ALGEMEEN BESTUUR Datum: 21 maart 2012
www.vggm.nl
AGENDA Overleg
:
Algemeen Bestuur / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid
Datum
:
21 maart 2012
Tijd
:
9.30-uiterlijk 10.45 uur
Plaats
:
Van der Valk hotel, Duiven
AGENDAPUNTEN:
Behandelwijze:
1.
Opening en medelingen
2.
Verslagen en algemene organisatie a. Verslag en besluitenlijst d.d. 14 december 2011 b. Besluitenlijst vergadering DB d.d. 29 februari 2012 c. Lijst ingekomen stukken d. Verslag voortgangsgesprek ministerie V&J d.d. 19 oktober 2011 e. Voortgang gevolgen brief VWS inzake Wet Publieke Gezondheid f. Vertegenwoordiging bestuursadviescommissies Veiligheidsberaad
Ter besluitvorming Ter informatie Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter bespreking Ter informatie
Financiën a. Advies Financiële Commissie b. Brief BTW-herziening
Ter bespreking Ter informatie
Brandweer a. Aanwijzing bedrijfsbrandweer
Ter besluitvorming
Regionalisering brandweer: b. Stand van zaken regionalisering brandweer c. Organisatieplan op hoofdlijnen d. Bouwstenen financieel beleid e. Standstill
Ter informatie Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter besluitvorming
Risicobeheersing en rampenbestrijding a. Crisiscommunicatie b. Evaluatierapport RBT oefening Viking c. Natuurbrandbestrijding d. Ambtsbericht Commissaris van de Koningin 2011 e. Overeenkomst Nordrhein-Westfalen f. Stand van zaken meldkamer
Ter besluitvorming Ter besluitvorming Ter bespreking Ter informatie Ter besluitvorming Ter informatie
3.
4.
5.
6.
Rondvraag en sluiting
2a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 2a Verslag en besluitenlijst AB d.d. 14 december 2011
Voorstel: Ter besluitvorming
VERSLAG Verslag van
:
Gehouden op Plaats
: :
Algemeen bestuur VGGM / Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid 14 december 2011 Arnhem, Stadhuis
Aanwezig
Gemeente
Afwezig
P. Krikke (voorzitter) H. Kok A. van Dijk A. Troost C. Luesink H. Zomerdijk J. van Groningen C. van der Knaap B. van Eeten G. Renkema E. Tuijnman J.P. Gebben P. van Wingerden-Boers T. Vugts M. Slinkman J.H. Klein Molekamp J. Colijn G. van Rumund J. Breunissen H. Staring J. Lucas T. Lith
Arnhem Arnhem Barneveld Barneveld Doesburg Duiven Duiven Ede Lingewaard Nijkerk Overbetuwe Renkum Rheden Rheden Rijnwaarden Rozendaal Scherpenzeel Wageningen Westervoort Zevenaar HovJ / Openbaar Ministerie Plv. Korpschef Politie Gelderland-Midden Dir. Publ. Gezondheid, VGGM Dir. Brandweer, VGGM Controller, VGGM Directiesecretaris, VGGM Bestuurssecretaris Politie Gelderland-Midden
J. Bouman G. Ligtelijn H. de Vries G. de Graaf R. Weeda T. van Rooijen H. Vreeswijk S. Efdé J. Geukers J. de Ruiter
Doesburg Ede Lingewaard Nijkerk Renkum Overbetuwe Scherpenzeel Wageningen Westervoort Zevenaar
P. Miltenburg
Korpschef Politie Gelderland-Midden Coördinerend functionaris gemeenten
Y. Schat P. Joosten M. Meijer E. van Neerrijnen (notulist) J. de Warle
Verslag tekst:
T. Visser
Gemeente
Voorgestelde behandeling
1. Opening en medelingen De voorzitter opent de vergadering en heet de heer van Dijk in het bijzonder welkom. Tevens wijst zij op de nieuwe vertegenwoordiging uit de gemeente Ede door mevrouw Ligtelijn. 2.
Verslagen a. Verslag en besluitenlijst vergadering AB d.d. 26 oktober 2011 Ter besluitvorming Met inachtneming van een redactionele wijziging in de besluitenlijst wordt het verslag en de besluitenlijst vastgesteld. b. Conceptverslag Veiligheidsberaad d.d. 11 november 2011 Ter informatie Ter kennisgeving aangenomen. c. Concept-besluitenlijst DB d.d. 30 november 2011 Ter informatie Ter kennisgeving aangenomen. 3.
Financiën a. Advies Financiële Commissie
Ter bespreking 1
Verslag De heer Zomerdijk geeft een toelichting bij het advies van de Financiële Commissie aan de hand van de volgende onderwerpen: Fiscale gevolgen wijziging wet Veiligheidsregio's Als gemeenten onroerende goederen niet overdragen (de kazerne dus ter beschikking blijven stellen) of roerende en onroerende goederen pas overdragen na inwerkingtreding van de gewijzigde wet, moet er herzienings-btw betaald worden. De inschatting is dat het landelijk gaat om een probleem van € 55 miljoen en voor Gelderland-Midden om € 1,9 miljoen. Voorzien wordt dat de wetswijziging in juni 2012 in werking treedt. Er wordt een overgangsregeling tot 1 januari 2013 overwogen: de herziening kan achterwege blijven als de overdracht daadwerkelijk voor 1 januari 2013 plaatsvindt. Richting het ministerie van Financiën vindt een lobby plaats om de overdrachtstermijn te verlengen naar 1 januari 2014. Daarnaast wordt onderzocht of de zogenaamde 'verhuur-plus constructie' uitkomst biedt. Dit onderwerp wordt nog vervolgd. De Financiële Commissie houdt de vinger aan de pols. Concept Boardletter 2011 De accountant concludeert dat de organisatie 'in control' is. En er wordt voortvarend gewerkt aan nog te verbeteren zaken. Controleprotocol jaarrekening 2011 De Financiële Commissie adviseert het controleprotocol vast te stellen. Concept Kaderbrief 2013 Loon- prijsindex: De Financiële Commissie adviseert in afwachting van een betrouwbare raming van de loonkostenontwikkeling in 2013 vooralsnog uit te gaan van 1%. Digitaal Dossier JGZ: De Financiële Commissie onderschrijft de wens de bijdrage vanuit gemeenten aan VGGM op te nemen in de inwonerbijdrage. De jaarlijkse bijdrage van alle gemeenten was groot € 325.200 en dus per inwoner € 0,49. Voorgesteld wordt een verlaging van de bijdrage in 2013 naar € 260.000 en dat is € 0,40 per inwoner. Samenwerking gemeentelijke kolom rampenbestrijding en crisisbeheersing: De afgelopen jaren heeft de samenwerking tussen gemeenten vorm gekregen in het zogenaamde 'adoptiemodel' waarbij vijf AOV-er (samen één fte) vanuit hun werkplek aan de Beekstraat voor de regio werkzaam zijn. In een oorspronkelijk voorstel werd voorzien om per 2013 hiervoor twee fte structureel beschikbaar te maken. De Financiële Commissie adviseert hier mee voorlopig mee te wachten en eerst de gekozen samenwerkingsvorm in 2012 te evalueren. Als dat voor de zomer van 2012 gebeurt, kunnen de conclusies en de aanbevelingen worden betrokken bij de finale besluitvorming over de begroting 2013. In 2008 (in het kader van de begroting 2009) is een besluit genomen over verevening van kosten tussen gemeenten. In de begroting 2009 is een vereveningsbijdrage van € 0,10 voor concentratie van AOV-capaciteit (equivalent van 1 fte inzet) en € 0,05 voor piketkosten opgenomen. Verevening vindt in de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 niet plaats omdat incidenteel geld beschikbaar is. Deze middelen zijn eind 2012 opgebruikt. Vanaf 2013 moet dus wel verevening plaats gaan vinden. De voorzitter dankt de Financiële Commissie voor hun inspanningen en constateert dat de aanwezigen het advies van de Financiële Commissie onderschrijven. De heer Troost geeft aan blij te zijn met de gemaakte opmerking over de verlaging van de bijdrage voor het digitaal dossier JGZ naar € 0,40 per 2013. b. Fiscale gevolgen wijziging Wet Veiligheidsregio's Ter informatie De voorzitter constateert dat, met inachtneming van hetgeen onder agendapunt 3a hierover is opgemerkt, er geen aanvullende vragen of opmerkingen worden gemaakt.
2
Verslag c. Boardletter accountant Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel.
Ter besluitvorming
d. Controleprotocol 2011 Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel.
Ter besluitvorming
e. Kaderbrief 2013 Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel.
Ter besluitvorming
4.
Algemene organisatie a. Lijst ingekomen stukken Er wordt ingestemd met de voorgesteld afhandeling. b. Regeling toe- en uittreding Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel. Volksgezondheid / Ambulancezorg a. Brief Minister VWS inzake invoering Wet Publieke Gezondheid Voor kennisgeving aangenomen.
Ter besluitvorming
Ter besluitvorming
5.
Ter informatie
6.
Brandweer a. Stand van zaken regionalisering brandweer Ter informatie De heer Joosten wil graag de complimenten overbrengen aan de gemeentelijke medewerkers die de afgelopen maanden veel werk hebben verzet in het kader van het regionaliseringproces. Er is inmiddels veel informatie beschikbaar (P&O afspraken) op grond waarvan in een later stadium keuzes kunnen worden gemaakt over de wijze van harmonisatie met de rechtspositie van VGGM als uitgangspunt. Ook door de gemeentelijke brandweerkorpsen is veel inspanning geleverd, onder meer op het gebied van de nulmeting kwaliteit. Er vinden momenteel informatieronden plaats om personeel te informeren over het conceptorganisatieplan op hoofdlijnen. Er worden vanuit een positief-kritische houding veel vragen gesteld. Ook zijn er weer bijeenkomsten geweest van de klankbordgroepen. Voortkomend uit de klankbordgroep gemeentesecretarissen zal aan medewerkers worden gevraagd wat "de identiteit van de post" is. Wat hoort daar bij? Dit zodat kan worden bezien of deze elementen geheel of gedeeltelijk in stand kunnen worden gehouden. De heer Troost vraagt of het juist is dat dit reorganisatieproces niet valt onder het gemeentelijk Georganiseerd Overleg maar onder het Bijzonder Georganiseerd Overleg. De heer Joosten bevestigt dit. Hij geeft aan dat het instellingbesluit van het BGO nog wel formeel bekrachtigd dient te worden. Voorzien wordt dat in januari 2012 het instellingsbesluit wordt besproken door de bonden zodat de Colleges het instellingsbesluit in februari kunnen bekrachtigen. In afwachting hiervan is reeds constructief overleg gaande met het BGO in oprichting. De heer Troost stelt voor dat gemeenten bij eventuele vragen over de rol van het gemeentelijk GO hierover gelijkluidend antwoorden. De voorzitter ondersteunt dit voorstel en stelt vast dat het voorstel door het algemeen bestuur wordt overgenomen.
3
Verslag 7.
Risicobeheersing en rampenbestrijding a. Multidisciplinair opleidings- en oefenplan Zonder inhoudelijke beraadslaging wordt ingestemd met het voorstel.
b. Bestuurlijke bijeenkomst natuurbrandbestrijding 10 november Voor kennisgeving aangenomen.
Ter besluitvorming
Ter informatie
c. Stand van zaken meldkamer (bespreking aan de hand van een Ter informatie oplegnotitie voor de leden van het Veiligheidsberaad) De heer Schat geeft een mondelinge weergave van de stand van zaken op dit dossier. In het regeerakkoord is de ontwikkeling van één landelijke meldkamerorganisatie opgenomen, met drie locaties. De minister heeft vervolgens de ruimte gegeven voor alternatieven mits geen afbreuk werd gegaan aan de kwalitatieve verbeteringen en de financiële voordelen. De afgelopen maanden is een alternatief voorstel besproken uitgaande van 10 meldkamers. Op verzoek van het ministerie van V&J is door TNO een aanvullende onderzoek gedaan waarin drie scenario's zijn onderzocht en doorgerekend. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de intake en de uitgifte. De drie scenario's die zijn onderzocht zijn: - 3 intakelocaties / 10 uitgiftelocaties - 3 intakelocaties / 3 uitgiftelocaties - 10 intakelocaties / 10 uitgiftelocaties Binnenkort zal door het Veiligheidsberaad een advies worden gedaan aan de beide ministers van V&J en VWS. Duidelijk is dat het de bedoeling is dat al het personeel en materieel van de meldkamers in één landelijke organisatie komt. Over dit voornemen bestaan verschillende opvattingen. De heer van Rumund vraagt wat hij zal merken van de veranderingen, bijvoorbeeld ten aanzien van de performance. De heer Schat antwoordt dat de schaalvergroting niet alleen vanuit financieel maar ook vanuit kwalitatief perspectief is ingestoken. De heer van Rumund stelt dat problemen vaak te maken hebben met een gebrek aan kennis van de lokale situatie. Hij voorziet met de schaalvergroting hier geen verbetering in. De heer Schat geeft aan dat het van belang is te kunnen sturen op straatniveau. De lokale verankering zal op de meldkamer geborgd moeten worden. Of dit lukt op de schaal van 10 politieregio's is de vraag. De voorzitter wijst op de totstandkoming van het voorstel om te komen tot een landelijke meldkamerorganisatie en noemt daarbij voorbeelden van meldkamers uit het buitenland. Er is een kwalitatieve verbetering mogelijk. Vervolgens wijst zij er op dat er al een landelijke meldkamer is, bij het KLPD. In de praktijk gaan we langzaam de kant op van één meldkamer. Zij hoopt dat deze ontwikkeling niet ten koste gaat van de kwalitatieve verbetering en hoopt dat er financiële ruimte is voor de benodigde investeringen. 8. Rondvraag en sluiting Mevrouw Colijn vraagt n.a.v. agendapunt 3b naar de mogelijkheid om het extra betaling terug te vragen aan het Rijk. Zij stelt voor hierover een brief op te stellen. Dit voorstel wordt overgenomen. De voorzitter sluit de vergadering.
4
Besluitenlijst AB Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden d.d. 14 december 2011 A. Het AB neemt het advies van de Financiële Commissie d.d. 2 november 2011 over. B. Het AB stemt in met de boardletter 2011. C. Het AB stelt het controleprotocol 2011 vast. D. Het AB stelt de kaderbrief 2013 vast. E. Het AB stelt de regeling voor toe- en uittreding vast. F. Het AB stelt het multidisciplinair opleidings- en oefenplan vast. G. Het AB verzoekt de directie een brief op te stellen over de problematiek rondom BTW-herziening in het kader van de regionalisering van de brandweer
2b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 2b Concept-besluitenlijst DB d.d. 29 februari 2012
Voorstel: Ter informatie
Concept-besluitenlijst BB Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden d.d. 29 februari 2012 A. Het DB neemt het advies van de Financiële Commissie d.d. 13 februari 2012 over B. Het DB stemt in met het verslag van het voortgangsgesprek V&J d.d. 19 oktober 2011 C. Het DB besluit t.a.v. de afvaardiging voor de bestuursadviescommissies onder het Veiligheidsberaad de heer Zomerdijk af te vaardigen voor de bestuursadviescommissie informatievoorziening en mevrouw Tuijnman af te vaardigen voor de bestuursadviescommissie GHOR. Voor de bestuursadviescommissie wordt iemand afgevaardigd. Besloten wordt het verloop van deze commissie via de vergaderstukken te monitoren D. Het DB stemt in met de "aanwijzing bedrijfsbrandweer" t.a.v. North Sea Group Storage B.V. E. Het DB stemt in met het "organisatieplan op hoofdlijnen" (regionalisering brandweer) F. Het DB stemt in met de "bouwstenen financieel beleid" (regionalisering brandweer) G. Het DB stemt in, met inachtneming van redactionele wijzigingen, met het voorstel "Standstill" (regionalisering brandweer) H. Het DB stemt in met het evaluatierapport oefening Viking en neemt de daarin genoemde conclusies en aanbevelingen over.
2c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 2c Lijst ingekomen stukken
Voorstel: Instemmen met voorgestelde afhandeling
MEMO Datum
:
6 maart 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Lijst ingekomen stukken
In deze notitie wordt een overzicht gegeven van (een selectie van) ingekomen stukken gericht aan het bestuur. Tevens wordt een voorstel gedaan voor de verdere afhandeling van deze stukken. De stukken zijn desgewenst op te vragen bij de directiesecretaris van VGGM. Ingekomen:
a.
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud Voorstel
: : : : :
Waterschap Rivierenland 17 januari 2012 Jaarplan calamiteitenzorg 2012 In het plan staan de activiteiten vermeld op het gebied van de calamiteitenzorg Voor kennisgeving aannemen.
b.
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland 23 januari 2012 Totstandkoming RUD's Namens de drie Gelderse veiligheidsregio's is een brief verzonden aan de Provincie over de samenwerking met de veiligheidsregio's. Concreet wordt verzocht om overleg met de kwartiermakers RUD's bij het opstellen van bedrijfsplannen/inrichtingsplannen. Voor kennisgeving aannemen.
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Veiligheidsberaad 25 januari 2012 Invoering Standaardisatie Incidenttypering Eerder is door het Veiligheidsberaad besloten tot landelijke invoering van standaard meldingsclassificaties voor de meldkamer. Afgesproken is de landelijke standaard vóór 1 juli 2012 ingevoerd te hebben. Een gedetailleerde planning is toegevoegd. In de brief wordt gevraagd de landelijke set van incidenttyperingen en de bijbehorende werkwijze over te nemen en zorg te dragen voor operationalisering binnen de gestelde termijn. De directie draagt zorg voor uitvoering van dit verzoek.
Brief van Datum Onderwerp
: : :
Waterschap Rijn en IJssel 27 januari 2012 Aanpak hoog water
c.
d.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Korte Inhoud :
e.
f.
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Brief van Datum Onderwerp Korte Inhoud
: : : :
Voorstel
:
Naar aanleiding van de beïndiging van het programma Viking wordt gepleit voor een vervolgtraject De directie zal een voorstel doen voor de wijze waarop voldoende aandacht voor de voorbereiding op hoog water kan blijven bestaan. Ministerie van Infrastructuur en Milieu 6 februari 2012 Voortgangsrapportage implementatie BAG In de rapportage wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken m.b.t. de implementatie van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen in de veiligheidsregio's. De regio Gelderland-Midden loopt, evenals veel andere regio's, achter met de implementatie. Voorzien wordt om de implementatie in de tweede helft van 2012 af te ronden. Voor kennisgeving aannemen.
Dhr. A.J. van Zanten 24 februari 2012 Vergaderprotocol AB De heer van Zanten gaat in een brief d.d. 24 febuari 2012 in de inhoud van het vergaderprotocol van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur draagt de afhandeling van deze brief én eventuele toekomstige brieven van dhr. van Zanten over aan het dagelijks bestuur.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
2d Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 2d Verslag voortgangsgesprek ministerie V&J d.d. 19 oktober 2011
Voorstel: Ter besluitvorming
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
> Retouradres Postbus 20011 2500 EA Den Haag
De voorzitter van de veiliglieidsregio Gelderland-Midden Mevrouw P. Krikke Postbus 5664 6802 ED ARNHEM
DG-Politie Relatiebeheer Postbus 20011 2500 EA Den Haag wvKW.riiksoverheid.nl Contactpersoon Patrick van Hilst T 070-4267059
[email protected]
Kenmerk 2012-0000068510
Datum 6 februari 2012 Betreft Verslag voortgangsgesprek
Bijlagen 1
Geachte mevrouw Krikke, In het kader van de voortgang van de veiligheidsregio Gelderland-Midden is een gesprek gevoerd tussen uw vertegenwoordigers van de veiligheidsregio en de directeur Nationale Veiligheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Van dit gesprek is bijgevoegd verslag gemaakt. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, De minister van Veiligheid en Justitie, voor deze, de programmamanager Relatiebeheer
Veilighetds- en Gezondheidsregio Getdorland-Midden
1 Ornxi.
m i [-©4
Pagina 1 van 1
Ministerie van Veiligheid en justitie
DG-Politie Relatiebeheer Postbus 20011 2500 EA Den Haag www.riiksoverheid.nl Contactpersoon Patrick van Hilst
verslag
T 070-4267059
[email protected]
Verslag voortgangsgesprek veiligheidsregio Gelderlandi,A-jj
-
Datum
M'dden
6 februari 2012 Kenmerk
2012-0000068509 Vergaderdatum
1 9 OktOber 2 0 1 1
Aanwezig
Veiliqheidsreqio: Paul Joosten Ype Schat Pim Miltenburg Eric van Neerrijnen
Directeur Brandweer Directeur Publieke Gezondheid/GHOR/RAV Korpschef Politie Gelderland-Midden Directiesecretaris
Ministerie van Veiligheid en Justitie: Ruth Clabbers Directeur Nationale Veiligheid Donna Landa Programma Nationale Veiligheid Regionaal op Orde (NVROO) Patrick van Hilst Relatiebeheerder Algemene voortgang van de veiligheidsregio Het ministerie wordt van harte welkom geheten. Mevrouw Clabbers constateert dat Gelderland-Midden een goede veiligheidsregio is en complimenteert de regio met het kwaliteitsniveau. De heer Joosten spreekt zijn dank uit en meldt dat de bestuurders en de operatiën tevreden zijn. Met de verbetersuggesties van de Inspectie is de regio voortvarend aan de slag gegaan. De regio is in het bijzonder trots op de voortrekkersrol die het speelt op het gebied van de informatievoorziening/netcentrisch werken. Zo is LCMS 2.0 gebaseerd op de netcentrische voorziening EAGLE die Gelderland-Midden heeft ontwikkeld. Volgende week hoopt de heer Joosten bestuurlijk akkoord te krijgen voor de laatste planverplichting, het crisisplan. Mevrouw Clabbers informeert in welke mate het bestuur keuzes maakt, zoals de wet ook heeft beoogd. Dit is zeker het geval bij de inschatting van de specifieke risico's in de gemeenten, aldus de heer Joosten. Als voorbeeld noemt hij dat, naast de aandacht voor de klassieke rampen, de gemeenten nu ook goed voorbereid willen zijn op crises als grieppandemieën, die zich in de regio ingrijpend hebben voorgedaan. De veiligheidsregio richt zich nadrukkelijk ook op het verbeteren van de gemeentelijke processen, als een gelijke 'kolominzet' naast brandweer, politie en GHOR.
Pagina 1 van 5
De heer Joosten, Schat en Miltenburg vinden dat de samenwerking tussen de Datum ^ februan 2012 operationele partners goed verloopt. De heer Schat beschouwt het frequente overleg tussen de operationele diensten als zeer waardevol, waardoor de besturen op maat kunnen worden bediend. Hij stelt dat het succes van de veiligheidsregio in belangrijke mate te danken is aan de bestuurlijke betrokkenheid en bestuurlijke samenhang tussen de veiligheidsregio en de publieke gezondheid. Verbeterkansen ziet de heer Joosten vooral voor de gemeentelijke processen. Hierin zal de komende periode extra geïnvesteerd moeten worden. De heer Miltenburg geeft aan dat het evenementenbeleid op dit moment in discussie is. In een werkgroep met bestuurlijke en operationele vertegenwoordiging wordt besproken hoe een beleidskader kan worden ontwikkeld dat passend maatwerk levert voor alle soorten evenementen. Het gaat daarbij onder meer over eisen die gesteld worden aan organisatoren als ook de operationele inzet. Regionalisering van de brandweer De heer Joosten legt uit dat de Arnhemse brandweer in 2002 al is geregionaliseerd en die van de gemeente Renkum vorig jaar volgde. De bestuurders hebben inmiddels besloten opdracht te geven de regionalisering voor te bereiden gezien de te verwachten wijziging van de Wet Veiligheidsregio's. Er is alertheid voor het behoud van de kwaliteit van de brandweer en de verschillende 'instapniveaus'. Hij vindt het gunstig dat de regio min of meer met een schone lei kan beginnen. De regio informeert bij de andere regio's wat de kansen en risico's zijn van het traject richting regionalisering. Het is de inschatting dat in 2014 het proces van regionalisering kan zijn voltooid. Er is tijd nodig om draagvlak bij de gemeenten te creëren. Het bestuur heeft besloten tot een zorgvuldig voorbereidingsproces, aldus de heer Joosten. Mevrouw Clabbers geeft aan dat de minister snelheid wil in het proces en koerst op een eerder tijdstip dan 2014 voor het voltooien van de regionalisering. Ze vult aan dat er uiteraard ruimte moet zijn voor een zorgvuldig proces. De Tweede Kamer heeft hier ook om gevraagd. Maar de exacte data worden uiteraard nog bepaald bij ingang wetsvoorstel. Mevrouw Clabbers verhaalt over de veelheid en diversiteit aan vragen van de Tweede Kamer over het wetsvoorstel regionalisering en Instituut Fysieke Veiligheid (IFV). Er zijn relatief veel vragen over het IFV, de positionering van het Veiligheidsberaad, de relatie met de nationale politie en het brandweeronderwijs. Ten aanzien van dit laatste is de minister geen voorstander van het wettelijk regelen van het centraliseren van de onderwijstaken. De heer Joosten geeft aan hier, net zoals vele anderen, wel voorstander van te zijn. Mevrouw Clabbers is van mening dat met het wettelijk regelen van centralisatie het hele brandweerstelsel gaat schuiven. Desgevraagd merkt ze op dat geen enkele Kamerfractie zich tegen de regionalisering van de brandweer keert. Ze constateert wel dat de brandweer in het algemeen een groot politiek onderwerp is geworden en een sterke lobby kent. Mevrouw Clabbers legt uit dat de minister de huidige schaal van de veiligheidsregio's niet ter discussie stelt. Op dit moment is er ook een aanzienlijk verschil in kwaliteit tussen de regio's. De evaluatie van de wet veiligheidsregio's zal handvatten moeten bieden voor verdere kwaliteitsverbetering van de veiligheidsregio's. Financiering van de veiligheidsregio De heer Joosten haalt de wens aan om de variabele 'natuur en bos' aan de BDUR toe te voegen, alsmede de vergoeding voor de inzet bij natuurbranden elders in Nederland. Over het eerste stelt mevrouw Clabbers dat dit nauwelijks zal leiden tot Pagina 2 van 5
een hogere bijdrage voor de regio. Zeker niet gezien het gegeven dat andere regio's op hun beurt ook nieuwe variabelen zullen willen toevoegen. Zij ziet wel kansen voor het traject van expertregio's. Gelderland-Midden zou samen met Noord- en Oost Gelderland expertregio voor de bestrijding van natuurbranden kunnen worden. Voor de financiering hiervan kan het Veiligheidsberaad besluiten de aangewezen expertregio's middelen beschikbaar te stellen.
Datum 6 februan 2012
De heer Joosten vertelt dat de gemeentelijke bezuinigingen op het regiobudget vorig jaar zijn doorgevoerd. De taakstelling van 8 procent heeft niet tot problemen geleid. Mevrouw Clabbers merkt op dat de regio bijzonder is vanwege het uitblijven van felle discussies over de financiën van de veiligheidsregio. De heer Schat neemt aan dat meespeelt dat de regio de naam heeft, ook in de rest van Nederland, een relatief goedkope regio te zijn. De heer Joosten vult aan dat het sluiten van posten in een veiligheidsregio als in Gelderland-Midden, waarin de brandweer nog niet is geregionaliseerd, een gemeentelijke discussie blijft en geen issue is voor de regio. Regionaal is besloten in het regionaliseringsproces geen posten te sluiten. Het CEBEON onderzoek naar de kosten van de regionalisering heeft nog geen nadere vragen van de Tweede Kamer opgeleverd. Wel zijn er vragen over beschikbaar stellen van extra rijksmiddelen voor de regionalisering van de brandweer. Hier staat de minister afwijzend tegenover, aldus mevrouw Clabbers. De heer Joosten merkt op dat de regio de rijksmiddelen de afgelopen periode heeft ingezet voor de kwaliteitsverbetering van de rampenbestrijding. Nu is er geen geld meer om de kosten van de regionalisering van de brandweer te dekken. De niet geregionaliseerde regio's hebben ook minder van het rijk ontvangen, aldus de heer Joosten. Voort stelt hij dat de regio last krijgt van de BDUR-korting van 6 procent. Mevrouw Clabbers stelt dat de daling van anderhalf procent per jaar gedurende vier jaar door de veiligheidsregio's goed op te vangen moet zijn. Daarnaast stelt ze zich op het standpunt dat het niet zo kan zijn dat het Rijk de bezuinigingen van de gemeenten moet gaan opvangen. Evaluatie van de wet veiligheidsregio's Mevrouw Clabbers licht toe dat het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum (WODC) de evaluatie van de wet veiligheidsregio's zal verrichten. Onderwerp van evaluatie is ook de set besluiten. WODC stelt momenteel een plan van aanpak op. De evaluatie zal starten in 2012 en het is de planning in 2013 met een rapport te komen. Bij de evaluatie van de wet veiligheidsregio's staat de hybride financiering met stip op nummer 1. Mevrouw Clabbers kent de wens van velen om de taken van de veiligheidsregio, net zoals bij de politie, centraal te gaan financieren. Ze vraagt zich af of centrale financiering te verenigen is met verlengd lokaal bestuur. De heer Schat kaart de integraiiteit aan tussen de veiligheidsregio en de publieke gezondheid. Hij vindt het van groot belang dat de besturen van GGD en veiligheidsregio's dichter bij elkaar gaan functioneren. Hij informeert naar de interpretatie van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel publieke gezondheid (WPG). Mevrouw Clabbers antwoordt dat de ministeries van VWS en V en J dit gezamenlijk verkennend hebben besproken. Het voorstel ligt op tafel om de betreffende regio's en de beide ministeries in nader overleg te treden. Mevrouw Clabbers biedt derhalve aan om het ministerie een toelichting te laten geven, zoals met een aantal andere regio's staat te gebeuren. De aansluiting van de Wvr op de Pagina 3 van 5
wetgeving in de witte kolom is ook als onderwerp opgevoerd voor de evaluatie van Datum de W v r
^ februari 2012
Mevrouw Clabbers stelt voor om intelligent met de spanning om te gaan en adviseert de heer Schat om vraagpunten eerst samen met de ministeries te bespreken alvorens andere stappen te ondernemen. De heer Joosten zegt over de opkomsttijden dat de regio landelijk gezien gemiddeld scoort. Aangezien de normtijden in Nederland vaak niet worden gehaald oppert hij of de wet niet moet worden aangepast aan de realiteit. Mevrouw Clabbers antwoordt dat er nu in de Tweede Kamer geen ruimte is de wettelijke opkomsttijden ter discussie te stellen. Ze geeft mee dat het niet helpt als de professie in de openbaarheid roept dat de opkomsttijden niet haalbaar zijn. De veiligheidsregio moet idealiter laten zien dat bestuurlijk serieus wordt nagedacht over brandveiligheid en dat wanneer opkomsttijden niet worden gehaald, daar een bestuurlijk besluit over wordt genomen en indien noodzakelijk ook andere maatregelen worden getroffen: bijvoorbeeld door het verbeteren van de brandveiligheid met sprinklerinstallaties, rookmelders en afspraken met bewoners. De heer Joosten is van mening dat preventieve maatregelen een bijdrage kunnen leveren, maar de discussie over het kunnen halen van de opkomsttijden gezien de grote verschillen niet wegpoetst. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid zal een nieuwe kwaliteitsmeting verrichten. Mevrouw Clabbers verwacht dat de Inspectie niet alleen naar het halen van de opkomsttijden zal kijken, maar ook nadrukkelijk oog zal hebben voor de andere activiteiten die de regio ontplooit om de brandveiligheid te vergroten, zoals het nemen van preventieve maatregelen. Ze is ervan overtuigd dat met het totaalplaatje van wat de regio's doen om de brandveiligheid te vergroten de discussie over de opkomsttijden vruchtbaarder zal verlopen. De heer Joosten geeft aan dat er gesproken wordt over de opkomsttijden, maar dat de gemeenten onderkennen dat het maximaal haalbare wordt verwezenlijkt. Gemeenten voelen zich zelf verantwoordelijk. Mevrouw Clabbers noemt de regio redelijk uniek in die zin dat er relatief veel saamhorigheid is over de brandweer en de veiligheidsregio. Overig First Respons De heer Joosten wijst op de succesvolle resultaten van het project "First Respons". Evaluaties laten zien dat de FRB teams en de ambulances momenteel zeer goed op elkaar zijn ingespeeld en als teams samenwerken ten behoeve van de patiënten. C2000 De heer Miltenburg informeert naar de actuele situatie ten aanzien van de frequenties zodat de geplaatste C2000 masten in Gelderland-Midden ook daadwerkelijk functioneren. Hij toont zich bezorgd over de veiligheid van de medewerkers. Mevrouw Clabbers zegt toe dat het ministerie hierover snel uitsluitsel zal geven. Noodnet Mevrouw Clabbers vraagt aandacht voor het Noodnet. KPN heeft kenbaar gemaakt dat op 1 januari 2012 de stekker eruit gaat. De heer Joosten antwoordt dat de regio tempo maakt met het inventariseren en vaststellen zodat de regio het voor 1 januari 2012 op orde heeft. Pagina 4 van 5
NL Alert
Datum ^ februari 2012
Mevrouw Clabbers meldt dat NL Alert landelijk wordt uitgerold en dat het ministerie van V en J dit bekostigt. Het doel is om binnen 1 a 2 jaar een dekkingsgraad van 90 % te hebben gerealiseerd. Actiepunten 1. Mevrouw Clabbers zegt toe dat het ministerie snel uitsluitsel zal geven over de beschikbaarheid van frequenties voor de C2000 masten in GelderlandMidden, zodat deze operationeel kunnen worden. 2. Mevrouw Clabbers biedt aan het ministerie een toelichting te laten geven over de wijze waarop het wetsvoorstel Publieke Gezondheid en de wet Veiligheidsregio's zich tot elkaar verhouden.
Pagina 5 van 5
2e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 2e Voortgang gevolgen brief VWS inzake Wet Publieke Gezondheid
Voorstel: Ter bespreking
MEMO Datum
:
6 maart 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Voortgang gevolgen brief VWS inzake Wet Publiek Gezondheid
In de vorige bestuurscyclus is gesproken over de brief van de minister van VWS d.d. 17 november 2011 over de invoering van de Wet Publieke Gezondheid. De minister stelt daarin dat het op grond van artikel 14 van deze wet noodzakelijk is dat de GGD een zelfstandig openbaar lichaam is, met de naam GGD, met een eigen bestuur en een eigen begroting. Aangegeven is dat ambtelijk overleg zou plaatsvinden over de consequenties van de stellingname van de minister voor de wijze waarop wij in Gelderland-Midden invulling hebben gegeven aan de gemeenschappelijk regeling. Uit dit overleg zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen: 1. De minister houdt vooralsnog strikt vast aan haar eerder ingenomen stellingname. De minister gaat er van uit dat deze keuze de samenwerking tussen GGD en Veiligheidsregio (landelijk) ten goede komt. 2. De wijze van invulling van het bestuur van de GGD is geheel vrij. Dit schept kansen om de huidige integrale werkwijze van het bestuur (één vergadering met één agenda met afvaardiging vanuit gemeenten door wethouders en burgemeesters) te behouden. 3. Het is wellicht noodzakelijk de gemeenschappelijke regeling aan te passen. In het licht van andere ontwikkelingen (o.a. meldkamer) blijkt de minister bereid om soepel om te gaan met de termijn waarbinnen deze nieuwe gemeenschappelijke regeling vorm zou moeten krijgen. Onderzocht wordt of het mogelijk is om binnen één gemeenschappelijke regeling meerdere openbare lichamen te vormen. Deze constructie zou tegemoet komen aan de integrale organisatorische werkwijze.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
2f Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 2f Vertegenwoordiging bestuurscommissies Veiligheidsberaad
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Vertegenwoordiging bestuurscommissies Veiligheidsberaad Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 29 februari 2012 Algemeen Bestuur d.d.: 21 maart 2012
Samenvatting: Het Veiligheidsberaad heeft eind 2011 besloten tot de instelling van drie bestuurlijke adviescommissies. De onderliggende brief gaat hier nader op in. Er komen drie commissies voor de volgende onderwerpen: Informatievoorziening (bestaat al), Brandweer, GHOR. Het DB is gevraagd een vertegenwoordiger uit haar midden te laten deelnemen aan deze overleggen. Besluitvorming DB: 1. Het DB heeft besloten de afvaardiging voor de bestuursadviescommissie informatievoorziening ongewijzigd te laten. Namens Gelderland-Midden neemt de heer Zomerdijk zitting in de commissie; 2. Het DB heeft besloten de voor de bestuursadviescommissie GHOR mevrouw Tuijnman af te vaardigen om zitting te nemen in de commissie; 3. Ten aanzien van de bestuursadviescommissie brandweer heeft het DB besloten de voortgang van deze commissie aan de hand van de vergaderstukken te monitoren zonder afvaardiging in de commissie.
yeilighpidshpmnd
\ ^'eüigheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland Midden Het Dagelijks Bestuur Postbus 5364 6802 EL ARNHEM
: wrv. t n DEC. 2011
bijlage(n)
doorkiesnummer
(026) 355 29 91 Onderwerp
ons kenmerk
Datum
2011 0084
16 december 2011
ii^i^OO
Geachte leden van het Dagelijks Bestuur van de veiligheidsregio, Het Veiligheidsberaad laat zich adviseren door dhe bestuurscommissies: voor Brandweer, GHOR en Informatievoorziening. De bestuurscommissies zijn ingesteld om het Veiligheidsberaad te adviseren over een kolom of aspect van de veiligheidsregio's. In de bestuurscommissie Informatievoorziening (BC IV) zijn alle veiiigheidsregio's vertegenwoordigd; in de beide andere BC's niet, maar circa tien veiiigheidsregio's. De bestuurscommissies zijn onlangs geëvalueerd. Om het draagvlak te verhogen voor de advisering vanuit de bestuurscommissies en alle veiligheidsregio's te betrekken bij belangrijke ondenwerpen die in het Veiligheidsberaad worden behandeld, heeft het Veiligheidsberaad ermee ingestemd de bestuurscommissies Brandweer en GHOR uit te breiden en alle 25 veiligheidsregio's te vragen een vertegenwoordiger af te vaardigen. Voorts is besloten dat de naam van de bestuurscommissies zal worden veranderd in - bestuurlijke adviescommissie. Namens de voorzitter van het Veiligheidsberaad en de portefeuillehouder Brandweer / GHOR, in het Dagelijks Bestuur Veiligheidsberaad, nodig ik u uit een lid van uw Dagelijks Bestuur, bij voorkeur de portefeuillehouder in kwestie, af te vaardigen in de bestuurlijke adviescommissie Brandweer en één in de bestuurlijke adviescommissie GHOR. De data waarop de bestuurlijke adviescommissies in de nieuwe samenstelling vergaderen staan vermeld in de bijlage. Graag verneem ik van u wie uw veiligheidsregio zal vertegenwoordigen in de bestuurlijke adviescommissie Brandweer respectievelijk GHOR. Indien uw veiligheidsregio ai vertegenwoordigd is in de huidige bestuurscommissie Brandweer en/of GHOR en er binnen uw Dagelijks Bestuur geen behoefte bestaat om dat te wijzigen, is geen reactie vereist. Hoogachtend,
Mevrouw drs. W.R. de Boer Secretaris Veiligheidsberaad www.veiligheidsberaad.nl
[email protected]
Veiligheidsberaad
Vergaderschema bestuurlijl^e adviescommissies Brandweer en GHOR Veiligheidsberaad 2012 Bestuurlijke
Datum
locatie
Vrij 9 maart 10.00-12.00 u
Jaarbeurs (Beatrixgebouw)
adviescommissie GHOR
Utrecht, inci. lunch Wo 25 april 15.00-17.00 u
Jaarbeurs (Beathxgebouw) Utrecht
Wo 5 september 11.00-13.00 u
Jaarbeurs (Beatrixgebouw) Utrecht, incl. lunch
Vrij 19 oktober 14.00-16.00 u
Hoog Brabant, Utrecht (in winkelcentrum Hoog Catharijne Radboudkwartier 23, 3511 CC Utrecht)
Wo 12 december 13.30-15.30 u
Hoog Brabant, Utrecht, incl. lunch (in winkelcentrum Hoog Catharijne Radboudkwartier 23, 3511 CC Utrecht)
Brandweer
Wo25 april 13.00-15.00 u
VRU, vergaderruimte LOOI, inci. lunch (12.30-13.00 u)
Do 6 september 13.00 - 15.00 u
VRU, vergaderruimte LOOI, incl. lunch (12.30-13.00 u)
Wo 17 oktober 13.00-15.00 u
VRU vergaderruimte LOOI, incl. lunch (12.30-13.00 u)
www.veiligheidsberaad.nl
[email protected]
3a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 3a Advies Financiële Commissie
Voorstel: Ter bespreking
Advies Financiële Commissie
Aanwezig Dhr. H Zomerdijk Dhr. J.P. Gebben Dhr. De Vries Dhr. B. de Graaf Dhr. P. Joosten Mevr. M. Meijer Dhr. E. van Neerrijnen
Afwezig Voorzitter Dhr. Y. Schat
Dir. Publieke Gezondheid
Dir. Brandweer Controller Directiesecretaris
Advies Tijdens de vergadering van 13 februari 2011 heeft de Financiële Commissie advies uitgebracht over de bouwstenen van het financieel beleid van de geregionaliseerde brandweer. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over de financiële structuur. De voordelen van de gemengde structuur (DVO per gemeente en inwonerbijdrage voor regionale taken) wegen op tegen de nadelen. De Financiële Commissie kan zich voorstellen de DVO's worden afgesloten voor een periode van vijf jaar met tussentijdse evaluatie en jaarlijkse aanpassingen voor loon- en prijscompensatie. De Financiële Commissie benadrukt wel het belang van inhoudelijke sturing op de brandweerzorg vanuit de gemeente. De jaarlijkse vaststelling van de DVO draagt daar aan bij. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over de afschrijvingsmethodiek + afschrijvingstermijnen. Dat betekent dat harmonisatie naar de regionale systematiek m.b.t. de huidige activa niet plaatsvindt en bij nieuwe investeringen wel. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over het eigen vermogen. De Financiële Commissie ziet een advies over het weerstandsvermogen met belangstelling tegemoet. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over de waarderingsgrondslag over te dragen bezittingen. De Financiële Commissie vraagt aandacht voor het vraagstuk van onderhoudslasten bij het lang in gebruik houden van reeds afgeschreven materieel. Uit de investeringsplanning zal moeten blijken wat de meest efficiënte manier van werken is. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over de indexeringssystematiek. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over de investeringsraming. De Financiële Commissie benadrukt het belang van een meerjarig personeelsplan en een meerjarig investeringsplan omdat dat instrumenten zijn waarmee kan 1
Advies worden gestuurd op vergroting van de doelmatigheid. De Financiële Commissie adviseert in te stemmen met het voorstel van de directie over de methodiek van ontvlechten.
2
3b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 3b Brief BTW-herziening
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Brief BTW herziening Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: DB VGGM d.d.: 29 februari 2012 Algemeen Bestuur d.d.: 21 maart 2012
Samenvatting: In de laatste vergadering van het Algemeen Bestuur vroeg burgemeester Colijn (Scherpenzeel) aandacht voor de problematiek van de herzienings-BTW. Zij stelde voor een brief te sturen om aandacht te vragen voor de ontstane rechtsongelijkheid en met als doel financieel gecompenseerd te worden. Hierop is onderliggende brief verzonden (bijlage 1). Er is tevens vanuit de NVBR een brief gestuurd aan het Ministerie van Financiën. (bijlage 2).
Ministerie van V&J Directeur Nationale Veiligheid T.a.v. mevrouw R. Clabbers Postbus 20011 2500 EA DEN HAAG
Onderwerp:
Datum
: 16 februari 2012
Uw kenmerk
:
Ons kenmerk
:
Contactpersoon
: Eric van Neerrijnen
12.0118-0027
Doorkiesnummer : 088-3555135
Fiscale gevolgen wijziging wet op de veiligheidsregio's
Geachte mevrouw Clabbers, Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende. De wijziging van de Wet op de Veiligheidsregio's is van invloed op de omzetbelasting en in het bijzonder op de mogelijkheid BTW-kosten op de brandweertaken te compenseren via het btw compensatiefonds. Gelukkig wordt het probleem van de kostenverhoging op toekomstige uitgaven van de brandweer gecompenseerd middels een verhoging van de brede doeluitkering voor rampenbestrijding en crisisbeheersing. Maar helaas bereiken mij verontrustende signalen over de BTW-herziening op in het verleden gedane uitgaven. Vanuit het ministerie van Financiën is aangegeven dat gemeenten de BTW die op grond van het BTWcompensatiefonds is ontvangen conform de herzieningsregeling (herzieningstermijn 5 jaar roerende goederen en 10 jaar voor onroerende goederen) terug moet gaan betalen als de gemeenten geen wettelijke taak meer hebben op het gebied van de brandweer. Er moet dan herziening plaatsvinden voor de investeringen waarover btw is geclaimd. Er werd, binnen de ruimte van de huidige wet, een tijdelijke fiscale voorziening getroffen. De regio’s die tussen 2008 en 2011 over gingen tot regionalisering van de brandweer, hebben de tijd gehad gebruik te maken van die voorziening. Het beëindigen van de voorziening betekent dat de regio’s die vanaf 2012 het proces van regionalisering in gaan hier geen gebruik meer van kunnen maken. Hierdoor ontstaat in mijn ogen een rechtsongelijkheid tussen de regio’s. Het ministerie van Financiën heeft bij monde van de heer J. Kamminga (Directoraat Generaal Belastingdienst, cluster fiscaliteit) tevens gemeld dat als de wetswijziging in juni 2012 in werking treedt een overgangsregeling tot 1 januari 2013 overwogen wordt. Als de overdracht van activa van de gemeenten naar de veiligheidsregio voor die datum plaatsvindt, kan de herziening achterwege blijven. Het algemeen bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden maakt bezwaar tegen bovenbeschreven rechtsongelijkheid en maakt bezwaar tegen de noodzaak uit financiële overwegingen alle activa vanuit de gemeenten over te dragen aan de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. Het past in onzer ogen niet bij de kerntaak van de veiligheidsregio op grote schaal onroerend goed te beheren. Wij kiezen voor in gebruikstelling van de kazernes door de gemeenten aan de regio maar worden geconfronteerd met een regeling die deze keuze feitelijk onbetaalbaar maakt. Wij vragen u vriendelijk om, mede in overleg met het Ministerie van Financiën, te bewerkstelligen dat: - de herzieningsregeling óók voor nog niet geregionaliseerde regio's niet van toepassing wordt verklaard c.q. dat de tijdelijke voorziening wordt verlengd tot 1 januari 2015; - regio's zelf kunnen kiezen in hoeverre zij deze activa in eigen beheer willen nemen; - eventuele negatieve gevolgen a.g.v. BTW-herziening aan gemeenten één op één worden gecompenseerd door een extra uitkering aan de regio.
De zorg voor 16 gemeenten in de regio Gelderland-Midden: Brandweer, GGD, RAV en GHOR. Bezoekadres: Postadres: T:0800 8446000 Eusebiusbuitensingel 44 Postbus 5364 F: 088 3555900 6828 HZ Arnhem 6802 EJ Arnhem I: www.vggm.nl
Datum Kenmerk Pagina
: 16 februari 2012 : 12.0118-0027 : 2
Graag vernemen wij van u op korte termijn welke fiscale effecten de wijziging van de Wet Veiligheidsregio's met zich meebrengt en in hoeverre hier in het rijksbeleid rekening wordt gehouden met bovenbescheven ongewenste (neven-)effecten. Met vriendelijke groet, Het algemeen bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden De voorzitter, De secretaris
Pauline Krikke
Paul Joosten
4a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 4a Aanwijzing bedrijfsbrandweer
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen, Grebbedijk 21 te Wageningen. Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie Dagelijks Bestuur Algemeen Bestuur Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid
d.d.: d.d.: 29 februari 2012 d.d.: 21 maart 2012 d.d.:
Samenvatting: Het bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden is op grond van artikel 31 Wet veiligheidsregio’s bevoegd om bepaalde inrichtingen die bij brand of ongevallen een bijzonder gevaar opleveren voor de openbare veiligheid, de aanwezigheid van een bedrijfsbrandweer voor te schrijven. Op basis van het door NSG Wageningen ingediende bedrijfsbrandweerrapport is geoordeeld dat de inrichting ingeval van brand of ongevallen een bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid zoals bepaald in artikel 7.3 lid 1 Besluit veiligheidsregio's. De aanwijsbeschikking schrijft een bedrijfsbrandweer voor bestaande uit tenminste één opgeleide functionaris en stelt eisen aan de stationaire installaties zodat NSG Wageningen ingeval van een incident zelf tijdig kan ingrijpen om in afwachting van de komst van de overheidsbrandweer escalatie zo veel mogelijk te voorkomen. Inhoudelijke overwegingen: NSG Wageningen heeft ervoor gekozen zijn geloofwaardige bedrijfsbrandweerscenario’s zoveel mogelijk te beheersen en/of bestrijden met automatisch werkende stationaire installaties. Het koelsysteem van de verticale opslagtanks moet echter handmatig ingeschakeld worden. De bediening is ingeval van een tankbrand alleen veilig bereikbaar voor opgeleid en van beschermende kleding voorzien (brandweer)personeel. Om in afwachting van de komst van de overheidsbrandweer de koeling tijdig en veilig te kunnen activeren dient NSG te beschikken over tenminste minimaal één bedrijfsbrandweerfunctionaris. Communicatie: Het besluit wordt toegezonden aan NSG Wageningen, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen en de Arbeidsinspectie, directie Major Hazard Control. Vervolgprocedure: Na bekendmaking van het besluit heeft NSG Wageningen gedurende 6 weken de mogelijkheid om bezwaar aan te tekenen tegen genomen besluit indien zij daartoe aanleiding heeft.
Aanwijsbeschikking Bedrijfsbrandweer 09-02-2012
North Sea Group Storage B.V. Terminal Wageningen Grebbedijk 21 te Wageningen
1
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Inhoudsopgave Considerans _____________________________________________3 Bevoegdheid _______________________________________________ 3 Milieuvergunning ____________________________________________ 3 Bedrijfsbrandweerrapport _______________________________________ 3 Toetsing aan algemeen beleid ____________________________________ 3 Beoordeling bedrijfsbrandweerrapport ______________________________ 3 Conclusie _________________________________________________ 4
Adviezen Arbeidsinspectie en gemeente Wageningen__________________5 Zienswijze en hoorzitting ____________________________________5 Besluit ________________________________________________6 Mogelijkheid tot bezwaar_____________________________________6 Voorschriften ____________________________________________7 1.
Definities/begrippen _______________________________________ 7
2.
Bedrijfsbrandweer: personele en materiële component ________________ 7
3.
Bestaande brandbeveiligingsinstallaties _________________________ 8
4.
Uitgangspuntendocument brandbeveiligingsinstallaties _______________ 8
5.
Inspectierapport oplevering brandbeveiligingsinstallaties ______________ 8
6.
Inspectieplan brandbeveiligingsinstallaties________________________ 8
7.
Inspectie brandbeveiligingsinstallaties __________________________ 9
8.
Algemene bepalingen bedrijfsbrandweren ________________________ 9
9.
Controle en toezicht _______________________________________ 9
10.
Inwerking treden aanwijzingsbeschikking_________________________ 9
Ondertekening __________________________________________10 Bijlagen _______________________________________________12 1.
Algemene bepalingen bedrijfsbrandweren _______________________ 12
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|2
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Considerans Bevoegdheid Het dagelijks bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden is, op grond van artikel 31 Wet veiligheidsregio’s, per 1 oktober 2010 bevoegd om bepaalde inrichtingen die bij brand of ongevallen een bijzonder gevaar opleveren voor de openbare veiligheid, de aanwezigheid van een bedrijfsbrandweer voor te schrijven. Op grond van genoemd artikel 31 is op 1 oktober 2010 een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) van kracht geworden genaamd “Besluit veiligheidsregio’s”. In hoofdstuk 7 van het Besluit veiligheidsregio’s is bepaalt welke inrichtingen kunnen worden aangewezen, welke eisen er aan de brandweerorganisatie gesteld kunnen worden en de procedure die leidt tot de uiteindelijke aanwijzing. Milieuvergunning De inrichting North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen aan de Grebbedijk 21 te Wageningen, kadastraal bekend Gemeente Wageningen, sectie G, nr. 1758, (hierna te noemen: NSG Wageningen) voldoet aan de criteria die in artikel 7.1 Besluit veiligheidsregio’s zijn beschreven. Door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wageningen is aan NSG Wageningen een milieuvergunning afgegeven, meest recent op 3 augustus 2010, op basis waarvan het aanwezig hebben van en het werken met gevaarlijke stoffen is toegestaan. Met het van kracht worden van de milieuvergunning op 3 augustus 2010 heeft NSG Wageningen de verplichting opgelegd gekregen om uiterlijk zes maanden na het inwerking treden van de milieuvergunning een bedrijfsbrandweerrapport te overleggen. Bedrijfsbrandweerrapport Op 23 maart 2011 heeft NSG Wageningen het bedrijfsbrandweerrapport "Rapport inzake de bedrijfsbrandweer" opgesteld door European Fire Protection Consultants B.V. met documentdatum 22 maart 2011 en kenmerk 2385.300.53 (hierna te noemen: bedrijfsbrandweerrapport) ingediend bij het bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. Het bedrijfsbrandweerrapport is op verzoek van het bestuur van de veiligheidsregio door NSG Wageningen op 24 juni, 26 september en op 11 november 2011 aangevuld. Alle betrokken partijen beschouwen het bedrijfsbrandweerrapport (11 november 2011, 2385.300.53 Rev2) als de definitieve versie van dit rapport waarop dit besluit is gebaseerd. Toetsing aan algemeen beleid Het bedrijfsbrandweerrapport is beoordeeld volgens het Aanwijsbeleid bedrijfsbrandweren, zoals op 12 oktober 2011 vastgesteld door het dagelijks bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. Het toetsingskader voor het beoordelen van een brandweerrapportage wordt gevormd door de PGS 6: Aanwijzingen voor implementatie van BRZO 1999, in het bijzonder bijlage 5: Brandweerscenario's. Beoordeling bedrijfsbrandweerrapport Op basis van het bedrijfsbrandweerrapport en de inhoudelijke beoordeling is door het bestuur is geoordeeld dat NSG Wageningen in geval van brand of ongevallen een bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid zoals bepaald in artikel 7.3 lid 1 Besluit veiligheidsregio's, hetgeen blijkt uit de volgende in het bedrijfsbrandweerrapport beschreven en uitgewerkte geloofwaardige scenario’s:
Full-surface tankbrand in opslagtank met klasse 1 product in tankput 2.
Rimsealfire in opslagtank met klasse 1 product in tankput 2.
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|3
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Plasbrand op het laad- en losstations voor tankauto’s.
Plasbrand productpompkamer.
Plasbrand op de dampretourinstallatie (VRU).
Plasbrand op water bij de scheepverladingssteiger.
Toxisch scenario bij de scheepverladingssteiger.
Volgens artikel 7.3 lid 5 Besluit veiligheidsregio’s kunnen wij onder andere eisen stellen aan voorzieningen inzake bluswater, melding, alarmering, verbindingen en blusmaterieel. Stationaire voorzieningen zoals blusinstallaties, inclusief de branddetectie en branddoormeldinstallatie zijn aan te merken als automatisch werkend stationair opgesteld blusmaterieel waaraan eisen kunnen worden gesteld. NSG Wageningen heeft ervoor gekozen zijn geloofwaardige bedrijfsbrandweerscenario’s te beheersen en/of te bestrijden met automatisch werkende stationaire installaties. Deze installaties moeten een betrouwbaarheid, robuustheid en beschikbaarheid hebben die tenminste gelijk is aan die van een bedrijfsbrandweer. De verticale opslagtanks zijn in afwijking van de overige installaties voorzien van een handmatig middels een drukknop - bediend koelsysteem. Ingeval van een tankbrand in opslagtank T509 ligt de locatie (werkplaats) waar de bediening zich bevind binnen de 1 kW/m2 contour. Hierdoor is het voor nietbrandweer personeel - zijnde personeel niet in bezit van en getraind met het gebruik van beschermende middelen – niet mogelijk om veilig op te kunnen treden binnen de 1 kW/m2-contour, cq niet veilig om de bediening te activeren bij een ontwikkelde brand. Wij achten het dan ook noodzakelijk om een operationele basissterkte met een minimale bezetting van één bedrijfsbrandweerfunctionaris te eisen en eisen op te leggen aan de opleiding en benodigde beschermende middelen van deze functionaris, zodat hij binnen de 1 kW/m2-contour kan optreden om de koeling te kunnen activeren. Vanwege de vastgestelde alarmeringsgrenswaarde (AGW) van benzine (1000 mg/m3) zal een lekkage op het water als gevolg van een breuk van de losslang leiden tot een toxisch scenario. De effecten reiken per definitie buiten de terreingrens, aangezien de haven geen onderdeel uitmaakt van de inrichting. Gelet op de directe omgeving van de inrichting, de relatief geringe toxiciteit van benzine, de te verwachten blootstellingstijd van personen buiten de inrichting en de uitvoerbaarheid van het afdekken van een benzinelekkage op water ingeval van dit scenario, kunnen wij instemmen met het feit dat NSG Wageningen ervoor gekozen heeft om de sprinklerinstallatie bij het scheepsverlaadstation niet te voorzien van schuimbijmenging. Derhalve leggen wij geen nadere eisen (schuimbijmenging) op aan de te realiseren sprinklerinstallatie bij het scheepsverlaadstation. Conclusie Op basis van de informatie uit het bedrijfsbrandweerrapport komen wij op een omvang van de bedrijfsbrandweer die bestaat uit een personele component zijnde een operationele basissterkte met een minimale bezetting van één bedrijfsbrandweerfunctionaris en een materiële component bestaande uit (automatisch werkende) stationaire installaties zoals beschreven in het bedrijfsbrandweerrapport.
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|4
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Adviezen Arbeidsinspectie en gemeente Wageningen Op grond van het gestelde in artikel 7.2 lid 3 Besluit veiligheidsregio's zijn de Arbeidsinspectie, directie Major Hazard Control en de Burgemeester en Wethouders van de gemeente Wageningen zowel als Wabo bevoegd gezag en het college van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, in de gelegenheid gesteld om advies uit brengen op de concept aanwijsbeschikking. Hierop zijn geen reacties ontvangen.
Zienswijze en hoorzitting Gelet op het bepaalde in artikel 7.3, lid 2 Besluit veiligheidsregio’s, is de directie van NSG Wageningen in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze op de aanwijsbeschikking bedrijfsbrandweer kenbaar te maken en deze desgewenst mondeling toe te lichten. Door NSG Wageningen zijn geen zienswijzen ingediend op de concept aanwijsbeschikking.
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|5
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Besluit Gelet op het bepaalde in artikel 31 Wet veiligheidsregio’s, juncto hoofdstuk 7 Besluit veiligheidsregio’s heeft het bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden besloten om North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen gelegen aan de Grebbedijk 21 te Wageningen, kadastraal bekend Gemeente Wageningen, sectie G, nr. 1758, aan te wijzen als bedrijfsbrandweerplichtig. De inrichting North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen dient uiterlijk 1 augustus 2013 te beschikken over een bedrijfsbrandweer die voldoet aan de in deze beschikking opgenomen voorschriften. Het bedrijfsbrandweerrapport (11 november 2011, 2385.300.53 Rev2) maakt onderdeel uit van de aanwijsbeschikking, voor zover de voorschriften daarin geen verandering brengen. Aspecten zoals nieuwe ontwikkelingen binnen of buiten de inrichting, evaluaties van incidenten en voortschrijdend inzicht kunnen in de toekomst een heroverweging van deze beschikking mogelijk maken. Hierbij kan het hoofd of de bestuurder van de inrichting verzocht worden een nieuw of aangepast bedrijfsbrandweerrapport te overleggen.
Mogelijkheid tot bezwaar Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunt u tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken bij het bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en begint op de dag, gelegen na de datum van verzending van dit besluit. Het bezwaarschrift moet tenminste bevatten:
Uw naam en adres. De datum. een aanduiding/omschrijving van dit besluit. De gronden (motivering) van uw bezwaar.
Het bezwaarschrift moet u sturen naar: Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden Postbus 5364 6802 EJ Arnhem
Als u niet wilt dat dit besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is, kunt u op grond van het bepaalde in artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht aan de voorzitter van de Arrondissementsrechtbank Arnhem vragen een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet u richten aan: Arrondissementsrechtbank Arnhem Postbus 9030 6800 EM Arnhem.
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|6
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Voorschriften 1. Definities/begrippen In deze voorschriften wordt verstaan onder:
Bevoegd gezag
Het bevoegd gezag ex. artikel 31 Wet veiligheidsregio’s, in deze het bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio GelderlandMidden of zijn aangewezen vertegenwoordigers.
CCV
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.
Handreiking Certificatie Brandbeveiligingsystemen
Werkwijzer voor het bevoegd gezag en de brandweer in verband met het toepassen van certificatie voor het borgen van de kwaliteit van brandbeveiligingssystemen, uitgeven door de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg & Rampenbestrijding (NVBR).
Klasse 1 producten
(Aardolie)producten met een vlampunt van 0 tot 21 oC, conform de International Petroleum Code No. 19.
Klasse 3 producten
(Aardolie)producten met een vlampunt van 55 tot 100 oC, conform de International Petroleum Code No. 19.
2. Bedrijfsbrandweer: personele en materiële component North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen dient uiterlijk 1 augustus 2013 te beschikken over een bedrijfsbrandweer, bestaande uit: Een personele component, zijnde een operationele basissterkte met een minimale bezetting van één bedrijfsbrandweerfunctionaris. De betreffende functionaris dient te voldoen aan de eisen ten aanzien van opleiding, oefening, beschermende middelen, etc. zoals deze volgen uit de algemene bepalingen bedrijfsbrandweren verbonden aan deze beschikking. En een materiële component, zoals beschreven in het bedrijfsbrandweerrapport bestaande uit:
Een redundante bluswatervoorziening, bestaande uit twee bluswaterpompen met ieder een minimaal pompdebiet van 650 m3/uur, zodanig ontworpen dat onder alle omstandigheden de bluswaterleidingen en stationaire brandbeveiligingsinstallaties ten minste 120 minuten gevoed kunnen worden en een druk van 10 bar (±1 bar) wordt geleverd op het hydraulisch meest ongunstig gelegen punt. Een of meerdere bluswatertanks met voldoende inhoud om gedurende een standtijd van 120 minuten voldoende water te kunnen leveren om te voldoen aan het debiet bij de grootste gelijktijdigheid van de blussystemen. De bluswatertank(s) dienen voorzien te zijn van een aansluitmogelijkheid (Storz koppeling) zodat de tank(s) te allen tijde door de overheidsbrandweer vanaf een, voor een standaard tankautospuit, goed bereikbare en veilige locatie, zijnde buiten de 1 kW/m2 stralingscontour, bijgevuld kunnen worden. Een schuimblusinstallatie, bestaande uit: - Een of meerdere schuimpomp(en). - Een schuimvoorraadtank met een voorraad 3%-AFFF alcoholbestending schuimvormend middel van minimaal 4.900 liter. Een bovengrondse bluswaterringleiding rondom de tankput, voorzien van Storz aansluitingen. Een stationaire automatische sprinklerinstallatie, gestuurd door een automatische brandmeldinstallatie, met schuimbijmenging op de volgende locaties: - Het laadrek voor tankauto's. - De productpompen opstelplaats voor klasse 1 producten. - De dampretourinstallatie (VRU). Een automatische sprinklerinstallatie zonder schuimbijmenging, gestuurd door een automatische brandmeldinstallatie, bedoeld voor koeling op de volgende locaties: - De additieventanks. - Het scheepsverlaadstation (manifoldhuisje aan de loskade). Een stationaire automatische schuimblusinstallatie, gestuurd door een automatische brandmeldinstallatie, met twee foam chambers per opslagtank voor klasse 1 producten.
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|7
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Een op afstand - handmatig middels een drukknop - te activeren koelsysteem (Brieselbak) op de verticale opslagtanks voor klasse 3 producten. Twee mobiele schuimblusaanhangers met ieder een voorraad van 900 liter 3%-AFFF alcoholbestending schuimvormend middel. De schuimblusaanhangers dienen op een dusdanige locatie binnen de inrichting gestationeerd te worden dat ze te allen tijde goed bereikbaar zijn en tenminste buiten de 3 kW/m2-stralingscontour van een geloofwaardige bedrijfsbrandweerscenario staan. Een branddetectie- en ontruimingsinstallatie, bestaande uit: - Handbrandmelders in het kantoorgebouw, het CBG gebouw en verdeeld over het terrein. - Automatische melders op de VRU, de additieventanks, het laadrek voor tankauto's, het scheepverlaadstation, de klasse 1 product opslagtanks en de productpompenkamer.
3. Bestaande brandbeveiligingsinstallaties Tot de ingebruikname van de nieuwe stationaire bluswatervoorzieningen zoals genoemd in voorschrift 2 dienen de huidige bestaande installaties in stand gehouden te worden. 4. Uitgangspuntendocument brandbeveiligingsinstallaties Voor de in voorschrift 2 genoemde brandbeveiligingsinstallaties moet aan het bevoegd gezag ter beoordeling uiterlijk 1 januari 2013, een uitgangspuntendocument worden overgelegd. In het uitgangspuntendocument moeten alle uitgangspunten voor het gebruik en voorzieningen (lees: installaties, bouwkundige en organisatorische maatregelen) voor het beheersen of reduceren van de aanwezige risico’s, inclusief rapporten over gelijkwaardigheid, zijn beschreven. Het uitgangspuntendocument moet minimaal de volgende informatie bevatten: Het brandscenario voor het object waarvoor de installatie is aangelegd. Voorschriften, normatief referentiekader, regelgeving en richtlijnen die van toepassing zijn op het brandbeveiligingsconcept. Indien van toepassing, de uitkomsten van een veiligheidsstudie. De omvang van het brandbeveiligingsconcept en de bewaking-/beveiligingsomvang door de brandbeveiligingsinstallaties. De gekozen maatregelen in relatie tot het brandbeveiligingsconcept. De gekozen organisatorische maatregelen in relatie tot het beveiligingsconcept. De prestatie-eisen die aan de brandbeveiligingsinstallatie worden gesteld. Elke wijziging van het uitgangspuntendocument moet gecommuniceerd worden met het bevoegd gezag. Zodra een wijziging invloed heeft op het beschreven brandveiligheidsconcept, zal het uitgangspuntendocument opnieuw ingediend en beoordeeld moeten worden door het bevoegd gezag en haar (wettelijk) adviseurs. 5. Inspectierapport oplevering brandbeveiligingsinstallaties De in voorschrift 2 genoemde stationaire brandbeveiligingsinstallaties mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat een goedkeurend inspectierapport door een voor deze verrichting geaccrediteerde inspectie A-instelling is afgegeven, of nadat een certificaat door een daartoe op basis van EN 45011 door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde certificatie-instelling is afgegeven. De inspectie-instelling moet op basis van NEN-EN-ISO/IEC 17020 zijn geaccrediteerd door de Stichting Raad voor Accreditatie. Uit het goedkeurend inspectierapport of het certificaat moet blijken dat de installaties zijn aangelegd en opgeleverd conform de door het bevoegd gezag goedgekeurde uitgangspunten als vastgelegd in het uitgansgpuntendocument als bedoeld in voorschrift 4. Het goedkeurend inspectierapport of het certificaat moet binnen de inrichting aanwezig zijn. 6. Inspectieplan brandbeveiligingsinstallaties Voor de in voorschrift 2 genoemde brandbeveiligingsinstallaties moet aan het bevoegd gezag uiterlijk 1 augustus 2013 ter beoordeling een inspectieplan, opgesteld door een door de Raad van Accreditatie voor dit werk erkende inspectie-instelling type A volgens ISO/IEC 7020, worden overgelegd waaruit blijkt welke aspecten van de stationaire installaties wanneer, door wie en tegen welke criteria worden geïnspecteerd of getest om de integriteit en werking van deze installaties redelijkerwijs te waarborgen. A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|8
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN 7. Inspectie brandbeveiligingsinstallaties De in voorschrift 2 genoemde brandbeveiligingsinstallaties moeten na in gebruik name van de installaties iedere twaalf maanden, of korter indien de ontwerpnorm dat voorschrijft, door een door de Raad van Accreditatie voor dit werk erkende inspectie-instelling type A volgens ISO/IEC 7020, worden geïnspecteerd of de installaties functioneren en zijn onderhouden tegen de criteria die zijn opgenomen in het inspectieplan als bedoeld in voorschrift 6. De inspectierapporten moeten binnen de inrichting aanwezig zijn. 8. Algemene bepalingen bedrijfsbrandweren North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen dient in aanvulling op hetgeen gesteld in deze voorschriften en voor zover van toepassing te voldoen aan hetgeen gesteld in de meest actuele versie van de Algemene bepalingen bedrijfsbrandweren zoals vastgesteld door het bestuur van de Veiligheidsen Gezondheidsregio Gelderland-Midden. De ten tijde van het opstellen van deze aanwijsbeschikking meest actuele versie van de Algemene bepalingen bedrijfsbrandweren is als bijlage bij deze beschikking gevoegd. 9. Controle en toezicht Controle en toezicht op de naleving van het middels deze aanwijsbeschikking bepaalde geschiedt op basis van de meest actuele versie van het Toezicht en Handhavingbeleid Industriële Veiligheid zoals vastgesteld door het bestuur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden. 10. Inwerking treden aanwijzingsbeschikking Deze beschikking treedt in werking de dag na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt aan North Sea Group Storage B.V., Terminal Wageningen en geldt voor onbepaalde tijd.
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
|9
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Ondertekening Arnhem, 21 maart 2012
Het algemeen bestuur Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, De voorzitter,
De secretaris,
Pauline Krikke
Paul Joosten
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
| 10
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
| 11
VEILIGHEIDS- EN GEZONDHEIDSREGIO GELDERLAND-MIDDEN
Bijlagen 1. Algemene bepalingen bedrijfsbrandweren
A a n wi j s b e s c h i k k i n g B e d r i j f s b r a n d we e r North Sea Group Storage B.V. - Terminal Wageningen
Pagina
| 12
4b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 4b Stand van zaken regionalisering brandweer
Voorstel: Ter besluitvorming
MEMO Datum
:
4 maart 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Directie
Betreft
:
Stand van zaken project regionalisering brandweer februari 2012
Inleiding Door alle betrokkenen in de deelprojectgroepen, maar vooral door diverse mensen in de gemeenten en korpsen, wordt hard gewerkt om de huidige situatie in de korpsen in beeld te brengen. In korte tijd wordt veel gevraagd van de organisaties, én geleverd. We komen nu in de fase dat de gegevens geanalyseerd worden en scenario's worden uitgewerkt. Deelprojectgroep kwaliteit De kwaliteitsnulmetingen hebben allemaal plaatsgevonden tot eind 2011. De uitkomsten zijn verwerkt in rapportages per gemeente die gebundeld zijn tot één rapportage over de gemeenten en één rapportage over VGGM. Vanaf half januari hebben gesprekken plaats gevonden door Berenschot met de individuele burgemeesters, gemeentesecretarissen en commandanten om de uitkomsten terug te koppelen. De kwaliteitsmeting vormt de basis voor verdere uitwerking waarbij tijdens de bestuurlijke themadag van het AB in mei, wanneer ook de financiële doorvertaling gereed is, wordt gesproken over het instapniveau. Deelprojectgroep bedrijfsvoering De gegevens voor de financiële nulmetingen zijn aangeleverd door de gemeenten en worden vanaf half januari nader beschouwd in gesprekken per gemeente. Het doel daarvan is om het verhaal achter de cijfers goed te kennen. Vervolgens zal een analyse gemaakt worden van de gegevens van de financiële nulmeting in relatie tot de kwaliteitsnulmeting om te komen tot scenario's voor het instapniveau van de nieuwe organisatie. Samen met de kwaliteitsmeting resulteert dit in een totaaloverzicht dat wordt besproken in mei (themadag) en zal worden vastgesteld in de vergadering van het AB van juni 2012. In de oorspronkelijk projectopzet werd er overigens van uit gegaan dat beide deelrapporten separaat zouden worden behandeld. De bouwstenen voor het financieel beleid zijn voorgelegd voor advies aan controllers, klankbordgroep gemeentesecretarissen en Financiële Commissie. De Financiële Commissie brengt een advies uit aan het AB in de vergadering van 21 maart 2012. Het DB heeft 29 februari 2012 het advies van de Financiële Commissie overgenomen. Deelprojectgroep P&O De analyse van de geïnventariseerde gegevens door de deelprojectgroep P&O, heeft geleid tot een overzicht van onderwerpen die input zijn voor het sociaal plan. Dit zal in het traject met het BGO verder besproken worden. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Er is gestart met een analyse van de verscheidene functies in de regio om een goed beeld te hebben van de huidige situatie. De opzet van het nieuwe functieboek wordt vanaf mei gemaakt. Deelprojectgroep organisatie Het concept organisatieplan op hoofdlijnen is in december 2011 opgeleverd. Er is een adviesaanvraag gedaan bij de BOR over dit plan en de BOR heeft een positief advies uitgebracht. De formele vaststelling van het organisatieplan op hoofdlijnen staat geagendeerd voor het AB van 21 maart 2012. Het DB adviseert in te stemmen met het organisatieplan. Klankbordgroep gemeentesecretarissen In december en februari is de klankbordgroep van gemeentesecretarissen bijgepraat over de stand van zaken van het project. Eén van de secretarissen neemt ook deel aan de overleggen met het BGO. Klankbordgroep vrijwilligers Medio december hebben twee bijeenkomsten plaatsgevonden van de klankbordgroep vrijwilligers. Hierbij was een goede opkomst namens bijna alle posten in de regio. Met de klankbordgroep is gesproken over het concept organisatieplan op hoofdlijnen en allerhande vragen die leven rondom de regionalisering. Klankbordgroep lokaal commandanten In de reguliere maandelijkse vergadering van het commandantenoverleg is telkens tijd gepland om invulling te geven aan de rol als klankbordgroep. BGO OP 25 januari heeft een eerste overleg plaatsgevonden met het BGO i.o. Het concept instellingsbesluit is daar besproken en zal na afronding door de Colleges van B&W worden vastgesteld. Tevens zijn procesafspraken gemaakt voor de komende periode. BOR Het BOR convenant is door alle betrokkenen ondertekend waardoor er sinds begin december 2011 formeel een BOR is. De BOR heeft half januari twee trainingsdagen gehad waarin zij met elkaar hun rol hebben geduid en afspraken hebben gemaakt voor het voorliggende traject. Tevens heeft een eerste gesprek plaatsgevonden naar aanleiding van de adviesaanvraag over het organisatieplan op hoofdlijnen, met Paul Joosten. De BOR heeft in lijn met het projectjournaal een eerste BOR journaal uitgebracht. Communicatie Er is elke maand een editie verschenen van het projectjournaal met de actuele ontwikkelingen rondom het project. Op het projectjournaal komen positieve reacties binnen. In de decemberuitgave van Brandende Kwesties heeft een apart middenkatern gezeten met achtergrond informatie over het project. In december heeft een zestal informatiebijeenkomsten plaatsgevonden voor de beroepsmedewerkers in de regio. Deze zijn goed bezocht. Eind januari is een viertal informatiebijeenkomsten gegeven voor de vrijwilligers in de regio. De opkomst hierbij was beperkt. Deze stand van zaken memo kunt u gebruiken om de gemeenteraad te informeren over de stand van zaken van het project. Indien gewenst kan VGGM deze omzetten naar een raadsinformatiebrief. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Tevens bieden wij aan om vanaf september 2012 een ronde te maken langs de raadscommissies om hen te informeren over de stand van zaken van het project op dat moment. Tweede Kamer De Tweede Kamer heeft op 14 februari 2012 ingestemd met de aanpassing van de Wet Veiligheidsregio's die regionalisering van de brandweer verplicht stelt. Tevens is een aantal amendementen en één motie aangenomen. Onze planning van het regionaliseringproces ligt in lijn met de besluitvorming door de Tweede Kamer. Nog niet bekend is wanneer de verschillende onderdelen van de Wet in werking treden. In de aangenomen motie (van het lid Slob) wordt het kabinet gevraagd, in overleg met de betrokken partijen te onderzoeken welke aanvullende mogelijkheden er nog zijn om het brandpreventiebeleid in het land verder te versterken. Met de aangenomen amendementen wordt een aantal punten in de Wet nader aangescherpt: • De geregionaliseerde brandweerzorg wordt beter lokaal geborgd door de gemeenteraad tenminste eenmaal in de vier jaar de doelen te laten vaststellen die de gemeente betreffende de brandveiligheid en de werkwijze van de brandweerzorg nastreeft; • De besluitvorming door de Colleges tot het opheffing van de lokale brandweerkorpsen is verruimd zodat het ontvlechtingsproces zorgvuldig kan gebeuren. De in de wet opgenomen termijn van drie maanden na inwerkingtreding werd te kort geacht. Deze termijn is verlengd naar twaalf maanden; • In aanvulling op het stelsel van rangen worden "tekens van bijzondere verdiensten" ingevoerd als blijk van waardering en erkenning voor het uitvoerende werk. Een vergelijkbaar amendement was ook aangenomen bij de behandeling van de nieuwe Politiewet; • Er zijn regels toegevoegd over de betrokkenheid van het personeel bij de besluitvorming door het Instituut Fysieke Veiligheid, zodat gewaarborgd wordt dat zowel beroepskrachten als vrijwilligers betrokken worden bij de eisen waaraan zij moeten voldoen en de materialen waarmee ze moeten werken. • Er is een bepaling opgenomen over de evaluatie van het IFV na vijf jaar;
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
4c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 4c Organisatieplan op hoofdlijnen
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Regionalisering brandweer: Organisatieplan op hoofdlijnen Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie Dagelijks Bestuur Algemeen Bestuur Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid
d.d.: d.d.: 29-02-2012 d.d.: 21-03-2012 d.d.:
Samenvatting: Een onderdeel van de regionalisering van de brandweer is het opstellen van een organisatieplan van de op te zetten nieuwe brandweerorganisatie binnen VGGM. Zoals in het projectplan regionalisering brandweer is beschreven wordt allereerst een "organisatieplan op hoofdlijnen" opgesteld. In een later stadium wordt dit organisatieplan in detail uitgewerkt. Voor de totstandkoming van het organisatieplan op hoofdlijnen heeft er een verkenning plaatsgevonden van organisatiemodellen van geregionaliseerde brandweerorganisaties. Dit heeft geleid tot de beschrijving van een drietal hoofdmodellen: • het districtenmodel • het districtenmodel met domeinen • het procesgestuurde model De projectgroep regionalisering heeft de voorkeur uitgesproken voor het procesgestuurde organisatiemodel. Argumentatie: Het voordeel van het procesgestuurde model is dat hiermee echt één brandweerorganisatie wordt vormgegeven en niet een organisatie waarbinnen nog losse koninkrijkjes ontstaan. Het is van belang in één keer een goede organisatie op te zetten. In het procesgestuurde model staan de drie primaire processen centraal van de brandweer: risicobeheersing, operationele voorbereiding en incidentbestrijding. Daarnaast zijn er verticale processen die door de drie afdelingen heen georganiseerd worden en voor verbinding en samenwerking zorgen. In dit model wordt de meest optimale schaal van de diverse werkprocessen georganiseerd. Voor de repressieve organisatie wordt een indeling gemaakt van repressieve clusters. Een aantal posten tezamen zal in zo'n cluster vallen. Dit is puur gericht op de incidentbestrijding. Voor operationele voorbereiding en risicobeheersing moet in de detaillering worden uitgewerkt wat de optimale schaal is. De organisatie zal van onderop worden opgebouwd, gedacht vanuit de medewerker. Het is de bedoeling dat de medewerker goed gefaciliteerd wordt om zijn werk te doen. Naar verwachting levert dit model ook de meest efficiënte organisatie op. Draagvlak: 1. Het organisatieplan op hoofdlijnen is ter advies voorgelegd aan de Bijzondere Ondernemingsraad (BOR). De BOR heeft een positief advies gegeven. 2. Het organisatieplan op hoofdlijnen is breed uitgedragen in het projectjournaal en diverse informatiebijeenkomsten voor beroeps en vrijwilligers. 3. Het organisatieplan op hoofdlijnen is besproken in de verschillende klankbordgroepen. 4. De inhoud van het organisatieplan op hoofdlijnen is aan de orde gesteld tijdens de bestuurlijke themadag van 25 mei jl. Samenvattend kan worden gesteld dat de voorgesteld lijn breed wordt ondersteund. Beslispunten: 1. Het bestuur wordt gevraagd het organisatieplan op hoofdlijnen vast te stellen. 2. Het bestuur wordt gevraagd in te stemmen het voorstel om de verdere uitwerking van het organisatieplan ("organisatieplan in detail") volgens de lijn van het procesgestuurde model vorm te geven.
Bijlagen: • Organisatieplan op hoofdlijnen • Adviesaanvraag BOR • Advies BOR
Communicatie: Nadat bestuurlijke besluitvorming heeft plaatsgevonden in het Algemeen Bestuur, zal dit in het projectjournaal gepubliceerd worden.
Project regionalisering brandweer Gelderland-Midden Organisatieplan op hoofdlijnen DEFINITIEF CONCEPT versie 02-12-11
Voorwoord Beste brandweercollega’s, Op dit moment staan wij met z’n allen voor de uitdagende opdracht om samen één brandweerorganisatie te bouwen in Gelderland-Midden. De startdatum voor deze nieuwe organisatie, als onderdeel van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden, is 1 januari 2014. Dit lijkt nu nog ver weg, maar we zijn al volop bezig met de voorbereidingen. Het traject van samen bouwen aan de brandweerorganisatie gaat nu echt van start. Een belangrijke eerste stap in dit traject is de keuze over hoe de brandweerorganisatie in GelderlandMidden er uit komt te zien vanaf 1 januari 2014. Voor je ligt het organisatieplan op hoofdlijnen dat hiervoor de eerste aanzet geeft. Het Algemeen Bestuur besluit in maart 2012 over dit organisatieplan. In de tussentijd wordt het plan ter advies voorgelegd aan de Bijzondere Ondernemingsraad en besproken met de diverse klankbordgroepen. En uiteraard worden alle brandweercollega’s in Gelderland-Midden hierover bijgepraat in de belegde bijeenkomsten in december en januari waar jullie voor uitgenodigd zijn. Natuurlijk kijkt iedereen uit naar het organisatieplan op hoofdlijnen, omdat het een eerste blik vooruit werpt op de nieuwe organisatie. Wij zijn ons bewust dat het een spannende tijd is voor iedereen. Vragen als ‘bij wie kan ik straks terecht voor vragen over een oefening?’ of ‘waar moet ik zijn voor reparatie van mijn bluskleding?’, ‘onder welke afdeling val ik straks?’ en ‘waar kom ik te zitten?’ komen veel naar voren. Maar deze specifieke vragen worden nog niet beantwoord in het voorliggende stuk. Ik spreek nadrukkelijk van een eerste blik vooruit bij het organisatieplan op hoofdlijnen, omdat het gaat over de hoofdlijnen van de nieuwe organisatie. Het organisatieplan in detail, dat in augustus 2012 wordt opgeleverd, geeft een volledig beeld van de nieuwe organisatie weer met de verschillende afdelingen, teams en functies voor de brandweer in Gelderland-Midden. Dus ik vraag van jullie om in deze periode, waarin we samen bouwen aan de nieuwe organisatie, rekening te houden met het feit dat we op dit moment nog niet alles precies kunnen invullen. Wel zal ik proberen om in de bijeenkomsten zo veel als mogelijk al het toekomstbeeld van de organisatie voor jullie te schetsen en de vragen te beantwoorden. Gekozen is voor een organisatieplan waarin we ook daadwerkelijk als regiokorps kunnen functioneren. In het plan wordt een procesgestuurd organisatiemodel voorgesteld dat is opgebouwd uit de drie kernprocessen van de brandweer, Incidentbestrijding, Risicobeheersing en Operationele Voorbereiding. Eigenlijk zoals de meeste korpsen zijn opgebouwd, maar dan op regionale schaal. De organisatiestructuur volgt uit deze drie kernprocessen. De kernprocessen vormen drie afdelingen binnen de nieuwe organisatie die voor iedereen hopelijk ook herkenbaar zijn vanuit het dagelijks werk. De voorgestelde organisatiestructuur wordt op basis van deze belangrijkste werkprocessen ingericht en niet op basis van een gebiedsindeling. Een ander uitgangspunt van het model is dat de organisatie van onderaf wordt opgebouwd. Het model is zo ingericht dat toekomstige ontwikkelingen opgepakt kunnen worden zonder dat deze direct invloed hebben op de manier waarop de posten zijn georganiseerd binnen Gelderland-Midden. Ik vertel graag nog wat meer over enkele hoofdpunten uit het organisatieplan. Medewerkers in de uitruk Voor de afdeling Incidentbestrijding blijven een groot aantal zaken gaan zoals ze op dit moment gaan. De kracht van de brandweer zit in de lokale aansluiting en de identiteit van de verschillende posten. Dit wil iedereen juist behouden in Gelderland-Midden. De wijze waarop de posten zijn opgebouwd, is en blijft herkenbaar voor alle collega’s. Zo houden de posten allemaal een eigen ploegchef. De ploegchef is aanspreekbaar voor de dagelijkse gang van zaken. Ook houden de posten hun
2
brandweervereniging (als die er nu ook is). Wat wel verandert, is dat meerdere posten samen een repressief cluster gaan vormen. Het hiervoor aangestelde clusterhoofd heeft als hoofdtaak om de zorgen en vragen van vrijwilligers en beroepsmedewerkers in de uitrukdienst op te lossen en te beantwoorden. Jij kunt dus naast je ploegchef ook terecht bij het clusterhoofd. Zoals je kunt lezen in het organisatieplan, zal de schaalgrootte van een repressief cluster in een later stadium worden bepaald. Een ander punt dat verandert met de komst van de nieuwe organisatie, is dat gezamenlijk met de zestien gemeenten in Gelderland-Midden een basisniveau brandweerzorg wordt gekozen. Daar verbinden de repressieve clusters zich aan. Natuurlijk is daar ruimte voor maatwerk op basis van de bestaande risico’s in het verzorgingsgebied. Medewerkers dagdienst De overige twee afdelingen van de nieuwe brandweerorganisatie vertegenwoordigen de kernprocessen Risicobeheersing en Operationele Voorbereiding. Een aanspreekbare manager voor iedereen is een belangrijk uitgangspunt bij de verdere inrichting van deze afdelingen. Bovendien wordt bij deze afdelingen de nadruk gelegd op uniformiteit en continuïteit. De afdelingen worden vormgegeven met een gelijkluidend kwaliteitsniveau in Gelderland-Midden. Dit betekent nadrukkelijk niet dat alle taken centraal worden belegd. De lokale contacten met posten en gemeenten blijven in stand. Dit wordt decentraal georganiseerd. Alleen wordt gekozen voor het centraal vaststellen van werkprocessen met daarin ruimte voor lokaal maatwerk. Er is dus ook geen sprake van het vormen van één groot bureau in Gelderland-Midden. Het werk wordt verspreid over de gehele regio. Je werkplek volgt uit het werkproces en de lokale aansluiting. De schaalgrootte van de nieuwe brandweerorganisatie maakt het ook mogelijk om de uitruksterkte in de dagsituatie beter te borgen door de inzet van medewerkers uit de dagdienst. Het principe dat iedereen kan werken op verschillende posten in Gelderland-Midden is van toepassing.
Ik wens iedereen veel leesplezier. Als er vragen zijn, dan kun je die uiteraard stellen op de informatiebijeenkomsten.
Met vriendelijke groet,
Paul Joosten
3
Inhoudsopgave Voorwoord ............................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 1. Inleiding ............................................................................................................................................... 5 Leeswijzer ........................................................................................................................................ 5 2. Context organisatieplan....................................................................................................................... 6 2.1. Ontwikkelingen in onze omgeving ................................................................................................ 6 Borging vrijwilligers........................................................................................................................... 6 Professionalisering brandweer ......................................................................................................... 6 Brandweer Overmorgen ................................................................................................................... 6 Oprichting Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) .................................................................................... 6 Regionale uitvoeringsdiensten (RUD).............................................................................................. 7 Schaalvergroting politie .................................................................................................................... 7 Schaalvergroting meldkamers.......................................................................................................... 7 Financiën .......................................................................................................................................... 7 2.2. Bouwstenen voor keuze organisatiemodel ................................................................................... 7 2.3. De organisatie VGGM................................................................................................................... 8 2.4 De korpsen..................................................................................................................................... 8 3. De organisatie ..................................................................................................................................... 9 3.1. Inleiding......................................................................................................................................... 9 3.2. Stip op de horizon ......................................................................................................................... 9 Sturingsfilosofie .............................................................................................................................. 10 3.3. Districtenmodel ........................................................................................................................... 11 Kenmerken ..................................................................................................................................... 11 Plus en min..................................................................................................................................... 11 Bezien vanuit de medewerker........................................................................................................ 12 Besturing ........................................................................................................................................ 12 3.4. Districtenmodel met onderverdeling in domeinen ...................................................................... 13 Kenmerken ..................................................................................................................................... 13 Plus en min..................................................................................................................................... 13 Bezien vanuit de medewerker........................................................................................................ 14 Besturing ........................................................................................................................................ 14 3.5. Procesgestuurd model ................................................................................................................ 15 Kenmerken......................................................................................................................................... 15 Plus en min..................................................................................................................................... 16 Bezien vanuit de medewerker........................................................................................................ 16 Besturing ........................................................................................................................................ 16 3.6. Advies ......................................................................................................................................... 16 4. Organisatieplan in detail .................................................................................................................... 18 4.1 Inhoud organisatieplan in detail ................................................................................................... 18 4.2 Optimale schaal van werkprocessen ........................................................................................... 19 Incidentbestrijding .......................................................................................................................... 19 Operationele voorbereiding en risicobeheersing ........................................................................... 19 4.3 Tijdpad ......................................................................................................................................... 20 Bijlage 1: verantwoording verkenning modellen.................................................................................... 21
4
1. Inleiding Het project regionalisering brandweer Gelderland-Midden richt zich in de eerste fase vooral op het in beeld brengen van de huidige situatie, maar ook op het richten van de eerste blik vooruit. De opdracht die ten grondslag ligt aan dit document is de vraag: wat is het organisatiemodel voor de brandweer in Gelderland-Midden vanaf 2014? We spreken nadrukkelijk van een eerste blik vooruit. Het organisatieplan wordt in twee fasen opgeleverd. Het voorliggende document is een organisatieplan op hoofdlijnen, dat door bestuurlijke vaststelling van de voorgestelde richting, leidt tot een organisatieplan in detail, inclusief formatieplan. Met verschillende geregionaliseerde brandweerorganisaties zijn gesprekken gevoerd over welke uitgangspunten zij hebben gekozen voor hun besturingssysteem en managementmodel en hoe dat in de praktijk werkt. Diverse organisatieplannen zijn besproken en beoordeeld. Ook buiten de brandweer is een beeld gevormd van grote organisaties die met gedecentraliseerde werklocaties werken. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de organisaties die wij gesproken hebben. Het proces dat doorlopen is, is gedegen en kritisch geweest en biedt voldoende basis om een richting te duiden, te kiezen en daarna verder uit te werken. Er is een keuze gemaakt voor een aantal organisaties, waar binnen wij in gesprek zijn gegaan met één of meerdere betrokken personen. Meningen zijn in beeld gebracht, maar kunnen natuurlijk verschillen tussen personen. Deze oriëntatie heeft geleid tot het beeld dat er drie hoofdmodellen te onderscheiden zijn in Brandweer Nederland. Alle drie deze modellen zijn in deze notitie uitgewerkt en van nadere toelichting voorzien. Elementen zoals sturing, de medewerker en werkprocessen worden daarin uitgewerkt. Wij hanteren daarbij de criteria zoals die in het bestuurlijk vastgestelde projectplan zijn gedefinieerd. Er wordt beargumenteerd toegelicht welk model de voorkeur heeft. Na bestuurlijke vaststelling van dit organisatieplan en de organisatievorm op hoofdlijnen, zal het plan verder worden uitgewerkt, zodat in het najaar van 2012 de gedetailleerde versie gereed is.
Leeswijzer In hoofdstuk 2 zal worden ingegaan op de context van het organisatieplan: de relevante ontwikkelingen die spelen in de omgeving, de bouwstenen om de keuze te maken voor een organisatiemodel en de relatie tussen de brandweerorganisatie en Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden komen aan bod. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 drie verschillende organisatiemodellen beschreven. Dit hoofdstuk sluit af met een advies over het voorkeursmodel. Hoofdstuk 4 schetst een beeld van de onderwerpen die terugkomen in het organisatieplan in detail.
5
2. Context organisatieplan Een organisatiemodel staat niet op zichzelf. De context waarbinnen dit plan tot stand is gekomen, wordt in dit hoofdstuk beschreven.
2.1. Ontwikkelingen in onze omgeving Niet alleen de brandweer is in ontwikkeling. De omgeving waarin de brandweer opereert, is continu onderhevig aan veranderingen. Zo worden op landelijk niveau besluiten genomen die direct van invloed zijn op het functioneren van de brandweer. Bovendien zijn meer organisaties en samenwerkingsverbanden om ons heen in beweging. Er wordt enerzijds steeds meer op grotere schaal georganiseerd, bijvoorbeeld de politie en de Regionale uitvoeringsdiensten. Anderzijds vindt ook decentralisatie van taken plaats vanuit het rijk. Deze ontwikkelingen zijn sterk van invloed op onze organisatiekeuze. Het is belangrijk dat de nieuw te bouwen organisatie toekomstbestendig is en in kan spelen op deze veranderende omgeving. Zij zal enerzijds op grotere schaal acteren en anderzijds dicht bij de gemeenten blijven staan. Wij zien de volgende ontwikkelingen:
Borging vrijwilligers Brandweervrijwilligers vormen samen met beroepsmedewerkers het hart van de brandweerorganisatie. De afnemende beschikbaarheid van de vrijwilliger is een belangrijk punt van zorg voor de brandweer. Op een aantal plaatsen leidt dit, vooral in de dagsituatie, frequent tot problemen in de bezetting. Het type vrijwilliger dat 24 uur per dag en 7 dagen in de week beschikbaar is voor de brandweer is niet langer de maat. De borging van vrijwilligers vormt een speerpunt voor de nieuwe organisatie. Er is aandacht voor hoe vrijwilligheid binnen de brandweer kan worden behouden.
Professionalisering brandweer Verdere professionalisering van de brandweer staat hoog op de landelijke politieke agenda. De opkomsttijden, de variabele voertuigbezetting maar ook het (landelijke) dekkingsplan zijn belangrijke onderwerpen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt diverse onderzoeken die een bijdrage kunnen leveren aan het presterend vermogen van de brandweer. Ook zijn er diverse besluiten op landelijk niveau die direct van invloed zijn op ons functioneren, zoals het nieuwe Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s waarbij strenge eisen worden gesteld aan vakbekwaamheid van brandweerpersoneel.
Brandweer Overmorgen Landelijk heeft de brandweer een visie ontwikkeld voor de toekomst van de brandweerorganisatie. Deze strategische reis verkent andere organisatieconcepten voor de brandweer in een veranderende maatschappelijke omgeving. Het legt het accent op het voorkomen van brand aan de voorkant van de veiligheidsketen. Brand veilig leven vormt daarin een belangrijk thema.
Oprichting Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) In 2012 wordt het IFV opgericht, een instituut van en voor de veiligheidsregio’s, dat de regio’s kan ondersteunen op materieel, personeel en organisatorisch gebied. In dit instituut, bestuurd door de 25 voorzitters van de veiligheidsregio's, worden taken op het gebied van brandweeronderwijs en examinering, kennis en expertiseontwikkeling ondergebracht. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) en het Nederlands bureau brandweerexamens (Nbbe) gaan onder meer op in het IFV. Daarnaast zal het instituut de bovenregionale samenwerking vorm geven en stimuleren, door in opdracht van de veiligheidsregio's gemeenschappelijke taken uit te voeren.
6
Regionale uitvoeringsdiensten (RUD) De RUD krijgt momenteel gestalte in de provincie Gelderland. Nog niet duidelijk is of er binnen het gebied Gelderland-Midden één of twee fysieke RUD organisaties komen. In dit project wordt aangenomen dat preventietaken binnen de brandweerorganisatie blijven. Voor wat betreft de overige RUD taken zullen, op het moment dat die organisatie gevormd is, werkafspraken gemaakt worden voor de één loket functie richting de RUD.
Schaalvergroting politie De politie in Nederland staat een enorme schaalvergroting te wachten. In 2012 komt er één nationale politie met 10 regionale eenheden. Op dit moment zijn er nog 26 politiekorpsen, 25 regionale korpsen en het Korps landelijke politiediensten.
Schaalvergroting meldkamers Met de opschaling van de meldkamer, zal meer uniformering van werkprocessen plaatsvinden en zal er minder regio-eigen gestuurd kunnen worden. De vraag is of de opschaling van de meldkamer effect heeft op de crisisbeheersingsorganisatie.
Financiën De gevolgen van de economische crisis trekken een grote financiële wissel op de (gemeentelijke) overheid. Bezuinigingsvoorstellen vanuit het rijk hebben een groot negatief effect op de gemeentelijke financiële huishouding. Bij de regionalisering is vooraf geen bezuinigingsopdracht meegegeven, maar de huidige financiële situatie heeft invloed op het door te lopen proces. Het uitgangspunt hierbij is het ontwikkelen van een toekomstbestendige organisatie.
2.2. Bouwstenen voor keuze organisatiemodel Om tot de keuze van een organisatiemodel te komen, geldt een aantal uitgangspunten waaraan de organisatie moet voldoen. Deze uitgangspunten komen voort uit het projectplan en worden hieronder nader gedefinieerd. • Een efficiënte organisatie Efficiëntie komt tot uiting in het realiseren van een eenvormige werkomgeving door te kiezen voor één standaard, zoals op het gebied van materieel en materiaal. Maar ook door te organiseren in enkelvoud: bijvoorbeeld één rechtspositie en één verantwoordelijk management team. Hierbij is oog voor het minimaliseren van overhead en coördinatiedrukte. •
Uitvoering van wettelijke brandweertaken en taken op het terrein van rampenbestrijding & crisisbeheersing De brandweerorganisatie voert de taken uit op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing zoals omschreven in de Wet veiligheidsregio's. De brandweer voert daarnaast de multidisciplinaire coördinatie uit in de voorbereiding van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. •
Een eenduidig en stuurbaar organisatiemodel voor de brandweerorganisatie als onderdeel van VGGM De nieuwe organisatie wordt ingericht op basis van een organisatie- en besturingsmodel dat duidelijke sturing biedt. De leidinggevenden in dit organisatiemodel hebben de positie en middelen om sturing te geven aan de werkprocessen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. In de organisatie wordt de repressieve brandweerzorg herkenbaar neergezet voor de vrijwilliger en de beroepsmedewerker. • Een slagvaardige organisatie die snel inzetbaar is en voldoende kritische massa heeft Paraatheid en slagkracht zijn kerneigenschappen van de brandweerorganisatie. Dit uit zich in beschikbaarheid, gekwalificeerd personeel, goede voorbereiding en geoefendheid. De brandweer kan in korte tijd veel mensen en materiaal in stelling brengen. Slagvaardigheid heeft ook betrekking op de
7
beheersorganisatie: de uitvoering van risicobeheersing, operationele voorbereiding, bedrijfsvoering wordt op een slagvaardige wijze neergezet. •
Een uniform kwaliteitsniveau voor het gemeenschappelijke deel en als afgeleide daarvan eensluidende werkwijzen De organisatie voert haar taken uit op alle schakels van de veiligheidsketen op basis van een bestuurlijk vastgesteld uniform kwaliteitsniveau voor de gehele regio. Er ontstaat een basispakket dat in de gehele regio wordt geleverd volgens regionaal geldende werkwijzen. Daarnaast heeft elke gemeente de mogelijkheid om aanvullende werkzaamheden in te kopen of een hoger kwaliteitsniveau uit te laten voeren. • Korte informatielijnen met betrokken gemeenten op bestuurlijk en ambtelijk niveau In overleg met de gemeenten wordt per gemeente de dienstverlening bepaald. Afspraken worden vastgelegd in individuele dienstverleningsovereenkomsten. Aan de voorkant worden ook duidelijke afspraken gemaakt over vaste aanspreekpunten bij de advisering vanuit de brandweer aan de gemeenten op bestuurlijk en ambtelijk niveau.
2.3. De organisatie VGGM Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (VGGM) is één dienst die als wettelijk aangewezen hulpverleningsorganisatie op het terrein van brandweer, volksgezondheid rampen en crises fungeert. De organisatie kent drie sectoren: brandweer, volksgezondheid en facilitaire zaken. De gemeentelijke brandweerkorpsen in de regio gaan samen met de sector brandweer van VGGM één nieuwe brandweerorganisatie vormen. In het proces van regionalisering worden de andere twee sectoren binnen VGGM niet opnieuw ingericht. Uiteraard wordt de sector facilitaire zaken wel aangepast op de uitbreiding aan de brandweerkant. Dit valt buiten de verantwoordelijkheid van het project regionalisering. De directie van VGGM leidt dit proces. De herinrichting van de brandweerorganisatie vindt plaats binnen de context van de bestaande VGGM organisatie. Dit betekent dat het voorgestelde organisatiemodel van de brandweer moet aansluiten op de rest van de organisatie van VGGM. Dat geldt vooral op het aspect bedrijfsvoering. De PIOFACH taken (personeel & organisatie, financiën, automatisering, communicatie en huisvesting) zijn op dit moment centraal belegd binnen de sector facilitaire zaken. Het hierop aansluiten is als randvoorwaarde meegenomen in de uitwerking van deze notitie. Daar waar significante voordelen kunnen worden behaald door af te wijken van dit centrale gedachtegoed voor de sector brandweer, zal dat worden benoemd.
2.4 De korpsen In de regio Gelderland-Midden zijn momenteel 10 brandweerkorpsen, waarvan een aantal meerdere gemeenten bedient. In de regio zijn 41 uitrukposten van waaruit de brandweerzorg geleverd wordt. Dat gebeurt met de inzet van ruim 800 vrijwilligers en ruim 100 beroeps. Er werken zo'n 150 medewerkers met een beheersmatige functie bij de brandweer, waarvan een deel ook een repressieve functie vervult.
8
3. De organisatie 3.1. Inleiding Voorafgaand aan het schrijven van dit organisatieplan heeft een brede oriëntatie plaatsgevonden op organisatiemodellen die elders in het land terugkomen bij geregionaliseerde brandweerorganisaties. Een lijst van regio's en organisaties die zijn bezocht is terug te vinden in bijlage 1. Die oriëntatie leidt tot drie hoofdmodellen waarvoor gekozen kan worden. Elk model wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt met een toelichting op hoe het organisatiemodel in elkaar zit, een overzicht van voor- en nadelen, de rol van de medewerker in het model en de besturing. Dit alles leidt tot een advies voor een organisatiemodel dat verder uitgewerkt kan worden in de volgende fase van het project. Dit advies treft u aan het eind van dit hoofdstuk. Een aantal aspecten is van belang voor de toekomstige organisatie, maar staat los van het te kiezen model. In elk model valt namelijk rekening te houden met deze aspecten. Het gaat daarbij om: • De koppeling van warme en koude functies. De paraatheid van de brandweerorganisatie wordt nu opgelost door de koppeling van warme en koude functies. De preventist die overdag tevens kan bijspringen op de tankautospuit is van groot belang. Deze koppeling zal blijven bestaan om de paraatheid overdag te kunnen garanderen. • De operationele leiding bij repressief optreden. Deze wordt nader uitgewerkt in het organisatieplan in detail. • De bijdrage aan de multidisciplinaire samenwerking. De huidige situatie van sterke kolommen (politie, brandweer, GHOR en gemeenten) die allen hun bijdrage leveren aan de multidisciplinaire samenwerking binnen het veiligheidsbureau, blijft bestaan. Ook de coördinatie van het veiligheidsbureau blijft binnen de brandweerkolom belegd. De modellen zijn uitgewerkt in organisatie-eenheden, functies zijn in deze fase nog niet benoemd. Daar waar in de omschrijving van de modellen functies worden benoemd, is dit voor de helderheid van de tekst. De genoemde functies komen niet vanzelfsprekend met dezelfde naam terug in het organisatieplan in detail en het functieboek.
3.2. Stip op de horizon In de volgende paragrafen zijn de drie hoofdmodellen nader uitgewerkt. Eerst wordt kort ingegaan op het beeld van waaruit het verkenningsproces begonnen is, een toekomstbeeld dat wij voorstaan. Hieruit vloeit de beoogde sturingsfilosofie voor de nieuw te vormen brandweerorganisatie voort. Brandweer Gelderland-Midden is straks één van de 25 brandweerkorpsen in Nederland. Het korps is gericht op de taken behorend bij de veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg). Bij het uitvoeren van deze taken is de veiligheidsketen herkenbaar in de organisatie en een gesloten en krachtige keten. Het korps zorgt voor een continue paraatheid van de basisbrandweerzorg. Om dit te bereiken is samenwerking tussen medewerkers uit de diverse afdelingen, beroepskrachten èn vrijwilligers van onze regio van groot belang. Voor alle medewerkers geldt dat er sprake zal zijn van een herkenbare werkeenheid, met een aanspreekbare leidinggevende (bevoegd om te beslissen) èn een herkenbaar bovenliggend leidinggevend niveau. Concreet: iedereen kent zijn baas en de 'baas van zijn baas'. Hiermee is herkenbaarheid en betrokkenheid geborgd. De brandweer Gelderland-Midden is een bekwame organisatie, die werkt vanuit de wetenschap dat brandweerzorg in belangrijke mate wordt verzorgd door vrijwilligers. De organisatie is op 1 januari 2014 toekomstbestendig ingericht en houdt rekening met de relevante omgevingsontwikkelingen. Hiermee wordt voorkomen dat binnen korte tijd na totstandkoming het korps weer moet veranderen. Dit omdat stabiliteit van taken en werkeenheden bijdraagt aan een goede taakuitvoering.
9
In de uitvoering van de werkzaamheden is er ruimte voor het verrichten van extra taken voor gemeenten als onderdeel van een zogenaamd 'pluspakket'. De hoogste besturingslaag van de brandweerorganisatie is gezamenlijk verantwoordelijk voor de totale resultaten en voor de afstemming tussen bestuur en de organisatie. Deze samenhang is in de gehele organisatie herkenbaar. Werkzaamheden zijn op elkaar afgestemd en medewerkers zijn daarin aanvullend aan elkaar. Niet alleen de eigen werkzaamheden, maar juist ook de bijdrage aan de herkenbare producten voor onze klanten zijn bepalend.
Sturingsfilosofie Brandweer Gelderland-Midden wordt gevormd uit gemeentelijke brandweerkorpsen en de sector brandweer van VGGM; ieder met een eigen identiteit en eigen manier van werken. Dit betekent dat het belangrijk is een eenduidige sturingsfilosofie te hebben. Leiderschap dat zich kenmerkt door leidinggevenden die zich niet alleen verantwoordelijk voelen voor hun eigen organisatieonderdeel, maar gezamenlijk staan voor het belang van het geheel. Leiderschap is werken aan identiteit, cultuur en gedrag. Dit creëren we door: • Te sturen op samenhang. Het management draagt uit hoe de eigen taken samenhangen met andere taakgebieden in de organisatie, om de doelstellingen van het geheel te kunnen realiseren. Naast de verbondenheid met het primaire taakgebied bestaat er ook een collectieve ambitie. • Te sturen op resultaten met het accent op goedlopende processen, output en samenwerking. • Te sturen op kostenbewustzijn en efficiëntie met een accent op goed budgetbeheer van geld en tijd. • De bereidheid om prestatieafspraken te maken en elkaar daarop aan te spreken. • Het management maakt prestatieafspraken maar geeft ook de nodige vrijheid en ruimte bij de uitvoering van de taken zodat kennis en ervaring optimaal worden benut. • Het management is in staat om coachend te sturen maar ook directief als het nodig is. • Werkprocessen bevorderen effectieve samenwerking met collega’s en externe partners. Processen zijn beschreven en bieden daardoor voldoende informatievoorziening.
10
3.3. Districtenmodel
Kenmerken Het districtenmodel wordt gekenmerkt door de vorming van een aantal geografische districten in de regio. Elk district kent eigen afdelingen voor incidentbestrijding, operationele voorbereiding en risicobeheersing. De uitvoerende taken zijn belegd in de districten. Daarnaast worden vaak twee inhoudelijke lijnafdelingen gevormd die voor de gehele organisatie de beleidsvorming op het gebied van risicobeheersing en operationele voorbereiding verzorgen. De gezamenlijke beleidskaders worden daar vormgegeven. De organisatie bestaat feitelijk uit kleine uitvoeringsorganisaties met een redelijk grote autonomie. Met dit model lijkt de brandweer in de regio niet enorm te veranderen, de districten zijn equivalenten van de bestaande korpsen, de inhoudelijke lijnafdelingen zijn equivalenten van de huidige regionale beleidsafdelingen en de beleidsvorming rondom de basisbrandweerzorg.
Plus en min Dit districtenmodel wordt veelvuldig toegepast in andere regio’s en is duidelijk herkenbaar voor het brandweerveld. De inrichting van de organisatie volgens het districtenmodel behelst in aanzet ook weinig verandering ten opzichte van de huidige manier waarop de brandweer georganiseerd is. De lokale korpsen worden als het ware opgeplust. Maar de echte bindende kracht die dwingt tot samenwerking als één gezamenlijke organisatie, ontbreekt. De centrale krachtenbundeling voor beleid zorgt dat kwaliteit en continuïteit in de organisatie beter geborgd worden. Het districtenmodel biedt ook ruimte voor eigen invulling van uitvoerende taken. Dit is tevens het grootste risico van het districtenmodel; in dit model is het lastig om regionale uniformiteit uit te stralen en eensluidend te werken. Er kunnen districtelijke eilanden ontstaan waarbij het eigen belang overheerst. Er is relatief veel overleg nodig op verschillende lagen om de gewenste eenheid wel te organiseren. Het model biedt ook weinig ruimte om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen. De districten worden als geografische werkeenheden georganiseerd. Op het moment dat de schaal van de regio verandert, of de schaal van specifieke taken, heeft dit direct effect op de organisatie van het district en de medewerkers die in het district werken.
11
Bezien vanuit de medewerker De vrijwilliger werkt binnen een district op een post die wordt aangestuurd door een leidinggevende. De zaken die voor hem van belang zijn: de oefeningen, de uitrukken, de vereniging, worden op postniveau of districtniveau geregeld. Datzelfde geldt voor de beroepsmedewerker die in de 24uursdienst werkt. De beroepsmedewerker, zoals een preventist of een oefencoördinator, werkt binnen een district in een eigen team risicobeheersing of operationele voorbereiding. De uitvoering van het werk wordt binnen dat district gecoördineerd. Op het moment dat er vanuit zo'n team in een district een slimme aanpassing van het werk wordt bedacht, kan het zijn dat dit niet verder gedeeld wordt met de andere teams in de districten. Of de ontwikkeling moet via de lijn districtshoofd-managementteam-afstemming met de beleidsinhoudelijke afdeling worden doorgezet. Er worden dus intensieve overlegstructuren ingericht om dit soort ontwikkelingen organisatiebreed door te voeren. De medewerker kan prima zijn werk doen in dit model, waarbij de focus vooral ligt op het eigen district.
Besturing De commandant is eindverantwoordelijk voor de gehele brandweerorganisatie. Voor de uitvoerende taken binnen de districten is deze verantwoordelijkheid gemandateerd aan de districtshoofden. Elk districtshoofd is dus verantwoordelijk voor de brandweerzorg in zijn verzorgingsgebied. Bovendien fungeert het districtshoofd als integraal aanspreekpunt voor de gemeentelijke bestuurders in zijn district. Dit betekent dat het districtshoofd zowel gaat over strategische zaken, zoals beleidsmatige wijzigingen en ontwikkelingen in de gemeente, als over de operationele gang van zaken. Bij het districtenmodel is echter wel sprake van een brede, en daardoor zware, top. Bovendien kent deze top een gemengde samenstelling, aangezien een deel van de hoofden een geografische portefeuille heeft en een ander deel alleen een inhoudelijke portefeuille.
12
3.4. Districtenmodel met onderverdeling in domeinen
Kenmerken De basis van dit model komt overeen met het hiervoor toegelichte districtenmodel. Alleen is in dit model geen sprake meer van aparte lijnafdelingen waaronder de beleidsmatige taken van risicobeheersing en operationele voorbereiding zijn ondergebracht. In plaats hiervan hebben de districtshoofden naast hun geografische lijnverantwoordelijkheid ook een korpsbrede portefeuille (een zogenaamd domein). Binnen dit domein is het betreffende districtshoofd verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling, bijvoorbeeld op het gebied van risicobeheersing of operationele voorbereiding.
Plus en min Beleidsdomeinen worden binnen het districtenmodel ingericht om beleid en operatie niet te ver uit elkaar te laten lopen en om te voorkomen dat districtelijke geografische eilanden ontstaan. De gezamenlijke kaders worden gesteld vanuit het beleidsdomein, maar er blijft ruimte voor eigen invulling van uitvoerende taken. De bemerkingen over de districten, zoals gemaakt in de vorige paragraaf, zijn ook hier van toepassing. Het is in dit model vaak niet duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is door de opsplitsing tussen domeinen en districten. Dat geldt zowel voor medewerkers als voor betrokken leidinggevenden. De top van de organisatie kan zowel sturen via de domeinlijn als via de districtslijn, dat werkt verwarrend. Bovendien is er veel overleg noodzakelijk om afstemming te realiseren tussen het district en het beleidsdomein. Er bestaan geen korte lijnen vanuit het inhoudelijk domein, veel zaken moeten eerst afgekaart worden in de top van de organisatie.
13
Bezien vanuit de medewerker De vrijwilliger werkt binnen een district op een post die wordt aangestuurd door een leidinggevende. De zaken die voor hem van belang zijn: de oefeningen, de uitrukken, de vereniging, worden op postniveau of districtniveau geregeld. Datzelfde geldt voor de beroepsmedewerker die in de 24uursdienst werkt. De beroepsmedewerker, zoals een preventist of een oefencoördinator, werkt binnen een district in een eigen team risicobeheersing of operationele voorbereiding. De uitvoering van het werk wordt binnen dat district gecoördineerd. Op het moment dat er vanuit zo'n team in een district een slimme aanpassing van het werk wordt bedacht, kan het zijn dat dit niet verder gedeeld wordt met de andere teams in de districten. Of de ontwikkeling moet via de lijn specialist beleidsdomein-districtshoofdmanagementteam worden doorgezet. Er worden dus intensieve overlegstructuren ingericht om dit soort ontwikkelingen organisatiebreed door te voeren. De medewerker kan prima zijn werk doen in dit model, waarbij de focus vooral ligt op het eigen district.
Besturing De commandant is eindverantwoordelijk voor de gehele brandweerorganisatie. Voor de uitvoerende taken binnen de districten en de toegewezen beleidsdomeinen is deze verantwoordelijkheid gemandateerd aan de districtshoofden. Het districtshoofd fungeert als integraal aanspreekpunt voor de gemeentelijke bestuurders in zijn district. Dit betekent dat het districtshoofd zowel gaat over strategische zaken, zoals beleidsmatige wijzigingen en ontwikkelingen in de gemeente, als over de operationele gang van zaken. Maar hier moet wel de kanttekening bij geplaatst worden dat het districtshoofd overal over gaat wat betreft zijn district, maar niet gaat over de beleidsdomeinen die bij de andere districtshoofden zijn belegd. In tegenstelling tot het districtenmodel is in dit model wel sprake van een kleine overzichtelijke top. Districtshoofden hebben in dit model veel verantwoordelijkheden en taken. Het districtshoofd heeft een herkenbare positie en is dichtbij, maar heeft beperkte tijd voor zowel de aansturing van het district als de aansturing van het betreffende beleidsdomein waarvoor hij verantwoordelijk is. De directe aansturing van het district wordt gemandateerd aan de laag functionarissen die onder het districtshoofd zit. Een districtshoofd kan tegengestelde belangen hebben in het aansturen van een district en een inhoudelijk domein, hij werkt immers met twee verschillende petten. Aan de andere kant ontstaan er niet zo snel districtelijke eilanden. Doordat een districtshoofd ook een beleidsverantwoordelijkheid heeft, is hij verplicht om over de schutting van zijn district te kijken.
14
3.5. Procesgestuurd model
Kenmerken In het procesgestuurde model staan de primaire werkprocessen van de brandweer centraal. Zoals in het organogram weergegeven, zijn dit risicobeheersing, operationele voorbereiding en incidentbestrijding. Elk afdelingshoofd is in dit model verantwoordelijk voor één primair proces voor de gehele regio. Alle medewerkers in dit primaire proces vallen hiërarchisch onder de desbetreffende leidinggevende. Voor deze primaire processen is een hiërarchische (c.q. verticale) structuur noodzakelijk om het werk te kunnen doen. Maar een belangrijk kenmerk van het procesgestuurde model is dat de drie primaire processen verbonden zijn door horizontaal georganiseerde subprocessen. Deze afdelingsoverstijgende subprocessen lopen dwars door de hiërarchische structuur heen om onderlinge afstemming en informatie-uitwisseling tussen de primaire processen te borgen. Voor deze horizonaal georganiseerde subprocessen worden zogenoemde proceseigenaren benoemd die verantwoordelijk zijn voor het afdelingsoverstijgende eindresultaat. Een goed voorbeeld van zo’n horizonaal georganiseerd subproces is de totstandkoming van bereikbaarheidskaarten. Bereikbaarheidskaarten worden opgesteld voor de incidentbestrijding met behulp van informatie vanuit de afdelingen risicobeheersing en operationele voorbereiding. Als resultaat heeft de bevelvoerder bij een uitruk juiste en volledige informatie tot zijn beschikking. Dit model is aan de ene kant anders dan gewend: het leidt tot vragen als "hoe werkt het ene proces samen met het ander?" en "waar zit een medewerker dan?". Aan de andere kant is het juist een herkenbaar model: dit is immers de grotere versie van hoe op dit moment een lokaal brandweerkorps georganiseerd is. Beleid en uitvoering worden in het procesgestuurde model niet uit elkaar getrokken, maar juist naadloos in één lijn georganiseerd. De repressieve organisatie (het primaire proces incidentbestrijding) wordt vanaf de post opgebouwd. Een aantal posten samen vormt een cluster. Omdat in het organogram geen geografische indeling zit voor de processen risicobeheersing en operationele voorbereiding, betekent het niet dat deze processen vanaf één werklocatie worden uitgevoerd. Deze activiteiten worden wel degelijk verspreid in de regio uitgevoerd.
15
Plus en min Het voordeel van een procesgestuurd model is dat het eindresultaat van het gehele proces centraal staat. Beleid en uitvoering liggen niet verspreid over de districten waardoor afstemming en eenheid beter te realiseren zijn. Medewerkers worden in het procesgestuurde model gestimuleerd om verder te kijken dan een afgebakende taak, zij zijn medeverantwoordelijk voor een proces. De taak is onderdeel van een groter geheel en draagt bij aan het einddoel. Bovendien wordt een proces van begin tot eind afgemaakt. In het procesgestuurde model is incidentbestrijding herkenbaar geografisch georganiseerd. De posten in een nader te bepalen geografisch gebied vormen samen een cluster. De repressieve doctrine wordt centraal afgestemd door het afdelingshoofd. Maar de uitvoering en de uitruk vindt lokaal plaats en wordt ook lokaal aangestuurd. De huidige manier waarop een post georganiseerd is, verandert niet.
Bezien vanuit de medewerker De vrijwilliger werkt op een post die wordt aangestuurd door een leidinggevende (in het organogram benoemd als ploegchef). De zaken die voor hem van belang zijn: de oefeningen, de uitrukken, de vereniging, worden op postniveau of clusterniveau geregeld. Datzelfde geldt voor de beroepsmedewerker die in de 24-uursdienst werkt. De beroepsmedewerker, zoals een prevenist of oefencoördinator, werkt binnen een inhoudelijk team dat onderdeel uitmaakt van de procesafdeling risicobeheersing of operationele voorbereiding. De krachten voor een werkproces worden op deze manier gebundeld. Hiermee worden stevige vakafdelingen ontwikkeld die leuk en uitdagend werk bieden aan medewerkers. De preventist die ook een rol heeft in de uitruk, heeft twee leidinggevenden, één voor zijn repressieve functie en één voor zijn beheersmatige functie. Zijn beide leidinggevenden maken afspraken over de aansturing van de medewerker. Uitgangspunt is dat hij in staat gesteld moet worden om zijn repressieve functie te vervullen. Datzelfde geldt voor medewerkers die bijvoorbeeld Officier van Dienst zijn. De procesafdelingen zijn nadrukkelijk geen gescheiden werelden. Zoals eerder gezegd, werken mensen verspreid door de regio. Dat doen zij op een locatie waar andere medewerkers zitten van een andere procesafdeling. Op hun werkplek vinden deze mensen elkaar om verbindingen te leggen.
Besturing De commandant is eindverantwoordelijk voor de gehele brandweerorganisatie. Hij stuurt op hoofdlijnen, de afdelingshoofden zijn integraal verantwoordelijk voor hun procesafdelingen. Afdelingshoofden dragen in het procesgestuurde model niet alleen verantwoordelijkheid voor het desbetreffende primaire proces, maar zijn ook gezamenlijk integraal verantwoordelijk voor het totale resultaat. Zij fungeren namelijk, ook voor de andere beleidsvelden buiten het eigen primaire proces om, als aanspreekpunt voor de gemeentelijke bestuurder. De onderlinge afstemming over de lopende zaken in de primaire processen is dus van cruciaal belang. Zo zal het afdelingshoofd risicobeheersing het bestuurlijk aanspreekpunt zijn voor gemeenten A, B en C. Het afdelingshoofd operationele voorbereiding is dat dan voor gemeenten D, E en F. Dit contact heeft betrekking op zowel de operationele gang van zaken als de zaken op strategisch niveau, zoals beleidsmatige wijzigingen, ontwikkelingen in de gemeente en aanpassingen in de dienstverleningsovereenkomst. Het procesgestuurde model biedt ruimte en regie om gemeentelijk maatwerk te kunnen leveren.
3.6. Advies Het neerzetten van een nieuw organisatiemodel is een belangrijke markering van de samenwerking die we als brandweer in Gelderland-Midden met elkaar willen bereiken. Het is van belang om dit in één keer goed te doen. Veranderen is onherroepelijk onrustig voor alle betrokken partijen. En na de verandering moet ook de rust kunnen indalen om met elkaar te bouwen aan de nieuwe organisatie. De ronde langs verschillende regio's die inmiddels geregionaliseerd zijn, laat zien dat de regio's die gekozen hebben voor een districtenmodel (met of zonder domeinen) op dit moment weer aan het reorganiseren zijn. Het model blijkt niet effectief te werken. De doorontwikkeling van deze regio's gaat allemaal richting een procesgestuurd model. Het districtenmodel lijkt daarmee, op basis van de bezoeken die wij hebben afgelegd, een tussenstap te zijn. Vanwege de gelijkenis van de structuur van
16
de lokale korpsen is de stap naar het districtenmodel niet zo groot en daarmee een ogenschijnlijke veilige keuze. Maar het feit dat binnen een aantal jaar na de start toch de volgende reorganisatie moet worden ingestoken, geeft wederom onrust en brengt improductiviteit met zich mee. Toekomstbestendigheid komt in het districtenmodel niet voldoende tot uiting. Het districtenmodel met domeinen heeft als aanvullend nadeel dat het geen gemakkelijk stuurbaar model is. Sturingslijnen zijn complex en belangen van verschillende afdelingen lopen door elkaar via één leidinggevende. Daarnaast is het lastig om in het districtenmodel (met of zonder domeinen) uniformiteit te organiseren. Er kunnen districtelijke eilanden ontstaan waarbij het eigen belang overheerst. Er is relatief veel overleg nodig op verschillende lagen om de gewenste eenheid wel te organiseren. Bovendien biedt het procesgestuurde model meer ruimte om gemeentelijk maatwerk te kunnen leveren dan het districtenmodel (met of zonder domeinen), omdat een individuele gemeente in het procesgestuurde model maatgevend is. Dit in tegenstelling tot het districtenmodel waarbij de verschillende gemeenten in het district samen bepalend zijn. Bij de totstandkoming van het organisatieplan op hoofdlijnen is een gedegen verkenningsproces doorlopen. Dit leidt tot het advies om het procesgestuurde model te omarmen als toekomstig organisatiemodel voor de brandweer in Gelderland-Midden. Het procesgestuurde model is een sterk organisatiemodel dat staat voor dat wat we wettelijk verplicht zijn te doen: één brandweerorganisatie bouwen op de schaal van de regio. De primaire processen worden vanaf de werkvloer opgebouwd vanaf operationeel, naar tactisch en strategisch niveau. Verder worden afdelingsoverstijgende subprocessen horizontaal georganiseerd die afstemming en informatie-uitwisseling tussen de afdelingen borgen. Voor ieder proces wordt een proceseigenaar benoemd die verantwoordelijk is voor het eindresultaat van het integrale werkproces. De incidentbestrijding als essentieel brandweerproces wordt van onderaf opgebouwd: de posten hebben hun eigen ploegchef en houden hun eigen identiteit. Een aantal posten tezamen vormt een cluster met een clusterhoofd en de clusterhoofden stemmen onder leiding van het afdelingshoofd samen af voor wat betreft de gezamenlijke repressieve doctrine. De processen risicobeheersing en operationele voorbereiding worden als stevige vakinhoudelijke processen vormgegeven met een gelijkluidend kwaliteitsniveau overal in de regio. Daarnaast zijn er diverse horizontale processen die zorgen voor de onderlinge dwarsverbanden. Het procesgestuurde model sluit goed aan bij de voorgestelde sturingsfilosofie voor de brandweer in Gelderland-Midden. Dit organisatiemodel positioneert zich ook goed ten opzichte van gemeenten en ketenpartners. Gemeenten of kleine samenwerkingseenheden worden maximaal gefaciliteerd met één aanspreekpunt in de vorm van een afdelingshoofd op strategisch niveau. Ketenpartners zoals Rijkswaterstaat, waterschappen, RUD’s en Prorail, zijn allemaal op soortgelijke schaal georganiseerd en kunnen met een regionale evenknie afspraken maken die voor de hele regio gelden.
17
4. Organisatieplan in detail 4.1 Inhoud organisatieplan in detail Met de vaststelling van het voorgestelde organisatiemodel kan de stap gezet worden naar de verdere uitwerking van het organisatieplan tot een organisatieplan in detail. In dat plan worden de volgende aspecten nader uitgewerkt: •
•
• •
• • •
Taken en taaktoedeling o wettelijke context o taken brandweer o relatie tot de veiligheidsregio Inrichtingsprincipes organisatie o paraatheid o aansluiting vrijwilligheid o relatie met gemeenten o besturings- en managementconcept o cultuur / kernwaarden Directie / commandant Organisatiestructuur verfijnd: uitwerking van het organisatiemodel in de detaillering van de voorgestelde organisatieprocessen (Risicobeheersing, Operationele voorbereiding en Incidentbestrijding). Aan de hand van deze uitwerking worden taken en rollen beschreven, die vervolgens de basis zijn voor functies en organisatorische eenheden. o Risicobeheersing definitie doelstelling producten, diensten en activiteiten relaties structuur en functies gebiedsindeling o Operationele voorbereiding definitie doelstelling producten, diensten en activiteiten relaties structuur en functies gebiedsindeling o Incidentbestrijding definitie doelstelling producten, diensten en activiteiten relaties structuur en functies gebiedsindeling o Horizontale processen o Multidisciplinaire processen Formatieplan en functies Positionering algemene beleidsondersteuning en secretariële ondersteuning Aansluiting primair proces op bedrijfsvoeringsprocessen van de afdeling Facilitaire zaken. Het gaat om de volgende processen: o financiën o planning & control o P&O o communicatie en voorlichting o ICT o documentaire informatievoorziening / post / archief o juridische ondersteuning
18
•
o gebouwenbeheer o kwaliteitzorg De samenwerkingsrelaties tussen de afdelingen en Facilitaire zaken worden nader uitgewerkt alsmede de ondersteuning die vanuit Facilitaire zaken geleverd wordt aan de leidinggevenden en werknemers. Daarbij wordt ook beschreven welke processen een eventuele decentrale uitvoering kennen. Operationele hoofdstructuur
4.2 Optimale schaal van werkprocessen Wanneer we van het procesgestuurde model uitgaan, kan de vraag worden gesteld, wat de optimale schaal is waarop de primaire werkprocessen kunnen worden georganiseerd. Dit plan op hoofdlijnen geeft daar een eerste aanzet toe. De primaire hoofdprocessen waar de nieuwe brandweerorganisatie uitvoering aan geeft, zijn risicobeheersing, operationele voorbereiding en incidentbestrijding. Daarbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het “warme” proces incidentbestrijding, waarbij de repressieve eenheden als uitgangspunt worden genomen. En anderzijds de “koude” processen risicobeheersing en operationele voorbereiding, waarbij op te leveren diensten of producten als uitgangspunt worden genomen.
Incidentbestrijding Voor het proces incidentbestrijding is de organisatie van de repressieve eenheden het uitgangspunt voor de schaalgrootte waarop het proces wordt georganiseerd. Daarbij wordt de repressieve brandweer geografisch ingedeeld in clusters van herkenbare eenheden die nog goed aan te sturen zijn. De repressieve eenheden in onze regio Gelderland Midden bestaan voor circa 85 % uit vrijwilligers en voor het overige uit beroeps- en deeltijdberoepsmedewerkers. De herkenbaarheid / aanspreekbaarheid van de direct leidinggevende is hierbij voor iedereen van belang. Zowel vrijwilligers als beroepsmedewerkers hebben behoefte aan een aanspreekpunt met mandaat om zaken te regelen. Daarnaast is het voor hen belangrijk om te weten wie de volgende in de hiërarchie is waar ze terecht kunnen met eventuele klachten. Het gaat dus om de relatie manschap bevelvoerder/ploegchef/leidinggevende. Deze leidinggevende is een manager van een aantal kazernes/ploegen. Het is daarbij zeker niet de bedoeling om een “kerstboom” van veel hiërarchische niveaus op te tuigen die veel coördinatiedrukte veroorzaakt, maar eerder te kiezen voor een optimale “span of control”. Voor de vrijwilliger is zeker ook de identiteit van de post belangrijk bij het bepalen van de schaal voor clustering. Daarbij hoeft de lokaal georiënteerde vrijwilliger niet zoveel te merken van mogelijk toekomstige reorganisaties op regionaal niveau door bijvoorbeeld schaalvergroting, wanneer de basis zo is georganiseerd dat een eenmaal gekozen structuur één op één op kan gaan in een groter geheel. Samengevat wordt voor het warme proces incidentbestrijding in de verdere uitwerking in het organisatieplan in detail gekozen voor een clustering van de basiseenheden met oog voor: • identiteit van de post en lokale focus voor de vrijwilliger; • herkenbaarheid voor de medewerker van zijn direct en de eerst opvolgende leidinggevende; • optimale span of control en vermijden van te veel gelaagdheid;
Operationele voorbereiding en risicobeheersing Waar de warme organisatie vooral een lokale focus heeft, zal de koude organisatie vooral worden georganiseerd op basis van een optimale schaalgrootte voor de betreffende taak. Daarbij spelen diverse factoren als kritische massa, uniforme kwaliteit, eenduidige werkwijze, continuïteit, efficiëntie en sturing een rol. Deze factoren worden door de procesgerichte werkwijze bereikt. Ook is de borging van de informatiestroom in de veiligheidsketen voor de nieuwe brandweerorganisatie van belang. Dit vraagt om een koppeling tussen de koude en warme organisatie door interne samenwerking. Hiervoor vindt verbinding en samenwerking plaats op de werkvloer.
19
Naast deze interne samenwerking is ook de externe focus van belang. Vooral voor risicobeheersing (schakels pro-actie en preventie) is een focus op de gemeente of de te vormen regionale uitvoeringsdiensten essentieel voor het vraaggericht leveren van een kwalitatief goed product (bijvoorbeeld een advies). Tenslotte is op basis van huidige ervaring en inzichten de verwachting dat de medewerkers van de koude organisatie nodig zijn voor het borgen van de repressieve uitruksterkte op de posten. Dit belang kan uitstijgen boven het bereiken van de optimale schaal voor de organisatie van de koude processen. Samengevat is het voor de organisatie van de koude processen van belang om bij de uitwerking van het organisatieplan in detail te kiezen voor een optimale schaalgrootte op basis van: • bedrijfsvoeringsfactoren: kritische massa, uniforme kwaliteit, eenduidige werkwijze, continuïteit, efficiëntie en sturing; • borging van de veiligheidsketen door interne samenwerking op niveau van de werkvloer; • klantgericht werken; • de paraatheid van de repressieve brandweerzorg.
4.3 Tijdpad Het voorliggende organisatieplan op hoofdlijnen wordt begin december 2011 in concept opgeleverd. Daarna start de fase van klankborden met diverse groepen en de adviesaanvraag aan de Bijzondere Ondernemingsraad. De bestuurlijke agendering staat gepland voor het DB van 29 februari 2012 en het AB van 21 maart 2012. Het organisatieplan in detail wordt vervolgens uitgewerkt en eind augustus 2012 afgerond. Daarna start de fase van klankborden met diverse groepen en de adviesaanvraag aan de Bijzondere Ondernemingsraad. De bestuurlijke agendering staat gepland voor het DB van 6 december 2012 en het AB van 19 december 2012.
20
Bijlage 1: verantwoording verkenning modellen Om ervaringen van andere geregionaliseerde brandweerorganisaties te horen en kennis te nemen van de uitgangspunten die zij hebben gekozen voor hun besturingssysteem en managementmodel, zijn vertegenwoordigers van het project met een aantal brandweerorganisaties in gesprek gegaan. Daarnaast hebben een aantal vertegenwoordigers ook een bezoek gebracht aan externe organisaties die met gedecentraliseerde werkorganisaties te maken hebben. Hieronder is een overzicht terug te vinden van de geraadpleegde organisaties. De gesprekken zijn ingestoken op drie speerpunten: 1. Hoe is de geregionaliseerde brandweerorganisatie tot deze keuze gekomen? Wat zijn de ervaringen tot nu toe? 2. Hoe is de bestuurlijke borging geregeld? 3. Hoe is de lokale binding georganiseerd? Hoe is de vrijwilliger/ medewerker geborgd in het gekozen model?
Geraadpleegde brandweerorganisaties Brandweer Hollands Midden Brandweer Amsterdam-Amstelland Brandweer Brabant-Noord Veiligheidsregio Utrecht
Geraadpleegde externe organisaties Regionaal Opleidingen Centrum A12 Vilente (zorginstelling) Rabobank
21
Brandweer
Datum
: 31 januari 2012
Aan de directie van VGGM
Uw kenmerk
: 111219-0016
De heer Paul Joosten
Ons kenmerk
: 120131-0001
Contactpersoon
: Claudia Renes
Doorkiesnummer : 088-3555451 E-mail adres
Onderwerp:
:
[email protected]
advies organisatiestructuur op hoofdlijnen
Geachte heer Joosten, Op 19 december heeft de BOR uw adviesaanvraag ontvangen. Hierin vraagt u de BOR advies over uw voorgenomen besluit over de hoofdstructuur van de geregionaliseerde brandweer. Op basis van uw voorkeursmodel, de procesgestuurde organisatie, wilt u de organisatie verder in detail gaan uitwerken. Dit advies betreft de voorgestelde hoofdstructuur op het niveau van de processen Risicobeheersing, Operationele voorbereiding en Incidentbestrijding (de rode vlakken in het organogram). Zoals door u aangegeven, staat de structuur daaronder nog niet vast. De BOR ziet dit te zijner tijd graag terug in de adviesaanvraag over de detailstructuur. Informatie Dit advies is gebaseerd op onderstaande informatie: • Informeel overleg tijdens BOR-vergadering op 22/11/2011 • Adviesaanvraag organisatiestructuur op hoofdlijnen, d.d. 19/12/2011 • Informeel overleg tijdens BOR-cursus op 13/01/2012 • Presentatie ‘organisatieplan op hoofdlijnen’ • Onze schriftelijke vragen over de adviesaanvraag organisatiestructuur op hoofdlijnen, d.d. 18/01/2012 • Uw schriftelijke antwoorden op de vragen van de BOR, d.d. 23/01/2012 Procedure Op 19 december heeft de BOR uw adviesaanvraag ontvangen. Op 13 januari jl. heeft de BOR hierover tijdens zijn cursus informeel met u gesproken. Op 18 januari hebben wij u vijf vragen schriftelijk voorgelegd die schriftelijk door u zijn beantwoord op 23 januari. Op 24 januari heeft de BOR deze intern besproken. De hoofdstructuur De BOR kan zich vinden in de uitgangspunten voor de nieuwe organisatie en de hieruit voorgestelde structuur op hoofdlijnen, dus het organiseren rond de drie beschreven processen en niet rondom districten. De BOR is benieuwd naar de uitwerking op detailniveau. Aandachtspunten en voorwaarden Hieronder geven wij u een aantal aandachtspunten (punten 1 t/m 3) en voorwaarden (punten 4 t/m 7) mee voor de verdere uitwerking van de hoofdstructuur. Over punt 8 worden binnenkort concrete afspraken gemaakt.
De zorg voor 16 gemeenten in de regio Gelderland-Midden: Brandweer, GGD, RAV en GHOR. Bezoekadres: Postadres: T:0800 8446000 Van der Molenallee 10 Postbus 5364 F: 088 3555900 6865 CG Doorwerth 6802 EJ Arnhem I: www.vggm.nl
Datum Kenmerk Pagina
: 31 januari 2012 : : 2
1. Communicatie Zoals ook al aangestipt in onze brief van 18 januari jl., is een zorgpunt van de BOR de communicatielijnen binnen de organisatie. De BOR vindt het belangrijk dat deze zo kort mogelijk worden gehouden en dat het helder is voor de medewerker voor wat hij of zij bij wie terecht kan. Dit moet een continu punt van aandacht zijn, zowel in de uitwerking als in de uitvoering. 2. Afstemming centraal-decentraal Operationele Voorbereiding en Risicobeheersing worden verspreid in de regio uitgevoerd. Dit vraagt extra afstemming tussen de centrale en decentrale locaties binnen deze processen, naast het samenwerken tussen de processen. 3. Proces naar de nieuwe organisatie Zorgvuldigheid, frequente en eenduidige communicatie en het creëren van betrokkenheid zijn belangrijke aandachtspunten én succesfactoren in het proces naar een nieuwe organisatie. 4. Identiteit korpsen De lokale aansluiting en identiteit van de korpsen benoemt u als kracht van de brandweer. Dit ondersteunt de BOR. De BOR ziet graag terug hoe dit een plek krijgt in de uitwerking van de organisatie. 5. Samenwerking Een van de valkuilen van het procesgestuurde model is de samenwerking. Zoals beschreven in het organisatieplan wordt er samengewerkt in de processen, maar ook tussen de processen. De BOR vraagt u hier expliciet aandacht aan te besteden en dit uit te werken in het detailplan. 6. Eisen medewerkers en leidinggevenden Een procesgestuurde organisatie stelt bepaalde eisen aan leidinggevenden, maar dit vraagt ook veel van medewerkers. Er wordt een andere manier van werken verwacht met nieuwe verantwoordelijkheden en werkafspraken, die nieuwe eisen en competenties vraagt van leidinggevenden en medewerkers. Verantwoordelijkheden komen lager in de organisatie te liggen en dus wordt van medewerkers meer eigen verantwoordelijkheid gevraagd en een andere manier van aansturen door de leidinggevenden. Het is dan ook erg belangrijk dat alle medewerkers en alle leidinggevenden goed in dit proces worden meegenomen en dat zij de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. De BOR wil in het detailplan terugzien hoe medewerkers en leidinggevenden hierin worden ondersteund. 7. Evaluatie Het is in dit stadium lastig om de gevolgen voor de toekomstige organisatie te overzien. De BOR vermoedt dat die wel eens groter zouden kunnen zijn dan nu wordt ingeschat. De BOR adviseert u daarom gedurende het proces regelmatig te evalueren of de organisatieverandering nog op koers zit en of wordt voldaan aan de gestelde doelen en uitgangspunten. De BOR ziet graag dat de eerste evaluatie plaatsvindt voordat de adviesaanvraag over de detailstructuur (gepland in het derde kwartaal 2012) aan de BOR wordt voorgelegd. 8. Betrokkenheid BOR Zoals op 13 januari met u besproken maakt de BOR graag gebruik van de uitnodiging om te participeren bij de uitwerking van het model. De BOR-commissies zullen hiertoe aansluiting moeten krijgen bij de deelprojecten. Wij zullen hierover met u nog concrete werkafspraken maken.
Datum Kenmerk Pagina
: 31 januari 2012 : : 3
. Besluit Op basis van de informatie die is voorgelegd en het constructieve overleg dat heeft plaatsgevonden, is de BOR akkoord met het voorgenomen besluit om de hoofdstructuur van de regionale brandweerorganisatie in detail uit te werken op basis van het procesgestuurde model. Wij zien uw schriftelijke reactie op dit advies tegemoet. Met vriendelijke groet, Bijzondere Ondernemingsraad Regionalisering Brandweer Gelderland-Midden
Vincent Bolt (voorzitter)
Jeroen Beskers (secretaris)
4d Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 4d Bouwstenen financieel beleid
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Regionalisering brandweer: bouwstenen financieel beleid Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie Dagelijks Bestuur Algemeen Bestuur Bestuurscommissie Veiligheid en Gezondheid
d.d.: d.d.: 29-02-2012 d.d.: 21-03-2012 d.d.:
Samenvatting: In het kader van het project regionalisering brandweer Gelderland-Midden worden verschillende inventarisaties uitgevoerd: op het gebied van personeel, kwaliteit en financiën & bedrijfsvoering. De resultaten van de verschillende nulmetingen vormen de basis voor de ontwerpen van de nieuwe organisatie en worden gebruikt om scenario's te ontwikkelen voor het instapniveau. Hierbij wordt met name gekeken naar zaken die mogelijk risico's kunnen opleveren of juridische en/of financiële consequenties hebben. Zaken waar dit niet voor geldt kunnen op orde gebracht worden in de periode tot 2014 óf geharmoniseerd binnen de nieuwe brandweerorganisatie vanaf 2014. Dit houdt in dat door deze gemeenten op een bepaald onderdeel een extra inspanning geleverd moet worden voor toetreding tot VGGM omdat er anders geen uniform kwaliteitsniveau bereikt kan worden. Vooruitlopend op de uitkomsten van de financiële nulmeting van de 16 korpsen in de regio wordt bestuurlijke besluitvorming gevraagd over een aantal bouwstenen van het financieel beleid. De navolgende onderwerpen aan bod: financiële structuur, afschrijvingsmethodiek + termijnen, eigen vermogen, waarderingsgrondslag, over te dragen bezittingen, indexeringsystematiek, investeringsplanning, methodiek ontvlechten.
Beslispunten: 1. Instemmen met de in onderliggende notitie beschreven bouwstenen voor financieel beleid.
Argumentatie: Besluitvorming is om twee redenen noodzakelijk: 1. Het financieel beleid dat de nieuwe brandweerorganisatie gaat voeren is van invloed op de beoordeling van de huidige financiële positie van de korpsen. Als er bijvoorbeeld wordt gekozen voor het standaardiseren van de afschrijvingstermijnen, dan kan dit betekenen dat het huidige budget van een korps te laag of juist te hoog is. 2. De nulmeting geeft richting aan de wijze waarop de financiële ontvlechting van de brandweer uit de gemeentelijke organisatie plaats gaat vinden.
Draagvlak: 13 februari 2012: Financiële Commissie (Advies Financiële Commissie, zie agendapunt 3a) 8 februari 2012: Klankbordgroep gemeentesecretarissen (stemt in, geen aanvullende opmerkingen) 26 januari 2012 controllersoverleg De door de controllers gemaakte opmerkingen worden in het onderstaande nader benoemd: ad 1. Financiële structuur: Er wordt een gemengde structuur (DVO per gemeente en inwonerbijdrage voor regionale taken) voorgesteld. Controllers vinden een voordeel hiervan dat op die manier herverdeeleffecten op korte termijn tussen gemeenten voorkomen worden. Het nadeel de DVOstructuur zijn de administratieve lasten. Deze lasten zijn te beperken door DVO's af te spreken voor middellange termijn. Bij voorkeur voor vijf jaar met tussentijdse evaluatie en jaarlijkse aanpassingen voor loon- en prijscompensatie. Het belangrijkste nadeel van de DVO-structuur (budgetten per gemeente liggen vast) is in de ogen van de controllers het risico van een zekere conserverende
werking. Het gevaar bestaat dat alles bij het oude blijft. De regionalisering van de brandweer moet er nu juist toe leiden dat de brandweer effectiever en efficiënter gaat functioneren. Op voorhand is bij de regionalisering in Gelderland Midden geen bezuinigingstaakstelling meegegeven, maar dat neemt niet weg dat de controllers verwachten dat de meerwaarde van de regionalisering zich in klinkende munt vertaalt. De kansen voor optimalisering moeten worden aangegrepen en het mag niet zo zijn dat de DVO-structuur daarvoor een barrière vormt. ad. 2. Afschrijvingsmethodiek + termijnen: Een uniforme regionale werkwijze is te prevaleren. Het 'uitfaseren' van bestaande werkwijzen voorkomt schoksgewijze budgettaire effecten. Bij nieuwe investeringen is harmoniseren noodzakelijk. ad. 3. Eigen Vermogen: Het eigen vermogen van Arnhem en Ede zal ten goede moeten komen aan brandweerzorg in die twee gemeenten. Het kan niet zo zijn dat Arnhem en Ede vermogen inbrengen en de overige gemeenten daar van profiteren. Het weerstandsvermogen van VGGM als totaal zal onderwerp zijn van specifieke besluitvorming. Daartoe wordt een risicoanalyse uitgevoerd. ad. 4. Waarderingsgrondslag over te dragen bezittingen: Het is verstandig activa zonder boekwaarde om niet over te dragen omdat herwaardering leidt tot hogere rente- en afschrijvingslasten. Daarbij is het wel van belang de activa die voor vervanging in aanmerking komen te vertalen naar het budgettair kader. Op termijn leidt vervanging van die spullen natuurlijk wel tot rente- en afschrijvingslasten. ad. 5. Indexeringsystematiek: De controllers hechten waarde aan een eenvoudige en eenduidige methodiek. De VGGM-systematiek heeft als voordeel dat geen naheffing plaatsvindt maar een inhaaleffect zich vertaalt naar een volgende begrotingsjaar. ad. 6. Investeringsplanning: De controllers pleiten voor een investeringsplan met een perspectief voor de middellange termijn waarin een scherpe regionale prioriteitstelling tot uitdrukking komt. Een regionaal dekkingsplan voor huisvesting en materieel/materiaal en een daaruit afgeleid investeringsplan is bij uitstek het instrument waarin de keuzen gericht op vergroting van de efficiency tot uitdrukking komen. ad. 7. Methodiek ontvlechten: De controllers onderschrijven de pragmatische insteek van de financiële ontvlechting.
MEMO Datum
:
9 februari 2012
Aan
:
Financiële Commissie
Van
:
Directie
Betreft
:
Bouwstenen financieel beleid
Nut en noodzaak van bouwstenen Vooruitlopend op de uitkomsten van de financiële nulmeting van de 16 korpsen in de regio wordt bestuurlijke besluitvorming gevraagd over een aantal bouwstenen van het financieel beleid. Dat is om twee redenen noodzakelijk. In de eerste plaats is het financieel beleid dat de regionale brandweer gaat voeren van invloed op de beoordeling van de huidige financiële positie van de korpsen. Als er bijvoorbeeld wordt gekozen voor het standaardiseren van de afschrijvingstermijnen kan dat betekenen dat het huidige budget van een korps te laag of juist te hoog is. In de tweede plaats geeft de nulmeting richting aan de wijze waarop de financiële ontvlechting van de brandweer uit de gemeentelijke organisatie plaats gaat vinden. In het onderstaande komen de navolgende onderwerpen aan bod: 1. Financiële structuur 2. Afschrijvingsmethodiek + termijnen 3. Eigen Vermogen 4. Waarderingsgrondslag over te dragen bezittingen 5. Indexeringsystematiek 6. Investeringsplanning 7. Methodiek ontvlechten In een latere fase, op het moment dat aanvullend onderzoek is afgerond, volgt advies over: 8. Huisvestingarrangementen 9. Weerstandsvermogen VGGM 10. Methodiek doorbelasten indirecte kosten 11. Tarieven dienstverlening door de brandweer 12. Standaard dienstverleningsovereenkomst voor de brandweer
ad. 1. Financiële Structuur Thema: De financiële structuur geeft aan op welke wijze de financiële relatie tussen de gemeenten en de regionale brandweer is vorm gegeven. In het projectplan regionalisering is afgesproken dat er een transparant financieel model moet zijn dat recht doet aan de gebiedsgebonden kenmerken en risico’s. Overwegingen bij vormgeven financiële structuur: In het advies zijn de navolgende aspecten betrokken. • De brandweer wordt hybride gefinancierd (landelijk beeld: door gemeenten 90% en door het rijk 10%) en deze financieringsmethodiek wordt onder de gewijzigde Wet op de Veiligheidsregio's voorgezet. Er zijn in Den Haag wel pleitbezorgers voor volledige financiering vanuit het rijk en in dat Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO •
• • •
•
geval wordt het brandweerbudget uit het gemeentefonds onttrokken ten gunste van een doeluitkering; De verschillen in brandweerkosten per gemeente zijn groot. De verschillen zijn voor een groot deel logisch te verklaren. De factoren die het kostenniveau met name beïnvloeden zijn grootte van de gemeente (oppervlakte en aantal inwoners) in relatie tot het aantal uitrukposten, het risico-profiel en de verhouding tussen vrijwilligers en beroepspersoneel; De financiële structuur moet niet leiden tot herverdeeleffecten tussen gemeenten; De financiële structuur moet transparant en flexibel zijn opdat de structuur in de loop van de tijd kan worden aangepast als daar beleidsinhoudelijke motieven voor aanwezig zijn; De financiële structuur heeft bij aanvang het karakter van inputfinanciering omdat de allocatie van budgetten voor alle onderdelen van de taakstelling van de brandweerorganisatie na de overgang vanuit de gemeenten nog niet stabiel is. Zodra een stabiel beeld van kosten en opbrengsten in relatie tot toegewezen budgetten is ontstaan, kan worden toegewerkt naar een vorm van outputfinanciering. De financiële structuur moet administratief eenvoudig zijn.
Oriëntatie bij andere regio's: Wij hebben de financiële structuren van alle veiligheidsregio's bestudeerd en zijn in gesprek gegaan met Rotterdam-Rijnmond, Friesland, Gooi & Vechtstreek en Utrecht. Geen van de vier regio's heeft gekozen voor volledig vergoeding van de kosten van de brandweer via een geharmoniseerde inwonerbijdrage. De verschillen de in brandweerkosten per gemeente zijn te groot. Harmoniseren naar een standaard bedrag per inwoner leidt tot sterke herverdeeleffecten. Rotterdam-Rijnmond kiest wel voor een structuur via de inwonerbijdrage waarbij differentiatie plaatsvindt naar grootte van de gemeente (vier tarieven: kleine gemeenten, middelgrote gemeenten, grote gemeenten en stad Rotterdam). Bij de overige regio's sluit de vergoeding van de kosten van de basis brandweerzorg (in ieder geval incidentbestrijding) aan op de huidige begroting per gemeente. In een DVO met de individuele gemeente worden de afspraken over het budget vastgelegd. Advies: Wij adviseren het budget voor de regionale organisatie bij de start in 2014 aan te laten sluiten op het totaal van de huidige budgetten. In een DVO per gemeente wordt de bijdrage van de gemeente vastgelegd en daarnaast betaalt de gemeente een inwonerbijdrage voor de regionale taken.
Box 1
Box 2
Onderdeel Lokale brandweerzorg (incidentbestrijding + onderdelen van operationele voorbereiding en risicobeheersing) Lokale facilitaire taken Regionale taken Boven lokale facilitaire taken
Verdeelsleutel Feitelijke kosten per gemeente
Structuur In DVO vastleggen
Naar rato van aantal inwoners
Inwonerbijdrage
De voordelen van dit model zijn: de feitelijke kosten per gemeente zijn maatgevend en herverdeeleffecten tussen gemeenten door de keuze van het administratieve systeem blijven uit. De nadelen zijn: transactiekosten uit het afsluiten van 16 DVO's en het risico van suboptimalisatie. Ook in de structuur van DVO's en dus te onderscheiden gemeentelijke budgetten is een focus op het regionaal belang en onderlinge solidariteit gewenst. Suboptimalisatie ontstaat als gemeenten besluiten nemen die positief uitwerken op hun eigen budgettair kader maar nadelig uitpakken voor de regio als totaal. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO De mogelijkheden om middels regionalisering optimalisatieslagen te maken moeten maximaal worden benut. Steeds opnieuw zal bekeken moeten worden of een concreet efficiencyvoordeel is 'terug te vertalen' naar het budgettair kader van de individuele gemeente of tot een verlaging van de inwonerbijdrage leidt. Ad. 2. Afschrijvingsmethodiek Thema: De afschrijvingsmethodiek en afschrijvingstermijnen maken deel uit van de waarderingsgrondslagen en zijn van bepalend voor de waardering van de bezittingen en de berekening van de lasten. Overwegingen bij keuze methodiek: • De gemeenten hanteren verschillende richtlijnen voor de afschrijvingsmethodiek. • Het harmoniseren naar een standaard methodiek kan achterwege blijven als de lasten van investeringen binnen de DVO per gemeente worden afgedekt. Advies: Bij nieuwe investeringen vindt harmonisatie naar de regionale methodiek plaats. Op basis van de uitkomsten van de nulmeting bepalen wij welke eenduidige richtlijn het best aansluit bij de methodiek die nu door gemeenten wordt gehanteerd. Bij die keuze laten wij ons leiden door budgettaire overwegingen (voorkomen van grote mutaties in lasten) maar natuurlijk ook door bedrijfseconomische argumenten. Onderdelen van de nog vast te stellen richtlijn zijn: • De ondergrens voor het activeren van uitgaven; • De afschrijvingsmethode (lineaire methode en in specifieke gevallen de annuïteitenmethode); • Het tijdstip waarop de afschrijving aanvangt; • Het percentage voor de rekenrente; • De grondslag voor het berekenen van de rente; • Het tijdstip waarop rentelasten worden toegerekend; • De wijze waarop boekwinst bij het afstoten van een kapitaalgoed wordt verwerkt; • De vraag of er rekening wordt gehouden met restwaarden dan wel wordt afgeschreven naar restwaarde nul. Overwegingen bij keuze termijnen: • De vakvereniging van de brandweer (NVBR) heeft een advies uitgebracht over de afschrijvingstermijnen. Wij adviseren dat advies over te nemen. De gemeenten hanteren verschillende afschrijvingstermijnen. • Het harmoniseren naar een standaard termijn kan achterwege blijven als de lasten van investeringen binnen de DVO per gemeente worden afgedekt. Advies: Bij nieuwe investeringen vindt harmonisatie naar de regionale methodiek plaats.
Ad. 3. Eigen Vermogen Thema: De waardering van het Eigen Vermogen is van invloed op de ontvlechting van het korps uit de gemeentelijke organisatie en de invlechting in VGGM. Overwegingen bij waardering eigen vermogen: Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO •
• •
Theoretisch bezit elk korps een eigen vermogen, namelijk het saldo van de bezittingen minus de schulden. Dit saldo is niet op een eenvoudige wijze vast te stellen omdat niet alle bezittingen en schulden administratief specifiek zijn toegewezen aan de brandweer. Wij stellen daarom voor het eigen vermogen te definiëren als het aan de brandweer toegewezen deel van de algemene reserve, de specifieke bestemmingsreserves voor de brandweer en het aan de brandweer toegewezen deel van de resultaatsbestemming. Conform die definitie is alleen bij Arnhem en Ede eigen vermogen aanwezig; Het eigen vermogen van Arnhem en Ede wordt ook na de regionalisering ingezet t.b.v. de brandweerzorg in de gemeente Arnhem en Ede; Negatieve reserves mogen conform het BBV niet bestaan en gaan in beginsel dus niet over. In de nulmeting zijn geen negatieve reserves in de vorm van bijvoorbeeld egalisatiereserves c.q. egalisatievoorzieningen aangetroffen.
Advies eigen vermogen na regionalisering: Het bestuur zal vaststellen of en in welke mate VGGM eigen vermogen moet aanhouden. • Voor de algemene reserve adviseren wij via een risico-analyse vast te stellen hoe hoog een weerstandsvermogen zou moeten zijn voor alle aangesloten korpsen inclusief de regio als één geheel. Daarover zal bestuurlijke besluitvorming plaatsvinden in het kader van de kaderbrief voor de begroting 2014.. • Voor de bestemmingsreserve loopt de besluitvorming via het aanwijzen van specifieke bestemmingen door het Algemeen Bestuur van VGGM.
Ad. 4. Waarderingsgrondslag over te dragen bezittingen Thema: De waarderingsgrondslag geeft aan welke prijs VGGM aan de gemeenten betaalt voor de bezittingen die overgaan naar VGGM. Overwegingen bij keuze waarderingsgrondslag: • De waarde moet eenduidig vastliggen of op een eenduidige manier vastgesteld kunnen worden. • De boekwaarde is via afschrijving- en rentelasten vertaald naar het budgettair kader. Als een hogere waarde dan de boekwaarde voor overdracht naar VGGM wordt vastgesteld dan nemen de afschrijvings- en rentelasten toe. • Bij veel korpsen zijn reeds afgeschreven bezittingen of nooit geactiveerde bezittingen in gebruik. De technische levensduur is blijkbaar langer dan de economische levensduur. Van de activa is dus geen boekwaarde beschikbaar. Door alsnog een waarde op te voeren, nemen de afschrijvings- en rentelasten toe. Advies: Materiële vaste activa • De stoffelijk bezittingen (voertuigen, overig materieel, materiaal en inventaris) en brandweerspecifieke software gaan in beginsel tegen boekwaarde in eigendom over van de gemeente naar VGGM. Het effect van een hogere of lagere waarde dan de boekwaarde wordt vertaald naar het budgettair kader in de DVO. • Niet geactiveerde bezittingen gaan om niet over naar VGGM. In het budgettair kader wordt voorzien dat vervanging mogelijk is. Het effect van een hogere waarde wordt vertaald naar het budgettair kader in de DVO. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO • •
De restwaarde van afgeschreven bezittingen wordt in beschouwing genomen bij de overdracht naar VGGM. Leaseverplichtingen in het kader van financial lease kunnen als het contract nog doorloopt niet worden overgedragen aan VGGM. Het contract wordt niet door VGGM afgekocht.
N.B. Over huisvestingsarrangementen (ter beschikkingstelling, verhuur of overdracht) vindt specifieke besluitvorming plaats. Dit onderwerp wordt beïnvloed door besluitvorming door het rijk over fiscale aangelegenheden.
Ad. 5. indexeringssystematiek Thema: De indexeringssystematiek geeft aan op welke wijze de ontwikkeling van de lonen en de prijzen wordt vertaald naar het budgettair kader. Overwegingen bij keuze uit methodiek: • Het systeem moet eenduidig en eenvoudig zijn; • Voor de regionale begroting moet met het oog op de besluitvormingsprocedures van de gemeenschappelijke regeling twee jaar voor het begrotingsjaar een betrouwbare raming van de loon- en prijsontwikkeling in de collectieve sector beschikbaar is; • Voor de DVO moet een jaar voor het begrotingsjaar een betrouwbare raming van de loon- en prijsontwikkeling beschikbaar zijn. • VGGM hanteert een systematiek voor loon- en prijscompensatie bestaande uit een voorcalculatie en nacalculatie. In de voorcalculatie voor de begroting jaar T wordt uitgegaan van de raming van het CPB in de Macro Economische Verkenning jaar T-2. In de nacalculatie wordt de werkelijk loonkostenontwikkeling jaar T-2 (het zogenaamde inhaaleffect) vastgesteld op basis van het Centraal Economisch Plan. Advies: Wij adviseren de systematiek van VGGM te hanteren voor de regionale begroting en voor de DVO per gemeente. Dat betekent dat het cijfer in de Macro Economische Verkenning maatgevend is voor de voorcalculatie en het cijfer in het Centraal Economisch Plan wordt gehanteerd voor de nacalculatie. De cijfers is de circulaires voor het gemeentefonds worden dus niet gebruikt. In de kaderbrief voor begroting 2014 (december 2012) wordt bestuurlijke besluitvorming gevraagd over de indexcijfers voor 2014.
Ad. 6 Investeringsraming Thema: De methodiek van de investeringsraming geeft aan op welke wijze de besluitvorming over investeringen plaatsvindt. Overwegingen bij vormgeven methodiek investeringsplanning: • De brandweerzorg moet ook na de regionalisering op peil blijven. Dat betekent dat er vervangingsinvesteringen en indien noodzakelijk uitbreidingsinvesteringen plaats gaan vinden. • Gemeenten hanteren verschillende methoden voor de besluitvorming over investeringen: -besluitvorming voor afzonderlijke investeringen aan de hand van specifieke kredietaanvragen; Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO
• •
-besluitvorming over een meerjarig investeringsplan waarna het management gemandateerd is investeringen te doen. In de context van de gemeenschappelijke regeling moeten afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de directie van VGGM mandaat verkrijgt; Voor een betrouwbare begrotingsraming is het van belang dat vervangingsinvesteringen aansluiten op een meerjarige investeringsplanning en dat deze planning is vertaald naar een meerjarig budgettair kader; Bij voorkeur zijn ook geplande uitbreidingsinvesteringen opgenomen in een meerjarige investeringsplanning en dus zijn vertaald naar een meerjarig budgettair kader.
Advies: Wij adviseren met de directie van VGGM een meerjarige afspraak te maken op basis van een meerjarig investeringsplan. VGGM legt de investeringsplan voor aan het Algemeen Bestuur. De kapitaallasten zijn (of worden in geval van uitbreidingsinvesteringen) verdisconteerd in het budgettair kader dus opgenomen in DVO's of in de inwonerbijdrage gefinancierde begroting. Investeringen buiten de investeringsplanning behoeven vooraf bij het opstellen van de DVO de expliciete goedkeuring van de gemeente of bij regionale investeringen de goedkeuring van het Algemeen Bestuur. Voor gemeenten die nog niet met een meerjarig investeringsplan werken moet, met het oog op het opstellen van de DVO 2014, uiterlijk voor medio 2013 een investeringsplan worden opgesteld.
Ad. 7. Methodiek van ontvlechten Thema: De methodiek van ontvlechten is van invloed op de concrete afspraken die tussen gemeente en VGGM worden gemaakt over de financiële afwikkeling van de overdracht van het brandweerkorps naar VGGM. Overwegingen: • Bij de meeste gemeenten maakt de financiële administratie van de brandweer namelijk integraal onderdeel uit van de gemeentelijke administratie en wordt er geen separate jaarrekening voor de brandweer opgemaakt; • Het volledig en juist in beeld brengen van de balansposten vraagt om spitwerk in onderliggende stukken om alle specifiek op de brandweer betrekking hebbende balansposten, te specificeren. Dat werk kan worden vereenvoudigd als de overdracht naar VGGM wordt teruggebracht tot een zogenaamde activa-transactie; • Het feit dat de brandweer een integraal onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke organisatie bepaalt de wijze waarop kosten vanuit het gemeentelijk apparaat worden toegerekend aan de brandweer. De wijze waarop dat gebeurt en de aard & de omvang van de indirecte kosten verschilt sterk per gemeente. Advies: • De keuze voor een activa-transactie betekent dat bezittingen (in het voorstel: materieel en materiaal) en vermogensbestanddelen (reserves en voorzieningen) worden overgedragen. De gemeente draagt dan zelf voor de overdrachtsdatum zorg voor de afwikkeling van openstaande schulden en vorderingen. Met de prijs die VGGM betaalt voor de activa kunnen de schulden van de gemeente worden afgelost. Deze methodiek is ook toegepast bij de ontvlechting van het brandweerkorps Renkum; Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO •
•
Het volledig en juist in beeld brengen van de brandweerbudgetten vraagt bij budgetten voor indirecte kosten om een gedetailleerd inzicht in de methodiek van doorbelasting van gemeentelijke apparaatskosten aan het brandweerkorps. Om dit proces te vereenvoudigen stellen wij voor de ontvlechting te richten op de begrotingsposten voor directe kosten; Over de wijze waarop de dekking van de indirecte kosten van VGGM plaats gaat vinden, wordt separaat bestuurlijke besluitvorming gevraagd. Voor dit advies kan worden uitgebracht moet eerst duidelijk zijn hoe de organisatie van de ondersteunende functies er uit gaat zien: lokale facilitaire taken (dekking in box 1 DVO) + regionale facilitaire taken (dekking in box 2 inwonerbijdrage).
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Advies ontvlechting Balanspost Materiële activa Financieel activa Voorraden
Overdracht naar VGGM Tegen boekwaarde Tegen boekwaarde Tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs
Debiteuren Liquide middelen Overlopende activa
Gaan niet over Gaan niet over Alleen posten die betrekking hebben op 2014 gaan over Zie specifiek advies Tegen boekwaarde Tegen boekwaarde tenzij de uitkomst van de onderhandeling over de arbeidsvoorwaarden herberekening noodzakelijk maakt Gaan niet over Tegen boekwaarde tenzij de uitkomst van de onderhandeling over de arbeidsvoorwaarden herberekening noodzakelijk maakt Gaan niet over Alleen posten die betrekking hebben op 2014 gaan over
Eigen Vermogen Voorzieningen Arbeidskosten gerelateerde voorzieningen
Schulden Arbeidskosten gerelateerde schulden
Crediteuren Overlopende passiva
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
4e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 4e Standstill
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Regionalisering brandweer: Standstill Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: Dagelijks Bestuur d.d.: 29-02-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 21-03-2012 Algemeen Bestuurscommissie d.d.: Veiligheid en Gezondheid
Inleiding: In het kader van het project regionalisering brandweer Gelderland-Midden worden verschillende inventarisaties uitgevoerd: op het gebied van personeel, financiën, kwaliteit en bedrijfsvoering. De resultaten van de verschillende nulmetingen vormen de basis voor de ontwerpen van de nieuwe organisatie en worden gebruikt om scenario's te ontwikkelen voor een instapniveau. Indien wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van de informatie in de nulmeting, kan dit gevolgen hebben voor de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens. Het blijft wel mogelijk wijzigingen aan te brengen, mits dit wordt gemeld.
Beslispunten: 1. Voorgesteld wordt om, indien en voor zover de uitkomsten van de nulmetingen "kwaliteit", "personeel" en "financiën en bedrijfsvoering" bekend zijn, deze uitkomsten als "standstill" vast te stellen. Eventuele wijzigingen worden schriftelijk (vooraf) gemeld aan de projectleider. Advies DB: Het DB adviseert in te stemmen met het voorstel.
MEMO Datum
:
6 maart 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Standstill
In het kader van het project regionalisering brandweer Gelderland-Midden worden verschillende inventarisaties uitgevoerd: op het gebied van personeel, financiën, kwaliteit en bedrijfsvoering. De resultaten van de verschillende nulmetingen vormen de basis voor de ontwerpen van de nieuwe organisatie en worden gebruikt om scenario's te ontwikkelen voor een instapniveau. Het is van groot belang dat de betrouwbaarheid van de gegevens, verzameld bij de nulmeting, gewaarborgd blijft. Indien wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van de informatie in de nulmeting, zonder dat dit bekend is bij de projectleiding, kan dit gevolgen hebben. Bijvoorbeeld voor de onderhandelingen met het BGO en voor de vaststelling of, en zo ja in welke mate, een gemeente het been moet bijtrekken. Er zijn situaties denkbaar waarbij om verklaarbare redenen gemeentelijk wijzigingen worden aangebracht in de brandweerorganisatie (op het gebied van financiën, formatie, rechtspositie, etc.) vooruitlopend op de overgang naar de nieuwe organisatie in 2014. De mogelijkheid om wijzigingen aan te brengen blijft dus aanwezig. Indien de intensie bestaat wijzigingen door te voeren, verdient het aanbeveling te wachten met wijzigingen tot ná bespreking van de kwaliteitsmaatlat op 23 mei 2012. Immers, de keuze van de kwaliteitsmaat bepaalt mede of een, op basis van de nulmeting ogenschijnlijk knelpunt, ook feitelijk een knelpunt is waarvoor wijziging in de brandweerorganisatie nuttig kan zijn vooruitlopend op de overgang naar de nieuwe organisatie in 2014.
Voorstel Voorgesteld wordt om, indien en voor zover de uitkomsten van de nulmetingen "kwaliteit", "personeel" en "financiën en bedrijfsvoering" bekend zijn, deze uitkomsten als "standstill" vast te stellen en gedurende het regionaliseringproces wijzigingen schriftelijk (vooraf) te melden aan de projectleider.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
5a Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 5a Crisiscommunicatie
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Crisiscommunicatie Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: 07-02-2012 Dagelijks Bestuur d.d.: 29-02-2012 Algemeen Bestuur d.d.: 21-03-2012 Algemeen Bestuurscommissie d.d.: Veiligheid en Gezondheid
Inleiding: In de bestuurlijke vergaderingcyclus van oktober 2011 is aan de hand van een notitie "Bestuurlijke regie bij communicatie" een aantal uitgangspunten benoemd voor de inrichting van de crisiscommunicatie. Het onderwerp crisiscommunicatie is vervolgens aan de orde gekomen tijdens de bestuurlijke themadag d.d. 23 november 2011 en in het DB van 30 november 2011. De vraag is gesteld in hoeverre de vastgestelde uitgangspunten voldoende ruimte gaven voor een goede werkwijze in relatie tot de opkomende social media. De directie heeft u toegezegd een nadere analyse te doen (zie bijlage). Analyse twitterberichten Alphen aan de Rijn en Kijfhoek: Van de recente incidenten gelden de incidenten in Alphen aan de Rijn en Kijfhoek als "good practice" voor de wijze waarop gebruik is gemaakt van de social media. In de onderliggende memo wordt een technische analyse gemaakt van het soort berichtgeving, verdeeld naar de soorten berichtgeving genoemd in de notitie "Bestuurlijke regie bij communicatie": informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving. Een tweetal conclusies zijn opmerkelijk: 1. Het overgrote deel van de twitterberichten vallen in de categorie "informatievoorziening" 2. Het medium twitter heeft een grote bijdrage geleverd aan de informatie voorziening aan de bevolking en pers bij beide geanalyseerde incidenten. Rechtstreekse, snelle, juiste en betrouwbare informatie via de sociale media wordt zeer op prijs gesteld, naast de traditionele periodieke en veelal minder actuele persberichten. Nadere beschouwing vastgestelde uitgangspunten: In de notitie "Bestuurlijke regie bij communicatie" is een aantal uitgangspunten benoemd waarbij onderscheid is gemaakt in drie soorten berichten: informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving. Voor wat betreft de informatievoorziening heeft het actiecentrum voorlichting de ruimte om, na akkoord van het totaalbeeld met kernboodschap (door het beleidsteam), zelf communicatieboodschappen te verwoorden, o.a. via de social media. Met betrekking tot de schadebeperking en betekenisgeving heeft het beleidsteam direct invloed en zicht op de inhoud van de berichten. In het beleidsteam is sinds enkele jaren een tweede ring waarbij onder meer een "persberichtschrijver" aanwezig is om, ter ondersteuning van het beleidsteam met daarin de woordvoerder, berichten voor te bereiden. Voor een snel en doeltreffend gebruik van social media is het goed voorstelbaar dat deze persoon in te tweede ring een actieve rol krijgt bij berichtgeving op het gebied van schadebeperking en betekenisgeving. Op deze manier blijft directe sturing vanuit het beleidsteam mogelijk en kan toch snel gecommuniceerd worden via social media. Nadere uitwerking van deze aangepaste werkwijze past binnen de huidige kaders, vastgelegd in de notitie "Bestuurlijk regie bij communicatie". Beslispunten: Concreet leidt de nadere beschouwing tot het volgende voorstel: 1. Er komt een mogelijkheid voor het versturen van twitterberichten via één account door de operationele voorlichters van het CoPI, het ROT en het actiecentrum voorlichting. Zij twitteren binnen het vastgelegde mandaat over onderwerpen aangaande de informatievoorziening.
2. In de tweede ring van het beleidsteam zit in bestaande werkwijze een "persberichtenschrijver". Deze functionaris gaat in de nieuwe vorm op hetzelfde account twitterberichten namens het beleidsteam / burgemeester verzenden aangaande de schadebeperking en betekenisgeving. Het beleidsteam heeft direct invloed en zicht op de inhoud van deze berichten. Argumentatie: Met de uitvoering van dit voorstel ontstaat er voor pers en bevolking één betrouwbaar account waar alle informatie over de crisis actueel en volledig te vinden is. Achter de schermen zijn er feitelijke meerdere accounts, onder beheer en coördinatie van het ROT. Door retweets onder de bevolking en opname van de informatie in berichtgeving op radio en tv wordt de informatie snel verspreid. Voordeel van deze werkwijze kan zijn een enorme toename in snelheid berichtgeving, ook van de berichten waarin schadebeperking en betekenisgeving van het incident aan de orde zijn. In het actiecentrum voorlichting worden al deze berichten gevolgd. Daarnaast worden in het actiecentrum voorlichting periodiek persberichten opgesteld. Input voor deze berichten vormen de twitterberichten van CoPI/ ROT/ actiecentrum voorlichting en Beleidsteam. Een aandachtspunt is nog hoe de informatiestroom op twitter is te integreren c.q. af te stemmen met de berichtgeving via persen publieksinformatienummers. Dit aandachtspunt wordt nog nader uitgewerkt. De regionale werkgroep voorlichting is bij de totstandkoming van dit voorstel nauw betrokken geweest. Na uw besluitvorming zal deze werkgroep de werkwijzen verder uitwerken zodat deze daadwerkelijk kunnen worden toegepast.
BIJLAGE Datum
:
10 februari 2012
Aan
:
Paul Joosten
Van
:
Jan Slakhorst
Betreft
:
Bestuurlijke regie rampencommunicatie
In het Algemeen Bestuur is de notitie "bestuurlijke regie rampencommunicatie" vastgesteld. Daarin wordt bepaald dat regie op de communicatie ligt bij het Beleidsteam. Communicatie heeft drie basisdoelstellingen: "informatievoorziening, schadebeperking en betekenisgeving". Communicatie met betrekking tot "schadebeperking" en "betekenisgeving" moeten inhoudelijk aan Beleidsteam worden voorgelegd voordat zij gecommuniceerd kunnen worden. Communicatie met betrekking tot "informatievoorziening" kan direct door het ROT/ actiecentrum communicatie worden uitgevoerd waarbij het Beleidsteam in principe een mandaat geeft voor communicatie van onderdelen van het Totaalbeeld. De "informatievoorziening" heeft betrekking op het communiceren over de informatie die "op straat ligt"; kortom de zichtbare operationele inspanningen, feiten en effecten. Een medium in opkomst is twitter. Tijdens daadwerkelijke incidenten, bij de brand in Kijfhoek en bij het schietincident in een winkelcentrum Alphen aan de Rijn is veel gebruik gemaakt van twitter. Een analyse van deze twitter berichten bij genoemde incidenten geeft het volgende weer; Brand Kijfhoek/ gemeente Zwijndrecht. Door het actiecentrum communicatie zijn 50 tweets verzonden. De inhoudelijke verdeling van deze berichten over de domeinen 'informatievoorziening", "schadebeperking" en "betekenisgeving" is daarbij als volgt: berichten informatievoorziening; 28 berichten over operationele inzet en 7 berichten over processen van de crisisorganisatie. berichten schadebeperking en betekenisgeving; 15 berichten. Daarbij zijn geen berichten die voor volle 100% betrekking op hebben op schadebeperking of betekenisgeving maar wel een relatie mee hebben; Dus eerder onder de categorie ïnformatievoorziening" met een link naar beide andere domeinen. Daarbij komt dat in een aantal van deze berichten wordt aangegeven dat de burgemeester wordt geciteerd. Onduidelijk is of daarbij direct in opdracht van BT deze informatie is verspreid of afgeleid is van interne berichtgeving. Voorbeelden: *tien woningen aan de Langeweg worden ontruimd. Brand nog niet onder controle, evacuatie ivm risico van uitbreiding brand* * burgemeester scholten "wij stellen alles in het werk om brand beheersbaar te houden" * er worden voortdurend metingen gedaan rond de brand. er zijn tot dusver geen gevaarlijke stoffen gemeten* Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
BIJLAGE * scholten; "nieuw schuim onderweg naar Kijfhoek voor een tweede blusaanval. Lukt dit niet dan rest gecontroleerd laten uitbranden" * opvang locatie is Festino in Zwijndrecht" * burgemeester scholten: "als wegduwen succesvol is zal risicogebied niet uitbreiden en wordt A16 mogelijk vrijgegeven"
Alphen aan de Rijn Tijdens dit incident zijn er ruim 30.000 twitteraars actief die gezamenlijk ruim 70.000 berichten versturen. Daarbij zijn er 116 afkomstig van de gemeente Alphen aan den Rijn. Naast het twitteraccount van de gemeente zijn ook ook "officiele" accounts (?) van politie, brandweer en veiligheidsregio actief. Opvallend en bijzonder is tevens dat er vier andere twitteraccounts actief zijn die zich voordoen als gemeente Alphen aan den Rijn. (bron rapportage IOOV). Het incident wordt gemeld om 12.09uur. Om 12.54 wordt het Ac voorlichting gealarmeerd. Het Ac voorlichting is om 13.50 bemenst met 6 personen. Het eerste ROT overleg vindt plaats om 13.30uur, het eerste BT overleg vindt plaats om 13.48uur. Het aangeleverde bestand met twitterberichten bevat 275 berichten die op 9 april van 15.20 uur tot 10 april 20.00uur zijn verstuurd. Er zijn geen berichten van officiele account van Alphen aan den Rijn in de bijlage opgenomen. Uit retweets is wel eea te herleiden. De eerste in het bestand opgenomen berichten zijn ruim 3 uur na aanvang incident en 1.5 uur na bemensing Ac voorlichting geplaatst op twitter. Er zijn geen berichten uit de begin periode van 13.50 - 15.20uur.
Uit een analyse van de aangeleverde berichten tussen 9e april 15.20 - 20.00uur (160) blijkt volgende: Uit de retweets zijn 20 formele tweets van gemeente Alphen te herleiden. 13 hebben betrekking op informatievoorziening, 1 heeft deels betrekking op informatievoorziening en deels betekenisgeving, 2 berichten hebben een directle relatie met schade beperking en 4 met betekenisgeving. De overige tweets zijn naast veelvuldige herhaling door diverse twitteraars van een officieel bericht van de gemeente Alphen berichten met (positief) commentaar op de wijze waarop gemeente via twitter de bevolking informeert. Het mandaat van het Ac voorlichting van Alphen aan den Rijn luidt: "informatie die ook door burgers zelfstandig - uit eerste hand - is waar te nemen mag direct zonder goedkeuring van het Beleidsteam verspreid worden Berichten informatievoorziening; * op dit moment worden 3 andere winkelcentra in Alphen ontruimd * * uit voorzorg worden daarom de andere winkelcentra in Alphen ontruimd* * er is een publieksnummer geopend voor vragen (0172) ........* * het landelijke publieksnummer is 0800.......In de vorige tweet stond dat nummer verkeerd* * 20.00uur persconferentie in raadzeel gemeentehuis * * telefoonnummers landelijk informatienummer ............ slachtofferhulp..............pers..........* * condoleance register geopend * * slachtofferhulp ook morgen bereikbaar ......* * morgenavond informatie bijeenkomsten winkeliers en ooggetuigen, nadere info volgt * Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
BIJLAGE Berichten schadebeperking; * het strafrechtelijk onderzoek heeft voldoende aanwijzingen gegeven voorzichtig te zijn* * wij verzoeken nu iedereen niet naar een winkelcentrum toe te gaan* Berichten betekenisgeving: * het aantal slachtoffers is inmiddels bijgesteld naar 7 personen* info/ betekenisgeving ? * dader heeft geen militaire achtergrond* * ouders dader ongedeerd* * schutter lid van schietvereniging*
enkele voorbeelden van berichten waarop de bevolking (veelal positief) op het gebruik van twitter door de gemeente reageert: * * ik zie nu de kracht van een reeds bekend twitteraccount @gemeenteaadr: betrouwbaar!* * groot compliment voor de collega's van crisiscommunicatie @gemeenteaadr* * drama in alpen. gemeente maakt goed gebruik van twitter voor info* * hulde voor @gemeenteaadr voor crisiscommunicatie vanmiddag #alphen en sterkte* * @gemeenteaadr goed gedaan info twitter top. Sterkte en rust*
Conclusies en aanbevelingen. Het medium twitter heeft een grote bijdrage geleverd aan de informatie voorziening aan de bevolking en pers bij beide geanalyseerde incidenten. Rondvraag bij onze perscontacten geeft een beeld dat de pers rechtstreekse, snelle, juiste en betrouwbare informatie via de sociale media zeer op prijs stelt naast de traditionele periodieke en veelal minder actuele persberichten. Het algemeen bestuur van Gelderland Midden heeft onlangs in de notitie "bestuurlijke regie bij rampencommunicatie" vastgesteld. Het gebruik van twitter kan binnen de gestelde kaders een snel en doeltreffend instrument zijn. een mogelijke werkwijze verder uit te werken door de regionale werkgroep communicatie/ voorlichting. het versturen van twitter berichten via één account door de operationele voorlichters van het CoPI, het ROT en het actiecentrum voorlichting. Zij twitteren binnen genoemd mandaat over onderwerpen aangaande de informatievoorziening. In de tweede ring van het Beleidsteam zit in bestaande werkwijze een "persberichtenschrijver". Deze functionaris gaat in de nieuwe vorm op hetzelfde account twitterberichten namens het BT/ burgemeester verzenden. Zo ontstaat er voor pers en bevolking één betrouwbaar account waar alle informatie over de crisis actueel en volledig te vinden is. Door retweets onder de bevolking en opname van de informatie in berichtgeving op radio en tv wordt de informatie snel verspreid. In het actiecentrum voorlichting worden alle deze berichten gevolgd, aangevuld en zonodig incidenteel gecorrigeerd, ook weer op hetzelfde account. Aandachtspunt verder is hoe deze informatie stroom te integreren cq af te stemmen met de berichten via pers- en publieksinformatienummers. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
BIJLAGE Daarnaast worden in het actiecentrum voorlichting periodiek persberichten opgesteld. Input voor deze berichten vormen de twitterberichten van CoPI/ ROT/ Ac voorlichting en Beleidsteam. Voordeel van deze werkwijze kan zijn een enorme toename in snelheid berichtgeving. Ook voor de berichten waarin schadebeperking en betekenisgeving van het incident aan de orde zijn. Het BT heeft direct invloed en zicht op de inhoud van deze berichten.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
5b Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 5b Evaluatierapport RBT oefening Viking
Voorstel: Ter besluitvorming
Oplegnotitie Onderwerp: Evaluatie RBT oefening Viking Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: 8 februari 2012 DB VGGM d.d.: 29 februari 2012 Algemeen Bestuur d.d.: 21 maart 2012
Samenvatting: In het kader van het programma Viking heeft in de week van 21 november een internationale oefening plaatsgevonden ten aanzien van hoogwater gevolgbestrijding. Aan deze oefening genaamd "Frida" is deelgenomen door de Veiligheidsregio's in Gelderland, de Gelderse Waterschappen, de Provincie Gelderland, Rijkswaterstaat en de Duitse crisispartners. Op 24 november heeft een oefening plaatsgevonden voor de drie Regionaal Beleidsteams van de Veiligheidsregio's in Gelderland. Doelstellingen: De hoofddoelstelling van het programma Viking is het verbeteren van de coördinatie en informatievoorziening bij hoogwater. De daarvan afgeleide oefendoelen zijn: -informatievoorziening bij hoogwater; -afstemming tussen de teams; -aansturing van het proces voorlichting door het RBT.
Beslispunten: 1. Instemmen met de conclusies en aanbevelingen (H3+4). Advies DB: Geadviseerd wordt in te stemmen met de voorgestelde besluitvorming Verdere behandeling: Na vaststelling zullen de aanbevelingen worden verwerkt in de oefenopzet van toekomstige oefeningen en/of worden interne procedures hier op aangepast.
EVALUATIERAPPORT
RBT-oefening 24 november 2011 oefening Frida, programma Viking
KORTE OMSCHRIJVING OEFENING Oefening
:
RBT-oefening
Deelnemers
:
voorzitter veiligheidsregio, betrokken burgemeesters, operationeel leider, coördinerend gemeentesecretaris, regionaal geneeskundig functionaris, korpsleiding politie, hoofd Officier van Justitie, communicatieadviseur RBT, dijkgraven waterschappen, voorlichters tweede ring, informatiemanager en plotter, liaison provincie
Versie
:
1.0
Datum
:
29 november 2011
2
INHOUDSOPGAVE
PAGINANUMMER
1.
Inleiding..........................................................................................................................................4
2.
Beschrijving oefening.....................................................................................................................4 2.1.
Doelstelling .............................................................................................................................4
2.2.
Doelgroep ...............................................................................................................................4
2.3.
Aard en omvang .....................................................................................................................4
3.
Resultaten van de evaluatie ..........................................................................................................5
4.
Aanbevelingen ...............................................................................................................................6
3
1. Inleiding In het kader van het programma Viking heeft in de week van 21 november een internationale oefening plaatsgevonden ten aanzien van hoogwater gevolgbestrijding. Aan deze oefening genaamd "Frida" is deelgenomen door de Veiligheidsregio's in Gelderland, de Gelderse Waterschappen, de Provincie Gelderland, Rijkswaterstaat en de Duitse crisispartners. Op 24 november heeft een oefening plaatsgevonden voor de drie Regionaal Beleidsteams van de Veiligheidsregio's in Gelderland. In hoofdstuk 2 van dit rapport wordt de gehouden RBT oefening beschreven in termen van doelstelling, doelgroep, aard en omvang. De evaluatie van de oefening komt aan bod in hoofdstuk 3. Tenslotte worden er in hoofdstuk 4 conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.
2. Beschrijving oefening 2.1.
Doelstelling
De hoofddoelstelling van het programma Viking is het verbeteren van de coördinatie en informatievoorziening bij hoogwater. De daarvan afgeleide oefendoelen zijn: -informatievoorziening bij hoogwater; -afstemming tussen de teams; -aansturing van het proces voorlichting door het RBT.
2.2.
Doelgroep
De RBT-leden vormden de doelgroep van deze oefening Frida. Dit waren in deze oefening de voorzitter veiligheidsregio, de deelnemende burgemeesters van Overbetuwe, Arnhem, Rijnwaarden, Duiven, Zevenaar en Westervoort, operationeel leider, coördinerend gemeentesecretaris, regionaal geneeskundig functionaris, korpsleiding politie, RMC-Noord, de dijkgraaf Rijn & IJssel, de dijkgraaf Rivierenland, hoofd officier van justitie, communicatieadviseur RBT, liaison provincie, voorlichters tweede ring en informatiemanagers.
2.3.
Aard en omvang
Het was een scenariotraining zonder inzet van eenheden met behulp van een responsecel/oefenstaf. Het RBT maakte gebruik van de faciliteiten in de gemeente Arnhem (netcentrisch systeem en overige werkruimten c.q. faciliteiten). De vergadering heeft plaatsgevonden in het Stadskantoor Arnhem. De burgemeester van Overbetuwe trad conform procedure op als voorzitter van het RBT. Zij nam haar eigen communicatieadviseur mee. Het scenario was als volgt: In het stroomgebied van de Rijn valt in de periode half oktober, half november extreem veel neerslag. Het gevolg is dat de waterstand in de Rijn sterk stijgt. Op 19 november is de waterstand bij Lobith gestegen tot een stand van n.a.p. 16.15 m. Rijkswaterstaat verwacht een verdere stijging tot boven n.a.p. 17.00 m. De betrokken waterschappen besluiten op 19 november om beperkte dijkbewaking in te stellen en men treft voorbereidingen tot volledige dijkbewaking. Op 20 november bij een peil van 16.55 besluiten de waterschappen volledige dijkbewaking in te stellen. Op 21 november is de actuele waterstand n.a.p. 17.00 m. De waterstandverwachtingen bij Lobith zijn: 21 november: 17.00 22 november : 17.15 23 november 17.20 24 november: 17.30 25 november: 17.25 De weersverwachtingen geven aan dat er veel neerslag en harde tot stormachtige wind wordt verwacht voor de komende dagen, met zelfs op 26 november storm.
4
De sitraps van de verschillende WBT’s ( Waterschap Beleidteams) en Rijkswaterstaat maken melding van diverse problemen. Het meeste urgent is echter de kritische situatie nabij Spijk in de gemeente Rijnwaarden en de situatie bij Doornenburg in de gemeente Lingewaard.
3. Resultaten van de evaluatie De oefening is direct na afloop met de deelnemers van het RBT geëvalueerd. Er zijn geen evaluatieformulieren uitgereikt aan de deelnemers. Informatievoorziening Het proces informatiemanagement verliep goed. De informatiemanager kon haar rol goed vervullen. De voorzitter van het RBT herhaalde de besluitvorming consequent ten behoeve van centrale beeldvorming en voor de informatiemanager. Het RBT werd strak geleid door de voorzitter, de vergaderingen verliepen gestructureerd. Het was voor de deelnemers lastig om in twee uur tijd het gehele oefenscenario -dat in werkelijkheid al twee weken loopt- goed te doorgronden. Voorafgaand aan de oefening is een bestuurlijk informatie-avond gehouden, echter niet alle deelnemers hebben deze informatie-avond kunnen bijwonen. Door de deelnemers is de wens geuit bij een volgende oefening aan de hand van dit ramptype meer schriftelijke voor-informatie te ontvangen. Leiding en coördinatie verliep in principe goed. Tijdens de oefening zijn naast het totaalbeeld en de voorgenomen besluitvorming een aantal schriftelijke aanvullingen uitgedeeld onder andere ten aanzien van de inundatiescenario's. Dit heeft enigszins verstorend gewerkt. Voorgesteld is om bij aanvang van de vergadering door de operationeel leider een toelichting op het totaalbeeld te laten verzorgen. Eventuele schriftelijke aanvullingen dienen -om een goede vergaderstructuur te waarborgen- voortaan primair via de operationeel leider ingebracht te worden. Afstemming tussen de teams Tijdens de eerste schorsing heeft de voorzitter separaat telefonisch contact gehad met de voorzitters van de Veiligheidsregio's Gelderland Zuid en Noord Oost Gelderland. Geconcludeerd is dat een gezamenlijk telefonisch gesprek door middel van een conference call of video conference, in deze situatie meer op zijn plaats geweest zou zijn. Inhoudelijk is de afstemming tussen de voorzitters van de veiligheidsregio's goed verlopen. Tijdens deze gesprekken is afgesproken dat de voorzitter van de veiligheidsregio Gelderland Zuid namens de drie Gelderse regio's als "primus inter pares" zou optreden richting de Duitse partners. Voorlichting Het aansturen van het proces voorlichting is in principe goed verlopen, in het Regionaal Beleidsteam is aan de orde geweest welke strategie richting pers en bevolking voorgesteld wordt. Tevens is besproken welke informatie met pers en publiek gecommuniceerd kan worden. Wel is door de deelnemers aangegeven dat een omgevingsanalyse is gemist tijdens de oefening. Daarnaast dient bij een volgende oefening aan de hand van dit ramptype meer tegenspel ten aanzien van communicatie opgenomen te worden samen met het gebruik van sociale media. Overig Door de deelnemers is aangegeven, dat men er in de praktijk vanuit gaat dat bij dit scenario de minister van Veiligheid en Justitie een meer nadrukkelijkere regierol zal spelen dan in deze casus het geval was.
5
4. Aanbevelingen -
-
-
Om een goede vergaderstructuur te handhaven dient nieuwe informatie primair via de Operationeel Leider in het RBT ingebracht te worden. Zorg ten behoeve van de afstemming tussen de voorzitters Veiligheidsregio dat gebruik gemaakt kan worden van een telefonische vergadering door middel van conference call of een video-conferentie (skype). Hetzelfde geldt voor de afstemming met de minister en de Duitse partners. Zorg oefentechnisch voor een omgevingsanalyse en meer tegenspel ten aanzien van communicatie, zodat een goede communicatie-strategie kan worden opgesteld richting pers en bevolking. Maak hierbij net als bij de reguliere bestuurlijke oefeningen gebruik van de sociale media. Aangezien het lastig is om in twee uur tijd het scenario dat in werkelijkheid al twee weken speelt goed te doorgronden, dient bij een volgende oefening gezorgd te worden voor meer voorinformatie of een oefening verspreidt over twee oefenmomenten.
6
5c Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 5c Natuurbrandbestrijding
Voorstel: Ter bespreking
MEMO Datum
:
6 maart 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Natuurbrandpreventie
Onderstaand volgt de stand van zaken over de landelijke en regionale natuurbrandpreventie. In 2007 heeft het kabinet de Strategie Nationale Veiligheid vastgelegd. Waarin een landelijk risicoprofiel is vastgesteld. Daaruit bleek dat natuurbranden een waarschijnlijkheid scenario is met aanzienlijke gevolgen. Vanwege het hoge risico De minister van VenJ heeft hoge prioriteit gegeven aan het veiligheidsbeleid voor natuurbranden. Landelijk zijn er daarom op dit moment diverse partijen met natuurbrand bezig: 1. De Landelijke kerngroep natuurbrand (Regelt ook het Landelijk Informatieknooppunt natuurbranden via infopuntveiligheid). 2. De NVBR Stuurgroep programma natuurbranden (of ook wel NVBR Stuurgroep Natuurbranden genoemd). 3. De expertregio's (VNOG en VGGM). Het hoofddoel van alle partijen voor natuurbrandpreventie is om de zelfredzaamheid van burgers te verhogen en de preventietaken voor natuurbrand meer gestructureerd en gecoördineerd met alle belanghebbende partijen uit te voeren door kennisdeling, samenwerking en adequate inzet van middelen. Landelijke kerngroep natuurbranden: Sinds 1 januari 2011 is er een landelijke kerngroep Natuurbranden samengesteld. De landelijke kerngroep is een initiatief van het ministerie van VenJ om de interbestuurlijke samenwerking, publiek en privaat, rondom het domein natuurbranden in Nederland te versterken. De landelijke kerngroep heeft een werkprogramma opgesteld: het “Werkprogramma natuurbranden 2012-2016”. De 3 belangrijkste pijlers daarin zijn: 1. natuurbrandpreventie; 2. multidisciplinaire crisisorganisatie en nafase Natuurbranden; 3. onderzoek en randvoorwaarden. Voor elke pijler zijn concrete acties uitgewerkt met een planning en een actiehouder. Deze is in bijlage 1 opgenomen. Voor VGGM zijn de actiepunten: • • •
Afstemmen risicocommunicatiebeleid en voorlichting Natuurbranden in Gelderland Opstellen overzicht top 10 risicogebieden in Gelderland Ontwikkelen evacuatiestrategieën voor belangrijkste risicogebieden
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO NVBR Stuurgroep natuurbranden De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) heeft in 2011 de voorbereiding op natuurbranden in Nederland onderzocht en daarover aan de minister van VenJ gerapporteerd. Omdat de minister de uitkomsten zorgelijk vond is verzocht aan het VB, de NVBR en het NIFV om het beleid voor de voorbereiding op natuurbranden voortvarend op te pakken. Daarvoor is het Programma Natuurbrandbeheersing Versterkt opgesteld. De doelstellingen zijn in bijlage 2 opgenomen. De NVBR stuurgroep neemt de opdracht aan om dit programma te realiseren. Daarvoor zal zodra een budget dor het Ministerie van Veiligheid en Justitie ter beschikking komt een projectorganisatie worden opgestart. Natuurbrandpreventie VGGM Ook in het risicoprofiel van Gelderland-Midden komt natuurbrand naar voren als één van de grootste risico’s binnen de regio. Natuurbrandpreventie wordt conform de landelijke doelen opgepakt: 1. Project “Geen Nood Bij Natuurbrand!” als variatie op “Geen nood bij brand! Veiligheid in de zorg1”. Dit project is gericht op de interne veiligheid en natuurbrand met als doel: kennisoverdracht en het vergroten van veiligheidsbewustzijn van de recreatieondernemers en het vergroten van zelfredzaamheid voor de burgers. Er is een instructiemap gemaakt voor de brandweer waarin een stappenplan is opgenomen om bovenstaand doel te bereiken (zie bijlage 3). Gemeenten (brandweerkorpsen) zullen worden gevraagd om capaciteit vrij te maken voor de begeleiding van “Geen nood bij natuurbrand”. 2. Voortkomend uit het project “Geen Nood Bij Natuurbrand!” is het “model ontruimingsplan recreatieterreinen, met het oog op het scenario natuurbrand" ontwikkeld en dit is aangeboden aan de RECRON. Het ontruimingsplan kan deel uitmaken van het bedrijfshulpverleningsplan van een bedrijf. Het is een dynamisch document en moet regelmatig worden getoetst in de praktijk d.m.v. een jaarlijkse ontruimingsoefening, bij voorkeur met deelname van de gasten op het recreatieterrein. De eigenaar en/of gebruiker van een recreatieterrein moet zorgen voor een inventarisatie van de in en om het terrein aanwezige risico’s. Specifiek gaat de aandacht uit naar het gevaar van een natuurbrand. Vervolgens wordt (evt. in overleg met het bevoegd gezag en verzekeraars) een pakket van beveiligingsmaatregelen en -voorzieningen gekozen die betrekking hebben op een ontruiming, d.w.z. voorbereiding, communicatie, planvorming en oefening. RECRON zal samen met brandweer Gelderland-Midden dit model onder de aandacht van recreatieondernemers in de regio brengen. De brandweerkorpsen in de regio worden voorbereid om hierover te kunnen adviseren. 3. Gebiedsgerichte aanpak met betrokken partners in de belangrijkste geïdentificeerde risicogebieden om toe te werken naar het voorkomen of beheersen van het risico op natuurbranden. De provincie Gelderland geldt als eerste voorbeeldgebied. Zowel in VNOG als VGGM zal ieder aan de hand van een pilot een multidisciplinaire risicoanalyse uitvoeren met als doel om de risicobeheersing met de interne en externe veiligheidspartners te verbeteren. We richten ons daarbij op quick wins, activiteiten die eenvoudig mee te nemen zijn in de huidige taken. Het pilotgebied in onze regio zal waarschijnlijk Otterlo en omgeving zijn. Er wordt nauw samengewerkt met VNOG en andere partners. Zo heeft recent een gesprek plaatsgevonden van de directie Oost van de ANWB met burgemeester van de Knaap in Ede.
1
Winnaar Innovatieprijs brandveiligheid 2010. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO 4. Risico- en crisiscommunicatie natuurbrand wordt samen met VNOG en het ministerie van VenJ uitgewerkt in een “Landelijke Natuurlijke Boodschap, versie 2013'. 5. Gelderland Midden ontwikkelt samen met VNOG een landelijk eenduidig alerteringssysteem natuurbranden dat voor hulpverleners en voor natuurbeheerders voor gebruikt kan worden. Dit alerteringssysteem zou ook een rol kunnen spelen in het waarschuwen van de bevolking.
Middelen Voor de realisatie van het landelijke programma natuurbranden (Bijlage 1) zullen de partners die deelnemen aan het interbestuurlijke overleg een aandeel leveren in het werkprogramma voor natuurbrand. Voor de speerpunten (zie bijlage 2) wordt er vanuit de regionale brandweerkorpsen een flinke inspanning verwacht om die te kunnen realiseren. Het Ministerie van VenJ zal waarschijnlijk een bedrag van ruim € 300.000 ter beschikking stellen voor het programma. Dat zal echter niet voldoende zijn om alle uren die de regio's leveren te vergoeden. Het idee is dat de regio's daarom 50 % van de gemaakte uren zullen declareren. Hierin is voorzien binnen de staande begroting.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO Bijlage 1: Werkprogramma natuurbranden
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
MEMO BIJLAGE 2 Doelstellingen Programma Natuurbrandbeheersing Versterkt 1. Expertregio Natuurbranden waarmee de specialisatie in de beheersing van het risico natuurbrand op landelijk niveau is vorm gegeven. 2. Door de actuele en effectieve bijstandsprocedure verlopen de aanvragen voor natuurbrandbestrijding eenduidig en goed. 3. Een gestructureerde organisatie van bijstand van hulpdiensten en derden bij de bestrijding van natuurbranden gebaseerd op de interregionale multidisciplinaire capaciteitenanalyse. 4. Een deugdelijke statistische registratie van het aantal natuurbranden (bos-, heide-, duinen veenbranden) en hun aard en omvang, zodat toekomstig onderzoek en beleid over een kwantitatief fundament kunnen beschikken. 5. Inzicht in onherstelbare economische schade, inkomstenderving door het missen van recreatie- en toerisme-inkomsten en kosten van (inter)regionale bijstand als gevolg van een natuurbrand. 6. Met behulp van het alerteringssysteem en de natuurbrandthermometer zijn de veiligheidsregio’s in staat om het gevaar op het optreden van natuurbranden goed in te schatten. 7. Met de voor het publiek toegankelijke landelijke natuurbrandthermometer wordt de risico en crisiscommunicatie goed en eenduidig uitgevoerd. 8. Een model natuurbrandverspreiding waarmee de veiligheidsregio’s een beeld hebben van de mogelijke uitbreiding van een natuurbrand in de tijd. 9. De veiligheidsregio’s beschikken over kennis over brandonderzoek, brandverloop en dadervinding bij natuurbranden verkregen door middel van het volgen van cursussen.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
Geen nood bij natuurbrand! Doel: 1. 2. 3.
Focus: Kennisoverdracht Vergroten veiligheidsbewustzijn Vergroten zelfredzaamheid
a. b.
Interne brandveiligheid Natuurbrand
Kernonderwerpen natuurbrand: 1. 2. 3.
Alarmeren Ontruimen Communicatie
e
0-meting
Inzet middelen: - stroomschema - vragenlijst - expeditielijst - fototoestel - ontruimingsplan
1 gesprek Introductie
Veiligheidsexpeditie uitvoeren
Beoordelen ontruimingplan
Opstellen expeditie verslag
Expeditieverslag
e
2 gesprek: Uitslag
Ontruimings oefeningen uitvoeren
-
Papier + Personeel + Gasten
Verslagen oefeningen e
Eindmeting
3 gesprek: Evaluatie
5d Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 5d Ambtsbericht Commissaris van de Koningin
Voorstel: Ter informatie
Oplegnotitie Onderwerp: Ambtsbericht Commissaris van de Koningin 2011 Voorgestelde behandelwijze: Ter besluitvorming Ter informatie Vertrouwelijk
Planning bespreking: Veiligheidsdirectie d.d.: 8 februari 2012 DB VGGM d.d.: 29 februari 2012 Algemeen Bestuur d.d.: 21 maart 2012
Samenvatting: Vóór de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio's had de Commissaris van de Koningin vanuit zijn coördinerend rol in de rampenbestrijding de verplichting jaarlijks aan de minister te rapporteren over de stand van zaken m.b.t. de rampenbestrijding. Hoewel deze verplichting er nu niet meer is, heeft de Commissaris van de Koningin gemeend ook nu nog een dergelijk voortgangsbericht uit te brengen. De inhoudelijke punten voor de regio Gelderland-Midden wijken niet af van eerdere rapportages in het kader van het onderzoek van de IOOV ("De staat van de rampenbestrijding"). Advies DB: Geadviseerd wordt het ambtsbericht ter kennisgeving aan te nemen.
5e Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 5e Overeenkomst Nordrhein-Westfalen
Voorstel: Ter besluitvorming
MEMO Datum
:
5 maart 2012
Aan
:
Algemeen Bestuur
Van
:
Dagelijks Bestuur
Betreft
:
Overeenkomst Nederland-Duitsland
Sinds lange tijd zijn er afspraken tussen Nederland en Duitsland over de samenwerking in het kader van de rampenbestrijding. Deze afspraken zijn vastgelegd in een verdrag. Tot het moment van inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio's speelde de Commissaris van de Koningin een coördinerend rol bij deze regio-overstijgende samenwerking. Het verdrag tussen Nederland en Duitsland is tot op heden nog niet aangepast aan de nieuwe Nederlandse situatie. Inmiddels wordt op voorstel van het ministerie van V&J gewerkt aan twee overeenkomsten: één nieuwe overeenkomst tussen het Rijk en de deelstaat Nordrhein-Westfalen en één overeenkomst tussen het Kreis Kleve en de aangrenzende Nederlandse Veiligheidsregio's. Voorzien wordt dat de inhoud van de overeenkomsten binnenkort kan worden afgerond. De bedoeling is dat de regionale overeenkomst op relatief korte termijn (vóór de bestuurlijke cyclus van juni) wordt ondertekend door de voorzitter. Voorstel Voorgesteld wordt de inhoudelijke beoordeling (op hoofdlijnen) van het convenant over te dragen aan het DB. Het DB zal in haar vergadering d.d. 28 maart indien akkoord de voorzitter machtigen de overeenkomst te ondertekenen namens het bestuur.
Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
5f Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden
Algemeen Bestuur Vergadering 21 maart 2012
Agendapunt 5f Stand van zaken meldkamer
Voorstel: Ter informatie
MEMO Datum
:
6 maart 2012
Aan
:
Dagelijks Bestuur
Van
:
Directie
Betreft
:
Stand van zaken meldkamer
In onderstaande memo wordt u geïnformeerd over de stand van zaken m.b.t. de ontwikkeling van een landelijke meldkamerorganisatie. Aanleiding In het kabinetsakkoord wordt de vorming van één landelijke meldkamerorganisatie aangekondigd. De gedachte daarbij was, verwoord door de voorganger van de huidige minister van V&J, dat er één meldkamerorganisatie zou worden gevormd, op circa drie locaties. De huidige minister van V&J was bereid eventuele alternatieven te bezien, mits sprake zou zijn van een kwalitatieve verbetering en zou worden voldaan aan de inmiddels ingeboekte bezuiniging (vanaf 2015). Alternatieven De stuurgroep Meldkamer van de toekomst heeft zomer 2011 een eerste opgeleverd over de toekomst van de meldkamer. Hierbij werd de vorming van één meldkamerorganisatie geschetst met 10 locatie voor (multi-) intake én (mono-) uitgifte (de zgn 10/10 variant). Eind september is besloten naast deze 10/10 variant en de oorspronkelijke 3/3 variant ook een 3/10 variant te onderzoeken in een modelvergelijking, uitgevoerd door TNO en Deloitte. Tijdens de begrotingsbehandeling van V&J in de Tweede Kamer is een motie aangenomen waarin de minister wordt opgeroepen voor 31 januari 2012 met een beslissing komen over het gekozen model voor de toekomst van de meldkamer in Nederland. De minister heeft vervolgens het Veiligheidsberaad en het Korpsbeheerdersberaad verzocht in januari een reactie te sturen op de modelvergelijking. Deze reactie zal17 februari 2012 worden besproken in het Veiligheidsberaad. In de concept reactie pleit het Veiligheidsberaad voor de variant 10/10. De rapporten van TNO en Deloitte geven steun aan deze keuze. Op 20 februari heeft de minister de keuze voor de 10/10 variant bekrachtigd. In zijn brief aan de Tweede Kamer (zie bijlage) wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van de landelijke meldkamerorganisatie. Vervolg Nog niet duidelijk is waar de meldkamerorganisatie wordt ondergebracht. Verder is een belangrijk aandachtspunt, vooral voor de witte kolom, hoe de inhoudelijke knip tussen "multi-intake" en "mono-uitgifte" wordt gemaakt. Postbus 5364 6802 EJ Arnhem www.vggm.nl
Ministerie vanVeüighefd en Justitie
> Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Directoraat-generaal Politie Project Meldkamer van de toekomst Schedeldoekshaven 200 2511 EZ Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rljksoverheld.nl
Kenmerk 2012-0000089863
Datum 20 februari 2012 Betreft Meldkamer van de toekomst
In onderliggende brief schets Ik, mede namens de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan hetgeen In het Regeerakkoord is opgenomen over de meldkamer, In het Regeerakkoord staat dat er één meldkamerorganisatie komt met drie locaties. Hieraan is een taakstelling gekoppeld van €10 miljoen In 2015 oplopend tot €50 miljoen structureel in 2021. Hierbij ga ik ervan uit dat deze taakstelling Inclusief de transltlekosten is, Tevens is deze brief een reactie op de motie van mevrouw Hennis-Plasschaert (TK 2011-2012, 33000 VI, nr. 27). Nederland kent op dit moment 25 meldkamers waarvan 22 regionale meldkamers werkzaam zijn ten behoeve van politie, brandweer en de ambulancevoorzieningen. Daarnaast hebben het Korps Landelijke Politiediensten (Klpd) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) een landelijke meldkamer en de KMar nog een meldkamer op Schiphol. De verantwoordelijkheid voor Instandhouding van de meldkamers is nu neergelegd bij de besturen van de veillgheidsregio's op basis van artikel 35 van de Wet velligheldsreglo's, met dien verstande dat het regionale college zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie . 1
De burger wil snel, eenduidig en adequaat worden geholpen met zo min mogelijk doorschakelingen. Het moet niet uitmaken of een burger belt vanuit Groningen of vanuit Maastricht. De huidige inrichting van de meldkamers komt daar niet aan tegemoet en brengt naast hoge kosten een flink aantal problemen met zich mee. De meldkamers zijn divers georganiseerd ten aanzien van personeel, werkwijze, organisatie en beheer. Hierdoor is er een gebrek aan samenwerking tussen meldkamers en een gebrek aan landelijke coördinatie. Ook moeten per meldkamer piekbelastingen en roosterproblemen worden opgevangen. In december 2010 is een bestuurlijke conferentie georganiseerd over de meldkamer van de toekomst waarbij vertegenwoordigers van de betrokken Ministeries, het Veiligheidsberaad (VB), Ambulancezorg Nederland (AZN), Politie, Brandweer, KMar en GHOR aanwezig waren. Deze bijeenkomst heeft het fundament gelegd voor verdere visievorming over het meldkamerdomein. Ik heb daar aangegeven open te 1
In de tijdelijke wet Ambulancezorg, die ter behandeling ligt bij de Tweede Kamer, wordt de verantwoordelijkheid voor de Instandhouding van de meldkamer ambulancezorg overgedragen naar de Regionale Ambulance Voorziening (RAV). Pagina 1 van 4
staan voor alternatieve voorstellen voor de inrichting van de meldkamerorganlsatle binnen de financiële kaders van het Regeerakkoord. Onder regie van het Veiligheidsberaad heeft de stuurgroep Meldkamer van de toekomst een visie ontwikkeld en zijn onderzoeken uitgevoerd naar verschillende opvattingen die ln de stuurgroep leefden. Uit de genoemde onderzoeken, de visievorming door de stuurgroep en overleg met bestuurders en het veld zelf zijn de volgende conclusies getrokken.
Datum 20 februari 2012 Kenmerk 2012-0000089863
Één landelijke meldkamerorganisatie De belangrijkste stap die moet worden gezet is de vorming van één landelijke meldkamerorganisatie die onder mijn verantwoordelijkheid zal vallen. De hoofdlijnen van beleid en beheer stel ik in samenspraak met de Ministers van VWS en Defensie op, voor zover dat relevant is voor respectievelijk de ambulancezorg en de KMar. De meldkamer van de toekomst wordt een landelijke organisatie met een eigen verantwoordelijkheid en een eigen budget die gaat voorzien in: • de noodzakelijke kwaliteitsverbetering; • een toekomstbestendige Infrastructuur die kan inspelen op nieuwe technische en maatschappelijke ontwikkelingen; • het beheer van de meldkamers, hieronder valt bijvoorbeeld huisvesting, let, leidinggevend en ondersteunend personeel en personeel ten behoeve van de multidisciplinaire werkprocessen; • de realisatie van de In het Regeerakkoord afgesproken taakstelling. De kwaliteitsverbetering bestaat onder meer uit het standaardiseren van de werkprocessen en systemen en het inspelen op technologische Innovaties. Door de meldkamerlocaties organisatorisch en technisch te verbinden ontstaat één virtuele meldkamer die het mogelijk maakt te komen tot landelijke operationele coördinatie en capaciteltsmanagement. De gezamenlijke ambitie is In de toekomstige meldkamer zoveel mogelijk geprotocolleerd en multidisciplinair te werken. In de Implementatiefase wordt hiervoor een zorgvuldig ontwikkelpad opgesteld binnen kaders van mij en de Ministers van VWS en van Defensie. Na overleg met gemandateerde vertegenwoordigers van de disciplines waarvoor de meldkamer werkt (ambulancezorg, politie, brandweer, KMar en GHOR) stel Ik kwalitatieve en financiële kaders vast. In deze kaders worden ook kwaliteitseisen opgenomen die de ambulancesector, onder verantwoordelijkheid van de Minister van VWS, op grond van de Kwaliteitswet zorginstellingen en de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) aan de meldkamerorganlsatle stelt. Daarnaast Is het uitgangspunt dat de gezagsverhoudingen In geval van opgeschaalde situaties blijven zoals opgenomen In de Wet op de Veiligheidsregio's en de Politiewet. Bij een lokale crisis ligt het gezag bij de burgemeester, bij een bovenlokale crisis bij de voorzitter van de veillgheidsregio. Over de hoofdlijnen van beleid en beheer van de meldkamers overleg ik met een afvaardiging van de velllgheidsreglo's voor zover het relevant Is voor de uitvoering van het gezag. Eindsituatie aantal locaties Voor de verdere uitwerking van het regeerakkoord zijn onder de vlag van de eerder genoemde stuurgroep verschillende meldkamermodellen met elkaar vergeleken ten aanzien van de functionele Inrichting (optimaal aantal meldkamers voor Intake en uitgifte) en de Invulling van de financiële kaders, Uit dit onafhankelijk onderzoek en Pagina 2 van 4
gevoerde gesprekken Is gebleken dat het beter is te kiezen voor een model van een meldkamerorganisatie met maximaal tien meldkamers. Functioneel gezien leidt de keuze voor regionale meldkamers tot een betere dienstverlening aan burger en hulpverlening, De centralist kan op basis van kennis over het gebied en de bewoners een goede inschatting maken van de urgentie en de benodigde inzet, Dit laat onverlet dat wanneer nodig een centralist ook meldingen uit andere regio's kan afhandelen.
Datum 20 februari 2012 Kenmerk 2012-0000089863
Daarnaast komt de keuze voor tien locaties voort uit de hoge transitiekosten om naar drie locaties te gaan. Bij een keuze voor drie locaties zou het niet mogelijk zijn de gewenste bezuinigingen uit het Regeerakkoord binnen de gestelde tijd te realiseren. Met tien locaties is het mogelijk om de bezuiniging te realiseren binnen de afgesproken tijd en de gestelde kwaliteitseisen. Werkwijze en operationele verantwoordelijkheid Binnen de meldkamerorganisatie wordt een nieuwe werkwijze ontwikkeld die ertoe moet lelden dat op termijn de burger zoveel mogelijk In het eerste contact wordt geholpen door een multidisciplinaire centralist Dat is een centralist die in staat is Inkomende meldingen aan te nemen ten behoeve van alle diensten. Bij een deel van de inkomende meldingen is specifieke monodlsclplinalre expertise van belang, In de eerdergenoemde landelijke kwaliteitskaders, die in overleg met de disciplines worden opgesteld, wordt vastgelegd welk deel van de intake door een multidisciplinaire centralist en welke deel door een monodisclplinalre centralist wordt afgehandeld. De afhandeling van een melding Is de verantwoordelijkheid van monodiscipllnaire centralisten die onder operationele aansturing werken van de dienst waarvoor zij werken (politie, brandweer, ambulance en KMar). Zo blijven de ambulancevoorzieningen verantwoordelijk voor de monodlsclplinalre taakuitvoering van het personeel dat zij in de meldkamer te Werk stellen zodat zorgaanbieders en zorgverzekeraars In dit deel van de acute zorg hun sturlngsrol waar kunnen maken. De meldkamerorganisatie stelt kwaliteits- en opleidingseisen vast voor zowel het multi- als het monodisclplinaire personeel, Daarnaast heeft de directeur van de meldkamerorganisatie instemmingsrecht bij het aanstellen van het monodisclplinaire personeel op de meldkamer door een van de diensten. De werkprocessen en systemen worden gestandaardiseerd en uitgerold over alle meldkamerlocatles, De meldkamer wordt zoveel als mogelijk toekomstbestendig Ingericht zodat nieuwe communicatiekanalen onderdeel kunnen uitmaken van de meldkamer. Het proces alarmering en opschaling maakt deel uit van het meldkamerdomein. Daarnaast organiseert de meldkamerorganisatie de mogelijkheid tot landelijke coördinatie in een van de meldkamerlocaties, Incidenten kunnen worden gemonltord en zo nodig kan worden overgegaan tot een landelijke regie van de operationele inzet door de disciplines. Op deze locatie wordt tevens de landelijke meldkamer van de KMar ondergebracht. De meldkamer van de KMar op Schiphol wordt In de betreffende regionale meldkamer ondergebracht. Financiële kaders De nieuwe meldkamerorganisatie neemt de taak tot het in stand houden van de meldkamers over van de veiligheidsregio's. De huidige beschikbare budgetten die Pagina 3 van 4
nodig zijn voor het beheer en de taakuitvoering worden dan ook overgedragen aan de landelijke organisatie.
Datum 2 0 f e b r u a r l
2 0 1 2
Kenmerk 2012-0000089863
Deze budgetten worden nader bepaald in overleg met de betrokken disciplines en departementen: de polltle/KIpd (VenJ), de brandweer (BZK en VNG), de Ambulancevoorzleningen (VWS) en de KMar (Defensie). De Regionale Ambulancevoorzieningen (RAV'en) blijven financieel verantwoordelijk voor de monodlsclplinalre werkprocessen en personeel. De RAV'en dragen financieel bij aan de meldkamerorganisatie waar het multidisciplinaire werkprocessen betreft en generieke voorzieningen als huisvesting, let, etc. en zij dragen naar rato van hun huidige bijdrage aan de meldkamers bij aan de realisering van de taakstelling. Transitie Voor het realiseren van de nieuwe landelijke meldkamerorganlsatle is op onderdelen aanpassing van de wetgeving noodzakelijk, Nu al kunnen stappen worden gezet naar de nieuwe situatie, maar de implementatie gaat van start als voor de zomer de bestuurlijke, juridische en financiële randvoorwaarden zijn vastgelegd in een transitieakkoord tussen de genoemde Ministers en de besturen van de veiligheidsregio's. In dit transitieakkoord worden de hoofdlijnen uit deze brief verder uitgewerkt. De meldkamer van de toekomst moet over vijfjaar operationeel zijn qua nieuwe werkwijzen, let, etc. Over drie jaar zijn de bestaande meldkamers opgeschaald naar tien locaties waardoor een deel van de taakstelling wordt gerealiseerd. Uitgangspunt bij de transitie is dat dit een geleidelijk proces is waarbij de nieuwe manier van werken wordt uitgewerkt en beproefd voor het wordt ingevoerd, Bovenstaande leidt tot grote veranderingen in het meldkamerdomein die zorgvuldig moeten plaatsvinden zonder de dienstverlening aan de burger en de hulpverlener aan te tasten. Ik ben, evenals mijn ambtsgenoten van VWS, van Defensie en van BZK, ervan overtuigd dat het resultaat leidt tot kwaliteitsverbetering en een heldere aansturing van het meldkamerdomein, Hierdoor wordt In zowel reguliere acute hulp- en zorgvragen, maar ook In crisissituaties eenduidig en adequaat gereageerd tegen acceptabele kosten.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten
Pagina 4 van 4