de sector Facilitaire Zaken ............................................................................................. 3 Synergie-effect van het concern VGGM .............................................................................................. 4 Verdeling van de capaciteit over de taakvelden .................................................................................. 4 Aandachtspunten m.b.t. de capaciteitsverdeling ................................................................................. 5 Verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden.................................................................... 5 Financiering van de ondersteunende functies......................................................................................... 6 Financieringsstructuur en allocatie van kosten.................................................................................... 6 Confrontatie met huidige budgetten voor ondersteuning..................................................................... 6 Werkplekken voor de medewerkers van Facilitaire Zaken...................................................................... 7 Bijlagen .................................................................................................................................................... 8 Bijlage 1: Berekening omvang ondersteunende functies .................................................................... 9 Bijlage 2: Verdeling over taakvelden ................................................................................................. 10
-2-
Inleiding Een goede facilitaire ondersteuning is van essentieel belang voor de werkzaamheden in de sector brandweer. Medewerkers en leidinggevenden moeten kunnen rekenen op vakkundige ondersteuning op het brede pallet aan ondersteunende taken. Het bestuur en de directie hechten grote waarde aan hoogwaardige advisering over de bedrijfsvoering. De ondersteunende taken zijn binnen VGGM belegd bij de sector facilitaire zaken. De sector facilitaire zaken ondersteunt zowel de sector brandweer als de sector volksgezondheid (GGD en ambulancedienst) binnen VGGM.
Sector Facilitaire Zaken Taken van de sector Facilitaire Zaken De sector facilitaire zaken (voortaan Facza) is opgebouwd uit twee afdelingen: de afdeling Control en Financiën en de afdeling Advies en Service. 1. Control en Financiën Taken van de afdeling zijn: beleid en control, financiële advisering, interne controle, financiële administratie, treasury, risicomanagement, administratieve organisatie en toetsing van bedrijfsvoeringprocessen en . 2. Advies en Service Taken van de afdeling zijn: personeel & organisatie, Arbo, kwaliteitszorg, juridische zaken, communicatie, kwaliteit, informatisering en automatisering, juridische zaken archiefbeheer, postafhandeling, inkoop en gebouwenbeheer. De navolgende ondersteunende taken zijn niet bij Facza belegd omdat deze taken binnen de sector brandweer worden uitgevoerd: bestuurs- en beleidsondersteuning, onderhoud voertuigen & materiaal, ondersteuning bij opleiden & oefenen, logistieke ondersteuning, inkoop brandweermaterieel, operationele informatievoorziening en administratieve ondersteuning in de clusters incidentbestrijding.
Omvang van de sector Facilitaire Zaken In onze optiek dienen de ondersteunende functies van een organisatie in verhouding te staan tot de omvang van het primaire proces ('de uitvoering'). De norm voor de omvang van de overhead drukken wij uit in een percentage van de omvang van de organisatie als geheel. In Nederland wordt door Bureau Berenschot veel onderzoek gedaan naar de aard en de omvang van de ondersteunende functies. Uit dit materiaal blijkt dat percentages (formatie ondersteuning afgezet tegenover totale formatie) sterk uiteen lopen van 12 % tot 42%. Voor de Veiligheidsregio's is door Berenschot nog geen norm ontwikkeld. Een aantal Veiligheidsregio's heeft de norm voor de Zelfstandige Bestuursorganen als referentie gehanteerd. Deze groep kent evenals de regionale brandweer een sterk uitvoerend karakter binnen een politieke context. Het toepassen van de gegevens van de ZBO's biedt een referentiekader en geeft een indicatie voor de omvang van de ondersteunde functies. Niets meer en niets minder dan een indicatie want de navolgende factoren zijn van invloed op de feitelijke werkbelasting en daarmee op de capaciteitsberekening: - De ontwikkelingsfase waarin de organisatie zich bevindt. Wij kunnen ons voorstellen dat in jaren na de regionalisering van de brandweer (2014 en 2015) tijdelijk meer capaciteit nodig is om werkprocessen ingeregeld te krijgen; - De complexiteit van de omgeving waarin de taken worden uitgevoerd. Op het P&O werkgebied zijn dat de diverse rechtspositieregelingen en specifieke afspraken. Er worden drie
-3-
-
-
-
CAO's geaccommodeerd (de gemeentelijk arbeidsvoorwaarden, de arbeidsvoorwaarden voor de brandweervrijwilligers en de arbeidsvoorwaarden voor de ambulancedienst). Op het gebied van Financiën en Control leidt de keuze voor DVO's per gemeente tot extra administratieve lasten; De besturingsfilosofie en verantwoordingsplicht beïnvloedt de behoefte aan ondersteuning. Is er sprake van “tight control” of “loose control”. Indien het bestuur en het management meer stuurt op hoofdlijnen heeft dat invloed op de inrichting van de ondersteunende functies; De Nederlandse en Europese wetgever stelt eisen aan protocollen, procedures, administratie, arbeidsomstandigheden, fiscaliteit, enz, enz. Als gevolg daarvan nemen ondersteunende taken in omvang en intensiteit toe; De organisatorische inrichting van de ondersteuning is van invloed op de omvang daarvan. Met name de afstemming tussen de centrale en de decentrale overheadafdeling laat vaak te wensen over. Daardoor worden taken dubbel uitgevoerd, ontstaan er schaduwadministraties en gaat veel tijd verloren met overleg. Wij beperken het afstemmingsverlies door medewerkers in een centrale afdeling te plaatsen maar wel in de regio en dus gedeconcentreerd te laten werken.
De referentie voor de Zelfstandige Bestuursorganen wijst richting 16,2%1 ondersteunende capaciteit. De historische brandweernorm2 13% welke goed aansluit bij de in 2011 vastgestelde omvang van de ondersteuning bij VGGM van 13,3%.
Synergie-effect van het concern VGGM De sector facilitaire zaken werkt voor de brandweer, de GGD en de ambulancedienst. Als gevolg daarvan is er sprake van een synergie-effect. Met name in de leiding van Facza en de meer beleidsmatige c.q. coördinerende functies (zoals bijvoorbeeld beleidsadviseur kwaliteit en beleidsadviseur P&O ) wordt dat zichtbaar. De uitvoerende functies (de handen aan de ploeg) zijn voor een groot deel afhankelijk van het volume. Dat betekent dat het aandeel van de ondersteunende functies binnen VGGM 10% zal zijn. Zie voor berekening bijlage 1.
Verdeling van de capaciteit over de taakvelden fte´s P&O 10,00 ICT 18,00 Communicatie & Kwaliteit 9,00 Juridische Zaken 2,00 Facility & DIV 20,00 Financiën & Control 16,00 Totaal 75,00 P&O Onderdelen: aansturing, beleid, personeelsconsulenten, personeelsadministratie, salarisadministratie, arbo-coördinatie, en interne opleiding. ICT Onderdelen: aansturing, beleid, systeem/ en netwerkbeheer, helpdesk en technisch applicatiebeheer. Communicatie en Kwaliteit Onderdelen: aansturing, beleid, interne communicatie, intra- en internet, externe communicatie en kwaliteitszorg. Juridische zaken Onderdelen: beleid en advisering. Facility / DIV Onderdelen: aansturing, beleid, gebouwbeheer, postverzorging, archief, inkoop, telefooncentrale , receptie, catering, reprografie, presentatie & vormgeving, beveiliging & bewaking en schoonmaak. Financiën en control Onderdelen: aansturing, beleid & control, treasury, risicobeheersing, administratieve organisatie & interne controle en financiële administratie. 1 2
Zie Indicatieve normering omvang staf- en ondersteuning brandweer, Berenschot, F. Donker en G.J. Bosland, 2008 Zie Heeft iemand de overhead gezien, Berenschot, M. Huijben en A. Geurtsen, 2008
-4-
Aandachtspunten m.b.t. de capaciteitsverdeling Overdracht kazernes De keuze de kazernes niet in eigendom over te dragen naar VGGM is van invloed op de omvang van het ondersteunend apparaat. Het onroerend goed blijft in beheer bij de gemeente. VGGM zal geen vastgoedafdeling optuigen. Het beheer van 41 kazernes, 2 kantoorpanden en 1 opleidingslocatie brengt natuurlijk wel werkzaamheden met zich mee. Hoe het takenpakket er uit komt te zien is nog niet duidelijk. Gedacht kan worden aan zaken als: - Planmatig onderhoud (laten) uitvoeren; - Prioriteren en filteren van verzoeken naar: de lijnorganisatie zelf oplossen of facilitair management oplossen of oplossen door leverancier, onder regie van facilitair management; - Afhandeling van reparatie- of storingsmeldingen aan gebouwen, terreinen, installaties en inventaris; - Regie en communicatie rond meldingen en afhandeling; - Operationele aansturing van leveranciers van diensten en producten. Uitbesteding van taken Een aantal facilitaire taken is c.q. wordt uitbesteed (denk aan: catering, reprografie, schoonmaak en specialistisch juridisch advies op afroep). De taak van VGGM beperkt zich dan tot het laten uitvoeren van de taken en beheren van de contracten. Taken belegd in de sectoren Een aantal facilitaire taken is belegd in de sectoren (zoals bemensing telefooncentrale, receptie, beheer werkarchief en applicatiebeheer). Wij gaan er van uit dat dat na de regionalisering van de brandweer zo zal blijven. Lokale facilitaire taken Een aantal taken is direct gekoppeld aan de locatie. Denk bijvoorbeeld het aan beheer van de personeelskantine en de vrijwilligersruimte. Deze taken zijn sterk lokaal ingekleurd en blijven ook lokaal georganiseerd. Taken belegd in combifuncties bij de brandweer Een aantal facilitaire taken wordt bij de brandweer uitgevoerd door medewerkers van de brandweer. Het is in termen van productiviteit aantrekkelijk repressieve brandweermensen in combifuncties ook niet repressieve taken uit te laten voeren. Dat kunnen ook facilitaire taken zijn. Denk dan bijvoorbeeld aan: archiefwerkzaamheden, applicatiebeheer, kwaliteitszorg, arbozorg, inkoop, reprografie, presentatie & vormgeving, receptie, catering en groenvoorziening.
Verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden Op basis van de uitkomsten van de nulmeting facility worden gedetailleerde werkafspraken gemaakt over de taakverdeling tussen de brandweer en de sector facilitaire zaken en wordt bepaald hoe de taakuitoefening in de regio vorm krijgt. Concreet betekent dit: welke facilitaire taken worden centraal georganiseerd en welke facilitaire taken worden lokaal ingevuld. De coördinatie, in het bijzonder kwaliteitsbewaking op de lokale invulling, is een taak voor de sector facilitaire zaken. De uitkomsten van de nulmeting facility zijn naar verwachting in het bijzonder van invloed op het taakveld facility/div. Op dat taakveld worden traditioneel binnen de brandweer taken uitgevoerd door brandweermedewerkers in combifuncties.
-5-
Financiering van de ondersteunende functies Financieringsstructuur en allocatie van kosten De ondersteunende functies worden betaald door de activiteiten van de medewerkers die ‘het geld verdienen’. Dat vraagt in de financiering om een eenduidige koppeling tussen het budget voor de uitvoering en het budget voor de ondersteuning. Daarbij is het streven de genormeerde overhead te financieren binnen de totale structurele financiering van de dienst. Dit betekent dat incidentele uitbreidingen en/of projecten niet automatisch de genormeerde overhead meefinancieren. Uiteraard moeten de facilitaire kosten die direct voortvloeien uit de uitoefening van incidentele taken wel worden gefinancierd. Denk daarbij aan ict-hulpmiddelen, werkplekken en specifieke administratieve werkzaamheden. De financiering van VGGM vindt uit verschillende bronnen plaats, te weten: bijdrage per inwoner van gemeenten, bijdrage uit dienstverleningsovereenkomsten met individuele gemeenten, rijksbijdrage, bijdrage van zorgverzekeraars, bijdragen van rijksdiensten zoals RIVM, bijdragen voor specifieke projecten van o.a. Europese Unie en Provincie en ontvangsten uit de dienstverlening aan individuele burgers. De uitvoerende medewerkers en ook de ondersteunende medewerkers worden gefinancierd uit bovenstaande bronnen. Dat vraagt om een model voor het toerekenen van kosten naar de verschillende financieringsbronnen. De allocatie van de kosten van de ondersteuning vindt binnen VGGM plaats via een opslag op de direct productieve capaciteit (= uitvoerende medewerkers). Waarbij een aantal correctiefactoren worden toegepast. Zo tellen de medewerkers in roosterdienst (repressie brandweer, meldkamer en ambulancedienst) voor de roosterfactor mee en tellen de vrijwilligers van de brandweer in de financiering voor 5% mee. Daar zit een rationele gedachte achter. In de inrichting van ondersteunende functies wordt een relatie gelegd tussen direct productieve en indirect productieve fte's. Medewerkers in roosterdienst vervullen gezamenlijk via de roosterfactor een fte in. Aan vrijwilligers wordt met name door P&O (personeelsconsulenten en personeels- en salarisadministratie) ondersteuning verleend maar zij maken in een beperkt mate gebruik van de overige faciliteiten in de organisatie.
Confrontatie met huidige budgetten voor ondersteuning Het is niet mogelijk het budget voor ondersteunende functies in de huidige budgetten van de brandweerkorpsen te vergelijken met de kosten van de ondersteuning vanuit VGGM. Dat komt in de eerste plaats omdat de ondersteuning naar de brandweer niet uniform is georganiseerd. Daarnaast worden de kosten van de ondersteuning lang niet altijd volledig doorbelast naar het brandweerkorps.
-6-
Werkplekken voor de medewerkers van Facilitaire Zaken De medewerkers van Facilitaire Zaken zijn grotendeels gehuisvest op de derde etage van het GGDpand in Arnhem. Circa 8 werkplekken zijn in het gebouw van de ambulancedienst ingericht. De ambulancedienst gaat verhuizen en deze 8 werkplekken verdwijnen. Door de uitbreiding van de sector van 44 fte naar 75 fte moet er voor 31 fte een werkplek worden ingericht. Dat zijn 25 fysieke werkplekken omdat werkplekken een bezettingsgraad kennen van 80%. In totaal moeten er dus 33 (25 + 8) werkplekken worden ingericht. Een deel van het ondersteunend personeel zal gedeconcentreerd werken en een werkplek buiten Arnhem krijgen. Wij kunnen naar verwachting 15 werkplekken in de regio inrichten door gebruik te maken van reeds bestaande werkplekken in kazernes. Dat betekent dat wij 18 (33 - 15) extra werkplekken voor het ondersteunend personeel moeten inrichten. Uitgaande van een normbedrag van € 5.000 per werkplek per jaar is de jaarlast is groot € 90.000.
-7-
Bijlagen
-8-
Bijlage 1: Berekening omvang ondersteunende functies fte's Aantal vrijwilligers bij de brandweer Aantal beroepsmatige medewerkers bij de brandweer Subtotaal sector brandweer
fte's in normering
%
toelichting:
881,00
220,25
1)
268,00
268,00
2)
1.149,00
488,25
Aantal medewerkers bij de GGD
150,00
3)
Aantal medewerkers bij de Ambulancedienst
132,00
4)
Subtotaal sector Volksgezondheid
282,00
Totaal uitvoerende capaciteit
770,25
Overhead binnen de sector 5% (management + ondersteuning)
38,51
Basis voor berekening Facza
731,74
Facza conform ZBO referentie 16,2
5,0% 5)
118,54
16,2%
Facza conform historische brandweer referentie 13%
95,13
13,0%
Rekeninghoudend met synergie-effect VGGM
80,86
11,1%
Bij niet in eigendom overdragen van panden
75,00
10,2%
Toelichting: 1) vrijwilligers tellen in de normstelling van Berenschot voor 25% mee in de capaciteitsberekening en voor 5% in de VGGM financiering 2) conform concept organisatieplan 3) conform begroting 2012 4) conform begroting 2012 exclusief meldkamer 5) conform concept organisatieplan exclusief operationele logistieke ondersteuning
-9-
Bijlage 2: Verdeling over taakvelden norm ZBO P&O ICT Communicatie /Kwaliteit Juridische Zaken Facility/DIV Financiën/Control Totaal
1,9% 3,3% 1,8% 0,5% 5,6% 3,1% 16,2%
VGGM uitgangspunt fte's 1,4% 2,5% 1,2% 0,3% 2,7% 2,2% 10,2%
10,00 18,00 9,00 2,00 20,00 16,00 75,00
- 10 -
4d-3 Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4d-3 Regionalisering brandweer: Financiële vertaling organisatieplan: 3. ICT
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Voorstel ICT Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Voortkomend uit het organisatieplan van de brandweer is nadere uitwerking gegeven aan de migratie van de ICT. Op 27 juni 2012 heeft het Algemeen Bestuur het principebesluit genomen om, in beginsel, in 2013 alle brandweerkorpsen in de regio gefaseerd over te zetten naar de ICT-omgeving van VGGM. Bij de start van de nieuwe brandweerorganisatie op 1 januari 2014 kan dan binnen één omgeving worden gewerkt. Dat heeft belangrijke operationele voordelen. Toegezegd is dit voorstel nader uit te werken, inclusief financiële paragraaf. Er zullen eenduidige afspraken worden gemaakt over de migratie tussen de ICT-medewerkers van de gemeenten en de ICT-ers van VGGM. Draagvlak Dit voorstel is zorgvuldig besproken in het controllersoverleg, de klankbordgroep gemeentesecretarissen en in de Financiële Commissie Beslispunt 1. Instemmen met de gefaseerde inrichting van de ICT-omgeving in 2013 aan de hand van de in de notitie genoemde uitgangspunten. 2. De eenmalige kosten ( € 850.000) worden gedekt uit het 'spaarpotje regionalisering'; 3. De structurele kosten van de ICT middelen worden ingebracht in het totale budget en worden naar rato van gebruik doorbelast naar de brandweerorganisatie.
Informatievoorziening en Automatisering in het kader van het project regionalisering brandweer
Versie: 0.1 Status: Concept voor bespreking in Financiële Commissie Datum: 27-08-2012 Auteur: Eric Oukes/Nico Utens
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 2 Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Beslispunten ............................................................................................................................................ 3 Situatie 2012............................................................................................................................................ 4 Gewenste situatie per 1-1-2014 .............................................................................................................. 5 Van de situatie 2012 naar 2014 .............................................................................................................. 6 Overgangsjaar 2013 ................................................................................................................................ 7 Financiën ................................................................................................................................................. 8 Eenmalige kosten 2013 ....................................................................................................................... 8 (Voor)investering 2013......................................................................................................................... 9 Exploitatie 2014 ................................................................................................................................... 9 ICT in of om brandweervoertuigen ........................................................................................................ 10 Bijlagen .................................................................................................................................................. 11 Bijlage 1: Overzicht korpsen met gemeenten + voorstel volgorde van uitrol..................................... 12 Bijlage 2: Overzicht hard- en software per korps (resultaat 0-meting) .............................................. 13 Bijlage 3: Specificatie eenmalige kosten 2013 .................................................................................. 15 Bijlage 4: Specificatie (voor)investering 2013.................................................................................... 16 Bijlage 5: Indicatie prijzen voor gebruik ICT hulpmiddelen................................................................ 17 Bijlage 6: Specificatie “ICT in of om brandweervoertuigen”............................................................... 18 Bijlage 7: Advies Berenschot ............................................................................................................. 19
-2-
Inleiding Op 27 juni 2012 heeft het Algemeen Bestuur het principebesluit genomen in 2013 alle brandweerkorpsen in de regio over te zetten naar de ICT-omgeving van VGGM. Bij de start van de nieuwe brandweerorganisatie op 1 januari 2014 kan dan binnen één omgeving worden gewerkt. Dat heeft belangrijke operationele voordelen. In deze notitie treft u, conform besluitvorming in het AB van juni, een nadere uitwerking van dit principebesluit aan, inclusief financiering. Hierin verwoorden wij de ICT-uitgangspunten van VGGM. En wij geven aan welk tijdpad ons voor ogen staat, hoe het overgangsjaar 2013 wordt ingericht en wat de overgang naar de ICT-omgeving van VGGM gaat kosten. Tevens geven wij inzicht in de exploitatiekosten. Tot slot treft u een voorstel aan voor de ICT in of om de brandweervoertuigen. ICT wordt ervaren als complexe materie. Het beeld is dat ICT-projecten bij de overheid meestal veel geld kosten, niet het gewenste resultaat opleveren en veel langer duren dan gepland. In de regionalisering van de brandweer is in de meeste regio's de overgang naar een nieuwe ICTomgeving dan ook als een risicovol traject aangeduid. Aan VGGM om te laten zien dat het ook anders kan.
Beslispunten Aan het Algemeen Bestuur leggen wij het besluit voor in te stemmen met de inrichting van de ICTomgeving aan de hand van de navolgende uitgangspunten : 1. De prioriteitsvolgorde voor het migreren van de korpsen en het tijdpad worden definitief vastgesteld op basis van de uitkomsten van de gedetailleerde technische inventarisatie (zie blz. 6); 2. In het overgangsjaar wordt er gekozen om op het VGGM-netwerk te werken en vanuit de VGGMwerkplek in te loggen op het gemeentelijke netwerk (Zie optie 1, blz 7). De andere opties komen alleen in beeld als optie 1 technisch niet mogelijk is of tot grote, langdurige ongemakken aan de gebruikerskant leidt; 3. Voor de ontwikkeling van de brandweerorganisatie zal in 2013, naast te investeren in hard- en software, ook worden geïnvesteerd in het ontsluiten van informatie (zie eenmalige investering in informatievoorziening); 4. In de informatiebehoefte in de repressieve taakuitoefening wordt voorzien met ICT om het voertuig (bijvoorbeeld een Apple Ipad) en dus niet in het voertuig; 5. De eenmalige kosten worden gedekt uit het 'spaarpotje regionalisering' (= onderuitputting BDUR over 2011, 2012 en 2013); 6. De structurele kosten van de ICT middelen worden naar rato van gebruik doorbelast naar de brandweerorganisatie en komen dus terug in box 1 (DVO per gemeente) en box 2 (inwonerbijdrage gefinancierde brandweerzorg). 7. Voor de kosten van de ICT om de auto's is door een aantal gemeenten specifiek budget vrijgemaakt. In de DVO's voor 2014 worden nadere afspraken gemaakt.
-3-
Situatie 2012 Voor een goede beeldvorming eerst een schets van de huidige situatie. In de huidige situatie zijn alle korpsen, met uitzondering van Arnhem, Renkum en Westervoort, voor hun ICT afhankelijk van de gemeenten waaronder ze ressorteren. Ieder korps maakt voor de ondersteuning van haar primaire processen, als het om ICT gaat, gebruik van de middelen en diensten die gemeenten hen verschaffen. Dit geldt zowel voor kantoorautomatisering, als voor brandweer specifieke software, als voor ICT op brandweervoertuigen. De ICT wordt ook door de gemeenten gefinancierd. Bij een aantal gemeenten wordt op het gebied van ICT samengewerkt. In deze gevallen wordt de ICT aangeboden via een shared-service-center concept. VGGM heeft in 2011 haar eigen ICT-omgeving ingericht. Via een aanbestedingstraject is de dienstverlening ondergebracht bij externe partijen en binnen de organisatie is een I&A bureau ingericht dat ondersteuning verleent aan 700 medewerkers. Daarvoor nam VGGM dit als dienst af van de gemeente Arnhem. Deze stap is gezet, omdat VGGM hierdoor beter in staat zou worden gesteld om haar primaire processen te ondersteunen en gaf de ruimte voor verdere ontwikkelingen (zoals de mogelijke regionalisering van de brandweer) en innovatie. Bij deze operatie is rekening gehouden met mogelijke veranderingen in de organisatie door het “Lego-concept” te hanteren. De ICT is opgezet in bouwblokken. Uit de 0-meting is een beeld ontstaan dat ICT een bont landschap oplevert. Dit zowel qua apparatuur en software die in gebruik is, als de informatievoorziening, als de financiering van de middelen en de diensten. Zie voor een gedetailleerd overzicht bijlage 2.
-4-
Gewenste situatie per 1-1-2014 Hoe ziet idealiter de situatie er per 1-1-2014 uit? Dat is afhankelijk van de gekozen en gehanteerde uitgangspunten. Voor VGGM zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: • • • • • • • •
ICT is klantgericht en klantvriendelijk ICT is centraal ingericht en wordt centraal beheerd Standaard is de norm, tenzij... als het gaat om middelen en/of diensten Consolidatie van software, waar mogelijk maar één keer hetzelfde Keuze “make-or-buy”: als het om hard- en software gaat is "kopen". Iedere medewerker van VGGM kan thuiswerken Iedere medewerker van VGGM heeft de beschikking over webmail De leidinggevende bepaalt/besluit over de (extra) faciliteiten voor/van de medewerker
Als deze uitgangspunten regionaal worden doorgetrokken, ontstaat het volgende plaatje: De ICT wordt centraal georganiseerd, geregisseerd, gerealiseerd en gefaciliteerd. In feite worden er een aantal bouwblokken in de ICT-infrastructuur toegevoegd, conform het “Lego-concept”, om de toegenomen ICT-behoefte te kunnen faciliteren. Groot voordeel hiervan is dat er een uniform niveau is van basisvoorzieningen als het gaat om ICT. Concreet betekent het dat het mogelijk is om op iedere werkplek binnen de regio te kunnen werken met, de afhankelijk van de functie, relevante programma’s. Als bovenstaande uitgangspunten ook naar brandweervoertuigen wordt doorgetrokken, hebben ook deze eenzelfde inrichting en/of uitrusting als het om ICT-middelen gaat. Dit betekent dat de onderlinge uitwisselbaarheid vergroot wordt en het beheer vereenvoudigd. Het informatiemanagement en de informatievoorziening zijn op een eenduidige manier geregeld en georganiseerd, één en ander conform de VeRA1. Uit het plaatje moge blijken dat VGGM in een keten met andere organisaties functioneert en dat de informatie in de keten wordt ontsloten.
1
VeRA = Veiligheidsregio Referentie Architectuur.
-5-
Van de situatie 2012 naar 2014 Om van nu naar de situatie 2014 te komen moet er veel werk verzet worden, dat is geen sinecure. Bij de regionale brandweer hebben we te maken met 16 gemeenten, 284 beroeps, 881 vrijwilligers, 41 locaties en 201 voertuigen. Met als uitgangspunt dat VGGM de ICT voor de hele regionale brandweer faciliteert, worden er een aantal stappen doorlopen om van de huidige naar de gewenste situatie te komen. Een tweede uitgangspunt is dat de operatie op 1-1-2014 klaar is en dat de overgang gefaseerd wordt uitgevoerd, dat wil zeggen korps voor korps. In dit traject is intensieve samenwerking met de korpsen en gemeenten nodig. Uit de ervaringen van de afgelopen maanden blijkt dat korpsen en ICT-afdelingen van gemeenten op een constructieve wijze samenwerken met VGGM bij de voorbereiding van dit traject. Gedurende de migratie wordt intensief overleg met deze partijen gevoerd zodat de migratie zo soepel mogelijk zal verlopen. Ook zal afstemming plaatsvinden met de gemeentesecretarissen, zowel als klankbord (via de klankbordgroep gemeentesecretarissen) als individueel met elke secretaris (voor zover van toepassing), gezien de gevolgen van de uittreding van de korpsen uit de gemeentelijke ICTomgeving. •
•
• • •
Inventarisatie (gedetailleerd) van de huidige stand van zaken per korps: a) Apparatuur: werkplekken, telefonie, printers, faxen, etc. b) Software: Kantoorautomatisering, brandweer specifieke software c) Diensten die gemeente leveren aan het korps als dataopslag en ondersteuning d) Organisatorische afspraken over de inrichting van werkprocessen Gedetailleerd plan voor de gefaseerde overgang, inclusief prioritering per korps, opdat het Dagelijks Bestuur als opdrachtgever van de projectgroep regionalisering daar een keuze in kan maken Op basis van de keuzes in punt 2. een 1e pilot voorbereiden om één korps december 2012/januari 2013 te migreren. Met de ervaringen van de pilot en in de door het Dagelijks Bestuur bepaalde volgorde de overige korpsen migreren. Plan voor training en begeleiding van personeel tijdens en na de migratie.
Naast het feitelijk overzetten van de korpsen naar VGGM als het om ICT gaat, spelen er nog twee belangrijke zaken, te weten de consolidatie en harmonisatie van de brandweer specifieke software en de uniforme uitrusting van brandweervoertuigen als het gaat om ICT-(middelen). Ook deze twee onderwerpen worden projectmatig en planmatig opgepakt. Voor wat betreft het consolideren en harmoniseren van brandweer specifieke software wordt op basis van de VeRA en de verschillende contact/vakgroepen een uitspraak gedaan wat regionaal de meest optimale oplossing is. Hierbij wordt de omgeving, zoals bijvoorbeeld de ontwikkelingen met de RUD's/OD's2, nadrukkelijk gevolgd. Voor het adequaat kunnen uitvoeren van de repressieve werkzaamheden is in mei 2012 een project gestart om naar alternatieven te zoeken voor “vaste” ICT in brandweervoertuigen. Deze blijkt in de praktijk van alle dag minder te voldoen, dan alternatieven die in den lande gebruikt worden. Er wordt nadrukkelijk gekeken of een tablet (in vorm van een Apple Ipad met brandweer specifieke apps) voor de bevelvoerders, officieren van dienst, etc. effectiever en efficiënter is, zowel qua gebruik als qua kosten.
2
RUD = Regionale Uitvoeringsdienst; OD=Omgevingsdienst
-6-
Overgangsjaar 2013 2013 is een overgangsjaar. Waar het ene korps al over is naar VGGM, als het om ICT gaat, is een ander korps nog aangesloten op zijn gemeente. Wat een uitdaging vormt, is hoe er voor te zorgen dat korpsen die al onderdeel zijn van VGGM-ICT toch ook nog bij gemeentelijke applicaties kunnen, want die moeten tot 1-1-2014 (ook) gebruikt kunnen worden. Hiervoor zijn de volgende mogelijkheden: 1. VGGM richt de werkplekken in en migreert data, mail en applicaties en telefonie van de gemeente naar VGGM, opdat er helemaal op het VGGM-netwerk gewerkt kan worden. Vanuit de VGGM-werkplek kan, bijvoorbeeld met behulp van Citrix, ingelogd worden op het gemeentelijke netwerk, opdat dit nog geraadpleegd kan worden en in voorkomend geval administraties kunnen worden bijgewerkt. 2. De door de gemeente geleverde werkplek blijft in de overgangsperiode (be)staan. De data, mail en applicaties worden gemigreerd naar het VGGM-netwerk. Vanuit de gemeentelijke werkplek wordt de VGGM-omgeving gebruikt. Dit kan door het gebruik van een internet browser en de “thuiswerk-omgeving” die VGGM al haar medewerkers biedt. Op deze manier kan zowel van het VGGM- als het gemeentelijk netwerk gebruik worden gemaakt. Eind 2013 worden dan alsnog de gemeentelijke werkplekken vervangen worden door VGGM-werkplekken in verband met uniformiteit en beheer. 3. De laatste optie is om iedere werkplek tijdelijk te voorzien van zowel een gemeentelijke als een VGGM-werkplek. Vraag is dan waar primair de data, mail en applicaties zouden moeten staan. De directie van VGGM adviseert om de mogelijkheid genoemd onder 1. te implementeren en in voorkomend geval als het echt niet mogelijk is om met een gemeente afspraken te maken voor toegang tot hun netwerk via bijvoorbeeld Citrix, gebruikt te maken van mogelijkheid 2. Mogelijkheid 3. is slecht een oplossing als er sprake is van zogenaamde “exotische applicaties” die lokaal gebruikt worden en noch op het gemeentelijke noch op het VGGM-netwerk kunnen worden geïnstalleerd. Voor de overgang van de telefonie (nieuw nummer) wordt een communicatieplan gemaakt. In het overgangsjaar zal er sprake zijn van een intensieve samenwerking tussen de ICT-afdeling van de gemeente en de ICT-medewerkers van VGGM. Dit vraagt om eenduidige afspraken over verantwoordelijkheden en bevoegdheden. In overleg met de klankbordgroep van gemeentesecretarissen wordt hier een voorstel voor gedaan.
-7-
Financiën Er bestaat bezorgdheid over de financiële vertaling van de ICT. Dit is logisch gezien de geluiden uit den lande. VGGM heeft ten opzichte van een groot aantal andere regio's het voordeel dat er niet een geheel nieuwe ICT-omgeving hoeft te worden opgebouwd, maar dat VGGM al een basis heeft. Er hoeft slechts geïnvesteerd te worden in uitbreiding van een al bestaand platform en er worden kosten gemaakt voor de migratie van data, mail en applicaties naar VGGM. Beide zijn overzichtelijk en inzichtelijk te maken. Het is lastig, zo niet onmogelijk, in beeld te brengen hoe de kosten van ICT binnen de korpsen in de huidige situatie zich verhouden tot de toerekening van structurele kosten voor ICT in de nieuwe situatie. Primaire reden hiervoor ligt in het feit dat er grote verschillen zijn in de wijze waarop ICT-kosten binnen gemeenten worden toegerekend aan de brandweer. Wel is het mogelijk dat gemeenten zelf hun huidige ICT-kosten afzetten tegen de verwachte kosten per gebruiker in de nieuwe situatie en tegen de beschikbare benchemarkgegevens (zie bijlage 5).
Eenmalige kosten 2013 De eenmalige kosten in 2013, bestaande uit incidentele inrichtingskosten, ICT-personeel VGGM en technische zaken, zijn begroot op € 825.000. Deze kosten komen waar mogelijk voor rekening van VGGM. Daartoe wordt 'het spaarpotje' gevoed uit de onderuitputting in de BDUR in de jaren 2011, 2012 en 2013 ingezet. Voor specificatie zie bijlage 3 VGGM draagt de eenmalige kosten. Daar staat tegenover dat gemeenten worden geconfronteerd met de kosten van het desinvesteren in apparatuur en brandweerspecifieke software. In de eenmalige kosten voor 2013 is ook een bedrag (taakstellend € 200.000) opgenomen om de informatievoorziening op een gewenste basisniveau te brengen, omdat het een belangrijke randvoorwaarde is voor procesgestuurd werken in de nieuwe brandweerorganisatie. VGGM zal specifiek voor deze opdracht personeel inzetten om informatie te ontsluiten en aan te laten sluiten op de informatiebehoefte in het kader van procesgestuurd werken. Onderstaande plaatjes geven een beeld van het werk wat er gedaan moet worden om van een gefragmenteerde informatievoorziening te komen tot een geïntegreerde en gestructureerde informatievoorziening op maat.
Huidige situatie
Gewenste situatie
-8-
(Voor)investering 2013 Er wordt geïnvesteerd in centrale ICT, zoals servers, licenties en opslagcapaciteit, werkplekken, zoals werkstations en laptops, en telefonie. Hiervoor is een bedrag begroot van € 320.000 te investeren in 2013. Zie bijlage 4 voor de specificatie van dit bedrag. Deze investering wordt voorgefinancierd door VGGM en de kosten worden vanaf 2014 verdisconteerd in de structurele exploitatiekosten.
Exploitatie 2014 De exploitatiekosten voor de uitbreiding ICT in het kader van de regionalisering van de brandweer bestaan uit personeelskosten, afschrijvingskosten investeringen, verbindingen, hosting van de twee rekencentra, printer/multifunctionals, telefonie en 10% onvoorzien. De uitbreiding van de ICT wordt ingebed in de bestaande ICT-omgeving van het concern VGGM. Aan de brandweer worden naar rato van het gebruik door de brandweer de kosten van de bestaande ICTomgeving doorbelast. De exploitatiekosten worden doorbelast op basis van feitelijk gebruik. Wij hanteren tarieven voor werkstations, accounts en telefonie (zie voor een indicatie van de prijzen bijlage 5). De tarieven zijn gedifferentieerd op basis van de intensiteit van het gebruik voortvloeiend uit de functie van de medewerker en op basis van het aantal voertuigen. Concreet betekent dit dat voor een repressieve functionaris een ander tarief geldt dan voor een preventie medewerker en voor een vrijwilliger een lager tarief wordt gehanteerd. In een gemeente waar relatief veel voertuigen staan worden meer ICT-kosten toegekend voor ICT in of om brandweervoertuigen. De personeelskosten van de ICT-medewerkers worden doorbelast middels de doorbelasting van de ondersteunende functies. Zie het specifieke voorstel Ondersteunende Functies.
-9-
ICT in of om brandweervoertuigen Om de ICT in brandweervoertuigen (200 voertuigen) op een voor de hele regio gelijk niveau te krijgen, moet er worden geïnvesteerd in stroomvoorziening in de voertuigen en in voertuig geschikte PC’s. Veel, zo niet alles, wat op dit moment in voertuigen aan ICT zit is verouderd en/of het werkt niet zoals het bedoeld is. Wanneer dit zou worden uitgevoerd zou daar een investering van € 400.000 voor nodig zijn. De exploitatie (kapitaallasten en beheer) bedraagt € 365.000 op jaarbasis. In het land zijn er andere ontwikkelingen gaande, namelijk om vanuit het perspectief van een functionaris te kijken welke informatie hij voorhanden moet hebben om adequaat zijn taak uit te kunnen voeren. Vanuit de zogenaamde operationele hoofdstructuur: bevelvoeder, officier van dienst, hoofdofficier van dienst, commandant van dienst, is er gekeken welke informatie beschikbaar moet zijn/komen om adequaat de repressieve taken te kunnen uitvoeren. Het resultaat van deze vragen en ontwikkelingen is, dat niet voertuigen van ICT worden voorzien, maar dat medewerkers van ICT worden voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een Apple Ipad met een aantal brandweer specifieke apps. Om bovenstaande te realiseren is een investering nodig van € 150.000 en de exploitatie bedraagt dan op jaar basis € 195.000. Zie bijlage 6 voor een nadere specificatie van beide opties ten aanzien van ICT in of om brandweervoertuigen. VGGM opteert voor het volgen van de landelijke ontwikkeling in plaats van te investeren in ICT in voertuigen.
- 10 -
Bijlagen Bijlage 1: Overzicht korpsen met gemeenten + voorstel volgorde van uitrol Bijlage 2: Overzicht hard- en software per korps (resultaat 0-meting) Bijlage 3: Specificatie eenmalige kosten 2013 Bijlage 4: Specificatie (voor)investering 2013 Bijlage 5: Indicatie prijzen voor gebruik ICT-hulpmiddelen Bijlage 6: Specificatie “ICT in of om brandweervoertuigen” Bijlage 7: Advies Berenschot
- 11 -
Bijlage 1: Overzicht korpsen met gemeenten + voorstel volgorde van uitrol Korps
Gemeenten
Exploitatie 2012
Exploitatie 2014
VGGM, inclusief sector Volksgezondheid en Regionale Ambulance Voorziening Barneveld Lingewaard Ede Nijkerk Overbetuwe Rijn-IJssel
Arnhem, Westervoort, Renkum
€ 2.100.000
€ 3.000.000 + ICT in of om brandweervoertuigen
Scherpenzeel Wageningen Zevenaar/Rijnwaarden
Barneveld Lingewaard Ede Nijkerk Overbetuwe Rheden, Rozendaal Doesburg (ICT van Doetinchem) Duiven (ICT van RIB) Scherpenzeel Wageningen Zevenaar Rijnwaarden
Volgorde uitrol 2013 NVT
4 5 9 3 8 2
1 6 7
De volgorde van uitrol in 2013 gebaseerd op: - Scherpenzeel als eerste, omdat het overzichtelijk is, gezien de beperkte omvang; - Rijn- IJssel als tweede, gezien het feit dat de gemeente Rheden aansluiting zoekt bij de ICT van de gemeente Arnhem en het niet wenselijk lijkt dat het brandweerkorps twee keer een overgang moet meemaken met het onlosmakelijke ongemak dat dit met zich mee brengt. -Geldt ook voor Lingewaard en Overbetuwe? - De keuze 3, 4, 5, 6 en 7 is arbitrair en kan ook in een andere volgorde. Deze korpsen brengen vergelijkbare werkzaamheden met zich mee.
- Ede als laatste, omdat dit het grootste qua omvang en qua complexiteit is. Alle voorgaande migraties hebben als leerschool gediend voor deze migratie.
- 12 -
- 13 -
Bijlage 2: Overzicht hard- en software per korps (resultaat 0-meting)
- 14 -
Bijlage 3: Specificatie eenmalige kosten 2013
Eenmalige kosten (jaar 2013) Incidentele inrichting (o.a. transitie) € Personeelskosten VGGM €
255.000 162.500
Bekabeling kazernes Patchkasten Verbindingen
€ € €
45.250 84.000 2.500
Informatievoorziening
€
200.000
Onvoorzien 10%
€
75.750
totaal €
825.000
bedragen excl. BTW
- 15 -
Bijlage 4: Specificatie (voor)investering 2013
(Voor)investeringen 2013 Centrale ICT
€
60.000
Werkplekapparatuur Computers Laptops
€ €
114.000 73.000
Telefonie
€
41.000
Overige
€
32.000
totaal €
320.000
bedragen excl. BTW
- 16 -
Bijlage 5: Indicatie prijzen voor gebruik ICT hulpmiddelen Hulpmiddel
Prijs per fte
(op jaarbasis in euro)
min.
Mobiele telefoon Iphone Vaste telefoon Werkstation Account Afschrijving generieke kosten
roosterfactor voor repressief max. personeel
400 500 1.300 1.400 150 200 1.300 1.400 2.300 2.400 450 550
600
vrijwilligers brandweer
120
Om de prijzen van VGGM in perspectief te plaatsen hierbij een overzicht van cijfers uit de door M&I partners uitgevoerde benchmark naar ICT kosten bij gemeenten. (Zie impressie benchmark gemeenten, M&I partners, Van Dijk en Van der Linden, rapport bij project 109312, Amersfoort, december 2010). In de benchmark van M&I zijn ook de kosten van het ICT personeel meegenomen. Bij VGGM gaan deze kosten in de doorbelasting van de ondersteunende functies.
- 17 -
Bijlage 6: Specificatie “ICT in of om brandweervoertuigen”
Oplossing 1 - Vaste ICT op voertuigen
Oplossing 2 - Ipad-oplossing
aantal voertuigen
aantal Ipad
200
prijs hardware
€
1.800
Investering van:
€
360.000
af te schrijven in .. jaar
€
4
€
Investering van:
€
af te schrijven in .. jaar
€
500 150.000 2
Exploitatiekosten per jaar
Exploitatiekosten per jaar Afschrijving
€
90.000
Rente
€
7.000 €
97.000
€
20.000
afschrijving
€
75.000
rente
€
3.000 €
78.000
€
5.000
€
65.000
Software
€
20.000
Verbindingen/datacommunicatie
€
27.000
Exploitatiekosten - jaarbasis
€
195.000
eenmalige kosten
eenmalige kosten inbouw, 5 jr
inbouw, 5 jr Ondersteuning
Ondersteuning systeembeheer:
300
prijs Ipad
€
65.000
fte:
systeembeheer: fte:
2 €
130.000
Software
€
100.000
Verbindingen/datacommunicatie
€
18.000
Exploitatiekosten - jaarbasis *)
€
365.000
€
65.000 1
bedragen excl. BTW
- 18 -
Bijlage 7: Advies Berenschot Beste Eric, We spraken 20 juni over het project waar VGGM voor staat om – samen met de brandweerkorpsen die betrokken zijn bij de regiovorming - de ICT te integreren. Zoals afgesproken vat ik in dit memo kort nog even enkele gedeelde beelden en aandachtspunten samen die kunnen helpen bij het vervolg. De integratie van de ICT bij de regionalisatie heeft als voordeel dat in de basis een aantal goede randvoorwaarden zijn ingevuld: Eric Oukes Aan Peter van Zanten Cc Hans Reterink Van Datum 29 juni 2012 Aandachtspunten VGGM integratie ICT Brandweer Betreft
1. VGGM heeft kort geleden een moderne ICT omgeving ingericht, waarvoor het in de basis goed mogelijk is om daar de regio korpsen in te passen. Daarbij zijn er bv. twee datacentra met failsave en 24/7 beschikbaarheid, beveiliging, iphones voor de medewerkers, en worden 700 medewerkers al ondersteund. 2. Bij de ICT opzet zijn als uitgangspunten consolidatie, transparantie van kosten toegepast. Dit past goed bij de regionalisatie. 3. De beheerorganisatie bestaat voor de helft uit vaste medewerkers en half uit een flexibele schil die goed in staat is om deze omgeving te beheren maar ook flexibiliteit biedt. 4. De projectorganisatie staat, en je bent zelf lid van de projectgroep bedrijfsvoering. Er is op hoofdlijnen binnen de projectorganisatie een goed beeld van de marsroute voor de ICT integratie. Voor applicaties wordt eerst de hosting van de applicatie overgebracht, daarna wordt gestart met consolidatie van applicaties met hetzelfde werkveld. De inventarisatie wordt gestart per september 2012. De verwachting is de migratie gefaseerd uit te voeren, met 1 korps per maand, met de eerste pilot van de uitrol in december 2012, en 1 januari 2014 gereed te zijn. Er is daartoe een begroting opgesteld met een post onvoorzien. Vandaag wordt daarover besloten. De planning ligt op schema. 5. De directie beslist, ICT geeft advies en houdt overzicht. De keuzes voor de integratie worden geleid door Jan Pieter Duhen, commandant Nijkerk. Daarbij worden contactgroepen gevormd om de keuzes te bespreken. Daardoor wordt aan dit proces leiding gegeven door een leidinggevende uit het primaire veld, waardoor met slagkracht een goede afweging kan worden gemaakt. Je bent hierbij aangehaakt We bespraken de volgende aandachtspunten. Op basis van ons gesprek kreeg ik niet de indruk dat dit zaken waren die beter anders zouden moeten worden aangevlogen, maar wel dat het zaken zijn die je in de gaten moet houden, omdat het soms lastige aspecten zijn waardoor potentieel de druk kan wegvallen en je de voordelen van regionalisatie voor veiligheid, kwaliteit en kosten niet zou kunnen halen. 1) Acceptatie en samenwerken Consolidatie en overgang van de ICT naar de nieuwe situatie betekent op onderdelen een stevige verandering. Dat zal vaak een verbetering zijn, maar kan ook als een verslechtering worden ervaren door betrokken gebruikers en ICT beheerders. Zij kennen de huidige ICT omgeving en nog niet de nieuwe omgeving. De noodzaak voor een uitzondering is snel te maken. Het kan dan een risico vormen om – omwille van de voortgang en de goede relaties – meer uitzonderingen te ma-
- 19 -
2)
3)
4)
5)
ken voor bijzondere zaken dan noodzakelijk. Het kan dan helpen om in het op te stellen projectplan een werkwijze te beschrijven om met dergelijke issues bij de uitvoering van de migratie om te gaan. In dat kader is het ook een risico als teveel korpsen kiezen om PC en hosting niet meteen bij VGGM te brengen, maar deze zelf gedurende langere tijd te beheren of PC’s dubbel uit te voeren. Dan zijn de kosten voor VGGM weliswaar minder, maar de totale kosten voor de gemeenten zullen stijgen. Dat is voor alle partijen ongewenst. Hoe wordt het besluitvormingsproces en de verwachtingen bestuurd? Harmonisatie operationele software. Dit is essentieel voor een gemeenschappelijke werkwijze, hoge kwaliteit van de dienstverlening en lage kosten. De afspraak is dat initiële kosten voor rekening van VGGM zijn, en de desinvesteringskosten voor rekening van de gemeenten. Dit is een goed uitgangspunt. Voor kwaliteit van de repressie is noodzakelijk dat op het moment dat de nieuwe organisatie feitelijk in werking treedt, de bij repressie betrokken ICT middelen (waaronder ICT in en om brandweervoertuigen) goed geintegreerd werken. De kosten voor harmonisatie zijn nog niet bekend, maar kunnen substantieel zijn. Ze hebben o.a. betrekking op licenties, training en migratie van data. Dat betekent dus aandacht voor het proces, het doel en de verwachtingen, en een goede afweging maar ook een duidelijke keuze maken voor de langere termijn met een balans tussen veiligheid, kwaliteit en kosten. ICT van VGGM moet bij de juiste stappen worden betrokken. Kosten. Vanaf december 2012 gaan de kosten voor ICT VGGM stijgen. Daarbij zijn de volgende componenten te zien: a) Bestaande ICT exploitatielasten voor de huidige VGGM ICT omgeving: deze lopen met een gelijk niveau van 2,2M door. b) Eenmalige integratiekosten voor integratie eerste fase van de korpsen: deze lopen vanaf september 2012 (begin inventarisatie) via december 2012 (eerste pilot) tot einde 2013 (migratie eerste fase gereed): deze zijn begroot met 15% onvoorzien op 825K eenmalig en 320K investeringen in 2013. c) Exploitatiekosten voor gemigreerde korpsen: deze lopen op vanaf december 2012 tot eind 2013 voor beheer van de ICT omgevingen die zijn gemigreerd. Deze zijn begroot op 850K. d) Extra kosten voor opties 2 en 3 (Pc’s van gemeente of dubbel uitvoeren PC’s gemeente en PC’s VGGM) e) Kosten te maken voor integratie fase 2: harmonisatie van de diverse operationele bedrijfsapplicaties voor de afdelingen risicobeheersing, operationele voorbereiding en incident bestrijding. De kosten voor a) en b) zijn redelijk te voorzien. C) moet uiteraard worden begroot en gevolgd. D) vormt een risico: de kosten voor VGGM lijken beperkt, maar de gemeente zit wel gedurende enige tijd met potentieel dubbele kosten. Dit wordt natuurlijk problematischer als er door gemeenten in 2013 nog extra in ICT zou worden geïnvesteerd. E) is essentieel voor kwaliteit, veiligheid en kostenbesparing, maar zal concrete en duidelijke keuzes vergen met een balans tussen lange en korte termijn, en wensen van gebruikers en bedrijfseconomische belangen. Deze kosten zouden op niet al te lange termijn inzichtelijk kunnen worden gemaakt Management Informatie De opzet voor de management informatie is beschreven. Voor de nieuwe organisatie is het zaak om al in een vroegtijdig stadium duidelijk te krijgen hoe de organisatie wordt bestuurd met welke kencijfers, en hoe de management rapportage aansluit bij de organisatiestructuur. Daarbij is er uiteraard verschil tussen wit en rood. Projectplan. Het projectplan zal binnenkort worden opgesteld. Het is belangrijk om bij een dergelijk belangrijk project duidelijk van te voren op te schrijven hoe het wordt uitgevoerd. Daarmee wordt het in een vroeg stadium duidelijk waar nog aandacht aan moet worden besteed, en kan het worden gebruikt om de voortgang tegen af te zetten en onderlinge afhankelijkheden te zien.
- 20 -
4e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 4e Regionalisering brandweer: Concept Sociaal Plan
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: (concept) Sociaal plan regionalisering brandweer Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: In september is in het BGO overeenstemming bereikt over de inhoud van het sociaal plan voor het beroepspersoneel. Onderhandelingen over de regelingen voor de vrijwilligers zijn inmiddels ook afgerond. De vakorganisaties hebben ervoor gekozen eerst het beroepsdeel voor te leggen aan hun achterban middels een ledenraadpleging en daarna een ledenraadpleging te organiseren voor de vrijwilligers. Ledenraadpleging voor beroepspersoneel is gepland op 23 en 24 oktober. Belangrijke punten uit het sociaal plan voor de beroeps zijn: 1. werkgelegenheidsgarantie. Er vinden geen gedwongen ontslagen plaats als gevolg van de regionalisering. 2. arbeidsvoorwaarden VGGM zijn uitgangspunt. Bedoeling van sociaal plan is om de personele gevolgen voor de medewerkers uit de regio vast te stellen en de overgang naar de arbeidsvoorwaarden VGGM sociaal verantwoord te laten verlopen. Hfdst 2 Plaatsingsprocedure: 3. Er is een nieuw functieboek opgesteld dat ter kennisname reeds is toegestuurd in september. Deze wordt later nog aan bestuur voorgelegd ter besluitvorming. 4. Op basis van functieboek wordt een was-wordt lijst opgesteld zodat inzichtelijk wordt welke functies wijzigen en welke ongewijzigd terugkomen in de nieuwe organisatie 5. Op basis van de was-wordt lijst wordt er geplaatst. Er wordt een plaatsingscommissie ingesteld. 6. Zoveel mogelijk 'mens volgt functie' principe toepassen. Als dat niet mogelijk is dan vindt een selectieprocedure plaats. 7. Sleutelfunctionarissen (2e en 3e echelon) vallen buiten de plaatsingsprocedure. Er komt een selectieprocedure waar we, voor het 2e echelon, een bestuurder bij betrekken. Het Dagelijks Bestuur heeft besloten dat Dhr. Zomerdijk deze rol zal vervullen. Hfdst 3 uitvoeringsregeling beroeps 8. arbeidsvoorwaarden VGGM uitgangspunt 9. voor zittend personeel overgangsregelingen. Een aantal garantieregelingen zoals extra verlof of de woontoeslag in Ede. Een aantal afkoopregelingen zoals regeling woon-werkverkeervergoeding en EHBO vergoeding en een aantal regelingen zijn geharmoniseerd zoals de piketregeling en de stroomvergoedingsregeling.
Vervolgprocedure 1. Ledenraadpleging beroeps 2. Ledenraadpleging vrijwilligers 3. Volledig sociaal plan naar DB / AB in decembercyclus ter vaststelling 4. Vaststelling colleges
Sociaal Plan Regionalisering Brandweer Gelderland-Midden
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Definities __________________________________________________________ 3 Doel ______________________________________________________________ 4 Werkingssfeer en duur _______________________________________________ 4 Algemene uitgangspunten. ____________________________________________ 5 Afspraken _________________________________________________________ 5
Hoofdstuk 2
2.1 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15 2.16 2.17 2.18
Plaatsingsprocedure ________________________________________________ 6
Uitgangspunten _____________________________________________________ 6 Mens volgt functie___________________________________________________ 6 Was-wordt lijst _____________________________________________________ 6 Ontslag gemeente/lokale brandweerorganisatie ____________________________ 6 Aanstelling nieuwe organisatie _________________________________________ 6 Overdracht personeelsdossier __________________________________________ 7 Plaatsing van medewerkers en vrijwilligers _______________________________ 7 Plaatsing in een ongewijzigde functie ____________________________________ 7 Boventallig ________________________________________________________ 7 Plaatsing in een gewijzigde functie______________________________________ 8 Belangstellingsregistratie _____________________________________________ 8 Plaatsing n.a.v. de belangstellingsregistratie_______________________________ 8 Aanbieden van een geschikte functie ____________________________________ 8 Geen vaste plaatsing _________________________________________________ 8 Verplichting medewerker _____________________________________________ 9 Afspraken bij plaatsing _______________________________________________ 9 Plaatsingscommissie _______________________________________________ 9
Hoofdstuk 3
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13 3.14 3.15 3.16 3.17 3.18 3.19 3.20 3.21 3.22 3.23 3.24
Definities, doel, werkingssfeer, algemene uitgangspunten en afspraken _____ 3
Uitvoeringsregelingen beroeps _______________________________________ 10
Werkgelegenheid___________________________________________________ 10 Arbeidsvoorwaarden ________________________________________________ 10 Indiensttreding bij VGGM ___________________________________________ 10 Salarisgarantie _____________________________________________________ 10 Persoonsgebonden toelagen en meerwaardeschaal/uitloopschaal______________ 10 Functiegebonden toelagen en/of inconveniënten en onregelmatigheidstoelage ___ 11 FLO overgangsrecht ________________________________________________ 11 Behoud en toekenning studiefaciliteiten _________________________________ 11 Diensttijd _________________________________________________________ 12 Pensioenvoorziening en ziektekostenverzekering__________________________ 12 Hypotheek ________________________________________________________ 12 Verzekeringen _____________________________________________________ 12 Woonplicht _______________________________________________________ 12 Basisverlof, leeftijdsverlof en onregelmatigheidsdagen _____________________ 12 Beschikbaarheidsregeling ____________________________________________ 13 Woontoeslag ______________________________________________________ 14 Overwerk _________________________________________________________ 14 BHV / EHBO vergoeding ____________________________________________ 14 Stroomvergoeding __________________________________________________ 14 Telefoonvergoeding ________________________________________________ 14 Reiskosten woon-werkverkeer ________________________________________ 14 Dienstreizen_______________________________________________________ 15 Ambtsjubileum ____________________________________________________ 15 Cafetariamodel ____________________________________________________ 15
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
1
3.25 3.26 3.27 3.28
Fitnessregeling ____________________________________________________ 15 Attentieregeling____________________________________________________ 15 Hardheidsclausule __________________________________________________ 15 Bezwarencommissie ________________________________________________ 16
Hoofdstuk 4 Bijlage 1
1 2 3
Uitvoeringsregelingen vrijwilligers ____________________________________ 17 Werving- en selectieprocedure Sleutelfunctionarissen ___________________ 18
Werving____________________________________________________________ 18 Selectie ____________________________________________________________ 18 Benoeming _________________________________________________________ 19
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
2
Hoofdstuk 1 Definities, doel, werkingssfeer, algemene uitgangspunten en afspraken 1.1
Definities
In dit sociaal plan wordt verstaan onder: a. Regionalisering: de samenvoeging van twaalf lokale brandweerorganisaties in de regio Gelderland-Midden en de Brandweersector van Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden (VGGM) tot één regionale brandweer Gelderland-Midden binnen de gemeenschappelijke regeling VGGM; b. Nieuwe organisatie: de brandweersector die binnen VGGM is ontstaan na de regionalisering; c. Sociaal plan: een bindende regeling waarin voor de medewerkers de rechtspositionele gevolgen van de samenvoeging zijn opgenomen; d. Personele gevolgen: gevolgen voor de functie en/of de rechtspositie van de betrokken medewerkers; e. Ambtenaar: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 eerste lid onder a van de CAR (UWO), die 1 vanuit de lokale korpsen van de gemeenten in Gelderland-Midden en vanuit de regionale Brandweer Gelderland-Midden, betrokken zijn bij de vorming van één regionale brandweer binnen de gemeenschappelijke regeling VGGM; f. Vrijwilliger: de vrijwilliger in de zin van artikel 19:1 van de CAR/UWO, die vanuit de korpsen van de gemeenten in Gelderland-Midden en vanuit de regionale Brandweer Gelderland-Midden, betrokken zijn bij de vorming van één regionale brandweer binnen de gemeenschappelijke regeling VGGM; g. Medewerker: de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 eerste lid onder a van de CAR (UWO), aangesteld in vaste dienst dan wel aangesteld in tijdelijke dienst bij één van de twaalf lokale brandweerorganisaties in de regio Gelderland-Midden of de Brandweersector van VGGM die voor 50 % of meer ten behoeve van de activiteiten van de brandweer, die overgaan naar de nieuwe organisatie, werkzaam zijn en die overgaan naar de nieuw te vormen regionale brandweer binnen de gemeenschappelijke regeling VGGM; h. De oude werkgever: de werkgever waar de medewerker aangesteld was voor de regionalisering; i. De nieuwe werkgever: de werkgever (VGGM) waar de medewerker na effectuering van de regionalisering in dienst treedt; j. Functie: het geheel van werkzaamheden dat de medewerker verricht, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de CAR (UWO); k. Ongewijzigde functie: een functie waarvan het samenstel van niveau bepalende werkzaamheden voor minstens 2/3 gelijk is aan de functie die een medewerker voor de regionalisering vervulde en welke niet als sleutelfunctie is aangemerkt; l. Gewijzigde functie: een functie waarbij het samenstel van niveau bepalende werkzaamheden voor minder dan 2/3 gelijk is aan de functie die een medewerker voor de regionalisering vervulde; m. Nieuwe functie: een functie die niet eerder voorkwam bij de lokale brandweerorganisaties in de regio Gelderland-Midden en de Brandweersector VGGM; n. Vervallen functie: een functie die niet terugkomt in de lijst van functies na de regionalisering; o. Passende functie: een functie van gelijkwaardig werk- en denkniveau, die de medewerker redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen. Een passende functie is doorgaans van hetzelfde functieniveau als de oude functie, maar kan ook van een hoger niveau of maximaal twee niveaus lager zijn dan de oude functie; p. Geschikte functie: een functie die niet valt onder het begrip passende functie, maar die de ambtenaar bereid is te vervullen; q. Sleutelfunctie: een managementfunctie in het tweede en derde echelon die, als eerste binnen de nieuwe organisatie, op basis van werving en selectie wordt ingevuld; r. Bezwarende functie: een functie met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten. Een bezwarende functie is een functie die door de werkgever voor 1 januari 2006, op basis van bovenstaande definitie, is 1
medewerkers die op de loonlijst staan van de brandweer
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
3
aangewezen als een bezwarende functie. Medewerkers die voor 1 januari 2006 geplaatst zijn in een bezwarende functie vallen onder het FLO overgangsrecht. Medewerkers die na 2006 zijn aangesteld in een bezwarende functie, mogen conform wetgeving niet langer dan 20 jaar een bezwarende functie vervullen; s. Niet bezwarende functie: een functie die niet valt onder de definitie van bezwarende functie en ook niet door de werkgever is aangewezen als een bezwarende functie; t. Formatie: de totale omvang van alle functies bij de brandweersector van VGGM per 1 januari 2014 uitgedrukt in functie-eenheden (fte) van 36 uur per week; u. Bezetting: de medewerkers en de omvang van hun dienstverband in uren per week, in relatie tot de formatie; v. Salaris: het voor de medewerker geldende bedrag van de aan de medewerker toegekende schaal als bedoeld in artikel 3:1 van de Arbeidsvoorwaarden VGGM; w. Salarisperspectief: de opeenvolgende salarisperiodieken tot en met het hoogste bedrag van de functieschaal van de medewerker en eventueel schriftelijk vastgelegde extra individuele salarisafspraken; x. Uitloopschaal: een schaal boven de functieschaal waar de medewerker in geplaatst kan worden als de medewerker aan bepaalde criteria voldoet die in de arbeidsvoorwaarden van de organisatie waar de medewerker is geplaatst, zijn vastgesteld. y. Bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de medewerker toegekende emolumenten en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen; z. Boventallig: de medewerker, die als gevolg van een besluit tot opheffing van zijn functie boventallig is geworden; aa. Standplaats: de plaats, waar de medewerker gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht; bb. Bijzonder georganiseerd overleg: de commissie voor bijzonder georganiseerd overleg zoals bedoeld in de regeling bijzonder georganiseerd overleg voor de realisatie regionalisering brandweer Gelderland Midden binnen VGGM; cc. Statusdocument: document waarin de status van de medewerker wordt vastgelegd (zoals schaal, regel, vergoedingen, arbeidsduur, bijzondere afspraken etc); dd. Diensttijd / dienstjaren: Het aantal jaren dat de medewerker heeft gewerkt bij een, bij de regionalisering betrokken, brandweerorganisatie in Gelderland- Midden en bij zijn rechtsvoorganger(s); ee. Inspanningsverplichting: Bindende afspraken tussen de directie VGGM en de medewerker die ertoe moeten leiden dat de medewerker geplaatst kan worden op een passende functie; ff. Combifunctie: een aanstelling waarbij de medewerker op een post werkzaamheden verricht in een 'koude' (niet repressieve) functie en tevens op dezelfde post ingezet kan worden voor repressieve werkzaamheden.
1.2
Doel
1.2.1
Het doel van dit sociaal plan is om de samenvoeging optimaal en sociaal verantwoord te laten verlopen. Tevens heeft dit sociaal plan als doel de afspraken over de personele gevolgen van de regionalisering voor zowel de medewerkers als de vrijwilligers vast te stellen.
1.2.2
1.3
Werkingssfeer en duur
1.3.1
Dit sociaal plan is bestemd voor de medewerkers en vrijwilligers aangesteld bij de twaalf lokale brandweerorganisaties in de regio Gelderland-Midden en de Brandweersector van VGGM en die voor 50 % of meer ten behoeve van de activiteiten van de brandweer, die overgaan naar de nieuwe organisatie, werkzaam zijn en die, op grond van de regionalisering in dienst treden, of opnieuw worden aangesteld, bij de nieuwe brandweersector binnen VGGM. Dit sociaal plan is geldend voor elke individuele medewerker als bedoeld in artikel 1.3.1. en heeft alleen betrekking op personele aangelegenheden die direct samenhangen met de regionalisering. Medewerkers die zijn aangesteld bij de betreffende gemeenten en niet op de loonlijst staan van de brandweer, blijven achter in de betreffende gemeente en vallen onder het sociaal statuut van de betreffende gemeente.
1.3.2
1.3.3
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
4
1.3.4
1.3.5
Dit sociaal plan treedt in werking per 1 januari 2014 en eindigt per 1 januari 2016 of zolang er nog een juridische procedure loopt als gevolg van de plaatsing bij de nieuwe organisatie, behoudens expliciete en schriftelijke verlenging. De voorzieningen genoemd in dit Sociaal Plan waarbij een garantie wordt gegeven, lopen ook na de looptijd van het Sociaal Plan door tot het moment dat een voorziening door nadere regelgeving, in overeenstemming met vakbondorganisaties, wordt gewijzigd.
1.4
Algemene uitgangspunten.
1.4.1
De belangen van het personeel, werkzaam bij de lokale brandweerorganisaties en de brandweer van VGGM zullen door de betrokken partijen zorgvuldig worden gewogen. Op de medewerkers die per datum effectuering regionalisering (1 januari 2014) in dienst treden bij VGGM, zijn de Arbeidsvoorwaarden van VGGM van toepassing. De uitvoeringsregelingen (de wijze waarop de medewerkers overgaan van de verschillende lokale arbeidsvoorwaarden naar de Arbeidsvoorwaarden VGGM) maken integraal onderdeel uit van dit sociaal plan en zijn opgedeeld in twee hoofdstukken: 1) regelingen met betrekking tot het beroepspersoneel en 2) regelingen met betrekking tot de vrijwilligers.
1.4.2 1.4.3
1.5
Afspraken
1.5.1
Er vinden geen gedwongen ontslagen plaats als gevolg van de regionalisering, met uitzondering van de situatie als bedoeld in artikel 2.16.3. Bij plaatsing in een functie in de nieuwe organisatie geldt als hoofdregel: mens volgt functie. Die regel is van toepassing indien in de nieuwe organisatie sprake is van een ongewijzigde functie in vergelijking met de functie die de medewerker voor de regionalisering vervulde. Indien sprake is van een gewijzigde of nieuwe functie in vergelijking met de functie die de medewerker voor de regionalisering vervulde, geschiedt de plaatsing door middel van belangstellingsregistratie. De plaatsingcommissie stelt het plaatsingsvoorstel op, zoals beschreven in hoofdstuk 2. De directeur Brandweer/regionaal commandant is uitgesloten van de plaatsingsprocedure. Deze functionaris is reeds in een eerder stadium door het bestuur benoemd. Er zijn daarnaast sleutelfuncties bij de nieuwe organisatie aangewezen waarvoor geldt dat deze, gelet op de positie van de functionaris binnen de nieuwe organisatie, wordt ingevuld door middel van de ”werving en selectieprocedure sleutelfunctionarissen”. Het betreft de functies in het tweede en derde echelon. Omdat de nieuwe werkgever de rechtsopvolger van de oude werkgever is, vindt er geen breuk plaats in de opbouw van de levensloop. Ten aanzien van het FLO-overgangsrecht: levensloop en inkoop ouderdomspensioen, bij ontslag en regionalisering gelden de afspraken zoals vastgelegd in de LOGA-ledenbrief U 200802315, de daarop volgende LOGA-ledenbrieven worden gevolgd. Omdat de nieuwe werkgever de rechtsopvolger van de oude werkgever is, vindt er geen breuk plaats in de opbouw van de FPU Gemeenten bij ABP voor degenen die nog aanspraak kunnen maken op deze regeling. Dit zijn medewerkers die voor 1 januari 1950 geboren zijn en die op 1 april 1997 in dienst waren bij een bij het ABP aangesloten werkgever en dat onafgebroken zijn gebleven. De medewerkers en vrijwilligers op wie het Sociaal Plan van toepassing is, zullen overgaan naar de nieuwe werkgever met inachtneming van de regelingen zoals in het Sociaal Plan zijn verwoord. Individuele rechten en afspraken betrekking hebbend op arbeidsvoorwaarden die schriftelijk zijn vastgelegd in het personeelsdossier blijven behouden en worden overgenomen door de nieuwe werkgever.
1.5.2
1.5.3
1.5.4 1.5.5
1.5.6
1.5.7
1.5.8
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
5
Hoofdstuk 2
Plaatsingsprocedure
2.1
Uitgangspunten
2.1.1
Deze procedure heeft betrekking op de (her)plaatsing van medewerkers, die vanuit de lokale korpsen van de gemeenten in Gelderland-Midden en vanuit de (regionale) Brandweer Gelderland-Midden, betrokken zijn bij de vorming van één regionale brandweer binnen de gemeenschappelijke regeling VGGM. Managementfuncties (tweede en derde echelon) zijn sleutelfuncties. De invulling van de sleutelfuncties geschiedt op basis van werving en selectie voordat de plaatsing van start gaat. Voor de invulling van de sleutelfuncties is een werving- en selectieprocedure sleutelfunctionarissen opgesteld welke als bijlage bij dit sociaal plan is gevoegd. Alle betrokken medewerkers krijgen een aanstelling bij VGGM. De directie VGGM is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het plaatsingsproces; Voor deze gelegenheid (regionalisering) is een plaatsingscommissie ingesteld door de directie VGGM. Zijn er na plaatsing van alle medewerkers nog vacatures, dan worden deze opengesteld voor de interne VGGM organisatie en vervolgens aan de vrijwilligers en ambtenaren van de gemeenten uit de regio. Vacatures die na plaatsing van alle medewerkers bij de Facilitaire sector van VGGM nog open staan, worden allereerst opengesteld voor medewerkers bij de gemeenten die door formatievermindering zijn getroffen door de regionalisering.
2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.1.8
2.1.9
2.3
Mens volgt functie
Het principe 'mens volgt functie' wordt gevolgd.
2.4
Was-wordt lijst
2.4.1
2.4.3
Een was-wordt lijst wordt opgesteld waarin staat vermeld wat de status van de huidige functie bij de nieuwe organisatie is (een ongewijzigde, gewijzigde of vervallen functie). De was-wordtlijst wordt opgesteld door een extern deskundige en vervolgens ter advisering voorgelegd aan de BOR. De was-wordt lijst wordt na positief advies van de BOR vastgesteld door de directie VGGM.
2.5
Ontslag gemeente/lokale brandweerorganisatie
2.4.2
Aan alle medewerkers en vrijwilligers die geplaatst worden in de nieuwe organisatie wordt met ingang van de overgangsdatum 1 januari 2014, door de werkgever waar men voor 1 januari 2014 werkzaam was, eervol ontslag verleend op basis van reorganisatie. Uitgezonderd zijn de medewerkers die voor 1 januari 2014 al in dienst waren bij de brandweersector van VGGM. Deze medewerkers krijgen een gewijzigde aanstelling.
2.6
Aanstelling nieuwe organisatie
2.6.1
Gelijktijdig met het ontslagbesluit ontvangen de medewerkers en vrijwilligers een aanstellingsbesluit met ingang van de overgangsdatum van 1 januari 2014 naar de nieuwe organisatie. Er worden twee aanstellingsvormen onderscheiden: a) een aanstelling in vaste dienst indien het medewerkers met een vaste aanstelling betreft; b) een tijdelijke aanstelling voor de duur van de tijdelijke aanstelling onder de voorwaarden zoals die was aangegaan bij de werkgever waar de medewerker werkzaam was voor 1 januari 2014. Voor medewerkers met een zogenaamde 'combifunctie' kunnen drie aanstellingsvormen voorkomen:
2.6.2
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
6
a)
b) c)
een beroepsaanstelling in de 'koude' taak waarbij de 'koude' taak én de uren voor de repressieve werkzaamheden, zowel binnen als buiten kantoortijden, in de aanstelling worden meegenomen. een beroepsaanstelling in de 'warme' taak waarbij naast de repressieve werkzaamheden, die zowel binnen als buiten kantoortijden plaatsvinden, ook 'koude' taken worden verricht. een beroepsaanstelling in de 'koude' taak waarbij de uren voor de repressieve werkzaamheden buiten kantoortijden als vrijwilliger worden verricht.
2.7
Overdracht personeelsdossier
2.7.1
Van elke medewerker en vrijwilliger die geplaatst wordt in de nieuwe organisatie, wordt het personeelsdossier overgedragen naar VGGM. Elke medewerker en vrijwilliger krijgt voor de overgang gelegenheid om zijn dossier in te zien. Eventueel geconstateerde onvolkomenheden worden na overeenstemming tussen de medewerker c.q vrijwilliger en de leidinggevende uit de organisatie waar men voor de overgang werkzaam was, aangepast of verwijderd. De medewerker en vrijwilliger krijgt de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen tegen de overdracht van het personeelsdossier. Indien geen bezwaar is aangetekend, wordt het personeelsdossier overgedragen aan VGGM.
2.7.2 2.7.3
2.7.4
2.8
Plaatsing van medewerkers en vrijwilligers
2.8.1
Het plaatsingsproces van de medewerker vangt aan met een zogenoemde statusdocument. In deze brief staat vermeld welke status (aan de hand van de was-wordt lijst) de oude functie (ongewijzigd, ongewijzigd maar boventallig, gewijzigd of vervallen) van de medewerker heeft bij de nieuwe organisatie. Tevens wordt in de statusbrief de locatie vermeld waar de huidige werkzaamheden verricht worden. Deze status is voor de medewerker het uitgangspunt voor plaatsing bij de nieuwe organisatie. De status van de vrijwilligers in de nieuwe organisatie is ongewijzigd ten opzichte van de oude organisatie. Alle vrijwilligers worden geplaatst volgens het principe “mens volgt functie”. De plaatsingscommissie heeft als opdracht om zo veel als mogelijk medewerkers te plaatsen. Bij plaatsing wordt als uitgangspunt gehanteerd dat “horizontaal” plaatsen voorgaat op “verticaal” plaatsen. Hiermee wordt bedoeld dat het streven is om iedereen zo veel als mogelijk op een gelijkwaardig functieniveau van de oude functie in de nieuwe organisatie te laten instromen, zodat er sprake zal zijn van zo min mogelijk schaalverschil tussen de oude en de nieuwe functie. De plaatsingscommissie mag hiervan in bijzondere gevallen afwijken. Indien na het plaatsingsproces functieplaatsen beschikbaar blijven, dan worden die ingevuld conform de reguliere werving- en selectieprocedure.
2.8.2 2.8.3 2.8.4
2.8.5
2.9
Plaatsing in een ongewijzigde functie
Indien een functie onveranderd is, is er sprake van het 'mens volgt functie' principe. Is hiervan sprake, dan wordt de betreffende functie onmiddellijk toegewezen aan de betrokken medewerker. Toepassing van het principe 'mens volgt functie' impliceert dus dat men met de huidige werkzaamheden overgaat naar de nieuwe context binnen VGGM met dien verstande dat een ongewijzigde functie uitgevoerd kan worden op een voor de medewerker gewijzigde locatie. Aldus geplaatste medewerkers kunnen pas hun belangstelling voor een andere functie kenbaar maken als blijkt dat er na het plaatsen van alle medewerkers nog vacatures zijn.
2.10
Boventallig
Als er meerdere medewerkers zijn die op grond van het 'mens volgt functie' principe voor een functie in aanmerking zouden komen maar binnen de nieuwe organisatie is minder formatie van de functie beschikbaar, dan is de medewerker boventallig. Bij de vaststelling van boventalligheid geldt de rangorde op basis van het anciënniteitbeginsel (zij die het geringste aantal jaren in dienst van de overheid werkzaam zijn). Deze medewerkers worden in de gelegenheid gesteld hun belangstelling kenbaar te maken voor opengestelde functies (zie verder artikel 2.12).
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
7
2.11
Plaatsing in een gewijzigde functie
Nog niet bezette functies binnen de nieuwe organisatie na het 'mens volgt functie' principe worden gewijzigde functies genoemd en middels belangstellingsregistratie aangeboden aan alle niet geplaatste medewerkers.
2.12
Belangstellingsregistratie
2.12.1 De medewerker waarvan de oude functie is komen te vervallen, gewijzigd of boventallig is, maakt zijn volgorde in voorkeur voor maximaal drie opengestelde functies kenbaar. De functiebeschrijvingen van de opengestelde functies worden digitaal beschikbaar gesteld. 2.12.2 Vanuit het oogpunt dat horizontaal plaatsen voorgaat op verticaal plaatsen, kan voor maximaal 1 functie belangstelling kenbaar gemaakt worden die hoger gewaardeerd is dan de functie die de medewerker bekleedde voor de regionalisering. 2.12.3 Bij het kenbaar maken van de belangstelling voor elke functie levert de medewerker een formulier aan met: - zijn opleidingen en opgedane ervaring; - zijn gewenste werklocatie per functie waar hij belangstelling voor heeft. 2.12.4 De volgorde van de voorkeuren is leidend bij plaatsing.
2.13
Plaatsing n.a.v. de belangstellingsregistratie
2.13.1 De kandidaat is naar het oordeel van de plaatsingscommissie geschikt. Zij adviseert de directie VGGM deze kandidaat te plaatsen. 2.13.2 Kandidaten worden zoveel mogelijk geplaatst op de functies van hun voorkeur. Men dient rekening te houden met de mogelijkheid dat men gevraagd wordt om deel te nemen aan een assessmentprocedure, dit met het oog op het vaststellen van de geschiktheid voor een functie en/of het bepalen van de punten voor persoonlijke ontwikkeling. 2.13.3 Indien meer medewerkers in aanmerking komen voor dezelfde functie dan er formatie beschikbaar is, komt de werknemer met de langste diensttijd als eerste voor plaatsing in aanmerking. 2.13.4 Bij selectie van 10 of meer medewerkers die in aanmerking komen voor één functiecategorie geschiedt plaatsing op basis van het anciënniteitprincipe. Bij het anciënniteitprincipe wordt gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging vanuit de volgende leeftijdscategorieën: 15 t/m 24 jaar; 25 t/m 34 jaar; 35 t/m 44 jaar; 45 t/m 54 jaar; 55 en ouder. 2.13.5 Indien de kandidaat, naar het oordeel van de plaatsingscommissie, in potentie maar onder voorwaarden geschikt is adviseert de plaatsingscommissie deze kandidaat onder voorwaarden te plaatsen, mits hij zich bereid verklaart aan de voorwaarden te voldoen.
2.14
Aanbieden van een geschikte functie
Indien er geen passende functie kan worden aangeboden, dan bekijkt de directie VGGM of er een mogelijkheid is een geschikte functie aan te bieden. Indien de medewerker de geschikte functie accepteert is er sprake van een plaatsing.
2.15
Geen vaste plaatsing
2.15.1 Indien de kandidaat niet geschikt wordt bevonden door de plaatsingscommissie, wordt, samen met de directie, doorgezocht naar een passende of geschikte functie, waarna een plaatsingsadvies wordt gegeven. 2.15.2 In het geval dat de medewerker bij de overgang onverhoopt niet geplaatst kan worden in een passende of geschikte functie, rust op de nieuwe werkgever en de medewerker inspanningsverplichtingen om een structurele oplossing te vinden, waarbij de werkgelegenheidsgarantie in acht wordt genomen.
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
8
2.16
Verplichting medewerker
2.16.1 De medewerker is verplicht om mee te werken aan plaatsingsgesprekken en eventueel geschiktheidonderzoek om een passende plaatsing te realiseren. 2.16.2 Indien de nieuwe werkgever (VGGM) de medewerker, met het oog op de aan de (nieuwe/gewijzigde) functie verbonden eisen, verzoekt een of meerdere opleidingen te volgen, is de medewerker verplicht hieraan gehoor te geven. 2.16.3 Wanneer een medewerker aantoonbaar weigerachtig is ten aanzien van aanvaarding van een passende functie, of niet of onvoldoende meewerkt aan het vinden van een oplossing indien een succesvolle plaatsing niet gerealiseerd kan worden, kan de werkgever overgaan tot ongevraagd ontslag.
2.17
Afspraken bij plaatsing
2.17.1 Medewerkers die een nieuwe functie gaan bekleden, worden het eerste jaar extra begeleid om zo snel mogelijk in de nieuwe functie te groeien. 2.17.2 Het plaatsingsbesluit kan een aantal voorwaarden bevatten die te maken hebben met de verdere ontwikkeling van de medewerker.
2.18
Plaatsingscommissie
218.1
De plaatsingsadviescommissie is als volgt samengesteld: • Twee leden namens de werknemersdelegatie van het BGO; • Twee leden namens de werkgever; • Een onafhankelijk externe voorzitter, gekozen door de leden namens de werknemersdelegatie en de leden namens de werkgever. De plaatsingadviescommissie wordt ondersteund door een secretaris, aangewezen door de directie van VGGM. 2.18.2 De plaatsingscommissie brengt advies uit aan de directie met betrekking tot de plaatsing van de medewerkers in ongewijzigde, gewijzigde of nieuwe functies. 2.18.3 Op basis van de belangstellingsregistratie worden, voor zover nodig, door de plaatsingscommissie plaatsingsgesprekken gevoerd met de kandidaten. Gesprekken worden gevoerd op verzoek van de plaatsingscommissie en/of op verzoek van de kandidaat. 2.18.4 Op grond van “was-wordt”lijst, de belangstellingsregistraties, de plaatsingsgesprekken en de eventuele assessments wordt door de plaatsingscommissie advies uitgebracht aan de directie VGGM over de plaatsingen van medewerkers. 2.18.5 Tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten, volgt de directie VGGM bij de plaatsing het advies van de plaatsingscommissie. 2.18.6 Het advies van de plaatsingscommissie wordt kenbaar gemaakt door middel van een brief aan de medewerker. 2.18.7 Uiterlijk binnen vier weken nadat de plaatsingscommissie haar advies heeft uitgebracht, ontvangt de betrokkene een schriftelijk voornemen tot plaatsing met een toelichting van de directie VGGM waaruit blijkt in welke functie hij wordt geplaatst. 2.18.8 In het geval de directie VGGM ten aanzien van de medewerker een besluit neemt dat afwijkt van het door de plaatsingscommissie uitgebrachte advies, wordt dit schriftelijk en gemotiveerd aan de betrokken medewerker medegedeeld. 2.18.9 De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld zijn bedenkingen tegen het voornemen zoals vermeld in artikel 2.18.6 binnen twee weken schriftelijk kenbaar te maken. Deze bedenkingen worden voorgelegd aan de plaatsingscommissie en de directie VGGM. Desgewenst kan de medewerker ook aangeven zijn bedenkingen mondeling te willen toelichten. In dat geval wordt hij gehoord. De hoorzitting vindt in beginsel plaats binnen twee weken nadat de medewerker heeft aangegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken. De medewerker kan zich tijdens dit horen doen bijstaan door een raadsman. 2.18.10 Na behandeling van de bedenkingen volgt zo spoedig mogelijk definitieve plaatsing. 2.18.11 Op het besluit tot plaatsing is de bezwaarprocedure van VGGM van toepassing.
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
9
Hoofdstuk 3
Uitvoeringsregelingen beroeps
In de volgende artikelen is een aantal zaken nader geconcretiseerd.
3.1
Werkgelegenheid
3.1.1
Er vinden geen gedwongen ontslagen plaats als gevolg van de regionalisering, met uitzondering van de situatie als bedoeld in artikel 2.16.3. Ter realisering van de onder 3.1.1. bedoelde werkgelegenheidsgarantie wordt van de werkgever en de medewerkers die niet geplaatst kunnen worden volgens het mens volgt functie principe binnen de geldende spelregels een flexibele opstelling gevraagd. Onverminderd de verplichting om primair een andere passende functie binnen VGGM te zoeken, kan de onder 3.1.1 bedoelde werkgelegenheidsgarantie ook een aanbod van een passende functie betreffen buiten het gezagsbereik van VGGM, echter wel met een gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket en met instemming van betrokkene.
3.1.2
3.1.3
3.2
Arbeidsvoorwaarden
Op de medewerkers die per 1 januari 2014 in dienst treden van VGGM, zijn de Arbeidsvoorwaarden VGGM van toepassing.
3.3
Indiensttreding bij VGGM
3.3.1
Medewerkers, die een vaste aanstelling hebben bij de oude werkgever, krijgen bij de nieuwe werkgever ook een vaste aanstelling. Medewerkers, die een tijdelijke aanstelling hebben bij de oude werkgever, krijgen bij de nieuwe werkgever ook een tijdelijke aanstelling onder de voorwaarden zoals die waren aangegaan bij de oude werkgever. Medewerkers, die in dienst treden van VGGM, behoeven bij de aanstelling geen medische keuring te ondergaan, tenzij men, na belangstellingsregistratie, wordt aangesteld in een nieuwe functie waarbij medische keuring een voorwaarde is. Indiensttreding bij VGGM vindt plaats op basis van hetzelfde aantal uren als gold voor de datum van overgang, tenzij men, na afloop van de plaatsingsprocedure, vrijwillig solliciteert op één van de overgebleven vacatures waarbij een andere aanstellingsomvang wenselijk is.
3.3.2
3.3.3
3.3.4
3.4
Salarisgarantie
3.4.1
De medewerker die in een functie wordt geplaatst met een gelijke of lagere functieschaal behoudt het recht op de salarisschaal en salarisperspectieven waarop hij op het moment van plaatsing in zijn voorgaande functie bij de oude werkgever recht had. De medewerker die in een functie wordt geplaatst met een gelijke of lagere functieschaal en die op grond van eerdere organisatiewijzigingen of anderszins recht had op een garantieschaal, behoudt deze garantieschaal en heeft recht op salarisperspectieven waarop hij op het moment van plaatsing in zijn functie voorafgaand aan de plaatsing recht had. Indien voor de medewerker op een datum na overgang een hogere salarisschaal gaat gelden, wordt de garantietoelage in het nieuwe salarisbedrag geïncorporeerd of wordt het resterende verschil in een nieuwe garantietoelage vastgesteld.
3.4.2
3.4.3
3.5
Persoonsgebonden toelagen en meerwaardeschaal/uitloopschaal
3.5.1
De medewerker behoudt het recht op een tijdelijke, persoonsgebonden toelage totdat de overeengekomen termijn is verlopen en voor zover deze schriftelijk is vastgesteld in het personeelsdossier en zolang de grond waarop die toelage is toegekend, aanwezig is. De medewerker behoudt het recht op een persoonsgebonden toelage die niet aan tijd is gebonden, zolang hij voldoet aan de voorwaarden die aan de toekenning van de toelage ten grondslag lagen voor zover deze schriftelijk zijn vastgesteld in het personeelsdossier.
3.5.2
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
10
3.5.3 3.5.4
3.5.5
3.5.6
De medewerker die bij de oude werkgever geplaatst is in een meerwaardeschaal of uitloopschaal, behoudt dit recht. Indien voor de medewerker op de datum van de overgang of daarna een hogere salarisschaal gaat gelden, wordt de in 3.5.2 en 3.5.3 bedoelde persoonsgebonden toelage/meerwaardeschaal/uitloopschaal in het nieuwe salarisbedrag geïncorporeerd of wordt het resterende verschil in een nieuwe toelage vastgesteld. Indien de medewerker een persoonsgebonden toelagen, meerwaardeschaal of uitloopschaal heeft, wordt dit in het statusoverzicht van de medewerker vastgelegd en in het personeelsdossier opgenomen. De nieuwe werkgever neemt de regeling betreffende de meerwaardeschaal van de oude werkgever over, voor zover de gemeente deze regeling binnen de arbeidsvoorwaarden heeft opgenomen, onder de voorwaarde dat als de oude werkgever de regeling laat vervallen, deze ook vervalt bij de nieuwe werkgever. Indien de oude werkgever een overgangsregeling treft zal de nieuwe werkgever deze overnemen.
3.6
Functiegebonden toelagen en/of inconveniënten en onregelmatigheidstoelage
3.6.1
3.6.6
De medewerker die bij de oude werkgever een inconveniëntentoelage ontving, behoudt de toelage bij de nieuwe werkgever zolang de grond waarop de toelage is toegekend, aanwezig is. Medewerkers die op onregelmatige uren werkzaam zijn, ontvangen hiervoor een onregelmatigheidstoeslag gebaseerd op het maximum van schaal 6. Indien de medewerker in de oude functie recht had op een functiegebonden toelage, inconveniëntentoelage of onregelmatigheidstoelage en deze in de nieuwe functie komt te vervallen, wordt het verlies van deze toelage gecompenseerd. De compensatie zoals bedoeld in 3.6.3 kent het volgende verloop: o gedurende de eerste 12 kalendermaanden 100% van het te derven bedrag; o gedurende de volgende 12 kalendermaanden 75% van het te derven bedrag; o gedurende de daaropvolgende 12 kalendermaanden 50%, van het te derven bedrag; o gedurende de laatste 12 kalendermaanden 25% van het te derven bedrag, waarna de tegemoetkoming wordt beëindigd. Wanneer er sprake was van variabele toelagen of vergoedingen, dan wordt de aflopende toelage berekend op basis van de over laatste 24 maanden gemiddeld genoten toelagen. De compensatie kan ook in één keer uitbetaald worden.
3.7
FLO overgangsrecht
3.7.1
De medewerker die op grond van het vervallen van het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) overgangsrecht is toegekend, behoudt deze aanspraken. De financiering van deze regeling is voor rekening van de oude werkgever. De medewerker die bij de oude werkgever een bezwarende functie bekleedt, krijgt voorrang bij de plaatsing in een bezwarende functie bij de nieuwe werkgever ten opzicht van medewerkers die nu geen bezwarende functie bekleden. Indien de medewerker die bij de oude werkgever een bezwarende functie bekleedt en bij de nieuwe werkgever niet geplaatst kan worden op een bezwarende functie en die bij de oude werkgever binnen vijf jaar recht zou hebben op het overgangsrecht FLO, behoudt dat recht.
3.6.2 3.6.3
3.6.4
3.6.5
3.7.2
3.7.3
3.8
Behoud en toekenning studiefaciliteiten
3.8.1
De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld een studie, waarvoor hem reeds eerder een vergoeding en/of faciliteiten zijn toegekend, onder tenminste dezelfde voorwaarden af te ronden. Op betrokkene rust geen terugbetalingsverplichting indien hij de studie staakt omdat gezien de veranderde aard van de nieuwe werkzaamheden het geen zin heeft de studie voort te zetten of omdat de medewerker een andere studie gaat volgen die van belang is voor de nieuwe functie. De nieuwe werkgever kan de medewerker met het oog op de aan de nieuwe functie verbonden eisen, verplichten zich volledig of gedeeltelijk om-, of bij- te scholen. De nieuwe werkgever vergoedt 100% van de studiekosten zoals genoemd in artikel 3.8.2. De aan lessen en examens bestede tijd wordt volledig als diensttijd aangemerkt.
3.8.2 3.8.3
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
11
3.8.4
Bijscholing voor medewerkers ouder dan 60 jaar wordt niet verplicht gesteld, tenzij dit expliciet nodig is voor de uitoefening van de nieuwe functie.
3.9
Diensttijd
De bij de oude werkgever vastgestelde diensttijd, die geldt voor de toepassing van de Arbeidsvoorwaarden, wordt bij de overgang naar VGGM beschouwd als diensttijd bij VGGM doorgebracht.
3.10
Pensioenvoorziening en ziektekostenverzekering
3.10.1 VGGM draagt zorg voor collectieve aanmelding bij het ABP van alle medewerkers die een nieuwe aanstelling krijgen bij de nieuwe werkgever. 3.10.2 De medewerker wordt bij VGGM in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering IZA of Zilveren Kruis Achmea. Beide zorgverzekeraars bieden een collectiviteitskorting. 3.10.3 De medewerker die een zorgverzekering bij IZA of Zilveren Kruis Achmea afsluit met een aanvullende verzekering ontvangt een tegemoetkoming in de ziektekosten, conform de regeling zoals deze is opgesteld in het LOGA en is overgenomen in de Arbeidsvoorwaarden VGGM.
3.11
Hypotheek
3.11.1 De medewerker die bij de oude werkgever een hypothecaire lening heeft afgesloten, wordt in de gelegenheid gesteld deze te laten doorlopen bij de oude werkgever. 3.11.2 De medewerker draagt zelf verantwoordelijkheid voor het nakomen van hypotheekafspraken met de oude werkgever en de maandelijkse storting op de hypothecaire rekening.
3.12
Verzekeringen
3.12.1 De nieuwe werkgever sluit, naast de aansprakelijkheidsverzekering voor al het personeel, ook voor al het repressieve personeel, inclusief de vrijwilligers, een ongevallen verzekering af bij één aanbieder. 3.12.2 Het verzekeringspakket zal minimaal gelijkwaardig zijn aan de pakketten zoals deze bij de oude werkgever gelden.
3.13
Woonplicht
3.13.1 De woonplicht wordt bepaald op basis van de reistijd die noodzakelijk is voor de opkomst van de herbezetting van de kazerne welke als standplaats is geduid. 3.13.2 Voor de 24-uursdienstmedewerkers in Arnhem geldt een woonverplichting binnen 30 minuten vanaf de post Rietgrachtstraat. Voor de medewerkers van de meldkamer brandweer geldt een woonverplichting van 30 minuten vanaf de locatie Beekstraat. 3.13.3 Voor de beroeps brandweermedewerkers (behalve de OvD's en de CvD) in Ede geldt een woonplicht rondom de kazerne, dat wil zeggen op twee minuten afstand wonen van de kazerne. 3.13.4 Voor overige repressieve functies (OvD, HOvD, OvD/ROGS, AGS, CvD, VvD) geldt geen woonverplichting voor herbezetting van de kazerne maar betreffende medewerkers hebben wel een opkomstplicht.
3.14
Basisverlof, leeftijdsverlof en onregelmatigheidsdagen
3.14.1 De medewerker die aan het eind van 2013 een restant verlof heeft, kan maximaal 80 uur verlof meenemen naar de nieuwe organisatie (medewerkers met een deeltijdaanstelling naar rato). 3.14.2 De verplichte vrije dag met goede vrijdag vervalt. Daarvoor in de plaats wordt goede vrijdag verrekend met het basisverlof waardoor het basisverlof voor iedereen komt op 165.6 uren.
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
12
3.14.3 De medewerker die bij de oude werkgever recht heeft op meer verlofuren dan bij de nieuwe werkgever, behoudt die meeruren, deze worden jaarlijks bij de verlofregistratie opgeteld. 3.14.4 Daar waar, vanaf 1 januari 2014, het leeftijdsverlof bij de oude werkgever meer zou zijn dan het leeftijdsverlof bij VGGM, behoudt de medewerker het voordeel. Bij de volgende trede in de leeftijdsverlofcategorieën stroomt de medewerker in de trede binnen de systematiek van VGGM. 3.14.5 Voor de medewerker uit de gemeente Overbetuwe geldt dat het nadeel dat de medewerker ondervindt in het basisverlof bij de nieuwe werkgever, verrekend wordt met het voordeel dat de medewerker ondervindt in het leeftijdsverlof bij de nieuwe werkgever waardoor de medewerker per saldo hetzelfde verlofuren ontvangt. 3.14.6 Medewerkers die in belangrijke mate op onregelmatige uren en feestdagen werkzaam zijn, ontvangen hiervoor een onregelmatigheidstoeslag. Extra verlof voor het werken op onregelmatige uren, de zogenaamde onregelmatigheidsdagen, vervalt. 3.14.7 Voor de medewerker uit de gemeente Nijkerk geldt dat het nadeel dat de medewerker ondervindt door het vervallen van de onregelmatigheidsdagen bij de nieuwe werkgever, verrekend wordt met het voordeel dat de medewerker ondervindt door het toepassen van het leeftijdsverlof bij de nieuwe werkgever. 3.14.8 De medewerker uit de gemeente Ede behoudt bij de nieuwe werkgever de vergoeding, gebaseerd op de onregelmatigheidsdagen, die de medewerker bij de oude werkgever ontvangt. 3.14.9 De medewerker uit de gemeente Overbetuwe behoudt bij de nieuwe werkgever de onregelmatigheidsdagen als extra verlof, die de medewerker bij de oude werkgever ontvangt.
3.15
Beschikbaarheidsregeling
3.15.1 De medewerker, geplaatst binnen de 24-uursdienst Arnhem, die een pieperdraagplicht heeft, ontvangt een piepervergoeding van € 56,69 bruto per maand; 3.15.2 De medewerker die bij de oude werkgever een beschikbaarheidsvergoeding ontving, gebaseerd op een 10/16, 10/14/16 of 10/13/16 regeling, ontvangt bij de nieuwe werkgever, indien de medewerker wederom geplaatst wordt op een functie waarop een 10/16 regeling van toepassing is, een vaste vergoeding per maand voor het beschikbaar zijn op basis van de 10/16 regeling waarbij de berekeningsgrondslag is gebaseerd op 15 uur per week; 3.15.3 De 10/16 regeling is gemaximeerd op het maximum van schaal 11 met een maximum van € 470,00 bruto per maand (uitgaande van een normaal rooster gebaseerd op 13 weken per jaar dienst met 4 personen in het rooster); 3.15.4 De vergoedingen zijn pensioengevend; 3.15.5 Indien voor de medewerker in de nieuwe organisatie geen beschikbaarheidsregeling meer van toepassing is, wordt het verlies van de beschikbaarheidstoelage gecompenseerd met een afbouwtoelage; 3.15.6 De compensatie zoals bedoeld in 3.15.5 kent het volgende verloop: o gedurende de eerste 12 kalendermaanden 100% van het te derven bedrag; o gedurende de volgende 12 kalendermaanden 75% van het te derven bedrag; o gedurende de daaropvolgende 12 kalendermaanden 50%, van het te derven bedrag; gedurende de laatste 12 kalendermaanden 25% van het te derven bedrag, waarna de tegemoetkoming wordt beëindigd. 3.15.7 De medewerker die bij de oude werkgever de beschikbaarheidsvergoeding in een hoger schaalbedrag betaald krijgt of, zoals in Ede het geval is bij de OvD's een hoger bedrag ontvangt door een andere systematiek, dan bij de nieuwe werkgever het geval is, terwijl de medewerker bij de nieuwe werkgever onder een beschikbaarheidsregeling blijft vallen, behoudt de vergoeding, gebaseerd op het hogere schaalbedrag waarbij het bedrag bevroren wordt; 3.15.8 Op het moment dat de beschikbaarheidsregeling (inclusief wijzigingen in het rooster van de beschikbaarheid) voor de medewerker, zoals bedoeld in 3.15.7, wijzigt waardoor de mate of frequentie van beschikbaarheid wijzigt, wordt de beschikbaarheidsvergoeding aangepast. Er vindt een afbouwregeling plaats gedurende vier jaar. De medewerker ontvangt het eerste jaar 100%, het tweede jaar 75%, het derde jaar 50% en het vierde jaar 25% van de daling van de bezoldiging die het gevolg is van de wijziging van de regeling; 3.15.9 Indien de medewerker, zoals bedoeld in 3.15.7, bij de nieuwe werkgever een hoger gewaardeerde functie gaat bekleden, wordt de beschikbaarheidsvergoeding zoals genoemd in 3.15.5 geïncorporeerd in de hogere salarisschaal waar de medewerker in wordt geplaatst. De
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
13
medewerker wordt dus zo ingeschaald dat er geen aparte vergoeding meer gegeven hoeft te worden.
3.16
Woontoeslag
3.16.1 De medewerker, te werk gesteld in Ede met een woonverplichting van twee minuten afstand van de kazerne, ontvangt bij de nieuwe werkgever een woontoeslag gekoppeld aan de 10/16 beschikbaarheidsregeling van 26,8 %; 3.16.2 De woontoeslag blijft vooralsnog gekoppeld aan de beschikbaarheidsregeling. Het streven is de woontoeslag los te koppelen van de beschikbaarheidsregeling vanwege uniformiteit met betrekking tot de beschikbaarheidsregeling met de rest van de regio. De bedrijfsvoering dient hierop aangepast te worden.
3.17
Overwerk
3.17.1 De medewerker ingedeeld in de functieschalen 9 of hoger hebben voor het verrichten van overwerk noch recht op compenserend verlof, noch recht op een vergoeding in geld. 3.17.2 Het overwerk van de medewerker die in het kader van repressieve taken overwerk verricht wordt vergoed ongeacht het salarisniveau van de medewerker. 3.17.3 Bij sommige korpsen is het, met betrekking tot de bedrijfsvoering, niet mogelijk overwerk te voorkomen. Zolang de bedrijfsvoering nog niet is aangepast, blijft de bestaande overwerkafspraak zoals deze gold bij de oude werkgever, van kracht. 3.17.4 De medewerker ingedeeld in de functieschalen 9 of hoger die buiten kantoortijden werkzaamheden verrichten, compenseren dat met verschoven werktijden.
3.18
BHV / EHBO vergoeding
3.18.1 Op grond van de ARBO wetgeving organiseert de nieuwe werkgever op locaties waar meer dan 15 medewerkers aanwezig zijn, bedrijfshulpverlening. 3.18.2 Indien bij de nieuwe werkgever de BHV of EHBO vergoeding komt te vervallen of er treedt een verlaging van de vergoeding op wordt het verlies of de verlaging van deze vergoeding gecompenseerd. 3.18.3 Op het moment dat de vergoeding, zoals bedoeld in 3.18.2, wijzigt, vindt een afbouwregeling plaats gedurende vier jaar. De medewerker ontvangt het eerste jaar 100%, het tweede jaar 75%, het derde jaar 50% en het vierde jaar 25% van de daling van de bezoldiging die het gevolg is van de wijziging van de regeling. 3.18.4 De compensatie kan ook in één keer uitbetaald worden.
3.19
Stroomvergoeding
3.19.1 Indien de medewerker de OvD-auto thuis van stroom dient te voorzien, ontvangt de medewerker een onkostenvergoeding. 3.19.2 De onkostenvergoeding bedraagt € 1000,- netto per jaar per OvD-auto, verdeeld over de OvD-ers.
3.20
Telefoonvergoeding
3.20.1 Indien een telefoon noodzakelijk is voor het uitoefenen van de functie, ontvangt de medewerker een mobiele telefoon of een smartphone. 3.20.2 De mobiele telefoon of smartphone is eigendom van de nieuwe werkgever en wordt in bruikleen verstrekt. 3.20.3 De medewerker tekent bij ontvangst van de telefoon een gebruikersovereenkomst.
3.21
Reiskosten woon-werkverkeer
3.21.1 Indien de locatie waar de medewerker tewerk wordt gesteld, wijzigt als gevolg van de plaatsing bij de nieuwe werkgever en die daardoor extra kilometers met de auto moet reizen voor woon-werkverkeer ontvangt gedurende 5 jaar een vergoeding tot fiscaal toegestane
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
14
maximum (bij de opmaak van dit sociaal plan is dat € 0,19 netto per kilometer) voor de extra kilometers. De medewerker die met het openbaar vervoer reist, ontvangt de meerkosten van het openbaar vervoer gebaseerd op reizen 2e klasse. 3.21.2 Indien de extra reistijd als gevolg van de locatiewijziging meer dan 15 minuten voor een enkele reis bedraagt, geldt de meerdere reistijd als diensttijd. Dit geldt voor de heen- en terugreis en geldt 5 jaar. 3.21.3 De nieuwe werkgever kent geen vergoedingsregeling woon-werkverkeer. Indien de medewerker bij de oude werkgever wel woon-werkverkeervergoeding ontving, wordt het gemiddelde van de vergoeding van de afgelopen drie jaar afgekocht. 3.21.4 Op het moment dat de fiscale regelgeving wijzigt, treedt de nieuwe werkgever opnieuw met de vakorganisaties in overleg.
3.22
Dienstreizen
3.22.1 Indien de medewerker tijdens de uitoefening van het werk zich dient te begeven naar een andere locatie is dit een dienstreis. 3.22.2 Indien de dienstreis wordt gemaakt met de eigen auto, wordt dit vergoed. De vergoeding bedraagt, tot de landelijke fiscale regelgeving is gewijzigd, € 0,30 netto per kilometer. 3.22.3 Op het moment dat de fiscale regelgeving wijzigt, treedt de nieuwe werkgever opnieuw met de vakorganisaties in overleg.
3.23
Ambtsjubileum
3.23.1 Indien de medewerker binnen twee jaar aan een ambtsjubileum toe is waarbij de gratificatie bij de oude werkgever hoger is dan bij de nieuwe werkgever dan ontvangt de medewerker de ambtsjubileumgratificatie zoals deze was bij de oude werkgever. 3.23.2 Indien de medewerker, binnen twee jaar, bij de oude werkgever bij 35 overheidsjaren een ambtsjubileumgratificatie zou ontvangen van 100% netto maandsalaris en niet bij 40 jaar, dan ontvangt de medewerker bij de nieuwe werkgever ook bij 35 overheidsjaren de ambtsjubileumgratificatie en niet bij 40 overheidsjaren.
3.24
Cafetariamodel
3.24.1 De nieuwe werkgever hanteert een cafetariamodel waarbij de medewerker gebruik kan maken van fiscaal vriendelijke regelingen. 3.24.2 Onderdeel van het cafetariamodel is een persoonlijk budget van € 338,-. (medewerkers met een deeltijdaanstelling naar rato) dit budget kan ingezet worden binnen het cafetariamodel of wordt bruto uitgekeerd indien de medewerker geen gebruik maakt van het cafetariamodel.
3.25
Fitnessregeling
3.25.1 De medewerkers die bij de oude werkgever gebruik maken van een fitnessregeling, kunnen van deze regeling gebruik blijven maken bij de nieuwe werkgever. 3.25.2 Met de nieuwe medezeggenschap c.q het nieuwe GO zullen zo spoedig mogelijk na de overgang nieuwe afspraken gemaakt worden over een nieuwe fitnessregeling, rekening houdend met de nieuwe fiscale wetgeving.
3.26
Attentieregeling
Een attentieregeling wordt opgesteld in samenspraak met de BOR.
3.27
Hardheidsclausule
In die gevallen waarin het Sociaal Plan niet voorziet, kan het bevoegd gezag van de nieuwe organisatie maatregelen treffen in de geest van het Sociaal Plan. In gevallen waarin het Sociaal Plan zou leiden tot een onbillijke situatie voor een individuele medewerker, zal het bevoegd gezag voor de medewerker in gunstige zin van het Sociaal Plan afwijken.
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
15
3.28
Bezwarencommissie
De medewerker die bezwaar heeft tegen een beslissing van de nieuwe werkgever over de toepassing van dit Sociaal Plan, kan ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht bezwaar aantekenen bij de nieuwe werkgever. Alvorens de nieuwe werkgever op het bezwaar beslist, wordt advies ingewonnen bij de bezwarencommissie van VGGM.
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
16
Hoofdstuk 4
Uitvoeringsregelingen vrijwilligers
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
17
Bijlage 1 Werving- en selectieprocedure Sleutelfunctionarissen 1
Werving
1.1
Voor de werving van de sleutelfuncties op het 2e echelon is de doelgroep: alle leidinggevenden die vallen onder de werkingssfeer van het sociaal plan die bij de oude werkgever aangesteld zijn in een leidinggevende functie met een waardering vanaf schaal 12. Voor de werving van de sleutelfuncties op het 3e echelon is de doelgroep: alle leidinggevenden die vallen onder de werkingssfeer van het sociaal plan die bij de oude werkgever aangesteld zijn in een leidinggevende functie met een waardering vanaf schaal 10. De betreffende medewerkers kunnen hun belangstelling kenbaar maken voor maximaal drie functies middels een belangstellingsformulier waarbij de selectie zich in eerste instantie op de eerste twee functies van voorkeur zal richten. Voor de sleutelfuncties wordt een nieuwe functiedocument opgesteld omdat het nieuwe functies zijn. Op basis daarvan worden functie-eisen en competenties bepaald. De werving vindt plaats op basis van deze twee onderdelen.
1.2
1.2
1.3
2
Selectie
2.1
Een assessment is een verplicht onderdeel van de selectie voor de sleutelfuncties op het 2e echelon. Middels een assessment wordt getoetst of de kandidaat geschikt is voor de functie. Tevens geeft het assessment inzicht in de ontwikkelingsmogelijkheden van de kandidaat. Een assessment voor de selectie van de sleutelfuncties op het 3e echelon kan gebruikt worden om de selectie te ondersteunen. Als de kandidaat geschikt is bevonden voor de nieuwe functie door de selectiecommissie, in combinatie met de bevindingen uit het assessment (voor het 2e echelon), wordt de kandidaat aangesteld in de functie. De selectiegesprekken worden gevoerd door twee commissies: een selectiecommissie en een adviescommissie. De selectiecommissie voor de functies op het 2e echelon bestaat uit: 1) directeur brandweer/regionaal commandant (voorzitter) 2) hoofd P&O VGGM 3) afdelingshoofd sector VGZ van VGGM 4) optioneel bestuurder uit de regio De adviescommissie voor de functies op het 2e echelon bestaat uit: 1) vertegenwoordiging vanuit de BOR 2) 3 leidinggevenden uit één van de deelnemende korpsen De selectiecommissie voor de functies op het 3e echelon bestaat uit: 1) directeur brandweer/regionaal commandant (voorzitter) 2) afdelingshoofd (2e echelon) 3) P&O adviseur De adviescommissie voor de functies op het 3e echelon bestaat uit: Voor de afdeling Incidentbestrijding: 1) vertegenwoordiging vanuit de beroepsmedewerkers incidentbestrijding 2) vertegenwoordiging vanuit de vrijwilligers 3) beroepsploegcommandant 4) vrijwillig ploegchef 5) vertegenwoordiging vanuit de BOR Voor de afdeling Operationele Voorbereiding: 1) vertegenwoordiging vanuit de vrijwilligers 2) vertegenwoordiging vanuit de medewerkers 3) vertegenwoordiging vanuit de BOR Voor de afdeling Risicobeheersing 1) vertegenwoordiging vanuit de medewerkers 2) vertegenwoordiging vanuit de BOR De kandidaten voor de verschillende functies worden op dezelfde dag geïnterviewd door zowel de selectiecommissie als de adviescommissie.
2.2 2.3
2.4 2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
18
2.10
2.11 2.12 2.12
De voorzitter van de adviescommissie brengt advies uit aan de selectiecommissie over de benoembare kandidaten. Vervolgens maakt de selectiecommissie een keuze. Bij het bepalen van de te benoemen kandidaat wordt gestreefd naar consensus. Indien dit, na grote inspanning van alle commissieleden, niet bereikt kan worden, heeft de voorzitter van de selectiecommissie, namens de directie, de beslissende stem. In het geval dat de selectieprocedure geen succesvolle plaatsing tot gevolg heeft, wordt dit schriftelijk en gemotiveerd aan de betrokken medewerker medegedeeld. De kandidaat, zoals bedoel in artikel 2.11, die niet in het 2e echelon geplaatst kan worden, kan verder in de selectieprocedure voor het 3e echelon. De kandidaat, zoals bedoeld in 2.11, die niet in het 3e echelon geplaatst kan worden, kan verder in de plaatsingsprocedure voor gewijzigde functies (zie hoofdstuk 2 van het sociaal plan).
3
Benoeming
3.1 3.2
De directie VGGM volgt bij de plaatsing het advies van de selectiecommissie. De medewerker ontvangt het advies van de selectiecommissie en een schriftelijk voornemen tot plaatsing met een toelichting van de directie VGGM waaruit blijkt in welke functie de medewerker wordt geplaatst, De medewerker wordt in de gelegenheid gesteld zijn bedenkingen tegen het voornemen zoals vermeld in artikel 3.2 binnen twee weken schriftelijk kenbaar te maken. Deze bedenkingen worden voorgelegd aan de directie VGGM. Desgewenst kan de medewerker ook aangeven zijn bedenkingen mondeling te willen toelichten. In dat geval wordt hij gehoord. De hoorzitting vindt in beginsel plaats binnen twee weken nadat de medewerker heeft aangegeven van deze gelegenheid gebruik te willen maken. De medewerker kan zich tijdens dit horen doen bijstaan door een raadsman. Na behandeling van de bedenkingen volgt zo spoedig mogelijk definitieve plaatsing. Op het besluit tot plaatsing is de bezwaarprocedure van VGGM van toepassing. Op het moment dat de nieuwe organisatie formeel bekrachtigd is, ontvangen de functionarissen van het 2e en 3e echelon een definitief aanstellingsbesluit op de functie waarvoor zij zijn geselecteerd.
3.3
3.4 3.5 3.6
Sociaal plan regionalisering brandweer Gelderland-Midden. Versie 0.6. september 2012
19
5a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 5a Bovenregionale samenwerking
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Coördinatieplan stroomuitval Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: 19-09-2012 DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Voor een grootschalige uitval van stroom wordt al enige tijd gebruik gemaakt van het coördinatieplan grootschalige stroomuitval. Dit coördinatieplan is echter formeel nooit vastgesteld. Oorzaak hiervan is gelegen in de eerste bijlage van dit plan. Hierin stonden risicovolle objecten per gemeente omschreven. Echter, er bestond groot verschil tussen de wijze waarop gemeenten de objectenlijst hadden gevuld. In de voorliggende versie is deze bijlage van het plan volledig vervallen. In plaats daarvan wordt verwezen naar de risicokaart voor risicovolle objecten. Op deze manier zijn er geen grote verschillen meer en kan het coördinatieplan toegevoegd worden aan de vastgestelde procedures. De veiligheidsdirectie heeft het coördinatieplan op 18 oktober 2012 vastgesteld.
Coördinatieplan
Coördinatieplan stroomuitval Gelderland-Midden (214) Versienummer
:
2.0
Afdelingseigenaar
:
RGO / Robbert Sardjoe
Papieren versies Exemplaar aanwezig in / bij
AC, kast ….., ordner …… RCC, kast ….., ordner ….. ………………. ………………. ……………….
Gemeenten Gelderland-Midden Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden Politie Gelderland-Midden Liander ……………….
Verspreiding
Verzendlijst
Alarmeringsplan RAC
Nummer : ……………………………… Plaats digitale versie : ………………………………. Plaats papieren versie : ……………………................
Vaststelling Vastgesteld door: Veiligheidsdirectie Gelderland-Midden Vastgesteld d.d.: ………………………………….
G:\Afd\BRW\RGO\RAM\Planvorming + Procedures\Overige procedures\Uitval Nutsvoorzieningen\Coördinatieplan stroomuitval 2012
Laatste update: 11-09-2012 Eigenaar: Robbert Sardjoe
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 1 Inleiding ........................................................................................................................................... 3 1. Algemeen........................................................................................................................... 4 1.1 Vastgesteld door......................................................................................................................... 4 1.2 Werkingsgebied.......................................................................................................................... 4 1.3 Wettelijk kader ............................................................................................................................ 4 1.4 Communicatie over het plan....................................................................................................... 4 1.5 Aanverwante documenten.......................................................................................................... 4 2. Netbeheerders ................................................................................................................... 5 3. Toestand ............................................................................................................................ 6 3.1 Risicodragend gebied................................................................................................................. 6 3.2 Omvang gebied .......................................................................................................................... 6 3.3 Uitvoerende diensten.................................................................................................................. 6 4. Structuur bij incidentbestrijding.......................................................................................... 7 5. Uitvoering........................................................................................................................... 8 5.1 Algemeen/Kenmerken ................................................................................................................ 8 5.1.1 Belangrijke kenmerken algemeen ..................................................................................... 8 5.1.2 Kenmerken uitval elektriciteit ............................................................................................. 8 5.1.3 Instellingen......................................................................................................................... 9 5.1.4 Industrie ............................................................................................................................. 9 5.1.5 Agrarische sector ............................................................................................................. 10 5.1.6 Openbare diensten .......................................................................................................... 10 5.1.7 Infrastructuren.................................................................................................................. 11 5.1.8 Dienstverlenende sector .................................................................................................. 12 5.1.9 Huishoudens .................................................................................................................... 12 5.1.10 Samenvatting/Conclusie .................................................................................................. 13 5.2 Taken disciplines bij stroomuitval............................................................................................. 13 5.2.1 Taken brandweer ............................................................................................................. 13 5.2.2 Taken GHOR ................................................................................................................... 15 5.2.3 Taken politie..................................................................................................................... 17 5.2.4 Taken gemeenten ............................................................................................................ 19 5.3 Nazorg ...................................................................................................................................... 21 5.3.1 Deelproces....................................................................................................................... 21 5.4 Voorlichting............................................................................................................................... 22 5.4.1 Belangrijke aandachtspunten voorlichting ....................................................................... 22 Bijlage 1 Risico Objecten (Per Gemeente)..................................................................................... 23 Bijlage 2 Noodaggregaten Liander ................................................................................................. 24 Bijlage 3 Aanschakelschema stroom (Besluitvorming RBT) .......................................................... 25 Bijlage 4 Nazorg uitvoerschema..................................................................................................... 26 Bijlage 5 Checklist bepalen van voorlichting .................................................................................. 27 Bijlage 6 Voorbeeld nieuwsbrief ..................................................................................................... 29
2
Inleiding Stroomuitval is nog steeds een actueel thema. Gebeurtenissen, zoals de stroomuitval in Haaksbergen in 2005 of de stroomstoring in Bommelerwaard in 2007, hebben voor de aanzet gezorgd. Indien er sprake is van grootschalig stroomuitval dan kan dit per hulpverleningsorganisatie of discipline tot verschillende zwaartepunten leiden. Een dergelijke storing heeft ook grote invloed op de samenleving als geheel. Het zijn vooral enkele afhankelijkheidsrelaties, een mogelijke keten van effecten en ook de gelijktijdigheid van storingen die tot extra problemen kunnen leiden. Onder bepaalde omstandigheden leidde grootschalig stroomuitval in een gebied tot opschaling van de hulpverlening. Deze opschaling vond plaats om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Een voorbeeld is de stroomuitval in Haaksbergen waar een langdurige stroomuitval in combinatie met hevig sneeuwval tot opschaling van de hulpdiensten leidde. Het is daarom van belang voor de organisatie Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden om deze zwaartepunten duidelijk in kaart te brengen zodat hier adequaat op ingespeeld kan worden door de hulpverleningsdisciplines en de gemeente. Dit alles met het oog op het tegengaan/ beperken van maatschappelijke ontwrichting als gevolg van deze stroomuitval. Ten tijde van grootschalige stroomuitval zullen er risico-objecten zijn die extra last vinden van de stroomuitval. Voor de risico-objecten is de lijst kwetsbare-objecten van risicokaart.nl gebruikt. Dit operationeel plan is zodoende bedoeld als handvat voor de operationele diensten tijdens grootschalig stroomuitval. Toch heeft de burger zijn eigen verantwoordelijkheden. Daar waar een burger zichzelf kan redden of een beroep kan doen op naasten, zullen de hulpdiensten en gemeente niet ingrijpen. De hulpdiensten en gemeenten zullen zich eerst moeten richten op de kwetsbare groepen die niet zelfredzaam zijn. Daarnaast is er ook extra aandacht vereist op mogelijke risico objecten en industriële bedrijven betreft het afschakelen.
3
1.
Algemeen
1.1 Vastgesteld door Veiligheidsdirectie Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden 1.2 Werkingsgebied Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. 1.3 • • • • •
Wettelijk kader Wet Veiligheidsregio Besluit Informatie inzake Rampen en zware ongevallen (BIR); Politiewet; Gemeentewet; Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen;
1.4 Communicatie over het plan Het plan is gecommuniceerd naar: • Alle hulpverleningdiensten (Brandweer, GHOR en Politie); • Alle gemeenten binnen de regio Gelderland-Midden; • Liander. 1.5
Aanverwante documenten • Aandachtspunten bij langdurig stroomuitval, Hulpverleningsdienst Regio Twente; • Handleiding uitval NUTS-voorzieningen, Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden; • Coördinatieplan grootschalig stroomuitval, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
4
2. Netbeheerders De veiligheidsregio Gelderland-Midden is voor de levering van stroom afhankelijk van twee partijen: Tennet en Liander. Tennet is de beheerder van het landelijke transportnet van stroom. Dit transportnet staat verbonden met alle regionale elektriciteitsnetten en het Europese net. Naast het beheer van het net, bewaakt Tennet de betrouwbaarheid en continuïteit van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening. Liander is de regionaal netbeheerder in de regio Gelderland-Midden. Liander zorgt voor de aanleg, uitbreiding, onderhoud en het beheer van de regionale energienetten. Uiteindelijk zorgt Liander voor de levering of transport van stroom naar de eindaansluiting van de gebruiker. Bij grootschalig stroomuitval binnen de regio is Liander het eerste aanspreekpunt voor gemeenten en hulpdiensten binnen de veiligheidsregio. In voorbereiding op een mogelijke stroomstoring vindt er tussen de veiligheidsregio en Liander gegevens uitwisseling plaats. Tevens is er een convenant die de samenwerking tussen de beide partijen bekrachtigd. Op het moment dat er bij Liander een melding komt van stroomuitval op een bepaalde locatie kan het enige tijd duren voordat Liander inzicht heeft in wat voor storing het betreft, hoe groot het getroffen gebied is en hoe lang herstel van de energielevering vermoedelijk zal duren. Liander beschikt over een aantal noodaggregaten die ingezet kunnen worden tijdens stroomuitval. Liander is bereid deze in te zetten in overleg met de hulpdiensten. Een lijst met deze aggregaten is te vinden in Bijlage 2 “Noodaggregaten Liander”. Ook is Liander degene die de hulpdiensten helpt bij het aanschakelen van stroom. De hulpdiensten en de gemeente bepalen hoe de stroom, in volgorde, ten tijde van stroomuitval aangeschakeld moet worden. De uiteindelijke beslissing hiervan ligt bij het RBT. Hiervoor kan het RBT het schema invullen wat toegevoegd is als Bijlage 3 “Aanschakelschema stroom”.
5
3.
Toestand
3.1 Risicodragend gebied De veiligheidsregio Gelderland-Midden of een gedeelte daarvan dat door grootschalig stroomuitval getroffen wordt. 3.2 Omvang gebied Grootschalig uitval van stroom kan ervoor zorgen dat een gedeelte van de regio of het hele gebied zonder stroom komt te zitten. 3.3 • • • • • • • • •
Uitvoerende diensten Brandweer; Gemeenten binnen de regio; Liander; Defensie; GHOR Gelderland-Midden; Mobiele providers (KPN, Vodafone, T-Mobile, Orange, Telfort); RAV; Politie Gelderland-Midden; Rode kruis.
6
4. Structuur bij incidentbestrijding Bij situaties waar langdurig grootschalig uitval van stroom optreedt binnen de regio, kan er opgeschaald worden naar GRIP2 of hoger. De volgende factoren kunnen een rol spelen bij de eventuele opschaling: • De omvang van het getroffen gebied • De bevolkingsdichtheid in het getroffen gebied • De vermoedelijke tijdsduur • De getroffen bedrijven of instellingen/ zorgbehoefte bewoners (zwaartepunten) • De weersomstandigheden • Het tijdstip (dag-nacht / werkdag-weekend) De opschaling is afhankelijk van de inschatting van het incident. De informatie kan zowel vanuit de hulpverlening komen als wel van de bedrijven. De mate van opschaling kan aan de hand van onderstaand schema bepaald worden waar tijdsduur gekoppeld is aan het aantal huishoudens.
< 10 min. 10 min – 2 uur 2 – 6 uur > 6 uur
< 100 huishoudens A (Geen actie) A (Geen actie) A (Geen actie) B (Informeren)
100 – 1.000 huishoudens A (Geen actie) B (Informeren) B (Informeren) C (Informeren)
1.000– 10.000 huishoudens A (Geen actie) B (Informeren) C (Informeren) D (Informeren)
> 10.000 huishoudens A (Geen actie) C (Informeren) D (Informeren) D (Informeren)
Legenda A Geen concrete acties B Informeren voorzitter ROT/CvD, operationeel leider, OvD-B, Ovd-BZ, OvD-P, OvD-G, operationele voorlichters VGGM en politie C
Informeren voorzitter ROT/CvD, operationeel leider, OvD-B, Ovd-BZ, OvD-P, OvD-G, operationele voorlichters VGGM en politie. Operationeel leider overlegt met over opschaling GRIP2.
D
Informeren voorzitter ROT/CvD, operationeel leider, OvD-B, Ovd-BZ, OvD-P, OvD-G, operationele voorlichters VGGM en politie. Burgemeester respectievelijk voorzitter veiligheidsregio kondigt eventueel GRIP3 of GRIP4 af. De eventuele GRIP-opschaling is afhankelijk van omvang en effecten in het getroffen gebied.
In de situaties B, C en D vindt terugkoppeling plaats met de burgemeester(s) van de getroffen gemeente(n).
7
5. Uitvoering Indien er sprake is van grootschalig uitval van stroom zal dit per hulpverleningsdiscipline tot verschillende zwaartepunten leiden. Het is van belang om deze zwaartepunten duidelijk in kaart te hebben gebracht zodat hier adequaat op ingespeeld kan worden. Een mogelijkheid om in het geval van een calamiteit snel inzichtelijk te hebben welke kwetsbare objecten aandacht vergen is het een vereiste om vanuit het RCC toegang te hebben tot bestanden met “kwetsbare” objecten. Hiervoor wordt de lijst met kwetsbare-objecten van de risicokaart gebruikt. Indien er sprake is van uitval die langer duurt dan 1 uur, wordt geadviseerd om een functionaris met lokale bekendheid te raadplegen. Deze kan meer vertellen over kwetsbare objecten en publieksgebouwen, zoals de aanwezigheid van noodvoorzieningen noodverlichting en eventuele doormelding van alarmsystemen. In beginsituatie moet er worden gedacht aan opschaling van GRIP. • • • •
De brandweer heeft inzicht in mogelijk kwetsbare objecten; De GHOR heeft vanuit hun invalshoek inzicht op kwetsbare objecten en bevolkingsgroepen; De politie heeft inzicht op kwetsbare/risico objecten vanuit hun perspectief. De gemeente heeft inzicht in de voor hun relevante risico objecten.
Gezien de afwijkende belangen zal er een duidelijke afstemming plaats moeten vinden m.b.t. het stellen van prioriteiten. Daarbij moet er rekening gehouden worden met een ministeriele regeling die is vastgelegd, namelijk Prioriteit 1 Prioriteit 2 Prioriteit 3
Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid Kritische processen industrie, nuts- en basisvoorzieningen Overige industrie, openbare gebouwen, bedrijven en consumenten
De uiteindelijke besluitvorming van het stellen van de prioriteiten en het aanschakelen van stroom ligt bij het BT. 5.1
Algemeen/Kenmerken
5.1.1 • • • • •
Belangrijke kenmerken algemeen Prioriteit medische hulpbehoevenden; Opvang (minder zelfredzame) burgers; Voorlichting naar bedrijven, kwetsbare objecten, burgers via media, etc; Eenduidige informatie richting de burgemeester(s); Indien langdurig ontwrichting van de samenleving.
5.1.2 Kenmerken uitval elektriciteit • Continuering primaire processen van de hulpdiensten; • 112, meldsystemen, functioneren zenders/ontvangers, etc. blijven in de lucht d.m.v. noodstroom aggregaten en accu’s; • C-2000/P-2000 zendmasten zonder noodstroom aggregaat hebben accu’s voor 8 tot 12 uur; • Verkeer en openbaar vervoer (trolley netwerk en spoorwegen) krijgen problemen; • Werking apparatuur gezondheidszorg, beveiliging en bewaking, koeling, etc; • Inzet noodstroomvoorzieningen;
8
• • •
Sluiting (groot) winkelbedrijven; Uitval (deel) telefoon en internetverkeer; Deel bevolking niet via radio/tv bereikbaar inzet calamiteiten zender.
5.1.3 Instellingen Instellingen Ziekenhuis
0-2 uur Noodstroomaggregaat verplicht, neemt deel vermogen over, kantoorfuncties vallen weg.
2-8 uur Wegvallen kantoorfuncties wordt hinderlijker
8-24 uur Handmatig administratie doen
Bejaarden/verpleeghuis zonder nsa
Liften; geen maaltijdvoorziening, verlichting afhankelijk van tijdstip; problemen met pieperinstallatie in huis, elektrische apparatuur op kamers; extra personeel in dienst
Zie ook 2 – 8 uur; daarnaast problemen met de diepvries
Bejaarden/verpleeghuis met nsa
Alleen problemen met individuele elektrische apparatuur op kamers; deuren gaan open, mensen kunnen zonder toezicht tehuis in/uit.
Thuiszorg
Zorgbehoevende mensen thuis voor functioneren afhankelijk van elektriciteit en communicatiemogelijk heden
Zeker problemen met de maaltijdvoorzienig, koeling mortuarium, warmwatervoorziening; noodverlichting stopt, met kaarsen werken geeft onveilige situatie, in de winter geen verwarming; in de nacht minder kwetsbaar Alleen problemen met individuele elektrische apparatuur op kamers; deuren gaan open, mensen kunnen zonder toezicht tehuis in/uit. Hulpverlening raakt achter op schema, door verstoorde communicatie paniek bij zorgbehoevende.
Zie ook 2 – 8 uur; Ook problemen met diepvries; noodverlichting (op accu’s) stopt
Zie ook 2 – 8 uur, als geen lijst beschikbaar is, dan is het onduidelijk wie, waar en wat voor hulp behoeft; Bederf van medische entstoffen op kantoor
>24 uur Mogelijk vormt bevoorrading noodstroomaggregaat met brandstof een probleem Situatie wordt onhoudbaar; In verpleeghuis; evacuatie deel patiënten en medische behandelingen stoppen; bevoorrading goederen mogelijk een probleem Mogelijke problemen met brandstofvoorziening noodstroomaggregaat en bevoorrading van goederen. Situatie precair, mensen evacueren
5.1.4 Industrie Industrie Algemeen
0-2 uur 2-8 uur Verstoring productie; uitval verwarming, koeling, watervoorziening, omzetverlies, veiligheidsrisico’s nemen toe; gestoorde informatievoorziening; materiële schade
8-24 uur >24 uur Schade neemt toe met de tijdsduur; doorlevering grondstoffen wordt probleem
Voedingsmiddelen
Productieprocessen Verharden vloeibare stoppen, materialen grondstoffen; bederf gaan uitzakken Mogelijke letsel en/of milieuschade als het proces niet ‘fail-safe’is.
Schoonmaken neemt steeds meer tijd in beslag
Chemische
Emissies naar milieu;
Afblazen leidt tot stank; bij veel
9
Kunststofverwerkende
Havengebonden activiteiten
Mogelijke letsel en/of milieuschade als het proces niet ‘fail-safe’is.
dichtslibben leidingen
Productieprocessen stoppen, materiaal begint uit te harden Mogelijk in lichte mate waterverontreiniging door abrupt stoppen laden en lossen
-
Uitharden materialen, wegsturen werknemers Geen bevoorrading industrie, omdat overslag stil ligt
Geen bevoorrading industrie, omdat overslag stil ligt
langere duur en belangrijk economisch gebied een uitstralingseffect -
Uitstralingseffect
5.1.5 Agrarische sector Agrarische sector Algemeen Melkveehouderij
0-2 uur -
Varkenshouderij
-
Pluimveehouderij
Bij slachtkuikens (loslopend) snel sterfte (met name in de zomer); groeistoornis Buitentemperatuur belangrijk; computersystemen storingsgevoelig voor noodstroomaggregaat; kwaliteitsverlies en/of vernietiging teelt mogelijk.
Glastuinbouw
2-8 uur 8-24 uur Watervoorziening dieren erg belangrijk. In melktijd, dan Er moet gemolken problemen worden anders (uierontsteking) koeien droogleggen1 Ventilatieproblemen Sterfte, kan leiden tot dode groeistagnatie dieren maatregelen noodzakelijk Bij slachtkuikens Ook grote sterfte (loslopend) snel pluimvee in sterfte (met name in kooien, de zomer); groeistagnatie groeistoornis Mogelijk problemen Kwaliteitsverlies met koeling producten in producten. koelcellen; Ook op een veiling problemen met logistiek
>24 uur Maatregelen noodzakelijk; Melk in koeltanks weggooien Maatregelen nemen noodzakelijk
Kans op kwaliteitsverlies en vernietiging teelt neemt toe
5.1.6 Openbare diensten Openbare diensten Politie
0-2 uur Overbelasting (centrale) meldkamer; reageren alarmmeldingen, surveillance; regelen verkeerskruisingen
2-8 uur Meer overwerk; rondrijden geluidswagen; beheersen routes
8-24 uur Stellen van prioriteiten; ongemakken automatiserings gebied en communicatie
Brandweer / Ambulance
In actie voor kleine hulpverlening (liften, verkeersongevallen) (dag, tijdstip, seizoen van belang);kans op brand neemt toe
Prioriteiten stellen want druk op hulpverlening neemt toe; Incident kan uitgroeien tot calamiteit
Problemen bij 2-8 uur nemen toe;
1
>24 uur Prioriteiten scherp stellen; Handhaving openbare orde, verkeersbegeleiding en in stand houden noodradioverbindingen Problemen brandstofvoorziening; Problemen met onderlinge communicatie
Injectie die de melkproductie van de koe stopt
10
Gemeente
Hinder op kantoor (overdag).
Crisisplan in werkingstellen indien de tijdsduur langer wordt. Problemen communicatie als voeding Communicatie van zender/ontvangers uitvalt wordt moeilijker, druk op hulpverlening neemt toe, doorverwijzen naar instellingen.
Meldkamer
Overbelasting (centrale) meldkamer;
5.1.7 Infrastructuren Infrastructuren Transport
Communicatie (en voorlichting)
Afvalverwerking
Elektriciteit
Drinkwater
Waterhuishouding waarbij geen nsa’s
0-2 uur 2-8 uur Probleem met Zeer afhankelijk van locomotieven op tijd kenmerken gebied; op de juiste plaats te bruggen/tunnels krijgen op traject met (scheepvaartverkeer functionerende gehinderd), aard van bovenleiding; geen het treinverkeer: met treinverkeer meer op bovenleidingen: geen traject zonder treinverkeer, als niet bovenleiding getroffen of geen vanwege te veel bovenleiding: wel vertragingen treinverkeer met vertragingen; metro en tram stoppen, trolley(bus) krijgt vertraging; wegverkeer ondervindt hinder van verkeerschaos Door gebrek aan Informatieachterstand communicatie ontstaat, meer middelen mogelijk personeel inzetten slechte informatievoorziening naar omroep(en) en publiek toe; mogelijk uitval zenders en/of zendmasten Afvalophaal gehinderd door verkeerscongestie; geen stort in C2-deponie; teruggaan verwerkingscapaciteit afvalverbranding of stillegging ervan Overbelaste meldkamer; inschakelen extra mensen
8-24 uur Treinverkeer stopt op traject met bovenleiding die functioneert; brandstof problemen voor busvervoer, wegvervoer
>24 uur Openbaar vervoer middels bussen komt ook stil te liggen. (Geen brandstof)
Beschikbaarheid verslaggevers neemt af.
Afvalophaal stagneert, mogelijk onhygiënische toestanden;
Behoud communicatie aandachtspunt
Productie: Controle veraf gelegen pompstations (aggregaten) Distributie: Lokale druk daling als er geen noodstroomaggregaat op distributiepompstation is; bij wegvallen hydroforen geen drinkwater op verdiepingen, overbelaste meldkamer In laag gebied bij Overstort in lager In laag gebied hevige regenval na 2 gebied bij regenval, treedt ook bij uur (vervuild) water ook bij hoger gebied droog weer op straat bij zeer hevige overstort op; bij regenval na 6 uur regen lopen overstort tunnels onder water
Brandstofvoorziening noodstroomaggregaten mogelijk een probleem. Drinkwatervoorziening niet gewaarborgd Overstort vindt zeker plaats en gebieden lopen onder
11
Bij drukdaling ontstaat temperatuurval, op de lange duur zou dit tot problemen kunnen leiden. Noodaccu’s zendmasten vallen uit. Daardoor geen mobiele telecommunicatie meer mogelijk.
Gasvoorziening
Over het algemeen geen problemen in het systeem, wel controle gasvangstation; bij afnemers uitval van functies die van elektriciteit afhankelijk zijn (centrale verwarming, warmwatervoorziening, instellingskeukens)
Telecommunicatie
Telefoon en semafoonverkeer belemmerd mogelijk problemen met mobiele telefonie, interne telefooncentrales en telefax vallen weg; congestie in het telefoonnet
5.1.8 Dienstverlenende sector Dienstverlenende sector Detailhandel horeca
Banken, postkantoren
Kantoor organisaties
0-2 uur
2-8 uur
Omzetverlies Omzetverlies neemt afhankelijk van toe met tijdsduur tijdstip/dag, voor horeca ook seizoen belangrijk Handmatig werken;kluizen dicht; geldautomaten vallen uit.
Administratie en communicatie belemmerd
Wegsturen werknemers; problemen met klimaatbeheersing
0-2 uur Geen huishoudelijke apparatuur, geen warm water, in hoogbouw geen drinkwater; geen televisie/radio; congestie telefoonnet; medische/technische apparatuur voor zorgbehoevende valt weg Verkeerschaos, openbaarvervoer alleen per bus; (Arnhem geen trolleyverkeer mogelijk) winkels gesloten; openbare verlichting valt uit (’s avonds en in de nacht)
2-8 uur In de winter geen centrale verwarming; Maaltijdvoorziening aan huis voor zorgbehoevende mogelijk een probleem.
8-24 uur
>24 uur
Kwaliteit bederfelijke waar gaat achteruit tot bederf toe
Geld raakt op; Geldvoorziening sluiting stroomstoringskantoren; gebied probleem klanten moeten uitwijken Schade door achterstanden in administratie en zakelijke contacten
5.1.9 Huishoudens Huishoudens Binnen
Buiten
8-24 uur Bederf van levensmiddelen
>24 uur Situatie voor zorgbehoevende wordt precair; psychologische effecten; in industrieel gebied mogelijk stank door emissies
Voorzieningenniveau daalt, leden huishouden zullen voorzieningen van buiten het gebied gaan halen, verkeersdrukte; geen openbare verlichting
12
5.1.10 Samenvatting/Conclusie Conclusie
0-2 uur Direct na de verstoring kunnen ernstige gevolgen optreden, zoals verkeersongelukken, ontsnappen van gassen uit industriële processen, vastzitten van mensen in liften. Deze directe gevolgen zullen na verloop van tijd afnemen.
2-8 uur Na ongeveer 2 uur zullen andere langdurige gevolgen steeds merkbaar worden. Dit zijn vooral de gevolgen door het niet meer functioneren van apparaten, regel en communicatieapparat uur. Bijv. geen verwarming omdat de pomp van de centrale verwarmingsketel niet meer werkt, geen water in flatgebouwen omdat de hydrofooninstallatie niet functioneert, geen kunstlicht, televisie, radio, enz. Geen verkoop van goederen en diensten omdat kassa’s en computers niet meer functioneren, geen doorgang kunnen vinden van de bedrijvigheid.
8-24 uur >24 uur De gevolgen zullen na ongeveer 8 uur meer dan lineair gaan toenemen omdat er grote gevolgen gaan optreden, kippen en varkens gaan dood, hulpverlening bereikt hulpbehoevende mensen thuis niet meer, gekoelde producten bederven, materiaal in leidingen van bedrijven gaat vast zitten. Zeker na een langdurige periode zullen deze effecten steeds erger worden, transport komt stil te liggen omdat er niet meer getankt kan worden, de voorraden voor de noodstroomaggregaten raken op, tunnels lopen onder water, koeien moeten worden drooggelegd.
5.2 Taken disciplines bij stroomuitval In deze paragraaf kan iedere discipline de gevolgen en bijbehorende maatregelen vinden die zich tijdens grootschalig stroomuitval kunnen voordoen. Deze gevolgen zijn gekoppeld aan de rampenbestrijdingsprocessen. 5.2.1 Taken brandweer Brandweerzorg Proces Algemeen proces
Gevolg/ scenario
Maatregel
Problemen met stroomvoorziening in eigen organisatie
Informeren operationeel personeel eigen organisatie middels pieper
Mogelijke problemen met opladen portofoons
Opladen in auto’s
Overbelasting beschikbaar Personeel door langdurige inzet
Informeren eigen personeel, aflossingsschema hanteren.
13
Bron- en emissie bestrijding
Redding
Tekort brandstof voor Hulpverleningsvoertuigen
Brandstofplan opzetten (tip: wijs een tankstation aan voor de hulpdiensten en plaats daar een noodaggregaat)
Problemen met industriële bedrijven; - noodstops van procesinstallaties - gelijktijdigheid van gebeurtenissen - niet functioneren v. technische veiligheidsvoorzieningen (industrieterreinen) - mogelijk ontsnappen gassen
1. Kan bedrijf nog meldingen verrichten? 2. Monitoren problemen 3. Verrichten metingen 4. Processen afbouwen/ doorstart niet meer mogelijk
Uitval van stationaire blussystemen in de industrie
Bedrijven verplichten processen stil te leggen om de extra risico’s af te dekken.
Uitval sprinklerinstallaties
- Meegeven aan uitrukkende brandweervoertuigen - Verhoogde paraatheid;
Vraag naar noodaggregaten
Coördineren: - waar noodaggregaten nodig? - waar is overheid verantwoordelijk voor noodstroom? - waar noodaggregaten beschikbaar? (bedrijven buiten gebied, leveranciers noodaggregaten Liander)? - logistiek plan - indien nodig contact met LOCC
Problemen in de bereikbaarheid van hulpdiensten a.g.v. - uitval telefooncentrales en faxen; - overbelasting telefoonnet; - uitval mobiele telefonie
- Inrichten (nood-)meldpunten voor burgers met stroom en communicatiemogelijkheden - Nationaal Noodnet in werking stellen - Noodaggregaat voor zendmast C2000.
Liften werken (mogelijk) niet meer (ook noodliften)
- Rekening houden met hoogbouw voor mogelijke lift incidenten.
14
Uitval klimaatsystemen: opwarming - Extra rekening houden met gebouwen/ geen airconditioning. groepen/personen in Uitval verwarming levensbedreigende situaties: - Eventueel advies geven. Agrarische bedrijven: uitval ventilatiesystemen.
- Bepalen waar noodaggregaat nodig is.
Verminderde druk bluspompen
Rekening mee houden
5.2.2 Taken GHOR Geneeskundige Zorg Proces Algemeen proces
Gevolg/ scenario
Maatregel
Problemen met stroomvoorziening in eigen organisatie
Informeren eigen organisatie zonodig escaleren naar de beheerder
Mogelijke problemen met opladen portofoons
Opladen in auto’s
Overbelasting beschikbaar personeel
Informeren eigen personeel Eventueel oproepen extra personeel
Tekort brandstof voor hulpverleningsvoertuigen
Brandstofplan opzetten (tip: wijs een tankstation aan voor de hulpdiensten en plaats daar een noodaggregaat)
Vraag naar noodaggregaten
Coördineren: - waar noodaggregaten nodig? - waar is overheid verantwoordelijk voor noodstroom? - Vraag hoeveel noodaggregaten beschikbaar bij logistiek - logistiek plan
15
Publieke Gezondheidszorg
Problemen in de bereikbaarheid van hulpdiensten a.g.v. - uitval telefooncentrales en faxen; - overbelasting telefoonnet; - uitval mobiele telefonie
- Inrichten (nood-)meldpunten voor burgers met stroom en communicatiemogelijkheden. - Nationaal Noodnet in werking stellen.
Opwarming gebouwen/ geen airconditioning
Extra rekening houden met kwetsbare groepen/ levensbedreigende situaties
Problemen met kwetsbare groepen/ instellingen in de zorg
1. Inventarisatie kwetsbare personen/groepen/instellingen binnen het gebied (levensbedreigende situaties hebben prioriteit) 2. Contact opnemen met: - Ziekenhuizen - Verpleegtehuizen - Verzorgingstehuizen 3. Navragen: - huidige situatie - noodaggregaat aanwezig - werking noodaggregaat - diesel voor hoeveel uur - catering/ maaltijdvoorziening - andere problemen 4. Acties: - informeren huisartsenpost - inzet extra ambulance(s) - indien huisartsen niet bereikbaar zijn, deze persoonlijk thuis laten benaderen - informatie over opslagcondities medicijnen 5.Indien evacuatie vereist: - vervoerscapaciteit bedlegeringen: - extra inzet van (verhuis-) wagens/defensie - medische begeleiding tijdens transport - specifieke opvang voor zieken/ouderen - verstrekken van (tekort aan) medicijnen - psychosociale hulp in opvangcentrum
16
Problemen bij hulpbehoevenden
1. Inventarisatie hulpbehoevenden - patiënten met thuisbeademing - anderen (via thuiszorg) 2. Contact opnemen met hulpbehoevenden 3. Navragen: - accu beademingsapparatuur voor hoeveel uur - andere problemen 4. Acties: - informeren huisartsenpost - inzet extra ambulance(s) en/of extra standplaats
Indien huisartsen niet bereikbaar zijn, deze persoonlijk thuis laten benaderen.
Niet-werkende computersystemen bij apotheken; hoe aan medicijnen te komen zonder recepten/registratie
Apotheken werken in eerste instantie gewoon door. Het kan zijn dat er nodig ingegrepen moet worden door het instellen van apotheken die goed blijven functioneren.
Primaire voorzieningen (zoals koelkasten) werken niet.
Extra rekening houden met kwetsbare groepen/personen: - Eten is niet meer gekoeld - Medicijnen zijn niet meer gekoeld
5.2.3 Taken politie Politiezorg Proces Algemeen proces
Gevolg/ scenario Mogelijke problemen met opladen portofoons
Maatregel Indien nodig maatregelen treffen.
Overbelasting beschikbaar personeel
Informeren eigen personeel. Eventueel oproepen extra personeel
17
Tekort brandstof voor hulpvoertuigen
Problemen in de bereikbaarheid van hulpdiensten a.g.v. - uitval telefooncentrales en faxen; - overbelasting telefoonnet; - uitval mobiele telefonie
Brandstofplan opzetten (tip: wijs of vraag waar een tankstation is voor de hulpdiensten en plaats daar een zonnodig noodaggregaat) - Inrichten (nood-)meldpunten voor burgers met stroom en communicatiemogelijkheden - Nationaal Noodnet in werking stellen
Problemen met stroomvoorziening in eigen organisatie
Informeren eigen organisatie indien problemen maatregelen nemen.
Ordehandhaving
Geen centrale verwarming of (warm) water meer beschikbaar: pomp centrale verwarmingsinstallaties functioneert niet meer.
Extra rekening houden met kwetsbare groepen/personen: - mogelijke evacuatie/opvang van deze mensen
Mobiliteit
Uitgevallen verkeerslichten; Mogelijke verkeersongevallen
- In kaart brengen verkeerssituatie - Verkeersregulatie - Mogelijke extra surveillance
Spoorbomen trein gaan (automatisch) dicht: mogelijke problemen in doorgang hulpdiensten en overig verkeer)
- indien nodig: contact opnemen met Algemeen Leider Prorail.
Reizigersproblemen/ -onrust
- In kaart brengen verkeerssituatie - Uitzoeken of er problemen zijn met (grote aantallen) reizigers.
Evenementen - Zijn er evenementen gaande? - Zijn er evenementen gepland? (Ook geldig voor gemeente)
- Analyse gevolgen stroomstoring voor evenement - Gevolgen voor openbare orde - Evenement afgelasten door Burgemeester
Ordehandhaving
18
5.2.4 Taken gemeenten Bevolkingszorg Proces Algemeen proces
Communicatie
Publieke Zorg en Opvang
Gevolg/ scenario - Overbelasting beschikbaar personeel Burgers moeten ingelicht worden. Daar kunnen problemen ontstaan, door uitval stroom minder communicatie middelen ter beschikking - Problemen bij kwetsbare groepen/instellingen in de zorg. (Ook geldig voor GHOR)
Maatregel - Informeren eigen personeel. Eventueel oproepen extra personeel Richt noodmeldpunten op waar burgers informatie op kunnen vragen.
1. Inventarisatie kwetsbare personen/groepen/instellingen binnen het gebied. 2. Contact opnemen met: - Ziekenhuizen - Verpleegtehuizen - Verzorgingstehuizen 3. Navragen: - Huidige situatie - Noodaggregaat aanwezig - Werking noodaggregaat - Diesel voor hoeveel uur - Catering/ maaltijdvoorziening - Andere problemen
- Problemen bij hulpbehoevenden (Ook geldig voor de GHOR)
4. Punt vier alleen geldig voor GHOR. Zie taken GHOR. 1. Inventarisatie hulpbehoevenden. - Patiënten met thuisbeademing (via EMC) - Anderen (via thuiszorg) 2. Contact opnemen met hulpbehoevenden 3. Navragen: - Accu beademingsapparatuur voor hoeveel uur. - Andere problemen.
Reizigersproblemen/ -onrust (Ook geldig voor de politie i.o.m. vervoerders)
4. Punt vier alleen geldig voor GHOR. Zie taken GHOR. - In kaart brengen verkeerssituatie - Uitzoeken of er problemen zijn met (grote aantallen) reizigers. - Extra surveillances - Indien nodig, afhankelijk van meteo: Opvang.
19
Gevolgen voor voorzieningen in vakantieparken en campings (I.o.m. bedrijven)
Geen centrale verwarming of (warm) water meer beschikbaar: pomp centrale verwarmingsinstallaties functioneert niet meer.
Primaire levensbehoeften
Kwaliteit voedingswaren (Ook geldig voor de GHOR i.o.m. voorlichting)
- Uitval van rioolgemalen en rioolwaterzuiveringsinstallaties. Mogelijke overstort van riolen. Registratie en schade afhandeling
- Het streven naar een goede afwikkeling van de nazorg
- Deels eigenverantwoordelijkheid vakantieparken en campings zelf - Check bij vakantie/campings aantal aanwezigen en of er plannen zijn tot evacuatie. Extra rekening houden met kwetsbare groepen/personen: - extra dekens - mogelijke evacuatie/opvang van deze mensen Extra rekening houden met kwetsbare groepen/personen: - Eten is niet meer gekoeld - Medicijnen zijn niet meer gekoeld. Meenemen in de voorlichting: Koelkasten zoveel mogelijk dicht laten. - Nagaan of noodstroom nodig is. - Eventuele maatregelen nemen in overleg met Waterschap 1 Het analyseren van relevantie informatie. 1.1 Bepalen wie voor welke schadevergoeding in aanmerking komt. 1.2 Bepalen of er een centraal meldpunt moet komen en zo ja waar. 1.3 Bepalen taken, omvang bevoegdheden van het centraal meldpunt.
Nafase
- Organiseren van de nazorg
1.4 Bepaal hoe de afhandeling van de schadevergoedingen en andere nazorg verloopt en aangevraagd kan worden. 2 Het opstellen van een nazorgplan. 2.1 Bepalen of er een afzonderlijk nazorgorgaan moet worden ingesteld. 2.2 Bepalen van de taken van het centraal meldpunt.2.3 Bepalen van de personele en materiële middelen. 2.4 Instrueren van het personeel meldpunten.
20
2.5 Bepalen van de controle op de nazorg. - Uitvoer Nazorg
3 Het Beschikbaar krijgen van personeel en middelen. 3.1 Het gereedmaken van het meldpunt. 3.2 Informeren afhandelen schadeclaims of andere beroepen. 3.3 Bekendheid geven aan het (bereiken) van het centraal meldpunt.
- Controle en evalueren van de nazorg.
3.4 Eventueel inschakelen van deskundig personeel. 4 Controle op de nazorg. 4.1 Evaluatie op de nazorg. 4.2 Bepalen wanneer en op welke wijze de evaluatie van de nazorg zal plaatsvinden. 4.3 Het bepalen aan wie de evaluatie zal worden toegezonden.
NNafase
Zie proces registratie en schade afhandeling. Uitvoeringschema te vinden in Bijlage 4 “Nazorg uitvoerschema”.
5.3 Nafase Onder nazorg wordt verstaan het terugbrengen van elk facet van het maatschappelijk leven naar de toestand voor het incident. Daaronder vallen zowel hulp bij het verwerken van traumatische ervaringen van slachtoffers en hulpverleners, als ook het “opruimen van de rommel”. Herstellen wat kan worden hersteld en vervangen wat verloren is gegaan. Onder nazorg valt ook de politieke- bestuurlijke nazorg: Het zal duidelijk zijn, dat na alle hectiek vele vragen zullen rijzen over de oorzaak, de schuld en over hoe het incident had kunnen voorkomen. Een goede voorbereiding om gedegen opening van zaken te kunnen geven is van groot belang. 5.3.1 Deelproces Indien zich in de gemeente een ramp of zwaar ongeval voordoet kan de burgemeester bepalen dat de bestrijding daarvan ter hand wordt genomen conform de regels die gelden bij rampen en zware ongevallen. Naast de direct bestrijding van de ramp is het tevens van belang om zorg te dragen voor een adequate afwikkeling van de ramp. Voor zover dat niet reeds is gebeurd (nazorg is doorgaans binnen de repressieve fase al aan de orde) breekt de fase van nazorg aan. Nazorg is in principe in twee delen op te splitsen: • Nazorg tijdens de feitelijke rampsituatie; • Nazorg na de feitelijke rampsituatie.
21
Dit hoofdstuk zal voornamelijk gaan over de nazorg na de feitelijke rampsituatie. Wat ook extra de nodige aandacht verreist is het evaluatie proces dit om te evalueren om dergelijke voorvallen in de toekomst te kunnen voorkomen. Nazorg bevat de volgende elementen: • Het voorkomen van een vervolgincident; • Het weer op gang brengen van het dagelijks leven; • Medische en sociale zorg aan slachtoffers eventueel aan nabestaanden en hulpverleners; • Het afhandelen van schade claims; • Politiek- bestuurlijke nazorg; • In extreme gevallen huisvesting en wederopbouw; • Evaluatie crisisorganisatie. 5.4 Communicatie Uit de evaluaties van recente stroomstoringen uit de Bommelerwaard en Haaksbergen zijn er belangrijke punten te noemen die van belang zijn bij de voorlichting. Deze punten zijn hieronder gesommeerd en het is van belang deze mee te nemen in de voorlichting. 5.4.1 Belangrijke aandachtspunten voorlichting Snel informatie leveren aan de betrokken gemeente(n) Zorg ervoor dat de informatie die naar buiten gebracht wordt niet in strijd is met de berichten van de media. Stel meteen een mediawatcher aan. Zorg ervoor dat er goed gecommuniceerd wordt over de eventuele eindtijd van de storing. Zorg ervoor dat deze in de informatieverstrekking niet steeds opgeschoven wordt. Als dit wel gebeurt kan er onrust ontstaan. Informeer burgers naar de voortgang en waar zij terecht kunnen voor informatie. Het inrichten van “Informatie Punten” heeft resultaat. Uit de verschillende ervaringen blijkt dat het handig is deze snel in te richten. Bij het oprichten van een telfonische informatie punt moet er gezorgd worden dat er snel goede en steeds vernieuwende informatie beschikbaar is. Afstemmen van de voorlichting met gemeente en Liander / Tennet . De afstemming hiervan vindt plaats tussen veiligheidsregio en Liander/Tennet. In Bijlage 5 “Checklist voorlichting” is een checklist te vinden die ingevuld kan worden om te bepalen naar wie er voorgelicht moet worden. In Bijlage 6 “Voorbeeld nieuwsbrief” is er een nieuwsbrief te lezen die gebruikt is tijdens de storing in de Bommelerwaard.
22
Bijlage 1
Risico Objecten (Per Gemeente)
Zie kwetsbare-objecten van risicokaart.nl
23
Bijlage 2 kVA 600 600 400 375 275 250 125 125 60 50 30 15
Noodaggregaten Liander 15 aggregaten binnen NUON aantal synchronisatie 1 ja 1 ja 1 ja 1 ja 1 ja 1 ja 2 ja 1 ja 2 ja 2 nee 1 nee 1 nee
standplaats Duiven Haarlem Haarlem Leeuwarden Haarlem Haarlem Haarlem Leeuwarden Leeuwarden Leeuwarden Haarlem Haarlem
Het berekenen van de aansluittijd: • Vertrek 30 minuten • Reistijd X te bereken m.b.v. travelmanager • Opstellen en aansluiten 30 minuten.
24
Bijlage 3 Aanschakelschema stroom (Besluitvorming RBT) Prioriteit Locatie Straat + nr. Aansluit vermogen (Niet verplicht!)
25
Bijlage 4
Nazorg uitvoerschema
Activiteit 1. Het analyseren van relevantie informatie.
Brandweer +
Politie +
GHOR +
1.5 Bepalen wie voor welke schadevergoeding in aanmerking komt.
+
+
+
*
1.6 Bepalen of er een centraal meldpunt moet komen en zo ja waar.
-
-
-
*
1.7 Bepalen taken, omvang bevoegdheden van het centraal meldpunt.
-
-
-
*
-
-
-
*
1.8 Bepaal hoe de afhandeling van de schadevergoedingen en andere nazorg verloopt en aangevraagd kan worden.
Gemeente *
2. Het opstellen van een nazorgplan. 2.1 Bepalen of er een afzonderlijk nazorgorgaan moet worden ingesteld.
-
-
-
*
-
-
-
*
2.2 Bepalen van de taken van het centraal meldpunt.
-
-
-
*
2.3 Bepalen van de personele en materiële middelen, waarbij gedacht kan worden aan:
-
-
-
*
2.4 Instrueren van het personeel meldpunten. 2.5 Bepalen van de controle op de nazorg.
-
-
-
*
-
-
-
*
3. Het Beschikbaar krijgen van personeel en middelen. 3.1 Het gereedmaken van het meldpunt. 3.2 Informeren afhandelen schadeclaims of andere beroepen.
-
-
-
*
-
-
-
*
-
-
-
*
3.3 Bekendheid geven aan het (bereiken) van het centraal meldpunt. 3.4 Eventueel inschakelen van deskundig personeel.
-
-
-
*
-
-
-
*
4. Controle op de nazorg. 4.1 Evaluatie op de nazorg. 4.2 Bepalen wanneer en op welke wijze de evaluatie van de nazorg zal plaatsvinden. 4.3 Het bepalen aan wie de evaluatie zal worden toegezonden.
-
-
-
* * *
-
-
-
*
Legenda + *
= Niet betrokken = Mogelijk behulpzaam = Direct betrokken
26
Bijlage 5
Checklist bepalen van voorlichting Voorlichting
Checklist
Check
Direct betrokkenen Bewoners en aanwezigen in gebied (vermeld exact gebied) Wie zijn de Bedrijven getroffen Ziekenhuizen partijen? Mensen afhankelijk van elektriciteit Omwonenden in een grotere straal van de rampplek Gevaar voor onderkoeling Springen waterleidingen, wateroverlast Stilliggen treinverkeer Uitvallen openbare verlichting Uitvallen koelinstallaties Uitval van alle stroomgestuurde apparaten Wat zijn de Uitval noodvoorzieningen en aggregaten gevolgen voor Uitval telefoonnetwerken deze partijen? Problemen de bevolking te bereiken Verkeersproblemen (stoplichten, slagbomen) Bederven van voedsel(voorraden) Geen water (waterdruk valt weg) Bevriezing leidingen Uitval CV Handelingsinformatie Volg aanwijzingen van voor mensen in autoriteiten op stroomstoringgebied Noodvoorraden ingeblikt voedsel aanleggen, mineraalwater inslaan Warme kleding aantrekken (veel lagen)
Handelingsperspectieven
Ga naar familie/bekenden buiten rampgebied (Lichamelijk) afhankelijke van elektriciteit moeten dat aangeven door een witte doek buiten te hangen of anders...
Aanwezigen zijn Welke gewaarschuwd door: maatregelen zijn genomen?
Sirene Regionale Omroep SMS Vliegtuig met boodschap Bewonersfolders Afhankelijk van de situatie, evenementen, etc. Opvang reizigers, inzetten van bussen Meer politiesurveillance op straat Opvang van bewoners in crisiscentra Instellen noodnummer Evacuatie van hulpbehoevenden naar buiten rampgebied
27
Radio-uitzending via autoradio, batterijgestuurde radio Inzetten verkeersregelaars
28
Bijlage 6
Voorbeeld nieuwsbrief
NIEUWSBRIEF STROOMUITVAL BOMMELER- EN TIELERWAARD
Deze nieuwsbrief is gemaakt op vrijdag 14 december, 15.00 uur. Let op: (een deel van) de informatie kan op het tijdstip dat u deze brief leest mogelijk niet meer van toepassing zijn. Geachte bewoner(s), Sinds het begin van woensdagavond 12 december is er stroomuitval in grote delen van de Bommeler-en Tielerwaard. Het grootste deel van de regio heeft op dit moment nog geen stroom. We begrijpen dat dit voor overlast zorgt. Er wordt hard gewerkt om de stroomvoorziening te herstellen. Wanneer dit het geval is, kan de netbeheerder Liander nog niet aangeven. Het is dus onduidelijk hoe lang de storing nog duurt. Voorzichtigheidshalve moet u er van uitgaan dat de stroomvoorziening nog niet hersteld is. In deze nieuwsbrief staat informatie, die voor u van belang is zolang de stroomuitval duurt op een rij Opvanglocaties In uw gemeente zijn gedurende de stroomuitval opvanglocaties ingericht op de volgende plekken: U bent van harte welkom om hier iets warms te komen drinken en om een praatje te maken. De volgende locaties zijn ook ’s nachts geopend: Algemeen informatienummer: 0344 637 500 Gebruik van kooktoestellen Misschien maakt u gebruik van uw gasstel om voor enige warmte te zorgen. We adviseren u om dit niet te doen. U krijgt er bijna geen warmte van en het kan gevaarlijk zijn, omdat het zuurstof onttrekt aan de lucht. Tips om warm te blijven Blijft u thuis? Dan kunt u de volgende tips gebruiken om enigszins warm te blijven. • Blijf zo veel mogelijk met meerdere mensen in een, het liefst kleinere, ruimte. • Trek meerdere lagen kleding over elkaar aan. Dat is beter dan bijvoorbeeld alleen een dikke trui. • Probeer warme maaltijden en warme dranken te blijven gebruiken. Dat warmt het lichaam op. Afvalinzameling Door de stroomuitval heeft u zeer waarschijnlijk te maken met bedorven etenswaren in koelkasten en vriezers. Dit extra afval kunt u vandaag, morgen en volgende week in huisvuilzakken naar de milieustraat van AVRI in Geldermalsen brengen. De milieustraat in Zaltbommel is ook getroffen door de stroomstoring en is daarom gesloten. Zodra de stroomvoorziening hersteld is, kunt u ook daar huisvuilzakken brengen. De komende week (t/m 21 december) kunt u tijdens de gewone dagen waarop uw containers geleegd worden, huisvuilzakken naast de container plaatsen.
29
De openingstijd van de milieustraat Geldermalsen (Meersteeg 15) is op maandag t/m vrijdag van 7.30 tot 16.30 uur en op zaterdag van 8.00 tot 15.30 uur. Zodra de milieustraat in Zaltbommel (Dwarsweg 26) weer open is, gelden hier dezelfde openingstijden. Schaderegeling Particulieren en bedrijven kunnen eventuele schade, vooruitlopend op een regeling, bij de gemeente laten registreren. Over de mogelijke afhandeling vindt overleg plaats tussen het Ministerie van Defensie en - onder andere - de netbeheerder Liander. Wat moet u doen als de stroomvoorziening hersteld is? Haal nu al vast de stekkers van elektrische apparatuur uit de stopcontacten. Nadat de stroom weer is ingeschakeld, is het advies de eerste uren het stroomgebruik te beperken tot het hoognodige. Het is mogelijk dat sommige apparatuur het niet doet, zoals de pomp van een cv-ketel. Neem in dat geval contact op met uw verwarmingsinstallateur. Er zijn gebieden die al weer enige tijd stroom hebben. Bij de inschakeling van het hele gebied kan het gebeuren dat daar even geen stroom is. Dat zijn slechts korte momenten en heeft te maken met het herstel van de energievoorziening. Op de hoogte blijven? U kunt op verschillende manieren op de hoogte blijven van de stand van zaken. Luistert u naar de rampenzender op een draagbare radio of een autoradio. De radiofrequentie voor omroep Gelderland is 89.1, via de ether. U kunt ook kijken op www.calamiteitgelderlandzuid.nl of bel met 0344 637 500. Ook de gemeentehuizen zijn en blijven geopend. Om u te informeren wordt gebruik gemaakt van SMS-Alert. Informeer bij de gemeente naar de mogelijkheden. Ik wens u veel sterkte.
De burgemeester
30
5b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 5b NL-Alert
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Advies bovenregionale samenwerking Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: 19-09-2012 DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: Naar aanleiding van het IOOV rapport over de brand bij ChemiePack in Moerdijk op 5 januari 2011 is een bestuurlijke werkgroep ingesteld om een advies uit te brengen over bovenregionale samenwerking. Het advies (bijlage 1) bestaat uit 4 elementen: - Zorg voor unité de doctrine in toepassing van GRIP, inclusief landelijk uniforme afspraken over bovenregionale leiding en coördinatie - Hanteer 1 loket – het NCC – als ingang bij het Rijk voor de veiligheidsregio’s - Maak duidelijk met GRIP 5 wanneer het Rijk stuurt en op welke onderdelen - Afstemming met betrekking tot crisiscommunicatie en eenduidigheid wat betreft de inhoud is noodzakelijk, zowel tussen regio’s, als tussen partijen binnen en buiten de regio. Crisiscommunicatie wordt daarom aangestuurd vanuit het RBT van het brongebied. Andere partijen stemmen hun communicatie met het RBT van het brongebied af. Het advies is inmiddels overgenomen door het Veiligheidsberaad en de ministerraad. Inmiddels is een implementatie-werkgroep ingesteld (hangende onder het Veiligheidsberaad) voor de uitwerking en implementatie van het advies. Dit vergt een projectplan waarin ook personele en financiële consequenties worden uitgewerkt. Bezien vanuit een groot incident zoals Moerdijk zijn de adviezen van de werkgroep te onderschrijven Echter, de hoofdlijn om bij alle incidenten, zodra een incident bovenlokaal van aard is, in alle betrokken veiligheidsregio's (voor zover dit bestuurlijk nodig wordt geacht) automatisch op te schalen naar GRIP-4, lijkt erg overdreven kijkend naar de ervaringen zoals opgedaan tijdens de brand in Nijkerk in mei 2012. Daar zou opschaling naar GRIP 4 niets toegevoegd hebben: er waren geen bestuurlijke dilemma's, de besluitvorming zou onnodig complex worden, opschaling heeft een aanzuigende werking bijvoorbeeld met betrekking tot de belangstelling vanuit verschillende media en samenvattend maakt het de bestrijding van het incident onnodig lastiger. Voorgestelde behandeling: 1. Kennisnemen van het advies; 2. Kennisnemen van de brief (bijlage 2) waarin bestuurlijke aandacht wordt gevraagd voor kleinere interregionale incidenten. Behandeling Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur heeft kennisgenomen van het advies en heeft ingestemd met het voorstel een bestuurlijke brief te sturen aan het Veiligheidsberaad.
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking 27 april 2012
1
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
Inhoud Inleiding 1.
Afsprakenkader opschaling: Unité de doctrine 1a Eenduidige GRIP-opschaling Probleemanalyse Advies Wanneer is incident bovenlokaal van aard? 1b
Landelijk dekkende afspraken over interregionale leiding en coördinatie bij bovenregionale rampen en crises Probleemanalyse Advies Wanneer is een incident bovenregionaal van aard?
2.
Facilitering, informatieoverdracht en afstemming: Eén loket Probleemanalyse Advies Wanneer fungeert het NCC als een loket naar de regio’s?
3.
Sturende rol Rijksoverheid bij bovenregionale rampen en crises Probleemanalyse Advies • Richting geven • Sturing door toepassing van eigen (wettelijke) ministeriële bevoegdheden: GRIP 5 Wanneer stuurt het Rijk aan door toepassing van eigen (wettelijke) ministeriële bevoegdheden?
4.
Eenduidigheid crisiscommunicatie, tussen regio’s onderling en met landelijke diensten Probleemanalyse Advies
Bijlage 1: Samenstelling Bestuurlijke Werkgroep Bijlage 2: Uitwerkingsagenda
2
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
Inleiding Burgers willen veiligheid, duidelijkheid en zekerheid. Die drie zaken zijn van belang voor hoe crisisbeheersing wordt georganiseerd. Niet de bevoegdheden zijn bepalend, maar de wijze waarop het openbaar bestuur tijdens een crisis aan de behoefte van de burger beantwoordt. Als zich een crisis voordoet waar verschillende overheidslagen (Rijk, regio’s, gemeenten) en verschillende diensten (ten behoeve van advies, bijstand) bij betrokken zijn, dan moeten zij gezamenlijk de kwaliteit van crisisbeheersing leveren die de burger van ‘de’ overheid verwacht. Samenwerking, afstemming en eenduidigheid zijn cruciaal om het vertrouwen van de burger in de overheid tijdens crises te behouden. De praktijk laat zien dat heldere afspraken nodig zijn tussen de partijen die op verschillende niveaus en vanuit verschillende bevoegdheden gezamenlijk de door de samenleving gevraagde kwaliteit in crisisbeheersing moeten realiseren. Daarbinnen moeten de ketenpartners op basis van vakmanschap, voorbereiding en samenwerkingsbereidheid, improviseren om het vertrouwen van de samenleving te behouden. Daartoe is het van belang dat de kaders, mogelijkheden en afspraken bij betrokken partijen beter bekend zijn en eenduidig worden toegepast zodat op basis daarvan de respons optimaal op de situatie kan worden afgestemd. Dit verheldert en verstevigt de aanpak van bovenregionale incidenten en vergroot de veiligheid van de burger. Opdracht en centrale vraag Het Veiligheidsberaad heeft het initiatief genomen om samen met de minister van Veiligheid en Justitie de Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking in te stellen naar aanleiding van de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk op 5 januari 2011. De werkgroep adviseert het Veiligheidsberaad en de Minister over verbeterpunten in de samenwerking tijdens crisisbeheersing en rampenbestrijding tussen regio’s onderling en tussen regio’s en Rijk (voor de samenstelling: zie bijlage 1). De centrale vraag waarover de Werkgroep zich buigt is: Hoe kan samenwerking tussen Rijk en gemeente/regio’s, tussen regio’s onderling en tussen functionele ketens het meest effectief worden georganiseerd? De Bestuurlijke Werkgroep heeft zich geconcentreerd op de 'wat-vraag' ofwel de gewenste eindsituatie. Het conceptadvies is voorgelegd aan vertegenwoordigers van managementraden, regionale organisaties, landelijke diensten en andere betrokken partijen tijdens een workshop die tot doel had om van betrokkenen feedback en aanvullende input te verkrijgen ten aanzien van de hoofdlijnen van het advies. De Bestuurlijke Werkgroep is zich ervan bewust dat het nodige zal moeten worden gerealiseerd om voorbereid te zijn op de nieuwe taakinvulling. Het voorliggend advies is een bestuurlijk advies, de praktische implicaties dienen nader te worden uitgewerkt in overleg met betrokken partijen. In bijlage 2 vindt u, mede op basis van de discussie tijdens de workshop van 27 maart te Driebergen die veel inzichten opleverde over de aansluiting bij de huidige praktijk van rampenbestrijding en crisisbeheersing in de functionele kolommen, een werkagenda voor nadere uitwerking en implementatie. De minister van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad stellen gezamenlijk een ambtelijke werkgroep in, onder co-voorzitterschap van een directeur van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) en van een directeur Veiligheidsregio, die binnen 6 maanden de werkagenda uitvoert in concrete en op korte termijn te realiseren (verbeter- en implementatie)voorstellen. Geconstateerde verbeterpunten De Werkgroep heeft op basis van inspectierapporten en evaluaties (Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, Onderzoeksraad, private partijen) gekeken naar veel voorkomende knelpunten bij verschillende typen crises met een bovenregionale dimensie (poldercrash, brand Chemie-pack, Q3
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
koorts, grieppandemie, verschillende cases hoog water, heidebranden, schietincident Alphen, besmettingszaak Hoogeveen, aanslag Koninginnedag Apeldoorn, en lessen uit verschillende nationale crisisoefeningen). De Werkgroep constateert dat de samenwerking op vier punten verbetering behoeft. Het ontbreekt nu aan: 1) eenheid van doctrine met betrekking tot opschaling en bovenregionale samenwerking; 2) één aanspreekpunt op rijksniveau voor facilitering aan de regio door landelijke diensten; 3) helderheid over situaties die centrale aansturing behoeven; 4) eenduidigheid in (bovenregionale) crisiscommunicatie. Kritische succesfactoren/uitgangspunten Voordat echter in regels en systemen wijzigingen worden doorgevoerd is de werkgroep van mening dat een aantal kritische succesfactoren bepalend zijn voor het positief effect van alle voorgestelde maatregelen: 1) Ten eerste, bestuurders op verschillende niveaus en professionals uit verschillende sectoren dienen zich aan hun rol te houden en elkaar niet vanwege politieke druk of inhoudelijke meningsverschillen voor de voeten te lopen. De burger is er niet mee gediend als hierdoor verwarring of openbare onenigheid ontstaat over de aanpak van de crisis. 2) Ten tweede, implementeren wat al voor handen is (bijvoorbeeld netcentrisch werken), het houden aan bestaande procedures en regelgeving (procedures als GRIP, regelgeving zoals toegelicht in bestuurlijke netwerkkaarten), en voltooien van de harmonisering van gemeentelijke processen (o.a op het gebied van crisiscommunicatie) zijn essentieel voor een uniforme, gestandaardiseerde crisisbeheersing en rampenbestrijding. Het maakt regionale poulevorming en interregionale bijstand mogelijk, en schept helderheid ten aanzien van wat de verschillende partijen van elkaar mogen verwachten. Onbekendheid met bestaande structuren en regelingen dient te worden tegengegaan door kennisdeling, training en oefening. 3) Ten derde, het resultaat — effectieve rampenbestrijding en crisisbeheersing en de veiligheid en het behoud van vertrouwen van de burger — telt. De overheid heeft de dure plicht naar de buitenwereld om het eerst intern eens te worden. Dus bestuurders, professionals, bestuurslagen, en functionele diensten moeten afstemmen en eensgezind optreden. Soms vraagt dat om een stapje terug op het eigen domein, in het maatschappelijk belang, maar dat is dan beredeneerd en afgewogen gebeurd in het belang van die burger. Dat is in de politiekbestuurlijke verantwoording later ook altijd uit te leggen. Maar de burger zal terecht niet accepteren dat iedereen star heeft vastgehouden aan de eigen bevoegdheden en dat het daardoor misgelopen is. Alleen door deze uitgangspunten ter harte te nemen, kunnen afspraken en structuren een zinvolle basis zijn voor het bestrijden van rampen en beheersen van crises, in het belang van de burger.
4
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
1 Afsprakenkader opschaling: Unité de doctrine 1a Eenduidige GRIP-opschaling Probleemanalyse De Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdingsprocedure (GRIP) is in de regio’s verschillend uitgewerkt. Zo zijn er regio’s die geen ROT kennen, en is de samenstelling van de teams per regio verschillend. Dat is vanuit het perspectief van het Rijk en voor regio’s onderling verwarrend bij bovenregionale incidenten. De GRIP-opschaling kent een operationele en een bestuurlijke component. De hulpverlening is vaak gefocust op technische voorwaarden voor operationele opschaling, maar dreiging, maatschappelijke onrust en media impact zijn ook belangrijke redenen om bestuurlijk op te schalen naar regionaal niveau. Een eenheid van doctrine ontbreekt waardoor dezelfde condities leiden tot verschillende bestuurlijke opschaling in de regio’s. Het is problematisch als regio’s op verschillende wijze op- en afschalen omdat regio’s onderling dan een bruggenhoofd ontberen voor overleg, ketenpartners in verschillende regio’s onder dezelfde omstandigheden met een verschillend aanspreekpunt van doen hebben en het voor burgers verwarrend is als in het ene gebied de voorzitter veiligheidsregio de lead heeft en in het andere gebied (met dezelfde crisisproblematiek) een burgemeester. Het is daarnaast in de praktijk onduidelijk welke crisisorganisatie, op het moment dat het effectgebied zich bovenregionaal uitstrekt, de andere regio’s van informatie voorziet. Bij een crisis die de fysieke veiligheid bedreigt, zoals een brand, een chemisch incident, een infectieziekte, of stroomstoring hebben besluiten vanuit het brongebied directe gevolgen voor het effectgebied, en dat brengt ook verantwoordelijkheden voor het brongebied ten aanzien van de informatieverstrekking naar effectregio’s en het Rijk met zich mee (Besluit Veiligheidsregio’s artikel 2.4.1 lid 2 en 3). Advies De veiligheidsregio’s hanteren voortaan een eenduidige interpretatie van de operationele en bestuurlijke opschaling. Zodra een incident bovenlokaal van aard is (bovenregionale incidenten zijn per definitie ook bovenlokaal), wordt opgeschaald naar GRIP-4 als dit bestuurlijk noodzakelijk is. GRIP-4 is een bewust keuze. Deze bewuste keuze voor GRIP-4 dient te berusten op noodzaak en/of urgentie. GRIP-4 is in ieder geval aan de orde als bestuurlijke besluiten over bovenlokale crisisbeheersing moeten worden genomen of als crisiscommunicatie regionale aansturing vraagt. Dan komt het Regionaal Beleidsteam (RBT) bijeen onder leiding van de voorzitter van de veiligheidsregio. Naast eenduidige interpretatie tussen regio’s bevordert opschaling naar GRIP-4 ook het eenduidig optreden naar buiten. Als bij gemeente- of regiogrensoverschrijdende situaties gelijk naar GRIP-4 wordt opgeschaald, dan kan een rijksheer of liaison namens de rijksoverheid op verzoek van de voorzitter bij het RBT aanschuiven in het kader van bestuurlijke afstemming, hetgeen een integrale besluitvorming over de situatie bevordert. De voorzitter van de veiligheidsregio is eindverantwoordelijk voor de crisisbeheersing. Verankering in het (verlengd) lokaal bestuur, kennis, betrokkenheid en netwerken (ook over de gemeente- en regiogrens) blijven bij opschaling naar GRIP4 gewaarborgd. Bij opschaling maken de lokale burgemeesters immers nog steeds deel uit van het RBT. Maar opschaling naar regionaal niveau bewerkstelligt wel eenhoofdige coördinatie en de afstemming van de crisiscommunicatie. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Wanneer is een incident bovenlokaal van aard: - Er is sprake van een bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking in een bovenlokaal effectgebied door (dreigende) gemeentegrensoverschrijdende verontreiniging van lucht, bodem of water, of uitvallen van voorzieningen (bijvoorbeeld 5
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
elektriciteit, drinkwater, ICT), gemeentegrensoverschrijdende maatschappelijke onrust of gevaar van besmetting (bijv. chemisch, nucleair, virus, bacterie). Afstemming met de crisisorganisatie van (gemeenten in) buurregio’s is noodzakelijk. Wie besluit dit: - De burgemeester van de brongemeente stelt de voorzitter veiligheidsregio in kennis zodra een incident aan bovenstaande voorwaarden voldoet. De voorzitter veiligheidsregio beslist dan tot opschaling naar GRIP 4 of bekrachtigt de opschaling. - De voorzitter kan ook een eigenstandige afweging maken om op te schalen naar GRIP 4, uiteraard probeert hij voorafgaand hieraan met de burgemeester van de betreffende brongemeente te overleggen. - Indien het brongebied onduidelijk is nemen de burgemeesters van gemeenten die door de effecten getroffen worden ieder contact op met de voorzitter van hun veiligheidsregio om hem of haar in kennis te stellen van de schadelijke effecten in hun eigen gemeente. De voorzitter veiligheidsregio beslist tot opschaling naar GRIP 4. ---------------------------Een aantal kernelementen van de regionale crisisorganisatie moeten gelijk zijn in elke regio om aan deze eenheid van doctrine invulling te geven. Regio’s verschillen onderling sterk in de aard van de risico’s die spelen in het gebied, de schaalgrootte en capaciteit. Desalniettemin zal in iedere regio opschaling van operationele teams (Commando Plaats Incident, Regionaal Operationeel Team) en beleidsteams (Gemeentelijk Beleidsteam, Regionaal Beleidsteam) op gelijke wijze beslag moeten krijgen om onderlinge bijstand, afstemming en gezamenlijk optreden bij bovenregionale crises mogelijk te maken. Het inslijpen van procedures vereist voorts training en oefening zodat functionarissen in de regio afdoende bekend zijn met structuren voor grootschalige incidenten waar zij niet vaak mee te maken krijgen. Omdat regio’s sterk onderling verschillen en incidenten een gedifferentieerde aanpak vergen zal ook ruimte nodig zijn voor eigen invulling en samenstelling van de teams (binnen de kaders van de wet en van de eenheid van doctrine) van belang.
1b Landelijk dekkende afspraken over interregionale leiding en coördinatie bij bovenregionale rampen en crises Probleemanalyse De Wet veiligheidsregio’s schrijft niet voor wie de leiding heeft bij een bovenregionale ramp of crisis. Elke voorzitter heeft de leiding in de eigen regio. De coördinatie tussen veiligheidsregio’s is vrijblijvend, waardoor een uniforme aanpak van de ramp of crisis niet gegarandeerd is. Diverse veiligheidsregio’s, o.a. rond het IJsselmeer, de Wadden, het Noordzeekanaal en in Zuid-Holland, hebben al het initiatief genomen om in plannen en convenanten tot afspraken te komen over leiding en coördinatie bij bovenregionale rampen en crises. De werkgroep juicht deze initiatieven toe en ziet ze als basis om tot landelijk dekkende afspraken te komen. De huidige afspraken in de verschillende convenanten en plannen verschillen echter van elkaar. Deze verschillen kunnen leiden tot verwarring tussen regio’s en Rijk, tot ongelijke verwachtingen tussen regio’s onderling en tot problematische situaties indien een regio met de ene buurregio andere afspraken heeft dan met de ander, en zij wel met drie of vier regio’s gezamenlijk—liefst uniform—moeten optreden. Zodra meerdere regio’s bij een crisis betrokken zijn en zelfstandig met het Rijk contact opnemen wordt ook voor de rijksoverheid de situatie onoverzichtelijk. De regio’s hebben wellicht niet allen gelijktijdig dezelfde capaciteit tijdens crises of zien gegeven hun specifieke situatie niet allen de noodzaak voor continue bereikbaarheid en opereren ieder vanuit hun eigen problematiek. Het Rijk vraagt daarom van de regio’s één aanspreekpunt, voor informatievoorziening en afstemming. 6
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
Advies De veiligheidsregio waar het brongebied zich bevindt heeft de leiding in de crisisbeheersing. Betrokken effectregio’s en gemeenten buiten de bronregio stemmen af over het optreden en de crisiscommunicatie met de crisisorganisatie van het brongebied. Het Veiligheidsberaad stelt een landelijk afsprakenkader tussen veiligheidsregio’s vast voor de leiding en coördinatie bij bovenregionale incidenten, incl. de implementatie hiervan. Zo wordt voorkomen dat veiligheidsregio W met veiligheidsregio X afspraken maakt die afwijken van de afspraken tussen veiligheidsregio Y en Z hetgeen uiteindelijk tot een lappendeken aan verschillende afspraken leidt. Als een incident regiogrensoverschrijdend is, is het vanzelfsprekend ook bovenlokaal en leidt het incident tot GRIP-4 in alle betrokken regio's. Op die wijze wordt voorkomen dat een bovenregionale crisis leidt tot verschillende opschaling in de regio’s binnen het effectgebied. Daarnaast dient afschaling van effectregio’s en ketenpartners synchroon of in onderling overleg met de bronregio te geschieden, zodat overdracht en continuïteit van de afwikkeling gewaarborgd wordt en aanspreekpunten aan gene zijde niet plotseling wegvallen. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Wanneer is een incident bovenregionaal van aard: - Er is sprake van een bedreiging van het welzijn van (grote groepen van) de bevolking in een bovenregionaal effectgebied door (dreigende) regiogrensoverschrijdende verontreiniging van lucht, bodem of water, of uitvallen van voorzieningen (bijvoorbeeld elektriciteit, drinkwater, ICT), regiogrensoverschrijdende maatschappelijke onrust of gevaar van besmetting (bijv. chemisch, nucleair, virus, bacterie). Afstemming met de crisisorganisatie(s) van buurregio(’s) is noodzakelijk. Wie besluit dit: - De burgemeester van de brongemeente stelt de voorzitter veiligheidsregio in kennis zodra een incident aan bovenstaande voorwaarden voldoet. De voorzitter veiligheidsregio beslist dan tot opschaling naar GRIP-4 of bekrachtigt de opschaling. - De voorzitter kan ook een eigenstandige afweging maken om op te schalen naar GRIP-4, uiteraard probeert hij voorafgaand hieraan met de burgemeester van het brongebied en de overige betrokken gemeentes in de eigen regio te overleggen. - Indien het brongebied onduidelijk is, of buiten de eigen regio ligt nemen de burgemeesters van gemeenten in het effectgebied contact op met voorzitter veiligheidsregio, die beslist tot opschaling naar GRIP 4. - De voorzitter veiligheidsregio waar het brongebied zich bevindt neemt contact op met de voorzitters van eventueel getroffen buurregio’s om hen te informeren over het incident, de opschaling naar GRIP 4 en de leidende rol van de crisisorganisatie van het brongebied ten aanzien van maatregelen in effectgebieden. 1 Het landelijk afsprakenkader regelt de bovenregionale samenwerking in crisissituaties waarbij meer dan één veiligheidsregio betrokken is. Zodra de concrete situatie of het aantal regio’s het coördinerend vermogen van de bronregio overstijgt (bijvoorbeeld bij een grootschalige overstroming) kan de voorzitter van de bronregio de Minister van Veiligheid en Justitie verzoeken om de aansturing van de crisisbeheersing op elementen over te nemen. Daarnaast heeft de minister via de commissaris van de Koningin een aanwijzingsbevoegdheid (Wet Veiligheidsregio’s [WVR] art 41 en 42). In geval van geschillen neemt de Minister het op zich om het geschil op te lossen en maakt daarbij in laatste instantie zo nodig gebruik van de aanwijzingsbevoegdheid. Bij buitengewone
1
Indien de effecten van het incident zich uitstrekken tot over de landsgrens, dan wordt zo snel mogelijk contact gezocht en conform internationale afspraken contact gezocht met het verantwoordelijk gezag in het effectgebied. Implicaties van het hier geformuleerde advies dienen nader te worden uitgewerkt, maar vallen buiten de scope van deze Bestuurlijke Werkgroep.
7
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
omstandigheden, kan hij direct de bevoegdheden ten aanzien van de beheersing van de crisis aan zich trekken indien het algemeen belang zulks dringend eist (WVR art.54). ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------De best practices van bestaande convenanten (zoals tussen de regio’s rond de Waddenzee en het IJsselmeergebied, en van Zuid-Holland) dienen als basis voor het landelijk afsprakenkader, bijv.: • De bronregio is de coördinerende regio bij bovenregionale incidenten; • Wanneer de locatie/bron onduidelijk is, wordt één veiligheidsregio door de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s aangewezen als coördinerende veiligheidsregio. Dan voert die veiligheidsregio de regie over de bestuurlijke en operationele coördinatie van de incidentbestrijding die daartoe gezien de aard van het incident en afhankelijk van de situatie het best geëquipeerd is; • De voorzitter van de veiligheidsregio waar het brongebied zich bevindt, of de voorzitter van de hierboven beschreven coördinerende veiligheidsregio, kan (al dan niet op aangeven van de coördinerend operationeel leider) een interregionaal beleidsteam bijeen roepen, waarin de voorzitters van betrokken veiligheidsregio’s in gezamenlijkheid de te volgen strategie afstemmen. Het RBT van de bronregio wordt dan dus een interregionaal beleidsteam. -----------De crisisorganisatie van de veiligheidsregio waar het brongebied ligt, is voor de landelijke diensten het eerste aanspreekpunt namens de getroffen regio’s. Ondersteuning voor de bronregio om deze coördinerende functie te vervullen wordt geboden door andere regio’s (leveren liaisons, capaciteit) en het Nationaal CrisisCentrum (NCC), onderdeel van de NCTV (levert mensen, middelen, expertise). Landelijke of decentrale diensten uit de functionele kolommen die het RBT van de bronregio adviseren of die eigen wettelijke bevoegdheden hebben in de bestrijding van de crisis, hebben reeds een direct aanspreekpunt in de regionale crisisorganisatie of sturen op verzoek een vertegenwoordiger naar het ROT of in sommige situaties het RBT (dit wordt per geval bezien) om zorg te dragen voor een integrale benadering van de crisis.2 Zij dragen in het ROT of RBT onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van de voorzitter veiligheidsregio zorg voor de operationele/bestuurlijke afstemming met de functionele ketens, de synchronisatie van op- en afschaling van ketenpartners en de informatievoorziening van en naar hun professionele achterveld ten behoeve van de acute bestrijding van de crisis. Elke regio moet toegerust en getraind zijn om als coördinerende (bron)regio te opereren tijdens crises. Evenals bij de eenduidige GRIP-opschaling in regio’s, is het voor bovenregionale coördinatie daarom van belang dat een aantal kernelementen van de crisisorganisatie in elke veiligheidsregio gewaarborgd zijn: de hoofdstructuur van de rampenbestrijding wordt in acht genomen, en de capaciteit en bijbehorende training wordt in de koude fase georganiseerd om adequaat invulling te geven aan de rol van coördinerend ROT of RBT. Door harmonisering van hun crisisorganisaties en werkwijze kunnen andere regio’s de bronregio optimaal bijstand verlenen. Hierdoor zal ook de ondersteuning vanuit het NCC en de landelijke diensten het beste aansluiten bij de regionale crisisorganisatie. Goede toerusting en training impliceert niet dat alle functionarissen die benodigd zijn voor de crisisorganisatie uit de eigen regio behoeven te komen, zolang maar georganiseerd is (in bijvoorbeeld interregionale afspraken) dat er een adequate en goed getrainde organisatie staat. Daarnaast blijft het afsprakenkader ruimte bieden voor regiospecifieke verschillen in samenstelling van de teams, voor eigen afwegingen om bijvoorbeeld een locoburgemeester af te vaardigen naar regionaal of interregionaal niveau en voor differentiatie (in overleg) naar ramp- of crisistype (kan bijvoorbeeld bepalend zijn voor de keuze van best geëquipeerde regio als coördinerende crisisorganisatie).
2
Dit impliceert dat de voorzitter veiligheidsregio regie voert op de afstemming met de rijksheren, nauwe afstemming met de cvdK als coördinerend rijksheer is hierbij nodig.
8
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
2. Facilitering, informatie overdracht en -afstemming: Eén loket Probleemanalyse Betrokkenheid van veel rijksdiensten kan voor de regio de eenduidigheid en overzichtelijkheid van optreden in crisissituaties belemmeren. De rijksdiensten en de regio’s zijn vaak relatief onbekend met elkaar en daarom maakt een regio met een hulpvraag tijdens crises nu nog een zoektocht langs de verschillende instanties van het Rijk, op een moment dat juist snelle respons geboden is. Eenmaal de juiste rijksdienst gevonden, bestaat een onduidelijke relatie tussen opdrachtgever (regio) uit de generieke kolom en opdrachtnemer (rijksdienst) uit de functionele kolom. Feitelijk kent ieder beleidsveld een functionele kolom met eigen loketten en eigen rijksdiensten of sturingslijnen in de richting van de regionale diensten. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) met haar eigen uitvoeringsorganisatie bij dierziekten, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Centrum voor Infectieziektebestrijding voor inhoudelijke aansturing van de Gemeentelijke Gezondheidsdiensten en Rijkswaterstaat met regionale directies voor hoog water en overstromingen. Door de opbouw van functionele wetgeving worden deze rijksdiensten ook tijdens crisissituaties binnen de eigen functionele kolom aangestuurd. De landelijke diensten opereren in de responsfase niet altijd vanuit dezelfde crisismodus of hetzelfde urgentiebesef als de regio die om een advies gevraagd heeft. Dit leidt soms tot problemen als de regio buiten de reguliere werkuren nog aanvullende vragen heeft, of een toelichting behoeft op een expertadvies. Daarnaast komt vanuit de regio de hulpvraag vaak pas op een laat moment terwijl het verzoek wel voorzienbaar was. Verzoeken kunnen niet tijdig worden ingeregeld als het Nationaal Crisiscentrum niet weet dat die hulpvraag misschien volgt, terwijl daar al wel meer informatie over bekend was. Het regionaal niveau zal zich ook moeten richten op dat ene rijksloket, als regionale bestuurders zelf via eigen kanalen informatie en advies op rijksniveau gaan vergaren wordt de positie van dat ene frontoffice lastiger.
Advies Op rijksniveau fungeert het NCC als één loket voor de veiligheidsregio. In de acute fase kan de regio hier terecht voor ondersteuningsvragen op specifieke expertisegebieden. Effectieve ondersteuning in expertise, middelen en capaciteit vanuit het Rijk aan de regio is gebaat bij een gezaghebbend aanspreekpunt waarop regio’s tijdig een beroep kunnen doen voor de inzet en aansturing van de landelijke diensten. Dit voorkomt voor de regio een zoektocht met een hulpvraag langs de verschillende instanties van het Rijk. Het NCC vormt niet onnodig een extra tussenlaag. Aanvragen voor bijstand, expertise, ondersteuning en advies kunnen ook omwille van urgentie vanuit de regio’s direct geschieden, het NCC wordt hierover in kennis gesteld. Het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) blijft het aanspreekpunt voor operationele bijstand, ter ondersteuning van de regio. Overige aanvragen verlopen via het NCC. De landelijke diensten en het LOCC informeren het NCC op het moment dat zij inzet leveren aan de regio(‘s) en het NCC verzamelt actief informatie, zodat het NCC bij crisissituaties een integraal overzicht heeft van de door het Rijk ontplooide taken. Advisering over de middellange en lange termijn door de landelijke diensten of ondersteuning vanuit de vakdepartementen verloopt via het NCC om de totstandkoming van integrale en afgestemde adviezen naar het RBT te realiseren. Wanneer fungeert het NCC als één loket naar de regio’s? (1) Als bestuurlijke afstemming nodig is verzorgt het NCC horizontale coördinatie tussen de functionele kolommen; (2) Als afstemming van crisiscommunicatie tussen de functionele kolommen nodig is; (3) Als regio’s niet weten bij welke landelijke dienst zij om ondersteuning of expertise kunnen verzoeken, geleidt het NCC deze verzoeken door of verstrekt de juiste contactgegevens;
9
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
(4) Middels het organiseren van interdepartementaal overleg kan het NCC faciliteren dat vanuit verschillende beleidsterreinen meegedacht wordt over scenario’s en gevolgen op de (middellange) termijn; (5) Via het NCC faciliteert de rijksoverheid in informatievoorziening, informatieverstrekking, en crisiscommunicatie. De via het NCC verstrekte informatie (adviezen, scenario’s, overzicht landelijke inzet), ondersteuning en expertise versterkt de coördinerende rol van de regio. Tussen de generieke kolom en de functionele kolommen dient coördinatie op het optreden geregeld te worden. Het NCC dient afspraken te maken over afstemming van maatregelen, informatie-uitwisseling (netcentrisch werken) en alertering met alle rijksdiensten die tijdens crisissituaties op landelijk niveau of in het veld op kunnen treden. Feitelijk is dit “work in progress”. Het NCC maakt afspraken met haar partners over onderlinge afstemming, maar een verdere harmonisering van aansturing en raadpleging van kennisinstituten/rijksdiensten en helderdere onderlinge positionering ten opzichte van de andere rijksorganen is wenselijk. De bestuurlijke netwerkkaarten crisisbeheersing vormen een goede basis om scherp te krijgen met welke partijen afspraken gemaakt moeten worden. Interdepartementaal zal door het op te richten informatieknooppunt voor de rijksoverheid (medio 2012), zowel in de koude als in de warme fase, crisisinformatie tussen departementen netcentrisch gedeeld worden. Ook informatie-uitwisseling tussen regio’s en naar het NCC vindt zo veel mogelijk plaats middels netcentrisch werken (Landelijke Crisis Management Systeem LCMS). Regio’s dienen daartoe zelf ook het netcentrisch werken volledig en uniform te implementeren en te beoefenen en hun werkwijze verder te harmoniseren. Landelijke diensten hebben behoefte aan een vaste functionele ingang op regionaal niveau, maar dat is nu per regio verschillend geregeld. Als een bronregio namens de effectregio’s de bestuurlijke afstemming regelt met de landelijke kennisinstituten dan zijn ook de regio’s erbij gebaat dat dit op dezelfde wijze geschiedt als in hun eigen regio.
10
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
3 Sturende rol Rijksoverheid bij bovenregionale rampen en crises Probleemanalyse Hoewel bepaalde crises (moord op Fortuyn, Amsterdamse zedenzaak) lokaal of regionaal zijn qua directe effecten en bestrijding, veroorzaken zij wel een maatschappelijke schokgolf met landelijke uitstraling. Dan is het van groot belang dat Rijk, regio’s en gemeenten zo uniform mogelijk reageren op eventuele onrust en openbare orde verstoringen. Soms doen zich crises voor waarbij het belang van nationale sturing evident is. Moderne crises kenmerken zich door een sectoroverschrijdend karakter. Een natuurramp kan onmiddellijk ook grote impact hebben op energievoorziening, drinkwatervoorziening, transportnetwerken, en communicatienetwerken. De toenemende capaciteit en invloed van moderne media, en de opkomst van sociale media, versterken de maatschappelijke onrust in een uitgestrekt gebied terwijl vroeger alleen de bronregio direct betrokken zou zijn geweest. Daarnaast is bij sommige ramptypen de sturing in de loop der tijd gecentraliseerd, denk daarbij aan dierziektebestrijding of kernongevallen. Nationale sturing is noodzakelijk in situaties waarin de functionele wetgeving de sturing bij het Rijk belegt ofwel om andere redenen de noodzaak bestaat dat één autoriteit knopen doorhakt zodat de verschillende regio’s niet inhoudelijk strijdige maatregelen nemen die gevaar opleveren voor of tot verwarring leiden bij burgers, of concurreren om schaarse middelen. In deze gevallen kunnen maatregelen naar hun aard of wettelijk bepaald alleen landelijk worden genomen. Advies Het merendeel van de rampen en crises begint op lokaal of regionaal niveau. Vertrekpunt is dat de bestrijding en beheersing van rampen en crises met een lokaal of regionaal brongebied gediend zijn bij expertise, netwerken, betrokkenheid en aansturing vanuit het lokale of regionale bestuur. In de rol van facilitator biedt het Rijk aan de regio’s zoals eerder genoemd zowel advies en operationele ondersteuning vanuit de functionele kolommen als ondersteuning op het terrein van horizontale bestuurlijke afstemming, informatievoorziening en crisiscommunicatie. Sommige rampen en crises overstijgen op een gegeven moment het regionale niveau en vergen – op aspecten – sturing vanuit het rijk. Er zijn ook (dreigende) rampen en crises die meteen op nationaal niveau aangrijpen: in een functionele kolom, of omdat de schaal op nationaal niveau ligt. In die gevallen is nationale sturing wenselijk. De werkgroep acht het van belang dat duidelijk is in welke gevallen nationale sturing plaatsvindt, en dat het moment waarop nationale sturing begint, duidelijk wordt gemarkeerd. De Bestuurlijke Werkgroep heeft bewust gekozen voor de GRIP-terminologie (gecoördineerde regionale incidentbestrijdingsprocedure) ook bij een landelijk sturende rol (GRIP-5). De werkgroep onderscheidt daarin ‘richting geven’ en ‘een sturende rol op basis van wettelijke bevoegdheden’. Dit laatste noemen we GRIP-5. Dit sluit aan bij het gegeven dat incidentbestrijding altijd primair regionaal geschiedt, en in alleen uitzonderingssituaties op kan schalen naar nationale besluitvorming op één of een aantal aspecten. Ook als een GRIP-5 situatie aan de orde is, en het Rijk de crisisbeheersing op aspecten aanstuurt, blijven alle betrokken regio’s in GRIP-4 opgeschaald. De sturende rol A. Richtinggeven Bij bovenregionale effectgebieden, of incidenten met een bovenregionale uitstraling kan afstemming onder leiding van de rijksoverheid tussen betrokken partijen noodzakelijk zijn voor een adequate rampenbestrijding of crisisbeheersing. De rijksoverheid zorgt dan dat betrokken partijen met inachtname van uitoefening van hun eigen bevoegdheden één richting kiezen en een gezamenlijk aanpak ten uitvoer brengen ook als de belangen uiteenlopen. De verantwoordelijkheid voor de crisisaanpak blijft, ook indien de rijksoverheid richting geeft, liggen op decentraal niveau. De richtinggevende rol kan worden vervuld: 11
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
a. Op verzoek van een regio; b. Op verzoek van landelijke diensten of kennisinstituten als coördinatie geboden is in het gezamenlijk optreden van een functionele kolom en (een) regio(‘s). In alle gevallen wordt ter zake vooraf overleg gepleegd tussen de voorzitter van de veiligheidsregio, overige betrokken parten en de verantwoordelijke minister(s); c. Na acceptatie door betrokken partijen van het, op initiatief van het NCC, gedane aanbod een richtinggevende rol te vervullen; d. Na bestuurlijk overleg. Het Rijk geeft vanuit haar richtinggevende rol dan kaders aan voor de handhaving van openbare orde of een richtlijn voor crisiscommunicatie, waar indien de situatie dat vereist op lokaal of regionaal niveau op gezag van de burgemeester of voorzitter veiligheidsregio van kan worden afgeweken. Dit moet de lokale of regionale bestuurder wel altijd desgevraagd achteraf kunnen verantwoorden. Voor alle overige gevallen resulteert een dergelijk richtsnoer landelijk in een uniforme aanpak, zoals op Koninginnedag na de aanslag in Apeldoorn toen VenJ aan burgemeesters adviseerde geplande activiteiten af te gelasten. Indien sprake is van een mogelijke gevolgdreiging, zijn monitoring en evt. verdere maatregelen op landelijk niveau geboden. Het is denkbaar dat twee communicatielijnen worden gehanteerd: een voor de landelijke en een voor de lokale situatie. Bij de moord op Fortuyn was de onrust in steden heel verschillend, dat vereist ook een verschillende aanpak. Een burgemeester moet dan op basis van de eigen inschattingen gemotiveerd kunnen afwijken van de landelijke richtlijn om de lokale openbare orde en veiligheid te kunnen waarborgen in het belang van de burger. Het Rijk geeft deze richtlijnen voor de bestrijding van een crisis op basis van gezag. Vanwege het belang van een gezamenlijke aanpak tussen regio’s en rijk, of op basis van de informatiepositie (interdepartementaal, internationaal) of expertise van de Rijksoverheid ( bijvoorbeeld op het terrein van crisiscommunicatie of cybersecurity), kunnen regio’s en gemeenten alleen beredeneerd afwijken. Op basis van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de burger, spannen regio’s en Rijk zich in om samen tot een goed resultaat te komen. De Minister van VenJ beschikt daarnaast over een aanwijzingsbevoegdheid om, waar nodig, navolging van gegeven richtlijnen alsnog in specifieke gevallen af te dwingen. B. Sturing door toepassing van eigen (wettelijke) ministeriële bevoegdheden: GRIP-5 Soms is formele nationale sturing op één of meerdere aspecten direct van groot belang voor de respons bij bovenregionale en nationale crises. De minister maakt dan gebruik van een eigen bevoegdheid, waarmee hij zelf bepalend wordt. Hij legt hierover verantwoording af aan de Tweede Kamer. Te onderscheiden zijn: - De wettelijke aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van VenJ richting het decentrale bestuur, zoals opgenomen in de Wet veiligheidsregio’s. Deze aanwijzingsbevoegdheid is breed toepasbaar. Hierbij kan gedacht worden aan situaties waarbij landelijke (dreiging van) verstoring van de openbare orde vraagt om landelijke maatregelen zoals het verbieden van demonstraties. Ook zijn situaties denkbaar waar geschillen of een tegenstrijdige aanpak (zoals wanneer een grootschalige evacuatie tussen regio’s nodig is) door regio’s het noodzakelijk maken dat één autoriteit het besluit neemt en een aanwijzing daartoe geeft. - Specifieke wettelijke bevoegdheden toegekend aan een minister, waarmee maatregelen kunnen worden afgedwongen. Bijvoorbeeld crises in het functionele domein van een vakdepartement (kernongeval A-object, dierziekte). In functionele wetgeving bestaat voor die gevallen waarbij niet automatisch nationale aansturing plaatsvindt (bijvoorbeeld kernongeval B-object, of de bestrijding van een infectieziekte categorie B of C) de mogelijkheid tot opwaardering op initiatief van de betreffende minister of op verzoek van het verantwoordelijke bestuur in het effectgebied.
12
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
-
Staatsnoodrecht. Hierbij kan een minister in bijzondere gevallen noodwetgeving uitvaardigen. Daarbij kan gedacht worden aan situaties waar door schaarste3 van landelijke bijstand mogelijke concurrentie tussen regio’s ontstaat over capaciteit en middelen. De Landelijke Operationele Staf kan worden geactiveerd om hiertoe de nationale crisisorganisatie te adviseren.
Wanneer stuurt het Rijk aan door toepassing van eigen (wettelijke) ministeriële bevoegdheden? De Minister van VenJ of de minister die het aangaat zal op één of meerdere aspecten de besluitvorming en verantwoordelijkheid op zich nemen indien: 1. de bronregio of coördinerende regio om landelijke aansturing (op elementen) verzoekt omdat de situatie de aanwezige kennis, kunde, of capaciteit in de betrokken regio’s overstijgt; 2. de minister die het aangaat zich daartoe op basis functionele wetgeving genoodzaakt ziet; 3. de Minister van VenJ, al dan niet na bestuurlijk overleg met de regio(‘s) en of de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb), zich daartoe op basis van de aard van de situatie (hierboven beschreven) genoodzaakt ziet; Besluiten op nationaal niveau over interdepartementale kwesties worden afgestemd in het MCCb, onder leiding van de Minister van VenJ of de Minister-President. Iedere individuele minister is vervolgens verantwoordelijk voor de besluiten op en aansturing van het eigen beleidsterrein. Voor crisisbeheersing in de functionele kolom is centrale leiding en aanpak vanuit het vakdepartement reeds in veel gevallen bij wet vastgelegd. De verantwoordelijke gezagsdrager van de functionele kolom zal helder aan de betrokken burgemeesters of voorzitter veiligheidsregio aangeven wanneer gebruik gemaakt wordt van deze bevoegdheden. De gemeenten hebben dan veelal een uitvoerende taak en burgemeesters houden onverminderd de eigen verantwoordelijkheid voor openbare orde en veiligheid. De Minister van Veiligheid en Justitie geeft, indien hij de leiding neemt op één of meerdere aspecten van crisisbeheersing, aan vanaf welk moment dat geldt, door (telefonisch) de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s te (laten) informeren. Ook geeft de Minister daarbij aan op welke onderdelen het Rijk de bevelvoering in de generieke kolom op zich neemt, overigens altijd inclusief de crisiscommunicatie en de verantwoordelijkheid voor de genomen besluiten. Het Rijk voert de leiding over de crisiscommunicatie middels het activeren van het Nationaal Voorlichtingscentrum (NVC). Het rijk stelt dan een gezamenlijk communicatiekader/kernboodschap/woordvoeringslijn vast. Ook zal worden bepaald wie de woordvoering doet/doen; en bij meerdere woordvoerders de aspecten waarop ieder het woord voert. Daarnaast vervult het Rijk een centrale rol in de communicatie met het publiek. De minister maakt daarbij gebruik van de bestaande crisisbesluitvormingsstructuur op rijksniveau, zoals vastgelegd in het Nationaal Handboek Crisisbeheersing. Hij maakt afspraken met de voorzitters van de veiligheidsregio’s over de afstemming van besluiten die betrekking hebben op het aspect of aspecten waarop de minister de leiding neemt en de informatie-uitwisseling daarover. De informatie-uitwisseling met betrokken regio’s vindt plaats middels videoconferencing, advisering aan nationale beleidsteams en inzet van liaisons. Indien de rijksoverheid een sturende rol op elementen van de crisisbeheersing oppakt blijft de burgemeester c.q. de voorzitter van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor alle andere aspecten van de crisisaanpak, waaronder het handhaven van de openbare orde. Deze verantwoordelijkheid vult de regionale of lokale bestuurder in binnen het kader van de besluiten die op rijksniveau zijn genomen. 3
Schaarste betekent in dit geval meer bijstandsverzoeken dan gelijktijdig kunnen worden gehonoreerd, bijvoorbeeld bij een tekort aan specifieke terreinvaardige bluscapaciteit als regio’s gelijktijdig te maken hebben met grote natuurbranden, of als bij gelijktijdige maatschappelijke onrust in een aantal steden een tekort ontstaat aan politiecapaciteit (mobiele eenheid).
13
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
4. Eenduidigheid crisiscommunicatie, tussen regio’s onderling en met landelijke diensten Probleemanalyse Tijdens rampen en crises communiceren verschillende betrokken instanties via hun eigen kanalen en met hun eigen boodschappen richting pers en publiek. Ook communiceren bij bovenregionale rampen en crises regio’s verschillende, soms niet onderling afgestemde, boodschappen richting hun eigen bevolking. Hierdoor kan verwarring ontstaan bij burgers over feiten en over wat hen te doen staat. Een specifiek probleem doet zich voor als een landelijk instituut metingen verricht of advies verstrekt en daar op eigen gezag de woordvoering over doet zonder dit af te stemmen met de betrokken regio(‘s). Tegenstrijdige berichtgeving versterkt maatschappelijke onrust en ondermijnt het vertrouwen van de burger in de overheid. Advies Afstemming met betrekking tot crisiscommunicatie en eenduidigheid wat betreft de inhoud is noodzakelijk, zowel tussen regio’s, als tussen partijen binnen (waterschap bijv.) en buiten de regio (Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu of het Beleidsondersteunend Team Milieu Incidenten). Crisiscommunicatie wordt daarom aangestuurd vanuit het RBT van het brongebied. Het Rijk ondersteunt met expertise, netwerk en middelen (o.a. crisis.nl en omgevingsanalyse). Andere regio’s faciliteren en ondersteunen de betreffende regio desgewenst met capaciteit en expertise. Kennisinstituten die de regio adviseren dienen niet zelfstandig te communiceren over het betreffende advies. Toezichthoudende instanties met een eigenstandige bevoegdheid, ook op het gebied van crisiscommunicatie (bijv. de NVWA ten aanzien van ophokplicht of voedselveiligheid), stemmen hun communicatie over de betreffende crisis af met de verantwoordelijke bestuurder van het brongebied. Ook andere communicatieboodschappen vanuit het Rijk (VenJ, NCC) worden eerst bij de crisisorganisatie van de bronregio afgestemd. In situaties waarin de (bron)regio de leiding heeft over de crisiscommunicatie (zie paragraaf 1), dient alle communicatie in een lijn te liggen met de communicatie vanuit het brongebied en dus aldaar afgestemd te worden (voor situaties waarin de crisiscommunicatie geschiedt onder leiding van de rijksoverheid zie paragraaf 3, p. 13 met betrekking tot het activeren van het NVC). De voorzitter van de veiligheidsregio van het brongebied is eindverantwoordelijk voor de crisiscommunicatie bij bovenregionale incidenten. De adviezen van landelijke diensten, de communicatieboodschappen vanuit het Rijk en vanuit de effectregio’s worden eerst bij de crisisorganisatie van de bronregio afgestemd en dienen daarmee in lijn te liggen. De voorzitter van de veiligheidsregio overziet eventuele tegenstrijdigheden of belangentegenstellingen, overlegt en beslist in het beleidsteam en communiceert dan vervolgens, zelf of samen met de functionele experts/verantwoordelijken. De coördinatietaken van de crisisorganisatie van de bronregio vragen om een versteviging van het regionaal actiecentrum crisiscommunicatie. Regio’s versterken en harmoniseren de eigen crisiscommunicatie werkwijze om elkaar bijstand te kunnen verlenen. Regionale poulevorming en het leveren van interregionale bijstand verhoogt de motivatie, het rendement van training, oefening en opleiding, en de ervaringsdeskundigheid van daartoe geselecteerde medewerkers. Rijk en regio’s werken gezamenlijk aan professionalisering van het crisiscommunicatienetwerk (trainingen, opleidingen, harmonisering werkwijze, netwerkdagen). Het NCC kan namen van experts leveren aan regio’s en gemeenten tijdens de acute crisisrespons. Het NCC legt een overzicht aan van expertise, capaciteit en contactgegevens in de veiligheidsregio’s waarop mogelijk een beroep kan worden gedaan door een getroffen regio in het kader van onderlinge bijstand op het gebied van crisiscommunicatie. Door versterkte regionale samenwerking en poulevorming zal actualisering en benutting van deze overzichten op termijn beter belegd zijn bij de samenwerkende regio’s. Gezamenlijk geven Rijk en regio’s op die wijze vorm aan de professionalisering van crisiscommunicatie.
14
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
BIJLAGE 1: Samenstelling Bestuurlijke Werkgroep
Voorzitter, de heer Noordanus, voorzitter veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Co-voorzitter, de heer Akerboom, NCTV, ministerie van Veiligheid en Justitie (tot 1 maart 2012 mw. Clabbers) De heer Meijer, portefeuillehouder multidisciplinaire samenwerking in het DB Veiligheidsberaad, voorzitter veiligheidsregio IJsselland De heer Weterings, burgemeester Haarlemmermeer De heer Mans, voormalig burgemeester Enschede ten tijde van de vuurwerkramp, voormalig burgemeester a.i. Moerdijk De heer Van Mourik, directeur Veiligheidsregio Midden- en West Brabant De heer Stierhout, directeur Veiligheidsregio Noord-Holland Noord De heer Meijer, directeur Veiligheidsregio Hollands-Midden
15
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
BIJLAGE 2: Uitwerkingsagenda De Bestuurlijke Werkgroep is zich ervan bewust dat het nodige zal moeten worden gerealiseerd om voorbereid te zijn op de door haar geadviseerde taakinvulling. Het bestuurlijk advies heeft praktische implicaties die nader moeten worden uitgewerkt in overleg met betrokken partijen. Uitgangspunt is daarbij hoe, langs lijnen die de Bestuurlijke Werkgroep in dit advies heeft uitgezet, Rijk en regio elkaar het beste kunnen versterken om bovenregionale crises gezamenlijk het meest effectief te bestrijden. De volgende punten verdienen hierbij bijzondere aandacht: •
•
•
•
•
BEST PRACTICES BENUTTEN EN AANSLUITEN BESTAANDE CONVENANTEN: Diverse veiligheidsregio’s, o.a. rond het IJsselmeer, de Wadden en in Zuid-Holland, hebben al het initiatief genomen om in plannen en convenanten tot afspraken te komen over leiding en coördinatie bij bovenregionale rampen en crises. De werkgroep juicht deze initiatieven toe en ziet ze als basis om tot landelijke dekkende afspraken te komen. De huidige afspraken in de verschillende convenanten en plannen verschillen echter van elkaar. Het is van belang dat de best practices uit bestaande convenanten benut worden en dat het landelijk afsprakenkader een verdere uniforme aanpak van bovenregionale crisisbeheersing bevordert, waar bestaande afspraken zich naar kunnen voegen en waar regio’s die nog geen convenanten hebben afgesloten zich ook in kunnen vinden. EENDUIDIGE TOEPASSING GRIP-REGELING: Het referentiekader Regionaal Crisisplan dient te worden geactualiseerd. De werkgroep stelt voor een breed samengestelde projectgroep op te zetten die de uitwerking en implementatie van het advies ter hand neemt, misschien gecombineerd met een aantal andere punten op deze uitwerkingsagenda, zoals het harmoniseren van functionele ingangen en het inventariseren van best practices in bovenregionale afspraken. MARKEREN: Het moet wel duidelijk zijn of (1) de minister een advies geeft of (2) de crisisbeheersing aanstuurt, en op welke elementen en op basis van welke wetgeving. Dat moment moet als het zich voordoet goed gemarkeerd worden, maar het is niet mogelijk vooraf precies te omschrijven onder welke omstandigheden dat het geval zal zijn want dat is van zoveel factoren afhankelijk. De Bestuurlijke Werkgroep benoemt criteria, maar kan het niet precies dichtregelen. Daarnaast moet, als de minister besluit tot ingrijpen, ook acceptatie volgen door de regio’s. Nadere afspraken zijn nodig om te definiëren hoe de Minister of zijn vertegenwoordiger de voorzitters van de veiligheidsregio’s in kennis stelt van nationale sturing, van welke aspecten van de crisisbeheersing, en op basis van welke wettelijke bevoegdheden. Voorgesteld wordt dat de minister dit nader uitwerkt in overleg met het veiligheidsberaad. HARMONISEREN FUNCTIONELE INGANGEN EN AFSTEMMINGSLIJNEN Het verdient aanbeveling dat bepaalde functionaliteiten in de regio’s op dezelfde wijze geregeld zijn. Een kennisinstituut treft in de huidige situatie in elke regio weer een andere functionele ingang of aanspreekpunt. Bij de ene regio moet het expertadvies naar een Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen, bij de andere naar de directeur Publieke Gezondheid, of de directeur Veiligheidsregio. In de verschillende regio’s moet het aanspreekpunt voor operationele afstemming enerzijds en bestuurlijke afstemming anderzijds gelijkvormig zijn. In voorzienbare situaties waarbij het aanschuiven van landelijke diensten in het ROT op verzoek van de bronregio wenselijk is, dient nader uitgewerkt te worden wat voor expert zou aanschuiven en welke rol diegene heeft ten opzichte van de eigen dienst. In samenhang met de harmonisering van de adviesstructuur (zie volgende punt) zal dit met betrokken partijen nader uitgewerkt moeten worden. De Minister van VenJ en het Veiligheidsberaad beslissen onderling wie de verantwoordelijkheid hiertoe oppakt. HARMONISEREN ADVIESSTRUCTUUR De huidige adviesstructuur is complex, en per functionele kolom verschillend. De Bestuurlijke Werkgroep onderschrijft van harte de wens van de Minister van VenJ om tot vereenvoudiging en standaardisering van de verschillende adviesstructuren en landelijke adviesnetwerken, en van de aansturing van de daarbij betrokken landelijk opererende 16
Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking
•
•
•
•
•
diensten te komen. Best practices binnen de functionele kolommen kunnen daarbij als voorbeeld dienen. CRISISCOMMUNICATIE: UITBREIDEN ACTIECENTRUM EN AANSLUITEN OP KETENPARTNERS Sommige ketenpartners in crisisbeheersing hebben een behoorlijke eigen afdeling communicatie, en eigen bevoegdheden op terrein van crisiscommunicatie op basis van functionele wetgeving. Door onbekendheid over en weer of gebrek aan afstemming kan de boodschap van deze functionele organisaties via de regionale crisisorganisatie ondersneeuwen waardoor de druk toeneemt om, ook op basis van de eigen wettelijke bevoegdheid en verantwoordelijkheid naar burgers, zelf te communiceren. De regio’s moeten crisiscommunicatie zodanig organiseren dat afstemming met ketenpartners daar een plek in heeft en de integrale benadering van de crisis ook in de crisiscommunicatie wordt gewaarborgd. REGIONALE POULEVORMING CRISISCOMMUNICATIE De werkwijze tussen regio’s moet worden geharmoniseerd en het aantal betrokkenen moet ook minder worden door regionale poulevorming. De werkgroep beveelt aan te kijken naar meer regionale samenwerking en interregionale bijstand. Dan kunnen de mensen die worden opgeroepen en ingezet bij crises beter trainen, oefenen en doen ze ook meer ervaring op. Gebleken is dat het netwerk van betrokken organisaties, zelfs bij een versimpelde hoofdstructuur, complex is door de veelheid aan betrokken partijen. Door met minder, maar kwalitatief beter getrainde, opgeleide, geoefende en ervaren mensen te werken, ontstaat meer bekendheid met elkaars taken en verantwoordelijkheden binnen het netwerk. Dit bevordert de samenwerking en leidt tot beter gezamenlijke resultaten. INFORMEREN EN ONDERLING COMMUNICEREN Regio en rijk hebben er in het kader van effectieve crisisbestrijding baat bij om elkaar moet informeren over wat ze wel, en wat ze niet doet. Regio’s hoeven bijvoorbeeld geen gebruik te maken van de één loketfunctie van het NCC om landelijke diensten te benaderen voor advies, maar moeten wel het NCC informeren over hun adviesopdracht, zodat het NCC overzicht kan houden over alle inzet op rijksniveau. GEDEELD BEELD Zowel regio’s als rijk dienen optimaal en gestandaardiseerd de mogelijkheden van netcentrisch werken en de daartoe ingerichte systemen (LCMS) te benutten om elkaar adequaat van informatie te voorzien en de crisis gezamenlijk te beheersen op basis van een gedeeld beeld van de situatie. Voortvarende implementatie van netcentrisch werken verdient prioriteit om de rollen van rijk (een loketfunctie) en regio (coördinerende bronregio) succesvol in te vullen. FINANCIELE EN JURIDISCHE IMPLICATIES De precieze financiële en juridische implicaties van het hier geformuleerde advies dienen nader uitgewerkt te worden (door betrokken partijen ten aanzien van de eigen verantwoordelijkheden).
17
Veiligheids-
et)
Gezoridheidsregw
18 oktober 2012
Datum
Veiligheidsberaad Postbus 7010 6801 HA Arnhem
Onderwerp:
Uw kenmerk Ons kenmerk
120928-0011
Contactpersoon
Eric van Neerrijnen
Doorkiesnummer
088 3555135
E-mail adres
[email protected]
Adviesrapport Bovenregionale samenwerking
Geacht bestuur, In de vergadering van het Veiligheidsberaad van 25 mei jl. is ingestemd met advies van de bestuurlijke werkgroep Bovenregionale Samenwerking. Op basis van dit advies zal het bureau Veiligheidsberaad aan de slag gaan met de implementatie. Graag vragen wij uw aandacht voor de toekomstige werkwijze bij kleinere incidenten met bovenregionale werking. De aanleiding voor het rapport van de werkgroep Bovenregionale Samenwerking is de brand bij ChemiePack in Moerdijk. Bezien vanuit een dergelijk groot incident onderschrijft ons bestuur de adviezen van de bestuurlijke werkgroep. Echter, de hoofdlijn om bij alle incidenten, zodra een incident bovenlokaal van aard is, in alle betrokken veiligheidsregio's automatisch op te schalen naar GRIP-4, wordt nadrukkelijk niet door ons onderschreven. Aan de hand van een recent voorbeeld zullen wij ons standpunt nader toelichten. In Nijkerk woedt op 3 mei 2012 een zeergrote brand bij Sell, een fabriek waar producten van kunststof worden gemaakt. De rookpluim van de brand in Nijkerk verspreidt zich over een breed gebied in Flevoland en Noord- en Oost-Gelderland. Er wordt in de bronregio opgeschaald naar GRIP 2. Er worden meetploegen ingezet. Metingen wijzen uit dat er geen schadelijke concentraties van gevaarlijke stoffen bij de brand zijn vrijgekomen. Vanwege het interregionaal karakter van het incident is er zeer veel belangstelling vanuit onder meer het NCC, mede gezien de ervaringen bij de brand bij Chemie-Pack in Moerdijk. De vraag is aan de orde geweest of opgeschaald zou moeten worden naar GRIP 4. Vanuit onze regio is door de Operationeel Leider aan de andere betrokken (effect)regio's geadviseerd om net als in GelderlandMidden, ook op te schalen naar GRIP 2. Naar het oordeel van de Operationeel Leider zou een opschaling naar GRIP 4 niets toegevoegd hebben: er waren geen bestuurlijke dilemma's, de besluitvorming zou onnodig complex worden, opschaling heeft een aanzuigende werking bijvoorbeeld met betrekking tot de belangstelling vanuit verschillende media en samenvattend maakt het de bestrijding van het incident onnodig lastiger. Het advies om op te schalen naar GRIP 2 is door de betrokken regio's overgenomen. Opvallend is oven'gens dat achteraf bleek dat deze regio's zelfs de opschaling naar GRIP 2 overdreven vonden gezien de aard en het verloop van het incident.
Over het incident in Nijkerk is een evaluatierapport opgesteld dat desgewenst beschikbaar is voor een nadere achtergrondinformatie. De Inspectie Veiligheid en Justitie is reeds in bezit van dit rapport. Op basis van dit incident hebben wij geconcludeerd dat het advies van de werkgroep Bovenregionale Samenwerking op dit aspect in de praktijk onnodig ingewikkeld zal blijken te zijn. Om die reden willen wij u verzoeken bij de verdere uitwerking van het advies van de bestuurlijke werkgroep in overweging te nemen
Bezoekadres: Beekstraat 39 6811 DW Arnhem
De zorg voor 16 gemeenten in de regio Gelderland-Midden: Brandweer, GGD, RAV en Postadres: Postbus 5364 6802 EJ Arnhem
GHOR. T:0800 8446000 F: 088 3555900 I: www.vggm.nl
Datum
18 oktober 2012
Kenmerk
120928-0011
Pagina
2
op welke alternatieve wijze invulling kan worden gegeven aan een uniforme opschaling bij kleinere bovenlokale incidenten verdeeld over meerdere regio's. Ons inziens zou een pragmatische tussenoplossing kunnen zijn dat wanneer in de bronregio wordt opgeschaald, in omliggende effectregio's in ieder geval wordt opgeschaald tot hetzelfde GRIP-niveau als in de bronregio. Dit zou dus ook goed een GRIP 2 kunnen zijn. Dit heeft het voordeel dat voorkomen wordt dat grote aantallen personeel worden gealarmeerd terwijl daar vanuit operationeel oogpunt geen reden voor is en dat de bestrijding van het incident soepeler verloopt doordat onnodige tussenschakels vermeden worden. Met deze werkwijze moet er ons inziens tevens de mogelijkheid blijven dat de voorzitter van de bronregio er voor kiest om de bestuurlijke coördinatie van het incident, gezien het kleinschalige karakter, niet over te nemen maar over te laten aan de lokale burgemeester van de brongemeente. Ook in Nijkerk was het de lokale burgemeester die de leiding had. Deze opzet geeft betere invulling aan de verantwoordelijkheid van de lokaal bestuurder. De bronregio is hierin bepalend, de effectregio's volgend. Natuurlijk dient een goede afstemming te zijn tussen de regio's om te bezien of het opschalingsniveau in alle regio's voldoende hoog wordt geacht om de noodzakelijke handelingen te kunnen uitvoeren. Het is immers denkbaar dat in de effectregio's een hoger opschalingsniveau nodig is dan in de bronregio. De bronregio dient daar rekening mee te houden. Graag bieden wij onze assistentie aan bij de nadere uitwerking van ons voorstel in het kader van de implementatie van het advies van de werkgroep Bovenregionale Samenwerking.
Met vriendelijke groet, Het dagelijks bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midd'
Pauline Krikke Voorzitter
5c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 5c Coördinatieplan stroomuitval
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Inwerkingtreding NL-Alert en implementatie Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: 19 september 2012 DB VGGM d.d.: 18 oktober 2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31 oktober 2012
Samenvatting: NL-Alert is een nieuw middel van de overheid om bij een (dreigende) ramp of noodsituatie de bevolking te waarschuwen en een zelfredzaamheidstrategie mee te geven. Betrokkenen in de directe omgeving worden via bericht op de mobiele telefoon geïnformeerd. NL-Alert wordt aanvullend ingezet op het Waarschuwings- en AlarmeringsSysteem (WAS) om zo meer mensen effectiever te kunnen waarschuwen. De landelijke invoering van NL-Alert vindt plaats op 12 november 2012. Inzetcriteria NL-Alert wordt ingezet bij rampen en crisissen op het moment dat die zich voordoen of in de direct daaraan voorafgaande fase van acute dreiging, voor incidenten die: - acuut handelen van publiek vergen; - en een fysieke bedreiging vormen of voor grote maatschappelijke onrust/ontwrichting zorgen. Na het inzetten van NL-Alert is het van belang dat zo snel mogelijk wordt overgeschakeld op de reguliere crisiscommunicatie. NL-Alert is hier niet goed voor geschikt. Het aantal tekens van een NLAlert bericht is namelijk zeer beperkt. Inzetprocedure Bij de rolverdeling voor het inzetten van NL-Alert is een onderscheid gemaakt in acute en niet acute situaties. Met acute situaties worden situaties bedoeld die geen enkele uitstel dulden, omdat er ieder ogenblik doden kunnen vallen (bijv. explosiegevaar goederenwagon). NL-Alert kan meer gerichte boodschappen sturen dan alleen de sirene. In acute situaties krijgt de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) de bevoegdheid behalve het reguliere WAS-systeem ook NL-Alert te activeren in het bedreigde gebied. De AGS bepaalt de inhoud van het NL-Alert bericht en geeft dit door aan de brandweercentralist die het bericht verzend. De AGS informeert zo spoedig mogelijk de Operationeel Leider en de Operationeel Leider informeert de burgemeester en/of voorzitter van de regio. Bij niet acute situaties wordt de reguliere procedure gevolgd en stemt de AGS altijd af met de Operationeel Leider of NL-Alert moet worden geactiveerd. De AGS stelt in dit geval (zoveel mogelijk vooraf) een standaardbericht op in overleg met GAGS en sectie voorlichting in ROT (c.q. voorlichters van gemeenten) en stuurt het bericht uit. De Operationeel Leider stemt af met de burgemeester.
Behandeling Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur heeft ingestemd met de voorgestelde inzetprocedure en de mandaatverlening aan de AGS.
Vervolgprocedure: De bestaande WAS-procedure wordt aangepast.
MEMO Datum
:
19 september 2012
Aan
:
Bestuur
Van
:
Veiligheidsdirectie
Betreft
:
NL Alert
NL-Alert is vanaf 12 november 2012 een nieuw middel van de overheid om bij een (dreigende) ramp of noodsituatie de bevolking te waarschuwen en een zelfredzaamheidstrategie mee te geven. Betrokkenen in de directe omgeving worden via bericht op de mobiele telefoon geïnformeerd. NL-Alert wordt aanvullend ingezet op het Waarschuwings- en AlarmeringsSysteem (WAS) om zo meer mensen effectiever te kunnen waarschuwen. Landelijk beleidskader NL-Alert Het Veiligheidsberaad heeft een landelijke beleidskader vastgesteld voor de implementatie van NL-Alert. Op basis van dit beleidskader is een regionaal implementatietraject gestart. Techniek NL-Alert NL-Alert werkt op basis van cell broadcast. Dit is een techniek om tekstberichten uit te zenden naar mobiele telefoons via de gsm-zendmasten. De werking is vergelijkbaar met een radiosignaal. Iedereen in het uitzendgebied die een telefoon heeft die geschikt is voor cell broadcast en zijn telefoon daarvoor heeft ingesteld, ontvangt het bericht. Men hoeft zich niet van te voren aan te melden voor deze dienst. Criteria NL-Alert NL-Alert wordt ingezet bij rampen en crisissen op het moment dat die zich voordoen of in de direct daaraan voorafgaande fase van acute dreiging, voor incidenten die: - acuut handelen van publiek vergen; - en een fysieke bedreiging vormen of voor grote maatschappelijke onrust/ontwrichting zorgen. Na het inzetten van NL-Alert is het van belang dat zo snel mogelijk wordt overgeschakeld op de reguliere crisiscommunicatie. NL-Alert is hier niet goed voor geschikt. Het aantal tekens van een NL-Alert bericht is namelijk zeer beperkt (zie onderstaand). Iedere bericht moet als zelfstandig bericht te lezen zijn. Mensen die later het effectgebied inkomen ontvangen alleen het laatste bericht en missen dus de voorafgaande berichtgeving. Procedure Bij de rolverdeling voor het inzetten van NL-Alert is een onderscheid gemaakt in acute en niet acute situaties. Met acute situaties worden situaties bedoeld die geen enkele uitstel dulden, omdat er ieder ogenblik doden kunnen vallen (bijv. explosiegevaar goederenwagon). Acute situaties: In acute situaties is de Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) bevoegd NL-Alert te activeren in het bedreigde gebied. De AGS bepaalt de inhoud van het NL-Alert bericht (op basis van vooraf opgestelde Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO standaardberichten) en geeft dit door aan de Brandweercentralist die het bericht verzend. De AGS informeert de Operationeel Leider en de Operationeel Leider informeert de Burgemeester. Niet acute situaties: Bij niet acute situaties wordt de reguliere procedure gevolgd en stemt de AGS altijd af met de Operationeel Leider of NL-Alert moet worden geactiveerd. De Operationeel Leider voert overleg met de burgemeester. De AGS stelt (vooraf) standaardberichten op in overleg met GAGS en sectie voorlichting in ROT (c.q. gemeentelijke voorlichters) en stuurt het bericht uit. NL-Alert bericht De NL-Alert berichten bestaan uit maximaal 164 tekens (2 pagina’s van 82 tekens) en bevat altijd een aantal vaste elementen (landelijk beleid): - Afzender (NL-Alert) - Datum + tijd - Risico (wat is er gebeurd, wat is hiervan het gevaar) - Locatie (wat is de geografische (bron)locatie, wat is het effectgebied) - Actie (wat moeten mensen doen/laten) - Informatie (waar vinden mensen meer informatie) Een voorbeeld van een NL-Alert is: NL-Alert:11-12-2012 10:12u. Gifwolk Kleefse Waard Arnhem. Ga naar binnen! (73 tekens 1e pagina) Sluit ramen deuren ventilatie. Meer info: www.crisis.nl / radio Gelderland 90.4 FM
(82 tekens 2e pagina)
Mandaatverlening Na instemming met de inzetcriteria en inzetprocedure (door het Dagelijks Bestuur d.d. 18 oktober 2012) dient de bestaande WAS-procedure (incl. ondermandaatverlening) te worden aangepast.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
5d Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 5d Meldkamer van de toekomst
Voorstel: Ter informatie
MEMO Datum
:
19 september 2012
Aan
:
Bestuur
Van
:
Veiligheidsdirectie
Betreft
:
meldkamer
In deze notitie wordt de stand van zaken gegeven met betrekking tot de ontwikkeling van de meldkamer van de toekomst. De minister van Veiligheid en Justitie gaat in de brief d.d. 20 februari aan de Tweede Kamer in op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan hetgeen in het Regeerakkoord is opgenomen over de meldkamer. Er komt één zelfstandige meldkamerorganisatie met budget met maximaal 10 locaties. De meldkamer van de toekomst moet over vijf jaar (2017) operationeel zijn. Over drie jaar (in 2015) zijn de bestaande meldkamers opgeschaald naar tien locaties waardoor een deel van de taakstelling wordt gerealiseerd. Uitgangspunt bij de transitie is dat dit een geleidelijk proces is waarbij de nieuwe manier van werken wordt uitgewerkt en beproefd voor het wordt ingevoerd. Voor het realiseren van de nieuwe landelijke meldkamerorganisatie is op onderdelen aanpassing van de wetgeving noodzakelijk. Nu al kunnen stappen worden gezet naar de nieuwe situatie, maar de implementatie gaat van start als voor de zomer de bestuurlijke, juridische en financiële randvoorwaarden zijn vastgelegd in een transitieakkoord tussen de genoemde Ministers en de besturen van de veiligheidsregio's. Na de brief van de minister is een bestuurlijke trekker aangetrokken, dhr. Bas Eenhoorn. Hij heeft als taak gekregen het transitieakkoord op te stellen vanuit de huidige wettelijke verantwoordelijkheden en hij zal tevens optreden als voorzitter van de stuurgroep Meldkamer van de toekomst. Hij adviseert de minister tevens over de (maximaal 10) te kiezen locaties van de meldkamer. De stuurgroep begeleidt het transitieakkoord en de voorbereiding van de implementatieorganisatie. De inhoud van het transitieakkoord zal zich richten op de volgende hoofdlijnen: 1. Financien: Wie draagt hoeveel bij aan de taakstelling van 50 miljoen? Wat zijn de frictiekosten en wie draagt hoeveel bij? Waar bestaan de transitiekosten uit en hoe gaan we hiermee om? 2. Personeel; 3. Locaties: hierover is eind juli een brief gestuurd aan de voorzitters van de Veiligheidsregio’s en de regionaal college’s met het verzoek voorstellen voor locaties te doen; 4. Aansturing en positionering van de nieuwe meldkamerorganisatie. VenJ beoogt het transitieakkoord eind 2012 gereed en ondertekend te hebben. De benodigde wetswijziging (waarmee de minister de verantwoordelijkheid voor het beheer van de meldkamerorganisatie moet krijgen) zal naar verwachting pas in 2015 gerealiseerd zijn. Hiermee zal de transitiefase dus de periode 2012-2015 bestrijken. Vanaf 2015 zal er dus pas officieel een landelijke meldkamerorganisatie van kracht zijn. De Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO implementatiefase zal vervolgens de periode 2015-2017 in beslag nemen. Dit betekent dat de veiligheidsregio’s tot die tijd conform artikel 35 Wvr verantwoordelijk blijven voor de instandhouding van de gemeenschappelijke meldkamer. Nadere uitwerking Naar aanleiding van een aantal vragen van de Tweede Kamer geeft de Minister in zijn beantwoording een nadere uitwerking van enkele onderdelen van het plan: - Na wetswijziging wordt het beleid en beheer gecentraliseerd in één meldkamerorganisatie onder verantwoordelijkheid van de minister. Dit voornemen brengt geen wijziging in het gezag van de voorzitter van de veiligheidsregio en de burgemeester ten aanzien van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. - Het personeel dat wordt belast met de multi-intake en het personeel dat wordt belast met beheerstaken - komen in dienst van of worden gedetacheerd bij de meldkamerorganisatie. Ten aanzien van de afbakening en samenwerking met regionale hulpverleningsdiensten blijft de afhandeling van een melding de verantwoordelijkheid van de monodisciplinaire hulpverleningsdiensten. Hierbij blijft ruimte voor regiospecifieke aspecten. Tevens zal het personeel van het monodisciplinaire ambulance-proces in dienst blijven van de regionale ambulancevoorzieningen. Hierbij wordt op iedere meldkamerlocatie op dezelfde manier (ook t.a.v. de mono processen) en gecolokeerd gewerkt - De ambulancesector kan kwaliteitseisen stellen die worden opgenomen in de kwaliteitskaders voor de meldkamerorganisatie. Er worden geen risico's genomen in het zorgproces, ook ten aanzien van het medisch beroepsgeheim. - Op één van de maximaal 10 locaties zal ook een landelijke functionaliteit worden ondergebracht. - De minister wijst er op dat de stelselwijziging behalve voordelen ook nadelen heeft: o langere reistijden voor centralisten; o onbekendheid van centralisten met delen van het nieuwe verzorgingsgebied; o nieuwe werkwijzen; o het samenvoegen van twee of meer meldkamers tot één meldkamerlocatie kan onrust met zich mee brengen voor het personeel. - Het is van belang dat centralisten worden geschoold in de nieuwe werkwijze. - De minister voert overleg over het beleid en beheer met een afvaardiging van veiligheidsregio's voor zover het relevant is voor de uitvoering van het gezag. - De minister zal afspraken maken met onder meer de veiligheidsregio's over de manier waarop invulling wordt gegeven aan de transitieperiode vooruitlopend op deze wetswijziging. - Twee jaar na operationele invoering zal een evaluatie worden uitgevoerd naar kwaliteit, efficiency en beheer. - Vanuit de ambulancesector zal, net zoals door politie en brandweer, worden bijgedragen aan de landelijke meldkamerorganisatie. Aangezien de ambulancezorg premiegefinancierd is, wordt voor het deel dat overgaat naar de meldkamerorganisatie een andere financieringsconstructie gehanteerd. - In het (nog in 2012) op te stellen transitieakkoord worden ook afspraken vastgelegd over de locaties van de meldkamer. - Het wetsvoorstel wordt het voorjaar 2013 aangeboden aan de Tweede Kamer.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
5e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 5e Convenanten partners in vitale sectoren
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Convenanten partners vitale sectoren Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: In de Wet Veiligheidsregio’s staat dat veiligheidsregio’s afspraken moeten maken met crisispartners. Een middel om deze samenwerking vorm te geven, is het ontwikkelen van landelijke convenanten die toepasbaar zijn als samenwerkingsovereenkomst tussen de veiligheidsregio's en de partners in de vitale sector. Ieder convenant is opgesteld met medewerking van vertegenwoordigers van de betreffende vitale sector, meerdere veiligheidsregio's, een of meerdere politieregio's, de betreffende vakdepartementen en het SOVI (Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur). Een convenant fungeert als landelijk standaarddocument. Aan dit standaarddocument mag zonder toestemming van het Veiligheidsberaad en de betreffende koepels niets veranderd worden. Op regionaal niveau is er ruimte voor maatwerk, omdat regionale afspraken worden opgenomen in een aanvullende actielijst. Deze wordt op regionaal niveau ingevuld. In de convenanten worden afspraken gemaakt over onder andere risicobeheersing, risico- en crisiscommunicatie, melding en alarmering, planvorming, opleiden, trainen en oefenen, vertegenwoordiging in regulier overleg en in crisisteams en informatiemanagement (waaronder netcentrisch werken). Er zijn landelijke convenanten gemaakt of in ontwikkeling voor de sectoren Drinkwater, Gas en Elektra, RWS en Waterschappen, Telecom, Spoorse partijen en Defensie. De eerste drie genoemde convenanten zijn reeds vastgesteld door het Veiligheidsberaad en ter beschikking gesteld van het land. Op dit moment liggen de convenanten Drinkwater en Gas en Elektra voor. In Gelderland-Midden is een multidisciplinaire werkgroep aan de slag gegaan met de uitwerking van de regionale actielijsten in samenwerking met de betreffende sector. Beslispunt 1. Voorgesteld wordt in te stemmen met de convenanten "Drinkwater" en "Gas en Elektra" en met de daarbij behorende actielijsten; 2. Voorgesteld wordt om t.a.v. de overige convenanten de voorzitter te mandateren om namens het algemeen bestuur te besluiten over instemming met toekomstige convenanten met partners in de vitale sectoren namens, indien het convenant niet afwijkt van de landelijk vastgestelde format. 4. Voorgesteld wordt de veiligheidsdirectie te mandateren tot vaststelling en periodieke bijstelling van actielijsten behorende bij de convenanten die worden afgesloten met vitale sectoren. Behandeling Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur heeft ter vergadering d.d. 18 oktober besloten de vaststelling van de convenanten toe te voegen aan de conceptagenda van het AB in verband met lopend onderzoek van de Inspectie V&J naar de staat van de rampenbestrijding. De besluitvorming over de convenanten is onderdeel van deze toetsing, waarbij 1 november als peildatum wordt genomen. Verdere behandeling overige convenanten Aan het convenant RWS en Waterschappen wordt regionaal nog uitwerking aan gegeven. De verwachting is dat dit convenant in de loop van 2013 op de agenda staat. De andere drie convenanten (Telecom, Spoor en Defensie) zijn nog in de maak. De verwachting is dat het Veiligheidsberaad deze convenanten dit najaar vastgesteld. Na vaststelling zal de werkgroep begin 2013 aan de gang gaan met de invulling van de bijbehorende actielijsten. Overigens heeft VGGM al eerder een convenant gesloten met de waterschappen in onze regio en met Defensie. Deze convenanten worden ingetrokken.
Landelijk Convenant voor Regionale Samenwerkingsafspraken tussen de Drinkwatersector, Veiligheids- en Politieregio’s Partijen A. De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, vertegenwoordigd door de voorzitter van het bestuur mevrouw P. Krikke B. De politieregio Gelderland-Midden, vertegenwoordigd door de korpsbeheerder de heer P. Miltenburg C. Drinkwaterbedrijf Vitens, vertegenwoordigd door de algemeen directeur, …
Hierna als partijen respectievelijk te noemen De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM), de politie GelderlandMidden en drinkwaterbedrijf Vitens
Overwegende, dat
1 2
-
de drinkwatervoorziening van levensbelang is voor de maatschappij en vanuit dat oogpunt benoemd is tot vitale infrastructuur, dat de drinkwaterbedrijven verantwoordelijk zijn voor de continue levering van drinkwater van goede kwaliteit en dat de zorg voor adequate crisispreparatie, respons en nazorg hier een belangrijk deel van uitmaakt;
-
de drinkwaterbedrijven sinds januari 2009 als Bijzondere Gebruiker zijn aangesloten op het C2000-netwerk;
-
de drinkwaterbedrijven in het wetgevingstraject van de Wet veiligheidsregio’s benoemd zijn tot crisispartner van de veiligheidsregio’s 1;
-
de veiligheidsregio in het kader van risico- en crisisbeheersing op regionale schaal een regisserende rol heeft ten aanzien van de borging van de continuïteit van de vitale voorzieningen;
-
het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing welke wordt vastgelegd in het regionaal crisisplan en waarin tevens de afspraken met crisispartners over risico- en crisisbeheersing worden opgenomen;
-
de regiopolitie in het kader van risico- en crisisbeheersing verantwoordelijk is voor de (uitvoering van) politieprocessen binnen de rampbestrijding, alsmede taken en verantwoordelijkheden heeft rondom vitale infrastructuur, waaronder bewaken en beveiligen;
-
drinkwaterbedrijven en de regiopolitie zich verbinden tot het maken van concrete afspraken rondom de landelijke Alerteringslocaties (A-locaties) van de drinkwatersector conform de uitgangspunten van het plan BAVO2;
Wet veiligheidsregio’s - Nota n.a.v. het verslag nr. 6, 20 mei 2008. Handreiking Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid, NAVI, juni 2008.
VGGM convenant Drinkwatersector
1
-
drinkwaterbedrijven op regionaal niveau kwetsbare en/of cruciale drinkwaterlocaties hebben geïdentificeerd t.b.v. de risicoanalyse en het totaaloverzicht bij een regionale dreiging en als informatie voor de inlichtingenkanalen;
-
afstemming en samenwerking tussen de veiligheidsregio, politieregio en het drinkwaterbedrijf van cruciaal belang zijn om te komen tot een adequate crisispreparatie, respons en nazorg in relatie tot drinkwatergerelateerde incidenten;
-
bij het inventariseren van de onderhavige risico’s een all-hazards-approach zal worden gevolgd;
-
partijen elkaar de benodigde informatie uitwisselen en elkaar ondersteunen zoveel als wettelijk mogelijk en zoveel als wenselijk;
-
partijen het wenselijk achten om gezamenlijk afspraken te maken met betrekking tot drinkwatergerelateerde crises, zonder elkaars werkzaamheden, dan wel de wettelijke basis daarvoor, te willen beïnvloeden of over te nemen;
-
partijen afspraken willen vastleggen met betrekking tot de voornoemde samenwerking tussen de veiligheidsregio, politieregio en het drinkwaterbedrijf in een samenwerkingsconvenant;
-
een actielijst deel uitmaakt van het samenwerkingsconvenant waarin door de partijen uit te voeren acties worden/zijn opgenomen;
-
de actielijst binnen een kwartaal na ondertekening van het samenwerkingsconvenant opgesteld is;
-
ten behoeve van de borging van de afgeronde actiepunten deze geoperationaliseerd worden in de bedrijfsprocessen en in de crisisplannen van partijen;
-
in een veiligheidsregio waar meerdere drinkwaterbedrijven hun voorzieningsgebied hebben, zorgt de veiligheidsregio voor één gezamenlijk convenant met een daaruit voortvloeiende actielijst;
-
verdergaande afspraken inzake bewaken en beveiligen m.b.t. kwetsbare drinkwaterlocaties in separate overeenkomsten met de regiopolitie zijn en/of zullen worden geregeld, maar dat deze afspraken integraal deel uit (zullen) maken van de actielijst in de bijlagen van dit samenwerkingsconvenant.
Gelet op -
het voorstel tot samenwerkingsafspraken uit de brief van de Vewin aan het Veiligheids-beraad van 25 juni 2008 (zie bijlage 2);
-
vigerende wet- en regelgeving die de partijen aangaat ter zake risico- en crisisbeheersing;
Komen partijen overeen: Algemeen Artikel 1
Uitgangspunt Partijen spreken met elkaar af dat zij zich zullen inspannen om de samenwerking tot een succes te maken. Partijen werken vanuit een gezamenlijke visie om de drinkwatergerelateerde risico- en crisisbeheersing en de voorbereiding daarop te optimaliseren en te operationaliseren.
VGGM convenant Drinkwatersector
2
Artikel 2
Doelen Partijen willen de kennis van elkaars organisatie en processen vergroten, daar waar dit relevant is voor een goede risico- en crisisbeheersing en komen tot daadwerkelijke samenwerking inzake risico- en crisisbeheersing, bewaking en beveiliging, incidentmanagement en herstel aangaande zaken die de drinkwatervoorziening en/of de continuïteit daarvan bedreigen. De afspraken tussen partijen hebben geen betrekking op taken en bevoegdheden inzake risico- en crisisbeheersing op het gebied van drinkwater, welke bij of krachtens drinkwaterwetgeving zijn opgedragen aan het drinkwaterbedrijf en/of de minister van IenM, noch doorkruisen zij de in het kader van deze taken en bevoegdheden gemaakte uitwerkingen, zoals convenanten, plannen, afspraken en protocollen.
Artikel 3
Citeertitel Convenant inzake de samenwerking tussen Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, politieregio Gelderland-Midden en drinkwaterbedrijf Vitens met betrekking tot risico- en crisisbeheersing in de regio Gelderland-Midden.
Risicobeheersing Artikel 4
Organisatie Ten behoeve van het optimaliseren van de risicobeheersing: - zijn partijen op de hoogte van de verdeling van taken, (nood)bevoegdheden en verantwoordelijkheden3, ook ten tijde van een crisis, en handelen hiernaar; - hebben partijen inzicht in en maken zij afspraken over inzet, capaciteit, en bereikbaarheid waardoor risico- en crisisbeheersing effectiever kan plaatsvinden; - maken drinkwaterbedrijf en de regiopolitie afspraken omtrent de bewaking en beveiliging van de in de regio gelegen Alerteringslocaties (A-locaties) van de drinkwatersector. De landelijke maatregelenmatrix vitale infrastructuur geldt hierbij als uitgangspunt.
Communicatie Artikel 5
Risicocommunicatie - Het drinkwaterbedrijf is verantwoordelijk voor de voorlichting en communicatie richting haar klanten met betrekking tot risico’s, voorbereidende en preventieve maatregelen aangaande mogelijke drinkwatergerelateerde calamiteiten binnen de veiligheidsregio. - Het drinkwaterbedrijf stemt de voorlichtings- en communicatiestrategie in de preparatiefase af met de veiligheidsregio. - Bij een kwalitatieve verstoring van de drinkwatervoorziening informeert het drinkwaterbedrijf de betrokken kwetsbare afnemers.4
Artikel 6
Crisiscommunicatie - Partijen maken in de preparatie fase afspraken over crisiscommunicatie bij drinkwatergerelateerde incidenten. Uitvoering van crisiscommunicatie in het eerste uur van de crisis maakt hier onderdeel van uit. - Bij een drinkwatergerelateerd incident vindt met het drinkwaterbedrijf afstemming plaats over (het voorbereiden van) de crisiscommunicatie. De gemeente verzorgt in geval van een crisis of een ramp de communicatie. De veiligheidsregio speelt hierbij een coördinerende rol. - In geval van (terreur)dreiging wordt voorlichting en communicatie afgestemd met de verantwoordelijke (landelijke) autoriteiten.
3
Zoals omschreven in de Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing d.d. september 2008. Kwetsbare afnemers van drinkwater zijn klanten die gezondheidskundig een groot risico lopen bij kwantitatieve- en/of kwalitatieve verstoringen van de drinkwatervoorziening c.q. verandering van de kwaliteit van het geleverde drinkwater. 4
VGGM convenant Drinkwatersector
3
Melding en alarmering Artikel 7
Communicatielijn via de gemeenschappelijke meldkamer (GMK) van de veiligheidsregio - Binnen één jaar na ondertekening van dit samenwerkingsconvenant hebben partijen afspraken gemaakt over bereikbaarheid en consignatie ten behoeve van alarmering. - Alarmering van en naar partijen vindt via de GMK plaats. - Drinkwaterbedrijf en veiligheidsregio maken afspraken over adequate opvolging van brandmeldingen vanaf bijvoorbeeld reservoirs en productielocaties. - Drinkwaterbedrijf en veiligheidsregio maken afspraken over de aard van meldingen en incidenten waarover zij elkaar dienen te informeren. Hierbij gaat het bv. om incidenten die mogelijk direct of indirect van invloed zijn op de drinkwatervoorziening of op de informatiepositie van de veiligheidsregio. - Alarmering vanuit het drinkwaterbedrijf naar de betrokken gemeente(n) loopt via de GMK van de veiligheidsregio.
Artikel 8
C2000 - Partijen hebben uniforme procedures vastgelegd over de inzet van C2000. - Partijen oefenen regelmatig gezamenlijk met de inzet en het gebruik van C2000. - Afspraken ten aanzien van procedures en oefenen worden rechtstreeks met de GMK gemaakt.
Leiding en coördinatie Artikel 9
Afstemming planvorming - Bij nieuw te ontwikkelen drinkwater gerelateerde plannen, met betrekking tot risico- en crisisbeheersing, betrekken partijen elkaar bij de totstandkoming hiervan. - Partijen informeren elkaar actief over (wijzigingen inzake) reeds bestaande plannen met betrekking tot risico- en crisisbeheersing. - Ten behoeve van het Beleidsplan van de veiligheidsregio, wordt het drinkwaterbedrijf door de veiligheidsregio benaderd om een bijdrage te leveren aan het risicoprofiel van de veiligheidsregio.
Artikel 10
Vertegenwoordiging regulier overleg - Partijen maken afspraken over de vertegenwoordiging in elkaars overlegstructuren teneinde de samenwerking te bevorderen. - Het drinkwaterbedrijf participeert in de koude of preparatie fase in diverse gremia van overleg binnen de veiligheidsregio. Hierbij gaat het onder meer om deelname aan periodieke vergadering met alle crisispartners van de veiligheidsregio.
Artikel 11
Opleiden en oefenen - Partijen organiseren regelmatig oefeningen met elkaar en stemmen hun meerjarig oefenbeleid en de planning hiervan op elkaar af. - Partijen maken voldoende capaciteit vrij voor het gezamenlijk ontwikkelen van scenario’s, het voorbereiden en evalueren van oefeningen en het implementeren van de verbeterpunten.
Artikel 12
Participatie crisisteams - In geval van een drinkwatergerelateerde crisis waarbij een Regionaal Beleidsteam (RBT) wordt bijeengeroepen, wordt de directie (ofwel gemandateerde en opgeleide liaisons) van het drinkwaterbedrijf, als crisispartner van de veiligheidsregio, uitgenodigd hieraan deel te nemen. Daarbij oefent het drinkwaterbedrijf haar eigen bevoegdheden uit om de ramp of crisis en de gevolgen daarvan te bestrijden. 5
5
Wet veiligheidsregio’s - Nota n.a.v. het verslag nr. 6, 20 mei 2008.
VGGM convenant Drinkwatersector
4
-
Artikel 13
Partijen maken afspraken over deelname aan operationele overlegstructuren, zoals het ROT en het COPI, ten tijde van een (dreigend) drinkwatergerelateerd incident of crisis. De veiligheidsregio zorgt voor een adequate ondersteuning van de liaisons (inzake onder andere de werkplekken, connectiviteit, etcetera).
Grensoverstijgend drinkwater gerelateerd incident In geval van een drinkwatergerelateerd incident, waarbij meerdere veiligheidsregio’s en/of drinkwaterbedrijven betrokken zijn, zet de veiligheidsregio van de bronregio zich in om voor het drinkwaterbedrijf/ven één aanspreek- en coördinatiepunt te creëren vanuit de verschillende veiligheidsregio’s.
Nooddrinkwater Artikel 14
Organisatie van nooddrinkwater - Als uitwerking van het Regionaal Crisisplan van de veiligheidsregio, dragen de betrokken gemeenten in afstemming met het drinkwaterbedrijf en de veiligheidsregio zorg voor het opstellen van een gemeentelijk draaiboek welke een beschrijving bevat van de organisatie van de noodwater- en nooddrinkwatervoorziening. - De politieregio stelt in samenspraak met het drinkwaterbedrijf en de veiligheidsregio een plan van aanpak op inzake handhaving van de openbare orde en veiligheid rondom distributiepunten.
Informatiemanagement Artikel 15
Werkwijze en informatievoorziening Partijen informeren elkaar over en weer over relevante ontwikkelingen die voor de samenwerking van belang kunnen zijn, daarbij rekening houdend met de mogelijke vertrouwelijkheid van informatie.
Artikel 16
Netcentrisch werken Partijen werken volgens de netcentrische wijze van informatievoorziening. Dit houdt in dat alle partijen op dezelfde wijze en tijd over relevante informatie (kunnen) beschikken en beschikbaar stellen aan elkaar. Partijen maken afspraken over toegang tot de netcentrische applicatie voor het drinkwaterbedrijf. De drinkwaterbedrijven plaatsen hun bereikbaarheidsgegevens en relevante planvorming in het systeem en controleren deze gegevens minimaal één maal per jaar op juistheid.
Uitwerking Artikel 17
Uitwerkingsvoorstellen (actielijst) - Ten behoeve van de meer concrete uitwerking van de afspraken in dit samenwerkingsconvenant wordt een actielijst opgenomen. Deze actielijst is een dynamisch document en wordt jaarlijks, daar waar nodig, geactualiseerd middels een gezamenlijk overleg tussen (de vertegenwoordigers van de) directies van de partijen. Daar waar partijen het nodig achten zal de actielijst worden aangepast. - De acties in de actielijst hebben betrekking op de samenwerkingsafspraken in dit convenant. Als bijlage 1 is de actielijst bijgevoegd. De indeling van de actielijst dient consistent te zijn met de artikelgewijze indeling van het convenant.
Artikel 18
Kosten Partijen dragen elk hun eigen kosten met betrekking tot de uitvoering van de afspraken uit dit samenwerkingsconvenant, tenzij anders wordt overeengekomen.
VGGM convenant Drinkwatersector
5
Artikel 19
Inwerkingtreding en looptijd - Dit samenwerkingsconvenant treedt in werking na ondertekening door alle in dit document genoemde partijen en geldt voor onbepaalde tijd. - Iedere vier jaar wordt de actualiteitswaarde van het convenant door de partijen beoordeeld, of eerder indien verandering in wetgeving hiertoe aanleiding geeft.
Artikel 20
Wijziging of beëindiging - Indien één (of meerdere) van de partijen het noodzakelijk acht wijzigingen in de afspraken binnen dit convenant aan te brengen, treden de partijen hiertoe met elkaar in overleg. - Iedere partij kan de in dit samenwerkingsconvenant gemaakt afspraken beëindigen. Zij doet dit middels een schriftelijke, gemotiveerde mededeling aan de andere partijen, waarna de partijen met elkaar in overleg treden.
Ondertekening Aldus overeengekomen en in drievoud getekend te Arnhem op 31 oktober 2012.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Regiopolitie Gelderland-Midden
Pauline Krikke voorzitter Veiligheidsbestuur
Pim Miltenburg korpsbeheerder
Drinkwaterbedrijf Vitens
algemeen directeur
Bijlagen Bijlage 1 - Actielijst
VGGM convenant Drinkwatersector
6
Organisatie Risicobeheersing Partijen wisselen bereikbaarheidsgegevens uit;
Art 4
2
1
Doelen Door partijen wordt bij zowel de Veiligheidsregio als het drinkwaterbedrijf een activiteit georganiseerd, met als doel het delen en uitwisselen van kennis over de crisisorganisatie van de partijen.
Art 2
Teneinde de medewerkers van de reguliere hulpdiensten (operationeel leidinggevenden) en de GMK kennis en inzicht te verschaffen in de werkzaamheden (processen en risico’s) en crisisorganisatie van het drinkwaterbedrijf wordt een tegenbezoek gehouden. Hierbij zal de nut en noodzaak van de continuïteit van goed drinkwater, in het kader van vitale infrastructuur, een dominante rol spelen. Zo mogelijk op locatie Pb Fikkersdries in Driel vanwege A-status
•
Het bestaande plan wordt gecheckt aan het uniforme format welke Vitens hanteert.
Actiepunten: • Bereikbaarheidsgegevens jaarlijks checken
•
Actiepunten: • Bij de veiligheidsregio wordt een workshop georganiseerd met als doel het delen en uitwisselen van kennis over de crisisorganisatie. Een dergelijke workshop moet leiden tot begrip over en weer én tot een effectief en efficiënt werkend loket bij de GMK in het geval van drinkwatergerelateerde incidenten. Een bezoek aan de GMK maakt deel uit van deze workshop.
Regionale afspraak/ actiepunt
De artikelen 1 en 3 van het convenant zijn niet relevant voor de afspraken- en actielijst. Handreiking Beveiligingsafstemming Vitaal en Overheid, Navi, juni 2008 Actielijst convenant Drinkwater, versie 15 september 2012
Drinkwaterbedrijf en Unit Conflict- en Crisisbeheersing van de politie stellen t.a.v. van de in de regio gelegen Alerteringslocaties (A-locaties) van de drinkwatersector gezamenlijk een beveiligings- of opschalingsplan conform het plan BAVO2 op.
Actiepunt
Artikel1
VR en Vitens
Politie en Vitens
1e kwartaal 2013
Vitens
Veiligheidsregio
Eigenaar
Jaarlijks in oktober
2e kwartaal 2013
1e kwartaal 2013
Tijdpad/ deadline
ACTIELIJST VITENS, POLITIE GELDERLAND-MIDDEN EN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN behorend bij convenant Drinkwater
1
Risicocommunicatie Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Crisiscommunicatie Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Communicatielijn via GMK Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
C2000
Art 5
Art 6
Art 7
Art 8
Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Actiepunt )
Artikel
Actielijst convenant Drinkwater, versie 15 september 2012
Actiepunten: • Drinkwaterbedrijf en de GMK van veiligheidsregio maken afspraken t.a.v. C2000-procedures (inzet van C2000, opvolging van C2000-oproepen; terugkoppeling naar drinkwaterbedrijf etc.); • Partijen integreren het gebruik van C2000 in de oefenscenario’s (zie artikel 10).
Actiepunten: • Partijen maken werkafspraken over consignatie en bereikbaarheid; • Partijen stellen gezamenlijk alarmeringsprotocollen op (wanneer en bij welk soort meldingen en incidenten informeren en alarmeren partijen elkaar); • Drinkwaterbedrijf en veiligheidsregio maken afspraken over adequate opvolging van brandmeldingen.
Actiepunt: Communicatieadviseur VR neemt contact op met communicatieadviseurs drinkwaterbedrijf om kennis te maken/ nadere afspraken te maken.
Actiepunt: Communicatieadviseur VR neemt contact op met communicatieadviseur drinkwaterbedrijf om kennis te maken/ nadere afspraken te maken.
Regionale afspraak/ actiepunt
2e kwartaal 2013
1e kwartaal 2013
1e kwartaal 2013
1e kwartaal 2013
Tijdpad/ deadline
Vitens en Veiligheidsregio
Vitens en Veiligheidsregio
Veiligheidsregio
Veiligheidsregio (voorzitter werkgroep voorlichting)
Eigenaar
2
Actiepunt
Afstemming planvorming Partijen houden elkaar op de hoogte van relevante (veranderende) planvorming.
Vertegenwoordiging Regulier overleg Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Opleiden & Oefenen Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Artikel
Art 9
Art 10
Art 11
Actielijst convenant Drinkwater, versie 15 september 2012
Actiepunten: • In geval van een grootschalige multidisciplinaire oefening (bijv. Waterproef) word het drinkwaterbedrijf door de veiligheidsregio bijtijds uitgenodigd om aan te sluiten; • Partijen stemmen het multidisciplinaire meerjarig oefenbeleid en planning op elkaar af en plannen gezamenlijke oefeningen in; • Partijen sturen elkaar jaarlijkse de oefenagenda’s toe.
Actiepunten: • Indien nodig worden partijen uitgenodigd voor een overlegstructuur. • De veiligheidsregio initieert op reguliere basis de organisatie van themabijeenkomsten met alle crisispartners (drinkwaterbedrijven, waterschappen, elektriciteits- en gasbedrijven, spoor etc.) en de ambtenaren rampenbestrijding. Doel hiervan is het opbouwen van een goed netwerk en het uitwisselen van kennis en kunde inzake crisisbeheersing (onderlinge afhankelijkheden etc).
Actiepunten: • Partijen informeren elkaar over hun planvorming en wisselen daartoe de relevante crisisplannen uit. • Op grond van een nadere analyse van de crisisplannen worden de witte vlekken, daar waar het gaat om de noodzakelijke afstemming tussen drinkwaterbedrijf, veiligheidsregio en regiopolitie in kaart gebracht. • Relevante veranderingen in de crisisorganisatie (bijvoorbeeld in geval van veranderingen in de GRIP regeling) worden direct doorgekoppeld aan de andere partij(en) en zullen deel uit maken van nieuw te maken plannen. • Veiligheidsregio en drinkwaterbedrijf spreken af hoe en wanneer het drinkwaterbedrijf een bijdrage levert aan het risicoprofiel van de veiligheidsregio.
Regionale afspraak/ actiepunt
Jaarlijks
2e kwartaal 2013
Jaarlijks
Gereed, doorlopend
Tijdpad/ deadline
Vitens en Veiligheidsregio
Veiligheidsregio en Vitens
Veiligheidsregio en Vitens
Eigenaar
3
Participatie crisisteams Veiligheidsregio en Netbeheerder(s) werken afspraken uit over deelname van liaisons aan operationele en bestuurlijke overlegstructuren;
Grensoverschrijdend drinkwater gerelateerd incident Als uitgangspunt geldt dat de “bronregio” het aanspreek- en coördinatiepunt naar het drinkwaterbedrijf vormt.
Nooddrinkwater
Art 12
Art 13
Art 14
Actiepunten: • In het gemeentelijk draaiboek wordt een overzicht opgenomen van de door de gemeenten aangewezen distributiepunten. Mutaties in de locaties van de distributiepunten worden direct door de gemeente aan het drinkwaterbedrijf doorgegeven. • Daarnaast omvat bovengenoemd draaiboek een beschrijving van ten minste de volgende onderdelen: - Organisatie rondom de logistieke ondersteuning bij doorlevering van nooddrinkwater aan consumenten en andere afnemers; - Organisatie en wijze van doorlevering van nooddrinkwater aan ziekenhuizen, bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen, gevangenissen en overige instellingen met niet-zelfredzamen 3; mutaties in (de contactgegevens van) bovengenoemde instellingen worden door de gemeenten aan het drinkwaterbedrijf doorgegeven.
Actiepunt: • De veiligheidsregio treedt met die collega regio’s in contact welke onder hetzelfde voorzieningsgebied van het drinkwaterbedrijf vallen om afspraken te maken over één aanspreek- en coördinatiepunt voor het drinkwaterbedrijf.
Actiepunten: • Veiligheidsregio en drinkwaterbedrijf werken afspraken uit over deelname aan operationele overlegstructuren (ROT/CoPI); • Drinkwaterbedrijf heeft binnen de eigen organisatie liaison aangewezen die in voorkomende gevallen zullen participeren in de diverse crisisteams. De bereikbaarheidsgegevens van deze liaisons worden aan de veiligheidsregio doorgegeven. • Binnen de opschalingstructuur krijgen de liaisons van het drinkwaterbedrijf fysieke ondersteuning.
Regionale afspraak/ actiepunt
Veiligheidsregio
Gereed
Gemeenten (werkgroep algemeen)
Gemeenten en Vitens
1e kwartaal 2013 (bestaand plan)
1e kwartaal 2013 (bestaand plan)
Veiligheidsregio
Vitens
Gereed
Ten tijde van een incident
Vitens en Veiligheidsregio
Eigenaar
Gereed
Tijdpad/ deadline
Niet-zelfredzamen zijn inwoners van een instelling waarvan niet kan of mag worden verwacht dat zij het hen toekomende nooddrinkwater zelf kunnen ophalen op het distributiepunt en waarvan de instelling redelijkerwijs niet in staat is zelf passende (tegen)maatregelen te nemen. Actielijst convenant Drinkwater, versie 15 september 2012
3
Actiepunt
Artikel
4
Netcentrisch werken Partijen werken volgens de netcentrische wijze van informatievoorziening.
Uitwerkingsvoorstellen
Art 16
Art 17
Actiepunt: • Ieder jaar zal de actielijst onderwerp van gesprek zijn bij een gezamenlijk overleg tussen (de vertegenwoordigers van de) directies van de partijen. Daar waar partijen dat nodig achten, wordt de actielijst aangepast.
Actiepunten: • Veiligheidsregio verstrekt het drinkwaterbedrijf een gebruikersnaam en wachtwoord t.b.v. toegang tot de netcentrische applicatie; • Drinkwaterbedrijf plaatst relevante gegevens in het systeem en controleert deze minimaal één maal per jaar op juistheid.
Actiepunten: • In het geval er sprake is van beleids- en/of wetswijzigingen informeren partijen elkaar en treden zij in overleg over de eventuele gevolgen hiervan voor de onderlinge samenwerking en/of de crisisbeheersing in bredere zin. • Partijen maken afspraken over de wijze en het soort (vertrouwelijke) informatie dat uitgewisseld wordt.
Regionale afspraak/ actiepunt
De artikelen 18, 19 en 20 van het convenant zijn niet relevant voor de afspraken- en actielijst. Actielijst convenant Drinkwater, versie 15 september 2012
Werkwijze en informatievoorziening Partijen informeren elkaar over en weer over relevante ontwikkelingen die voor de samenwerking van belang kunnen zijn, daarbij rekening houdend met de mogelijke vertrouwelijkheid van informatie.
Art 15
4
Actiepunt
Artikel4
Veiligheidsregio
Vitens
Jaarlijks
Jaarlijks in oktober
Veiligheidsregio
Vitens en veiligheidsregio
Eigenaar
Gereed
Jaarlijks
Tijdpad/ deadline
5
Landelijk Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio's, Politie en Netbeheerders van gas en elektriciteit
Partijen A. De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, vertegenwoordigd door de voorzitter van de Veiligheidsregio mevrouw P. Krikke, hierna te noemen "Veiligheidsregio"; B. Het regionale Politiekorps Gelderland-Midden, vertegenwoordigd door de korpsbeheerder de heer P. Miltenburg, hierna te noemen "Politie"; C. Netbeheer Nederland, Vereniging van Energienetbeheerders in Nederland, hierna te noemen "Netbeheerder(s)";
Overwegende, dat -
de energiesector door het Kabinet aangemerkt is als vitaal voor de Nederlandse samenleving;
-
de energiebedrijven in het wetgevingstraject van de Wet Veiligheidsregio’s benoemd zijn tot crisispartner van de Veiligheidsregio’s 1;
-
dit Convenant zich beperkt tot transport en distributie van gas en elektriciteit, dus niet de productie van gas en elektriciteit noch de productie, transport en distributie van warmte omvat;
-
Veiligheidsregio's verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding op en bestrijding van rampen en crises en hiervoor afspraken moeten maken met crisispartners;
-
het bestuur van de Veiligheidsregio verantwoordelijk is voor de organisatie van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing welke wordt vastgelegd in het regionaal crisisplan en waarin tevens de afspraken met crisispartners over risico- en crisisbeheersing worden opgenomen;
-
de Politie in het kader van risico- en crisisbeheersing verantwoordelijk is voor de (uitvoering van) Politieprocessen binnen de rampbestrijding en crisisbeheersing, alsmede taken en verantwoordelijkheden heeft rondom bescherming vitale infrastructuur ten tijde van alertering;
-
het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (Atb) in zichzelf buiten de reikwijdte van het Convenant valt en afspraken in dit kader met de ondertekening van het Convenant dan ook niet wijzigen.
-
afstemming en samenwerking tussen de Veiligheidsregio, Politie en de Netbeheerders voor gas en elektriciteit van cruciaal belang zijn om te komen tot een adequate crisispreparatie, respons en nazorg in relatie tot (dreigende) verstoring of uitval van gas of elektriciteit;
-
bij het inventariseren van de onderhavige risico’s een all-hazards-approach2 zal worden gevolgd;
1
Wet Veiligheidsregio’s - Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 117, nr. 3, p. 37 2 Het kenmerk van de all-hazards-approach is dat de verschillende typen mogelijke verstoringen, zoals technisch falen, menselijke fouten, calamiteiten, natuurrampen en moedwillige verstoring, in hun onderlinge samenhang bekeken worden.
Convenant gas en elektriciteit
1
-
partijen het wenselijk achten om gezamenlijk afspraken te maken met betrekking tot rampen en crises gerelateerd aan (dreigende) verstoring of uitval van gas en elektriciteit, zonder elkaars taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, dan wel de wettelijke basis daarvoor, te willen beïnvloeden of over te nemen;
-
partijen afspraken met betrekking tot de voornoemde samenwerking willen vastleggen in een Convenant;
-
bij een landelijke ramp of crisis de landelijke crisisorganisatie in werking treedt, waarover in dit Convenant geen afspraken zijn opgenomen;
-
een regiospecifieke actielijst deel uitmaakt van het Convenant, waarin door de partijen uit te voeren acties zijn opgenomen;
-
ten behoeve van de borging van de afgeronde actiepunten deze geoperationaliseerd worden in de dagelijkse bedrijfsprocessen en in de crisisplannen van partijen;
Spreken partijen met elkaar af:
Algemeen Artikel 1
Uitgangspunt Partijen spreken met elkaar af dat zij zich zullen inspannen om de samenwerking tot een succes te maken. Partijen werken samen om de risicobeheersing, rampenbestrijding en crisisbeheersing gerelateerd aan (dreigende) verstoring of uitval van gas en elektriciteit, herstel bij uitval van gas en elektriciteit, voorziene verminderde beschikbaarheid van de voorziening, en bescherming van infrastructuur, te optimaliseren en te operationaliseren.
Artikel 2
Doelen Partijen vergroten de kennis van elkaars organisatie en processen en komen tot daadwerkelijke samenwerking inzake de risicobeheersing en (voorbereiding op de) rampenbestrijding en crisisbeheersing gerelateerd aan (dreigende) verstoring of uitval van gas en elektriciteit, herstel bij uitval van gas en elektriciteit, voorziene verminderde beschikbaarheid van de voorziening, en bescherming van infrastructuur. Wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden inzake risico- en crisisbeheersing op het gebied van gas en elektriciteit blijven ongewijzigd en worden door het Convenant niet beïnvloed. Reeds bestaande convenanten en afspraken blijven bestaan, tenzij expliciet besloten wordt dat zij vervallen.
Artikel 3
Citeertitel Convenant inzake de samenwerking tussen Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, Politieregio Gelderland-Midden en Netbeheerders, met betrekking tot risico- en crisisbeheersing in de regio Gelderland-Midden.
Artikel 4
Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden De ministers van EL&I en V&J, de landelijke en regionale Netbeheerders en de Veiligheidsregio en Politie hebben (wettelijke) taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die met dit Convenant ongewijzigd blijven. Zie bijlage 1 voor de belangrijkste taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de genoemde partijen op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing.3
3
Zoals omschreven in de Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing d.d. november 2010, zie ook bijlage 1.
Convenant gas en elektriciteit
2
Risicobeheersing Artikel 5
Risicobeheersing Ten behoeve van het optimaliseren van de risicobeheersing: - bekijken partijen gezamenlijk de risico's in de regio gerelateerd aan gas en elektriciteit. De Veiligheidsregio verwerkt deze analyse in het regionale Risicoprofiel. - maken Netbeheerder(s) en de Politie afspraken omtrent de bewaking en beveiliging van in de regio gelegen kwetsbare gas- en elektriciteitsgerelateerde objecten.
Communicatie Artikel 6
Risicocommunicatie ("koude fase") - Het bestuur van de Veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de bevolking (burgers, bedrijven, instellingen) informatie wordt verschaft over de risico's, voorbereidende en preventieve maatregelen aangaande (dreigende) verstoring of uitval van gas of elektriciteit binnen de Veiligheidsregio. - De Netbeheerders leveren inhoudelijke informatie ten behoeve van de risicocommunicatie door de Veiligheidsregio;
Artikel 7
Crisiscommunicatie ("warme fase") - Zolang het openbaar bestuur nog niet betrokken is bij het incident draagt de bij het incident betrokken Netbeheerder zorg voor de communicatie. - De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. De Veiligheidsregio speelt hierbij een ondersteunende rol. De Netbeheerders leveren inhoudelijke informatie. - Bij een gas- of elektriciteitsgerelateerd incident met een bovenlokaal karakter vindt afstemming plaats tussen de Veiligheidsregio en de regionale en eventueel de landelijke Netbeheerder over (het voorbereiden van) de crisiscommunicatie. - In geval van (terreur)dreiging wordt voorlichting en communicatie afgestemd met de verantwoordelijke (landelijke) autoriteiten.
Artikel 8
Melding en alarmering - Partijen maken afspraken over bereikbaarheid ten behoeve van alarmering en melding. - Alarmering en melding van en naar partijen vindt plaats via de (gemeenschappelijke) meldkamer in de Veiligheidsregio en het centrale meldingspunt van de Netbeheerder. - Partijen hebben in bijlage 2 afspraken gemaakt over de aard van meldingen en incidenten waarover zij elkaar dienen te informeren. Het gaat hierbij ook om voorbereidend overleg in geval van exceptionele en substantiële nietbeschikbaarheid van de gebruikelijke reservecapaciteit.
Artikel 9
Noodcommunicatie - Partijen maken afspraken over inzet, gebruik en de procedures ten aanzien van noodcommunicatie.
Convenant gas en elektriciteit
3
Leiding en coördinatie Artikel 10
Afstemming planvorming - Bij nieuw te ontwikkelen plannen of wijzigingen van reeds bestaande plannen voor de risico- en crisisbeheersing, op of gerelateerd aan het terrein van gas- of elektriciteit, betrekken en informeren partijen elkaar. - De regionale Netbeheerder wordt door de Veiligheidsregio benaderd om een bijdrage te leveren aan het Beleidsplan, het Crisisplan en het Risicoprofiel van de Veiligheidsregio.
Artikel 11
Vertegenwoordiging regulier overleg ("koude fase") - Partijen maken afspraken over de vertegenwoordiging in elkaars overlegstructuren teneinde de samenwerking te bevorderen.
Artikel 12
Opleiden, trainen en oefenen - Partijen maken capaciteit vrij voor het gezamenlijk ontwikkelen van scenario’s ten behoeve van opleiden, trainen en oefenen, het voorbereiden en evalueren van oefeningen en het implementeren van de verbeterpunten. - Partijen organiseren oefeningen met elkaar en stemmen hun meerjarig oefenbeleid en de planning hiervan op elkaar af.
Artikel 13
Participatie crisisteams ("warme fase") - Liaisons van de regionale Netbeheerder(s) en eventueel de landelijke Netbeheerder maken desgevraagd deel uit van de operationele en bestuurlijke overlegstructuren van de Veiligheidsregio’s. - In overleg met betrokken partijen kan in voorkomende gevallen de werkwijze en het uitbrengen van liaisons anders worden georganiseerd, waaronder het desgevraagd afvaardigen van een liaison van de Veiligheidsregio naar het crisisteam van de (regionale) Netbeheerder.
Artikel 14
Regiogrensoverschrijdend incident - In geval van een regiogrensoverschrijdend incident, waarbij meerdere Veiligheidsregio’s betrokken zijn, organiseert de bronregio, indien gewenst, voor de Netbeheerder(s) één aanspreek- en coördinatiepunt vanuit de verschillende Veiligheidsregio’s. - Bij een landelijke ramp of crisis treedt de landelijke crisisorganisatie in werking, waarover in dit Convenant geen afspraken zijn opgenomen.
Noodenergie Artikel 15
Organisatie van noodenergie - De (regionale) Netbeheerder kan bij grootschalige en langdurige onderbrekingen, indien gewenst, coördinerend optreden ten aanzien van het inzetten en aansluiten van de beschikbare noodenergie. Zij doet dit op basis van de prioriteiten, die zijn vastgesteld door het bij het incident betrokken openbaar bestuur. Het leveren van noodenergievoorzieningen is geen verantwoordelijkheid van Netbeheerders en Veiligheidsregio's.
Veiligheid Artikel 16
Veiligheidsmaatregelen - Partijen houden zich over en weer aan de van toepassing zijnde (wettelijke) veiligheidsmaatregelen en richtlijnen. - Partijen maken afspraken over de te hanteren veiligheidsprocedures en maken daarbij gebruik van reeds bestaande landelijk gehanteerde protocollen of richtlijnen. - In geval men niet bekend is met de te hanteren protocollen of richtlijnen vindt overleg plaats met de betrokken partij over de te nemen maatregelen. - In bijlage 2 is een aantal landelijke protocollen en richtlijnen weergegeven.
Convenant gas en elektriciteit
4
Informatiemanagement Artikel 17
Werkwijze en informatievoorziening - Partijen informeren elkaar over en weer over relevante ontwikkelingen die voor de samenwerking van belang kunnen zijn, daarbij rekening houdend met de mogelijke vertrouwelijkheid van informatie. - Partijen zorgen ervoor dat de andere Convenantpartijen te allen tijde over de juiste (bereikbaarheid)gegevens kunnen beschikken en dragen zorg voor goed beheer van de aan hen verstrekte gegevens. - Partijen wisselen via op elkaar afgestemde (digitale) standaarden informatie uit en maken hier afspraken over. - Voorgaande gebeurt met inachtneming van de geheimhoudingsverplichtingen van Netbeheerders voor gas en elektriciteit voortvloeiende uit respectievelijk de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet.
Uitwerking Artikel 18
Uitwerkingsvoorstellen (actielijst) - Ten behoeve van de meer concrete uitwerking van de afspraken in dit Convenant wordt een actielijst opgenomen. Deze actielijst is een dynamisch en regiospecifiek document en wordt jaarlijks geactualiseerd middels een gezamenlijk overleg tussen (de vertegenwoordigers van de) directies van de partijen. Daar waar partijen het nodig achten, zal de actielijst worden aangepast. - De Veiligheidsregio neemt het initiatief tot het uitwerken van de actielijst. - Separaat is de actielijst bijgevoegd. De indeling van de actielijst dient consistent te zijn met de artikelgewijze indeling van het Convenant.
Artikel 19
Kosten Partijen dragen elk hun eigen kosten met betrekking tot de uitvoering van de afspraken uit dit Convenant, tenzij anders wordt overeengekomen.
Artikel 20
Inwerkingtreding en looptijd - Dit Convenant treedt in werking na ondertekening door alle in dit document genoemde partijen en geldt voor onbepaalde tijd. - Iedere vier jaar, of eerder indien hiertoe aanleiding is, wordt de actualiteitswaarde van het Convenant door de partijen beoordeeld.
Artikel 21
Beheer - Het Veiligheidsberaad draagt zorg voor het beheer van het Convenant. - Het Veiligheidsberaad en Netbeheer Nederland monitoren de voortgang van de regionale implementatie van het Convenant.
Artikel 22
Wijziging of beëindiging - Indien één (of meerdere) van de partijen wijzigingen wil aanbrengen in de afspraken binnen de actielijst, treden de partijen hiertoe met elkaar in overleg. - Indien één (of meerdere) van de partijen wijzigingen wil aanbrengen in het Convenant, wordt het voorstel ter goedkeuring voorgelegd aan het Veiligheidsberaad, het Korpsbeheerdersberaad, Netbeheer Nederland en het ministerie van EL&I. - Iedere partij kan de in dit Convenant gemaakt afspraken beëindigen. Zij doet dit middels een schriftelijke, gemotiveerde mededeling aan de andere partijen, waarna de partijen met elkaar in overleg treden.
Convenant gas en elektriciteit
5
Ondertekening Aldus overeengekomen en in drievoud getekend te Arnhem op 31 oktober 2012
Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden
Politieregio Gelderland-Midden
Pauline Krikke voorzitter Veiligheidsbestuur
Pim Miltenburg korpsbeheerder
Netbeheer Nederland
…
Convenant gas en elektriciteit
6
Bijlage 1: Wettelijke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden In deze bijlage staan, zonder te pretenderen volledig te zijn, de belangrijkste taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van verschillende partijen inzake de rampenbestrijding en crisisbeheersing op het gebied van gas en elektriciteit. In onderstaande figuur staan in één oogopslag de verbanden binnen en tussen de algemeenbestuurlijke kolom en de functionele kolom. Bestuurlijke netwerkkaart elektriciteit & gas Bron: Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing, Haarlem, november 2010 (2e druk).
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie De minister van EL&I heeft de volgende taken en bevoegdheden: - Monitoren leverings- en voorzieningszekerheid (art, 4a, elektriciteitswet 1998 en art. 52a Gaswet) - Aanbesteding productiecapaciteit (igv elektriciteit, art. 9a, elektriciteitswet) - Het opvragen van inlichtingen aan een producent, leverancier, handelaar, Netbeheerder, elektriciteitsbeurs, gasbeurs of afnemer (art. 78 elektriciteitswet 1998, art.34 Gaswet); - Bij taakverwaarlozing opdracht geven aan Netbeheerder om een voorziening te treffen (art.13 elektriciteitswet 1998, art.5 Gaswet); - In geval van Buitengewone omstandigheden kan gebruik gemaakt worden van prioritering (verdeling van schaarste) (Distributiewet (noodwetgeving)).
Convenant gas en elektriciteit
7
- Indien een incident op het gebied van gas en/of elektriciteit een bovenregionale uitstraling heeft, kan opgeschaald worden naar een hoger bestuursniveau; in dit geval is dan het ministerie van EL&I het verantwoordelijke ministerie. Tussen de Netbeheerders en het ministerie van EL&I zijn afspraken gemaakt in welke gevallen storingen gemeld worden. Deze afspraken vallen buiten dit Convenant. Rijksheren - De rijksheer van EL&I (economische commissaris) wordt net als de andere rijksheren gerekend tot de zogeheten crisispartners van de Veiligheidsregio’s en wordt betrokken bij de planvorming en het RBT. - De rijksheer van EL&I treedt op namens en voor het bedrijfsleven in de regio, maar niet voor de vitale sectoren, dus vervult geen rol ten aanzien van elektriciteit en gas. Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) De minister van V&J is verantwoordelijk voor de afstemming van de orde- en veiligheidsmaatregelen op landelijk niveau. Veiligheidsregio Veiligheidsregio's zijn verantwoordelijk voor het maken van afspraken met haar crisispartners, waaronder Netbeheerders, over de samenwerking ter voorbereiding op en bestrijding van een incident of ramp (Wet Veiligheidsregio’s - Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 31 117, nr. 3, p. 37, en Wet Veiligheidsregio’s - Nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, 20 mei 2008); Politie De Politie is verantwoordelijk voor de bewaking en beveiliging van vitale infrastructuur, in het kader van openbare orde en veiligheid. Hierover maakt de Politie afspraken met de beheerders van vitale objecten. Op basis van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) worden vanuit zowel de Politie als vanuit de beheerder veiligheidsmaatregelen genomen. Netbeheerder De Netbeheerders (zowel de regionale Netbeheerders als de landelijke Netbeheerders) hebben de volgende taken en bevoegdheden: - Het registreren van Storingen (Elektriciteitswet 1998, Gaswet en MR Kwaliteit 4); - Taken en verplichtingen t.a.v. het door hem beheerde net, waaronder het herstellen van het net na een onderbreking (art. 16 Elektriciteitswet 1998, art. 10 Gaswet en MR Kwaliteit); - Onderling samenwerken/informeren (Elektriciteitswet 1998, Gaswet en samenwerkingsregeling); - Het treffen van maatregelen bij onvoorziene situaties (samenwerkingsregeling, Netcode en aansluit- en transportvoorwaarden gas); - Indien een onderbreking leidt tot problemen van openbare orde en veiligheid het verstrekken van informatie omtrent een onderbreking aan het lokale gezag (Wet rampen en zware ongevallen); - De taken en bevoegdheden van de Netbeheerder zijn gerelateerd aan het net. De Netbeheerder heeft geen taak om afnemers te voorzien van elektriciteit/gas anders dan middels zijn net.
4
Ministeriële Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas.
Convenant gas en elektriciteit
8
- Als dit technisch mogelijk is, is voor het af- en aanschakelen van afnemers een prioriteitsvolgorde voorgeschreven, welke verder is uitgewerkt in bescherm- en herstelplannen: a. openbare orde en veiligheid, volksgezondheid; b. kritische processen industrie, nuts- en basisvoorzieningen; c. overige industrie, openbare gebouwen, bedrijven en consumenten. (MR tariefstructuren en voorwaarden) Het in stand houden van de elektriciteitsvoorziening en het voorkomen van grote schade aan het net of de elektrotechnische infrastructuur en van uitbreiding van de stroomstoring staan echter altijd voorop. Landelijke Netbeheerder Elektriciteit De beheerder van het landelijke elektriciteitsnet heeft naast de bovengenoemde taken en bevoegdheden, de volgende taken en bevoegdheden: - Het treffen van maatregelen ter handhaving van de energiebalans met de volgende volgorde: inzet regelvermogen, inzet reservevermogen, inzet noodvermogen, oproep aan producenten nog niet beschikbaar gesteld vermogen in te zetten en zo nodig het geven van opdrachten daartoe, inzet van gedoogvermogen, afschakelen van afnemers en het ter zake geven van opdrachten aan netbeheerders, geheel of gedeeltelijk annuleren van exporten (Elektriciteitswet 1998, Ministeriële regeling tariefstructuren, systeemcode). Landelijke Netbeheerder Gas De beheerder van het landelijke gasnet heeft naast de bovengenoemde taken en bevoegdheden, de volgende taken en bevoegdheden: - Het in evenwicht houden van het landelijk gastransportnet (Gaswet, MR tariefstructuren, code wettelijke taken LNB van algemeen belang). Opschaling van regionaal naar landelijke niveau - Een lokale of regionale crisis wordt in de meeste gevallen opgevangen door de op dat niveau opererende overheden (gemeente of Veiligheidsregio) en organisaties. Afhankelijk van aard en omvang van het incident kunnen op dat niveau meerdere organisaties worden ingezet (horizontale opschaling). Indien een crisis een bovenregionale uitstraling heeft komt een hoger bestuursniveau in beeld (verticale opschaling). - Op Rijksniveau is ieder ministerie zelf verantwoordelijk voor de te nemen crisisbeheersingsmaatregelen (preparatie, respons en herstel) op het eigen beleidsterrein. Ieder ministerie is eveneens verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de crisisbeheersingsmaatregelen te nemen door de vitale bedrijven, instellingen en objecten, voor zover deze entiteiten onder zijn verantwoordelijkheid vallen. - Indien gewenst kan een liaison van TenneT of Gasunie plaatsnemen in het EL&I-crisisteam, maar advies vanuit de Netbeheerder kan ook op afstand worden ingebracht in het EL&Icrisisteam. EL&I brengt het in de landelijke overlegstructuren.
Convenant gas en elektriciteit
9
Bijlage 2: Meldingscriteria en veiligheidsrichtlijnen Meldings- en alarmeringscriteria incident of calamiteit De regionale Netbeheerder informeert de Veiligheidsregio bij incidenten m.b.t.: • Elektriciteit: Bij uitval/verstoring van de elektriciteitsvoorziening in het middenspanningsnet (MS tot 25kV) of hoogspanningsnet (HS > 25kV) met een verwachte duur van meer dan 15 minuten, zo mogelijk met opgave van het getroffen gebied. • Gas: Bij uitval/verstoring van de gasvoorziening die gepaard gaat met brand of explosie, of met een dreiging van een explosie. • Gas: De landelijke netbeheerder Gasunie informeert de veiligheidsregio (via de GMK) bij voorgenomen grote afblaasacties die mogelijk geluidsoverlast en milieuhinder kunnen opleveren. Kleine afblaasacties van geringe omvang worden niet gemeld. Meldingscriteria bij substantiële niet-beschikbaarheid Tijdens de reguliere bedrijfsvoering binnen de Elektriciteit- of Gasnetten kan er sprake zijn van een langdurig verminderde beschikbaarheid van reserve capaciteit. Hoewel niet direct van invloed op de energievoorziening kan deze verminderde beschikbaarheid in combinatie met een gelijktijdige storing tot zeer grote maatschappelijke effecten leiden. Als de regionale Netbeheerder een dergelijke exceptionele situatie onderkent, zal zij ter preparatie van hulpdiensten en vitale/gevoelige grote afnemers deze situatie melden aan de Veiligheidsregio. Landelijke veiligheidsprotocollen en richtlijnen Voor het blussen van branden in de nabijheid van hoogspanningslijnen hanteren de betrokken Netbeheerders het “algemeen protocol inzet brandweer bij calamiteiten nabij hoogspanningslijnen” Dit protocol is in samenwerking met Netbeheerders opgesteld door het NIFV/NIBRA . Voor het veilig werken in de nabijheid van aardgasbuisleidingen hanteren de betrokken Netbeheerders de “Handreiking buisleidingincidenten” uitgegeven door het ministerie van Veiligheid en Justitie.
Convenant gas en elektriciteit
10
Risicobeheersing - De Veiligheidsregio vraagt de Netbeheerder om informatie ten behoeve van het regionaal Risicoprofiel. De Netbeheerder stelt deze informatie actief beschikbaar. - Netbeheerders en de Politie maken afspraken omtrent de bewaking en beveiliging van in de regio gelegen kwetsbare gas- en elektriciteitsgerelateerde objecten.
Art 5
Actiepunten: - Opsturen digitaal exemplaar risicoprofiel aan netbeheerders. - Doorgeven contactpersonen voor risicoprofiel - Als er sprake is van een dreiging voor A-locaties dan zijn de afspraken in het kader van de Alerteringsregeling van toepassing. - Netbeheerders en politie leggen contacten daar waar nodig is. - Netbeheerders en politie nemen contact met elkaar op als er sprake is van specifieke informatie in de toezichtfase. Bijvoorbeeld als er een melding komt: waar moet men rekening mee houden en welke acties moeten worden ondernomen.
Afspraken: - Risicoprofiel is vastgesteld. - Politie Gelderland-Midden hanteert circulaire bewaken beveiligen.
Actiepunten: - Checken behoefte binnen regio (regiegroep MOTO) workshop elektriciteit en gas - Organiseren bijeenkomsten kennismaking ROT voor liaisons netbeheerders
Afspraken: - Netbeheerders bieden een workshop aan waarin deelnemers aan de hoofdstructuur kennis kunnen maken met thema elektriciteit en gas. Een bezoek is ook mogelijk. - Veiligheidsregio biedt een workshop ROT aan. Netbeheerders geven aan dat hier behoefte aan is.
Regionale afspraak/ actiepunt
De artikelen 1, 3 en 4 van het convenant zijn niet relevant voor de afspraken- en actielijst. Actielijst convenant gas en elektra, versie 7 september 2012
Doelen Door partijen wordt bij zowel de Veiligheidsregio als de Netbeheerder(s) een activiteit georganiseerd, met als doel het delen en uitwisselen van kennis over de crisisorganisatie van de partijen. Een wederzijds bezoek aan de meldkamer in de Veiligheidsregio en het centraal meldingspunt van de Netbeheerder maakt deel uit van de activiteit.
Art 2
1
Actiepunt
Artikel1
- Vitale partners - Netbeheerders en Politie - Netbeheerders en Politie - Netbeheerders en Politie
- zsm - doorlopend
- zsm - doorlopend
- Veiligheidsregio
- Veiligheidsregio
- 2e kwartaal 2013
- gereed
- Veiligheidsregio
Eigenaar
- 4e kwartaal 2012
Tijdpad/ deadline
ACTIELIJST NETBEHEERDERS, POLITIE GELDERLAND-MIDDEN EN VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
1
Crisiscommunicatie Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Melding en alarmering
Noodcommunicatie Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Art 7
Art 8
Art 9
Art 6
Actiepunt (bron bijlage raammodel) Risicocommunicatie Partijen geven op de volgende wijze invulling aan de in het Convenant opgenomen afspraken:
Artikel
Actielijst convenant gas en elektra, versie 7 september 2012
Actiepunten: - vitale partners doen 2x per jaar mee aan NATVIRoefening. - Er worden afspraken gemaakt t.a.v. het gebruik van C2000 - Er wordt een verbindingstest C2000 georganiseerd
Afspraak: - Netbeheerders zijn zelf verantwoordelijk voor eigen noodcommunicatie (C2000, noodnet). In noodgevallen kunnen netbeheerders als bijzondere gebruikers van C2000 rechtstreeks met C2000 contact opnemen met de Meldkamer.
Afspraken: - Alle bereikbaarheidsgegevens van crisispartners zijn voor de Veiligheidsregio beschikbaar via de Meldkamer. - Netbeheerders zorgen zelf voor dat de Meldkamer over de juiste gegevens beschikt. - Alarmering vindt plaats conform coördinatieplan uitval nuts. - Eventuele wijzigingen in bereikbaarheidsgegevens worden door de netbeheerder zelf doorgegeven aan de Meldkamer via: [email protected]
Actiepunt: Communicatieadviseur neemt contact op met communicatieadviseurs netbeheerders om kennis te maken/ nadere afspraken te maken
Regionale afspraak/ actiepunt Actiepunt: Communicatieadviseur neemt contact op met communicatieadviseurs netbeheerders om kennis te maken/ nadere afspraken te maken
-
-
1e kwartaal 2013 1e kwartaal 2013
- doorlopend
- checken 2012
- 1e kwartaal 2013
- 1e kwartaal 2013
Tijdpad/ deadline
- Veiligheidsregio en netbeheerders - netbeheerder en veiligheidsregio - netbeheerder en veiligheidsregio
- Veiligheidsregio en netbeheerders
- Veiligheidsregio
- Veiligheidsregio (voorzitter werkgroep voorlichting)
Eigenaar
2
Vertegenwoordiging regulier overleg (koude fase)
Opleiden, trainen en oefenen Partijen maken afspraken over voor welke opleidingen, trainingen en oefeningen zij elkaar uitnodigen en met welke frequentie.
Participatie crisisteams (warme fase) Veiligheidsregio en Netbeheerder(s) werken afspraken uit over deelname van liaisons aan operationele en bestuurlijke overlegstructuren; Partijen zorgen voor adequate ondersteuning van de liaisons (inzake o.a. werkplekken, connectiviteit, toegang etc.).
Art 11
Art 12
Art 13
Art 10
Actiepunt (bron bijlage raammodel) Afstemming planvorming Op grond van een nadere analyse van de crisisplannen worden de witte vlekken, daar waar het gaat om de noodzakelijke afstemming tussen Netbeheerder(s), Veiligheidsregio en Politie in kaart gebracht. Veiligheidsregio en Netbeheerder(s) spreken af hoe en wanneer de Netbeheerder een bijdrage levert aan het Risicoprofiel, Crisisplan en Beleidsplan van de Veiligheidsregio.
Artikel
Actielijst convenant gas en elektra, versie 7 september 2012
Afspraak: - Netbeheerders beschikken over functionarissen die op afroep als liaison kunnen worden ingezet tijdens een ramp of crisis. Opgemerkt wordt dat men geen garanties kan geven over de opkomsttijd.
Afspraken: - Er worden geen vaste oefenfrequenties afgesproken. - Partijen informeren elkaar tijdig als er behoefte is aan een gezamenlijke oefening. Voor de Veiligheidsregio geldt dat zij eventuele oefenverzoeken voor augustus krijgt om deze te kunnen verwerken in het jaarplan van het jaar erop.
Afspraak: Indien noodzakelijk worden partijen uitgenodigd voor een overlegstructuur.
Regionale afspraak/ actiepunt Afspraak: Gelderland-Midden beschikt over een coördinatieplan uitval nuts. Dit plan wordt tijdens uitval nuts door de coördinerende teams (met name ROT) gebruikt. Bij actualisatie van dit plan worden netbeheerders betrokken.
Tijdpad/ deadline
- Netbeheerders
- Veiligheidsregio en netbeheerder
- Veiligheidsregio en netbeheerders
- Veiligheidsregio
Eigenaar
3
Noodenergie De Veiligheidsregio stelt in samenspraak met de gemeenten en regionale Netbeheerder een overzicht samen van de kritische objecten (met prioritering) en zorgt voor een jaarlijkse update.
Veiligheid Veiligheidsregio en Netbeheerder(s) sluiten zoveel mogelijk aan bij bestaande afgestemde protocollen, zoals opgenomen in Bijlage 2.
Werkwijze en informatievoorziening Partijen maken afspraken over de wijze en het soort (vertrouwelijke) informatie dat uitgewisseld wordt.
Art 15
Art 16
Art 17
Art 14
Actiepunt (bron bijlage raammodel) Regiogrensoverschrijdende incidenten De Veiligheidsregio treedt met de buurregio’s in contact welke onder hetzelfde voorzieningsgebied van de regionaal Netbeheerder vallen om afspraken te maken over één aanspreek- en coördinatiepunt voor de Netbeheerder. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de “bronregio” het aanspreek- en coördinatiepunt naar de Netbeheerder vormt.
Artikel
Actielijst convenant gas en elektra, versie 7 september 2012
Actiepunt: - Binnen het ROT beschikt de liaison van de netbeheerder over het netcentrische systeem en via dit systeem, eventueel via mail, wordt informatie uitgewisseld.
Afspraak: - Veiligheidsregio werkt netcentrisch met een systeem.
Actiepunt: - Navraag in hoeverre dit protocol binnen Veiligheidsregio wordt gehanteerd, terugkoppeling netbeheerders.
Afspraak: - Netbeheerders verwijzen naar landelijk blusprotocol. Dit protocol is afgestemd met NIFV.
Afspraak: - In het coördinatieplan uitval nuts wordt voor kritische objecten verwezen naar de provinciale risicokaart.
Regionale afspraak/ actiepunt Afspraak: - bij regiogrens overschrijdende incidenten geldt als uitgangspunt dat de “bronregio” het aanspreek- en coördinatiepunt naar de Netbeheerder vormt.
- doorlopend
- Najaar 2012
Tijdpad/ deadline
- Veiligheidsregio, netbeheerders
- Veiligheidsregio
Eigenaar
4
Art 18
Artikel
Actiepunt (bron bijlage raammodel) Uitwerkingsvoorstellen Ieder jaar in de maand november zal de actielijst onderwerp van gesprek zijn bij een gezamenlijk overleg tussen (de vertegenwoordigers van de) directies van de partijen. Daar waar partijen dat nodig achten, wordt de actielijst aangepast.
Actielijst convenant gas en elektra, versie 7 september 2012
Regionale afspraak/ actiepunt Actiepunt: - Elk jaar in de maand november wordt de actielijst onderwerp van gesprek zijn bij een gezamenlijk overleg. De Veiligheidsregio neemt hierin het initiatief - november 2013
Tijdpad/ deadline
- Veiligheidsregio, netbeheerders, Politie
Eigenaar
5
6a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 6a Vereniging voor Publieke Gezondheid en Veiligheid in oprichting
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Vereniging voor Publieke Gezondheid en Veiligheid in oprichting Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: De verenigingen GHOR Nederland en GGD Nederland zijn voornemens hun onderlinge samenwerking te intensiveren. De besturen van deze verenigingen zijn gezamenlijk van mening dat de invoering van de functie Directeur Publieke Gezondheid noopt tot het samenvoegen van de verenigingen. De wens is om de beide Algemene ledenvergaderingen daarom om te vormen tot een Raad van Directeuren Publieke Gezondheid, met een samengevoegd ondersteuningsbureau. Het voorstel hiertoe leggen zij op korte termijn voor aan de huidige twee Algemene ledenvergaderingen, aan de Bestuursadviescommissie GHOR van het Veiligheidsberaad en het VNGplatform van GGD-bestuurders. In bijgevoegde brief wordt hier nader op ingegaan. De beide besturen hebben de bij de brief gevoegde visie ‘Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden’ omarmd als gezamenlijk uitgangspunt voor deze nieuwe vereniging.
Verdere behandeling
De directeur Publieke Gezondheid (Ype Schat) zal de komende maanden met wethouders en burgemeesters bespreken hoe in onze regio verdere vorm aan inhoud aan deze landelijke notitie zou moeten worden gegeven. Uitgangspunt hierbij is dat bestuurders op optimale wijze in de gelegenheid worden gesteld sturing te geven aan de uitvoering van ieders taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de publieke gezondheid. Tevens komt hierbij de verbinding tussen zorg en veiligheid aan de orde.
Aan: De portefeuillehouder GHOR van het Veiligheidsberaad De directeur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten
Datum: 18 september 2012
Kenmerk: 043-RH-600.00.12
Betreft: samenwerking GHOR NL en GGD NL
Contactpersoon: Ruud Houdijk, [email protected]
Geachte heren Meijer en Pans, Op 1 januari dit jaar is bij wet de functie Directeur Publieke Gezondheid ingevoerd, die aan het hoofd staat van de GHOR en GGD. Zoals eerder met u besproken, hebben de verenigingen GHOR Nederland en GGD Nederland hierin aanleiding gezien tot een heroriëntatie op hun onderlinge samenwerking. De besturen van beide verenigingen hebben afgelopen week uitgebreid gesproken over de voorgenomen ontwikkelrichting en de daarvoor benodigde randvoorwaarden. Graag bericht ik u middels dit schrijven nader over onze voornemens en wil ik u uitnodigen om vanuit uw bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de respectievelijke vakgebieden van de GHOR en GGD mede vorm te geven aan een toekomstbestendige branche. Voorgenomen richting De besturen van GHOR Nederland en GGD Nederland zijn gezamenlijk van mening dat de invoering van de functie DPG noopt tot het samenvoegen van de verenigingen, aangezien beide uit exact dezelfde leden zullen bestaan, zodra de benoemingen van alle DPG’s rond zijn. De wens is om de beide Algemene ledenvergaderingen daarom om te vormen tot een Raad van Directeuren Publieke Gezondheid, met een samengevoegd ondersteuningsbureau. De beide besturen hebben de bij deze brief gevoegde visie ‘Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden’ omarmd als gezamenlijk uitgangspunt voor deze nieuwe vereniging en leggen deze op korte termijn voor aan de huidige twee Algemene ledenvergaderingen, aan de Bestuursadviescommissie GHOR van het Veiligheidsberaad en het VNG-platform van GGD-bestuurders. In deze visie worden de beide velden evenwichtig beschreven en zijn de raakvlakken en synergie daartussen uitgewerkt. Vanuit de inhoud is een visie opgebouwd over de gezamenlijke toekomst van beide velden en de daarvoor in de regio benodigde functionaliteiten. Beide besturen zien dit als een uitstekende inhoudelijke agenda van waaruit de nieuwe vereniging kan worden opgebouwd en de belangen van zowel Publieke Gezondheid als Veiligheid goed kunnen worden behartigd en de regionale organisaties van GGD en GHOR vraaggericht kunnen worden ondersteund.
De nieuwe vereniging – met als werktitel ‘vereniging voor Publieke Gezondheid en Veiligheid’ – zal, evenals elke DPG in de eigen regio, functioneren onder de onderscheiden bestuurlijke primaten van de burgemeesters en de portefeuillehouders volksgezondheid, die volgen uit de twee wettelijke stelsels. Het Veiligheidsberaad is en blijft bestuurlijk eindverantwoordelijk voor de GHOR-taken die volgen uit de Wet Veiligheidsregio’s en de VNG voor de GGD-taken die volgen uit de Wet Publieke Gezondheid. De eerste kerntaak van de vereniging zal dan ook zijn om beide bestuurlijke gremia efficiënt, betekenisvol en integraal te adviseren over strategische bestuurlijke issues. Binnen de multidisciplinaire structuur van het Veiligheidsberaad zal de Raad van DPG’s daarom optreden als ‘managementraad’. De liaisonfunctie binnen het cluster BBO van het IFV zal worden behouden en zelfs verder versterkt. Ook binnen de structuur van de VNG staan wij een stevige bestuurlijke verankering voor. Graag treden wij in overleg over hoe de nieuwe vereniging de VNG nog intensiever zou kunnen ondersteunen bij de bestuurlijke beraadslagingen over de Publieke Gezondheid. Meerwaarde De beoogde meerwaarde van de nieuwe vereniging is allereerst een samenhangende ondersteuning en advisering van bestuurders en directeuren over alle aangelegenheden binnen de ‘witte kolom’. In de visie ‘Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden’ wordt betoogd dat het van belang is om naadloos te kunnen opschalen van dagelijkse naar grootschalige Publieke Gezondheid. Ook is consciëntieus uitgewerkt hoe Publieke Gezondheid, fysieke veiligheid en ook sociale veiligheid elkaar beïnvloeden en kunnen versterken. Om in de toekomst op de beschreven maatschappelijke ontwikkelingen te kunnen inspringen, is het van grote meerwaarde om aan de Raad van DPG’s en aan de bestuurlijke bovenbouw van Veiligheidsberaad en VNG de beoogde samenhangende ondersteuning en advisering namens de hele ‘witte kolom’ te kunnen bieden. Voorts is een belangrijke meerwaarde van de nieuwe vereniging een verbeterde ‘prijs-prestatieverhouding’. Beide besturen hebben namelijk als inzet om de advisering, belangenbehartiging en dienstverlening door een integrale aanpak niet alleen te verbeteren, maar ook te zoeken naar mogelijkheden om efficiënter te werken. Noodzakelijke randvoorwaarden De besturen hebben, mede op basis van eerdere bestuurlijke gesprekken, gezamenlijk goed nagedacht over de noodzakelijke randvoorwaarden en waarborgen voor de nieuwe vereniging. Beide besturen zijn op hoofdlijnen tot de volgende drie belangrijkste randvoorwaarden gekomen, waarop wij graag de reactie van Veiligheidsberaad en VNG vernemen: -
Herkenbaarheid van GHOR en GGD. De GHOR en GGD komen voort uit eigen wettelijke stelsels en zijn ook in de buitenwereld als eigen merknamen bekend. In de nieuwe vereniging worden beide samengebracht, maar voor zowel de GHOR en het Veiligheidsberaad als voor de GGD’en en de VNG zal de nieuwe vereniging in woord en daad herkenbaar en aanspreekbaar moeten blijven op beide vakgebieden.
-
Versterking liaisonfunctie in Schaarsbergen. De kern van de nieuwe vereniging is dat zij net als elke DPG moet kunnen optreden in een vele verschillende netwerken tegelijkertijd: acute zorg, gezondheidsbevordering, multidisciplinaire risico- en crisisbeheersing, sociale veiligheid, jeugdstelsel et cetera. Binnen het fysieke veiligheidsdomein wordt dit landelijke netwerk geïnstitutionaliseerd binnen het cluster BBO van het Instituut Fysieke Veiligheid. De nieuwe
vereniging zal binnen dit netwerk de huidige goede samenwerking door middel van de liaisonfunctie onverminderd moeten continueren en zelfs verder kunnen intensiveren, versterken en uitbouwen. De samenhangende advisering en ondersteuning voor de gehele breedte van de ‘witte kolom’ maakt het namelijk mogelijk om met meer liaisons nog meer aandacht te besteden aan de samenhang tussen dagelijkse en grootschalige Publieke Gezondheidstaken en ook op het vlak van sociale veiligheid is toenemende samenwerking mogelijk. -
Transparante financieringsstromen. De verenigingsactiviteiten van GHOR Nederland en GGD Nederland worden gefinancierd uit twee gescheiden contributiestromen. Gezien de onderscheiden wettelijke stelsels en bestuurlijke verantwoordelijkheden zullen deze financieringsstromen ook binnen de nieuwe vereniging duidelijk onderscheiden moeten blijven, zodat transparant bestuurlijk kan worden verantwoord aan Veiligheidsberaad en VNG wat de vereniging presteert met behulp van de contributies.
Vervolgstappen De besturen van GHOR Nederland en GGD Nederland hebben mij als voorzitter verzocht om namens beide verenigingen op te treden als kwartiermaker voor de nieuwe vereniging, samen met Ruud Houdijk als ambtelijk kwartiermaker. Mijn eerste stap is om een transparant proces te ontwerpen voor nauwe betrokkenheid van de leden van beide verenigingen en het Veiligheidsberaad en VNG, als bestuurlijk eindverantwoordelijken. Daartoe wil ik u allereerst uitnodigen te reageren op de in deze brief voorgestelde uitgangspunten en randvoorwaarden. Voorts zou ik u graag willen uitnodigen voor een periodiek overleg, waarin de voortgang van het proces wordt besproken en eventuele bestuurlijke beslispunten ten behoeve van het Veiligheidsberaad en de VNG kunnen worden voorbereid. Vooruitlopend op de nieuwe vereniging hebben de beide huidige besturen afgesproken om met ingang van heden gezamenlijk te vergaderen. Zo kunnen we gezamenlijk sturen op het transitieproces en al direct invulling geven aan de gewenste integrale afwegingen op het raakvlak van Publieke Gezondheid en Veiligheid. Vanaf januari 2013 zal ook voor de huidige twee ledenvergaderingen één vergaderschema worden gehanteerd, zodat de Raad van DPG’s de facto al functioneert. De komende maanden zullen, in overleg met u, alle benodigde verdere stappen worden gezet om daadwerkelijk tot één vereniging met ondersteuningsbureau te komen. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en zie uit naar een goede samenwerking met u in het komende proces. Hoogachtend,
Mr. E.M. d’Hondt Voorzitter GHOR Nederland en GGD Nederland
Bijlage: conceptvisie ‘Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden’
‘Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden’
- CONCEPT september 2012
‘Publieke Gezondheid en Veiligheid verbonden’ Gezondheid en veiligheid zijn voor de mens een groot goed. Zij behoren tot de meest basale levensbehoeften. Het zijn dan ook de belangrijkste kerntaken van de overheid, met de grootste uitgavenposten. Hoewel het verschillende maatschappelijke velden zijn, met eigen wettelijke stelsels, zijn er belangrijke raakvlakken waarop publieke organisaties voor gezondheid en veiligheid met elkaar moeten samenwerken. Om de samenhang hiertussen te verzekeren, wordt door lokale besturen de zogenaamde ´Directeur Publieke Gezondheid´ (DPG) aangesteld. Dit is een functie die in het grootste deel van het land al meer dan een decennium bestaat, maar sinds 1 januari 2012 ook formeel wettelijk is geborgd. In voorliggende visie wordt uiteengezet welke uitdagingen op het raakvlak van gezondheid en veiligheid de komende jaren op de Nederlandse samenleving afkomen en hoe de DPG kan helpen deze aan te gaan. De publieke verantwoordelijkheid voor gezondheid en veiligheid is geborgd in een uitgebreid stelsel van wet- en regelgeving. In Nederland is landelijk de publieke verantwoordelijkheid voor gezondheid en veiligheid primair ondergebracht bij de respectievelijke ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Veiligheid en Justitie (VenJ), met dien verstande dat diverse andere ministeries ook een belangrijke rol vervullen. Zo heeft gezondheid belangrijke raakvlakken met bijvoorbeeld sociale zaken en ruimtelijke ordening en veiligheid met onder andere infrastructuur en defensie. Op decentraal niveau dragen de colleges van Burgemeester & Wethouders de integrale verantwoordelijkheidvoor zowel lokaal gezondheidsbeleid als lokaal veiligheidsbeleid. Zij worden daarbij ondersteund door twee organisaties: de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) en de veiligheidsregio (brandweer, GHOR en meldkamer), beide georganiseerd op hetzelfde niveau van 25 regio´s. Hoewel een integrale verantwoordelijkheid van B&W, kennen gezondheid en veiligheid hun eigen wettelijke stelsels met daarin vastgelegde verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Gezondheid is veelal de portefeuille van een van de wethouders, terwijl veiligheid per definitie behoort tot de portefeuille van de burgemeester. Voor beide geldt dat ze vele raakvlakken hebben met (facet)beleid in andere bestuurlijke portefeuilles. Niet in de laatste plaats hebben beide velden grote raakvlakken met elkaar. Op deze raakvlakken is nauwe samenwerking nodig, met behoud van een transparante bestuurlijke verantwoordelijkheidsverdeling. Het realiseren van die samenwerking is de kernopgave van de Directeur Publieke Gezondheid, die directeur is van zowel de GGD als van de GHOR en directielid van de veiligheidsregio.
Waarom deze visie? De Directeuren Publieke Gezondheid hebben in alle recente maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen de noodzaak gezien tot het opstellen van een visie, ten behoeve van de bestuurlijke opdrachtgevers: de burgemeesters en wethouders. In deze visie worden gezondheid en veiligheid beide consequent behandeld: op de linkerpagina gezondheid, op de rechterpagina veiligheid en in het midden de raakvlakken en noodzakelijke samenwerking. Deze vergelijking is niet bedoeld om de verschillen tussen beide velden te benadrukken, maar juist om de raakvlakken en overlappen te kunnen benoemen. Op deze wijze wordt voor de bestuurlijk opdrachtgevers steeds transparant onderscheiden wat onder hun verantwoordelijkheid valt en hoe de DPG zorg draagt voor de gewenste naadloze aansluiting daartussen. De visie is opgebouwd vanuit het maatschappelijk belang: waarom zijn gezondheid en veiligheid voor de burger zo belangrijk en wat zijn de maatschappelijke kernopgaven voor de komende tijd? Op basis van deze analyse wordt voor beide velden ´vanuit de inhoud´ een visie uitgewerkt: beginnend bij de verdeling van verantwoordelijkheden tussen individu, markt en overheid, via een duidelijke definiëring van wat de essentie van publieke gezondheid en veiligheid nu exact is, voor wie de publieke taken worden uitgevoerd en welke concrete taken hierbij horen, tot uiteindelijk een visie op de rollen en bijbehorende organisatie, die dienend is aan de maatschappelijke opgave.
2
Waarom gezondheid en veiligheid voor mensen belangrijk zijn Gezondheid Gezondheid is voor de mens een groot goed. Een goede gezondheid draagt direct bij aan het persoonlijk welbevinden en de prestaties in alle aspecten van het leven. Niet voor niets wordt door mensen veel geld en energie gestoken in het zo gezond mogelijk blijven en weer beter worden als ze toch onverhoopt ziek worden of letsel oplopen. Wie gezond is, maakt minder aanspraak op gezondheidszorg. Ook zijn gezonde mensen beter in staat om mantelzorg te leveren in hun directe omgeving. Zo dragen gezonde mensen dus direct en indirect bij aan het betaalbaar houden van de zorg. Gezondheid is een waarde op zich, maar tegelijkertijd ook een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke participatie en voor werk. Het heeft een directe relatie met arbeidsparticipatie (terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid): wie fysiek en mentaal gezond is, heeft ook betere kansen op de arbeidsmarkt. Andersom kunnen participatie en werk weer bijdragen aan gezondheid, zowel psychisch als fysiek. Ook draagt gezondheid bij aan schoolprestaties, openbare orde, sociaal welbevinden en leefbaarheid in het algemeen. Kortom, om burgers daadwerkelijk naar vermogen te laten ‘meedoen’ in de samenleving. Fysieke veiligheid Evenzeer als gezondheid is veiligheid voor mensen van het grootste belang. Bij fysieke veiligheid draait het om het beschermen van mensen tegen inbreuken vanuit de externe omgeving: zowel de natuurlijke omgeving (natuur & milieu) als de ‘man-made’ omgeving (gebouwen, infrastructuur, industrie). De bescherming is gericht op het voorkomen en bestrijden van alle vormen van gevolgschade. Natuurlijk omvat dit financiële en economische schade, maar in de eerste plaats gaat het om het voorkomen van ‘schade’ voor de mens zelf: vroegtijdig overlijden, letsel of (blijvende) fysieke en psychische gezondheidsschade door externe factoren, zoals slechte luchtkwaliteit of ongevallen en rampen. Het verband met gezondheid is duidelijk: fysieke veiligheidsrisico’s vormen een inbreuk daarop. Het voorkomen, beperken en bestrijden van deze risico’s vergt dus een gedeelde inspanning van zowel het domein van de gezondheid als dat van de veiligheid. Sociale veiligheid Bij sociale veiligheid gaat het om het beschermen van mensen ‘tegen elkaar’. Het gaat hierbij om zaken als criminaliteit, overlast en huiselijk geweld. Ook dit veld heeft een belangrijk raakvlak met gezondheid. Bijvoorbeeld mishandeling en huiselijk geweld hebben een directe impact op de gezondheid, zowel fysiek als psychisch. Ook indirect kunnen onveiligheidsgevoelens door overlast en criminaliteit leiden tot psychische en lichamelijke klachten. Hiervoor is nauwe samenwerking tussen veiligheids- en zorgprofessionals noodzakelijk, zodat risico’s zoveel mogelijk worden voorkomen, problemen vroegtijdig worden gesignaleerd en slachtoffers optimale zorg wordt geboden. Tegelijkertijd is samenwerking ook noodzakelijk, omdat daders in veel gevallen onderliggende psychiatrische problematiek hebben. Ook wordt de kans op overlast en criminaliteit vaak vergroot door een combinatie van gezondheidsproblemen en werkeloosheid. Het bestrijden van overlast en criminaliteit vraagt dan ook een integrale aanpak waarin de partners in veiligheid, gezondheid en ook maatschappelijke participatie en werk nauw met elkaar samenwerken.
3
Maatschappelijke opgaven: trends in gezondheid Meer chronisch zieken en welvaartsziekten….. De levensverwachting in Nederland stijgt minder dan in andere Europese landen. Meer Nederlanders krijgen op steeds jongere leeftijd (chronische) ziektes of aandoeningen, zoals diabetes en copd. In toenemende mate worden ziekten veroorzaakt door de moderne leefstijl; de zogenaamde ‘welvaartsziekten’. Chronische ziektes geven complicaties en leiden tot uitval of voortijdige stilstand in ontwikkeling, met alle sociale gevolgkosten van dien. Veel van deze ziekten zijn echter te voorkomen door goede gezondheidsbevordering. …. en hardnekkige sociaal-economische gezondheidsverschillen…… Er blijft een hardnekkig verschil in gezondheid zichtbaar tussen hoog- en laagopgeleiden. Dit verschil neemt zelfs toe. Diverse risicofactoren voor gezondheidsschade, zoals roken, bewegingsarmoede en overgewicht, komen vaker voor bij laag opgeleiden. Nederlanders in de laagste sociaal-economische klasse leven gemiddeld 7 jaar korter en genieten maar liefst 14 jaar minder van een volledige gezondheid. De kennis over de oorzaken groeit, maar het effect van de sectorale aanpak van gezondheidsachterstanden laat nog te wensen over. … terwijl het belang van krachtige burgers en steunende sociale omgeving toeneemt…. Mensen hebben zelf veel invloed op hun eigen gezondheid en hun mogelijkheden om ook iets voor hun omgeving te betekenen. Voorzieningen zijn aanvullend aan de eigen kracht van mensen en buurten. De eigen mogelijkheden worden lang niet altijd benut, maar het belang ervan wordt steeds groter willen we de (zorg-) voorzieningen voor de toekomst houdbaar houden. Een transformatie is nodig om de groei van de vraag naar voorzieningen af te remmen. Burgers en professionals zullen meer samen aan de slag gaan, er zal integraler worden gewerkt en de voorzieningen zullen meer op uitkomsten worden beoordeeld. … , omdat de zorgkosten te hoog dreigen te worden…. In Nederland en ook in veel andere Westerse landen wordt steeds meer uitgegeven aan zorg. De ziektelast in Nederland zal de komende jaren verder toenemen. Er wordt een steeds groter beroep gedaan op de zorg, maar die moet door steeds minder mensen betaald en geleverd worden. De discussie over solidariteit zal derhalve toenemen. Uiteindelijk kan ook het stelsel van gezondheidszorg als geheel verder onder druk komen te staan. …. de vraag naar zorgpersoneel sterk blijft stijgen… Ook de vraag naar zorgpersoneel stijgt. Tussen 2000 en 2010 is de hoeveelheid werknemers in de zorg en welzijnssector toegenomen met 35%. Verwacht wordt dat de vraag naar zorgpersoneel ook in de toekomst blijft stijgen. In 2025-2030 zijn er (als deze stijging zich voortzet) meer dan 400.000 extra medewerkers meer nodig. …en ook buiten de zorg de gevolgkosten van ongezondheid toenemen… Gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor economische en maatschappelijke participatie. Door toename van bijvoorbeeld chronische en welvaartsziekten zullen ook de gevolgkosten voor het sociale vangnet stijgen. Het maatschappelijk belang van preventie van ziektes neemt hierdoor sterk toe. …zodat gezondheid en sociaal beleid dichter bij elkaar moeten komen Er zijn plannen om een aantal taakvelden te decentraliseren van het Rijk naar de gemeenten: allereerst de begeleidingstaak uit de AWBZ en de arbeidstoeleiding en uitkeringen. De groepen mensen waarop deze decentralisaties betrekking hebben zijn voor een groot deel overlappend: mensen in een sociaal kwetsbare positie, veelal met een lagere sociaal-economische status en dus ook veelal met slechtere gezondheid. Samenhangende en effectieve zorg en ondersteuning in de buurt is nodig, waarbij de burger zelf meer dan voorheen co-producent is. De derde decentralisatie is die van de jeugdzorg. Door de overheveling van verantwoordelijkheden naar gemeenten zal het stelsel van nulde-, eerste- en tweedelijns begeleiding en hulpverlening tegen het licht worden gehouden en opnieuw in samenhang worden gebracht. …en de traditionele bedreigingen van de gezondheid blijvende aandacht vragen De gezondheidseffecten van slechte luchtkwaliteit en gevaarlijke stoffen in de leefomgeving zijn een blijvend punt van aandacht. Door verdere bevolkingsgroei en uitbreiding van industriële en landbouwactiviteiten kan de druk op de gezondheid verder toenemen. Voorts kunnen door sterk toegenomen internationaal verkeer infectieziekten zich snel over de wereld verspreiden. De steeds intensievere contacten tussen mens en dier maakt de kans op verspreiding van zoönosen (van dier op mens overdraagbare infectieziekten) groter. Door toenemende antibioticaresistentie zullen infecties steeds vaker moeilijk te behandelen zijn.
4
Maatschappelijke opgaven: trends in veiligheid Toenemende verdichting leidt tot grotere fysieke veiligheidsrisico’s… De kans op natuurrampen, technologische ongevallen en terrorisme is altijd aanwezig. Bepaalde gebieden hebben een verhoogd risicoprofiel, bijvoorbeeld door industriële activiteiten. In een dichtbevolkt land als Nederland hebben incidenten sneller directe effecten op omwonenden en bedrijvigheid. Door toenemende bedrijvigheid en woningbouw komen risicobronnen en kwetsbaarheden steeds dichter bij elkaar in de buurt. Om deze risico´s het hoofd te kunnen bieden is meer nodig dan uitsluitend het toepassen van normen voor bijvoorbeeld risicoafstanden. Zelfs met inachtneming van deze normen behoort Nederland tot de meest risicovolle landen van de EU, met een toenemende cumulatieve kans op rampen, simpelweg door de schaarse ruimte waarbinnen maatschappelijke functies met elkaar verenigd moeten worden. ..terwijl de samenleving in toenemende mate kwetsbaar is voor crises… De laatste jaren is er meer aandacht voor andersoortige crises, naast de klassieke rampen zoals ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het gaat dan bijvoorbeeld om scenario’s met allerhande, onverwachte domino-effecten, zoals langdurige uitval van ICT, elektriciteit, gas, drinkwater of rioolwaterzuivering, waarvoor De maatschappelijke opgave vergt de samenleving steeds kwetsbaarder wordt samenwerking op de raakvlakken door de snelle ontwikkelingen in het gebruik van technologieën. Risicobeheersing …en klimaatverandering de waarschijnlijkOm de risico´s door verdichting het hoofd te kunnen bieden, is heid en impact van diverse risico´s doet een slim ruimtegebruik nodig. Veiligheidsmaatregelen kunnen toenemen… worden gecombineerd met andere functies, zoals in het geval ´Nederland waterland´ heeft reeds grote van dijkvernieuwing waarin ook natuurontwikkeling wordt en aandacht voor de verwachte effecten van een concept voor aantrekkelijk wonen aan het water worden klimaatverandering op het overstromingsrimeegenomen. Ook kan bijvoorbeeld het verplaatsen of uitkopen sico. Klimaatverandering kan echter meer van risico´s leiden tot zowel een betere veiligheid als toenemengevolgen hebben dan uitsluitend een stijde economische meerwaarde en ontwikkelingspotentieel van ging van de zeespiegel. Zo neemt de kans een gebied. Dit alles vraagt nauwere samenwerking tussen de op extreem weer (storm, onweer, waterveiligheidssector en de ruimtelijke ordening, waarbij ook geoverlast, hagel, sneeuw, hitte, droogte) zondheidsexpertise nodig is. steeds verder toe. Het dichte ruimtegebruik, de vele infrastructuur en de toenemende Nieuwe netwerken afhankelijkheid van nutsvoorzieningen maHet voorkomen en bestrijden van ´nieuwe´ typen van maatken Nederland extra kwetsbaar hiervoor. schappelijke crises vraagt andere samenwerkingsverbanden dan uitsluitend die tussen de traditionele vier kolommen. Het vergt …terwijl sociale onveiligheidsgevoelens op regionaal niveau het bouwen van nieuwe netwerken met vivaker leiden tot bredere maatschappelijke tale partners, maar ook hele nauwe afstemming tussen de deonrust centrale overheden en de Strategie Nationale Veiligheid van de Huiselijk geweld, zedenzaken, criminaliteit Rijksoverheid. en leefbaarheidsproblemen zorgen in toenemende mate voor bredere maatschappeGrootschalige gezondheidscrises lijke onrust. Via social media kan onrust zich De kans op grootschalige uitbraken van infectieziekten is blijvend sneller en verder verspreiden. De behoefte aanwezig. Het bestrijden van epidemieën en pandemieën is een neemt toe om bij incidenten acuut maatgedeelde verantwoordelijkheid van het gezag voor publieke geschappelijke opvang en psychosociale hulp zondheid (minister van VWS en bestuur GGD) en het gezag voor te kunnen bieden aan grote groepen menveiligheid (minister van VenJ en bestuur veiligheidsregio). Bij Asen. Ook is nauwe samenwerking nodig infectieziekten ligt sinds kort het gezag bij de veiligheidsregio, tussen de Publieke Gezondheid en sociale terwijl RIVM en GGD zorgen voor uitvoering van maatregelen. Dit veiligheidspartners om problemen te signavraagt om nauwe afstemming van procedures binnen de Publieleren en gecoördineerde zorg te bieden. ke Gezondheid en de veiligheid.
5
Wie doet wat aan gezondheid? De verantwoordelijkheden voor gezondheid zijn te onderscheiden aan de hand van een klassieke driedeling:
Individu
Eigen verantwoordelijkheid
Collectief bevorderen
Individueel bevorderen
Het individu draagt de primaire verantwoordelijkheid voor de eigen gezondheid. Sommige aspecten van gezondheid zijn niet of nauwelijks te beïnvloeden, Publiekzoals genetische aanleg voor bepaalde ziekten. Toch private heeft ieder mens een belangrijk deel van de gezondsamenCure & Care Bewaken & Beschermen werking heid in eigen hand. Het bevorderen van de gezondheid door professionals moet aanvullend zijn op de zelfredzaamheid. Gezond eten, niet roken, gematigd alcoholgebruik, goed bewegen, veilig vrijen, ongevallen voorkomen en weten hoe op te treden, bijvoorbeeld bij een hartstilstand: het zijn allemaal zaken waarover ieder individu eigen keuzes maakt, die de gezondheid ten positieve of ten negatieve beïnvloeden. Bijvoorbeeld bij welvaartsziekten is een kwart van de ziektelasten toe te schrijven aan risicofactoren die mensen zelf kunnen beïnvloeden.
Overheid
Markt
De markt (gezondheidszorg) biedt behandelingen (cure) en verpleging (care) aan mensen met gezondheidsproblemen. De gezondheidszorg kan vanuit haar medische kennis tevens adviseren hoe individuele patiënten de eigen gezondheid kunnen verbeteren (individuele bevordering). De zorg legt hierbij de nadruk op de persoonsgerichte gezondheidsbevordering van mensen die al een (beginnende) ziekte hebben of door hun gedrag of omstandigheden risico lopen op ziekte. De overheid is in het algemeen te karakteriseren als een collectieve voorziening, die taken verzorgt die niet door het individu of de markt kunnen worden ingevuld. De overheid is er om de gezondheid van burgers te bewaken en om het individu te beschermen tegen gezondheidsrisico’s van buitenaf waarop deze zelf niet of nauwelijks invloed heeft, zoals infectieziekte-uitbraken en de negatieve effecten van gedrag van anderen (meeroken, huiselijk geweld). Dit soort taken wordt aangeduid als Publieke Gezondheid, een vorm van gezondheidszorg die publiek (door de overheid) is georganiseerd. De overheid draagt voorts systeemverantwoordelijkheid voor het stelsel van de gehele gezondheidszorg. Het Rijks stelt daarvoor wet- en regelgeving op en bepaalt de zorgbudgetten. De verantwoordelijkheden van individu, markt en overheid hebben nadrukkelijk raakvlakken (zie figuur). Op het raakvlak van overheid en markt met het individu gaat het over de vraag hoe het individu maximaal kan worden geholpen om de eigen verantwoordelijkheid in te vullen. Het gaat dus om het bevorderen van de gezondheid. Veel ziekten zijn vaak vermijdbaar, door aanpassingen in de sociale en fysieke omgeving en door een individuele gezonde leefstijl. Zowel de overheid als de markt hebben hierin een rol. Het individu maakt niet altijd de juiste keuzes in gezondheid. Gezondheid blijkt te discrimineren: er zijn zogenaamde sociaal-economische gezondheidsverschillen. Bepaalde groepen in de samenleving lopen meer gezondheidsrisico’s dan andere. De publieke verantwoordelijkheid van de overheid richt zich op het bevorderen van de gezondheid van het collectief van alle Nederlanders en daarbinnen in het bijzonder op kwetsbare en risicogroepen. De gezondheidszorg kan juist op individueel niveau de gezondheid bevorderen. Zorgverleners kunnen patiënt adviseren over hoe men kan voorkomen dat een aandoening, waarvoor men onder behandeling is, verergert of dat nieuwe bijkomende gezondheidsproblemen ontstaan. Deze combinatie van publieke en private bevorderingstaken draagt niet alleen bij aan de individuele gezondheid, maar ook aan het hogere collectieve doel van de maatschappij om de kosten van de gezondheidszorg en de gevolgkosten van ziekte voor het sociale stelsel zoveel als mogelijk te beperken. Het derde raakvlak is dat tussen overheid en markt. Hier wordt door middel van publiek-private samenwerking verzekerd dat de reguliere gezondheidszorg en de Publieke Gezondheidszorg aanvullend aan elkaar optreden en informatie aan elkaar overdragen. Dit betreft bijvoorbeeld het gezamenlijk optreden bij infectieziekten of incidenten met gevaarlijke stoffen, de voorbereiding van de gezondheidszorg op rampen en het gezamenlijk signaleren van gezondheidsproblemen. In het middelste vlak van de figuur komen de verantwoordelijkheden van individu, overheid en markt samen. Op dit raakvlak dienen de bevorderingstaken van overheid en gezondheidszorg op elkaar te worden afgestemd, zodat burgers vanuit verschillende kanten in samenhang de bouwstenen krijgen aangereikt om aan hun eigen gezondheid te werken. Dit raakvlak wordt ook wel aangeduid als samenwerking tussen ‘preventie en curatie’.
6
Wie doet wat aan veiligheid? Individu, markt, overheid Ook voor veiligheid is de verantwoordelijkheidsverdeling tussen individu, markt en overheid van belang. Het individu draagt een eigen verantwoordelijkheid voor zijn/haar veiligheid. Vaak wordt dit ook wel aangeduid met de term ‘zelfredzaamheid’. In de fysieke veiligheid wordt hieronder bijvoorbeeld verstaan het voorkomen van brand en vluchten of schuilen bij rampen. In de sociale veiligheid gaat het om bijvoorbeeld het voorkomen van inbraak (Politiekeurmerk Veilig Wonen) of het signaleren en melden van huiselijk geweld. Ook het bedrijfsleven (de ‘markt’) draagt een belangrijke eigen verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld voor Bedrijfshulpverlening, bedrijfsbrandweer en preventiebeleid zware ongevallen (fysieke veiligheid), alsmede bedrijfsbeveiliging en preventie van pesten op de werkplek (sociale veiligheid). De markt heeft naast deze verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid natuurlijk ook een rol als aanbieder van diensten in de veiligheid, zoals brandpreventieadvies en security. Het verschil met het veld van gezondheid – met een grotendeels geprivatiseerde gezondheidszorg – is echter dat de overheid traditioneel een veel grotere eigen rol (publieke verantwoordelijkheid) heeft voor het organiseren van publieke veiligheidsdiensten zoals politie en brandweer. Kolommen binnen de fysieke veiligheid Binnen de fysieke veiligheid worden vier hoofdkolommen onderscheiden: de rode kolom (brandweer), de blauwe kolom (politie), de oranje kolom (gemeenten) en de witte kolom. De witte kolom is in tegenstelling tot de andere drie kolommen niet één organisatie, maar een netwerk van samenwerkende organisaties. GHOR en de GGD, onder eenhoofdige leiding van de DPG, zijn het publieke deel van de witte kolom. Hiernaast hebben vele private zorgpartijen een rol binnen de witte kolom: ziekenhuizen, traumacentra, ambulancevoorzieningen, huisartsen, geestelijke gezondheidszorg, Rode Kruis et cetera. Op grond van de Wet veiligheidsregio´s zijn al deze partijen verplicht om zich voor te bereiden op rampen en crises. Naast de vier kolommen zijn er vele andere partijen die een belangrijke rol in de fysieke veiligheid spelen: waterschappen, Defensie, vitale partners, omgevingsdiensten, rijksdiensten et cetera. Netwerken voor sociale veiligheid De spil van de sociale veiligheid is de driehoek van gemeente-politie-Openbaar Ministerie. Hieromheen bevindt zich een grote schil van netwerkpartners die elk hun eigen bijdrage leveren aan onderdelen van sociale veiligheid. De Publieke Gezondheid is daarbij een van de kernpartners die mede zorg draagt voor vroegtijdige signalering en preventie van sociale veiligheidsproblematiek en zorgtoeleiding voor slachtoffers en daders.
Wie doet wat op het raakvlak van gezondheid en fysieke veiligheid? De hiernaast afgebeelde figuur geeft het beste de verantwoordelijkheidsverdeling weer op de raakvlakken tussen openbaar bestuur, gezondheid en veiligheid:
Publieke Veiligheid. Het openbaar bestuur omvat veel meer beleidsterreinen dan alleen de veiligheid. Andersom is veiligheid een breder domein dan alleen de publieke veiligheidstaken. Immers, de burger en het bedrijfsleven dragen veel eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid. Het raakvlak van beide domeinen is dat deel van de veiligheid dat onder regie van het openbaar bestuur staat. Publieke Gezondheid. De gezondheidszorg wordt door de rijksoverheid gereguleerd, maar gefinancierd uit zorgpremies en uitgevoerd door de ‘markt’. Ook binnen de gezondheidszorg staat echter een deel onder directe publieke sturing: de publieke gezondheid, die primair wordt uitgevoerd door de GGD’en. Acute zorg. Op het raakvlak tussen zorg en veiligheid leveren private zorgorganisaties gezondheidszorg onder grootschalige omstandigheden.
Openbaar Bestuur
Publieke Veiligheid
Publieke Gezondheid GHOR
Gezondheidszorg
Acute zorg
Veiligheid
Op het kruispunt van de drie beleidsdomeinen bevindt zich de GHOR, die tezamen met de GGD onder leiding staat van de DPG. De GHOR verbindt Publieke Gezondheid, veiligheid en acute zorg.
7
Wat is Publieke Gezondheid? De traditionele definitie van Publieke Gezondheid (Public Health) is “het voorkomen van ziekte, verlengen van de levensverwachting en bevorderen van gezondheid door georganiseerde inspanningen van de maatschappij” (naar: Winslow, 1920). In dit domein gaat het niet om individuele gezondheidszorg, maar om de mechanismen die nodig zijn om de gezondheid van alle Nederlanders als collectief te waarborgen. De Publieke Gezondheid wordt soms ook wel aangeduid als ‘collectieve preventie’, maar omvat meer dan alleen preventieve taken. Er worden drie functies c.q. functionaliteiten onderscheiden waarin de Publieke Gezondheid dient te voorzien.
Bewaken
PG Beschermen
Bevorderen
Bewaken Startpunt voor de Publieke Gezondheid is het verkrijgen van inzicht in gezondheidsproblemen. Hoe gezond is de Nederlandse bevolking? Wat zijn de belangrijkste gezondheidsproblemen? Wat zijn risicogroepen voor bepaalde aandoeningen? Wat zijn de ´determinanten´ voor ongezond en onveilig gedrag? Het inzicht dat de gezondheidsbewaking biedt, is de basis voor gericht beleid voor het beschermen en bevorderen. De informatiepositie die hiermee wordt opgebouwd, is ook van maatschappelijk nut om de collectieve middelen zo gericht mogelijk te kunnen inzetten: inzicht in de gezondheid biedt kansen om door gerichte preventie de kosten van de gezondheidszorg en de gevolgNaadloze opschaling door kosten voor de sociale zekerheid te reduceren.
de
DPG
Beschermen Vanuit het collectieve belang moeten burgers beschermd worden tegen dreigende inbreuken van buitenaf op de gezondheid, zoals infectieziekten, medisch milieukundige risico’s (kwaliteit van lucht, water, bodem), rampen en crises, huiselijk geweld en maatschappelijke onrust. De beschermingstaak binnen de Publieke Gezondheid is een van de meest klassieke overheidstaken, waarmee de afgelopen eeuw veel gezondheidswinst is behaald, bijvoorbeeld door schoon drinkwater en een sterke reductie van infectieziekten als TBC.
Wanneer er sprake is van opschaling, dan komt het ‘opperbevel’ te liggen bij de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio. De DPG heeft de operationele leiding over de gehele witte kolom, adviseert het bevoegd gezag over beleidsbeslissingen en draagt zorg voor afstemming van de hulpverlening op de andere kolommen. >>
Bevorderen De bevorderingstaak wordt ook wel aangeduid als (collectieve) preventie. Elk individu is verantwoordelijk voor de eigen gezondheid, maar mensen moeten wel goed worden geïnformeerd om bewust en onderbouwd keuzes te kunnen maken over gezondheidsissues. Het bevorderen van gezondheid is vanuit het perspectief van het individu een doel, maar vanuit collectief oogpunt is het tevens een middel: door preventie van (welvaarts)ziekten kunnen de kosten van de gezondheidszorg worden teruggedrongen.
8
Wat is opgeschaalde Publieke Gezondheid binnen de veiligheid? Publieke Gezondheid dient te worden geboden onder alle omstandigheden, dus zowel regulier dagelijks als onder zogenaamde ‘grootschalige omstandigheden’: bij rampen en crises. Dit wordt ook wel aangeduid als opgeschaalde Publieke Gezondheid. Ook op opgeschaalde Publieke Gezondheid is de driedeling tussen Bewaken, Beschermen en Bevorderen toepasbaar. Wanneer deze functies worden uitgevoerd als onderdeel van de fysieke veiligheid, worden ze evenwel met andere termen aangeduid. Bij bewaken gaat het om het inschatten van de risico´s van grootschalige gezondheidsrisico´s van rampen en crises. Hiervoor levert de Publieke Gezondheid input in het zogenaamde regionaal risicoprofiel van de veiligheidsregio. Bewaken omvat ook het vroegtijdig signaleren van uitbraken, waarvoor in de Wet publieke gezondheid een meldingsplicht aan de DPG is opgenomen, in overeenstemming met de internationale richtlijnen van de World Health Organization (WHO). Voorts omvat de bewakingsfunctie bij opgeschaalde Publieke Gezondheid ook het bewaken van de gezondheid ná een ramp. In voorkomende gevallen kan worden besloten om de mogelijke gevolgen van een rampen voor de fysieke en psychische gezondheid te bewaken middels een gezondheidsonderzoek. Wat binnen de opgeschaalde Publieke Gezondheid kan worden aangeduid als beschermen, wordt binnen de fysieke veiligheidssector aangeduid als incidentbestrijding. Dit omvat zowel preparatie (voorbereiding) als repressie (daadwerkelijk optreden). De beschermingsfunctie van de opgeschaalde Publieke Gezondheid bestaat uit de volgende processen, die uniform worden beschreven in zowel het regionaal crisisplan en GRIP van de veiligheidsregio als het GGD rampenopvangplan (GROP): grootschalige infectieziektebestrijding, Medische Milieukunde, Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen en GezondheidsOnderzoek na Rampen. Hiernaast is vanuit het wettelijk kader van de GHOR de acute zorg het andere hoofdproces van de geneeskundige hulpverlening. De functie van bevorderen, tot slot, wordt binnen de fysieke veiligheid aangeduid als risicobeheersing. De bevorderingstaak van de opgeschaalde Publieke Gezondheid omvat de gezondheidskundige aspecten van de advisering over risicobeheersing door de veiligheidsregio. Dit betreft adviNaadloze opschaling door de sering over preventiebeleid omtrent gevaarlijke stoffen, maar ook over geneeskundige hulpverlening en infectiepreventie bij DPG evenementen. Tevens omvat de bevorderingstaak de risico<< De DPG is voor het openbaar becommunicatie naar de burger met als doel de zelfredzaamheid stuur het gezicht van en eenduidig aanvan de burger te vergroten. Vanuit gezondheidskundig perspecspreekpunt namens de witte kolom, zowel tief gaat het daarbij niet alleen om het handelen om gezondbij gezondheidscrises (pandemieën, zoönoheidsschade bij een ramp te voorkomen (vluchten, schuilen), sen, blootstelling aan gevaarlijke stoffen), bij maar ook om zelfredzaamheid van en mantelzorg voor met incidenten in de fysieke veiligheidssfeer name kwetsbare groepen bij ziektegolven, extreem weer (hitte, (zware ongevallen, rampen en crises), alsook koude) en uitval van nutsvoorzieningen. bij incidenten op het vlak van sociale veiligheid (maatschappelijke onrust, zedenzaken). Binnen de fysieke veiligheid worden risicobeheersing, incidentbestrijding tezamen met herstel aangeduid als de veiligheidsketen, of ook wel als meerlaagse veiligheid. Binnen de fase van herstel worden door de Publieke Gezondheid de taken psychosociale nazorg en gezondheidsonderzoek uitgevoerd. Aangezien deze al ten tijde van of direct na het incident worden gestart, kunnen ze ook worden gezien als incidentbestrijding ofwel gezondheidsbescherming.
9
Op welke doelgroepen richt de Publieke Gezondheid zich? Publieke Gezondheid is er altijd en voor iedereen. Het is een collectieve voorziening waarop iedereen aanspraak kan maken en die daarom laagdrempelig bereikbaar moet zijn voor mensen in alle levensfasen: prenataal, kinderen en jeugdigen, volwassen, ouderen en zelfs overledenen (bij vermoeden van een niet-natuurlijke dood). De Publieke Gezondheid geeft daarbij extra aandacht aan mensen die dat nodig hebben: de kwetsbaren in de samenleving en specifieke risicogroepen. Dit kunnen kinderen uit een kwetsbaar milieu zijn, maar ook jongeren met risicovol gedrag (bijvoorbeeld alcoholmisbruik) of volwassenen met verhoogde kans op chronische ziekten. Daarnaast zijn er specifieke groepen waarbij de overheid een extra verantwoordelijkheid voor de gezondheid draagt, zoals arrestanten en asielzoekers.
Op welke risico’s richt de Publieke Gezondheid zich? De Publieke Gezondheid richt zich op verschillende soorten gezondheidsrisico´s: Infectieziekten: dit betreft bijvoorbeeld uitbraken van Noro-virussen, tropische infectieziekten, zoönosen (van dier op mens overdraagbaar), voedsel gerelateerde infecties en SOA’s. Ook de risico’s van grootschalige epidemieën en pandemieën met ernstige infectieziekten als polio, SARS en nieuwe stammen van het griepvirus behoren bij uitstek tot het taakveld van de Publieke Gezondheid. Medisch milieukundige risico’s: dit betreft gezondheidsrisico’s gerelateerd aan de omgeving, met andere woorden de kwaliteit van lucht, water en bodem. Dit omvat tevens risico’s van ongevallen en rampen met gevaarlijke stoffen, en technische hygiëne bij publieksevenementen. Sociale veiligheidsrisico´s: gevaar dat veroorzaakt wordt door menselijk handelen in de openbare ruimte of in de thuissituatie. Dit betreft bijvoorbeeld huiselijk geweld, zedenzaken en onnatuurlijke dood. Dit type risico’s wordt gekenmerkt door grote samenhang van gezondheidsaspecten met justitie, leefbaarheid, welzijn en arbeidsparticipatie. Psychische risico’s: dit betreft psychiatrische aandoeningen (in de openbare ruimte) en psychische stress door rampen en maatschappelijke onrust, maar ook welvaartsziekten zoals depressie. Leefstijlrisico’s leidend tot welvaartsziekten: dit zijn (chronische) ziekten die in belangrijke mate worden beïnvloed door leefstijl, zoals roken, alcohol en bewegen. Voor al deze risico’s geldt dat niet alleen de Publieke Gezondheid, maar ook het individu en de reguliere gezondheidszorg (cure & care) een zeer belangrijke rol hebben bij het bewaken (signaleren), beschermen (bestrijden) en bevorderen (voorkomen). De rol van de Publieke Gezondheid is om publieke coördinatie te voeren op taken die nodig zijn om deze risico’s te beheersen, maar die niet elders al zijn vervuld. Voor deze gezondheidsrisico´s geldt dat de Publieke Gezondheid inzet pleegt zowel onder reguliere omstandigheden als bij rampen en crises.
10
Kwetsbare groepen Wat gezondheid, fysieke veiligheid en sociale veiligheid gemeen hebben, is een verantwoordelijkheid voor de hele samenleving, met tegelijkertijd een risicogerichte aandacht voor kwetsbare groepen. Aangezien de risico´s in de velden verschillend zijn, zijn ook de kwetsbare groepen verschillend. Wel staan in alle drie de velden kinderen bovenaan. Een belangrijke meerwaarde van een verdergaande samenwerking tussen Publieke Gezondheid, fysieke veiligheid, sociale veiligheid en ook het veld van werk en participatie zal zijn om de komende jaren meer gezamenlijk zicht te krijgen op groepen die kwetsbaar zijn voor door deze velden gedeelde risico’s.
Op welke doelgroepen richt de veiligheid zich? Ook veiligheid is er altijd en voor iedereen. Het is een publieke voorziening waarop iedereen aanspraak kan maken. Binnen de fysieke veiligheid gaat zowel in de fase van risicobeheersing als bij de daadwerkelijke incidentbestrijding extra aandacht uit naar kwetsbare groepen. In het geval van de fysieke veiligheid zijn kwetsbare groepen de verminderd zelfredzamen, zoals kinderen, ouderen, mensen die door een functiebeperking minder mobiel zijn en mensen die van verpleging afhankelijk zijn. De sociale veiligheid richt zich in essentie enerzijds op slachtoffers en anderzijds op daders. Aan de kant van slachtoffers is met name aandacht voor kwetsbare groepen, zoals kinderen en mensen in een achterstandspositie. Aan de kant van daders gaat het natuurlijk om daadwerkelijke plegers van strafbare feiten, maar ook om categorieën van overlastgevers en de vroegtijdige signalering van risicogroepen voor beide.
Op welke risico’s richt de veiligheid zich? De fysieke veiligheidsrisico´s worden geïnventariseerd en geanalyseerd in het regionaal risicoprofiel van de veiligheidsregio. Dit profiel is gebaseerd op de volgende landelijk gestandaardiseerde lijst van crisistypen. Natuurlijke omgeving overstromingen natuurbranden extreme weersomstandigheden aardbeving plagen en plantenziekten
Vitale infrastructuur en voorzieningen verstoring energievoorziening verstoring drinkwatervoorziening verstoring rioolwaterafvoer/afvalwaterzuivering verstoring telecommunicatie verstoring afvalverwerking verstoring voedselvoorziening
Technologische omgeving ongevallen met brandbare/explosieve stof ongevallen met giftige stof kernongevallen
Gezondheid bedreiging volksgezondheid ziektegolf dierziekten (zoönosen)
Gebouwde omgeving branden in kwetsbare objecten instorting in grote gebouwen en kunstwerken
Sociaal-maatschappelijke omgeving paniek in menigten verstoring openbare orde
Verkeer en vervoer luchtvaartincidenten incidenten op water verkeersincidenten op land incidenten in tunnels Zoals geschetst bij de gezondheidsrisico’s, richt de sociale veiligheid zich op risico’s als huiselijk geweld, zedenzaken en onnatuurlijke dood. Het gehele veld van sociale veiligheid is vanzelfsprekend breder dan uitsluitend deze aspecten van Publieke Gezondheid en draait in den brede om risico’s van criminaliteit en overlast in alle verschijningsvormen. Ook gaat het om risico’s binnen de sociale veiligheid die grootschalig optreden vergen. Dit ligt op het raakvlak met zowel fysieke veiligheid als publieke gezondheid en omvat risico’s als verstoring openbare orde en maatschappelijke onrust.
11
Wat zijn de concrete taken binnen de reguliere Publieke Gezondheid? De Publieke Gezondheid bestaat uit een samenhangend geheel van taken, die in te delen zijn naar functie, doelgroep en risico. Dit leidt tot een ideaaltypische indeling van taken in een driedimensionale matrix. Gezondheidsrisico's
Infectieziekten Medisch milieukundig . Niet-natuurlijke doden Ouderen Arrestanten Asielzoekers Doelgroepen Kwetsbare groepen Jeugd
Psychisch Welvaartsziekten Sociale veiligheid
Prenataal
Functies De klassieke taken die van oudsher worden uitgevoerd binnen de Publieke Gezondheid zijn doorgaans ingedeeld langs een van deze drie assen: De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is een voorbeeld van een doelgroepenbeleid, waarbinnen diverse soorten risico’s worden geadresseerd, via elk van de drie functies van Publieke Gezondheid. Zo worden kinderen middels de hielprik gescreend op erfelijke ziekten (bewaken) tegen infectieziekten beschermd middels het Rijksvaccinatieprogramma en wordt de gezondheid bevorderd door vroegtijdig obesitas te signaleren. De infectieziektebestrijding is een voorbeeld van een risicogericht taakveld, waarbinnen aandacht wordt besteed aan het bewaken (surveillance), beschermen (bron- en contactopsporing) en bevorderen (voorlichting over infectiepreventie en SOA’s), in beginsel voor alle soorten doelgroepen. De gezondheidsbevordering is een voorbeeld van een functiegericht taakveld, waarbinnen de nadruk ligt op het risico van welvaartsziekten voor kwetsbare groepen. De matrix is dus vanuit verschillende perspectieven te bekijken. ´Van voren´ gezien biedt de matrix een overview van wat Publieke Gezondheid is: de functionaliteiten bewaken, beschermen en bevorderen gericht op de verschillende gezondheidsrisico´s. Dit is het ideaaltypische palet van taken als voor een bepaalde doelgroep (jeugd, asielzoekers, arrestanten) Publieke Gezondheid geboden moet worden. Vanaf links bezien ligt juist de focus op maatschappelijke problemen: gezondheidsrisico´s voor doelgroepen. Deze blik biedt inzicht in de bestaansgronden van de Publieke Gezondheid. In de meeste (maar niet alle) blokjes in de matrix worden specifieke Publieke Gezondheidstaken uitgevoerd. De matrix maakt inzichtelijk op welke raakvlakken specialismen binnen de Publieke Gezondheid elkaar ontmoeten. Hiermee wordt duidelijk dat er belangrijke dwarsverbanden zijn, die maken dat taken niet los van elkaar kunnen worden gezien en duidelijk in samenhang met elkaar moeten worden georganiseerd. Tegelijkertijd biedt de matrix in zichzelf nog geen zicht op de ´core business´ van de Publieke Gezondheid. Met andere woorden bij welke taken ligt het zwaartepunt? De matrix biedt evenwel de mogelijkheid om de taakvelden uit de Wet Publieke Gezondheid duidelijk te positioneren door deze in te delen aan de hand van functie, doelgroep en gezondheidsrisico. Hiermee ontstaat een natuurlijke afbakening van de core business, die kan worden gerelateerd aan de uiteindelijk benodigde maatschappelijke meerwaarde.
12
Wat zijn de concrete taken binnen de opgeschaalde Publieke Gezondheid? De organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen is een wettelijke taak van de colleges van B&W, die wordt uitgevoerd door de veiligheidsregio. De GHOR, als onderdeel van de verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio, is belast met: - de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening; en - de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied. De GHOR heeft dus als taak het coördineren van de gezondheidszorg bij rampen en crises, alsmede van de voorbereiding daarop, met als doel dat slachtoffers onder alle omstandigheden verantwoorde zorg kan worden geboden door een samenhangende zorgketen, in nauwe samenwerking met andere hulpdiensten. De GHOR adviseert daartoe de zorgsector over de wijze van voorbereiding. Voorts is een taak van de GHOR om in interdisciplinair verband overheden (met name gemeenten) te adviseren over risicobeheersing, d.w.z. het voorkomen en beperken van rampen en crises. Geneeskundige hulpverlening omvat de acute zorg, de infectieziektebestrijding, medische milieukunde, psychosociale nazorg en gezondheidsonderzoek na rampen. Ten tijde van rampen en crises draagt de GHOR zorg voor de leiding & coördinatie van de geneeskundige keten, alsmede voor het informatiemanagement binnen de geneeskundige keten. De GHOR beschikt daartoe over een aantal operationele sleutelfunctionarissen, die zijn beschreven in het Besluit Personeel Veiligheidsregio’s. In de ‘koude’ fase omvat de regiefunctie het bewaken (namens het openbaar bestuur) van de mate van voorbereiding van de zorginstellingen, het eventueel doen Kerntaken reguliere en opgeschaalde PG in van verbetervoorstellen (adviesrol) en de plansamenhang vorming. Dit is complementair aan de formele toezichtsrol van de Inspectie voor de GezondRisicogerichte kerntaken op het raakvlak van PG en fysieke heidszorg en Inspectie Openbare Orde en Veiligveiligheid heid. Onderdeel van de regiefunctie is tevens het - Infectieziektebestrijding (kleinschalig en grootschalig) maken van afspraken met de gezondheidszorg - Medisch milieukundige zorg (inclusief GAGS bij rampen) over het ‘operationeel presterend vermogen’ en en technische hygiënezorg (ook bij evenementen) adviseren van het bestuur van de veiligheidsre- Het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen gio over de aansluiting daarvan op het regionaal - Coördinatie van de acute zorg (GHOR-taak) risicoprofiel en mogelijkheden voor risicobeheersing. De GHOR levert voorts een bijdrage aan het Risico- en doelgroepgerichte kerntaken op het raakvlak van beleidsplan van de veiligheidsregio en het risicoPG en sociale veiligheid profiel waarop dit wordt gebaseerd. Tevens - Forensische geneeskunde (gemeentelijke lijkschouw, ardraagt de GHOR bij aan de operationele planrestantenzorg, letselonderzoek) vorming van de veiligheidsregio, te weten het - Huiselijk geweld en zedenzaken crisisplan en rampbestrijdingsplannen. - Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (valt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning) Indien de uitvoering van de geneeskundige hulp- Publieke Gezondheid Asielzoekers. verlening of de voorbereiding daarop door de Doelgroepgerichte kerntaken van de PG - Prenatale voorlichting - Jeugdgezondheidszorg - Ouderengezondheidszorg Functiegerichte kerntaken van de PG - Gezondheidsbewaking (screening, epidemiologie, informatiegestuurd beleidsadvies aan gemeenten en het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen) - Gezondheidsbevordering (welvaartsziekten)
geneeskundige keten naar het oordeel van het bestuur van de veiligheidsregio tekort schiet, treedt het bestuur in overleg met de desbetreffende ketenpartner. De voorzitter van de veiligheidsregio kan, indien hij geen verbetering constateert, de desbetreffende instelling of zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven. Blijft de instelling of zorgaanbieder in gebreke, dan verzoekt de voorzitter de Minister van VWS tegen de desbetreffende instelling of zorgaanbieder de nodige maatregelen te treffen.
13
Wat zijn de rollen binnen de Publieke Gezondheid? De geschetste taakvelden vragen om verschillende soorten rollen binnen de Publieke Gezondheid. Uitvoering De meest basale taak is die van uitvoering. Dit betreft uitvoering van bewakingstaken, zoals het analyseren van gezondheidsgegevens, uitvoering van beschermingstaken, zoals bron- en contactonderzoek bij infectieziekten of onderzoek naar medisch milieukundige risico’s, maar ook uitvoering van bevorderingstaken, zoals SOA-voorlichting. Advies Gezondheidsbeleid is facetbeleid. Gezondheid wordt immers mede bepaald door vele aangrenzende beleidsterreinen, zoals welzijn, participatie, werk, sport, toezicht kinderopvang, milieu en sociale en fysieke veiligheid. Bij de gezondheidsmonitoring (bewakingstaak) worden gegevens ontsloten die moeten worden omgezet in bruikbare, praktische adviezen voor gemeenten, Rijk en andere diensten. De adviesrol binnen de Publieke Gezondheid omvat tevens advies over het voorkomen en beperken van fysieke veiligheidsrisico´s (rampen en crises). Netwerkregie Werken aan Publieke Gezondheid vraagt samenwerking in een netwerk van vele publieke en private partners. Niet voor niets is bij wet opgedragen dat de Publieke Gezondheid moet worden afgestemd op de curatieve gezondheidszorg. Een belangrijke rol derhalve is het organiseren van regie in netwerken. Vangnet Diverse taken binnen de Publieke Gezondheid zijn zogenaamde vangnettaken: taken die door geen andere publieke of private organisatie worden opgepakt. Vanuit het maatschappelijk belang om in de geschetste matrix voor alle doelgroepen op gezondheidsrisico´s te kunnen inspringen is het noodzakelijk om de rol van vangnet duidelijk binnen de Publieke Gezondheid goed te borgen. Een mooi voorbeeld hiervan is de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg: hulp voor mensen met vaak complexe problemen, die door de mazen van de reguliere hulpverlening vallen, omdat ze dak- en thuisloos zijn of zorg actief mijden. Kennis en innovatie Voor alle taken is kennis noodzakelijk. Vakkennis over gezondheidsrisico´s, kennis over de gezondheidssituatie van de bevolking en kennis over de beleidsmatige vertaling daarvan naar lokaal en nationaal beleid. De kennisrol is ondersteunend aan de andere rollen. Belangrijke voorwaarde voor een gedegen kennisrol is het waarborgen van mechanismen voor innovatie: het verrijken en vernieuwen van kennis, alsmede het bijtijds nadenken over maatschappelijke ontwikkelingen om met toekomstbestendige oplossingen te kunnen komen. Poortwachter, toeleiding en zorgcoördinatie In het kader van de decentralisaties van de Jeugdzorg, begeleidingstaak AWBZ en Arbeidstoeleiding en uitkering wordt het belangrijk om de rol van een betrouwbare ‘sociaal-medische huisarts’ te organiseren, die zorg draagt voor een objectieve toewijzing: sociale teams die indiceren of iemand het zelf kan, kortdurende begeleiding nodig heeft of in een tweedelijns traject opgenomen moet worden vanwege ernstige sociaal-medische problemen. Onderdeel van deze rol is tevens het voeren van zorgcoördinatie: doorverwijzing naar de juiste instantie of zorgverlener en voortgangsbewaking of de geïndiceerde zorg of begeleiding daadwerkelijk wordt geboden, zodat niemand tussen wal en schip kan vallen. Zorginkoop Voorts is een belangrijke rol, die in het kader van de decentralisaties op de gemeenten afkomt, die van zorginkoop, zoals langdurende begeleiding (gezinsbegeleiding), intramurale jeugdzorg (o.a. jeugdreclassering en jeugdbescherming) en (jeugd)GGZ. Met gebruikmaking van epidemiologische en andere gezondheidgerelateerde gegevens uit de Publieke Gezondheid kan de zorginkoop goed probleemgericht worden georganiseerd. Met gezondheidskundige en medische kennis van kansen en problemen in de praktijk kan de PG bij zorginkoop direct adviseren over de kwaliteit en betaalbaarheid en over een risicogerichte aanpak. Toezicht en handhaving Diverse PG-taken hebben ook een component van toezicht en handhaving in zich. Dit betreft bijvoorbeeld toezicht op de luchtkwaliteit en naleving van milieuvergunningen. Veel toezichts- en handhavingstaken zijn primair opgedragen aan gemeenten, die deze in een aantal gevallen mandateren aan andere instanties zoals aan de Omgevingsdiensten of aan de GGD, zoals het toezicht op de kinderopvang en toezicht op technische hygiëne bij publieksevenementen.
14
Wat zijn de rollen binnen de veiligheid? De geschetste taakvelden vragen om verschillende soorten rollen binnen de veiligheid, die grotendeels vergelijkbaar zijn met die binnen de Publieke Gezondheid. Uitvoering Uitvoering binnen de veiligheid betreft de feitelijke hulpverlening aan slachtoffers, maar ook de coördinatie daarvan. Het totaalpalet aan uitvoeringstaken is vastgelegd in de lijst van zogenaamde rampenbestrijdingsprocessen. Binnen de sociale veiligheid zijn uitvoeringstaken gericht op het signaleren, voorkomen en oplossen van overlast en criminaliteit. Advies Binnen de fysieke veiligheid worden veel taken uitgevoerd door anderen dan de primaire hulpdiensten. De verantwoordelijkheid voor risicobeheersing ligt primair bij gemeenten en ook de omgevingsdiensten hebben daarin een grote rol. Binnen de witte kolom zijn bij het feitelijk optreden vele private zorgorganisaties betrokken. Advisering over risicobeheersing en over de voorbereiding van de geneeskundige keten op grootschalig optreden zijn dan ook belangrijke rollen die moeten worden vervuld. Netwerkregie De witte kolom is als geen andere kolom een netwerk van samenwerkende organisaties. De rol van netwerkregie is dusdanig belangrijk dat deze in de Wet Veiligheidsregio’s is vastgelegd. Om specifiek het netwerk van de geneeskundige hulpverlening te verstevigen is tevens de verplichting gesteld dat alle uitvoerende partijen afspraken maken met het bestuur van de veiligheidsregio over de voorbereiding op rampen en crises. Vangnet Bij de oprichting van de GHOR heeft de Rijksoverheid als vangnettaak aan de regio’s opgedragen om een aanvullende voorziening voor grootschalig optreden in stand te houden: de Geneeskundige Combinatie, bestaande uit SIGMA-vrijwilligers van het Rode Kruis, een Mobiel Medisch Team van het traumacentrum en ambulanceteams. In het kader van discussies over meer eigen verantwoordelijkheid van de reguliere zorg, wordt momenteel nagedacht over de toekomst van deze Geneeskundige Combinatie.
Netwerkrol De belangrijkste overeenkomst tussen de rollen binnen de Publieke Gezondheid en de Veiligheid is dat ‘netwerken’ voorop staat. Beide velden bestaan uit een samenstel van verschillende subnetwerken met vele publieke en private partijen. De kernopgave van de Directeur Publieke Gezondheid is dan ook om, namens de besturen van veiligheidsregio en GGD, deze netwerken te onderhouden. Dit vergt bovenal flexibiliteit. De DPG moet kunnen omgaan met ‘dansende schalen’: elk subnetwerk kent zijn eigen schaal van samenwerking, variërend van lokaal, subregionaal en regionaal tot interregionaal, nationaal en zelfs internationaal. Binnen de subnetwerken zal de DPG zijn/haar rol helder moeten maken. Dit kan er een zijn van regievoerder, inhoudelijke samenwerking, afspraken vastleggen, adviseren en in bepaalde gevallen zelfs toezicht en handhaving. Belangrijk is dat voor alle netwerkpartijen dit samenspel van rollen helder is en de DPG een transparant en betrouwbaar profiel heeft. Daarom is het bovenal noodzakelijk om gezag bij de samenwerkingspartners te verwerven vanuit de inhoudelijke meerwaarde van kennis en dienstverlening door de uitvoeringsorganisaties van GHOR en GGD, met de bestuurlijke rugdekking van beide besturen.
Kennis en innovatie Evenals bij de Publieke Gezondheid is voor veiligheid kennis van het grootste belang. Het gaat dan om vakkennis over risico´s, risicobeheersing en de feitelijke hulpverlening, maar ook over wijzen van netwerkregie en informatiemanagement. Toezicht en handhaving Wettelijk is verankerd dat het bestuur van de veiligheidsregio afspraken maakt met de uitvoerende partijen binnen de geneeskundige hulpverlening en toezicht houdt op de uitvoering daarvan. Indien de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop naar het oordeel van het bestuur tekort schiet, wordt in overleg getreden met de desbetreffende ketenpartner. De voorzitter van de veiligheidsregio kan, indien geen verbetering wordt geconstateerd, de desbetreffende instelling of zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven. Blijft men in gebreke, dan verzoekt de voorzitter aan de Minister van VWS om de nodige maatregelen te treffen.
15
Functioneel ontwerp voor het netwerk van Publieke Gezondheid Het is belangrijk dat de organisatie van de Publieke Gezondheid wordt opgebouwd vanuit de maatschappelijke doelstelling en de daarvoor benodigde taken en rollen. De term ‘organisatie’ moet in deze niet worden opgevat als één dienst, maar als een samenstel van diensten die in een netwerk samenwerken aan de Publieke Gezondheid. Redenerend vanuit de maatschappelijke opgave zijn voor deze netwerkorganisatie de volgende principes van belang. Tezamen vormen deze de outline van een functioneel ontwerp voor de Publieke Gezondheid: de modaliteiten die publiek geborgd moeten worden. Een landelijk sluitend netwerk voor klassieke beschermingstaken Beschermingstaken hebben de meeste directe impact op burgers. De Publieke Gezondheid moet de burgers als een collectief beschermen tegen uitbraken van infectieziekten en andere gezondheidsrisico´s. De klassieke beschermingstaken behoren tot het publieke domein, omdat het individu en de markt slechts beperkte mogelijkheden hebben. Omdat de burger overal in Nederland in dezelfde mate recht heeft op deze taken, is een landelijk sluitend netwerk nodig. In elke regio dient een basisinfrastructuur in stand te worden gehouden, die tezamen met de landelijke taakuitvoering door het RIVM als één geheel kan optreden. Een publiek-privaat netwerk voor bevorderingstaken Bevorderingstaken zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en gezondheidszorg, ten dienste van het individu (als onderdeel van het collectief). De individueel gerichte bevordering en de collectieve bevordering (preventie) dienen middels publiek-private samenwerking maximaal op elkaar te worden aangesloten. Dit taakveld vraagt dus samenwerking tussen preventie en curatie. Belangrijk randvoorwaardelijk vraagstuk voor deze samenwerking is een financieringsconstructie waarbij de opbrengst van de gezondheidswinst kan worden gebruikt voor verdere preventie. Landelijk eenduidige bewaking als basis voor lokale advisering De monitoring van de publieke gezondheid en signalering van maatschappelijke problemen moet landelijk samenhangend op eenduidige wijze worden georganiseerd. Elke burger heeft recht op dezelfde mate van gezondheidsbewaking. Dit vraagt samenwerking tussen decentrale overheden onderling en met nationale instellingen zoals het RIVM. Lokaal moet de beleidsvertaling plaatsvinden van de beschikbare ‘epidemiologische’ gegevens naar bruikbare, praktische adviezen voor gemeenten over de beschermings- en bevorderingstaken, maar ook over de bijvoorbeeld de Wmo en Jeugdzorg. Deze beleidsadvisering moet relevantie opleveren voor politiekbestuurlijke keuzes over alle vormen van intersectoraal facetbeleid omtrent gezondheid en het reduceren van sociaal-economische gezondheidsverschillen, die worden vastgelegd in de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. De advisering dient dus in te gaan op beleidsterreinen als welzijn, participatie, werk, sport, toezicht kinderopvang, milieu en sociale en fysieke veiligheid. In het bijzonder is het van belang dat vanuit de beschikbare epidemiologische gegevens goed inzicht wordt geboden aan gemeenten over het verwachte beroep op medische voorzieningen, na decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo. Ook voor de bewakingsfunctie is samenwerking tussen de Publieke Gezondheid en de reguliere gezondheidszorg van belang. Veel winst kan nog worden geboekt als geaggregeerde medische gegevens uit de curatieve sector kunnen worden ontsloten voor de preventie. Samenhang van Publieke Gezondheid met Jeugdzorg, maatschappelijke opvang en participatie De functionaliteiten van de Publieke Gezondheid en die voor de Jeugdzorg, de begeleidingstaak AWBZ/ WMO en Arbeidstoeleiding en uitkering hebben een belangrijke samenhang en moeten daarom in duidelijke samenhang worden georganiseerd. Gezondheid, sociale veiligheid en participatie en werk hangen heel nadrukkelijk met elkaar samen. Niet alleen in de uitvoering zijn de raakvlakken groot, maar ook de benodigde sociaal-medische kennis benodigd voor de rollen van poortwachter en zorgcoördinatie vindt haar grond binnen de Publieke Gezondheid. Gemeenten hebben drie belangen bij de decentralisaties: - Zelf doen wat kan: startpunt is om te voorkomen dat iemand zorg of een uitkering nodig heeft. Hiervoor is integraal denken nodig over de samenhang tussen leefomgeving, gedrag en voorzieningen. Dit vraagt nauwe samenwerking tussen de collectieve gezondheidsbevordering en organisaties die actief zijn in de nuldelijn, zoals welzijns- en thuiszorginstellingen. - Zorg waar nodig: er moet een betrouwbare instantie zijn die de ‘sociaal-medische huisarts’ wordt en zorgt voor een objectieve toewijzing: sociaal-medische teams die indiceren of iemand het zelf kan, kortdurende begeleiding nodig heeft of in een tweedelijns traject opgenomen moet worden. - Goede organisatie en inkoop van de tweedelijns zorg, zoals langdurende begeleiding (gezinsbegeleiding), intramurale jeugdzorg (o.a. jeugdreclassering en jeugdbescherming) en (jeugd)GGZ.
16
Functioneel ontwerp voor het netwerk van veiligheid Op grond van de geschetste maatschappelijke opgave en noodzakelijke functies, taken en rollen, zijn voor de veiligheid de volgende modaliteiten van belang. Ook voor de veiligheid staat het realiseren van een samenhangend stelsel van netwerken centraal. Netwerken voor integrale risicobeheersing Mogelijkheden voor risicobeheersing zijn op vele plaatsen te vinden. Risicobeheersing omvat preventiebeleid door bedrijven, vergunningenbeleid (waaronder toezicht & handhaving) door gemeenten en omgevingsdiensten, maar ook het meenemen van het risicoprofiel in ruimtelijke ontwikkelingen. Dit vraagt samenwerking tussen een veelheid aan diensten, die niet allemaal dezelfde taal spreken. Een belangrijk doel hierbij is om te realiseren dat veiligheidsoverwegingen vroegtijdig in ruimtelijke processen worden geadresseerd. Netwerken voor multidisciplinaire crisisbeheersing Crisisbeheersing vraagt per definitie multidisciplinaire samenwerking, zowel tussen de vier kolommen als met vele andere vitale partijen. De samenwerking tussen de vier kolommen wordt al geruime tijd versterkt en is binnen het construct van de veiligheidsregio structureel geborgd. Met name de gemeentelijke kolom vergt hierin nog extra aandacht, alsook de nieuwe positie van de politie als deze is genationaliseerd. In het bredere netwerk van crisispartners moet de accentverschuiving naar andersoortige crisistypen (zoals uitval nutsvoorzieningen) verder vorm krijgen, bijvoorbeeld in convenanten met de vitale partners. Netwerken binnen de witte kolom Zorginstellingen en zorgaanbieders binnen de witte kolom zijn op grond van de Wet veiligheidsregio’s verplicht om zich voor te bereiden op rampen en crises en hierover schriftelijke afspraken te maken met het bestuur van de veiligheidsregio. Om de acute zorgketen in positie te brengen om haar eigen verantwoordelijkheden waar te maken zullen de DPG’s het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ), voorgezeten door het traumacenUitgangspunt: reguliere en opgeschaalde trum, zoveel als mogelijk benutten om deze Publieke Gezondheid in één hand afspraken te maken. De 11 ROAZgebieden/traumaregio’s zijn evenwel niet conPublieke Gezondheid wordt geleverd onder dagelijkse omgruent aan de 25 veiligheidsregio’s. Ook nemen standigheden, maar ook bij rampen en crises. De Publieke niet allen partners binnen de witte kolom deel Gezondheid moet daarom naadloos kunnen opschalen. Om aan het ROAZ. Kernopgave is derhalve om de een goede verbinding te leggen tussen reguliere en opgenetwerken binnen de witte kolom verder te verschaalde Publieke Gezondheid is bij wet geregeld dat de sterken en de opgeschaalde regierol van de DPG GGD en de GHOR samen onder leiding staan van de DPG. goed af te stemmen op de reguliere regierol van Met de DPG heeft de Publieke Gezondheid – onder reguliere het traumacentrum. omstandigheden en bij rampen en crises – één gezicht. Lokale bestuurders en netwerkpartners in zorg en veiligheid zijn Netwerken voor sociale veiligheid zo verzekerd van ‘één loket’, dat integrale advisering over Ook voor de sociale veiligheid, zoals huiselijk dagelijkse en opgeschaalde Publieke Gezondheid biedt. Congeweld, zedenzaken en onnatuurlijke dood, is sequentie van dit uitgangspunt is dat de DPG als extra opgapublieke borging noodzakelijk. Dit is echter een ve heeft om de netwerken binnen Publieke Gezondheid en veld met gedeelde verantwoordelijkheden voor binnen veiligheid zoveel als mogelijk met elkaar te verbinorganisaties op het gebied van veiligheid en den. Zo zal de DPG met de acute zorg niet alleen in overleg gezondheid en met ook andere wettelijke katreden over de voorbereiding op rampen, maar ook over ders, zoals het strafrecht en de Wet maatschapsamenwerking voor reguliere Publieke Gezondheid. En binpelijke ondersteuning. Het is daarom noodzaak nen het netwerk van beschermingstaken, zoals infectieziekom de Publieke Gezondheid een duidelijke plaats tebestrijding,zal de DPG zowel de reguliere als de grootschate geven in bijvoorbeeld de ontwikkeling van de lige omstandigheden meenemen. Ook binnen het netwerk zogenaamde Veiligheidshuizen en om tot duidevan sociale veiligheid kunnen naast reguliere publieke gelijke samenwerkingsafspraken te komen met zondheid ook de grootschalige incidenten met sociale impact burgemeesters, politie en justitie (de worden opgepakt. ´gezagsdriehoek´).
17
Hoe is dit georganiseerd binnen de GGD? Het sluitstuk van deze visie is de feitelijke organisatie. Het in stand houden van het geheel van de organisatie voor de Publieke Gezondheid, met daarin de genoemde taken en rollen in samenhang geborgd, is een verantwoordelijkheid van de gemeenten. In de Wet Publieke Gezondheid is bepaald dat de gemeenten gezamenlijk in 25 regio’s een Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) in stand houden, als centrale organisatie voor de lokale uitvoering van taken in de Publieke Gezondheid. De Directeur Publieke Gezondheid staat aan het hoofd van de GGD (en tevens de GHOR). De DPG heeft tot taak om namens de gemeenten de samenhang in het stelsel van Publieke Gezondheid te garanderen door de hiervoor beschreven rollen binnen de Publieke Gezondheid transparant te organiseren. De GGD combineert vele rollen van de PG in zich, die haar in meerdere hoedanigheden herkenbaar maakt: Bovenal is de GGD een gemeentelijke dienst, die namens de gemeenten allerlei concrete Publieke Gezondheidstaken voor de burger uitvoert, bouwt aan het netwerk van Publieke Gezondheid en sociale veiligheid en de gemeenten van informatiegestuurd beleidsadvies voorziet over facetbeleid voor gezondheidsbevordering, maatschappelijke participatie en werk. Tegelijkertijd is de GGD ook onderdeel van een landelijk dekkende infrastructuur voor bewakings- en beschermingstaken, die onder lokaal gezag staat, maar landelijk wordt geregisseerd door VWS en het RIVM. Ook is de GGD een zorginstelling die dient te voldoen aan de kwaliteitskaders voor de gezondheidszorg, omdat haar personeel bepaalde medische handelingen verricht. Deze combinatie van rollen maakt dat de GGD effectief kan optreden en dat zij door burgers, gemeenten, Rijk en netwerkpartners als deskundig en betrouwbaar wordt gezien. In het kader van de decentralisatie is de GGD in staat om voor de jeugdzorg, begeleidingstaken AWBZ/ WMO en arbeidstoeleiding en uitkering de sociaal-medische problematiek te signaleren en vervolgens te bepalen of iemand enige vorm van (preventieve) zorg nodig heeft om echte zorg te beperken. De GGD heeft hierbij de signalerende, adviserende en begeleidende functie, en zorgt ervoor dat waar nodig, de mensen bij de juiste zorgverlener terecht komen. De GGD is bekend in deze rol voor de JGZ en voor de WMO (OGGZ, in een aantal regio’s ook de sociaal-medische advisering). Voorts adviseren veel GGD’en als gemeentelijke dienst ook over welke (tweedelijns) zorg het beste kan worden ingekocht en georganiseerd. Door een verbinding met een (eerstelijns) poortwachtersfunctie van de GGD kan ook kennis worden ontwikkeld over de effectiviteit van het zorgaanbod. Met epidemiologische en andere gezondheidgerelateerde gegevens biedt de GGD gemeenten informatie om probleemgericht beleid te kunnen voeren.
18
De DPG Door het samenbrengen van de verantwoordelijkheid voor GGD en GHOR in de DPG zijn de bevoegde gezagen verzekerd van integrale advisering namens de hele witte kolom, hetgeen in het bijzonder van belang is bij grootschalige infectieziekte-uitbraken, waarbij de besturen van veiligheidsregio en GGD een gedeelde verantwoordelijkheid hebben. De DPG heeft in zijn taakuitvoering, in opdracht van de gemeenten, 3 hoofdoriëntaties: 1. het ontwikkelen en borgen van de publieke gezondheid via het netwerk van publieke gezondheidszorg met een groot aantal actoren van diverse achtergronden, respectievelijk het verbeteren en mede ontwikkelen van de geneeskundige hulpverlening bij rampen en de fysieke en sociale veiligheid met partners als de acute zorgketen (ROAZ) en brandweer, politie en gemeenten; >>
Hoe is dit georganiseerd binnen de GHOR? De GHOR is een wettelijke verantwoordelijkheid van het bestuur van de veiligheidsregio. In de praktijk wordt de GHOR van oudsher echter door veel GGD’en uitgevoerd, op basis van een dienstverleningsovereenkomst met de veiligheidsregio. Het modelconvenant Publieke Gezondheid bij rampen en crises, dat recent is opgesteld, benadrukt het belang van een nauwe inhoudelijke samenwerking tussen de dagelijkse en opgeschaalde publieke gezondheid. Dit komt concreet tot uitdrukking in de processen van het zogenoemde GGD-rampenopvangplan: de infectieziektebestrijding, de medische milieukunde (inclusief gezondheidskundige advisering gevaarlijke stoffen), het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen en gezondheidsonderzoek na rampen. Het belang van de samenwerking is nog gegroeid doordat zowel de uitvoering van de gezondheidskundige advisering gevaarlijke stoffen als de uitvoerende coördinatie van de psychosociale nazorg wordt overgedragen van de GHOR naar de GGD. Tegelijkertijd is het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk geworden voor de multidisciplinaire voorbereiding op A-infectieziekten, terwijl de GGD verantwoordelijk blijft voor de feitelijke uitvoering en coördinatie van alle bestrijdingsmaatregelen. De Directeur Publieke Gezondheid verenigt in zich beide verantwoordelijkheden, zodat de besturen van de veiligheidsregio en de GGD ervan verzekerd zijn dat samenhangend invulling wordt gegeven aan hun verantwoordelijkheden. Om de inhoudelijke samenwerking van GHOR en GGD op deze processen landelijk en regionaal goed te kunnen vormgeven is, onder de leiding van de DPG, een goede organisatorische inbedding van de samenwerking noodzakelijk. In de praktijk zijn er meerdere varianten voor de organisatorische inbedding van de GHOR. De drie hoofdvarianten zijn: de GHOR wordt in opdracht van het bestuur van de veiligheidsregio uitgevoerd door de GGD, de GHOR is een bureau binnen de veiligheidsregio, of GGD en veiligheidsregio zijn één organisatie. Qua huisvesting van het GHORbureau zijn er binnen deze drie hoofdvarianten weer allerlei subvarianten mogelijk. Aan de kant van de GGD is een ontwikkeling dat de GHOR nauw betrokken wordt >> bij de voorbereiding van het GGD-rampenopvangplan, of mogelijk delen van het rampenopvangplan op verzoek 2. het daadwerkelijk optreden bij rampen en crises van de GGD opstelt. Ook komt het voor dat het GHORals adviseur van het bevoegd gezag en eindverbureau samen met crisisbeheersingsonderdelen van de antwoordelijk diensthoofd voor GGD en GHOR, GGD, ofwel met de Regionale Ambulancevoorziening alsmede het maken van afspraken en adviseren één afdeling vormt. In alle varianten staan GGD en over de voorbereiding op rampen door de instelGHOR onder leiding van de DPG en is vanzelfsprekend lingen binnen de geneeskundige hulpverlening in een nauwe inhoudelijke samenwerking van de GHOR afstemming op de hulpverleningsdiensten en met zowel de veiligheidsregio als de GGD aan de orde. gemeenten; 3.
management van een grote (zorg)organisatie die voor de gemeenten zorg draagt voor advisering over en uitvoering van gemeentelijke en nietgemeentelijke taken op het gebied van Publieke Gezondheid.
Beide besturen dienen hun eigen wettelijke verantwoordelijkheden waar te kunnen maken en de DPG daarop rechtstreeks te kunnen aanspreken. Daarom wordt de DPG benoemd “door het bestuur van de GGD, in overeenstemming met het bestuur van de Veiligheidsregio”.
Zoals het Veiligheidsberaad en de DPG’s al eerder hebben vastgesteld, moet de samenwerking beginnen met de wil op alle niveaus om interdisciplinair (binnen de veiligheidsregio en de witte kolom) samen te werken. De exacte organisatorische inbedding is van secundair belang. Het uitgangspunt is de regionale vrijheid om afhankelijk van de eigen situatie en historie een besturings- en organisatie model vast te stellen. Er is niet één formule die voor alle regio’s het beste werkt.
19
Conclusies Gezondheid en veiligheid zijn een groot goed. Toekomstige ontwikkelingen zullen naar verwachting in toenemende mate druk zetten op de betaalbaarheid en organisatie van het huidige stelsel van zorg en ook in de veiligheid vallen vele ontwikkelingen te verwachten. In deze visie wordt betoogd welke taken, rollen en organisatie van de Publieke Gezondheid en Veiligheid nodig zijn om een antwoord te formuleren op de maatschappelijke uitdagingen: Door eenhoofdige aansturing van GGD en GHOR door de Directeur Publieke Gezondheid zijn gemeenten ervan verzekerd dat naadloos kan worden opgeschaald van reguliere Publieke Gezondheid, onder verantwoordelijkheid van de wethouders volksgezondheid, naar optreden bij rampen en crises, onder gezag van de burgemeesters en voorzitter veiligheidsregio. Door het garanderen van een landelijk dekkend stelsel van publieke beschermingstaken kunnen Rijk en gemeenten het hoofd bieden aan de toenemende infectiedruk vanwege de wereldwijde mobiliteit, intensieve contacten tussen mensen en dier, antibioticaresistentie en klimaatverandering. Tevens kunnen Rijk en gemeenten hierdoor ervan op aan dat ze gezaghebbend worden geadviseerd over de mogelijkheden om gezondheidseffecten van toenemende industriële en landbouwactiviteiten te beperken. Door nauwe samenwerking tussen Publieke Gezondheid en diensten binnen de sociale veiligheid zijn gemeenten ervan verzekerd dat huiselijk geweld, zedenzaken, criminaliteit en leefbaarheidsproblemen samenhangend worden aangepakt en maatschappelijke onrust kan worden bestreden. Door de netwerken binnen de witte kolom, tussen de multidisciplinaire partners en met de partners in risicobeheersing in balans verder uit te bouwen, is het beste verzekerd dat de Publieke Gezondheid, regulier en onder grootschalige omstandigheden, kan bijdragen aan het verhogen van de fysieke veiligheid. Door nauwe samenwerking tussen collectieve gezondheidsbevordering door de Publieke Gezondheid en individuele gezondheidsbevordering door de curatieve sector kan de stijging van zorgkosten en gevolgkosten voor het sociale stelsel door welvaartsziekten een halt worden toegeroepen. Door landelijk samenhangende gezondheidsbewaking en verbetering van concrete beleidsadviezen op basis van gezondheidsinformatie kunnen gemeenten beter in staat worden gesteld om in hun diverse gemeentelijke beleidsvelden gezondheidswinst te behalen en sociaal-economische gezondheidsverschillen te reduceren. Door het organiseren van sociaal-medische probleemsignalering (poortwachtersfunctie), toeleiding (doorverwijzing) en zorgcoördinatie (voortgangsbewaking) kan de GGD de gemeenten ondersteunen bij het doorvoeren van de decentralisaties binnen de jeugdzorg, begeleidingstaken AWBZ en arbeidstoeleiding en uitkering. Afhankelijk van de regionale situatie kan de GGD de gemeente ook van dienst zijn door te adviseren over welke (tweedelijns) zorg het beste kan worden ingekocht en georganiseerd. Door een verbinding met (eerstelijns) poortwachtersfunctie van de GGD kan ook kennis worden ontwikkeld over de effectiviteit van het zorgaanbod. Met epidemiologische en andere gezondheidgerelateerde gegevens biedt de GGD gemeenten informatie om probleemgericht beleid te kunnen voeren.
6b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 31 oktober 2012
Agendapunt 6b Inspectieonderzoek slachtofferinformatie
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Onderzoek slachtofferinformatie Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 18-10-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 31-10-2012
Inleiding: De Inspectie Veiligheid en Justitie gaat onderzoek doen naar de registratie van slachtoffers bij incidenten. In bijgevoegde brief (bijlage 1) van de inspectie wordt de onderzoek nader toegelicht.
Op dit moment voert de Inspectie Veiligheid en Justitie samen met de Inspectie voor de gezondheidszorg een onderzoek uit naar de voorbereiding en de uitvoering van de slachtofferregistratie, de gewondenspreiding en de bijstand tijdens de treinbotsing op 21 april 2012 in Amsterdam. Aansluitend aan het onderzoek in de veillgheidsregio Amsterdam-Amstelland willen de inspecties in kaart brengen hoe bovengenoemde processen in de overige veiligheidsregio's zijn georganiseerd. Hierin zullen ook de (landelijke) ontwikkelingen worden meegenomen. Het onderzoek heeft tot doel vast te stellen in hoeverre de gesignaleerde knelpunten daadwerkelijk zijn opgepakt en wat is gedaan met eerdere aanbevelingen van de inspecties. Het onderzoek in de veiligheidsregio's bestaat uit een combinatie van een vragenlijst en een aantal verdiepende interviews. Allereerst is aan alle veiligheidsregio's een vragenlijst worden toegezonden. Deze vragenlijst (incl. beantwoording) is toegevoegd (bijlage 2).
cc Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Veilheid en Justitie
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Lange Houtstraat 26 2511 CW Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.ivenj.nl
Aan de directeur Publieke Gezondheid van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden De heer Y.R. Schat Postbus 5364 6802 EJ ARNHEM
Contactpersoon Margret Schouten secretaresse T 070 426 87 44 m.schouten(g)ivenj. minvenj.nl Ons kenmerk
297302 Kopie aan Directeuren veiligheidsregio
Datum 22 augustus 2012 Onderwerp Aankondiging onderzoek
Bij beantwoording de datum en ons feenmer/c vermelden, wat u siechts één zaafc in uw brief behandelen.
Geachte heer Schat, Hierbij treft u ter informatie aan een kopie van de brief die heden aan de voorzitters van de veiligheidsregio is gezonden. Deze brief betreft de aankondiging van het onderzoek naar de organisatie van en voorbereiding op de uitvoering van slachtofferregistratie, gewondenspreiding en bijstand.
Veiligheids- en Gezondheidsregio Geiderland-Midden Hoogachtend,
ONTV. 2 7 AUG. 2012 NR. mr. J.G. Bos Hoofd Inspectie Veiligheid en Justitie
NAAR
- ~f
V*
VJ'
ARCHIEF
PARAi
DATUM /
L1
4 }1
(7
(
1
Pagina 1 van 1
Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Aan de voorzitter van de Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden mevrouw P.C. Krikke Postbus 30071 6803 AB ARNHEM
Lange Houtstraat 26 2511 CW Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.ivenj.nl Contactpersoon A.W. Dorst Projectleider
T 070 426 73 43 F 070 426 69 90
Datum 22 augustus 2012 Onderwerp Aankondiging Onderzoek
Projectnaam Slachtofferregistratie Ons kenmerk 294939 Kopie aan Directeur Publieke Gezondheid
Geachte mevrouw Krikke, Uit eerdere inspectieonderzoeken (de Poldercrash in 2009, Koninginnedag Apeldoorn in 2009 en het schietincident in Alphen aan den Rijn in 2009) bleek dat bij het registeren van slachtoffers een aantal terugkerende knelpunten optrad. De inspectie constateerde tekortkomingen in het lokaliseren, registreren en volgen van gewonde slachtoffers. Ook bleek dat vaak geen afspraken zijn gemaakt over bijstand uit andere regio's. Zowel het kabinet als GHOR Nederland en het Veiligheidsberaad deden toezeggingen en ondernamen actie om de gesignaleerde knelpunten op te lossen.
Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen.
Op dit moment voert de Inspectie Veiligheid en Justitie samen met de Inspectie voor de gezondheidszorg een onderzoek uit naar de voorbereiding en de uitvoering van de slachtofferregistratie, de gewondenspreiding en de bijstand tijdens de treinbotsing op 21 april 2012 in Amsterdam. Aansluitend aan het onderzoek in de veillgheidsregio Amsterdam-Amstelland willen de inspecties in kaart brengen hoe bovengenoemde processen in de overige veiligheidsregio's zijn georganiseerd. Hierin zullen ook de (landelijke) ontwikkelingen worden meegenomen. Het onderzoek heeft tot doel vast te stellen in hoeverre de gesignaleerde knelpunten daadwerkelijk zijn opgepakt en wat is gedaan met eerdere aanbevelingen van de inspecties. Het onderzoek in de veiligheidsregio's bestaat uit een combinatie van een vragenlijst en een aantal verdiepende interviews. Allereerst zal aan alle veiligheidsregio's een vragenlijst worden toegezonden met het verzoek deze in te vullen en te retourneren. Aan de hand van de uitkomsten van de vragenlijst zal nader worden bepaald in welke regio's aanvullende interviews zullen worden gehouden. De betreffende organisaties zullen hierover tijdig worden geïnformeerd.
Pagina 1 van 2
Kopie
Hierbij verzoek ik u medewerking te verlenen aan het onderzoek. Voor het maken van afspraken zal de inspectie contact opnemen met de liaison voor het
Datum
systematisch toezicht op de rampenbestrijding in uw regio. Met deze liaison zuilen
22 augustus 2012
praktische afspraken worden gemaakt over het aanleveren van gegevens en de
0"s kenmerk 294939
verdere acties in het kader van het onderzoek. De inspecties verwachten eind dit jaar de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de bevindingen te kunnen rapporteren. De projectleider van het onderzoek is de heer A.W. Dorst. Hij is bereikbaar op 070-4267230 of per email via a.w.dorstO)ivenj.minvenj.nl. Voor informatie kan contact worden opgenomen met mevrouw K. Delsman. Zij is bereikbaar op 070-4268473 of per mail via [email protected].
Hoogachtend,
J.G. Bos IHoofd van de Inspectie
Veiligheid en Justitie
Pagina 2 van 2
Kopie
Vragenlijst veiligheidsregio’s voor onderzoek slachtofferregistratie, gewondenspreiding en bijstand Algemene gegevens Door wie is de vragenlijst ingevuld Veiligheidsregio Functie/naam Datum
Gelderland Midden Sandra Thomassen, beleidsmedewerker GHOR 17-09-2012
Contactgegevens in uw regio (in geval de inspecties nadere vragen hebben): Naam Telefoonnummer E-mail adres
Jan Salomons 088 355 50 84 [email protected]
Toelichting op het onderzoek Uit eerdere inspectieonderzoeken bleek dat bij het registeren van slachtoffers een aantal terugkerende knelpunten optrad. De Inspectie Veiligheid en Justitie en de Inspectie voor de Gezondheidszorg constateerden tekortkomingen in het lokaliseren, registreren en volgen van gewonde slachtoffers. Ook bleek dat vaak geen afspraken zijn gemaakt over bijstand uit andere regio’s. Zowel het kabinet als GHOR Nederland en het Veiligheidsberaad deden toezeggingen en ondernamen actie om de gesignaleerde knelpunten op te lossen. Met dit onderzoek willen beide inspecties in kaart brengen hoe de processen van slachtofferregistratie, gewondenspreiding en bijstand in Nederland georganiseerd zijn. Het doel van dit onderzoek is vast te stellen in hoeverre gesignaleerde knelpunten daadwerkelijk zijn opgepakt en wat met eerdere aanbevelingen van de inspecties is gedaan. In hoeverre zijn de veiligheidsregio’s voorbereid op (grootschalige) incidenten met meerdere slachtoffers? De bevindingen en conclusies van dit onderzoek worden vastgelegd in een rapport dat naar verwachting eind 2012 zal verschijnen. Voor dit onderzoek hebben de inspecties eerst in kaart gebracht hoe de processen van slachtofferregistratie, gewondenspreiding en bijstand bij de treinbotsing op 21 april 2012 in Amsterdam zijn verlopen. Aansluitend willen zij onderzoeken hoe deze processen in de overige veiligheidsregio’s georganiseerd zijn. Daarbij wordt ook gekeken naar (landelijke) ontwikkelingen. Hiertoe wordt een vragenlijst naar alle regio’s gestuurd. Aan de hand van de uitkomsten bepalen de inspecties in welke regio’s aanvullende interviews worden gehouden. De betreffende organisaties worden hierover tijdig geïnformeerd. De vragenlijst wordt per mail gestuurd aan de regionale contactpersoon voor het systematisch toezicht, zoals bekend bij de Inspectie Veiligheid en Justitie. Het verzoek is de vragenlijst voor 17 september ingevuld te retourneren aan mevrouw Karin Delsman. Zij is bereikbaar per mail via [email protected]. Bij onduidelijkheid over de vragen of voor een toelichting op het onderzoek kunt u tevens contact met haar opnemen. De vragenlijst bestaat uit vier delen: slachtofferregistratie (deel 1), gewondenspreiding (deel 2), bovenregionale bijstandsverlening (deel 3) en ontwikkelingen (deel 4). De eerste drie delen worden
1
voorafgegaan door een korte toelichting op de vragen. Per vraag kunt u het juiste antwoord aanvinken in het selectievakje en/of intypen in de daarvoor bestemde tekstbox. Bij sommige vragen zijn meerdere antwoorden mogelijk, dit is per vraag aangegeven. Het invullen van de vragenlijst zal naar schatting 1 à 1,5 uur in beslag nemen. Alvast hartelijk dank voor uw medewerking! Deel 1: Slachtofferregistratie Onder het proces slachtofferregistratie verstaan de inspecties het schriftelijk en/of digitaal vastleggen van identiteitskenmerken van al dan niet gewonde slachtoffers van een (grootschalig) incident1. Vraag 1: Ervaring en verbetering van het proces slachtofferregistratie in uw veiligheidsregio 1a. Heeft in 2011 of 2012 in uw regio één of meer (grootschalige) incident(en) plaatsgevonden waarbij meerdere slachtoffers zijn geregistreerd? Ja X Nee (ga verder met vraag 1d ) 1b. Kunt u beschrijven wat er bij deze incidenten goed ging op het gebied van slachtofferregistratie (best practices)?
1c. Kunt u aangeven welke drie belangrijkste leerpunten op het gebied van slachtofferregistratie uit deze incidenten naar voren kwamen?
1d. Is in 2011 en/of 2012 het proces slachtofferregistratie binnen uw regio beoefend? (meerdere antwoorden mogelijk) Ja, dit proces is multidisciplinair beoefend door de volgende partijen: X Ja, dit proces is monodisciplinair beoefend door de volgende partijen: Regionale Ambulancevoorziening, GHOR, ziekenhuizen Nee (ga verder met vraag 2)
1
Deze definitie wijkt af van de door het veiligheidsberaad vastgestelde definitie voor slachtofferregistratie in het kader van het project slachtofferinformatiesystematiek (SIS). De inspecties willen slachtofferregistratie breder onderzoeken dan de in het project SIS beschreven systematiek.
2
1e. Met welke frequentie wordt het proces van slachtofferregistratie beoefend? 4x
keer per jaar
1f. Kunt u beschrijven wat er bij deze oefeningen goed ging op het gebied van slachtofferregistratie (best practices)? De slachtofferregistratie kaarten werden gebruikt, het w as daarna voor iedere hulpverlener helder welke type slachtoffer zich bevond in het incidentgebied én in de Geneeskundige Combinatie.
1g. Kunt u aangeven welke drie belangrijkste leerpunten op het gebied van slachtofferregistratie uit deze oefeningen naar voren kwamen?
Leerpunt is dat er in de GNK een discrapantie ontstaat tussen in- en uitvoer van aantal patienten
Vraag 2: Taakverdeling en borging op het gebied van slachtofferregistratie in uw veiligheidsregio 2a. Wanneer start in uw regio het proces slachtofferregistratie? (meerdere antwoorden mogelijk)
X
5 (geef aantal) slachtoffers Bij incidenten met meer dan Dit is afhankelijk van de ernst van het letsel van de slachtoffers Dit is afhankelijk van de ontstane maatschappelijke onrust Dit is afhankelijk van de ontstane informatiebehoefte in de maatschappij/verwanten Anders, namelijk:
2b. Zijn de criteria (uit vraag 2a) vastgelegd? X Ja, naam en status document nog uit zoeken Nee 2c. Welke partijen hebben een rol in het proces slachtofferregistratie tijdens een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers? (meerdere antwoorden mogelijk) X Ambulancedienst X Ziekenhuizen X Politie X Gemeente(n) X GHOR, geef aan welke onderdelen/functionarissen: Hs-GHOR, HIN, OvD-G/CvD-G, SIGMA, CGV Andere partij(en), geef aan welke:
3
2d. Welke gegevens worden tijdens een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers geregistreerd en door welke partij(en)? (meerdere antwoorden mogelijk) Identificatiegegevens van slachtoffers (bijv. NAW, geboortedatum, geslacht, BSN). Deze gegevens worden geregistreerd door: X Ambulancedienst X Ziekenhuizen X Politie Gemeente(n) X GHOR, geef aan welke onderdelen/functionarissen:
OvD-G/CvD-G Andere partij(en), geef aan welke:
Triageklasse of ernst van de verwondingen van de slachtoffers. Deze gegevens worden geregistreerd door: X Ambulancedienst X Ziekenhuizen Politie Gemeente(n) X GHOR, geef aan welke onderdelen/functionarissen:
OvD-G/CvD-G Andere partij(en), geef aan welke:
Gegevens over de aard van de verwondingen. Deze gegevens worden geregistreerd door: X Ambulancedienst X Ziekenhuizen Politie Gemeente(n) X GHOR, geef aan welke onderdelen/functionarissen: OvD-G/CvD-G Andere partij(en), geef aan welke:
Locatie en tijdstip van de registratie van slachtoffergegevens. Deze gegevens worden geregistreerd door: X Ambulancedienst Ziekenhuizen X Politie Gemeente(n) X GHOR, geef aan welke onderdelen/functionarissen:
OvD-G/CvD-G Andere partij(en), geef aan welke:
Contactgegevens en zoekvragen van verwanten van de slachtoffers Deze gegevens worden geregistreerd door: Ambulancedienst X Ziekenhuizen X Politie X Gemeente(n) GHOR, geef aan welke onderdelen/functionarissen: Andere partij(en), geef aan welke:
4
2e. Wordt in uw regio door alle betrokken partijen volgens een vast format geregistreerd? Ja, alle partijen hanteren hetzelfde format Ja, enkele partijen hanteren hetzelfde format X Nee, alle partijen hanteren een eigen format Nee, niet alle partijen hanteren een format 2f. Wordt in uw regio gebruik gemaakt van de gewondenkaart? X Ja Nee, geef aan waarom niet
2g. Hebben betrokken partijen afspraken gemaakt over informatie-uitwisseling van slachtoffergegevens? X Ja, de volgende partijen wisselen slachtoffergegevens uit Er zijn afspraken gemaakt tussen de ziekenhuizen en de GHOR, dit gaat november a.s. vastgelegd w orden in een convenant.
Nee 2h. Zijn de bovengenoemde afspraken (uit vraag 2g) vastgelegd? Ja, naam en status document X Nee, geef aan waarom niet
Convenant ziekenhuizen - GHOR, vaststelling vindt plaats november 2012
2i. Wordt de informatie van verschillende partijen gebruikt om één lijst met slachtoffergegevens te maken? X Ja, geef aan welke partij hiervoor verantwoordelijk is
Gemeenten Nee 2j. Zijn binnen uw regio afspraken gemaakt over de taakverdeling bij slachtofferregistratie? X Ja, binnen Regionaal Operationeel Team zijn werkafspraken Nee, geef aan waarom niet (ga daarna verder met deel 2)
2k. Is bovengenoemde taakverdeling schriftelijk vastgelegd in afspraken/procedures? Ja, door alle betrokken partijen, geef hieronder naam en status van het document Ja, door enkele betrokken partijen, geef hieronder naam en status van het document Ja, alleen door de veiligheidsregio, geef hieronder naam en status van het document X
Nee, geef aan waarom niet Is nog niet gerealiseerd, daar is men nu bezig op basis van landelijke ontw ikkelingen (RCP, SIS).
5
Deel 2: Gewondenspreiding
Onder het proces gewondenspreiding verstaan de inspecties het gericht verdelen van (zwaar) gewonde slachtoffers van een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers over ziekenhuizen om hen zo snel mogelijk de benodigde zorg te verlenen. De locatie van het ziekenhuis is daarbij niet relevant. Ook wordt niet gekeken naar de wijze van (ambulance)vervoer. Vraag 3: Ervaring en verbetering van het proces gewondenspreiding in uw veiligheidsregio
3a. Heeft in 2011 of 2012 in uw regio één of meer (grootschalige) incident(en) met meerdere slachtoffers plaatsgevonden waarbij sprake was van gewondenspreiding? X Ja, is standaardprocedure Nee (ga verder met vraag 3d) 3b. Kunt u beschrijven wat er bij deze incidenten goed ging op het gebied van gewondenspreiding (best practices)? Procedure is gevolgd en dit is goed gegaan, er waren verder geen grote aandachtspunten.
3c. Kunt u aangeven welke drie belangrijkste leerpunten op het gebied van gewondenspreiding uit deze incidenten naar voren kwamen? n.v.t.
3d. Is in 2011 en/of 2012 het proces gewondenspreiding binnen uw regio beoefend? (meerdere antwoorden mogelijk) Ja, dit proces is multidisciplinair beoefend door de volgende partijen: X Ja, dit proces is monodisciplinair beoefend door de volgende partijen: Meldkamer Ambulancedienst Nee (ga verder met vraag 4) 3e. Met welke frequentie wordt het proces van gewondenspreiding beoefend? 8
keer per jaar
3f. Kunt u beschrijven wat er bij deze oefeningen goed ging op het gebied van gewondenspreiding (best practices)? n.v.t.
6
3g. Kunt u aangeven welke drie belangrijkste leerpunten op het gebied van gewondenspreiding uit deze oefeningen naar voren kwamen? Het systeem an sich behoeft aandacht t.a.v. functionaliteiten en beschikbaarheid.
Vraag 4: Taakverdeling en borging van de gewondenspreiding in uw veiligheidsregio
4a. Wanneer wordt in uw regio het proces gewondenspreiding toegepast? (meerdere antwoorden mogelijk) X X X X
5 Bij incidenten met meer dan (geef aantal) slachtoffers Dit is afhankelijk van de ernst en/of aard van het letsel van de slachtoffers Dit is niet specifiek bepaald, maar incidentafhankelijk Als meerdere incidenten gelijktijdig plaatsvinden Anders, namelijk:
4b. Welke taken heeft de coördinator gewondenvervoer (CGV) binnen het proces van de gewondenspreiding in uw regio? Conform taakbeschrijving CGV
Zijn deze taken vastgelegd? X Ja, naam en status document Functiedocument operationele functie GHOR, vastgesteld 01-10-2011 Nee
4c. Zijn er in uw regio afspraken gemaakt over de triage van slachtoffers op plaats incident? X Ja, geef een korte beschrijving van de afspraken: Vastgelegd in de 1e w agen procedure van de RAV
Nee Zijn de bovengenoemde afspraken vastgelegd? X Ja, naam en status document 1e w agen procedure RAV, vastgesteld Nee
7
4d. Zijn in het kader van de gewondenspreiding in uw regio afspraken gemaakt over het geven van een voorwaarschuwing aan ziekenhuizen? X Ja, werkafspraken Nee Is de MKA op de hoogte van deze afspraken? X Ja Nee Zijn de deze afspraken vastgelegd? Ja, naam en status document Nee 4e. Zijn specifieke afspraken met de ziekenhuizen in uw regio gemaakt over het aantal op te vangen slachtoffers in relatie tot het letsel (bijvoorbeeld T1, T2, T3) tijdens een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers? X Ja, geef korte beschrijving van de afspraken: Het MBC is bekend, maar de MKA verifieert de actuele behandelcapaciteit en zet aan de hand daarvan in.
Nee Is de MKA op de hoogte van deze afspraken? X Ja Nee Zijn deze afspraken vastgelegd? X Ja, naam en status document ZiROP Rijnstate, vastgesteld / ZiROP Gelderse Vallei, vastgesteld Nee 4f. Zijn specifieke afspraken gemaakt over gewondenspreiding voor slachtoffers met bepaalde typen verwondingen (bijvoorbeeld brandwonden) tijdens een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers? X Ja, geef een korte beschrijving van de afspraken: Specifieke typen verwondingen als brandw onden of zw aar traumatisch letsel w orden naar de daarvoor specialistische centra gebracht
Nee Is de MKA op de hoogte van deze afspraken? X Ja Nee Zijn deze afspraken vastgelegd? X Ja, naam en status document Gewondenspreidingsplan Nee
8
4g. Zijn specifieke afspraken met buurregio’s gemaakt over het proces van gewondenspreiding tijdens een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers? X Ja, geef een korte beschrijving van de afspraken: Dit gaat via Octopus/Pariter
Nee Is de MKA op de hoogte van deze afspraken? X Ja Nee Zijn deze afspraken vastgelegd? X Ja, naam en status document zie 4G Nee 4h. Zijn specifieke afspraken met het Calamiteitenhospitaal in Utrecht gemaakt over gewondenspreiding tijdens een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers? Ja X Nee Is de MKA op de hoogte van deze afspraken? Ja X Nee Zijn deze afspraken vastgelegd? Ja, naam en status document Nee 4i. Wordt een overzicht van de gewondenspreiding bijgehouden? X Ja, geef aan hoe dit gebeurt en door wie: Octopus/Pariter
Nee, ga door met vraag 5 4j. Wordt de gewondenspreiding ondersteund door een technisch systeem? X Ja, geef aan welk systeem Octopus/Pariter
Nee
9
Deel 3: Bovenregionale bijstandsverlening
Onder het proces bovenregionale bijstandsverlening verstaan de inspecties dat ambulances van buiten de eigen regio worden ingezet bij een (grootschalig) incident met meerdere slachtoffers in de eigen regio. Dit om slachtoffers de benodigde zorg op het plaats incident te kunnen verlenen en hen zo snel mogelijk naar ziekenhuizen te kunnen vervoeren Vraag 5: Ervaring en verbetering van het proces bovenregionale bijstandsverlening aan uw veiligheidsregio
5a. Heeft in 2011 of 2012 in uw regio een of meer (grootschalige) incidenten met meerdere slachtoffers plaatsgevonden waarbij sprake was van bovenregionale bijstandsverlening? Ja, X Nee (ga verder met vraag 5d ) 5b. Kunt u beschrijven wat er bij deze incidenten goed ging op het gebied van bovenregionale bijstandsverlening (best practices)?
5c. Kunt u aangeven welke drie belangrijkste leerpunten op het gebied van bovenregionale bijstandsverlening uit deze incidenten naar voren kwamen?
5d. Is in 2011 en/of 2012 het proces bovenregionale bijstandsverlening beoefend? (meerdere antwoorden mogelijk) Ja, dit proces is multidisciplinair beoefend door de volgende partijen: Ja, dit proces is monodisciplinair beoefend door de volgende partijen: x
Nee (ga verder met vraag )
5e. Met welke frequentie wordt het proces van bovenregionale bijstandsverlening geoefend? keer per jaar
10
5f. Kunt u beschrijven wat er bij deze oefeningen goed ging op het gebied van bovenregionale bijstandsverlening (best practices)?
5g. Kunt u aangeven welke drie belangrijkste leerpunten op het gebied van bovenregionale bijstandsverlening uit deze oefeningen naar voren kwamen?
Vraag 6: Taakverdeling en borging op het gebied van bovenregionale bijstandsverlening aan veiligheidsregio
6a. Wanneer start het proces van bovenregionale bijstandsverlening aan uw regio? (meerdere antwoorden mogelijk)
X X
Bij incidenten met meer dan (geef aantal) slachtoffers Dit is afhankelijk van de ernst en/of aard van het letsel van de slachtoffers Dit is niet specifiek bepaald, maar incidentafhankelijk Als meerdere incidenten gelijktijdig plaatsvinden Anders, namelijk:
Is de MKA op de hoogte van deze afspraken? X Ja Nee Zijn deze afspraken vastgelegd? X Ja, naam en status document In procedures op GMK Nee 6b. Heeft de MKA in de eigen regio direct contact met ingezette bijstandsambulances uit buurregio’s? X Ja, geef aan hoe en door wie (welke functionaris) MKA centralist of CGV
Nee
11
6c. Wordt de inzet en beschikbaarheid van bijstandsambulances bijgehouden? X Ja, geef aan hoe en door wie (welke functionaris): MKA centralist houdt dit bij in GMS
Nee 6d. Wordt de bijstand ondersteund door een technisch systeem? X Ja, geef aan welk systeem Gemeenschappelijk Meldkamer Systeem (GMS)
Nee 6e. Heeft afstemming met buurregio’s plaatsgevonden over het verlenen van bovenregionale bijstand? X Ja Nee, geef aan waarom niet (ga daarna verder met deel D)
6f. Zijn met buurregio’s schriftelijk vastgelegde afspraken gemaakt over het verlenen van bovenregionale bijstand? Ja, geef naam en status van het document X
Nee, geef aan waarom niet Liggen vast in landelijke afspraken als ambulancebijstand en gew ondenspreidingsplan
6g. Beschikt de regio over een ambulancebijstandsplan? X Ja, geef naam en status van het document invullen Nee, geef aan waarom niet
Welke functionaris(sen) kunnen het ambulancebijstandsplan in werking stellen? MKA centralisten, CaCo, dienstdoenend hoofd Meldkamer
6h. Zijn afspraken met buurregio’s gemaakt over de uitwisseling van slachtoffergegevens tijdens het proces van bovenregionale bijstandsverlening? X Ja, geef een korte beschrijving van de afspraken: Er zijn werkafspraken gemaakt, liggen niet schriftelijk vast. Landelijke ontwikkelingen w orden hierbij nauwkeurig gevolgd (afspraken VWS en directeuren PG inzake uitw isseling s.o. gegevens).
Nee
12
Deel 4: Ontwikkelingen Vraag 7: Ontwikkelingen rond de processen slachtofferregistratie, gewondenspreiding en bovenregionale bijstandsverlening
7a. Is uw veiligheidsregio op de hoogte van de conclusies en aanbevelingen van inspectierapporten waarin slachtofferregistratie een rol speelde? X Ja, de veiligheidsregio is bekend met de volgende inspectierapporten Turkisch Airlines, Koniginnedagdrama, Alphen aan de Rijn
Nee, ga naar vraag 4b. 7b. Wat zijn de drie belangrijkste initiatieven die uw regio heeft genomen naar aanleiding van de hierboven genoemde inspectierapporten? - Afspraken over uitw isselen van slachtofferinformatie wordt vastgelegd in convenant ziekenhuizen - GHOR (n.a.v. SIS ontw ikkelingen) - CRIB proces wordt aan de hand van landelijke ontw ikkelingen (SIS) uitgewerkt door regio gemeenten
Geen actie 7c. Geef aan van welke landelijke of (boven)regionale ontwikkelingen op het gebeid van slachtofferregistratie, gewondenspreiding en bovenregionale bijstandverlening uw veiligheidsregio op de hoogte is X Slachtofferinformatie systematiek (SIS) Registreren en Volgen (ReVo) X Handreiking afspraken tussen openbaar bestuur en ziekenhuizen andere ontwikkelingen namelijk
7d. Geef aan bij welke ontwikkelingen uw regio actief betrokken is? X Slachtofferinformatie systematiek (SIS) Registreren en Volgen (ReVo) X Handreiking afspraken tussen openbaar bestuur en ziekenhuizen andere ontwikkelingen namelijk
7e. Wat vindt u van de hier bovengenoemde ontwikkeling(en)? (is er in uw regio draagvlak)? Het is goed en noodzakelijk dat deze processen ontwikkelt worden en dat alle partijen daarbij betrokken w orden. Verdieping en verbreding in de regio dient nog plaats te vinden, maar het draagvlak hiervoor lijkt aanwezig te zijn bij de partijen.
13